This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012JC0021
Joint Proposal for a COUNCIL REGULATION amending Regulation (EU) No 267/2012 concerning restrictive measures against Iran
Gezamenlijk voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran
Gezamenlijk voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran
/* JOIN/2012/021 final - 2012/0197 (NLE) */
Gezamenlijk voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran /* JOIN/2012/021 final - 2012/0197 (NLE) */
TOELICHTING (1)
Op 23 maart 2012 heeft de Raad zijn goedkeuring
gehecht aan Verordening (EU) nr. 267/2012, waarbij Verordening (EU) nr. 961/2010
werd ingetrokken en vervangen. (2)
Wanneer een lidstaat maatregelen treft om ervoor te
zorgen dat wordt voldaan aan de wettelijke verplichtingen inzake gezondheid en
veiligheid van werknemers en bescherming van het milieu wanneer deze
verordening van toepassing is op de samenwerking met Iraanse personen,
entiteiten of lichamen, mag dat in dringende gevallen zonder deze maatregelen
vooraf te melden, mits de lidstaten en de Commissie daarna zo snel mogelijk
hiervan in kennis worden gesteld. (3)
Wanneer een lidstaat aan een aangewezen persoon,
entiteit of lichaam (dat wil zeggen de in bijlage IX genoemde personen,
entiteiten en lichamen wier tegoeden worden bevroren) een vergunning had
afgegeven voor activiteiten met betrekking tot de exploitatie van
koolwaterstoffen voordat de persoon, de entiteit of het lichaam werd
aangewezen, kan de bevoegde autoriteit van die lidstaat een uitzondering
toestaan op bepaalde verbodsbepalingen van de verordening, indien de
uitzondering nodig is om milieuschade of definitieve vernietiging van de waarde
van de vergunning te voorkomen. 2012/0197 (NLE) Gezamenlijk voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr.
267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 215, Gezien Besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010
betreffende beperkende maatregelen tegen Iran[1], Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge
vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en
de Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Verordening (EU) nr. 267/2012[2] van de Raad geeft uitvoering
aan de maatregelen van Besluit 2012/35/GBVB tot wijziging van Besluit 2010/413/GBVB
betreffende beperkende maatregelen tegen Iran[3].
(2) Om de gezondheid en
veiligheid van werknemers en het milieu te beschermen, moet de bevoegde
autoriteiten van de lidstaten de mogelijkheid worden geboden om alle
maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de
wettelijke verplichtingen inzake gezondheid en veiligheid van werknemers en
bescherming van het milieu worden nageleefd. In dringende gevallen mag een
lidstaat dergelijke maatregelen treffen zonder deze maatregelen vooraf te
melden, mits de lidstaten en de Commissie daarna zo snel mogelijk hiervan in
kennis worden gesteld. (3) Wanneer een lidstaat een
vergunning had afgegeven voor activiteiten met betrekking tot de exploitatie
van koolwaterstoffen aan een persoon, entiteit of lichaam voordat deze werd
aangewezen, kan de bevoegde autoriteit van die lidstaat een uitzondering
toestaan op bepaalde verbodsbepalingen van Verordening (EU) nr. 267/2012,
indien de uitzondering nodig is om milieuschade of definitieve vernietiging van
de waarde van de vergunning te voorkomen, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EU) nr. 267/2012 wordt als volgt
gewijzigd: (1)
Artikel 43, lid 3, wordt vervangen door: "3. De betrokken lidstaat stelt de andere
lidstaten en de Commissie ten minste tien werkdagen voordat de toestemming
wordt verleend, in kennis van de in lid 1 genoemde vaststelling en van het
voornemen toestemming te verlenen. In geval van een bedreiging voor het milieu
en/of de gezondheid en de veiligheid van werknemers in de Unie die dringend
optreden vereist, mag de betrokken lidstaat toestemming verlenen zonder deze
vooraf te melden, mits de andere lidstaten en de Commissie binnen drie
werkdagen na het verlenen van de toestemming hiervan in kennis worden
gesteld." (2)
Het volgende artikel 43 bis wordt
ingevoegd: "Artikel 43 bis 1. In afwijking van de artikelen 8 en 9, artikel 17,
lid 1, wat betreft de in artikel 17, lid 2, onder b), bedoelde Iraanse
personen, entiteiten of lichamen, artikel 23, leden 2 en 3, wat betreft de in
bijlage IX genoemde personen, entiteiten en lichamen, en de artikelen 30 en 35,
kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op door hen passend geachte
voorwaarden toestemming verlenen voor activiteiten met betrekking tot de
exploratie of exploitatie van koolwaterstoffen binnen de Unie waarvoor de
lidstaat een vergunning heeft afgegeven aan een in bijlage IX genoemde persoon,
entiteit of lichaam, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden: (a)
de vergunning voor de exploratie of exploitatie van
koolwaterstoffen binnen de Unie is afgegeven vóór de datum waarop de in bijlage
IX genoemde persoon, entiteit of lichaam werd aangewezen; (b)
de vergunning is noodzakelijk om milieuschade in de
Unie of definitieve vernietiging van de waarde van de vergunning te voorkomen,
als de lidstaat tijdelijk het administratieve beheer van de vergunning en/of de
pijplijn en de met de vergunning verband houdende infrastructuur voert, op
tijdelijke basis volgens de toepasselijke nationale wetgeving. 2. De in lid 1 bedoelde afwijking wordt alleen
toegestaan voor de noodzakelijke periode en mag de geldigheidsduur van de aan
de in bijlage IX genoemde persoon, entiteit of lichaam verleende vergunning
niet overschrijden. Als de bevoegde autoriteit van mening is dat subrogatie of
schadeloosstelling noodzakelijk is, mag de geldigheidsduur van de afwijking
niet meer dan vijf jaar bedragen. 3. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten
en de Commissie ten minste tien werkdagen voordat de toestemming wordt
verleend, in kennis van het voornemen toestemming te verlenen. In geval van een
bedreiging voor het milieu in de Unie die dringend optreden vereist om
milieuschade te voorkomen, mag de betrokken lidstaat toestemming verlenen
zonder deze vooraf te melden, mits de andere lidstaten en de Commissie binnen
drie werkdagen na het verlenen van de toestemming hiervan in kennis worden
gesteld." (3)
In de titel van bijlage X wordt een verwijzing naar
artikel 43 bis toegevoegd. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de dag
na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] PB L 195 van 27.7.2010, blz. 39. [2] PB L 88 van 24.3.2012, blz. 1. [3] PB L 19 van 24.1.2012, blz. 22.