Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010PC0505

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg

    /* COM/2010/0505 def. - COD 2010/0258 */

    52010PC0505

    /* COM/2010/0505 def. - COD 2010/0258 */ Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg


    [pic] | EUROPESE COMMISSIE |

    Brussel, 24.9.2010

    COM(2010) 505 definitief

    2010/0258 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg

    (Herschikking)

    TOELICHTING

    1. Bij haar besluit van 1 april 1987[1] heeft de Commissie haar diensten opgedragen alle besluiten na maximaal tien wijzigingen te codificeren , waarbij zij erop wijst dat dit een minimumregel is en dat haar diensten ter wille van de duidelijkheid en het juiste begrip van de bepalingen ernaar zouden moeten streven de teksten waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met nog kortere tussenpozen te codificeren.

    2. De Commissie heeft een aanvang gemaakt met de codificatie van Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad van 25 mei 1998 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg[2]. De nieuwe verordening moest de verschillende besluiten die erin zijn verwerkt[3], vervangen; dit voorstel liet de inhoud van de besluiten die worden gecodificeerd onverlet en beperkte zich er derhalve toe deze samen te voegen en daarin slechts de formele wijzigingen aan te brengen die voor de codificatie zelf vereist zijn.

    3. Inmiddels is het Verdrag van Lissabon in werking getreden. Krachtens artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie kan de wetgever aan de Commissie de bevoegdheid overdragen om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling.

    4. Verordening (EG) nr. 1172/98 bevat een aantal bepalingen ten aanzien waarvan een dergelijke bevoegdheidsdelegatie opportuun lijkt. De codificatie van Verordening (EG) nr. 1172/98 dient derhalve in een herschikking te worden omgezet teneinde daarin de nodige wijzigingen aan te brengen.

    5. Dit voorstel voor een herschikking is opgesteld op basis van een voorafgaande consolidatie , in alle officiële talen, van Verordening (EG) nr. 1172/98 en de besluiten tot wijziging daarvan, met behulp van een gegevensverwerkingssysteem van het Bureau voor publicaties van de Europese Unie. Voor zover de artikelen zijn vernummerd, is het verband tussen de oude en de nieuwe nummering weergegeven in een concordantietabel die is opgenomen in bijlage IX bij de herschikte verordening.

    ê 1172/98 (aangepast)

    2010/0258 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg

    (Herschikking)

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel Ö 338, lid 1 Õ ,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[4],

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    ò nieuw

    (1) Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad van 25 mei 1998 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg[5] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd[6]. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

    ê 1172/98 overweging 1 (aangepast)

    (2) De Commissie moet voor de uitvoering van de taken die haar in het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid zijn toevertrouwd, beschikken over vergelijkbare, betrouwbare, synchrone, regelmatige en volledige statistieken over de omvang en de ontwikkeling van het goederenvervoer over de weg met in de Ö Unie Õ geregistreerde voertuigen, alsmede over de benuttingsgraad van de voertuigen waarmee dit vervoer wordt verricht.

    ê 1172/98 (aangepast)

    (3) Ö Er moeten Õ volledige regionale statistieken van het goederenvervoer en van de voertuigritten worden opgesteld.

    (4) Bijgevolg moet met name Ö worden gewaarborgd Õ dat de regionale oorsprong en de regionale bestemming van het vervoer Ö binnen de Unie Õ worden beschreven op dezelfde basis als het binnenlands vervoer en een koppeling Ö worden gemaakt Õ tussen het goederenvervoer en de voertuigritten, waarbij de benuttingsgraad moet worden gemeten van de voertuigen waarmee dit vervoer wordt verricht.

    (5) Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel is de totstandbrenging van gemeenschappelijke statistische normen aan de hand waarvan geharmoniseerde gegevens kunnen worden opgesteld, een maatregel die alleen op Ö Unieniveau Õ doeltreffend kan worden uitgevoerd, en geschiedt de verzameling van gegevens in elke lidstaat onder gezag van de organisaties en instellingen die voor het opstellen van officiële statistieken bevoegd zijn.

    ê 1172/98

    (6) Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen[7] vormt het referentiekader voor de bepalingen waarin deze verordening voorziet, met name voor de bepalingen betreffende de toegang tot de administratieve bestanden, de kosteneffectiviteit van de beschikbare middelen en de statistische geheimhouding.

    (7) Verstrekking van afzonderlijke geanonimiseerde gegevens is noodzakelijk voor een schatting van de algehele nauwkeurigheid van de uitkomsten.

    (8) Het is van belang een doelmatige verspreiding van de statistische gegevens te waarborgen.

    ê 399/2009 overweging 1 (aangepast)

    (9) Ö De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Õ Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[8].

    ê 399/2009 overweging 4 (aangepast)

    ð nieuw

    (10) De Commissie Ö moet Õ de bevoegdheid Ö krijgen om Õ ð gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van ï de kenmerken van de gegevensverzameling en de inhoud van de bijlagen Ö en tot de vaststelling van Õ de nauwkeurigheidseisen voor de door de lidstaten ingediende statistische uitkomsten, Ö alsook van Õ de wijze van uitvoering van Ö deze Õ verordening, met inbegrip van de maatregelen voor de aanpassing ervan aan de economische en technische vooruitgang. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, moeten zij worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG,

    ê 1172/98

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Voorwerp en toepassingsgebied

    ê 1172/98 (aangepast)

    1. Iedere lidstaat stelt statistieken Ö voor de Unie Õ op over het goederenvervoer over de weg met in die lidstaat geregistreerde gemotoriseerde wegvoertuigen voor het goederenvervoer, alsmede over de ritten met die voertuigen.

    ê 1172/98

    2. Deze verordening is van toepassing op goederenvervoer over de weg met uitzondering van goederenvervoer over de weg dat plaatsvindt met:

    a) gemotoriseerde wegvoertuigen voor goederenvervoer waarvan het toegestane gewicht of de toegestane afmetingen de in de betrokken lidstaten normaliter toegelaten grenzen te boven gaan;

    b) landbouwvoertuigen, militaire voertuigen en voertuigen die toebehoren aan centrale of plaatselijke overheidsinstellingen, met uitzondering van gemotoriseerde wegvoertuigen voor goederenvervoer die toebehoren aan overheidsbedrijven, met name spoorwegmaatschappijen.

    Het staat iedere lidstaat vrij gemotoriseerde wegvoertuigen voor goederenvervoer waarvan het laadvermogen of het totaal toegelaten gewicht onder een bepaalde grens blijft, van het toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten. Deze grens mag niet hoger liggen dan 3,5 ton laadvermogen of 6 ton maximaal toegestaan gewicht voor enkelvoudige gemotoriseerde wegvoertuigen.

    Artikel 2

    Definities

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    a) „goederenvervoer over de weg”: iedere verplaatsing van goederen met een gemotoriseerd wegvoertuig voor goederenvervoer;

    b) „gemotoriseerd wegvoertuig”: wegvoertuig met een motor als enig middel van aandrijving, dat gewoonlijk dient voor het vervoer over de weg van personen of goederen of voor het trekken over de weg van voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van personen of goederen;

    c) „wegvoertuig voor het goederenvervoer”: wegvoertuig dat uitsluitend of voornamelijk is ontworpen voor het vervoer van goederen (vrachtwagen, aanhangwagen, oplegger);

    d) „gemotoriseerd wegvoertuig voor het goederenvervoer”: ieder enkelvoudig gemotoriseerd wegvoertuig (vrachtwagen) of wegvoertuigcombinatie, d.w.z. samenstel (vrachtwagen met aanhangwagen of geleed voertuig (trekker met oplegger) voor het goederenvervoer;

    e) „vrachtwagen”: voertuig met een stijve constructie, dat uitsluitend of hoofdzakelijk is ontworpen voor het vervoer van goederen;

    f) „trekker”: wegvoertuig met motor, dat uitsluitend of hoofdzakelijk is ontworpen voor het trekken van andere, niet-gemotoriseerde wegvoertuigen (voornamelijk opleggers);

    g) „aanhangwagen”: wegvoertuig voor het goederenvervoer, dat is ontworpen om te worden getrokken door een gemotoriseerd wegvoertuig;

    h) „oplegger”: wegvoertuig voor het goederenvervoer zonder vooras, dat zodanig is ontworpen dat een gedeelte van het voertuig en een belangrijk gedeelte van zijn lading op de trekker rusten;

    i) „geleed voertuig”: trekker waaraan een oplegger is gekoppeld;

    j) „samenstel”: gemotoriseerd wegvoertuig voor het goederenvervoer waaraan een aanhangwagen is gekoppeld.

    Een geleed voertuig en een extra aanhangwagen wordt beschouwd als samenstel;

    k) „geregistreerd”: het ingeschreven zijn in een register van wegvoertuigen dat wordt gehouden door een officiële instantie in een lidstaat, ongeacht of deze inschrijving al dan niet gepaard gaat met de aflevering van een kentekenplaat.

    Indien het vervoer plaatsvindt met een voertuigcombinatie waarvan het gemotoriseerde wegvoertuig (vrachtwagen of trekker) en de aanhangwagen of de oplegger in verschillende landen zijn geregistreerd, is het land van registratie van de combinatie dat van het gemotoriseerde wegvoertuig;

    l) „laadvermogen”: maximaal gewicht aan goederen dat door de bevoegde autoriteiten van het land van registratie van het voertuig toelaatbaar wordt geacht.

    Wanneer het gemotoriseerde voertuig voor het goederenvervoer bestaat uit een vrachtwagen met aanhangwagen, is het laadvermogen van de combinatie de som van de laadvermogens van de vrachtwagen en de aanhangwagen;

    m) „maximaal toegestaan gewicht”: totaal van het gewicht van het voertuig (of van een voertuigcombinatie) in stilstand en in bedrijfsklare toestand en van het gewicht van de lading, dat door de bevoegde autoriteiten van het land van registratie van het voertuig toelaatbaar wordt geacht;

    ê 1172/98 (aangepast)

    n) „Eurostat”: de dienst van de Commissie welke door deze instelling is belast met de uitvoering van taken die de Commissie te vervullen heeft bij de productie Ö van de Unie Õ statistieken.

    ê 1172/98

    Artikel 3

    Verzamelen van gegevens

    1. De lidstaten verzamelen de statistische gegevens voor de volgende gebieden:

    ê 1172/98 (aangepast)

    a) het voertuig,

    b) de rit,

    c) de goederen.

    2. De statistische variabelen per gebied, hun definitie en de classificatieniveaus voor hun indeling zijn opgenomen in de bijlagen Ö I tot en met VII Õ .

    ê 1172/98

    3. Bij het vaststellen van de methode die voor de registratie van de statistische gegevens moet worden gehanteerd, zien de lidstaten af van formaliteiten die bij het overschrijden van de grenzen tussen lidstaten moeten worden vervuld.

    ê 399/2009 art. 1, punt 1

    ð nieuw

    4. ð De Commissie stelt gedelegeerde handelingen vast overeenkomstig artikel 8 teneinde ï de kenmerken van de gegevensverzameling en de inhoud van de bijlagen I tot en met VII ð vast te stellen ï . Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beoogt te wijzigen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 8, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

    ê 399/2009 art. 1, punt 2

    ð nieuw

    Artikel 4

    Nauwkeurigheid van de uitkomsten

    De methoden voor het verzamelen en verwerken van de informatie moeten zodanig zijn ontworpen dat de door de lidstaten ingediende statistische uitkomsten voldoen aan een minimumniveau van nauwkeurigheid, waarbij rekening wordt gehouden met de structurele kenmerken van het wegvervoer van de afzonderlijke lidstaten. ð De Commissie stelt gedelegeerde handelingen vast overeenkomstig artikel 8 teneinde ï de nauwkeurigheidseisen ð vast te stellen ï.Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beoogt te wijzigen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 8, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

    ê 1172/98

    Artikel 5

    Toezending van de gegevens aan Eurostat

    1. De lidstaten zenden Eurostat elk kwartaal de individuele, naar behoren gecontroleerde gegevens betreffende de in artikel 3 genoemde en in bijlage I vermelde variabelen toe, zonder vermelding van naam, adres of registratienummer.

    Indien van toepassing, voegen zij daarbij ook de gegevens over eerdere perioden van drie maanden toe, waarvoor gegevens van voorlopige aard waren verstrekt.

    ê 399/2009 art. 1, punt 3

    2. De wijze van toezending van de in lid 1 bedoelde gegevens, in voorkomend geval met inbegrip van de op die gegevens gebaseerde statistische tabellen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 11, lid 2, bedoelde beheersprocedure.

    ê 1172/98

    3. De toezending geschiedt binnen een termijn van vijf maanden te rekenen vanaf het einde van ieder kwartaal van waarneming.

    De eerste toezending heeft betrekking op het eerste kwartaal van 1999.

    ê 399/2009 art. 1, punt 4

    Artikel 6

    Verspreiding van de uitkomsten

    De bepalingen betreffende de verspreiding van de statistische uitkomsten over het goederenvervoer over de weg, alsmede structuur en inhoud van de te verspreiden uitkomsten, worden vastgesteld volgens de in artikel 11, lid 2, bedoelde beheersprocedure.

    ê 1172/98

    Artikel 7

    Verslagen

    1. De lidstaten verstrekken Eurostat uiterlijk op het moment van indiening van de eerste kwartaalcijfers een verslag over de gebruikte registratiemethoden.

    Voorts verstrekken de lidstaten Eurostat in voorkomend geval informatie over belangrijke wijzigingen in de gebruikte verzamelmethoden.

    2. De lidstaten verstrekken Eurostat jaarlijks informatie over de omvang van de steekproeven, over de non-respons en, in de vorm van een standaardafwijking of betrouwbaarheidsinterval, over de betrouwbaarheid van de belangrijkste uitkomsten.

    ò nieuw

    Artikel 8

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1. De bevoegdheid tot vaststelling van de in deze verordening bedoelde gedelegeerde handelingen wordt voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleend.

    2. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

    3. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend onder de voorwaarden van de artikelen 9 en 10.

    Artikel 9

    Intrekking van de delegatie

    1. De in artikel 8 bedoelde delegatie van bevoegdheden kan door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

    2. De instelling die een interne procedure heeft ingeleid om na te gaan of de delegatie van bevoegdheden moet worden ingetrokken, spant zich in om de andere instelling en de Commissie daarvan uiterlijk een maand vóór het definitieve besluit wordt genomen in kennis te stellen, en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden kunnen worden ingetrokken, alsmede de eventuele motivering daarvoor.

    3. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheden. Het besluit wordt onmiddellijk of op een in dat besluit bepaalde latere datum van kracht. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    Artikel 10

    Bezwaren tegen gedelegeerde handelingen

    1. Het Europees Parlement of de Raad kunnen tegen een gedelegeerde handeling bezwaar maken binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met een maand verlengd.

    2. Indien het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze termijn bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of indien het Europees Parlement en de Raad vóór die datum beide de Commissie ervan in kennis hebben gesteld dat zij hebben besloten geen bezwaar te maken, treedt de gedelegeerde handeling in werking op de datum die daarin is vastgesteld.

    3. Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar maakt, motiveert haar bezwaar tegen de gedelegeerde handeling.

    ê 399/2009 art. 1, punt 6 (aangepast)

    Artikel 11

    Comitéprocedure

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Ö artikel 7 van Verordening (EG) nr. 223/2009 Õ opgerichte Comité Ö voor het Europees statistisch systeem Õ .

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

    De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

    3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en lid 5, onder a), en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

    ê

    Artikel 12

    Intrekking

    Verordening (EG) nr. 1172/98 wordt ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IX.

    ê 1172/98

    Artikel 13

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te […]

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De voorzitter De voorzitter

    ê 1172/98 (aangepast)

    BIJLAGEN

    Bijlage I | LIJST VAN DE VARIABELEN |

    Bijlage II | CLASSIFICATIE VAN DE ASSENCONFIGURATIES |

    Bijlage III | CLASSIFICATIE VAN DE RITSOORTEN |

    Bijlage IV | GOEDERENCLASSIFICATIE |

    Bijlage V | CLASSIFICATIE VAN DE CATEGORIEËN GEVAARLIJKE GOEDEREN |

    Bijlage VI | CLASSIFICATIE VAN DE VRACHTSOORTEN |

    Bijlage VII | CODERING VAN DE PLAATSEN VAN LADING EN LOSSING Ö PER LAND EN REGIO Õ |

    Ö Bijlage VIII Õ | Ö INGETROKKEN VERORDENING MET OVERZICHT VAN DE ACHTEREENVOLGENDE WIJZIGINGEN ERVAN Õ |

    Ö Bijlage IX Õ | Ö CONCORDANTIETABEL Õ |

    _____________

    ê 1172/98

    BIJLAGE I

    LIJST VAN DE VARIABELEN

    De te verstrekken informatie voor ieder statistisch te registreren voertuig bestaat uit:

    A1. gegevens over het voertuig;

    A2. gegevens over de rit;

    A3. gegevens over de goederen (tijdens de elementaire vervoerverrichting).

    ê 1172/98 (aangepast)

    è1 1893/2006 art. 13

    A1 VARIABELEN BETREFFENDE HET VOERTUIG

    Volgens de definitie in artikel 2 is het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer ieder enkelvoudig gemotoriseerd wegvoertuig (vrachtwagen) of wegvoertuigcombinatie, d.w.z. samenstel (vrachtwagen met aanhangwagen), of geleed voertuig (trekker met oplegger) voor het goederenvervoer.

    Over het voertuig moeten de volgende gegevens worden verstrekt:

    1. mogelijkheid om de voertuigen te gebruiken voor gecombineerd vervoer (facultatief);

    2. assenconfiguratie, overeenkomstig bijlage II (facultatief);

    3. leeftijd van het gemotoriseerde wegvoertuig (vrachtwagen of trekker), in jaren (sedert de eerste registratie);

    4. maximaal toegestaan gewicht, in 100 kg;

    5. laadvermogen, in 100 kg;

    6. activiteitenklasse volgens è1 NACE Rev. 2 ç (niveau 4 cijfers) van de exploitant van het voertuig (facultatief)[9] ;

    7. vervoerssoort (beroepsvervoer/eigen vervoer);

    8. in totaal afgelegd aantal kilometers gedurende de enquêteperiode:

    8.1. met lading,

    8.2. leeg (met inbegrip van terugkeerritten van trekkers) (facultatief);

    9. weging van het voertuig ten behoeve van de opstelling van volledige uitkomsten op basis van elementaire gegevens, indien de informatie steekproefsgewijs wordt verzameld.

    ê 1172/98

    Opeenvolgende configuraties

    Wanneer het voor de enquête geselecteerde gemotoriseerde wegvoertuig een enkelvoudige vrachtwagen is (d.w.z. zonder aanhangwagen tijdens de enquêteperiode) is de vrachtwagen zelf het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer.

    Wanneer het voor de enquête geselecteerde gemotoriseerde wegvoertuig evenwel een trekker is — en er dus een oplegger aan gekoppeld is — of wanneer het gaat om een vrachtwagen met aanhangwagen, hebben de uit hoofde van de verordening gevraagde gegevens betrekking op het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer in zijn geheel. In dat geval kan er sprake zijn van veranderingen in de configuratie tijdens de enquêteperiode (een vrachtwagen die tijdens de periode een aanhangwagen krijgt of van aanhangwagen verandert; een trekker die van oplegger verandert): de opeenvolgende configuraties moeten dan worden gevolgd en er moet aan worden gedacht de gegevens voor het voertuig voor iedere rit te verstrekken. Is het evenwel niet mogelijk de opeenvolgende configuraties te volgen, dan moet worden gekozen voor de waarden van de variabelen betreffende het voertuig die betrekking hebben op de configuratie aan het begin van de eerste rit met lading tijdens de enquêteperiode, of op de configuratie die tijdens die periode het meest gebruikt werd.

    Wijziging in het type van vervoer

    Ook kan het bij de ene rit gaan om eigen vervoer en bij een andere rit om beroepsvervoer; het type van vervoer moet dan ook voor iedere rit worden medegedeeld. Indien het evenwel niet mogelijk is deze veranderingen te volgen, geldt als „type van vervoer” de variabele die overeenkomt met de belangrijkste gebruikswijze.

    A2 VARIABELEN BETREFFENDE DE RIT

    Tijdens de enquêteperiode maakt het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer ritten, hetzij leeg (de vrachtwagen, de aanhangwagen of de oplegger bevatten geen goederen noch lege verpakking: zij zijn „volledig leeg”), hetzij met lading (de vrachtwagen, de aanhangwagen of de oplegger hebben hetzij goederen, hetzij lege verpakkingen aan boord, waarbij de lege verpakkingen als een bijzonder goed worden beschouwd). De afstand met lading van gemotoriseerde wegvoertuigen voor het goederenvervoer is de afstand tussen de eerste plaats van lading en de laatste plaats van lossing (waar het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer volledig gelost wordt). Een rit met lading kan dus diverse elementaire vervoerverrichtingen omvatten.

    Voor iedere rit moeten de volgende gegevens worden verschaft:

    1. ritsoort, volgens de classificatie in bijlage III;

    2. gewicht van de goederen die tijdens de rit of tijdens elke etappe van de rit worden vervoerd, brutogewicht in 100 kg;

    3. plaats van lading (van het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer, voor een rit met lading):

    - definitie : de plaats van lading is de eerste plaats waar goederen worden geladen op het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer, dat voordien volledig leeg was (of de plaats waar een oplegger met lading aan de trekker wordt gekoppeld. Voor een lege rit gaat het om de plaats van lossing van de rit met lading die eraan vooraf ging (begrip „plaats van het begin van de lege rit”),

    - codering : de plaats van lading wordt gecodeerd overeenkomstig de bepalingen van bijlage VII;

    4. plaats van lossing (van het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer voor een rit met lading):

    - definitie : de plaats van lossing is de laatste plaats waar de goederen worden gelost van het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer dat daarna volledig leeg is (of de plaats waar de oplegger met lading van de trekker wordt losgemaakt). Voor een lege rit gaat het om de plaats van lading van de rit met lading die erop volgt (begrip „plaats van het einde van de lege rit”),

    - codering : de plaats van lossing wordt gecodeerd overeenkomstig de bepalingen van bijlage VII;

    5. afgelegde afstand, de werkelijke afstand met uitzondering van de afstand die is afgelegd terwijl het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer door een ander vervoermiddel werd vervoerd;

    6. het aantal ton per km voor de rit;

    ê 2691/1999 art. 1, punt 1

    7. in doorvoer gepasseerde landen (niet meer dan vijf), gecodeerd overeenkomstig de bepalingen van bijlage VII;

    ê 1172/98

    8. in voorkomend geval, de plaats waar het wegvoertuig met motor op een ander vervoermiddel is geladen, overeenkomstig de bepalingen van bijlage VII (facultatief);

    9. in voorkomend geval, de plaats waar het wegvoertuig met motor van een ander vervoermiddel is gelost, overeenkomstig de bepalingen van bijlage VII (facultatief);

    10. het kenmerk „volledig beladen” (mogelijkheid 2) of „niet volledig beladen” (mogelijkheid 1) van het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer tijdens de in aanmerking genomen rit, als de maximale omvang van de gebruikte ruimte tijdens de rit (mogelijkheid 0 staat volgens afspraak voor lege ritten) (facultatief).

    A3 VARIABELEN BETREFFENDE DE GOEDEREN (PER ELEMENTAIRE VERVOERVERRICHTING)

    Een rit met lading kan uit diverse elementaire vervoerverrichtingen bestaan; een elementaire vervoerverrichting is het vervoer van een soort goederen (gedefinieerd aan de hand van een bepaald classificatieniveau) tussen de plaats van lading en de plaats van lossing ervan.

    Voor een elementaire vervoerverrichting tijdens een rit met lading moeten de volgende gegevens worden verstrekt:

    1. type van de vervoerde goederen overeenkomstig de goederengroepen in de desbetreffende classificatie (zie bijlage IV);

    2. gewicht van de goederen, brutogewicht in 100 kg;

    3. in voorkomend geval, het feit dat het gaat om goederen die behoren tot een categorie gevaarlijke goederen, gedefinieerd overeenkomstig de hoofdcategorieën van Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad[10], aangegeven in bijlage V;

    4. vrachtsoort, als aangegeven in bijlage VI (facultatief);

    5. plaats van lading van de goederen, gecodeerd overeenkomstig de bepalingen van bijlage VII;

    6. plaats van lossing van de goederen, gecodeerd overeenkomstig de bepalingen van bijlage VII;

    7. afgelegde afstand, de werkelijke afstand met uitzondering van de afstand die is afgelegd terwijl het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer door een ander vervoermiddel werd vervoerd.

    Vervoerverrichtingen tijdens een rit van het type „ophaal- of distributiecircuit” (mogelijkheid 3 van de ritsoort)

    Voor deze ritsoort, met talrijke plaatsen van lading en/of lossing, is het praktisch onmogelijk van de vervoerders te verlangen dat zij de elementaire vervoerverrichtingen beschrijven.

    Voor deze ritten, die als zodanig worden geregistreerd, moet men in het algemeen een enkele — fictieve — elementaire vervoerverrichting creëren aan de hand van de informatie over de rit.

    Iedere lidstaat deelt de Commissie zijn definitie van dit type van rit mede en geeft een toelichting bij de vereenvoudigde hypotheses die hij toepast bij het verzamelen van gegevens over dergelijke vervoerverrichtingen.

    Methodologisch aanhangsel

    Rit met lading en elementaire vervoerverrichting

    Al naar gelang van de lidstaat wordt de informatie verzameld:

    - hetzij door voorrang te geven aan de beschrijving van iedere elementaire vervoerverrichting voor goederen (met als aanvulling de lege ritten),

    - hetzij door voorrang te geven aan de beschrijving van de ritten die door het voertuig worden gemaakt om deze elementaire vervoerverrichtingen voor goederen te verzorgen.

    In verreweg de meeste gevallen vindt tijdens een rit met lading een enkele vervoerverrichting plaats, met:

    ê 1172/98 (aangepast)

    - een enkel type geladen goederen (overeenkomstig de gebruikte goederenclassificatie, in casu de Ö 20 Õ afgeleide groepen van de NSTR-nomenclatuur)[11],

    ê 1172/98

    - een enkele plaats van lading van de goederen,

    - een enkele plaats van lossing van de goederen.

    Beide gebruikte methoden zijn volkomen gelijkwaardig en de bij elk van beide verzamelde informatie is geschikt voor het beschrijven van zowel:

    - het goederenvervoer (alle elementaire goederenvervoerverrichtingen tezamen), als

    - de ritten van de voertuigen die dit vervoer verzorgen met informatie over de vervoercapaciteit en de benutting van deze capaciteit (ritten met lading, met gebruikscoëfficiënt; lege ritten).

    In het kader van deze verordening moeten zowel het goederenvervoer als de voertuigritten worden beschreven. Het is evenwel niet wenselijk de vervoerders te veel met de statistiek te belasten en hun te vragen voortaan zowel het goederenvervoer als de voertuigritten uitvoerig te beschrijven.

    De statistische diensten van de lidstaten moeten derhalve bij de codering van de vragenlijsten de gegevens die niet expliciet aan de vervoerders worden gevraagd, reconstrueren aan de hand van de gegevens die zij verzamelen hetzij vanuit het oogpunt „elementaire vervoerverrichting”, hetzij vanuit dat van de „voertuigritten”.

    Problemen doen zich voor wanneer tijdens een rit met lading een aantal elementaire vervoerverrichtingen plaatsvinden, hetgeen kan voortvloeien

    - uit het feit dat er verschillende plaatsen van lading en/of lossing van de goederen zijn (het gaat hier om een beperkt aantal plaatsen, omdat er anders sprake is van ophaal- of distributiecircuits, die een speciale behandeling krijgen).

    In dit geval kan aan de hand van de verschillende plaatsen van lading en/of lossing het aantal ton per km voor de rit correct worden berekend, terwijl de statistische dienst de elementaire vervoerverrichtingen kan reconstrueren,

    - en/of uit het feit dat er tijdens de rit met lading verschillende typen van goederen worden vervoerd, hetgeen in het algemeen aan de statistische waarneming ontsnapt, omdat alleen wordt gevraagd naar de (enige of belangrijkste) aard van de goederen.

    Dit verlies aan informatie moet worden geaccepteerd en lidstaten die een dergelijke vereenvoudiging doorvoeren, brengen de Commissie hiervan expliciet op de hoogte.

    ____________

    BIJLAGE II

    CLASSIFICATIE VAN DE ASSENCONFIGURATIES

    Bij voertuigcombinaties wordt het aantal assen berekend voor het geheel, vrachtwagen en aanhangwagen of trekker en oplegger.

    De volgende categorieën zijn mogelijk:

    Code |

    1. Aantal assen van enkelvoudige voertuigen (vrachtwagen): |

    2 | 120 |

    3 | 130 |

    4 | 140 |

    Andere | 199 |

    2. Aantal assen van voertuigcombinaties: vrachtwagen en aanhangwagen: |

    2+1 | 221 |

    2+2 | 222 |

    2+3 | 223 |

    3+2 | 232 |

    3+3 | 233 |

    Andere | 299 |

    3. Aantal assen van voertuigcombinaties: trekker en oplegger: |

    2+1 | 321 |

    2+2 | 322 |

    2+3 | 323 |

    3+2 | 332 |

    3+3 | 333 |

    Andere | 399 |

    4. Trekker alleen | 499 |

    __________

    BIJLAGE III

    CLASSIFICATIE VAN DE RITSOORTEN

    1. Rit met lading bestaande uit een enkele elementaire vervoerverrichting.

    2. Rit met lading bestaande uit een aantal vervoerverrichtingen, voor zover niet beschouwd als een ophaal- of distributiecircuit.

    3. Rit met lading, van het type ophaal- of distributiecircuit.

    4. Lege rit.

    ___________

    ê 1304/2007 art. 2

    BIJLAGE IV

    GOEDERENCLASSIFICATIE

    [pic]

    ___________

    ê 1172/98

    BIJLAGE V

    CLASSIFICATIE VAN DE CATEGORIEËN GEVAARLIJKE GOEDEREN

    1 | Ontplofbare stoffen en voorwerpen |

    2 | Samengeperste, vloeibaar gemaakte of onder druk opgeloste gassen |

    3 | Brandbare vloeistoffen |

    4.1 | Brandbare vaste stoffen |

    4.2 | Voor zelfontbranding vatbare stoffen |

    4.3 | Stoffen die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen |

    5.1 | Stoffen die de verbranding bevorderen |

    5.2 | Organische peroxiden |

    6.1 | Giftige stoffen |

    6.2 | Besmettelijke stoffen |

    7 | Radioactieve stoffen |

    8 | Corrosieve stoffen |

    9 | Diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen |

    ___________

    BIJLAGE VI

    CLASSIFICATIE VAN DE VRACHTSOORTEN *

    0 | Vloeistoffen in bulk (geen vrachteenheid) |

    1 | Vaste stoffen in bulk (geen vrachteenheid) |

    2 | Grote containers |

    3 | Andere containers |

    4 | Goederen op palets |

    5 | Goederen in stroppen |

    6 | Mobiele eenheden, met eigen aandrijving |

    7 | Andere mobiele eenheden |

    8 | (Gereserveerd) |

    9 | Andere typen van vracht |

    * | Verenigde Naties, Economische Commissie voor Europa — codes voor de soorten vracht, verpakkingen en verpakkingsmaterialen, aanbeveling 21, goedgekeurd door de werkgroep vereenvoudiging van procedures in de internationale handel, Genève, maart 1986. |

    ______________

    ê 2691/1999 art. 1, punt 2 en bijlage (aangepast)

    BIJLAGE VII

    CODERING VAN Ö DE PLAATSEN VAN LADING EN LOSSING PER Õ LAND EN REGIO

    1. De plaatsen van lading en lossing worden als volgt gecodeerd:

    a) voor de lidstaten: niveau 3 van de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS);

    b) voor de niet-lidstaten die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), namelijk IJsland, Liechtenstein en Noorwegen: lijst van de administratieve regio's die door het betrokken land worden verstrekt;

    c) voor de andere derde landen: de tweelettercodes van ISO 3166. Ö In punt 2, onder b) van deze bijlage Õ worden de meest gebruikte codes gegeven.

    2. Voor de codering van de in doorvoer gepasseerde landen (bijlage I, onder A2, punt 7) worden de volgende landencodes gebruikt:

    a) voor de lidstaten: de twee letters in de NUTS-codes, opgenomen in onderstaande tabel;

    b) voor alle andere derde landen: de tweelettercodes van ISO 3166. Hieronder worden de meest gebruikte codes gegeven.

    Tabel van landencodes

    a) Lidstaten (landencodes met twee letters in de NUTS)

    Opmerking: landen in de officiële EU-volgorde

    ê 1791/2006 bijlage, punt 8.5, onder a) (aangepast)

    Land | Code |

    België | BE |

    Bulgarije | BG |

    Tsjechië | CZ |

    Denemarken | DK |

    Duitsland | DE |

    Estland | EE |

    Ö Ierland Õ | Ö IE Õ |

    Griekenland | GR |

    Spanje | ES |

    Frankrijk | FR |

    Italië | IT |

    Cyprus | CY |

    Letland | LV |

    Litouwen | LT |

    Luxemburg | LU |

    Hongarije | HU |

    Malta | MT |

    Nederland | NL |

    Oostenrijk | AT |

    Polen | PL |

    Portugal | PT |

    Roemenië | RO |

    Slovenië | SI |

    Slowakije | SK |

    Finland | FI |

    Zweden | SE |

    Verenigd Koninkrijk | UK |

    ê 2691/1999 art. 1, punt 2 en bijlage (aangepast)

    b) Andere landen (tweelettercodes van ISO 3166)

    Opmerking: landen in alfabetische volgorde van de code

    Naam van het land | Code |

    Albanië | AL |

    Bosnië-Herzegovina | BA |

    Belarus | BY |

    Zwitserland | CH |

    Kroatië | HR |

    IJsland | IS |

    Liechtenstein | LI |

    Ö Republiek Moldavië Õ | MD |

    Ö Montenegro Õ | Ö ME Õ |

    Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië | MKÖ [12] Õ |

    Noorwegen | NO |

    Rusland | RU |

    Ö Servië Õ | Ö RS Õ |

    Turkije | TR |

    Oekraïne | UA |

    __________________

    é

    BIJLAGE VIII

    Ingetrokken verordening met overzicht de achtereenvolgende wijzigingen ervan

    Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad (PB L 163 van 6.6.1998, blz. 1) |

    Verordening (EG) nr. 2691/1999 van de Commissie (PB L 326 van 18.12.1999, blz. 39) |

    Punt 10.15 van bijlage II bij de Toetredingsakte van 2003 (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 561) |

    Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1) | Uitsluitend bijlage II, punt 27 |

    Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1) | Uitsluitend bijlage, punt 8.5 |

    Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1) | Uitsluitend artikel 13 |

    Verordening (EG) nr. 1304/2007 van de Commissie (PB L 290 van 8.11.2007, blz. 14) | Uitsluitend artikel 2 |

    Verordening (EG) nr. 399/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB 126 van 21.5.2009, blz. 9) |

    _____________

    BIJLAGE IX

    Concordantietabel

    Verordening (EG) nr. 1172/98 | De onderhavige verordening |

    Artikel 1 | Artikel 1 |

    Artikel 2, eerste tot en met veertiende streepje | Artikel 2, onder a) tot en met n) |

    Artikel 3 | Artikel 3 |

    Artikel 4 | Artikel 4 |

    Artikel 5, leden 1, 2 en 3 | Artikel 5, leden 1, 2 en 3 |

    Artikel 5, lid 4 | - |

    Artikel 5, lid 5 | - |

    Artikel 6 | Artikel 6 |

    Artikel 7, leden 1 en 2 | Artikel 7, leden 1 en 2 |

    Artikel 7, lid 3 | - |

    Artikel 8 | - |

    - | Artikel 8 |

    - | Artikel 9 |

    - | Artikel 10 |

    Artikel 10, leden 1 en 2 | Artikel 11, leden 1 en 2 |

    Artikel 10, lid 3 | - |

    Artikel 11 | - |

    - | Artikel 12 |

    Artikel 12 | Artikel 13 |

    Bijlagen A tot en met G | Bijlagen I tot en met VII |

    - | Bijlgage VIII |

    - | Bijlage IX |

    _____________

    [1] COM(87) 868 PV.

    [2] Uitgevoerd overeenkomstig de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Codificatie van het Acquis communautaire, COM(2001) 645 definitief.

    [3] Zie bijlage VIII bij dit voorstel.

    [4] PB C […] van […], blz. […].

    [5] PB L 163 van 6.6.1998, blz. 1.

    [6] Zie bijlage VIII.

    [7] PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164.

    [8] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    [9] Statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Ö Unie Õ .

    [10] PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13.

    [11] NSTR: eenvormige goederennomenclatuur voor de vervoersstatistieken.

    [12] Voorlopige code die geen invloed op de definitieve naam van het land heeft, die aan het eind van de lopende onderhandelingen in het kader van de Verenigde Naties zal worden vastgesteld.

    Afdeling | Omschrijving |

    Niet identificeerbare goederen: goederen die om de een of andere reden niet te identificeren zijn en daarom ook niet in de groepen 1 tot en met 16 kunnen worden opgenomen

    NST 2007

    Top