Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010PC0018

    Voorstel voor een besluit van de Raad XX waarbij lidstaten worden gemachtigd om toe te treden tot het op 22 november 1928 te Parijs ondertekende Verdrag betreffende internationale tentoonstellingen, zoals aangevuld met de protocollen van 10 mei 1948, 16 november 1966, 30 november 1972 en zoals gewijzigd op 24 juni 1982 en 31 mei 1988 EN .

    /* COM/2010/0018 def. - NLE 2010/0015 */

    52010PC0018

    Voorstel voor een besluit van de Raad XX waarbij lidstaten worden gemachtigd om toe te treden tot het op 22 november 1928 te Parijs ondertekende Verdrag betreffende internationale tentoonstellingen, zoals aangevuld met de protocollen van 10 mei 1948, 16 november 1966, 30 november 1972 en zoals gewijzigd op 24 juni 1982 en 31 mei 1988 EN . /* COM/2010/0018 def. - NLE 2010/0015 */


    [pic] | EUROPESE COMMISSIE |

    Brussel, 5.2.2010

    COM(2010)18 definitief

    2010/0015 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    XX

    waarbij lidstaten worden gemachtigd om toe te treden tot het op 22 november 1928 te Parijs ondertekende Verdrag betreffende internationale tentoonstellingen, zoals aangevuld met de protocollen van 10 mei 1948, 16 november 1966, 30 november 1972 en zoals gewijzigd op 24 juni 1982 en 31 mei 1988

    EN

    .

    TOELICHTING

    1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    - Motivering en doel van het voorstel

    De Republiek Letland heeft de wens geuit toe te treden tot het op 22 november 1928 te Parijs ondertekende Verdrag betreffende internationale tentoonstellingen, zoals aangevuld met de protocollen van 10 mei 1948, 16 november 1966, 30 november 1972 en zoals gewijzigd op 24 juni 1982 en 31 mei 1988 (hierna "Verdrag van Parijs" genoemd).

    Aangezien het Verdrag van Parijs aspecten regelt die onder de douanewetgeving van de Europese Unie vallen, heeft een lidstaat die wil toetreden tot dat Verdrag, toestemming van de Europese Unie nodig.

    - Algemene context

    Het Verdrag van Parijs strekt ertoe de frequentie en de kwaliteit van en de procedures betreffende internationale tentoonstellingen die onder het toepassingsgebied van het Verdrag vallen, te regelen.

    In artikel 16 en de bijlage bij het Verdrag van Parijs inzake douanevoorschriften voor de invoer van artikelen door deelnemers aan internationale tentoonstellingen is bepaald dat landen die tentoonstellingen organiseren, tijdelijk voorwerpen van deelnemers aan internationale tentoonstellingen dienen toe te laten. De tijdelijke invoer is geregeld door de artikelen 137 tot en met 144 van het communautair douanewetboek (Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad), dat met betrekking tot tentoonstellingen ten uitvoer is gelegd door artikel 576 van de uitvoeringsbepalingen van het communautair douanewetboek (Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie).

    De regeling tijdelijke invoer zoals vastgesteld in de douanewetgeving van de Europese Unie is volledig verenigbaar met het Verdrag van Parijs.

    De douanewetgeving van de Europese Unie maakt deel uit van de handelspolitiek bedoeld in artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Ingevolge artikel 207 zijn nationale maatregelen, met inbegrip van het sluiten van internationale akkoorden, enkel toegestaan indien ze door de Europese Unie specifiek zijn gemachtigd.

    De Europese Unie kan zelf niet tot het Verdrag van Parijs toetreden, aangezien enkel soevereine staten partij bij dit verdrag kunnen zijn.

    Voor zover het Verdrag van Parijs aspecten regelt die onder de douanewetgeving van de Europese Unie vallen, heeft een lidstaat die wil toetreden tot dat Verdrag, toestemming van de Europese Unie nodig.

    Tot dusver zijn 24 lidstaten tot het Verdrag van Parijs toegetreden.

    2. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

    Een raadpleging van belanghebbende partijen noch een effectbeoordeling is relevant.

    3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    De rechtsgrondslag van het voorstel wordt gevormd door artikel 2, lid 1, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, juncto artikel 218, lid 6, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

    4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Er zijn geen gevolgen voor de begroting.

    2010/0015 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    van […]

    waarbij lidstaten worden gemachtigd om toe te treden tot het op 22 november 1928 te Parijs ondertekende Verdrag betreffende internationale tentoonstellingen, zoals aangevuld met de protocollen van 10 mei 1948, 16 november 1966, 30 november 1972 en zoals gewijzigd op 24 juni 1982 en 31 mei 1988

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 2, lid 1, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, juncto artikel 218, lid 6, onder a),

    Gezien het voorstel van de Commissie[1],

    Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement[2],

    Overwegende hetgeen volgt:

    1. Bij het op 22 november 1928 te Parijs ondertekende Verdrag betreffende internationale tentoonstellingen, zoals aangevuld met de protocollen van 10 mei 1948, 16 november 1966, 30 november 1972 en zoals gewijzigd op 24 juni 1982 en 31 mei 1988 (hierna "Verdrag van Parijs" genoemd) is het Internationaal Tentoonstellingsbureau opgericht. Het Verdrag strekt ertoe de frequentie en de kwaliteit van en de procedures betreffende internationale tentoonstellingen die onder het toepassingsgebied van het Verdrag vallen, te regelen.

    2. In artikel 16 en de bijlage bij het Verdrag van Parijs inzake douanevoorschriften voor de invoer van artikelen door deelnemers aan internationale tentoonstellingen is bepaald dat landen die tentoonstellingen organiseren, tijdelijk voorwerpen van deelnemers aan internationale tentoonstellingen dienen toe te laten.

    3. De bepalingen van het Verdrag van Parijs inzake tijdelijke invoer van voorwerpen door deelnemers aan internationale tentoonstellingen vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie met betrekking tot de gemeenschappelijke handelspolitiek. Tijdelijke invoer is met name geregeld door de artikelen 137 tot en met 144 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek[3], dat met betrekking tot tentoonstellingen ten uitvoer is gelegd door artikel 576 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek[4].

    4. De in het communautair douanewetboek vastgestelde regeling tijdelijke invoer is verenigbaar met artikel 16 en de bijlage bij het Verdrag van Parijs inzake douanevoorschriften voor de invoer van artikelen door deelnemers aan internationale tentoonstellingen.

    5. Het Verdrag van Parijs is op 17 januari 1931 in werking getreden. Niet alle lidstaten zijn partij bij het Verdrag van Parijs. De Europese Unie kan zelf niet tot het Verdrag van Parijs toetreden, aangezien enkel soevereine staten partij bij dit verdrag kunnen zijn.

    6. De lidstaten die nog niet tot het Verdrag van Parijs zijn toegetreden, maar dit wensen te doen, dienen onder de in dit besluit gestelde voorwaarden hiertoe te worden gemachtigd.

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Lidstaten worden hierbij, voor de delen die onder de bevoegdheid van de Europese Unie vallen, gemachtigd om tot het Verdrag van Parijs toe te treden.

    Artikel 2

    Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De voorzitter

    [1] PB C […] van […], blz. […].

    [2] PB C […] van […], blz. […].

    [3] PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

    [4] PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

    Top