This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52005PC0131(01)
Proposal for a Council Decision on the signing of a Protocol to the Agreement between the European Community, the Republic of Iceland and the Kingdom of Norway, concerning the criteria and mechanisms for establishing the State responsible for examining a request for asylum lodged in a Member State or in Iceland or Norway
Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de ondertekening van een protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend
Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de ondertekening van een protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend
/* COM/2005/0131 def. */
Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de ondertekening van een protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend /* COM/2005/0131 def. */
[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN | Brussel, 08.04.2005 COM(2005)131 definitief 2005/0031(CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de ondertekening van een protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de sluiting van een protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend (door de Commissie ingediend) TOELICHTING I. politiek en juridisch kader Op 19 januari 2001 heeft de Europese Gemeenschap een overeenkomst gesloten met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend. In artikel 12 van deze overeenkomst is bepaald dat Denemarken kan verzoeken om deelneming aan deze overeenkomst en dat de voorwaarden voor deze deelneming zullen worden vastgesteld door de Gemeenschap, Noorwegen en IJsland, met de instemming van Denemarken, in een protocol bij deze overeenkomst. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, heeft Denemarken immers niet deelgenomen aan de aanneming door de Raad van Verordening (EG) nr. 343/2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend ("verordening Dublin II") en van Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de overeenkomst van Dublin ("Eurodac-verordening"). Denemarken is echter partij bij de overeenkomst betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend ("overeenkomst van Dublin"), die op 15 juni 1990 te Dublin is ondertekend. Op 16 februari 2001 heeft Denemarken verzocht om deelneming aan de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen. Bij besluit van 6 mei 2003 heeft de Raad de Commissie gemachtigd te onderhandelen over een protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend, zoals bedoeld in artikel 12 van deze overeenkomst. De onderhandelingen over de sluiting van het protocol bij de overeenkomst met Noorwegen en IJsland zijn afgerond met de parafering van de tekst op 12 januari 2005. Bijgaande voorstellen zijn de juridische instrumenten voor de ondertekening en de sluiting van het protocol. Wat de Gemeenschap betreft, vormt artikel 63, punt 1, onder a), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, de rechtsgrondslag van het besluit inzake de ondertekening, terwijl artikel 63, punt 1, onder a), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea, de rechtsgrondslag is van het besluit inzake de sluiting. Dit betekent dat de Raad een besluit neemt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en dat het Europees Parlement over de sluiting van het protocol wordt geraadpleegd. II. resultaten van de onderhandelingen De Commissie is van mening dat de door de Raad in zijn onderhandelingsrichtsnoeren vastgestelde doelstellingen bereikt zijn en dat het ontwerp-protocol aanvaardbaar is voor de Gemeenschap. Het protocol bestaat in totaal uit 6 artikelen en omvat tevens een bijlage, die er een integrerend deel van uitmaakt. De uiteindelijke inhoud van het protocol kan als volgt worden samengevat: - Door het protocol worden de bepalingen van de “verordening Dublin II” en van de “Eurodac-verordening” alsmede de maatregelen ter uitvoering daarvan van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds het Koninkrijk Denemarken en anderzijds de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen. Dit geldt ook voor toekomstige wijzigingen of nieuwe uitvoeringsmaatregelen. - Het protocol verleent IJsland en Noorwegen het recht memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen bij het Hof van Justitie wanneer een Deense rechterlijke instantie het Hof van Justitie heeft verzocht om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van een bepaling van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken. - Het protocol voorziet in een bemiddelingsprocedure ingeval enerzijds Denemarken en anderzijds IJsland en Noorwegen het oneens zijn over de uitlegging of toepassing van het protocol. - Het protocol bevat bepalingen betreffende de beëindiging ervan. III. Conclusies Rekening houdend met bovengenoemde resultaten, stelt de Commissie voor dat de Raad: - besluit dat het protocol namens de Gemeenschap wordt ondertekend en de voorzitter van de Raad machtigt om de persoon/personen aan te wijzen die naar behoren is/zijn gemachtigd om de overeenkomst namens de Gemeenschap te ondertekenen; - na raadpleging van het Europees Parlement, zijn goedkeuring hecht aan het protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de ondertekening van een protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend (Voor de EER relevante tekst) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, punt 1, onder a), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, Gezien het voorstel van de Commissie[1], Overwegende hetgeen volgt: (1) Bij besluit van 6 mei 2003 heeft de Raad de Commissie gemachtigd te onderhandelen over een protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend. (2) De onderhandelingen met het oog op de ondertekening van het protocol zijn gevoerd tussen juni 2004 en januari 2005. (3) Behoudens eventuele sluiting ervan op een later tijdstip, dient het op 12 januari 2005 te Brussel geparafeerde protocol te worden ondertekend. (4) Overeenkomstig artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland deel aan de aanneming en toepassing van dit besluit. (5) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van dit besluit; dit besluit is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken, BESLUIT: Enig artikel Behoudens eventuele sluiting ervan op een later tijdstip, is de voorzitter van de Raad gemachtigd de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn tot ondertekening namens de Europese Gemeenschap van het protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend. Gedaan te Brussel, Voor de Raad De voorzitter 2005/0031(CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de sluiting van een protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend (Voor de EER relevante tekst) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, punt 1, onder a), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea, Gezien het voorstel van de Commissie[2], Gezien het advies van het Europees Parlement[3], Overwegende hetgeen volgt: (1) De Commissie heeft namens de Europese Gemeenschap met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen onderhandeld over een protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend. (2) Dit protocol is, behoudens eventuele sluiting ervan op een later tijdstip, op .......... 2005 namens de Gemeenschap ondertekend overeenkomstig Besluit .../…/EG van de Raad van […]. (3) Dit protocol dient te worden goedgekeurd. (4) Overeenkomstig artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland deel aan de aanneming en toepassing van dit besluit. (5) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van dit besluit; dit besluit is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken, BESLUIT: Artikel 1 Het protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd. De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht. Artikel 2 De voorzitter van de Raad verricht de in artikel 5, tweede alinea, van het protocol bedoelde kennisgeving[4]. Artikel 3 Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie . Gedaan te Brussel, Voor de Raad De voorzitter Bijlage Protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend De Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, hierna "de overeenkomstsluitende partijen" genoemd, Indachtig het feit dat in het protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, is bepaald dat de overeenkomstig titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap aangenomen maatregelen niet bindend zijn voor, noch van toepassing zijn in Denemarken, Onder verwijzing naar artikel 12 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend (hierna “de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen” genoemd), waarin wordt bepaald dat het Koninkrijk Denemarken kan verzoeken om deelneming aan deze overeenkomst, Opmerkende dat Denemarken bij brief van 16 februari 2001 heeft verzocht om deelneming aan de overeenkomst, Eraan herinnerend dat overeenkomstig artikel 12 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen de voorwaarden voor deze deelneming van het Koninkrijk Denemarken zullen worden vastgesteld door de overeenkomstsluitende partijen, met de instemming van Denemarken, in een protocol bij deze overeenkomst, Overwegende dat het passend was voor Denemarken en de Gemeenschap om eerst een overeenkomst te sluiten teneinde met name kwesties in verband met de bevoegdheid van het Hof van Justitie en de coördinatie tussen de Gemeenschap en Denemarken betreffende internationale overeenkomsten te regelen, Gelet op de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat wordt ingediend in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie en "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de overeenkomst van Dublin (hierna “de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken” genoemd), Overwegende dat derhalve de voorwaarden moeten worden vastgesteld voor de deelneming van Denemarken aan de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen en dat met name de rechten en verplichtingen tussen IJsland, Noorwegen en Denemarken moeten worden vastgelegd, Erop wijzende dat de inwerkingtreding van dit protocol op de instemming van Denemarken is gebaseerd, overeenkomstig zijn grondwettelijke verplichtingen, ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN: Artikel 1 Het Koninkrijk Denemarken neemt deel aan de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken en in dit protocol. Artikel 2 1. De bepalingen van de "verordening Dublin II"[5], die aan dit protocol is gehecht en er deel van uitmaakt, samen met de krachtens artikel 27, lid 2, van de "verordening Dublin II" aangenomen maatregelen ter uitvoering daarvan, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds IJsland en Noorwegen. 2. De bepalingen van de "Eurodac-verordening"[6], die aan dit protocol is gehecht en er deel van uitmaakt, samen met de krachtens artikel 22 of artikel 23, lid 2, van de "Eurodac-verordening" aangenomen maatregelen ter uitvoering daarvan, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds IJsland en Noorwegen. 3. Wijzigingen van de in de leden 1 en 2 bedoelde besluiten die door Denemarken ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig artikel 3 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken en die door IJsland en Noorwegen ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds IJsland en Noorwegen. 4. De krachtens artikel 27, lid 2, van de "verordening Dublin II" aangenomen uitvoeringsmaatregelen en de krachtens artikel 22 of artikel 23, lid 2, van de "Eurodac-verordening" aangenomen uitvoeringsmaatregelen die door Denemarken ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken en die door IJsland en Noorwegen ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds IJsland en Noorwegen. Artikel 3 IJsland en Noorwegen hebben het recht bij het Hof van Justitie memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen wanneer een Deense rechterlijke instantie het Hof van Justitie heeft verzocht om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken. Artikel 4 1. In geval van een klacht van Noorwegen of IJsland over de toepassing of uitlegging door Denemarken van dit protocol, kan Noorwegen of IJsland verzoeken om de aangelegenheid officieel als geschil op de agenda van het gemengd comité te plaatsen. 2. In geval van een klacht van Denemarken over de toepassing of uitlegging door Noorwegen of IJsland van dit protocol, kan Denemarken verzoeken om de aangelegenheid officieel als geschil op de agenda van het gemengd comité te plaatsen. De aangelegenheid wordt door de Commissie op de agenda geplaatst. 3. Het gemengd comité beschikt over 90 dagen vanaf de datum van goedkeuring van de agenda waarop het geschil is geplaatst, om het geschil te beslechten. In dit verband heeft Denemarken het recht bij het gemengd comité opmerkingen in te dienen. 4. Ingeval een geschil door het gemengd comité zodanig wordt beslecht dat in Denemarken uitvoeringsmaatregelen zijn vereist, deelt Denemarken de partijen binnen de in lid 3 bedoelde termijn mee of het de inhoud van de regeling al dan niet ten uitvoer legt. Ingeval Denemarken kennis geeft van zijn besluit de inhoud van de regeling niet ten uitvoer te leggen, is lid 5 van toepassing. 5. Ingeval het gemengd comité het geschil niet binnen de in lid 3 bedoelde termijn kan beslechten, wordt een nieuwe termijn van 90 dagen in acht genomen om tot een definitieve regeling te komen. Indien het gemengd comité bij het verstrijken van die termijn geen beslissing heeft genomen, wordt dit protocol aan het einde van de laatste dag van die termijn geacht te zijn beëindigd. Artikel 5 Dit protocol dient te worden bekrachtigd of goedgekeurd door de overeenkomstsluitende partijen. De akten van bekrachtiging of goedkeuring worden neergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad, die als depositaris zal optreden. Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de kennisgeving door de overeenkomstsluitende partijen dat hun respectieve daartoe vereiste procedures zijn beëindigd. Voor de inwerkingtreding van dit protocol is tevens vereist dat de depositaris vooraf een nota van het Koninkrijk Denemarken ontvangt waarin wordt verklaard dat het Koninkrijk Denemarken instemt met de in dit protocol opgenomen bepalingen en de in artikel 2 bedoelde bepalingen toepast in zijn wederzijdse betrekkingen met IJsland en Noorwegen. Artikel 6 Elke overeenkomstsluitende partij kan dit protocol opzeggen door neerlegging van een schriftelijke verklaring bij de depositaris. Deze verklaring wordt zes maanden na de neerlegging van kracht. Dit protocol houdt op te bestaan wanneer de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken wordt beëindigd. Dit protocol houdt op te bestaan indien ofwel de Europese Gemeenschap, ofwel zowel IJsland als Noorwegen het heeft opgezegd. Gedaan te Bijlage bij het protocol Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1). Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de overeenkomst van Dublin (PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1).
[1] PB C […] van […], blz. […].
[2] PB C […] van […], blz. […].
[3] PB C […] van […], blz. […].
[4] De datum van inwerkingtreding van het protocol is de eerste dag van de tweede maand volgende op de kennisgeving door de overeenkomstsluitende partijen.
[5] Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1).
[6] Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de overeenkomst van Dublin (PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1).