This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52002PC0051
Proposal for a Council Directive laying down specific provisions for the control of African swine fever and amending Directive 92/119/EEC as regards Teschen disease and African swine fever
Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest
Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest
/* COM/2002/0051 def. */
PB C 181E van 30/07/2002, p. 142–159
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Adopted by | 32002L0060 |
Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest /* COM/2002/0051 def. */
Publicatieblad Nr. 181 E van 30/07/2002 blz. 0142 - 0159
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (door de Commissie ingediend) TOELICHTING Afrikaanse varkenspest, hierna aangeduid met de letters AVP, is een virusziekte bij als huisdier gehouden varkens en bij wilde varkens, die zeer ernstig is en kan worden overgedragen via vectorinsecten (teken van het geslacht Ornithodorus). Er bestaat geen vaccin tegen AVP. Wegens de zeer hoge mortaliteit van deze ziekte en de potentieel desastreuze gevolgen voor de varkenssector, is AVP door het Internationaal Bureau voor Besmettelijke Veeziekten (OIE) opgenomen in lijst A, die bestaat uit de voornaamste besmettelijke dierziekten. AVP is ontstaan in Afrika, waar het virus in een groot deel van het continent enzoötisch is bij de plaatselijke wilde varkens en de plaatselijke vector (de teek Ornithodorus moubata). Het sporadisch uitbreken van AVP in bepaalde gebieden van de Gemeenschap en de daarmee gepaard gaande beperkingen van het verkeer van varkens en varkensproducten betekenen een belemmering voor zowel het intracommunautaire als het internationale handelsverkeer. AVP komt nog steeds voor in het binnenland van Sardinië, Italië, waar het AVP-virus circuleert onder de lokale varkenspopulatie die vrij kan rondlopen en daardoor voortdurend contact heeft met wilde varkens. AVP is ook enkele tientallen jaren aanwezig geweest op het Iberische schiereiland. In het midden van de jaren 90 evenwel werd de ziekte, met financiële bijstand van de Gemeenschap, met succes uitgeroeid bij zowel de als huisdier gehouden varkenspopulatie als de wilde varkenspopulatie in Spanje en Portugal. In november 1999 evenwel werd een uitbraak van de ziekte bij als huisdier gehouden varkens gemeld in Alentejo, Portugal, die waarschijnlijk is toe te schrijven aan het persisteren van het AVP-virus bij de lokale vector (de teek Ornithodorus erraticus; deze teek komt niet voor op Sardinië, waar het virus wordt doorgegeven via individuele contacten tussen de dieren). De biologische cyclus die het virus van AVP, de teek Ornithodorus erraticus en het varken met elkaar verbindt, is complex en ongewoon. Bovendien neemt de besmettingsgraad van de vector met de tijd op natuurlijke wijze af, op voorwaarde dat contacten tussen varkens en besmette teken worden voorkomen. Het risico dat zich in de Europese Unie nieuwe uitbraken van AVP voordoen als gevolg van persisterend virus bij teken, is bijgevolg gering en naar verwachting zal het in de komende jaren verder afnemen en uiteindelijk volledig verdwijnen. AVP is evenwel nog de enige ziekte van lijst A van het OIE waarvoor op communautair niveau nog geen geharmoniseerde bestrijdingsmaatregelen zijn vastgesteld. In deze lacune moet derhalve worden voorzien, teneinde te zorgen voor een betere ziektebestrijding en mogelijk voor de uitroeiing van de ziekte op het hele grondgebied van de Europese Unie. De communautaire wetgeving moet ook gericht zijn op het garanderen van een snelle ziektebestrijding wanneer het ziekteagens zich toch zou manifesteren in de AVP-vrije gebieden van de Europese Unie. Terzelfder tijd wordt van deze gelegenheid gebruik gemaakt om de communautaire wetgeving te wijzigen op een punt waar dat al zeer lang had moeten gebeuren, namelijk met betrekking tot een andere varkensziekte, Teschenerziekte. Bij Richtlijn 92/119/EEG van de Raad worden algemene maatregelen ingesteld voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en specifieke maatregelen met betrekking tot vesiculaire varkensziekte. Deze richtlijn is momenteel van toepassing op Teschenerziekte, een ziekte die zich zeer traag onder varkens verspreidt, die niet echt belangrijk is en een lage mortaliteit heeft en die derhalve enkele jaren geleden werd geschrapt van lijst A van het OIE. Bijgevolg moet Richtlijn 92/119/EEG worden aangepast en moet Teschenerziekte worden geschrapt uit de groep van ziekten waarvoor Richtlijn 92/119/EEG van toepassing is, aangezien deze richtlijn alleen betrekking mag hebben op epizoötische ziekten die zijn opgenomen in lijst A van het OIE. Het hierbij gevoegde voorstel van de Commissie betreft: 1. de wijziging van Richtlijn 92/119/EEG van de Raad om AVP op te nemen in de groep van dierziekten waarvoor deze richtlijn van toepassing is, en terzelfder tijd Teschenerziekte uit die groep van ziekten te schrappen; 2. de vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van AVP. De maatregelen om AVP te bestrijden bij als huisdier gehouden varkens en bij wilde varkens vertonen veel overeenkomst met de maatregelen voor de bestrijding van andere varkensziekten van lijst A van het OIE, bijvoorbeeld vesiculaire varkensziekte en klassieke varkenspest. Er bestaan inderdaad veel overeenkomsten tussen Afrikaanse en klassieke varkenspest. De in dit voorstel opgenomen maatregelen houden derhalve in grote mate rekening met de nieuwe richtlijn inzake de bestrijding van Afrikaanse varkenspest, die onlangs door de Raad is vastgesteld na een grondige bespreking. De in dit voorstel vervatte maatregelen betreffen: a) de algemene bepalingen die zijn vastgesteld in Richtlijn 92/119/EEG; b) de bepalingen die zijn vastgesteld in de onlangs goedgekeurde Richtlijn 2001/89/EG van de Raad inzake bestrijding van klassieke varkenspest; c) de bestaande verschillen tussen Afrikaanse en klassieke varkenspest, met name: - de incubatieperiode waarop sommige bestrijdingsmaatregelen zijn gebaseerd, bijvoorbeeld de standstill in besmette of verdachte bedrijven; - de mogelijkheid van replicatie en persistentie van het AVP-virus in vectorteken; - het gebrek aan een vaccin tegen AVP. In deze tekst zijn ook enkele bepalingen opgenomen voor de vaststelling op communautair niveau van één enkel diagnostisch handboek dat zal gelden voor zowel Afrikaanse als klassieke varkenspest. Dit voorstel betreft ook de aanwijzing van het "Centro de Investigación en Sanidad Animal" van Valdeolmos (Spanje) als communautair referentielaboratorium voor Afrikaanse varkenspest, aangezien dat laboratorium internationale erkenning geniet als voortrekker op het gebied van onderzoek naar en diagnose van deze ziekte. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (Voor de EER relevante tekst) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte [1], en met name op artikel 15 en artikel 24, lid 1, [1] PB L 62 van 15.3.1993, blz. 69. Richtlijn gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994. Gezien het voorstel van de Commissie [2], [2] PB L... Overwegende hetgeen volgt: (1) De algemene maatregelen van Richtlijn 92/119/EEG hebben ten doel de verdere verspreiding van bepaalde uit economisch oogpunt belangrijke dierziekten te voorkomen en met name de verplaatsingen van dieren en producten die de besmetting kunnen verspreiden, te controleren. (2) Het Internationaal Bureau voor Besmettelijke Veeziekten (OIE) is door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) erkend als technische referentie-instantie. Het OIE heeft een lijst vastgesteld van de uit economisch oogpunt belangrijkste epizoötieën (lijst A). (3) Het is noodzakelijk en passend dat Richtlijn 92/119/EEG van toepassing is op alle epizoötiën die zijn opgenomen in lijst A, met uitzondering van die waarvoor in de communautaire regelgeving reeds specifieke voorschriften zijn vastgesteld. (4) Teschenerziekte staat niet meer op lijst A. Bijgevolg moet deze ziekte worden geschrapt in bijlage I bij Richtlijn 92/119/EEG. (5) Afrikaanse varkenspest is een uit economisch oogpunt belangrijke ziekte die in bepaalde gebieden van de Gemeenschap voorkomt en die is opgenomen in lijst A. Voor de bestrijding van deze ziekte moeten bijgevolg communautaire maatregelen worden vastgesteld. (6) Afrikaanse varkenspest moet worden opgenomen in de lijst in bijlage I bij Richtlijn 92/119/EEG en specifieke maatregelen voor de bestrijding ervan moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 15 van die richtlijn. (7) Er moeten maatregelen worden vastgesteld voor de controle van verplaatsingen van varkens en producten daarvan uit gebieden waarvoor beperkende maatregelen gelden in verband met een uitbraak van Afrikaanse varkenspest. Dergelijke maatregelen moeten zijn afgestemd op die welke op communautair niveau zijn vastgesteld voor de bestrijding van andere varkensziekten, bijvoorbeeld vesiculaire varkensziekte en klassieke varkenspest. (8) Met name moet Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest [3] worden aangehouden als model bij de vaststelling van specifieke maatregelen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest. Enkele aanpassingen zijn evenwel vereist in verband met de verschillen tussen de twee ziekten en met name dient rekening te worden gehouden met de incubatieperiode van Afrikaanse varkenspest en de mogelijkheid dat deze ziekte wordt overgedragen door vectoren. [3] PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5. (9) Voorzien moet worden in een procedure voor nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie, HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 Onderwerp Bij deze richtlijn worden de maatregelen vastgesteld die de Gemeenschap ten minste moet treffen met het oog op de bestrijding van Afrikaanse varkenspest. Teschenerziekte wordt geschrapt uit de groep van ziekten waarvoor de algemene bij Richtlijn 92/119/EEG vastgestelde bestrijdingsmaatregelen van toepassing zijn. Artikel 2 Definities In deze richtlijn wordt verstaan onder: a) "varken": elk dier van de familie van de Suidae, inclusief wilde varkens; b) "wild varken": een varken dat niet op een bedrijf wordt gehouden of gefokt; c) "bedrijf": elk gebouw, al dan niet deel uitmakend van een landbouwbedrijf, dat gelegen is op het grondgebied van een lidstaat en waar permanent of tijdelijk varkens worden gefokt of gehouden. Slachthuizen, vervoermiddelen en omheinde gebieden waar wilde varkens worden gehouden voor de jacht, vallen niet onder deze definitie; de omvang en de structuur van die omheinde gebieden moeten zodanig zijn dat de maatregelen van artikel 5, lid 1, niet van toepassing zijn; d) "diagnosehandboek": het handboek voor de diagnose van Afrikaanse varkenspest, als bedoeld in artikel 18, lid 3; e) "van besmetting met het virus van Afrikaanse varkenspest verdacht varken": elk varken of elk varkenskarkas dat klinische symptomen vertoont, waarbij post-mortemlaesies worden gevonden of dat bij overeenkomstig het diagnosehandboek uitgevoerde laboratoriumtests reacties vertoont die wijzen op de mogelijke aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest; f) "geval van Afrikaanse varkenspest" of "met Afrikaanse varkenspest besmet varken": elk varken of elk varkenskarkas: - waarbij klinische symptomen of post-mortemlaesies van Afrikaanse varkenspest officieel zijn bevestigd of - waarbij de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest officieel is bevestigd op basis van een overeenkomstig het diagnosehandboek uitgevoerd laboratoriumonderzoek; g) "uitbraak van Afrikaanse varkenspest": een bedrijf waar een of meer gevallen van Afrikaanse varkenspest zijn geconstateerd; h) "primaire uitbraak": een uitbraak als bedoeld in artikel 2, onder d), van Richtlijn 82/894/EEG van de Raad [4]; [4] PB L 378 van 31.12.1982, blz. 58. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2000/556/EG van de Commissie (PB L 235 van 19.9.2000, blz. 27). i) "besmet gebied": het deel van een lidstaat waar, als gevolg van de bevestiging van een of meer gevallen van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens, uitroeiingsmaatregelen zijn ingesteld overeenkomstig artikel 15 of artikel 16; j) "primair geval van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens": elk geval van Afrikaanse varkenspest dat bij wilde varkens wordt geconstateerd in een gebied waarvoor geen maatregelen zijn ingesteld overeenkomstig artikel 15 of artikel 16; k) "contactbedrijf": een bedrijf waar Afrikaanse varkenspest kan zijn ingesleept als gevolg van de ligging, de verplaatsing van personen, varkens of voertuigen, of anderszins; l) "eigenaar": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die varkens bezit of die belast is met het houden van varkens, al dan niet tegen financiële vergoeding; m) "bevoegde autoriteit": de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad [5]; [5] PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG (PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49). n) "officiële dierenarts": de door de bevoegde autoriteit van een lidstaat aangewezen dierenarts; o) "verwerking": één van de behandelingen van hoogrisicomateriaal in de zin van artikel 3 van Richtlijn 90/667/EEG van de Raad [6], op zodanige wijze uitgevoerd dat elk risico van verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest wordt voorkomen; [6] PB L 363 van 27.12.1990, blz. 51. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden. p) "doden": het doden van varkens als bedoeld in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 93/119/EEG van de Raad [7]; [7] PB L 340 van 31.12.1993, blz. 21. q) "slachten": het slachten van varkens als bedoeld in artikel 2, punt 7, van Richtlijn 93/119/EEG; r) "vectoren": teken van de soort Ornithodorus erraticus. Artikel 3 Melding van Afrikaanse varkenspest 1. De lidstaten zien erop toe dat de aanwezigheid of de vermoedelijke aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest verplicht en onmiddellijk bij de bevoegde autoriteit wordt gemeld. 2. Onverminderd de communautaire voorschriften inzake de melding van uitbraken van dierziekten, is de lidstaat op het grondgebied waarvan Afrikaanse varkenspest wordt bevestigd, ertoe gehouden: a) overeenkomstig bijlage I melding te maken en de Commissie en de andere lidstaten in kennis te stellen van: - de bevestigde uitbraken van Afrikaanse varkenspest op bedrijven;t - de bevestigde gevallen van Afrikaanse varkenspest in een slachthuis of in een vervoermiddel; - de bevestigde primaire gevallen van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens; - de resultaten van het overeenkomstig artikel 8 uitgevoerde epizoötiologisch onderzoek; b) de Commissie en de andere lidstaten in kennis te stellen van nieuwe bevestigde gevallen van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens in een met Afrikaanse varkenspest besmet gebied, overeenkomstig het bepaalde in artikel 16, lid 3, onder a), en lid 4. Artikel 4 Maatregelen ingeval de aanwezeigheid van Afrikaanse varkenspest op een bedrijf wordt vermoed 1. De lidstaten zien erop toe dat, wanneer wordt vermoed dat een of meer varkens op een bedrijf met het virus van Afrikaanse varkenspest zijn besmet, de bevoegde autoriteit onmiddellijk een officieel onderzoek instelt om de aanwezigheid van die ziekte te bevestigen of uit te sluiten, overeenkomstig de procedures van het diagnosehandboek. Wanneer het bedrijf door een officiële dierenarts wordt geïnspecteerd, worden ook het register en de officiële identificatiemerktekens van de varkens, als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 92/102/EEG van de Raad [8], gecontroleerd. [8] PB L 355 van 5.12.1992, blz. 32. Richtlijn gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden. 2. Wanneer de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest op een bedrijf niet kan worden uitgesloten, laat zij het bedrijf onder officieel toezicht plaatsen en bepaalt zij met name hetgeen volgt: a) alle varkens van alle categorieën op het bedrijf moeten worden geteld en voor elke categorie moet worden aangegeven hoeveel varkens reeds ziek, dood of waarschijnlijk besmet zijn; de lijst moet worden bijgewerkt teneinde rekening te houden met de varkens die in de betrokken periode worden geboren en sterven; de gegevens van de lijst moeten op verzoek worden overgelegd en mogen bij elke inspectie worden gecontroleerd; b) alle varkens op het bedrijf moeten op stal worden gehouden of worden ondergebracht op andere plaatsen waar zij kunnen worden geïsoleerd; c) varkens mogen het bedrijf niet binnenkomen of verlaten. De bevoegde autoriteit kan, indien nodig, bepalen dat ook andere diersoorten het bedrijf niet mogen verlaten en eisen dat adequate maatregelen worden toegepast om knaagdieren en insecten te verdelgen; d) varkenskarkassen mogen het bedrijf niet verlaten zonder toestemming van de bevoegde autoriteit; e) vlees, varkensproducten, sperma, eicellen en embryo's van varkens, diervoeders, gereedschap, materiaal en afvallen, waarmee Afrikaanse varkenspest kan worden overgebracht, mogen het bedrijf niet verlaten zonder toestemming van de bevoegde autoriteit; vlees, varkensproducten, sperma, eicellen en embryo's mogen het bedrijf niet verlaten om in het intracommunautaire verkeer te worden gebracht; f) voor alle verkeer van personen van en naar het bedrijf is de schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit vereist; g) voor alle verkeer van voertuigen van en naar het bedrijf is de schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit vereist; h) bij de in- en uitgangen van de varkensstallen en van het bedrijf zelf moeten adequate ontsmettingsmiddelen worden gebruikt; al wie een varkensbedrijf binnenkomt of verlaat dient adequate hygiënemaatregelen in acht te nemen om het risico van verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest zo veel mogelijk te beperken. Bovendien moeten alle vervoermiddelen zorgvuldig worden ontsmet vóórdat zij het bedrijf verlaten; i) er moet een epizoötiologisch onderzoek worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 8. 3. Wanneer zulks op grond van de epizoötiologische situatie vereist is, kan de bevoegde autoriteit: a) de in artikel 5, lid 1, bedoelde maatregelen toepassen voor het in lid 2 bedoelde bedrijf; wanneer de bevoegde autoriteit evenwel van oordeel is dat zulks op grond van de situatie verantwoord is, kan zij de toepassing van deze maatregelen beperken tot de varkens die ervan verdacht worden besmet of verontreinigd te zijn met het virus van Afrikaanse varkenspest en tot dat deel van het bedrijf waar die varkens worden gehouden, op voorwaarde dat deze varkens, wat huisvesting, verzorging en voedering betreft, volledig gescheiden zijn van de andere varkens op het bedrijf. In elk geval moet, wanneer de varkens worden gedood, een voldoende aantal monsters worden genomen om de aanwezigheid van het virus van Afrikaanse varkenspest te kunnen bevestigen of uitsluiten, overeenkomstig het diagnosehandboek; b) een tijdelijk controlegebied instellen rond het in lid 2 bedoelde bedrijf; op de varkensbedrijven in dat gebied zijn alle in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen, of sommige ervan, van toepassing. 4. Op grond van lid 2 vastgestelde maatregelen worden pas ingetrokken wanneer de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest officieel is uitgesloten. Artikel 5 Maatregelen ingeval de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest op een bedrijf wordt bevestigd 1. De lidstaten zien erop toe dat, wanneer de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest op een bedrijf officieel wordt bevestigd, de bevoegde autoriteit ter aanvulling van de in artikel 4, lid 2, bedoelde maatregelen, bepaalt dat: a) alle varkens op het bedrijf onverwijld onder officieel toezicht moeten worden gedood, waarbij elk risico van verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest zowel tijdens het vervoer als tijdens het doden moet worden voorkomen; b) overeenkomstig het diagnosehandboek, bij de varkens die worden gedood, een voldoende aantal monsters moet worden genomen om te kunnen bepalen op welke wijze het virus van Afrikaanse varkenspest op het bedrijf is binnengebracht en hoelang de besmetting reeds op het bedrijf aanwezig was voordat de ziekte is gemeld; c) de karkassen van de gestorven of gedode varkens onder officieel toezicht moeten worden verwerkt; d) het vlees van alle varkens die zijn geslacht in de periode tussen de vermoedelijke insleep van de ziekte op het bedrijf en de instelling van de officiële maatregelen, zo veel mogelijk moet worden opgespoord en onder officieel toezicht verwerkt; e) sperma, eicellen en embryo's van varkens, die op het bedrijf zijn verzameld in de periode tussen de vermoedelijke insleep van de ziekte op het bedrijf en de instelling van de officiële maatregelen, moeten worden opgespoord en onder officieel toezicht vernietigd, waarbij elk risico van verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest moet worden voorkomen; f) alle mogelijk besmette stoffen en afvallen, zoals diervoeders, zo moeten worden behandeld dat het virus van Afrikaanse varkenspest gegarandeerd wordt vernietigd; alle mogelijk verontreinigd materiaal voor eenmalig gebruik, vooral het bij het doden gebruikte materiaal, moet worden vernietigd; deze maatregelen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de instructies van de officiële dierenarts; g) nadat de varkens zijn geruimd, alle gebouwen waarin de varkens waren ondergebracht, alle voertuigen waarmee de varkens of de karkassen ervan zijn vervoerd, en alle materieel, strooisel, mest en gier, die waarschijnlijk zijn verontreinigd, moeten worden gereinigd en ontsmet overeenkomstig artikel 12; h) wanneer het gaat om een primaire ziekte-uitbraak, het virusisolaat van Afrikaanse varkenspest moet worden onderwerpen aan de in het diagnosehandboek vastgestelde laboratoriumtest voor de bepaling van het genetische type; i) een epizoötiologisch onderzoek moet worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 8. 2. Wanneer een uitbraak is bevestigd in een laboratorium, een dierentuin, een wildpark of een omheind gebied waar varkens worden gehouden voor wetenschappelijke doeleinden of in verband met de bescherming van de soort of van zeldzame rassen, kan de betrokken lidstaat besluiten dat van de in lid 1, onder a) en e), vastgestelde bepalingen mag worden afgeweken, op voorwaarde dat de fundamentele belangen van de Gemeenschap niet in gevaar komen. Dat besluit dient onmiddellijk aan de Commissie te worden gemeld. In alle gevallen dient de Commissie de situatie met de betrokken lidstaat onmiddellijk en in het Permanent Veterinair Comité zo spoedig mogelijk opnieuw te bezien. Indien nodig, worden volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde procedure maatregelen vastgesteld om verspreiding van de ziekte te voorkomen. Artikel 6 Maatregelen ingevalde aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest wordt bevestigd op bedrijven met verschillende productie-eenheden 1. Wanneer de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest wordt bevestigd op een bedrijf met twee of meer afzonderlijke productie-eenheden, kan de bevoegde autoriteit, teneinde het volledig afmesten van varkens op de gezonde varkensproductie-eenheden mogelijk te maken, beslissen ten aanzien van die eenheden een afwijking van artikel 5, lid 1, onder a), toe te staan, op voorwaarde dat de officiële dierenarts bevestigt dat de structuur en de omvang van en de afstand tussen deze productie-eenheden en de daar uitgevoerde verrichtingen van zodanige aard zijn dat de productie-eenheden, op het vlak van huisvesting, verzorging en voedering, volledig gescheiden zijn, zodat het virus zich niet van de ene productie-eenheid naar de andere kan verspreiden. 2. Wanneer van de in lid 1 bedoelde afwijking gebruik wordt gemaakt, stellen de lidstaten de daarvoor vereiste uitvoeringsbepalingen vast met inachtneming van de veterinairrechtelijke garanties die kunnen worden gegeven. 3. De lidstaten die gebruik maken van deze afwijking, stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. In alle gevallen dient de Commissie de situatie met de betrokken lidstaat onmiddellijk en in het Permanent Veterinair Comité zo spoedig mogelijk opnieuw te bezien. Indien nodig, worden volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde procedure maatregelen vastgesteld om verspreiding van de ziekte te voorkomen. Artikel 7 Maatregelen op contactbedrijven 1. Een bedrijf wordt als contactbedrijf aangemerkt, wanneer de officiële dierenarts constateert of, op basis van het epizoötiologisch onderzoek overeenkomstig artikel 8, van oordeel is dat Afrikaanse varkenspest kan zijn ingesleept van andere bedrijven naar een bedrijf als bedoeld in artikel 4 of artikel 5, of van het bedrijf als bedoeld in artikel 4 of artikel 5 naar een ander bedrijf. Artikel 4 is dan van toepassing op die contactbedrijven, totdat de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest officieel is uitgesloten. 2. De bevoegde autoriteit past de in artikel 5, lid 1, vastgelegde maatregelen toe op de in lid 1 bedoelde contactbedrijven, indien dat op grond van de epizoötiologische situatie vereist is. Wanneer de varkens worden gedood, wordt overeenkomstig het diagnosehandboek een voldoende aantal monsters genomen om de aanwezigheid van het virus van Afrikaanse varkenspest op het betrokken bedrijf te kunnen bevestigen of uitsluiten. Artikel 8 Epizoötiologisch onderzoek De lidstaten zien erop toe dat het epizoötiologisch onderzoek in verband met een vermoedelijke besmetting met of een uitbraak van Afrikaanse varkenspest, wordt uitgevoerd op basis van vragenlijsten die zijn opgesteld in het kader van de in artikel 21 bedoelde rampenplannen. Dat epizoötiologisch onderzoek heeft ten minste betrekking op: a) de periode waarin het virus van Afrikaanse varkenspest op het bedrijf aanwezig kan zijn geweest vóórdat de ziekte werd gemeld of vermoed; b) de mogelijke oorsprong van Afrikaanse varkenspest op het bedrijf en de identificatie van andere bedrijven met varkens die uit dezelfde bron kunnen zijn besmet of verontreinigd. c) het verkeer van personen, voertuigen, varkens, karkassen, sperma, vectoren, vlees of materiaal waarmee het virus van en naar het betrokken bedrijf kan zijn versleept. Indien uit de resultaten van het onderzoek zou blijken dat Afrikaanse varkenspest van of naar bedrijven in andere lidstaten kan zijn verspreid, moeten de Commissie en de betrokken lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis worden gesteld. Artikel 9 Instelling van beschermingsgebieden en van toezichtsgebieden 1. Zodra de diagnose van Afrikaanse varkenspest bij varkens op een bedrijf officieel is bevestigd, stelt de bevoegde autoriteit een beschermingsgebied in met een straal van ten minste 3 km en een toezichtsgebied met een straal van ten minste 10 km rond de plaats waar de uitbraak zich heeft voorgedaan. In de beschermingsgebieden en de toezichtsgebieden gelden de in artikel 10, respectievelijk artikel 11 vastgestelde maatregelen. 2. Bij de instelling van de gebieden houdt de bevoegde autoriteit rekening met: a) de resultaten van het overeenkomstig artikel 8 verrichte epizoötiologisch onderzoek; b) de geografische situatie, met name de natuurlijke en de kunstmatige grenzen; c) de ligging van en de onderlinge afstand tussen bedrijven; d) het patroon van de verplaatsingen van en de handel in varkens, alsmede de aanwezigheid van slachthuizen en voorzieningen voor het verwerken van karkassen; e) de aanwezige voorzieningen en het personeel voor de controle op verplaatsingen van varkens binnen de gebieden, vooral wanneer de te doden varkens van het bedrijf van herkomst moeten worden afgevoerd. 3. Indien een gebied delen van het grondgebied van verscheidene lidstaten omvat, werken de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten samen bij het instellen van het gebied. 4. De bevoegde autoriteit neemt de nodige maatregelen, waaronder de plaatsing van duidelijk zichtbare borden en affiches en de inschakeling van de media, zoals pers en televisie, om ervoor te zorgen dat alle personen in de beschermingsgebieden en de toezichtsgebieden volledig op de hoogte zijn van de daar geldende beperkende maatregelen als bedoeld in de artikelen 10 en 11 en zij ziet erop toe dat deze maatregelen naar behoren worden toegepast. Artikel 10 Maatregelen in de ingestelde beschermingsgebieden 1. De lidstaten zien erop toe dat in het beschermingsgebied de volgende maatregelen worden toegepast: a) alle varkensbedrijven worden zo spoedig mogelijk geïnventariseerd; nadat het beschermingsgebied is ingesteld, worden deze bedrijven binnen zeven dagen bezocht door een officiële dierenarts, die de varkens klinisch onderzoekt en het register en de identificatiemerktekens van de varkens, als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 92/102/EEG, controleert; b) het verplaatsen en het vervoeren van varkens over openbare of particuliere wegen, indien nodig met uitzondering van de toegangswegen tot de bedrijven, worden verboden, tenzij de bevoegde autoriteit daartoe toestemming geeft in verband met verplaatsingen als bedoeld onder f). Dit verbod hoeft niet te worden toegepast op de doorvoer van varkens over de weg of per trein, op voorwaarde dat de dieren niet worden uitgeladen en dat nergens halt wordt gehouden. Voor slachtvarkens van buiten het beschermingsgebied die op weg zijn naar een slachthuis in dat gebied om daar onmiddellijk te worden geslacht, kan bovendien van deze verbodsbepalingen worden afgeweken volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde procedure; c) vrachtwagens en andere voertuigen en uitrusting voor het vervoer van varkens of ander vee en van mogelijk besmet materiaal (bijvoorbeeld karkassen, voeder, mest, drijfmest, enz.), worden na verontreiniging zo snel mogelijk gereinigd en ontsmet overeenkomstig de in artikel 12 vastgestelde voorschriften en procedures. Vrachtwagens of voertuigen waarmee varkens zijn vervoerd, mogen het gebied niet verlaten zonder te zijn gereinigd en ontsmet en zonder dat de bevoegde autoriteit de nodige inspecties heeft verricht en de vereiste toestemming heeft gegeven; d) andere als huisdier gehouden dieren mogen niet zonder toestemming van de bevoegde autoriteit op een bedrijf worden binnengebracht of van een bedrijf worden afgevoerd; e) elk geval van varkenssterfte of -ziekte op een bedrijf wordt onmiddellijk gemeld bij de bevoegde autoriteit, die de nodige onderzoeken verricht overeenkomstig de in het diagnosehandboek vastgelegde procedures; f) varkens mogen niet van het bedrijf waar zij worden gehouden, worden afgevoerd binnen 40 dagen na voltooiing van de voorlopige reiniging en ontsmetting van de besmette bedrijven. Na 40 dagen kan de bevoegde autoriteit, voor zover aan lid 3 wordt voldaan, toestaan dat varkens van een bedrijf rechtstreeks worden afgevoerd naar: - een door de bevoegde autoriteit aangewezen slachthuis, bij voorkeur in het beschermingsgebied of het toezichtsgebied, om daar onmiddellijk te worden geslacht; - een verwerkingsbedrijf of een geschikte plaats waar de dieren onmiddellijk worden gedood en de karkassen worden verwerkt onder officieel toezicht; - onder uitzonderlijke omstandigheden, andere bedrijven in het beschermingsgebied. Lidstaten die gebruik maken van deze bepaling, stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis in het Permanent Veterinair Comité; g) sperma, eicellen en embryo's van varkens mogen een in een beschermingsgebied gelegen bedrijf niet verlaten; h) al wie een varkensbedrijf binnenkomt of verlaat, dient adequate hygiënemaatregelen in acht te nemen om het risico van verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest zo veel mogelijk te beperken. 2. Wanneer de in lid 1 vastgestelde verbodsbepalingen gedurende meer dan 40 dagen gehandhaafd blijven in verband met nieuwe ziekte-uitbraken en daardoor problemen ontstaan op het gebied van het welzijn van dieren of het houden van de varkens, kan de bevoegde autoriteit, voor zover aan het bepaalde in lid 3 wordt voldaan en indien de eigenaar een met redenen omkleed verzoek daartoe heeft ingediend, toestaan dat varkens van een bedrijf in een beschermingsgebied rechtstreeks worden afgevoerd naar: a) een door de bevoegde autoriteit aangewezen slachthuis, bij voorkeur in het beschermingsgebied of het toezichtsgebied, om daar onmiddellijk te worden geslacht; b) een verwerkingsbedrijf of een geschikte plaats waar de dieren onmiddellijk worden gedood en de karkassen worden verwerkt onder officieel toezicht; c) onder uitzonderlijke omstandigheden, andere bedrijven in het beschermingsgebied. Lidstaten die gebruik maken van deze bepaling, stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis in het Permanent Veterinair Comité. 3. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, kan de bevoegde autoriteit toestaan dat varkens van het betrokken bedrijf worden afgevoerd, op voorwaarde dat: a) een officiële dierenarts bij de dieren op het bedrijf, en vooral bij de te vervoeren dieren, overeenkomstig de in het diagnosehandboek vastgestelde procedures een klinisch onderzoek heeft verricht, waarbij met name de lichaamstemperatuur is gemeten, en het register en de varkensidentificatiemerktekens als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 92/102/EG, heeft gecontroleerd; b) uit bovengenoemde controles en onderzoeken is gebleken dat er geen tekenen zijn van Afrikaanse varkenspest en dat aan Richtlijn 92/102/EEG wordt voldaan; c) het vervoer plaatsvindt in door de bevoegde autoriteit verzegelde voertuigen; d) bij het vervoer van de dieren gebruikte voertuigen en materiaal onmiddellijk na het vervoer worden gereinigd en ontsmet overeenkomstig artikel 12; e) bij de te slachten of te doden dieren overeenkomstig het diagnosehandboek een voldoende aantal monsters is genomen om de aanwezigheid van het virus van Afrikaanse varkenspest op de betrokken bedrijven te kunnen bevestigen of weerleggen; f) wanneer de varkens naar een slachthuis worden vervoerd: - de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het slachthuis, in kennis wordt gesteld van het voornemen varkens naar dat slachthuis te zenden, en die autoriteit de verzendende bevoegde autoriteit meedeelt wanneer de varkens zijn aangekomen; - de varkens bij aankomst in het slachthuis van andere varkens gescheiden worden gehouden en apart worden geslacht; - de bevoegde autoriteit, bij de keuringen vóór en na het slachten in het aangewezen slachthuis, rekening houdt met mogelijke symptomen die op Afrikaanse varkenspest wijzen; - het verse vlees dat van deze varkens is verkregen, wordt verwerkt of wordt gemerkt met een bijzonder merk als bedoeld in artikel 5bis van Richtlijn 72/461/EEG van de Raad [9], en vervolgens wordt behandeld overeenkomstig de voorschriften van artikel 4, lid 1, (a) (i) van Richtlijn 80/215/EEG van de Raad [10]. Deze behandeling moet worden uitgevoerd in een door de bevoegde autoriteit aangewezen inrichting. Vóór de verzending van het vlees naar deze inrichting moet de partij worden verzegeld en zij moet gedurende het gehele vervoer verzegeld blijven. [9] PB L 302 van 31.12.1972, blz. 24. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden. [10] PB L 47 van 21.2.1980, blz. 4. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden. 4. De in het beschermingsgebied genomen maatregelen blijven ten minste van toepassing totdat: a) de besmette bedrijven zijn gereinigd en ontsmet; b) bij de varkens op alle bedrijven een klinisch onderzoek en laboratoriumtests zijn uitgevoerd overeenkomstig het diagnosehandboek, met het oog op de opsporing van het virus van Afrikaanse varkenspest. De onder b) genoemde onderzoeken en tests mogen op zijn vroegst 45 dagen na de voltooiing van de voorlopige reiniging en ontsmetting van de besmette bedrijven worden uitgevoerd. Artikel 11 Maatregelen in de ingestelde toezichtsgebieden 1. De lidstaten zien erop toe dat in de toezichtsgebieden de volgende maatregelen worden toegepast: a) alle varkensbedrijven worden geïnventariseerd; b) het verplaatsen en het vervoeren van varkens over openbare of particuliere wegen, indien nodig met uitzondering van de toegangswegen tot de bedrijven, worden verboden, tenzij de bevoegde autoriteit daartoe toestemming geeft. Dit verbod hoeft niet te worden toegepast op de doorvoer van varkens over de weg of per trein, op voorwaarde dat de dieren niet worden uitgeladen en dat nergens halt wordt gehouden, noch op het vervoer van slachtvarkens die van buiten het toezichtsgebied worden vervoerd naar een slachthuis in dat toezichtsgebied om daar onmiddellijk te worden geslacht; c) vrachtwagens en andere voertuigen en uitrusting voor het vervoer van varkens of ander vee en van mogelijk besmet materiaal (bijvoorbeeld karkassen, voeder, mest, drijfmest, enz.), worden na verontreiniging zo snel mogelijk gereinigd en ontsmet overeenkomstig de in artikel 12 vastgestelde voorschriften en procedures. Vrachtwagens en voertuigen waarmee varkens zijn vervoerd, mogen het gebied niet verlaten zonder te zijn gereinigd en ontsmet; d) andere als huisdier gehouden dieren mogen in de eerste zeven dagen na de instelling van het gebied niet zonder toestemming van de bevoegde autoriteit op een bedrijf worden binnengebracht of van een bedrijf worden afgevoerd; e) elk geval van varkenssterfte of -ziekte op een bedrijf wordt onmiddellijk gemeld aan de bevoegde autoriteit, die de nodige onderzoeken verricht overeenkomstig de in het diagnosehandboek vastgelegde procedures; f) varkens mogen niet van het bedrijf waar zij worden gehouden, worden afgevoerd binnen 30 dagen na voltooiing van de voorlopige reiniging en ontsmetting van de besmette bedrijven. Na 30 dagen kan de bevoegde autoriteit, voor zover aan het bepaalde in artikel 10, lid 3, wordt voldaan, toestaan dat varkens van een bedrijf rechtstreeks worden afgevoerd naar: - een door de bevoegde autoriteit aangewezen slachthuis, bij voorkeur in het beschermingsgebied of het toezichtsgebied, om daar onmiddellijk te worden geslacht; - een verwerkingsbedrijf of een geschikte plaats waar de dieren onmiddellijk worden gedood en de karkassen worden verwerkt onder officieel toezicht; - onder uitzonderlijke omstandigheden, andere bedrijven in het beschermingsgebied of het toezichtsgebied. Lidstaten die gebruik maken van deze bepaling, stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis in het Permanent Veterinair Comité. Wanneer varkens evenwel naar een slachthuis moeten worden vervoerd, mag op verzoek van een lidstaat, vergezeld van de nodige documenten ter verantwoording, en volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde procedure een afwijking van het bepaalde in artikel 10, lid 3, onder e) en f), vierde streepje, worden toegestaan, met name inzake het merken van vlees van die varkens en het latere gebruik daarvan, en inzake de bestemming van de behandelde producten; g) sperma, eicellen en embryo's van varkens mogen een in het toezichtsgebied gelegen bedrijf niet verlaten; h) al wie een varkensbedrijf binnenkomt of verlaat, dient adequate hygiënemaatregelen in acht te nemen om het risico van verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest zo veel mogelijk te beperken. 2. Wanneer de in lid 1 vastgestelde verbodsbepalingen gedurende meer dan 40 dagen gehandhaafd blijven in verband met nieuwe ziekte-uitbraken en daardoor problemen ontstaan op het gebied van het welzijn van dieren of het houden van de varkens, kan de bevoegde autoriteit, voor zover aan het bepaalde in artikel 10, lid 3, wordt voldaan en indien de eigenaar een met redenen omkleed verzoek daartoe heeft ingediend, toestaan dat varkens van een bedrijf in een toezichtsgebied rechtstreeks worden afgevoerd naar: a) een door de bevoegde autoriteit aangewezen slachthuis, bij voorkeur in het beschermingsgebied of het toezichtsgebied, om daar onmiddellijk te worden geslacht; b) een verwerkingsbedrijf of een geschikte plaats waar de dieren onmiddellijk worden gedood en de karkassen worden verwerkt onder officieel toezicht; c) onder uitzonderlijke omstandigheden, andere bedrijven in het beschermingsgebied of het toezichtsgebied. Lidstaten die gebruik maken van deze bepaling, stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis in het Permanent Veterinair Comité. 3. De in het toezichtsgebied genomen maatregelen blijven ten minste van toepassing totdat: a) de besmette bedrijven zijn gereinigd en ontsmet; b) bij de varkens op alle bedrijven een klinisch onderzoek en, indien nodig, laboratoriumtests zijn uitgevoerd overeenkomstig het diagnosehandboek, met het oog op de opsporing van het virus van Afrikaanse varkenspest. De onder b) genoemde onderzoeken en tests mogen op zijn vroegst 40 dagen na de voltooiing van de voorlopige reiniging en ontsmetting van de besmette bedrijven worden uitgevoerd. Artikel 12 Reiniging en ontsmetting De lidstaten zien erop toe dat: a) de te gebruiken ontmettingsmiddelen en de concentraties ervan officieel door de bevoegde autoriteit worden goedgekeurd; b) de reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden onder officieel toezicht worden uitgevoerd overeenkomstig - de instructies van de officiële dierenarts, en - de in bijlage II vastgestelde beginselen en procedures voor reiniging en ontsmetting. Artikel 13 Herbevolking van varkensbedrijven na een ziekte-uitbraak 1. Op zijn vroegst 40 dagen na de voltooiïng van de reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden overeenkomstig artikel 12, mogen weer varkens op een bedrijf als bedoeld in artikel 5 worden binnengebracht. 2. Bij het weer binnenbrengen van varkens dient rekening te worden gehouden met het bedrijfstype en dient een van de in de leden 3 en 4 vastgestelde procedures te worden gevolgd. 3. Op bedrijven waar de ziekte niet in verband is gebracht met vectoren, is de onderstaande procedure van toepassing: a) voor bedrijven in de open lucht worden in eerste instantie verklikkervarkens binnengebracht die op de aanwezigheid van antistoffen tegen het virus van Afrikaanse varkenspest zijn gecontroleerd en negatief zijn bevonden of die komen van bedrijven waarvoor geen beperkende maatregelen zijn vastgesteld in verband met Afrikaanse varkenspest. De verklikkervarkens worden overeenkomstig de voorschriften van de bevoegde autoriteit verdeeld over het hele besmette bedrijf en worden na 45 dagen bemonsterd en op de aanwezigheid van antistoffen gecontroleerd overeenkomstig het diagnosehandboek. Geen enkel varken mag het bedrijf verlaten voordat het serologisch onderzoek negatief is gebleken; wanneer bij geen enkel varken antistoffen tegen het virus van Afrikaanse varkenspest worden gevonden, mogen er weer varkens worden binnengebracht. b) voor alle andere houderijsystemen worden er weer varkens binnengebracht overeenkomstig het bepaalde onder a) of worden alle varkens ineens binnengebracht op de volgende voorwaarden: - alle varkens komen aan binnen een periode van 20 dagen en zijn afkomstig van bedrijven waarvoor geen beperkende maatregelen gelden in verband met Afrikaanse varkenspest; - bij de varkens in het nieuwe beslag wordt een serologisch onderzoek verricht overeenkomstig het diagnosehandboek. De bemonstering voor dat onderzoek wordt op zijn vroegst 45 dagen na aankomst van de laatste varkens uitgevoerd; - geen enkel varken mag het bedrijf verlaten voordat het serologisch onderzoek negatief is gebleken. 4. Op bedrijven waar de ziekte in verband is gebracht met vectoren, mogen pas na ten minste zes jaar weer dieren worden binnengebracht, tenzij specifieke werkzaamheden om de vector uit te roeien uit de gebouwen en de plaatsen waar varkens moeten worden gehouden of met de vector in contact kunnen komen, met goed gevolg zijn uitgevoerd onder officieel toezicht. In beide gevallen zijn de in lid 3, onder a), vastgestelde maatregelen van toepassing. Bovendien mag, nadat het beslag weer voltallig is, geen enkel varken het bedrijf verlaten totdat de varkens negatief hebben gereageerd op nieuwe serologische tests op Afrikaanse varkenspest, die overeenkomstig het diagnosehandboek zijn uitgevoerd met monsters die bij de varkens op het bedrijf zijn genomen op zijn vroegst 60 dagen nadat het laatste varken is binnengebracht. 5. Wanneer de ziekte evenwel niet in verband is gebracht met vectoren, kan de bevoegde autoriteit, vanaf zes maanden na de voltooiing van de reiniging en ontsmetting van het bedrijf en met inachtneming van de epizoötiologische situatie, toestaan dat van het bepaalde in lid 3 wordt afgeweken. Artikel 14 Maatregelen ingeval Afrikaanse varkenspest wordt vermoed of bevestigd in een slachthuis of een vervoermiddel 1. Wanneer de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest wordt vermoed in een slachthuis of een vervoermiddel, zien de lidstaten erop toe dat de bevoegde autoriteit onmiddellijk een officieel onderzoek instelt om dat vermoeden te bevestigen of te weerleggen volgens de procedures van het diagnosehandboek. 2. Wanneer een geval van Afrikaanse varkenspest wordt geconstateerd in een slachthuis of een vervoermiddel, ziet de bevoegde autoriteit erop toe dat: a) alle gevoelige dieren in het slachthuis of in het vervoermiddel onverwijld worden gedood; b) de karkassen, slachtafvallen en dierlijke afvallen van mogelijk besmette en verontreinigde dieren onder officieel toezicht worden verwerkt; c) de gebouwen en de uitrusting, inclusief de voertuigen, onder toezicht van de officiële dierenarts worden gereinigd en ontsmet overeenkomstig artikel 12; d) mutatis mutandis overeenkomstig artikel 8 een epizoötiologisch onderzoek wordt uitgevoerd; e) het virusisolaat van Afrikaanse varkenspest wordt onderworpen aan de in het diagnosehandboek vastgestelde laboratoriumprocedure om het genetische type van het virus te bepalen; f) de in artikel 7 bedoelde maatregelen worden toegepast op het bedrijf van herkomst van de besmette varkens of karkassen en op de andere contactbedrijven. Tenzij bij het epizoötiologisch onderzoek anders is aangegeven, worden de in artikel 5, lid 1, vastgestelde maatregelen uitgevoerd op het bedrijf van herkomst van de besmette varkens of karkassen; g) op zijn vroegst 24 uur na de voltooiing van de overeenkomstig artikel 12 uitgevoerde reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden weer slachtvarkens het slachthuis worden binnengebracht of de vervoermiddelen weer worden gebruikt. Artikel 15 Maatregelen ingeval besmetting van wilde varkens met Afrikaanse varkenspest wordt vermoed of bevestigd 1. Zodra de bevoegde autoriteit van een lidstaat ervan in kennis is gesteld dat wilde varkens vermoedelijk met Afrikaanse varkenspest zijn besmet, neemt zij de nodige maatregelen om dat vermoeden te bevestigen of te weerleggen, waarbij de eigenaren van varkens en de jagers van de situatie op de hoogte worden gebracht en alle geschoten en alle dood aangetroffen wilde varkens worden onderzocht, ook aan de hand van laboratoriumtests. 2. Zodra een primair geval van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens is bevestigd, neemt de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat de volgende maatregelen om de verdere verspreiding van de ziekte te beperken: a) zij richt een groep van deskundigen op, bestaande uit dierenartsen, jagers, wildbiologen en epizoötiologen. De groep van deskundigen verleent de bevoegde autoriteit assistentie bij: - het bestuderen van de epizoötiologische situatie en het afbakenen van het besmette gebied overeenkomstig artikel 16, lid 3, onder b); - het vaststellen van adequate maatregelen die in het besmette gebied moeten worden toegepast ter aanvulling van de onder b) en c) genoemde maatregelen; de maatregelen kunnen met name bestaan uit het schorsen van de jacht en een verbod op het voederen van wilde varkens; - het opstellen van een overeenkomstig artikel 16 bij de Commissie in te dienen uitroeiingsprogramma; - het uitvoeren van audits om de doeltreffendheid te controleren van de maatregelen die zijn vastgesteld om Afrikaanse varkenspest in het besmette gebied uit te roeien; b) zij plaatst de varkensbedrijven in het afgebakende besmette gebied onder officieel toezicht en geeft met name de volgende opdrachten: - alle categorieën varkens op alle bedrijven moeten officieel worden geïnventariseerd; de gegevens moeten door de eigenaar worden bijgewerkt; de uitkomsten van de inventarisering moeten op verzoek worden overgelegd en mogen bij elke inspectie worden gecontroleerd. Voor varkensbedrijven in de open lucht mag de eerste inventarisering evenwel op basis van een raming worden verricht; - alle varkens op het bedrijf moeten in de eigen stal worden gehouden of op een andere plaats worden ondergebracht waar zij gescheiden kunnen worden gehouden van wilde varkens. Wilde varkens mogen geen toegang hebben tot materiaal dat vervolgens met de op het bedrijf aanwezige varkens in contact kan komen; - varkens mogen het bedrijf niet worden binnengebracht of van het bedrijf worden afgevoerd tenzij de bevoegde autoriteit daartoe toestemming heeft gegeven met inachtneming van de epizoötiologische situatie; - bij de in- en uitgangen van de varkensstallen en van het bedrijf zelf moeten adequate ontsmettingsmiddelen worden gebruikt; - al wie met wilde varkens in contact komt, moet adequate hygiënemaatregelen in acht nemen om het risico van verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest zo veel mogelijk te beperken; - alle dode of zieke varkens met symptomen van Afrikaanse varkenspest op een bedrijf moeten op de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest worden onderzocht; - delen van wilde varkens (geschoten of dood gevonden), alsmede materiaal en apparatuur die met het virus van Afrikaanse varkenspest kunnen zijn verontreinigd, mogen niet op een varkensbedrijf worden binnengebracht; - varkens en sperma, embryo's of eicellen daarvan mogen het gebied niet verlaten om in het intracommunautaire verkeer te worden gebracht; c) zij zorgt ervoor, dat alle wilde varkens die in het afgebakende besmette gebied zijn neergeschoten of dood zijn gevonden, door een officiële dierenarts worden gekeurd en op Afrikaanse varkenspest worden onderzocht, overeenkomstig het diagnosehandboek. Karkassen van positief bevonden dieren worden onder officieel toezicht verwerkt. Wanneer de tests negatief uitvallen ten aanzien van Afrikaanse varkenspest, passen de lidstaten de maatregelen toe die zijn vastgesteld in artikel 11, lid 2, van Richtlijn 92/45/EEG van de Raad [11]. Niet voor menselijke consumptie bestemde delen worden onder officieel toezicht verwerkt; [11] PB L 268 van 14.9.1992, blz. 35. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/79/EG (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 31). d) zij ziet erop toe dat virusisolaat van Afrikaanse varkenspest wordt onderworpen aan de in het diagnosehandboek vastgestelde laboratoriumprocedure om het genetische type van het virus te bepalen. 3. Wanneer zich een geval van Afrikaanse varkenspest heeft voorgedaan bij wilde varkens in een gebied van een lidstaat dat in de nabijheid ligt van het grondgebied van een andere lidstaat, dienen de betrokken lidstaten samen te werken bij de vaststelling van maatregelen ter bestrijding van de ziekte. Article 16 Programma's voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest bij een populatie wilde varkens 1. Onverminderd de in artikel 15 vastgestelde maatregelen, dienen de lidstaten binnen 90 dagen na de bevestiging van een primair geval van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens bij de Commissie schriftelijk een programma in met de maatregelen die zijn genomen om de ziekte uit te roeien in het gebied dat als besmet is aangemerkt, en met de maatregelen die zijn genomen op de bedrijven in dat gebied. De Commissie onderzoekt het programma om na te gaan of het beoogde doel kan worden bereikt. Het programma wordt, eventueel met wijzigingen, goedgekeurd volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde procedure. Het programma kan later worden gewijzigd of aangevuld naar gelang van de verdere ontwikkeling van de situatie. Indien deze wijzigingen betrekking hebben op een aanpassing van het besmette gebied, ziet de lidstaat erop toe dat de Commissie en de andere lidstaten onverwijld van deze wijzigingen in kennis worden gesteld. Indien deze wijzigingen evenwel betrekking hebben op andere bepalingen van het programma, dient de lidstaat het gewijzigde programma bij de Commissie in voor onderzoek en eventuele goedkeuring volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde procedure. 2. Nadat de in het in lid 1 bedoelde programma vastgestelde maatregelen zijn goedgekeurd, vervangen zij de oorspronkelijke in artikel 15 vastgestelde maatregelen met ingang van de daarvoor in het kader van de goedkeuringsprocedure vastgestelde datum. 3. Het in lid 1 genoemde programma bevat informatie over: a) de uitkomsten van het epizoötiologisch onderzoek en van de controles die overeenkomstig artikel 15 zijn verricht, en de geografische spreiding van de ziekte; b) de omschrijving van de besmette gebieden binnen het grondgebied van de betrokken lidstaat. Bij de omschrijving van een besmet gebied houdt de bevoegde autoriteit rekening met: - de uitkomsten van het epizoötiologisch onderzoek en de geografische spreiding van de ziekte; - het aantal wilde varkens in het gebied; - de aanwezigheid van belangrijke natuurlijke of kunstmatige hindernissen voor de verplaatsingen van wilde varkens; c) de organisatie van een nauwe samenwerking tussen biologen, jagers, jagersverenigingen, verenigingen voor natuurbehoud en veterinaire diensten (diergezondheid en volksgezondheid); d) de voorlichtingscampagne die moet worden gevoerd om de jagers beter bewust te maken van de maatregelen die zij moeten nemen in het kader van het uitroeiingsprogramma; e) specifieke maatregelen om na te gaan in welke mate de besmetting zich onder de wilde varkens heeft verspreid, met name onderzoek van wilde varkens die door jagers zijn doodgeschoten of die dood zijn aangetroffen, en laboratoriumtests, inclusief epizoötiologisch onderzoek met toepassing van op leeftijd gebaseerde stratificatie; f) de door de jagers in acht te nemen voorwaarden om verspreiding van de ziekte te voorkomen; g) de methode om doodgeschoten of dood aangetroffen wilde varkens op te ruimen; de methode moet gebaseerd zijn op: - verwerking onder officieel toezicht; of - keuring door een officiële dierenarts en laboratoriumtests als omschreven in het diagnosehandboek. Karkassen van positief bevonden dieren worden onder officieel toezicht verwerkt. Wanneer de tests negatief uitvallen ten aanzien van Afrikaanse varkenspest, passen de lidstaten de in artikel 11, lid 2, van Richtlijn 92/45/EEG vastgestelde maatregelen toe. Niet voor menselijke consumptie bestemde delen worden onder officieel toezicht verwerkt; h) het epizoötiologisch onderzoek dat met betrekking tot elk wild varken (geschoten of dood aangetroffen) wordt verricht. Dit onderzoek omvat met name de invulling van een vragenlijst betreffende de volgende gegevens: - het geografische gebied waar het dier dood is aangetroffen of is neergeschoten; - de datum waarop het dier dood is aangetroffen of is neergeschoten; - de persoon die het dier heeft gevonden of neergeschoten; - de leeftijd en het geslacht van het varken; - indien neergeschoten: symptomen voordat het dier is neergeschoten; - indien dood aangetroffen: de staat van het karkas; - de uitkomsten van laboratoriumtests; i) toezichtprogramma's en preventieve maatregelen ten aanzien van bedrijven in het afgebakende besmette gebied, en, indien nodig, in de omgeving daarvan, inclusief vervoer en verplaatsingen van dieren binnen, van en naar het gebied; deze maatregelen omvatten ten minste een verbod om varkens en sperma, embryo's en eicellen daarvan uit het besmette gebied in het intracommunautaire verkeer te brengen; j) andere criteria voor het opheffen van de maatregelen; k) de autoriteit die belast wordt met het toezicht op en de coördinatie van de diensten die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van het programma; l) het informatiesysteem dat is ingesteld om ervoor te zorgen dat de groep van deskundigen, aangesteld overeenkomstig artikel 15, lid 2, onder a), regelmatig de resultaten van het uitroeiingsprogramma kan bestuderen; m) de bewakingsmaatregelen die worden ingesteld nadat ten minste twaalf maanden zijn verstreken sedert het laatste geval van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens in het afgebakende besmette gebied is bevestigd; deze bewakingsmaatregelen blijven gedurende ten minste twaalf maanden van toepassing en zij omvatten ten minste de reeds overeenkomstig het bepaalde onder e), g) en h) ingestelde maatregelen. 4. Om de zes maanden wordt bij de Commissie en bij de andere lidstaten een rapport ingediend over de epizoötiologische situatie in het afgebakende gebied en de resultaten van het uitroeiingsprogramma. Uitvoeringsbepalingen inzake de door de lidstaten mee te delen informatie kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure. Artikel 17 Maatregelen om verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest via vectoren te voorkomen 1. Wanneer op een bedrijf waar Afrikaanse varkenspest is bevestigd, de aanwezigheid van vectoren mogelijk is of vermoed wordt, ziet de bevoegde autoriteit erop toe dat: a) het besmette gebouw en de omgeving op de mogelijke aanwezigheid van vectoren worden gecontroleerd door middel van materiële inspecties en, indien nodig, het gebruik van vallen; b) wanneer de aanwezigheid van vectoren wordt bevestigd: - adequate laboratoriumtests worden uitgevoerd om de aanwezigheid van het virus van Afrikaanse varkenspest bij de vectoren te bevestigen of uit te sluiten; - in het gebied rond het bedrijf de nodige adequate bewakings- en bestrijdingsmaatregelen worden ingesteld; c) wanneer de aanwezigheid van vectoren wordt bevestigd maar de bestrijding ervan in de praktijk zeer moeilijk is, gedurende ten minste zes jaar geen varkens op het bedrijf worden gehouden. 2. Informatie over de toepassing van de in lid 1 vastgestelde maatregelen wordt door de betrokken lidstaat meegedeeld aan de Commissie en aan de andere lidstaten in het Permanent Veterinair Comité. 3. Verdere maatregelen voor de bewaking en de bestrijding van vectoren en voor de preventie van Afrikaanse varkenspest kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde procedure. Artikel 18 Diagnoseprocedures en voorschriften inzake bioveiligheid 1. De lidstaten zien erop toe dat: a) diagnoseprocedures, bemonstering en laboratoriumtests voor de opsporing van Afrikaanse varkenspest worden uitgevoerd overeenkomstig het diagnosehandboek; b) een nationaal laboratorium verantwoordelijk is voor de coördinatie van de diagnosenormen en -technieken in elke lidstaat, overeenkomstig bijlage III. 2. De nationale laboratoria onderhouden contacten met het in bijlage IV genoemde communautaire referentielaboratorium. Onverminderd het bepaalde in Beschikking 90/424/EEG [12], en met name in artikel 28, worden de taken en bevoegdheden van het laboratorium vastgesteld in bovengenoemde bijlage. [12] PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2001/572/EG (PB L 203 van 28.7.2001, blz. 16). 3. Teneinde te garanderen dat bij de diagnose van Afrikaanse varkenspest uniforme procedures worden toegepast en dat een adequate differentiële diagnose met klassieke varkenspest kan worden gesteld, wordt binnen zes maanden na de datum waarop deze richtlijn in werking is getreden en volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure, het overeenkomstig artikel 17, lid 3, van Richtlijn 2001/89/EG door de Commissie goedgekeurde handboek voor de diagnose van Afrikaanse varkenspest zo aangepast dat het ten minste bevat: a) de kwaliteitsnormen waaraan ten minste moet worden voldaan door de laboratoria voor de diagnose van Afrikaanse varkenspest, alsmede bij het vervoer van de monsters; b) de criteria en procedures voor klinische onderzoeken en post-mortemkeuringen die worden uitgevoerd om de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest te bevestigen of uit te sluiten; c) de criteria en procedures die moeten worden gevolgd bij het verzamelen van monsters bij levende varkens of varkenskarkassen, om de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest te bevestigen of uit te sluiten op basis van laboratoriumtests, waaronder bemonsteringsmethoden voor serologische of virologische screening in het kader van de bij deze richtlijn vastgestelde maatregelen; d) de laboratoriumtests voor de diagnose van Afrikaanse varkenspest, inclusief criteria voor de evaluatie van de uitkomsten van de laboratoriumtests; e) de laboratoriumtechnieken voor de genetische typering van virusisolaten van Afrikaanse varkenspest. 4. Teneinde de inachtneming van adequate omstandigheden inzake bioveiligheid te garanderen en zodoende de diergezondheid te beschermen, mogen het virus van Afrikaanse varkenspest, het genoom en de antigenen ervan en de vaccins in het kader van onderzoek, diagnose of productie slechts worden gemanipuleerd of gebruikt op plaatsen, in inrichtingen en in laboratoria die door de bevoegde autoriteit zijn erkend. De lijst van erkende plaatsen, inrichtingen en laboratoria wordt de Commissie binnen zes maanden na de in artikel 27, tweede alinea, vastgestelde datum meegedeeld en wordt nadien geregeld bijgewerkt. Artikel 19 Gebruik, aanmaak en verkoop van vaccins tegen Afrikaanse varkenspest De lidstaten zien erop toe dat: a) het gebruik van vaccins tegen Afrikaanse varkenspest wordt verboden; b) de hantering, de aanmaak, de opslag, de levering, de distributie en de verkoop van vaccins tegen Afrikaanse varkenspest op het grondgebied van de Gemeenschap plaatsvinden onder officiële controle. Artikel 20 Communautaire controles Deskundigen van de Commissie verrichten, in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat en voor zover dat nodig is om de uniforme toepassing van deze richtlijn te garanderen, controles ter plaatse volgens de bij Beschikking 98/139/EG van de Commissie [13] vastgestelde procedures. [13] PB L 38 van 12.2.1998, blz. 10. Artikel 21 Rampenplannen 1. Elke lidstaat stelt een rampenplan op, waarin wordt aangegeven welke nationale maatregelen in geval van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest moeten worden uitgevoerd. Het plan voorziet in de beschikbaarstelling van passende voorzieningen, apparatuur, personeel en materiaal, nodig voor de snelle en doeltreffende uitroeiing van de uitbraak. 2. Bij het opstellen van de rampenplannen zijn de criteria en voorschriften die zijn vastgesteld in bijlage VII bij Richtlijn 2001/89/EG, van overeenkomstige toepassing. Deze criteria en voorschriften kunnen volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure worden gewijzigd of aangevuld om rekening te houden met de specifieke aard van Afrikaanse varkenspest en met de vooruitgang op het gebied van de ziektebestrijdingsmaatregelen. 3. De Commissie onderzoekt de plannen teneinde na te gaan of zij toereikend zijn om het gewenste doel te bereiken en stelt de betrokken lidstaat zo nodig voor wijzigingen aan te brengen, met name om ervoor te zorgen dat de plannen met die van andere lidstaten verenigbaar zijn. De, eventueel gewijzigde, plannen worden goedgekeurd volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure. Indien nodig, worden de plannen nadien volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure gewijzigd of aangevuld in verband met de verdere ontwikkeling van de situatie. In elk geval dient elke lidstaat het plan om de vijf jaar bij te werken en bij de Commissie in te dienen voor goedkeuring volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure. Artikel 22 Ziektebestrijdingscentra en groepen van deskundigen Teneinde te zorgen voor de volledige coördinatie van alle maatregelen voor de snelle uitroeiing van Afrikaanse varkenspest, zijn de in artikel 23 van Richtlijn 2001/89/EG vastgestelde bepalingen van overeenkomstige toepassing. Artikel 23 Normale regelgevingsprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 68/361/EEG [14] ingestelde Permanent Veterinair Comité. [14] PB L 255 van 18.10.1968, blz. 23. 2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG [15] van toepassing, met inachtneming van artikel 7 van dat besluit. [15] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt drie maanden. Artikel 24 Versnelde regelgevingsprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 68/361/EEG ingestelde Permanent Veterinair Comité. 2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 7 van dat besluit. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt 15 dagen. Artikel 25 Wijziging van bijlage I bij Richtlijn 92/119/EEG In bijlage I bij Richtlijn 92/119/EEG wordt "Teschenerziekte" vervangen door "Afrikaanse varkenspest". Artikel 26 Wijziging van de bijlagen en vaststelling van uitvoeringsbepalingen 1. De bijlagen bij deze richtlijn kunnen, indien nodig, worden gewijzigd volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure. 2. Bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn worden vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure. Artikel 27 Omzetting in nationale wetgeving De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2002 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. De lidstaten passen deze richtlijn toe met ingang van 1 januari 2003. Wanneer de lidstaten de in de eerste alinea bedoelde bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzingen worden vastgesteld door de lidstaten. Artikel 28 Overgangsbepalingen In afwachting van de toepassing van deze richtlijn kunnen volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure overgangsbepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest worden vastgesteld. Artikel 29 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Artikel 30 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, op Voor de Raad De Voorzitter BIJLAGE I Melding van een ziekte en verdere epizoötiologische informatie die moet worden verstrekt door de lidstaat waar Afrikaanse varkenspest is bevestigd 1. Binnen 24 uur na de bevestiging van een primaire uitbraak, een primair geval bij wilde varkens of een geval in een slachthuis of een vervoermiddel, dient de betrokken lidstaat de onderstaande gegevens te melden via het "Animal Disease Notification System" dat is ingesteld overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 82/894/EEG van de Raad: a) datum van verzending; b) uur van verzending; c) naam van de lidstaat; d) naam van de ziekte; e) volgnummer van de uitbraak of het geval; f) datum waarop besmetting met Afrikaanse varkenspest is vermoed; g) datum van bevestiging; h) voor de bevestiging gebruikte methoden; i) of de ziekte is bevestigd bij wilde varkens, dan wel bij varkens in een bedrijf, een slachthuis of een vervoermiddel; j) de plaats waar de uitbraak of het geval van Afrikaanse varkenspest is bevestigd; k) de toegepaste ziektebestrijdingsmaatregelen. 2. In geval van een primaire uitbraak of een geval in een slachthuis of een vervoermiddel, dient de betrokken lidstaat, afgezien van de in punt 1 genoemde gegevens, ook de onderstaande gegevens te melden: a) het aantal gevoelige varkens in de uitbraak, het slachthuis of het vervoermiddel; b) het aantal dode varkens, naar categorie, op het bedrijf, in het slachthuis of in het vervoermiddel; c) voor elke categorie, de morbiditeit van de ziekte en het aantal varkens waarbij Afrikaanse varkenspest is bevestigd; d) het aantal varkens dat is gestorven in de uitbraak, het slachthuis of het vervoermiddel; e) het aantal verwerkte karkassen; f) in geval van een uitbraak, de afstand tot de dichtstbij gelegen varkenshouderij; g) indien Afrikaanse varkenspest is bevestigd in een slachthuis of een vervoermiddel, de ligging van het bedrijf of de bedrijven van herkomst van de besmette varkens of karkassen. 3. Wanneer het gaat om secundaire uitbraken, dient de in de punten 1 en 2 bedoelde informatie te worden meegedeeld binnen de in artikel 4 van Richtlijn 82/894/EEG vastgestelde termijn. 4. De betrokken lidstaat ziet erop toe dat de gegevens die overeenkomstig de punten 1, 2 en 3, moeten worden gemeld met betrekking tot een uitbraak of een geval van Afrikaanse varkenspest op een bedrijf, in een slachthuis of in een vervoermiddel, zo snel mogelijk worden gevolgd door een schriftelijk rapport aan de Commissie en de andere lidstaten waarin ten minste zijn opgenomen: a) de datum waarop de varkens op het bedrijf, in het slachthuis of in het vervoermiddel zijn gedood en de karkassen ervan zijn verwerkt; b) de resultaten van de tests die zijn verricht met de monsters die bij de gedode varkens zijn genomen; c) in geval van toepassing van de in artikel 6, lid 1, vastgestelde uitzonderingsbepaling, het aantal afgemaakte en verwerkte varkens, alsmede het aantal varkens dat op een latere datum moet worden geslacht en de voor het slachten vastgestelde termijn; d) alle inlichtingen over de oorsprong of de mogelijke oorsprong van de ziekte; e) informatie over de controleregeling die is ingesteld om erop toe te zien dat de in de artikelen 10 en 11 vastgestelde maatregelen inzake de controle op de verplaatsingen van dieren daadwerkelijk worden toegepast; f) in geval van een primaire uitbraak of een geval van Afrikaanse varkenspest in een slachthuis of een vervoermiddel, het genetische type van het virus dat verantwoordelijk is voor de uitbraak of voor het geval; g) wanneer varkens zijn gedood op contactbedrijven of op bedrijven met varkens waarvan vermoed wordt dat ze met het virus van Afrikaanse varkenspest zijn besmet, informatie over: - de datum waarop de dieren zijn gedood en het aantal varkens, naar categorie, dat op elk bedrijf is gedood; - het epizoötiologische verband tussen de uitbraak of het geval van Afrikaanse varkenspest en elk contactbedrijf, of andere redenen op grond waarvan de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest op elk verdacht bedrijf werd vermoed; - de resultaten van de laboratoriumtests die zijn verricht met de monsters die bij de op het bedrijf gedode varkens zijn genomen. Ingeval varkens op contactbedrijven niet zijn gedood, moet informatie worden verstrekt over de redenen voor dat besluit. BIJLAGE II Beginselen en procedures voor het reinigen en ontsmetten 1. Algemene beginselen en procedures: a) de reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden en, indien nodig, de maatregelen voor de verdelging van knaagdieren en insecten, worden onder officieel toezicht verricht volgens de instructies van de officiële dierenarts; b) de te gebruiken ontsmettingsmiddelen en de concentraties daarvan worden officieel door de bevoegde autoriteit goedgekeurd teneinde te garanderen dat het virus van Afrikaanse varkenspest wordt vernietigd; c) vóór gebruik moet worden nagegaan of de ontsmettingsmiddelen nog doeltreffend zijn, aangezien de doeltreffendheid van bepaalde ontsmettingsmiddelen afneemt bij langdurige opslag; d) bij het kiezen van de ontsmettingsmiddelen en de te volgen procedures moet rekening worden gehouden met de aard van de gebouwen, de voertuigen en de voorwerpen die moeten worden behandeld; e) ontvettingsmiddelen en ontsmettingsmiddelen moeten onder zodanige omstandigheden worden gebruikt dat de doeltreffendheid ervan niet in het gedrang komt. Met name moet worden voldaan aan de door de producent aangegeven technische criteria, zoals druk, minimumtemperatuur en vereiste contactduur; f) ongeacht het gebruikte ontsmettingsmiddel zijn de volgende algemene voorschriften van toepassing: - strooisel en fecaliën moeten grondig met het ontsmettingsmiddel worden doordrenkt; - de grond, vloeren, laadplatforms en muren moeten zorgvuldig worden geschuurd en geschrobd nadat, indien mogelijk, alle apparatuur of installaties die de doeltreffende reiniging en ontsmetting in de weg staan, zijn verwijderd of afgebroken; - vervolgens moet weer een ontsmettingsmiddel worden gebruikt gedurende een bepaalde minimumperiode die is aangegeven in de instructies van de producent; g) wanneer een bij het wassen gebruikte vloeistof onder druk wordt toegepast, moet worden vermeden dat reeds gereinigde delen opnieuw worden verontreinigd; h) apparatuur, installaties, voorwerpen of afdelingen die kunnen zijn verontreinigd, moeten worden schoongemaakt, ontsmet of vernietigd; i) na voltooiing van de ontsmettingswerkzaamheden moet nieuwe verontreiniging worden voorkomen; j) de in het kader van deze richtlijn vereiste reiniging en ontsmetting moeten worden genoteerd in het register van het bedrijf of het voertuig en wanneer een officiële goedkeuring vereist is, moet de toezichthoudende officiële dierenarts een en ander certificeren. 2. Bijzondere voorschriften inzake het reinigen en ontsmetten van besmette bedrijven: a) voorlopige reiniging en ontsmetting: - tijdens het doden van dieren moeten de nodige maatregelen worden getroffen om verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest te vermijden of zoveel mogelijk te beperken. Deze maatregelen moeten met name voorzien in tijdelijke ontsmettingsapparatuur, beschermende kledij, douches, ontsmetting van gebruikte apparatuur, instrumenten en voorzieningen en het uitschakelen van de ventilatie; - de karkassen van gedode dieren moeten met een ontsmettingsmiddel worden besproeid; - karkassen die van het bedrijf worden afgevoerd om te worden verwerkt, moeten worden vervoerd in gesloten, waterdichte containers; - zodra de varkenskarkassen zijn afgevoerd om te worden verwerkt, worden alle delen van het bedrijfsterrein waar de varkens waren gehuisvest en alle delen van andere gebouwen, van erven, enz. die tijdens het doden, het slachten of de post-mortemkeuring zijn verontreinigd, besproeid met ontsmettingsmiddelen die zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 12; - weefselresten die zijn gevallen of bloed dat is gemorst tijdens het slachten of tijdens de post-mortemkeuring en waardoor gebouwen, bedrijfsterreinen, instrumenten, enz. kunnen zijn verontreinigd, moeten zorgvuldig worden verzameld en samen met de karkassen worden verwerkt; - het gebruikte ontsmettingsmiddel moet ten minste 24 uur op het behandelde oppervlak aanwezig blijven; b) definitieve reiniging en ontsmetting: - mest en strooisel moeten worden verwijderd en behandeld overeenkomstig punt 3, onder a); - vet en vuil moeten van alle oppervlakken worden verwijderd door middel van een ontvettingsmiddel en vervolgens moeten de oppervlakken worden gewassen met water; - na het wassen met water, moet alles weer met een ontsmettingsmiddel worden besproeid; - na zeven dagen moeten de gebouwen met een ontvettingsmiddel worden behandeld, met water worden gespoeld, met een ontsmettingsmiddel worden besproeid en opnieuw met water worden gespoeld. 3. Ontsmetting van verontreinigd strooisel, mest en drijfmest: a) mest en gebruikt strooisel moeten worden opgestapeld om te laten broeien, worden besproeid met een ontsmettingsmiddel en gedurende ten minste 42 dagen blijven liggen, of moeten worden verbrand of begraven; b) drijfmest moet opgeslagen blijven gedurende ten minste 60 dagen nadat voor het laatst besmet materiaal is bijgevoegd, tenzij de bevoegde autoriteiten een kortere opslagperiode toestaan voor drijfmest die volgens de instructies van een officiële dierenarts zo is behandeld dat het virus gegarandeerd is vernietigd. 4. In afwijking evenwel van de punten 1 en 2 kan de bevoegde autoriteit, voor bedrijven in de open lucht, specifieke procedures vaststellen voor het reinigen en ontsmetten, rekening houdend met het bedrijfstype en met de weersomstandigheden. BIJLAGE III De nationale laboratoria voor Afrikaanse varkenspest en hun bevoegdheden 1. Lijst van de nationale laboratoria voor Afrikaanse varkenspest: België Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie, 1180 Brussel Denemarken Statens veterinære Institut for Virusforsknig, Lindholm, 4771 Kalvehave Duitsland Bundesforschungsanstalt für Viruskrankheiten der Tiere, Tubingen Griekenland Veterinary Institute of Infectious and parasitic diseases, 15310 Ag. Paraskevi Spanje Centro de Investigación en Sanidad Animal, 28130 Valdeolmos (Madrid) Frankrijk AFSSA-Ploufragan, Zoopole des Côtes d'Armor, 22440 Ploufragan Ierland Veterinary Research Laboratory, Abbotstown, Castleknock, Dublin 15 Italië Istituto Zooprofilattico Sperimentale dell'Umbria e delle Marche, 06100 Perugia Luxemburg Laboratoire de Médicine Vétérinaire de l'Etat, 1020 Luxembourg Nederland Instituut voor Veehouderij en Diergezondheid (ID-DLO), 8200 AB Lelystad Oostenrijk Bundensanstalt für Veterinärmedizinische Untersuchungen in Mödling, Rober Koch-Gasse 17, 2340 Mödling Portugal Laboratório Nacional de Investigação Veterinária, 1500 Lisboa Finland Eläinlääkintä- ja elintarviketutkimuslaitos, 00231 Helsinki Zweden Statens veterinarmedicinska anstalt, 75189 Uppsala Verenigd Koninkrijk Institute for Animal Health, Pirbright, Woking, Surrey GU24 ONF 2. De nationale laboratoria voor Afrikaanse varkenspest zien erop toe dat in elke lidstaat de laboratoriumtests met het oog op de opsporing van Afrikaanse varkenspest en de identificatie van het genetische type van virusisolaten worden uitgevoerd volgens het diagnosehandboek. Daartoe hebben zij speciale overeenkomsten met het communautaire referentielaboratorium of met andere nationale laboratoria. 3. Elk nationaal laboratorium voor Afrikaanse varkenspest zorgt voor de coördinatie van de normen en de diagnosemethoden die door elk laboratorium van die lidstaat worden toegepast in het kader van de diagnose van Afrikaanse varkenspest. Daartoe: a) kunnen zij de diagnosereagentia leveren aan elk laboratorium; b) controleren zij de kwaliteit van alle diagnosereagentia die in de lidstaat worden gebruikt; c) organiseren zij geregeld vergelijkende tests; d) bewaren zij isolaten van het virus van Afrikaanse varkenspest afkomstig van in de betrokken lidstaat geconstateerde gevallen en uitbraken. BIJLAGE IV Communautair referentielaboratorium voor Afrikaanse varkenspest 1. Het communautaire referentielaboratorium voor Afrikaanse varkenspest is het "Centro de Investigación en Sanidad Animal", 28130 Valdeolmos, Madrid, Spanje 2. Taken en bevoegdheden van het communautaire referentielaboratorium voor Afrikaanse varkenspest: a) Het coördineren, in overleg met de Commissie, van de in de lidstaten toegepaste methoden voor de diagnose van Afrikaanse varkenspest, met name door: - het opslaan en leveren van celculturen voor diagnosedoeleinden; - het typeren, opslaan en leveren van virusstammen van Afrikaanse varkenspest voor gebruik bij serologisch onderzoek en bij de bereiding van antisera; - het leveren van gestandaardiseerde sera, geconjugeerde sera en andere referentiereagentia aan de nationale laboratoria met het oog op standaardisering van de in de lidstaten gebruikte tests en reagentia; - het aanleggen en instandhouden van een verzameling virussen van Afrikaanse varkenspest; - het geregeld organiseren van vergelijkende proeven van de diagnoseprocedures op communautair niveau; - het verzamelen en vergelijken van gegevens en informatie inzake de toegepaste diagnosemethoden en de resultaten van de uitgevoerde tests; - het karakteriseren van virusisolaten met behulp van de meest geavanceerde methoden om een beter inzicht te krijgen in de epizoötiologie van Afrikaanse varkenspest; - het volgen van de ontwikkelingen over de gehele wereld op het gebied van het toezicht op en de epizoötiologie en de preventie van Afrikaanse varkenspest; - het op peil houden van de vakkennis met betrekking tot het virus van Afrikaanse varkenspest en andere soortgelijke virussen teneinde een snelle differentiële diagnose mogelijk te maken; b) het treffen van de nodige maatregelen voor de opleiding en de bij- en nascholing van deskundigen op het gebied van laboratoriumdiagnose met het oog op de harmonisatie van de diagnosetechnieken; c) het beschikbaar stellen van getraind personeel voor noodsituaties in de Gemeenschap; d) het verrichten van onderzoek en, waar mogelijk, het coördineren van onderzoek dat is gericht op betere bestrijding van Afrikaanse varkenspest. 3. De communautaire referentielaboratoria voor klassieke varkenspest en voor Afrikaanse varkenspest organiseren hun werkzaamheden op een zodanige wijze dat de vergelijkende tests die in communautair verband worden georganiseerd voor de diagnose van deze twee ziekten, op afdoende wijze worden gecoördineerd.