This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32015R1502
Commission Implementing Regulation (EU) 2015/1502 of 8 September 2015 on setting out minimum technical specifications and procedures for assurance levels for electronic identification means pursuant to Article 8(3) of Regulation (EU) No 910/2014 of the European Parliament and of the Council on electronic identification and trust services for electronic transactions in the internal market (Text with EEA relevance)
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1502 van de Commissie van 8 september 2015 tot vaststelling van minimale technische specificaties en procedures betreffende het betrouwbaarheidsniveau voor elektronische identificatiemiddelen overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (Voor de EER relevante tekst)
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1502 van de Commissie van 8 september 2015 tot vaststelling van minimale technische specificaties en procedures betreffende het betrouwbaarheidsniveau voor elektronische identificatiemiddelen overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (Voor de EER relevante tekst)
PB L 235 van 09/09/2015, p. 7–20
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 11/07/2022
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Corrected by | 32015R1502R(01) | (DA, PL) | |||
Modified by | 32022R0960 | vervanging (CS) | bijlage afdeling 2.1.2 punt 1 punt (c) | 11/07/2022 |
9.9.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 235/7 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1502 VAN DE COMMISSIE
van 8 september 2015
tot vaststelling van minimale technische specificaties en procedures betreffende het betrouwbaarheidsniveau voor elektronische identificatiemiddelen overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (1), en met name artikel 8, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 8 van Verordening (EU) nr. 910/2014 wordt bepaald dat een stelsel voor elektronische identificatie dat is aangemeld krachtens artikel 9, lid 1, de betrouwbaarheidsniveaus laag, substantieel en hoog omschrijft voor op grond van dat stelsel uitgegeven elektronische identificatiemiddelen. |
(2) |
De minimale technische specificaties, normen en procedures dienen te worden vastgesteld om een uniforme interpretatie te waarborgen van de details van de betrouwbaarheidsniveaus en de interoperabiliteit te verzekeren wanneer de nationale betrouwbaarheidsniveaus van aangemelde stelsels voor elektronische identificatie worden gerelateerd aan de betrouwbaarheidsniveaus volgens artikel 8, zoals bepaald in artikel 12, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 910/2014. |
(3) |
Voor het vaststellen van de specificaties en procedures die in deze uitvoeringshandeling zijn opgenomen, is rekening gehouden met de internationale norm ISO/IEC 29115, de belangrijkste internationale norm op het gebied van betrouwbaarheidsniveaus voor elektronische identificatiemiddelen. Verordening (EU) nr. 910/2014 verschilt echter inhoudelijk van die internationale norm, met name wat betreft de vereisten voor het bewijs en de verificatie van de identiteit, alsmede wat betreft de wijze waarop de verschillen tussen de identiteitsregelingen van de lidstaten en de bestaande EU-instrumenten op dat gebied in aanmerking worden genomen. In de bijlage, die weliswaar op deze internationale norm is gestoeld, dient derhalve niet te worden verwezen naar enige specifieke inhoud van ISO/IEC 29115. |
(4) |
Deze verordening is tot stand gekomen volgens een resultaatgestuurde aanpak, omdat die het meest geschikt is; hetzelfde geldt voor de definities van termen en begrippen. Daarbij is rekening gehouden met de doelstelling van Verordening (EU) nr. 910/2014 met betrekking tot de betrouwbaarheidsniveaus voor elektronische identificatiemiddelen. Bij het vaststellen van de specificaties en procedures in deze uitvoeringshandeling moet daarom terdege rekening worden gehouden met het grootschalige proefproject STORK, inclusief de in dat verband ontwikkelde specificaties, alsmede de definities en begrippen in ISO/IEC 29115. |
(5) |
Afhankelijk van de context waarin verificatie van een aspect van het bewijs van de identiteit moet plaatsvinden, kunnen gezaghebbende bronnen in allerlei vormen voorkomen, zoals registers, documenten, instanties en dergelijke. In de verschillende lidstaten kunnen, zelfs in vergelijkbare contexten, verschillende gezaghebbende bronnen bestaan. |
(6) |
De vereisten voor het bewijs en de verificatie van de identiteit dienen verschillende systemen en praktijken in aanmerking te nemen, waarbij een voldoende hoog betrouwbaarheidsniveau moet worden gewaarborgd om het noodzakelijke vertrouwen tot stand te brengen. Procedures die eerder werden gebruikt voor andere doeleinden dan de afgifte van elektronische identificatiemiddelen, mogen dan ook slechts worden aanvaard indien is bevestigd dat die procedures voldoen aan de eisen die voor het overeenkomstige betrouwbaarheidsniveau zijn vastgesteld. |
(7) |
Er wordt doorgaans gebruikgemaakt van authenticatiefactoren zoals gedeelde geheime sleutels, fysieke hulpmiddelen en fysieke attributen. Om het authenticatieproces beter te beveiligen, is het echter aan te bevelen om een groter aantal authenticatiefactoren te gebruiken, en dan met name authenticatiefactoren die tot verschillende categorieën behoren. |
(8) |
Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de vertegenwoordigingsrechten van rechtspersonen. In de bijlage dienen echter vereisten te worden opgenomen inzake de koppeling tussen de elektronische identificatiemiddelen van natuurlijke personen en rechtspersonen. |
(9) |
Het belang van informatiebeveiliging en servicemanagementsystemen dient te worden erkend, evenals het belang van het gebruik van erkende methoden en toepassing van de beginselen die in normen zoals ISO/IEC 27000 en de normenreeks ISO/IEC 20000 zijn vervat. |
(10) |
Tevens moet rekening worden gehouden met goede praktijken van de lidstaten inzake betrouwbaarheidsniveaus. |
(11) |
Certificatie van de IT-beveiliging op basis van internationale normen is een belangrijk instrument voor de controle of producten voldoen aan de beveiligingseisen van deze uitvoeringshandeling. |
(12) |
Het in artikel 48 van Verordening (EU) nr. 910/2014 bedoelde comité heeft binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn geen advies uitgebracht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Voor elektronische identificatiemiddelen die op grond van een aangemeld stelsel voor elektronische identificatie zijn uitgegeven, worden de betrouwbaarheidsniveaus laag, substantieel en hoog bepaald onder verwijzing naar de specificaties en procedures in de bijlage.
2. De specificaties en procedures in de bijlage worden gebruikt voor het bepalen van het betrouwbaarheidsniveau voor elektronische identificatiemiddelen die op grond van een aangemeld stelsel voor elektronische identificatie zijn uitgegeven, door de betrouwbaarheid en de kwaliteit te bepalen van de volgende elementen:
a) |
inschrijving, zoals bedoeld in punt 2.1 van de bijlage bij deze verordening overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 910/2014; |
b) |
beheer van elektronische identificatiemiddelen, zoals bedoeld in punt 2.2 van de bijlage bij deze verordening overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder b) en f), van Verordening (EU) nr. 910/2014; |
c) |
authenticatie, zoals bedoeld in punt 2.3 van de bijlage bij deze verordening overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder c), van Verordening (EU) nr. 910/2014; |
d) |
beheer en organisatie, zoals bedoeld in punt 2.4 van de bijlage bij deze verordening overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder d) en e), van Verordening (EU) nr. 910/2014. |
3. Indien het elektronische identificatiemiddel dat op grond van een aangemeld stelsel voor elektronische identificatie is uitgegeven, voldoet aan een vereiste dat voor een hoger betrouwbaarheidsniveau is vermeld, wordt het geacht ook te voldoen aan het overeenkomstige vereiste voor een lager betrouwbaarheidsniveau.
4. Tenzij in het desbetreffende deel van de bijlage anders is aangegeven, kan een elektronisch identificatiemiddel dat op grond van een aangemeld stelsel voor elektronische identificatie is uitgegeven, slechts aan het opgegeven betrouwbaarheidsniveau voldoen indien is voldaan aan alle elementen die in de bijlage voor dat betrouwbaarheidsniveau zijn vermeld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 september 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73.
BIJLAGE
Technische specificaties en procedures voor de betrouwbaarheidsniveaus laag, substantieel en hoog betreffende op grond van een aangemeld stelsel voor elektronische identificatie uitgegeven elektronische identificatiemiddelen
1. Definities
Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:
1. „gezaghebbende bron”: elke bron, ongeacht de vorm ervan, waarvan kan worden verwacht dat deze nauwkeurige gegevens, informatie of bewijsmateriaal biedt op basis waarvan een identiteit kan worden aangetoond;
2. „authenticatiefactor”: een factor waarvan is bevestigd dat deze gebonden is aan een persoon en die onder een van de volgende categorieën valt:
a) „op bezit gebaseerde authenticatiefactor”: een authenticatiefactor waarvan de betrokkene moet aantonen dat deze in zijn bezit is;
b) „op kennis gebaseerde authenticatiefactor”: een authenticatiefactor waarvan de betrokkene moet aantonen dat hij ervan kennis draagt;
c) „inherente authenticatiefactor”: een authenticatiefactor die op een fysiek kenmerk van een natuurlijke persoon is gebaseerd en waarbij de betrokkene moet aantonen dat hij dat fysieke kenmerk bezit;
3. „dynamische authenticatie”: een elektronisch proces, dat met gebruikmaking van cryptografie of een andere techniek de middelen biedt om op verzoek een elektronisch bewijs op te maken dat de betrokkene de controle heeft over of in het bezit is van de identificatiegegevens, en dat verandert telkens als authenticatie plaatsvindt tussen de betrokkene en het systeem dat diens identiteit verifieert;
4. „beheerssysteem voor informatiebeveiliging”: een geheel van processen en procedures die zijn ontworpen om de informatieveiligheidsrisico's tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
2. Technische specificaties en procedures
Aan de hand van de in deze bijlage beschreven elementen van de technische specificaties en procedures wordt bepaald op welke wijze de vereisten en criteria van artikel 8 van Verordening (EU) nr. 910/2014 worden toegepast op elektronische identificatiemiddelen die zijn uitgegeven op grond van een stelsel voor elektronische identificatie.
2.1. Inschrijving
2.1.1.
Betrouwbaarheidsniveau |
Vereiste elementen |
||||||
Laag |
|
||||||
Substantieel |
Hetzelfde als niveau laag. |
||||||
Hoog |
Hetzelfde als niveau laag. |
2.1.2.
Betrouwbaarheidsniveau |
Vereiste elementen |
||||||||||
Laag |
|
||||||||||
Substantieel |
Niveau laag plus een van de onder de punten 1 tot en met 4 vermelde alternatieven.
|
||||||||||
Hoog |
Er moet zijn voldaan aan de vereisten van punt 1 of punt 2.
|
2.1.3.
Betrouwbaarheidsniveau |
Vereiste elementen |
||||||
Laag |
|
||||||
Substantieel |
Niveau laag plus een van de onder de punten 1 tot en met 3 vermelde alternatieven.
|
||||||
Hoog |
Niveau substantieel plus een van de onder de punten 1 tot en met 3 vermelde alternatieven.
|
2.1.4.
Indien van toepassing gelden de volgende voorwaarden voor de koppeling tussen het elektronische identificatiemiddel van een natuurlijke persoon en het elektronische identificatiemiddel van een rechtspersoon:
1. |
Het moet mogelijk zijn een koppeling te schorsen en/of te herroepen. De verschillende koppelingsstadia (o.a. activering, schorsing, hernieuwing, herroeping) worden beheerd volgens op nationaal niveau erkende procedures. |
2. |
De natuurlijke persoon wiens elektronische identificatiemiddel is gekoppeld aan het elektronische identificatiemiddel van de rechtspersoon kan volgens op nationaal niveau erkende procedures de uitoefening van de koppeling delegeren aan een andere natuurlijke persoon. De delegerende natuurlijke persoon blijft echter aansprakelijk. |
3. |
De koppeling wordt op de volgende wijze uitgevoerd:
|
2.2. Beheer van elektronische identificatiemiddelen
2.2.1.
Betrouwbaarheidsniveau |
Vereiste elementen |
||||
Laag |
|
||||
Substantieel |
|
||||
Hoog |
Niveau substantieel, plus:
|
2.2.2.
Betrouwbaarheidsniveau |
Vereiste elementen |
Laag |
Na de uitgifte wordt het elektronische identificatiemiddel uitgereikt via een mechanisme waarmee het kan worden verondersteld alleen de beoogde persoon te bereiken. |
Substantieel |
Na de uitgifte wordt het elektronische identificatiemiddel uitgereikt via een mechanisme waarmee kan worden verondersteld dat alleen de persoon aan wie het toebehoort in het bezit ervan wordt gesteld. |
Hoog |
Bij het activeringsproces wordt geverifieerd dat slechts de persoon aan wie het elektronische identificatiemiddel toebehoort ervan in het bezit wordt gesteld. |
2.2.3.
Betrouwbaarheidsniveau |
Vereiste elementen |
||||||
Laag |
|
||||||
Substantieel |
Zelfde als niveau laag. |
||||||
Hoog |
Zelfde als niveau laag. |
2.2.4.
Betrouwbaarheidsniveau |
Vereiste elementen |
Laag |
Rekening houdend met het risico dat de persoonsidentificatiegegevens zijn gewijzigd, moet voor verlenging of vervanging aan dezelfde betrouwbaarheidsvereisten zijn voldaan als voor het initiële proces van bewijs en verificatie van de identiteit, of moet worden uitgegaan van een geldig elektronisch identificatiemiddel met hetzelfde of een hoger betrouwbaarheidsniveau. |
Substantieel |
Zelfde als niveau laag. |
Hoog |
Niveau laag, plus: Als voor verlenging of vervanging wordt uitgegaan van een geldig elektronisch identificatiemiddel, worden de identiteitsgegevens geverifieerd aan de hand van een gezaghebbende bron. |
2.3. Authenticatie
Dit onderdeel is met name gericht op dreigingen die gepaard gaan met het gebruik van het authenticatiemechanisme. Het vermeldt de vereisten voor elk van de betrouwbaarheidsniveaus. In dit onderdeel wordt ervan uitgegaan dat de controles in overeenstemming zijn met de risico's op het desbetreffende niveau.
2.3.1.
In onderstaande tabel worden voor elk betrouwbaarheidsniveau de vereisten weergegeven voor het authenticatiemechanisme, door middel waarvan de natuurlijke persoon of rechtspersoon het elektronische identificatiemiddel gebruikt om zijn identiteit te bevestigen tegenover een vertrouwende partij.
Betrouwbaarheidsniveau |
Vereiste elementen |
||||||
Laag |
|
||||||
Substantieel |
Niveau laag, plus:
|
||||||
Hoog |
Niveau substantieel, plus: Het authenticatiemechanisme voorziet in beveiligingscontroles ter verificatie van het elektronische identificatiemiddel, die het zeer onwaarschijnlijk maken dat de authenticatiemechanismen kunnen worden omzeild door methoden als gissen, afluisteren, herafspelen of manipuleren van communicatie door een aanvaller met een hoog aanvalspotentieel. |
2.4. Beheer en organisatie
Alle deelnemers die een dienst verlenen op het gebied van elektronische identificatie in een grensoverschrijdende context (hierna „aanbieders” genoemd) beschikken over gedocumenteerde methoden en beleid voor het beheer van informatiebeveiliging, benaderingen voor risicobeheersing en andere erkende controlemethoden, zodat zij de bevoegde bestuursorganen van de lidstaten op het gebied van stelsels voor elektronische identificatie garanties kunnen bieden dat in doeltreffende praktijken is voorzien. In onderdeel 2.4 wordt ervan uitgegaan dat alle vereisten/elementen in overeenstemming zijn met de risico's op het desbetreffende niveau.
2.4.1.
Betrouwbaarheidsniveau |
Vereiste elementen |
||||||||||
Laag |
|
||||||||||
Substantieel |
Zelfde als niveau laag. |
||||||||||
Hoog |
Zelfde als niveau laag. |
2.4.2.
Betrouwbaarheidsniveau |
Vereiste elementen |
||||||
Laag |
|
||||||
Substantieel |
Zelfde als niveau laag. |
||||||
Hoog |
Zelfde als niveau laag. |
2.4.3.
Betrouwbaarheidsniveau |
Vereiste elementen |
Laag |
Er bestaat een doeltreffend beheerssysteem voor informatiebeveiliging dat zorg draagt voor het beheer en de beheersing van informatiebeveiligingsrisico's. |
Substantieel |
Niveau laag, plus: Het beheerssysteem voor informatiebeveiliging voldoet aan beproefde normen en beginselen voor het beheer en de beheersing van informatiebeveiligingsrisico's. |
Hoog |
Zelfde als niveau substantieel. |
2.4.4.
Betrouwbaarheidsniveau |
Vereiste elementen |
||||
Laag |
|
||||
Substantieel |
Zelfde als niveau laag. |
||||
Hoog |
Zelfde als niveau laag. |
2.4.5.
Onderstaande tabel bevat de vereisten inzake faciliteiten alsmede inzake personeelsleden en eventuele subcontractanten die taken uitvoeren die onder deze verordening vallen. Aan elk van de vereisten moet worden voldaan in verhouding tot het risiconiveau waarmee het desbetreffende betrouwbaarheidsniveau gepaard gaat.
Betrouwbaarheidsniveau |
Vereiste elementen |
||||||||
Laag |
|
||||||||
Substantieel |
Zelfde als niveau laag. |
||||||||
Hoog |
Zelfde als niveau laag. |
2.4.6.
Betrouwbaarheidsniveau |
Vereiste elementen |
||||||||||
Laag |
|
||||||||||
Substantieel |
Zelfde als niveau laag, plus: Gevoelig cryptografisch materiaal dat voor de uitgifte van elektronische identificatiemiddelen en voor authenticatie wordt gebruikt, wordt beschermd tegen ongeoorloofde manipulatie. |
||||||||||
Hoog |
Zelfde als niveau substantieel. |
2.4.7.
Betrouwbaarheidsniveau |
Vereiste elementen |
||||
Laag |
Er vinden periodieke interne audits plaats van alle onderdelen die voor de verlening van de aangeboden diensten relevant zijn, teneinde de naleving van het desbetreffende beleid te waarborgen. |
||||
Substantieel |
Er vinden periodieke onafhankelijke interne of externe audits plaats van alle onderdelen die voor de verlening van de aangeboden diensten relevant zijn, teneinde de naleving van het desbetreffende beleid te waarborgen. |
||||
Hoog |
|
(1) Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).