EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31982R3225

Verordening (EEG) nr. 3225/82 van de Raad van 23 november 1982 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor bevroren rundvlees van post 02.01 A II b) van het gemeenschappelijk douanetarief (1983)

PB L 340 van 02/12/1982, p. 4–5 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1983

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1982/3225/oj

31982R3225

Verordening (EEG) nr. 3225/82 van de Raad van 23 november 1982 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor bevroren rundvlees van post 02.01 A II b) van het gemeenschappelijk douanetarief (1983)

Publicatieblad Nr. L 340 van 02/12/1982 blz. 0004 - 0005


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 3225/82 VAN DE RAAD

van 23 november 1982

betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor bevroren rundvlees van post 02.01 A II b) van het gemeenschappelijk douanetarief (1983)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 43 en 113,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement (1),

Overwegende dat de Gemeenschap in het kader van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) de verplichting op zich heeft genomen om voor bevroren rundvlees van post 02.01 A II b) van het gemeenschappelijk douanetarief een jaarlijks communautair contingent tegen een recht van 20 % te openen, waarvan de omvang, uitgedrukt in vlees zonder been, wordt vastgesteld op 50 000 ton; dat het derhalve van belang is dat dit tariefcontingent op 1 januari 1983 wordt geopend;

Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle betrokkenen in de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van de door dit contingent geboden mogelijkheden en dat het aan dit contingent verbonden recht ononderbroken wordt toegepast op alle invoer van het betrokken produkt in alle Lid-Staten, totdat het contingent geheel is uitgeput; dat een regeling voor het beheer van het communautaire tariefcontingent, gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten, in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van dit contingent in het licht van de hierboven uiteengezette beginselen; dat deze verdeling, ten einde een billijke verdeling over de Lid-Staten te bewerkstelligen en zo goed mogelijk de werkelijke ontwikkeling op de markt van het betrokken produkt weer te geven, dient te geschieden naar verhouding van de behoeften van de Lid-Staten, berekend enerzijds aan de hand van de statistische gegevens betreffende de invoer uit derde landen gedurende een representatieve referentieperiode en anderzijds op grond van de economische vooruitzichten voor het bedoelde contingentsjaar;

Overwegende dat de invoercertificaten krachtens artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3183/80 van de Commissie van 3 december 1980 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwprodukten (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2666/82 (3), de invoer mogelijk maken van een hoeveelheid van 5 % meer dan de hierop aangegeven hoeveelheid; dat de voorheffing, vastgesteld overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2966/80 (5), evenwel moet worden toegepast op iedere hoeveelheid die de op het certificaat aangegeven hoeveelheid overtreft;

Overwegende dat het, nu het gaat om een tariefcontingent met een betrekkelijk geringe omvang, mogelijk lijkt, zonder afbreuk te doen aan het communautaire karakter van dit contingent, in dit geval een regeling voor het gebruik te treffen die berust op één enkele verdeling over de Lid-Staten; dat het eveneens dienstig is aan elke Lid-Staat de keuze van het systeem van beheer van zijn quotum over te laten ten einde tot een verdeling te komen die economisch verantwoord is;

Overwegende dat, aangezien het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie, elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan de genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden;

Overwegende dat moet worden bepaald dat de Raad de niet-gebruikte hoeveelheden mag verdelen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Voor bevroren rundvlees van post 02.01 A II b) van het gemeenschappelijk douanetarief wordt voor een totale hoeveelheid van 50 000 ton een communautair tariefcontingent uitgedrukt in vlees zonder been voor het jaar 1983 geopend.

Voor de afboeking op dit contingent komt 100 kilogram vlees met been overeen met 77 kilogram vlees zonder been.

2. De invoer van de betrokken produkten onder een ander preferentieel tariefstelsel, wordt niet afgeboekt op dit tariefcontingent.

3. In het kader van het tariefcontingent wordt het toe te passen recht van het gemeenschappelijk douanetarief vastgesteld op 20 %.

Artikel 2

Het contingent van 50 000 ton wordt in twee delen gesplitst , één van 33 500 ton en één van 16 500 ton, met de volgende verdeling:

1.2.3 // // // // // In het kader van de hoeveelheid van 33 500 ton // In het kader van de hoeveelheid van 16 500 ton // // // // Benelux // 3 189 // 1 571 // Denemarken // 157 // 78 // Duitsland // 6 020 // 2 965 // Griekenland // 1 710 // 840 // Frankrijk // 3 343 // 1 647 // Ierland // 3 // 2 // Italië // 9 658 // 4 757 // Verenigd Koninkrijk // 9 420 // 4 640 // // //

Artikel 3

1. De Lid-Staten treffen alle nodige maatregelen om aan alle betrokkenen die op hun grondgebied zijn gevestigd vrije toegang tot de hun toegewezen quota te waarborgen.

2. De uitputtingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt vastgesteld op grond van de invoer die bij de douane ten invoer in het vrije verkeer is aangegeven.

Artikel 4

Elke Lid-Staat stelt de Commissie periodiek op de hoogte van de invoer die daadwerkelijk op zijn quota is afgeboekt.

Artikel 5

De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat de bepalingen van de onderhavige verordening worden nagekomen.

Artikel 6

Uiterlijk op 1 oktober 1983 brengt de Commissie bij de Raad verslag uit over de hoeveelheden waarvoor in iedere Lid-Staat certificaten zijn afgegeven.

Op voorstel van de Commissie besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen om de niet-gebruikte hoeveelheden in voorkomend geval opnieuw te verdelen.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1983.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 23 november 1982.

Voor de Raad

De Voorzitter

U. ELLEMANN-JENSEN

(1) Advies uitgebracht op 19 november 1982 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(2) PB nr. L 338 van 13. 12. 1980, blz. 1.

(3) PB nr. L 283 van 6. 10. 1982, blz. 7.

(4) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24.

(5) PB nr. L 307 van 18. 11. 1980, blz. 5.

Top