ARREST VAN HET GERECHT (Zevende kamer)
9 november 2022 ( *1 )
„Openbare dienst – Tijdelijke functionarissen – Niet-verlenging van een overeenkomst voor bepaalde tijd voor onbepaalde tijd – Dienstbelang – Onjuiste rechtsopvatting – Kennelijke beoordelingsfout – Recht om te worden gehoord – Beginsel van behoorlijk bestuur – Zorgplicht”
In zaak T‑164/21,
QM, vertegenwoordigd door N. de Montigny, advocaat,
verzoeker,
tegen
Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), vertegenwoordigd door A. Nunzi, O. Sajin en C. Falmagne als gemachtigden, bijgestaan door A. Duron en D. Waelbroeck, advocaten,
verweerster,
wijst
HET GERECHT (Zevende kamer),
ten tijde van de beraadslaging samengesteld als volgt: R. da Silva Passos, president, V. Valančius (rapporteur) en M. Sampol Pucurull, rechters,
griffier: L. Ramette, administrateur,
gezien de stukken,
na de terechtzitting op 22 juni 2022,
het navolgende
Arrest ( 1 )
1 |
Met zijn beroep krachtens artikel 270 VWEU verzoekt verzoeker, QM, om nietigverklaring van het besluit van het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) van 27 mei 2020 om zijn arbeidsovereenkomst niet voor onbepaalde tijd te verlengen (hierna: „bestreden besluit”) alsmede, voor zover nodig, om nietigverklaring van het besluit van 18 december 2020 tot afwijzing van zijn klacht (hierna: „besluit tot afwijzing van de klacht”). |
Voorgeschiedenis van het geding
[omissis]
10 |
Op 7 januari 2020 is de procedure begonnen om verzoekers overeenkomst voor onbepaalde tijd te verlengen, overeenkomstig de toepasselijke regelgeving binnen Europol. [omissis] |
18 |
Op 5 mei 2020 heeft de uitvoerend directeur, in haar hoedanigheid van tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag (hierna: „TAOBG”), verzoeker geïnformeerd over haar voornemen om zijn overeenkomst niet voor onbepaalde tijd te verlengen en daarbij gepreciseerd dat het toekomstige hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] – ter weerspiegeling van de strategie van Europol genaamd „Europol Strategy 2020+” (hierna: „Europolstrategie 2020+”) en de verantwoordelijkheden die aan Europol zijn toegekend in het kader van het programma „EU Interoperability Agenda” – extra vaardigheden en competenties zou moeten hebben, waarover hij niet beschikte (hierna: „informatiebrief van 5 mei 2020”). |
19 |
Op 12 mei 2020 heeft verzoeker in deel 6 van het formulier voor de verlenging van de overeenkomst zijn opmerkingen geplaatst met betrekking tot het voornemen van de uitvoerend directeur om zijn overeenkomst niet te verlengen. |
20 |
Op 27 mei 2020 heeft het TAOBG het bestreden besluit vastgesteld. Bij e-mail van 2 juni 2020, is dit besluit aan verzoeker bekendgemaakt. |
21 |
In het bestreden besluit heeft het TAOBG gepreciseerd dat, „[n]a analyse van de Europolstrategie 2020+ en de ‚programmeringsdocumentatie’ van Europol, met inbegrip van de verantwoordelijkheden die in het kader van het interoperabiliteitsprogramma van de Unie aan Europol zijn toegekend en stapsgewijs worden ingevoerd, evenwel is vastgesteld dat er een operationele behoefte is aan een hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] dat in vergelijking met het profiel [van de] huidige post [van verzoeker] over meer expertise beschikt”. [omissis] |
Conclusies van partijen
25 |
Verzoeker verzoekt het Gerecht:
|
26 |
Europol verzoekt het Gerecht:
|
In rechte
[omissis]
Vordering tot nietigverklaring van het bestreden besluit
41 |
Ter ondersteuning van zijn beroep tot nietigverklaring voert verzoeker vijf middelen aan. Het eerste middel is ontleend aan fouten van het TAOBG bij de toepassing van de criteria voor de beoordeling van de kandidaat wiens overeenkomst voor verlenging voor onbepaalde tijd in aanmerking komt en aan het ontbreken van een besluit tot reorganisatie en van een definiëring van de nieuwe behoeften van de functie. Het tweede middel is ontleend aan schending van het recht om te worden gehoord. Het derde middel is ontleend aan een vooroordeel met betrekking tot zijn vaardigheden om aan de toekomstige behoeften van de functie te voldoen, het ontbreken van een onderzoek van zijn vaardigheden, niet-nakoming van de verplichting tot behoorlijk bestuur en schending van zijn legitieme recht om te worden beoordeeld. Het vierde middel is ontleend aan een kennelijke fout bij de beoordeling van zijn profiel en vaardigheden. Het vijfde middel is ontleend aan misbruik van recht en niet-nakoming van de zorgplicht. [omissis] |
Eerste middel, ontleend aan fouten van het TAOBG bij de toepassing van de criteria voor de beoordeling van de kandidaat wiens overeenkomst voor verlenging voor onbepaalde tijd in aanmerking komt en aan het ontbreken van een besluit tot reorganisatie en van een definiëring van de nieuwe behoeften van de functie
72 |
Verzoeker is van mening dat overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het besluit van 28 maart 2019 de in dat artikel genoemde woorden „voorzienbare toekomstige ontwikkelingen” betrekking hebben op de blijvende behoefte aan de post of de functie en dus uitsluitend op het eerste criterium. Uit de motivering van het bestreden besluit blijkt echter dat dit besluit enkel is gebaseerd op het tweede in die bepaling genoemde criterium, namelijk de vaardigheden en competenties van de functionaris, die geen verband houden met de voorzienbare toekomstige ontwikkelingen. |
73 |
Verzoeker betoogt dus dat het bestreden besluit, doordat daarin van hem wordt verlangd dat hij gelet op de voorzienbare toekomstige ontwikkelingen nieuwe vaardigheden aantoont, in werkelijkheid is gebaseerd op een wijziging van de functie die hij bekleedde, die in geen enkel reorganisatiebesluit aan de orde was gekomen, terwijl de nieuwe behoeften van die functie niet waren gedefinieerd op het moment van het besluit om zijn overeenkomst niet te verlengen. |
74 |
In dit verband voert verzoeker met een beroep op het arrest van 16 december 2020, VP/Cedefop (T‑187/18, niet gepubliceerd, EU:T:2020:613), ten eerste aan dat Europol zich voor de beoordeling van zijn belang bij de verlenging van een overeenkomst van een van zijn functionarissen enkel op toekomstige reorganisaties mocht baseren indien deze voorzienbaar waren. Door te besluiten de overeenkomst van verzoeker niet voor onbepaalde tijd te verlengen, op grond dat er voor het vervullen van de taken die aan het toekomstige hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] zouden worden toevertrouwd, andere vaardigheden vereist waren, terwijl de beschrijving van de bij die functie behorende taken nog niet was gewijzigd, heeft de uitvoerend directeur dus een fout gemaakt. |
75 |
Ten tweede betoogt verzoeker dat het bestreden besluit niet preciseert welke vaardigheden nodig zijn om in de toekomst de functie van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] te bekleden. Bovendien zijn de nieuwe competenties waarover het toekomstige hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] zou moeten beschikken volgens hem in geen enkel door Europol genoemd document vastgelegd. |
76 |
Hij is dan ook van mening dat zijn vaardigheden en competenties hadden moeten worden onderzocht om na te gaan of hij voldeed aan het profiel van de post zoals thans gepland. Europol had zijn competenties en vaardigheden namelijk moeten evalueren op basis van een procedure of test en niet op basis van de prestaties binnen het profiel van de huidige post. |
77 |
Verzoeker betoogt bovendien dat hij had aangetoond over de thans gevraagde vaardigheden en competenties te beschikken, althans, dat hij gedurende zijn gehele loopbaan had weten aan te tonen dat hij perfect in staat was zijn profiel aan te passen aan zijn competenties en omgekeerd. |
78 |
Verzoeker voert daarnaast aan dat de op [vertrouwelijk] gepubliceerde kennisgeving van vacature een beschrijving bevatte van een post die vergelijkbaar was met de zijne. In dit verband betoogt hij dat toen hij zijn post bekleedde, de beschrijving daarvan nooit was gewijzigd, ondanks de wijziging van zijn taken. |
79 |
Ten derde is verzoeker het er niet mee eens dat de functie van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] in de categorie van zogenoemde „beperkte” functies is ondergebracht. Hij betoogt dat de verandering hem niet met succes kan worden tegengeworpen, omdat de wijziging van het soort functie tijdens de uitoefening ervan, de functionaris die de betrokken functie bekleedt niet mag benadelen. Deze wijziging, die de verplichting van roulatie van tijdelijke personeelsleden met zich meebracht, had tot gevolg dat hij wegens de wachttijd van drie jaar niet kon solliciteren. |
80 |
Ten vierde beroept verzoeker zich op ongelijke behandeling en schending van artikel 27 van het Statuut. Hij betoogt dat de persoon die in [vertrouwelijk] is aangesteld op de post van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] niet meer competenties had dan hijzelf en dat diens profiel vergelijkbaar is met het zijne. Het enige verschil tussen die persoon en hemverzoeker zelf is de nationaliteit. Hij voegt eraan toe dat de selectie van een [vertrouwelijk] personeelslid voor de post van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] waarin ook twee eenheidshoofden [vertrouwelijk] zijn, het evenwicht tussen nationaliteiten onder de ambtenaren en personeelsleden alsmede het in artikel 27 van het Statuut vastgelegde beginsel aantast. |
81 |
Europol betwist verzoekers argumenten. |
82 |
In dit verband zij vooraf in herinnering gebracht dat volgens vaste rechtspraak de mogelijkheid om de overeenkomst van een tijdelijk functionaris te verlengen slechts een mogelijkheid vormt die ter beoordeling van het bevoegd gezag staat, daar de instellingen over een ruime beoordelingsbevoegdheid beschikken om hun diensten te organiseren aan de hand van de hun toevertrouwde taken en om, met het oog daarop, het hun ter beschikking staande personeel tewerk te stellen, op voorwaarde dat deze tewerkstelling plaatsvindt in het belang van de dienst (zie arrest van 10 oktober 2014, EMA/BU, T‑444/13 P, EU:T:2014:865, punt 28 en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
83 |
Deze rechtspraak blijkt des te relevanter wanneer het gaat om de vervanging van een overeenkomst voor bepaalde tijd door een overeenkomst voor onbepaalde tijd, waarmee een stabielere relatie zonder tijdsbeperking tussen de instelling en de betrokken functionaris wordt gecreëerd (arrest van 26 januari 2022, MN/Europol, T‑586/20, niet gepubliceerd, EU:T:2022:24, punt 34). |
84 |
De organisatie en de functionering van de dienst behoren tot de uitsluitende bevoegdheid van de instelling en het hiërarchisch gezag is als enige verantwoordelijk voor de organisatie van de diensten. Dat gezag alleen dient de behoeften van de dienst te beoordelen en, derhalve, het hem ter beschikking staande personeel tewerk te stellen (zie arrest van 16 december 2020, VP/Cedefop, T‑187/18, niet gepubliceerd, EU:T:2020:613, punt 104 en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
85 |
De instellingen en agentschappen van de Unie zijn dus vrij om hun administratieve eenheden te organiseren door rekening te houden met een reeks factoren, zoals de aard en de omvang van de hun toevertrouwde taken en de budgettaire mogelijkheden. Deze vrijheid impliceert de vrijheid om ambten te schrappen en de toewijzing van taken te wijzigen, in het belang van een grotere efficiëntie in de organisatie van werkzaamheden of om tegemoet te komen aan budgettaire vereisten om posten te schrappen die worden opgelegd door de politieke organen van de Unie, evenals de bevoegdheid om taken die eerder werden uitgeoefend door degene die het geschrapte ambt vervulde opnieuw toe te wijzen, zonder dat voor het schrappen van het ambt noodzakelijkerwijs als voorwaarde geldt dat alle taken worden uitgevoerd door minder personen dan vóór de reorganisatie (zie arrest van 16 december 2020, VP/Cedefop, T‑187/18, niet gepubliceerd, EU:T:2020:613, punt 105 en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
86 |
Bovendien vallen tijdelijke functionarissen, in tegenstelling tot ambtenaren aan wie door het Statuut een vaste dienstbetrekking wordt gegarandeerd, onder een andere regeling, waarvan de basis wordt gevormd door de met de betrokken instelling gesloten arbeidsovereenkomst. Uit artikel 47, lid 1, onder b), van de RAP komt naar voren dat de duur van de arbeidsrelatie tussen een instelling en een tijdelijk functionaris die voor bepaalde tijd is aangenomen, juist wordt geregeld door de voorwaarden in de tussen de partijen gesloten overeenkomst (arrest van 13 december 2018, Wahlström/Frontex, T‑591/16, niet gepubliceerd, EU:T:2018:938, punt 46). |
87 |
Opgemerkt zij evenwel dat wanneer een administratie door middel van een intern richtsnoer een bijzondere regeling heeft vastgesteld, met name om de transparantie van de procedure voor de verlenging van overeenkomsten en de correcte toepassing van bepaalde procedurele voorwaarden te garanderen, die regeling moet worden opgevat als een zelfbeperking van de beoordelingsbevoegdheid van de instelling waarvan de administratie niet kan afwijken zonder duidelijk de redenen te noemen die deze afwijking eventueel rechtvaardigen, omdat zij anders in strijd handelt met het beginsel van gelijke behandeling (arrest van 26 september 2017, Hanschmann/Europol, T‑562/16, niet gepubliceerd, EU:T:2017:664, punt 67). |
88 |
In de onderhavige zaak moet in de eerste plaats worden vastgesteld dat het besluit van 28 maart 2019, waarin het algemene beleid van Europol op het gebied van de verlenging van overeenkomsten is vastgelegd, een intern richtsnoer in de zin van de in punt 87 hierboven genoemde rechtspraak is. Dit besluit heeft namelijk tot gevolg dat een bijzondere regeling wordt vastgesteld die drie cumulatieve voorwaarden bevat voor de verlenging van overeenkomsten voor onbepaalde tijd. |
89 |
In dit verband zij eraan herinnerd dat de verlenging van een overeenkomst voor onbepaalde tijd volgens artikel 4, lid 3, van het besluit van 28 maart 2019 aan drie criteria moet voldoen, te weten ten eerste de blijvende behoefte aan de post of de functie, ook in het licht van de voorzienbare toekomstige ontwikkelingen, ten tweede de vaardigheden en competenties van de functionaris en de relevantie daarvan voor de beklede post of functie en ten derde de voortdurend goede prestaties van de betrokken functionaris. |
90 |
In casu komt uit het bestreden besluit in wezen naar voren dat de blijvende behoefte aan de post alsmede de voortdurend goede prestaties van verzoeker weliswaar niet worden bestreden, maar dat twijfel bestaat over zijn vaardigheden en competenties alsmede de relevantie daarvan voor de beklede post in het licht van de voorzienbare toekomstige ontwikkelingen. |
91 |
Europol heeft in de onderhavige zaak dus de eerste twee criteria toegepast, namelijk ten eerste de blijvende noodzaak van de post en de functie in het licht van de voorzienbare toekomstige ontwikkelingen en ten tweede de vaardigheden en competenties van de functionaris en de relevantie daarvan voor de beklede functie, en vastgesteld dat de vaardigheden en competenties van verzoeker ontoereikend waren in het licht van de voorzienbare toekomstige ontwikkelingen op het gebied van [vertrouwelijk]. |
92 |
Onderzocht moet worden of een dergelijke door verzoeker bestreden toepassing ongerechtvaardigd en incoherent is, zoals hij in wezen verklaart. |
93 |
Ten eerste moet worden overwogen dat Europol, voordat het een besluit over de verlenging van de overeenkomst nam, in het belang van de dienst op verantwoorde wijze de toekomstige wijzigingen en voorzienbare ontwikkelingen moest evalueren. |
94 |
In casu heeft Europol, rekening houdend met de vele strategische programmeringsdocumenten met betrekking tot zijn activiteiten, overwogen dat de afdeling [vertrouwelijk] operationele activiteiten en niet meer enkel ondersteunende activiteiten voor de operationele activiteiten van de andere afdelingen moest te verrichten, zodat het hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] over extra competenties moest beschikken. |
95 |
Daarnaast heeft Europol, na beoordeling van verzoekers vaardigheden en competenties, rekening houdend met zijn personeelsdossier en de opmerkingen die hij in het kader van de procedure voor verlenging van de overeenkomst had ingediend, overwogen dat deze ontoereikend waren in het licht van de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van [vertrouwelijk]. |
96 |
Ten tweede zou een volledig autonome toepassing van de in artikel 4, lid 3, van het besluit van 28 maart 2019 vastgelegde criteria, die volgens verzoeker vereist is, kunnen leiden tot een situatie waarin Europol de overeenkomst van een functionaris zou moeten verlengen, terwijl diens competenties niet zouden voldoen aan de redelijkerwijs in de toekomst voorzienbare vereisten van de beklede post, hetgeen kennelijk strijdig zou zijn met het dienstbelang en het doel van de procedure waarin dat artikel voorziet. |
97 |
In het licht van deze opmerkingen en rekening houdend met de ruime beoordelingsbevoegdheid van het TAOBG op het gebied van de verlenging van overeenkomsten voor bepaalde tijd voor onbepaalde tijd, lijkt Europol geen onjuiste rechtsopvatting te kunnen worden verweten bij de toepassing van de criteria voor de evaluatie van de voor verlenging van de overeenkomst in aanmerking komende persoon. |
98 |
In de tweede plaats blijkt uit het bestreden besluit dat het niet gebaseerd is op een toekomstige reorganisatie van het Agentschap, maar op het feit dat de vaardigheden en competenties van verzoeker niet overeenkwamen met het profiel van de post in het licht van de toekomstige en voorzienbare ontwikkelingen ervan. |
99 |
De post van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] is in het organogram van Europol gehandhaafd, maar de behoeften van de post die overeenkomen met nieuwe competenties zijn opnieuw beschreven, zodat deze post aanvullende competenties vereist, zonder dat er evenwel sprake is van schrapping of reorganisatie. |
100 |
Derhalve vindt het arrest van 16 december 2020, VP/Cedefop (T‑187/18, niet gepubliceerd, EU:T:2020:613), waarbij het besluit om de overeenkomst van een functionaris niet te verlengen nietig is verklaard op grond dat het was gebaseerd op een toekomstige reorganisatie, terwijl in dat verband geen enkel concreet besluit was vastgesteld, in casu geen toepassing. |
101 |
In de derde plaats moet, wat het argument betreft dat het bestreden besluit niet preciseert welke vaardigheden nodig zijn om in de toekomst de functie van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] te bekleden, eraan worden herinnerd dat het TAOBG in het bestreden besluit heeft gepreciseerd dat [vertrouwelijk] cruciale competenties zijn en dat het „vermogen om [vertrouwelijk] te leiden essentieel is voor het hoofd van de afdeling [vertrouwelijk]”. |
102 |
Bovendien blijkt uit verschillende stukken in het dossier – zowel strategische, zoals de Europolstrategie 2020+, als programmeringsstukken, waaronder de programmeringsdocumentatie van Europol en in het bijzonder die van de periode 2020‑2022, met inbegrip van de verantwoordelijkheden die aan Europol zijn toegekend in het kader van het interoperabiliteitsprogramma van de Unie, waartoe verzoeker in zijn hoedanigheid van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] heeft bijgedragen en waarvan hij op de hoogte moest zijn – dat de besprekingen over deze toekomstige behoeften op het gebied van [vertrouwelijk] in 2019 zijn begonnen. |
103 |
In dit kader moeten zowel het bestreden besluit als de preciseringen die zijn aangebracht in de informatiebrief van 5 mei 2020 en de voor verzoeker toegankelijke documenten, zoals de Europolstrategie 2020+, de routekaart van Europol voor interoperabiliteit, het programmeringsdocument van Europol 2020‑2022, het ontwerpprogrammeringsdocument 2021‑2023, het verslag van Europol aan externe belanghebbenden, het plan van Europol voor interoperabiliteit van de Unie en de rapporten van Europol inzake de invoering van de Europolstrategie 2020+, verzoeker wel inzicht hebben verschaft in de vaardigheden en competenties die nodig waren voor de post van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk]. |
104 |
Wat betreft de bewering dat Europol de competenties en vaardigheden van verzoeker had moeten evalueren op basis van een procedure of test, moet worden opgemerkt dat het besluit van 28 maart 2018, waarin de procedure voor de verlenging van overeenkomsten is vastgelegd, niet in een dergelijke test voorziet. De competenties en vaardigheden van de functionaris worden onderzocht door de uitvoerend directeur, waarbij deze rekening houdt met de door de functionaris behaalde resultaten, zijn personeelsdossier, met inbegrip van zijn curriculum vitae en de opmerkingen die zijn ingediend in het kader van de verlengingsprocedure, aan welke procedure het TAOBG zich in casu heeft gehouden. Het invoeren van een extra procedure, in de vorm van een test of gesprek op verzoek van verzoeker, zou in strijd zijn geweest met de voorwaarden van het besluit van 28 maart 2018 en mogelijk tot schending van het beginsel van gelijke behandeling hebben geleid. |
105 |
In de vierde plaats, wat betreft de indeling van de post van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] bij de zogenoemde „beperkte” functies, volstaat de vaststelling dat die wijziging in casu heeft plaatsgevonden na de vaststelling van het bestreden besluit zodat zij geen gevolgen kan hebben voor de rechtmatigheid daarvan. De vraag of deze wijziging verzoeker al dan niet kon worden tegengeworpen is derhalve irrelevant. |
106 |
In de vijfde plaats moet met betrekking tot de stelling dat de als hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] nieuw aangestelde persoon niet over meer competenties dan verzoeker beschikt, worden opgemerkt dat deze beweringen zijn gebaseerd op verzoekers persoonlijke opvatting van voor het publiek toegankelijke informatie. Zoals Europol betoogt, kan deze informatie evenwel niet in de plaats komen van een sollicitatiedossier in het kader van een selectieprocedure. |
107 |
Wat verzoekers bewering betreft dat de benoeming van een [vertrouwelijk] functionaris op de post van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] waarin ook twee andere eenheidshoofden [vertrouwelijk] zijn, in strijd is met artikel 27 van het Statuut, moet worden vastgesteld dat de kandidaat die voor de post van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] is gekozen, de [vertrouwelijk] nationaliteit heeft terwijl twee andere eenheidshoofden de [vertrouwelijk] nationaliteit hebben. |
108 |
Bij gebreke van andere bewijzen lijkt Europol derhalve, door een [vertrouwelijk] functionaris met de [vertrouwelijk] nationaliteit te benoemen als hoofd van de afdeling [vertrouwelijk], terwijl twee eenheidshoofden van die afdeling de [vertrouwelijk] nationaliteit hebben, niet in strijd te hebben gehandeld met artikel 27 van het Statuut, dat de agentschappen van de Unie onder meer verplicht hun personeel aan te werven uit de onderdanen van de lidstaten van de Unie met inachtneming van de breedst mogelijke geografische basis en hun verbiedt ambten te bestemmen voor onderdanen van een bepaalde lidstaat. |
109 |
Uit een en ander volgt dat het eerste middel moet worden afgewezen. |
Vierde middel, ontleend aan een kennelijke beoordelingsfout
110 |
In het kader van het vierde middel betoogt verzoeker dat zijn werkervaring, zijn vaardigheden en zijn vermogen om zich aan te passen aan de behoeften aantonen dat hij over de kwaliteiten beschikt die vereist zijn voor de post van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk], en dat de uitvoerend directeur zijn capaciteiten om zijn taken uit te voeren in het licht van de toekomstige en voorzienbare ontwikkelingen van de post van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] dus kennelijk verkeerd heeft beoordeeld. |
111 |
Bovendien brengt verzoeker in herinnering dat hij niet op de hoogte was van de nieuwe behoeften van de organisatie, aangezien de vereiste competenties geen deel uitmaakten van de vereisten of beschrijvingen van de beschikbare post. |
112 |
Hoe dan ook heeft verzoeker wat betreft de wijze van beoordeling van zijn vaardigheden niet dezelfde behandeling genoten als de andere kandidaten voor de post van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk]. |
113 |
Europol betwist verzoekers argumenten. |
114 |
Vooraf moet worden opgemerkt dat hoewel de administratie bij de verlenging van een overeenkomst voor bepaalde tijd voor onbepaalde tijd over een ruime beoordelingsbevoegdheid beschikt, zoals naar voren komt uit de punten 82 en 83 hierboven, het Gerecht, waarbij een beroep tot nietigverklaring aanhangig is gemaakt tegen een besluit dat wordt vastgesteld in de uitoefening van een dergelijke bevoegdheid, niettemin een rechtmatigheidstoetsing verricht, die zich in meerdere opzichten manifesteert. De controle door de rechter van de Unie van een besluit om een overeenkomst van een tijdelijk functionaris niet te verlengen, hetgeen een bezwarend besluit is, moet zich beperken tot de vraag of er bij de beoordeling van het dienstbelang dat dat besluit kon rechtvaardigen, geen onjuiste toepassing van het recht heeft plaatsgevonden en geen kennelijke fout is gemaakt, en of er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid dan wel van niet-nakoming van de zorgplicht die op een administratie rust wanneer zij zich moet uitspreken over de verlenging van een overeenkomst van een van haar personeelsleden. Bovendien controleert het Gerecht of de administratie procedurele onregelmatigheden of materiële onjuistheden heeft begaan (zie in die zin arrest van 13 december 2018, Wahlström/Frontex, T‑591/16, niet gepubliceerd, EU:T:2018:938, punt 47). |
115 |
Bovendien kan een fout enkel als kennelijke fout worden aangemerkt wanneer deze gemakkelijk te herkennen en te ontdekken is aan de hand van criteria waarvan de uitoefening van de betrokken beslissingsbevoegdheid afhankelijk is. Om vast te stellen dat de administratie bij de beoordeling van de feiten een kennelijke fout heeft gemaakt die de nietigverklaring van een besluit kan rechtvaardigen, moeten de door de verzoekende partij aan te dragen bewijselementen afdoende zijn om de beoordelingen van de administratie hun plausibiliteit te ontnemen. Met andere woorden, het middel ontleend aan een kennelijke beoordelingsfout moet worden afgewezen indien de betrokken beoordeling ondanks de door de verzoekende partij aangevoerde elementen nog steeds waarheidsgetrouw of geldig kan worden geacht (zie arrest van 15 december 2021, HB/EIB, T‑689/20, niet gepubliceerd, EU:T:2021:891, punt 37 en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
116 |
De argumenten die verzoeker ter ondersteuning van het vierde middel heeft aangevoerd, moeten in het licht van deze overwegingen worden onderzocht. |
117 |
In casu is het bestreden besluit genomen op grond dat de vaardigheden en competenties van verzoeker in het licht van de voorzienbare toekomstige ontwikkelingen niet voldeden aan de behoeften van Europol voor de post van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk]. |
118 |
In de eerste plaats moet, wat verzoekers argument betreft dat zijn resultaten, ervaring en aanpassingsvermogen aantonen dat hij over de voor de post van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk] vereiste vaardigheden en competenties beschikte, worden opgemerkt dat Europol noch verzoekers goede prestaties, noch zijn aanpassingsvermogen betwist. De grond ter rechtvaardiging van de niet-verlenging van verzoekers overeenkomst was de ongeschiktheid van zijn profiel voor de toekomstige behoeften van Europol, namelijk met betrekking tot een voortaan vereist vermogen [vertrouwelijk]. Hieruit blijkt dat er nieuwe behoeften en extra expertisegebieden zijn geïdentificeerd en dat de competenties van verzoeker volgens Europol ontoereikend zijn om daaraan tegemoet te komen. |
119 |
Hoewel verzoeker verklaart over de nieuw geïdentificeerde competenties en vaardigheden te beschikken, verzuimt hij die competenties te preciseren en daardoor aan te tonen dat zijn ervaring binnen Europol of zijn eerdere ervaring kan beantwoorden aan de behoefte van Europol om over een persoon te beschikken met het vermogen om [vertrouwelijk] en [vertrouwelijk]. |
120 |
Bovendien betoogt verzoeker weliswaar dat de beschrijving van de post in de op 7 januari 2021 gepubliceerde kennisgeving van vacature geen extra competenties met betrekking tot zijn taken bevatte, maar stelt het Gerecht vast dat Europol, na de niet-verlenging van de overeenkomst van verzoeker, een kennisgeving van vacature heeft gepubliceerd om te voorzien in de post van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk], met daarin meerdere taken die geen deel uitmaakten van die van verzoeker, met name [vertrouwelijk]. |
121 |
Hieruit vloeit voort dat de binnen Europol aan verzoeker toevertrouwde taken niet voldeden aan de toekomstige en voorzienbare vereisten van de post van hoofd van de afdeling [vertrouwelijk], en dat verzoeker er niet in is geslaagd aan te tonen dat Europol een kennelijke fout heeft gemaakt door vast te stellen dat hij niet over de noodzakelijke competenties beschikte om die post in de toekomst te bekleden, in het kader van een overeenkomst voor onbepaalde tijd. |
122 |
Wat in de tweede plaats de argumenten van verzoeker betreft dat hij niet op de hoogte was van de nieuwe behoeften van de organisatie, moet worden verwezen naar de beoordeling van het eerste en het tweede middel, waarbij wordt benadrukt dat de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën duidelijk zijn genoemd in vele strategische documenten, bij de opstelling waarvan verzoeker betrokken is geweest, en dat hij tweemaal in de gelegenheid is gesteld om in het kader van de verlengingsprocedure daarover opmerkingen in te dienen en de mogelijkheid had om de niet in zijn personeelsdossier opgenomen vaardigheden te beschrijven. |
123 |
Gelet op het voorgaande legt verzoeker onvoldoende bewijs over om de beoordelingen van Europol, die inhielden dat zijn profiel ontoereikend was voor de nieuwe behoeften van de dienst, hun plausibiliteit te ontnemen overeenkomstig de in punt 115 hierboven aangehaalde rechtspraak. |
124 |
Bijgevolg blijkt uit het dossier niet dat Europol een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt door vast te stellen dat verzoeker niet beschikte over op zijn nieuwe behoeften afgestemde vaardigheden en competenties. Derhalve moet verzoekers vierde middel worden afgewezen. [omissis] |
HET GERECHT (Zevende kamer), rechtdoende, verklaart: |
|
|
da Silva Passos Valančius Sampol Pucurull Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 9 november 2022. ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Frans.
( 1 ) Enkel de punten van dit arrest waarvan het Gerecht publicatie nuttig acht, worden weergegeven.