Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer) van 11 december 1998. - Scottish Soft Fruit Growers Ltd tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Gemeenschappelijk landbouwbeleid - Industrieframbozen - Forfaitaire steun aan telersverenigingen - Terugvordering van uitbetaalde bedragen - Niet voor beroep vatbare handeling - Rechtsgevolgen - Beroep tot nietigverklaring - Niet-ontvankelijkheid. - Zaak T-22/98.
Jurisprudentie 1998 bladzijde II-04219
Beroep tot nietigverklaring - Voor beroep vatbare handelingen - Begrip - Handelingen die bindende rechtsgevolgen in het leven roepen - Brief van Commissie houdende afwijzing van verzoek tot wijziging van bepaling van verordening waarin voor communautaire steun in aanmerking te nemen hoeveelheden worden bepaald - Daarvan uitgesloten
(EG-Verdrag, art. 173; verordening nr. 1991/92 van de Raad; verordening nr. 2252/92 van de Commissie)
Een beroep tot nietigverklaring dat door een krachtens verordening nr. 1991/92 erkende vereniging van telers van industrieframbozen wordt ingesteld tegen een brief van de Commissie waarin wordt geweigerd gevolg te geven aan het verzoek van een nationale autoriteit dat in wezen strekt tot wijziging van artikel 6 van verordening nr. 2252/92, waarin de voor de toekenning van forfaitaire steun aan de erkende telersverenigingen in aanmerking te nemen afgezette hoeveelheden worden bepaald, is niet-ontvankelijk.
Handelingen of besluiten die vatbaar zijn voor beroep tot nietigverklaring in de zin van artikel 173 van het Verdrag, zijn enkel de maatregelen die bindende rechtsgevolgen in het leven roepen welke de belangen van de verzoeker kunnen aantasten doordat zij diens rechtspositie aanmerkelijk wijzigen. Dit is niet het geval bij deze brief, aangezien de verplichting tot terugbetaling welke op de verzoekende vereniging berust omdat zij een hoger voorschot heeft ontvangen dan het overeenkomstig artikel 6 van verordening nr. 2252/92 berekende definitieve steunbedrag, reeds voortvloeit uit de toepassing van de geldende regeling. Uit het feit dat de bevoegde nationale autoriteit in afwachting van de beslissing van de Commissie geen maatregel heeft genomen om de schuld inderdaad terug te vorderen, kan niet worden afgeleid dat de rechtspositie van de verzoeker ten aanzien van de steun afhankelijk was van het antwoord dat de instelling op het verzoek tot wijziging van de onderhavige regeling zou geven.
Ook is een door een natuurlijke of rechtspersoon ingesteld beroep dat gericht is tegen de weigering van de Commissie om een handeling met terugwerkende kracht te corrigeren, niet-ontvankelijk, wanneer de verlangde correctie had moeten worden verricht in de vorm van een verordening met algemene strekking, zoals bij een wijziging van dit artikel 6, volgens hetwelk de steun wordt toegekend op basis van een objectieve situatie.