ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer)
15 april 2021 ( *1 )
„Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van de wetgevingen – Telecommunicatiesector – Geharmoniseerd gebruik van het radiospectrum in de 2 GHz-frequentieband voor de implementatie van systemen voor mobiele satellietdiensten – Beschikking nr. 626/2008/EG – Artikel 2, lid 2, onder a) en b) – Artikel 4, lid 1, onder c), ii) – Artikel 7, leden 1 en 2 – Artikel 8, leden 1 en 3 – Mobiele satellietsystemen – Begrip ‚mobiel grondstation’ – Begrip ‚complementaire grondcomponenten’ – Begrip ‚vereiste kwaliteit’ – Respectieve functies van de satelliet- en de grondcomponenten – Verplichting voor de geselecteerde exploitant van mobiele satellietsystemen om een bepaald percentage van de bevolking en het grondgebied te bestrijken – Niet-inachtneming – Invloed”
In zaak C‑515/19,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Conseil d’État (hoogste bestuursrechter, Frankrijk) bij beslissing van 28 juni 2019, ingekomen bij het Hof op 8 juli 2019, in de procedure
Eutelsat SA
tegen
Autorité de régulation des communications électroniques et des postes (ARCEP),
Inmarsat Ventures SE, voorheen Inmarsat Ventures Ltd,
in tegenwoordigheid van:
Viasat Inc.,
Viasat UK Ltd,
wijst
HET HOF (Tweede kamer),
samengesteld als volgt: A. Arabadjiev, kamerpresident, A. Kumin (rapporteur), T. von Danwitz, P. G. Xuereb en I. Ziemele, rechters,
advocaat-generaal: H. Saugmandsgaard Øe,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
– |
Eutelsat SA, vertegenwoordigd door L. de la Brosse en C. Barraco-David, avocats, |
– |
Inmarsat Ventures SE, vertegenwoordigd door C. Spontoni, N. Brice en É. Barbier de La Serre, avocats, |
– |
Viasat Inc. en Viasat UK Ltd, vertegenwoordigd door L. Panepinto, P. de Bandt en H. Farge, avocats, en door J. Ruiz Calzado, abogado, |
– |
de Franse regering, vertegenwoordigd door A.‑L. Desjonquères, E. de Moustier en P. Dodeller als gemachtigden, |
– |
de Belgische regering, vertegenwoordigd door P. Cottin en J.‑C. Halleux als gemachtigden, bijgestaan door S. Depré, advocaat, |
– |
de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door S. Brandon als gemachtigde, bijgestaan door J. Morrison, barrister, |
– |
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door É. Gippini Fournier, G. Braun en L. Nicolae als gemachtigden, |
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 12 november 2020,
het navolgende
Arrest
1 |
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 2, lid 2, onder a) en b), artikel 4, lid 1, onder c), ii), artikel 7, leden 1 en 2, en artikel 8, leden 1 en 3, van beschikking nr. 626/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2008 inzake de selectie en machtiging van systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) leveren (PB 2008, L 172, blz. 15; hierna: „MSS-beschikking”). |
2 |
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Eutelsat SA en de Autorité de régulation des communications électroniques et des postes (ARCEP) (Franse regelgevende instantie voor elektronische communicatie en posterijen) inzake het besluit van laatstgenoemde om aan Inmarsat Ventures SE, voorheen Inmarsat Ventures Ltd (hierna: „Inmarsat”), gebruiksrechten voor complementaire grondcomponenten (hierna: „CGC’s”) van mobiele satellietsystemen te verlenen. |
Toepasselijke bepalingen
Internationaal recht
Statuut van de ITU
3 |
De Internationale Telecommunicatie-unie (ITU) is een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties die verantwoordelijk is voor informatie- en communicatietechnologie. Blijkens met name artikel 1 van haar statuut worden in het kader van de ITU het radiospectrum en de satellietbanen wereldwijd toegewezen en de technische voorschriften uitgewerkt om de netwerken en technologieën onderling te kunnen verbinden. |
4 |
Volgens artikel 2 van het statuut van de ITU bestaat de ITU uit lidstaten en sectorleden. Thans zijn 193 staten lid van de ITU, waaronder alle lidstaten van de Europese Unie. De Europese Unie zelf is „sectorlid”. |
5 |
Artikel 4 van het ITU-statuut met het opschrift „Akten van de [ITU]” bepaalt in lid 3: „De bepalingen van zowel dit statuut als het verdrag worden verder aangevuld door die van de hierna genoemde administratieve reglementen, die het gebruik van de telecommunicatie reglementeren en bindend zijn voor alle lidstaten: [...]
[...]” |
Radioreglement
6 |
De Wereldradiocommunicatieconferenties (WRC) zijn bedoeld om het in artikel 4 van het ITU-statuut bedoelde radioreglement te evalueren en indien nodig te herzien. De versie van dit reglement die is aangenomen op de WRC van Genève (Zwitserland) van 23 januari 2012 (WRC‑12) (hierna: „radioreglement”), bevat hoofdstuk I, „Terminologie en technische kenmerken”, waarin artikel 1 van dit reglement met het opschrift „Begrippen en definities” is opgenomen. Dit artikel omvat vijf onderdelen, waaronder onderdeel III, met het opschrift „Radiodiensten”. De onderdelen bestaan op hun beurt uit nummers. In dit onderdeel III staat onder meer nummer 1.25 van artikel 1, dat luidt als volgt: „mobiele satellietdienst: radiocommunicatiedienst:
Deze dienst kan eveneens verbindingen omvatten die voor de exploitatie ervan nodig zijn.” |
7 |
Artikel 1 van het radioreglement bevat onderdeel IV met het opschrift „Radiostations en radiosystemen”, dat onder meer de nummers 1.61, 1.63, 1.64, 1.67 en 1.68 omvat, welke luiden als volgt: „1.61 station: een of meerdere zenders of ontvangers, of een geheel van zenders en ontvangers, met de daarbij behorende apparatuur, die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een radiocommunicatiedienst of voor de radioastronomiedienst, op een bepaalde locatie. Elk station wordt ingedeeld op basis van de dienst waaraan zij permanent of tijdelijk deelneemt. [...] 1.63 grondstation: station dat zich ofwel op het aardoppervlak, ofwel in het voornaamste deel van de aardatmosfeer bevindt en bestemd is om te communiceren:
1.64 ruimtestation: station dat is geplaatst op een object dat zich buiten het voornaamste deel van de aardatmosfeer bevindt, dat bestemd is om daarbuiten te gaan of dat daarbuiten is gebracht. [...] 1.67 mobiel station: een station voor mobiele diensten dat is bestemd om te worden gebruikt terwijl het in beweging is of tijdens stops op niet-gespecificeerde locaties. 1.68 mobiel grondstation: een grondstation voor mobiele satellietdiensten dat is bestemd om te worden gebruikt terwijl het in beweging is of tijdens stops op niet-gespecificeerde locaties.” |
Unierecht
MSS-beschikking
8 |
De overwegingen 1, 4, 5, 18 en 19 van de MSS-beschikking zijn als volgt verwoord:
[...]
[...]
|
9 |
Artikel 1 van deze beschikking luidt als volgt: „1. Deze beschikking heeft tot doel de ontwikkeling van een op concurrentie gebaseerde interne markt voor mobiele satellietdiensten (MSS) in de gehele Gemeenschap te vergemakkelijken en gaandeweg dekking in alle lidstaten te bereiken. Bij deze beschikking wordt een communautaire procedure ingesteld voor de gemeenschappelijke selectie van exploitanten van mobiele satellietsystemen die overeenkomstig beschikking 2007/98/EG [van de Commissie van 14 februari 2007 betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de 2 GHz-frequentieband voor de implementatie van systemen voor mobiele satellietdiensten (PB 2007, L 43, blz. 32)] de 2 GHz-frequentieband gebruiken, die bestaat uit [het] radiospectrum van 1980 tot 2010 MHz voor aarde-ruimtecommunicatie en van 2170 tot 2200 MHz voor ruimte-aardecommunicatie. Voorts worden bepalingen vastgesteld voor de gecoördineerde machtiging door de lidstaten van de geselecteerde exploitanten voor het gebruik van het toegewezen radiospectrum binnen deze band voor de exploitatie van mobiele satellietsystemen. 2. De exploitanten van mobiele satellietsystemen worden via een communautaire procedure overeenkomstig titel II geselecteerd. 3. De geselecteerde exploitanten van mobiele satellietsystemen worden door de lidstaten overeenkomstig titel III gemachtigd. [...]” |
10 |
Artikel 2, lid 2, van de beschikking luidt: „[...]
|
11 |
Titel II van de MSS-beschikking, met als opschrift „Selectieprocedure”, bevat onder meer de artikelen 3 en 4 van deze beschikking. Artikel 3, lid 1, van die beschikking bepaalt: „Door de Commissie wordt een vergelijkende selectieprocedure georganiseerd voor de selectie van exploitanten van mobiele satellietsystemen. [...]” |
12 |
In artikel 4, lid 1, van die beschikking is bepaald: „De volgende ontvankelijkheidseisen zijn van toepassing: [...]
|
13 |
Titel III van de MSS-beschikking, met als opschrift „Machtiging”, bevat onder meer de artikelen 7 en 8 van deze beschikking. Artikel 7 van deze beschikking luidt als volgt: „1. De lidstaten zorgen ervoor dat de geselecteerde aanvragers, overeenkomstig het tijdschema en het dekkingsgebied waartoe de aanvragers zich hebben verbonden, overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder c), en volgens het nationale en communautaire recht, het gebruiksrecht krijgen voor de specifieke radiofrequentie die is bepaald in het besluit van de Commissie [over de selectie van aanvragers], alsmede het recht om een mobiel satellietsysteem te exploiteren. Zij stellen de geselecteerde aanvragers dienovereenkomstig van deze rechten in kennis. Zij stellen de geselecteerde aanvragers dienovereenkomstig van deze rechten in kennis. 2. Voor de onder lid 1 vallende rechten gelden de volgende gemeenschappelijke voorwaarden: [...]
[...]” |
14 |
In artikel 8 van deze beschikking is bepaald: „1. De lidstaten zorgen er overeenkomstig de nationale en communautaire wetgeving voor dat hun bevoegde instanties de aanvragers die overeenkomstig titel II zijn geselecteerd en krachtens artikel 7 zijn gemachtigd om het spectrum te gebruiken, de machtigingen verlenen die nodig zijn voor de levering van [CGC’s] van mobiele satellietsystemen op hun grondgebied. [...] 3. Voor nationale machtigingen die worden verleend voor de exploitatie van [CGC’s] van mobiele satellietsystemen in de 2 GHz-frequentieband, gelden de volgende gemeenschappelijke voorwaarden:
|
Selectiebeschikking
15 |
In artikel 2 van beschikking 2009/449/EG van de Commissie van 13 mei 2009 inzake de selectie van exploitanten van pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) aanbieden (PB 2009, L 149, blz. 65; hierna: „selectiebeschikking”) is bepaald: „Na de eerste selectiefase van de vergelijkende selectieprocedure van titel II van [de MSS-beschikking] zijn Inmarsat Ventures Limited en Solaris Mobile Limited ontvankelijke aanvragers. Omdat de totale vraag naar radiospectrum aangevraagd door in aanmerking komende aanvragers die na de eerste selectiefase van de vergelijkende selectieprocedure van titel II van [de MSS-beschikking] niet zijn afgewezen, niet groter is dan de beschikbare hoeveelheid radiospectrum die in artikel 1, lid 1, van [de MSS-beschikking] is vastgesteld, worden Inmarsat Ventures Limited en Solaris Mobile Limited geselecteerd.” |
16 |
Artikel 3 van deze beschikking luidt als volgt: „De geselecteerde aanvragers krijgen een machtiging om de volgende frequenties in elke lidstaat te gebruiken overeenkomstig titel III van [de MSS-beschikking]:
[...]” |
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
17 |
Na afloop van de in titel II van de MSS-beschikking bedoelde selectieprocedure heeft de Commissie Inmarsat krachtens artikel 2, tweede alinea, van de selectiebeschikking geselecteerd als exploitant van mobiele satellietsystemen. |
18 |
Deze onderneming ontwikkelde een systeem genaamd „European Aviation Network” (EAN), dat bestemd is voor de verlening van connectiviteitsdiensten voor vliegtuigen die over de Unie vliegen met behulp van satelliettransmissies die worden ontvangen door een boven op de vliegtuigromp geplaatste terminal, en via transmissies van op het grondgebied van de Unie opgestelde CGC’s die worden ontvangen door een onderaan de vliegtuigromp geplaatste terminal. |
19 |
Bij besluit van 21 oktober 2014 heeft de ARCEP Inmarsat een machtiging verleend voor het gebruik van de in artikel 3, onder a), van de selectiebeschikking genoemde frequenties in continentaal Frankrijk. Voorts heeft deze autoriteit Inmarsat bij besluit van 22 februari 2018 (hierna: „besluit van 22 februari 2018”) een machtiging verleend voor de exploitatie van CGC’s van mobiele satellietsystemen. |
20 |
Tegen dit besluit van 22 februari 2018 heeft Eutelsat, een concurrent van Inmarsat, beroep tot nietigverklaring ingesteld bij de verwijzende rechter, de Conseil d’État (hoogste bestuursrechter, Frankrijk), op grond van met name schending van het Unierecht. |
21 |
In dit verband voert Eutelsat primair drie middelen aan. Ten eerste is het door Inmarsat ontwikkelde EAN-systeem volgens haar geen mobiel satellietsysteem, aangezien de CGC’s ervan geen integrerend onderdeel van dat systeem zijn. Ten tweede zijn de bij het besluit van 22 februari 2018 goedgekeurde CGC’s volgens Eutelsat niet complementair aan de satellietcomponent van dat systeem. Ten derde had de machtiging voor de exploitatie van CGC’s van mobiele satellietsystemen haars inziens niet mogen worden toegekend, omdat Inmarsat op de in artikel 4, lid 1, onder c), ii), van de MSS-beschikking bedoelde datum geen mobiele satellietdiensten had verleend. |
22 |
Viasat Inc. en Viasat UK Ltd (hierna tezamen: „Viasat”) hebben geïntervenieerd ter ondersteuning van het door Eutelsat ingestelde beroep tot nietigverklaring. |
23 |
De verwijzende rechter is allereerst van mening dat voor het antwoord op het in punt 21 van dit arrest genoemde eerste middel met name moet worden bepaald aan de hand van welke juridische criteria kan worden vastgesteld of er sprake is van een „mobiel grondstation” in de zin van de MSS-beschikking, zodat kan worden nagegaan of het EAN-systeem aan die criteria voldoet. |
24 |
Vervolgens meent de verwijzende rechter dat voor het antwoord op het in punt 21 van dit arrest genoemde tweede middel moet worden verduidelijkt wat de respectieve functies van de satelliet- en de grondcomponenten van een mobiel satellietsysteem zijn in de zin van artikel 2, lid 2, van de MSS-beschikking, alsook wat de inhoud is van het begrip „vereiste kwaliteit” in de zin van artikel 2, lid 2, onder b), van die beschikking. |
25 |
Ten slotte is die rechter van mening dat voor het antwoord op het in punt 21 van dit arrest genoemde derde middel moet worden vastgesteld wat de invloed is van de omstandigheid dat de in artikel 4, lid 1, onder c), ii), van die beschikking bedoelde uiterste datum voor de dekking van het grondgebied door middel van een mobiele satellietdienst eventueel niet in acht wordt genomen door de overeenkomstig titel II van de MSS-beschikking geselecteerde exploitant, en in het bijzonder moet worden bepaald of de bevoegde instanties van de lidstaten – indien die datum niet in acht is genomen – moeten weigeren om machtigingen voor de exploitatie van CGC’s te verlenen of dat zij in ieder geval kunnen weigeren om deze machtigingen te verlenen. |
26 |
In deze omstandigheden heeft de Conseil d’État de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag voorgelegd:
|
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Tweede vraag
27 |
Voor de beantwoording van de tweede vraag, die als eerste moet worden onderzocht, moet worden opgemerkt dat in casu vaststaat dat het door Inmarsat ontwikkelde systeem weliswaar is uitgerust met een satelliet, maar dat de datatransmissiecapaciteit van dit systeem voornamelijk berust op communicatie met grondstations, die het hele Europese grondgebied van de lidstaten bestrijken. De in het hoofdgeding aan de orde zijnde grondstations waarvoor Inmarsat krachtens het besluit van 22 februari 2018 een machtiging heeft gekregen om deze te exploiteren als CGC’s van mobiele satellietsystemen, bestrijken dan ook het gehele grondgebied van continentaal Frankrijk. |
28 |
Zoals de advocaat-generaal in punt 67 van zijn conclusie heeft opgemerkt, blijkt bovendien uit het dossier waarover het Hof beschikt dat de satelliet die Inmarsat voor haar mobiele satellietsysteem gebruikt, uitsluitend is bedoeld om te worden gebruikt in gebieden waar de grondstations van die onderneming geen dekking bieden, te weten met name boven zee. |
29 |
Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter dus in wezen te vernemen of artikel 2, lid 2, onder a) en b), van de MSS-beschikking aldus moet worden uitgelegd dat de datatransmissiecapaciteit van een mobiel satellietsysteem hoofdzakelijk moet berusten op de satellietcomponent van dat systeem en of CGC’s van mobiele satellietsystemen zodanig mogen worden geïnstalleerd dat zij het hele grondgebied van de Unie bestrijken, omdat die satellietcomponent de communicatie op geen enkele plaats in dat grondgebied met de „vereiste kwaliteit” in de zin van die bepaling kan waarborgen. |
30 |
Er zij aan herinnerd dat „mobiele satellietsystemen” in artikel 2, lid 2, onder a), van de MSS-beschikking zijn gedefinieerd als elektronischecommunicatienetwerken en de bijbehorende voorzieningen waarmee radiocommunicatiediensten kunnen worden geleverd tussen een mobiel grondstation en een of meer ruimtestations of tussen mobiele grondstations via een of meer ruimtestations dan wel tussen een mobiel grondstation en een of meer CGC’s die op vaste locaties worden gebruikt. Ook staat in die bepaling dat een dergelijk systeem ten minste één ruimtestation omvat. |
31 |
Voorts bepaalt artikel 2, lid 2, onder b), van die beschikking dat „CGC’s van mobiele satellietsystemen” grondstations zijn die op vaste locaties worden gebruikt om de beschikbaarheid van de mobiele satellietdiensten te verbeteren in geografische gebieden binnen het dekkingsgebied van de satelliet(en) van het systeem waar de communicatie met een of meer ruimtestations niet met de vereiste kwaliteit kan worden gewaarborgd. |
32 |
Met betrekking tot de machtigingen die nodig zijn voor de levering van CGC’s van mobiele satellietsystemen bepaalt artikel 8, lid 1, van de MSS-beschikking dat het aan de bevoegde instanties van de lidstaten staat om die machtigingen met werking voor hun respectieve grondgebied te verlenen aan de aanvragers die overeenkomstig titel II van die beschikking zijn geselecteerd en krachtens artikel 7 van die beschikking zijn gemachtigd om het spectrum te gebruiken. |
33 |
In artikel 8, lid 3, van die beschikking is bepaald dat voor die machtigingen de onder a) tot en met d) van die bepaling opgesomde gemeenschappelijke voorwaarden gelden. Zo is onder meer vereist dat de exploitanten het toegewezen radiospectrum gebruiken voor de levering van CGC’s van mobiele satellietsystemen. Daarnaast moeten de CGC’s een integrerend onderdeel vormen van een mobiel satellietsysteem, onder controle staan van het satellietcapaciteit- en netwerkbeheersmechanisme, dezelfde transmissierichting en dezelfde gedeeltes van frequentiebanden gebruiken als de bijbehorende satellietcomponenten, en de spectrumbehoefte van het bijbehorende mobiele satellietsysteem niet verhogen. Bovendien mag de onafhankelijke exploitatie van CGC’s, wanneer de satellietcomponent van het bijbehorende mobiele satellietsysteem defect is, niet langer dan 18 maanden duren. |
34 |
Om te beginnen volgt uit de hierboven genoemde bepalingen dat een „mobiel satellietsysteem” in de zin van de MSS-beschikking ten minste één ruimtestation moet omvatten, terwijl de exploitatie van CGC’s slechts facultatief is. Wanneer een exploitant gebruik wil maken van CGC’s moet bovendien voldaan zijn aan de gemeenschappelijke voorwaarden van artikel 8, lid 3, van die beschikking. |
35 |
In dit verband moet worden vastgesteld dat noch artikel 2, lid 2, onder a) en b), van de MSS-beschikking noch artikel 8, leden 1 en 3, daarvan omschrijft hoe de verhouding moet zijn tussen de datatransmissiecapaciteit van de satellietcomponent van een mobiel satellietsysteem en de grondcomponent van dat systeem. |
36 |
In het bijzonder kan dienaangaande uit het gebruik van het begrip „complementair” in de uitdrukking „complementaire grondcomponenten” geen conclusie worden getrokken, aangezien dat begrip, zoals de advocaat-generaal in punt 77 van zijn conclusie heeft opgemerkt, geen uitsluitsel geeft over het relatieve belang van de twee componenten. |
37 |
Bijgevolg kan er niet van uit worden gegaan dat de datatransmissiecapaciteit van een mobiel satellietsysteem, dat zowel een satelliet als CGC’s omvat, hoofdzakelijk moet berusten op de satellietcomponent van dat systeem. |
38 |
Vervolgens moet met betrekking tot de dekkingsgraad van de CGC’s meteen worden opgemerkt dat artikel 8, lid 1, van de MSS-beschikking bepaalt dat de bevoegde instanties van de lidstaten de machtigingen die nodig zijn voor de levering van CGC’s van mobiele satellietsystemen, uitsluitend voor hun nationale grondgebied verlenen. |
39 |
Overeenkomstig de voorwaarde van artikel 8, lid 3, onder a), van die beschikking, die geldt voor alle machtigingen die de lidstaten verlenen, moet de exploitant het toegewezen radiospectrum gebruiken voor de levering van CGC’s van mobiele satellietsystemen. Derhalve moeten de grondstations die een exploitant als CGC’s wil exploiteren, overeenkomen met „CGC’s van mobiele satellietsystemen” in de zin van artikel 2, lid 2, onder b), van die beschikking. |
40 |
Uit deze laatste bepaling komen twee hoofdvereisten naar voren om een grondstation te kunnen aanmerken als „CGC’s van mobiele satellietsystemen”. Wat de locatie betreft moet dat grondstation op een vaste locatie worden gebruikt en dekking bieden voor een geografisch gebied binnen het dekkingsgebied van de satelliet(en) van het betrokken mobiele satellietsysteem. Daarnaast moet het uit functioneel oogpunt worden gebruikt om de beschikbaarheid van de mobiele satellietdiensten te verbeteren in gebieden waar de communicatie met de satellietcomponent van dat systeem niet met de vereiste kwaliteit kan worden gewaarborgd. |
41 |
Wanneer aan die vereisten is voldaan en de andere gemeenschappelijke voorwaarden van artikel 8, lid 3, van de MSS-beschikking zijn vervuld, kan dus noch uit artikel 2, lid 2, onder b), van die beschikking noch uit andere bepalingen daarvan een beperking van het aantal CGC’s dat kan worden geëxploiteerd of van hun geografische dekkingsgraad worden afgeleid. |
42 |
Met betrekking tot het in artikel 2, lid 2, onder b), van die beschikking gebruikte begrip „vereiste kwaliteit”, waar de verwijzende rechter in het bijzonder op doelt, stelt de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen dat het moet worden uitgelegd in relatie tot de satellietcomponent van het betrokken mobiele satellietsysteem. De „vereiste kwaliteit” dient dus te worden opgevat als de maximale datatransmissiecapaciteit die deze component onder normale commerciële exploitatieomstandigheden en onder ideale communicatieomstandigheden, op een bepaalde locatie waar zich een grondstation bevindt, zou kunnen bieden. |
43 |
Aangezien er voor deze uitlegging geen grondslag is te vinden in de bewoordingen van artikel 2, lid 2, onder b), van de MSS-beschikking, kan zij niet worden gevolgd. |
44 |
Gelet op de context van artikel 2, lid 2, onder b), van de MSS-beschikking en de andere doelstellingen van die beschikking, moet daarentegen worden geoordeeld dat de „vereiste kwaliteit” in de zin van deze bepaling in de eerste plaats afhangt van het kwaliteitsniveau dat nodig is om de door de exploitant van het betrokken mobiele satellietsysteem aangeboden dienst te leveren. |
45 |
Overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder b), van de MSS-beschikking, gelezen in samenhang met overweging 18 ervan, vormen CGC’s namelijk een onlosmakelijk onderdeel van een mobiel satellietsysteem. Dienaangaande blijkt uit overweging 5 van die beschikking dat de door die systemen geleverde diensten een nieuw platform vormen voor verschillende soorten pan-Europese telecommunicatie- en omroep/multicastingdiensten, zoals zeer snelle toegang tot internet/intranet of mobiele multimedia. Bovendien volgt uit de overwegingen 1 en 5 van die beschikking dat deze gericht is op de bevordering van innovatie en de belangen van consumenten. |
46 |
De levering van dergelijke innovatieve en kwalitatief hoogwaardige diensten vereist steeds meer capaciteit. Bovendien is het voor de exploitant van een mobiel satellietsysteem technisch niet mogelijk en economisch niet haalbaar om aan de capaciteitsvereisten en dus aan de hogere kwaliteitseisen te voldoen door uitsluitend de satellietcomponent van zijn systeem te versterken, aangezien de hoeveelheid radiospectrum waarover die exploitant beschikt, beperkt is, en overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b), van de MSS-beschikking maximaal 15 MHz bedraagt voor aarde-ruimtecommunicatie en maximaal 15 MHz voor ruimte-aardecommunicatie. |
47 |
In deze omstandigheden kan de versterkte exploitatie van grondstations, die – gelet op hun inherente technische kenmerken – wat de capaciteit betreft een hogere prestatie leveren, beter geschikt zijn om in die behoeften te voorzien en maakt die versterkte exploitatie het voorts mogelijk dat radiofrequenties efficiënter worden gebruikt, welk doel in overweging 4 van de MSS-beschikking wordt genoemd. |
48 |
Verder moet dienaangaande worden opgemerkt dat het beginsel van technologische neutraliteit, waarmee op dit gebied rekening moet worden gehouden, vereist dat de uitlegging van de betrokken bepalingen de innovatie en de technologische vooruitgang niet beperkt. |
49 |
Overigens verzetten de bewoordingen van overweging 18 van de MSS-beschikking zich niet tegen een dergelijke uitlegging, aangezien hierin staat dat CGC’s typisch ten doel hebben de per satelliet aangeboden diensten te verbeteren in gebieden waar een ononderbroken directzichtverbinding met de satelliet ten gevolge van onderbrekingen van de horizon door bebouwing of terreingesteldheid niet gegarandeerd is, zodat deze overweging uitsluitend een bepaalde mogelijkheid voor het gebruik van CGC’s noemt, maar andere mogelijkheden niet uitsluit. |
50 |
Hier zij evenwel aan toegevoegd dat de MSS-beschikking volgens artikel 1, lid 1, ervan tot doel heeft de ontwikkeling van een op concurrentie gebaseerde interne markt voor mobiele satellietdiensten te vergemakkelijken. Deze doelstelling wordt ook genoemd in de overwegingen 5 en 19 van die beschikking. Gelet op deze doelstelling mag het aan de exploitant van een dergelijk mobiel satellietsysteem verleende recht om CGC’s te exploiteren niet leiden tot een verstoring van de mededinging op de betrokken markt. |
51 |
Het staat derhalve aan de bevoegde nationale instantie, die als enige bevoegd is om de machtigingen te verlenen die nodig zijn voor de levering van CGC’s van mobiele satellietsystemen, om te onderzoeken in hoeverre de aangevraagde exploitatie van CGC’s de mededinging kan verstoren en om aan die machtigingen gepaste en noodzakelijke beperkingen en verplichtingen te verbinden opdat de mededinging niet wordt verstoord, of de machtiging in voorkomend geval zelfs te weigeren. |
52 |
De bevoegde instantie van een lidstaat is dus bevoegd om machtigingen te verlenen voor de exploitatie van CGC’s van mobiele satellietsystemen die het hele grondgebied van die lidstaat dekken, omdat de satellietcomponent van het betrokken mobiele satellietsysteem op geen enkele plaats in dit grondgebied de communicatie met de „vereiste kwaliteit” in de zin artikel 2, lid 2, onder b), van de MSS-beschikking kan waarborgen. Deze kwaliteit moet worden opgevat als het kwaliteitsniveau dat nodig is om de door de exploitant van dat systeem aangeboden dienst te leveren, mits de mededinging niet wordt verstoord. |
53 |
Ten slotte dient die instantie tevens na te gaan of is voldaan aan de gemeenschappelijke voorwaarde van artikel 8, lid 3, onder c), van die beschikking, volgens welke een CGC alleen onafhankelijk mag worden geëxploiteerd wanneer de satellietcomponent van dat systeem defect is, en deze exploitatie niet langer dan 18 maanden mag duren. |
54 |
Zoals de advocaat-generaal in punt 72 van zijn conclusie heeft opgemerkt, volgt namelijk uit deze bepaling, gelezen in samenhang met artikel 2, lid 2, onder a) en b), van de MSS-beschikking, dat een satellietcomponent bij een mobiel satellietsysteem niet alleen aanwezig moet zijn, maar ook daadwerkelijk moet worden gebruikt. |
55 |
Hieruit volgt dat de satellietcomponent van een mobiel satellietsysteem in de praktijk samen met de CGC’s moet functioneren en dat die component in werkelijkheid niet uitsluitend bedoeld mag zijn om ervoor zorgen dat formeel is voldaan aan de voorwaarden van de MSS-beschikking. |
56 |
De bevoegde nationale instantie dient derhalve na te gaan of de satellietcomponent van het betrokken mobiele satellietsysteem van reëel en concreet nut is, in de zin dat die component noodzakelijk moet zijn voor de exploitatie van dat systeem, behoudens, zoals in punt 33 van dit arrest is opgemerkt, een onafhankelijke exploitatie van CGC’s wanneer de satellietcomponent defect is, welke exploitatie niet langer dan 18 maanden mag duren. |
57 |
Gelet op een en ander dient op de tweede vraag te worden geantwoord dat artikel 2, lid 2, onder a) en b), juncto artikel 8, leden 1 en 3, van de MSS-beschikking aldus moet worden uitgelegd dat de datatransmissiecapaciteit van een mobiel satellietsysteem niet hoofdzakelijk op de satellietcomponent van dat systeem hoeft te berusten en dat CGC’s van mobiele satellietsystemen zodanig mogen worden geïnstalleerd dat zij het hele grondgebied van de Unie bestrijken, omdat die satellietcomponent de communicatie op geen enkele plaats in dat grondgebied met de „vereiste kwaliteit” kan waarborgen in de zin van artikel 2, lid 2, onder b), van die beschikking, opgevat als het kwaliteitsniveau dat nodig is om de door de exploitant van dat systeem aangeboden dienst te leveren, mits de mededinging niet wordt verstoord en die satellietcomponent van reëel en concreet nut is, in de zin dat die component noodzakelijk moet zijn voor de exploitatie van het mobiele satellietsysteem, behoudens een onafhankelijke exploitatie van CGC’s wanneer de satellietcomponent defect is, die niet langer dan 18 maanden mag duren. |
Eerste vraag
58 |
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het begrip „mobiel grondstation” in de zin van artikel 2, lid 2, onder a), van de MSS-beschikking aldus moet worden uitgelegd dat een dergelijk station, om onder dat begrip te vallen, niet in staat hoeft te zijn om – zonder afzonderlijke apparatuur – zowel met een CGC als met een satelliet te communiceren. |
59 |
Vooraf zij eraan herinnerd dat in casu in het kader van het door Inmarsat ontwikkelde systeem de met dat systeem uitgeruste vliegtuigen beschikken over een ontvangstterminal boven op de vliegtuigromp en een ontvangstterminal onderaan de vliegtuigromp. De eerste terminal communiceert met een satelliet en de tweede communiceert met CGC’s. Bovendien volgt uit het dossier waarover het Hof beschikt dat de twee terminals door een interface met elkaar zijn verbonden. |
60 |
Dienaangaande voeren Eutelsat en Viasat in wezen aan dat de ontvangstterminal onderaan de vliegtuigromp niet kan worden aangemerkt als een „mobiel grondstation” in de zin van artikel 2, lid 2, onder a), van de MSS-beschikking, aangezien die ontvangstterminal niet met een satelliet kan communiceren. Daarnaast kunnen deze twee terminals en de interface samen niet als een mobiel grondstation worden beschouwd. |
61 |
Opgemerkt zij dat de MSS-beschikking het begrip „mobiel grondstation” in de zin van artikel 2, lid 2, onder a), van die beschikking weliswaar niet nader bepaalt, maar dat het radioreglement wel een definitie van een dergelijk begrip bevat. |
62 |
Volgens vaste rechtspraak van het Hof moeten Unierechtelijke bepalingen zoveel mogelijk worden uitgelegd tegen de achtergrond van het volkenrecht (arrest van 4 september 2014, Zeman, C‑543/12, EU:C:2014:2143, punt 58 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Dit geldt in het bijzonder wanneer in die bepaling specifieke begrippen voorkomen die worden gebruikt in een internationale overeenkomst die is gesloten onder auspiciën van een internationale organisatie, zoals de ITU, waarvan alle lidstaten van de Unie lid zijn en waarvan de Unie zelf „sectorlid” is. |
63 |
Bij de uitlegging van het begrip „mobiel grondstation” in de zin van artikel 2, lid 2, onder a), van de MSS-beschikking moet derhalve rekening worden gehouden met de definitie in het radioreglement. |
64 |
Overeenkomstig nummer 1.68 van artikel 1 van het radioreglement is een „mobiel grondstation” een grondstation voor mobiele satellietdiensten dat bestemd is om te worden gebruikt terwijl het in beweging is of tijdens stops op niet-gespecificeerde locaties. De begrippen „station”, „grondstation” en „mobiele satellietdienst” zijn respectievelijk gedefinieerd in de nummers 1.61, 1.63 en 1.25 van dat artikel 1. |
65 |
Uit al deze bepalingen vloeit voort dat een mobiel grondstation in de zin van het radioreglement vier verschillende kenmerken heeft, die betrekking hebben op de structuur, de locatie, de mobiliteit en de functie. |
66 |
Wat ten eerste zijn structuur betreft, een dergelijk station bestaat uit een of meerdere zenders of ontvangers, of een geheel van zenders en ontvangers, met de daarbij behorende apparatuur. |
67 |
Wat ten tweede de locatie betreft, een mobiel grondstation bevindt zich op het aardoppervlak of in het voornaamste deel van de aardatmosfeer. |
68 |
Wat ten derde de mobiliteit aangaat, een dergelijk station is bestemd om te worden gebruikt terwijl het in beweging is of tijdens stops op niet-gespecificeerde locaties. |
69 |
Wat ten vierde de functie van een mobiel grondstation betreft, moet worden opgemerkt dat het in het kader van de levering van bepaalde soorten radiocommunicatiediensten bestemd is om communicatie tussen ruimtestations of met een of meerdere ruimtestations of met andere gelijksoortige stations via een of meer ruimtestations mogelijk te maken. |
70 |
Wat dit functionele aspect betreft, en zoals de advocaat-generaal in punt 46 van zijn conclusie heeft opgemerkt, ziet artikel 2, lid 2, onder a), van de MSS-beschikking, anders dan het radioreglement, met betrekking tot de in deze bepaling bedoelde radiocommunicatiediensten niet op de communicatie tussen ruimtestations, maar wel op de communicatie tussen een mobiel grondstation en een of meer CGC’s. Bovendien omvatten mobiele satellietsystemen volgens die bepaling ten minste één ruimtestation. |
71 |
Derhalve moet worden geoordeeld dat een „mobiel grondstation” in de zin van artikel 2, lid 2, onder a), van de MSS-beschikking een station, te weten een of meerdere zenders of ontvangers, of een geheel van zenders en ontvangers, met de daarbij behorende apparatuur is, dat zich op het aardoppervlak of in het voornaamste deel van de aardatmosfeer bevindt en bestemd is om te worden gebruikt terwijl het in beweging is of tijdens stops op niet-gespecificeerde locaties, en dat de capaciteit moet bezitten om te communiceren met een of meerdere ruimtestations of met andere gelijksoortige stations via een of meer ruimtestations, en de capaciteit kan bezitten om met een of meerdere CGC’s te communiceren. |
72 |
Met betrekking tot de configuratie zoals aan de orde in het hoofdgeding, moet worden vastgesteld dat een geheel van twee afzonderlijke ontvangstterminals die door een interface met elkaar zijn verbonden, waarvan de eerste boven op de vliegtuigromp is geplaatst en met een ruimtestation communiceert, en de tweede onderaan de vliegtuigromp is geplaatst en met CGC’s communiceert, aan deze vereisten voldoet. |
73 |
Zoals de advocaat-generaal in punt 57 van zijn conclusie heeft opgemerkt, is het in dit verband evenwel niet relevant dat de losse bestanddelen geen fysiek onlosmakelijk geheel vormen. |
74 |
Gelet op een en ander moet op de eerste vraag worden geantwoord dat het begrip „mobiel grondstation” in de zin van artikel 2, lid 2, onder a), van de MSS-beschikking aldus moet worden uitgelegd dat een dergelijk station, om onder dat begrip te vallen, niet in staat hoeft te zijn om – zonder afzonderlijke apparatuur – zowel met een CGC als met een satelliet te communiceren. |
Derde vraag
75 |
Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 8, lid 1, juncto artikel 7, lid 1, van de MSS-beschikking aldus moet worden uitgelegd dat wanneer is komen vast te staan dat een overeenkomstig titel II van deze beschikking geselecteerde exploitant die op grond van artikel 7 van die beschikking gemachtigd is om het radiospectrum te gebruiken, geen mobiele satellietdiensten door middel van een mobiel satellietsysteem heeft geleverd tegen de in artikel 4, lid 1, onder c), ii), van de MSS-beschikking bedoelde uiterste datum, de bevoegde instanties van de lidstaten moeten of althans kunnen weigeren om aan die exploitant machtigingen te verlenen die nodig zijn voor de levering van CGC’s van mobiele satellietsystemen, op grond dat hij de bij zijn aanvraag gedane toezegging niet is nagekomen. |
76 |
Aangezien het Hof in zijn arrest van 5 maart 2020, Viasat UK en Viasat (C‑100/19, EU:C:2020:174), al een identieke vraag heeft behandeld, kan het antwoord dat het Hof op die vraag heeft gegeven, zoals dit in het dictum van dat arrest is vermeld, ten volle worden overgenomen voor de onderhavige prejudiciële vraag. |
77 |
Gelet op een en ander dient op de derde vraag te worden geantwoord dat artikel 8, lid 1, juncto artikel 7, lid 1, van de MSS-beschikking aldus moet worden uitgelegd dat wanneer is komen vast te staan dat een overeenkomstig titel II van deze beschikking geselecteerde exploitant die op grond van artikel 7 van die beschikking gemachtigd is om het radiospectrum te gebruiken, geen mobiele satellietdiensten door middel van een mobiel satellietsysteem heeft geleverd tegen de in artikel 4, lid 1, onder c), ii), van de MSS-beschikking bedoelde uiterste datum, de bevoegde instanties van de lidstaten niet mogen weigeren om aan die exploitant machtigingen te verlenen die nodig zijn voor de levering van CGC’s van mobiele satellietsystemen, op grond dat hij de bij zijn aanvraag gedane toezegging niet is nagekomen. |
Kosten
78 |
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. |
Het Hof (Tweede kamer) verklaart voor recht: |
|
|
|
ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Frans.