ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

8 oktober 2020 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing – Interne markt voor elektriciteit – Richtlijn 2009/72/EU – Artikel 37 – Taken en bevoegdheden van de regulerende instantie – Buitengerechtelijke geschillenbeslechting – Begrip ‚partijen die een klacht hebben’ – Klacht ingediend door een eindafnemer tegen de beheerder van een transmissiesysteem waarop de installatie van die afnemer niet rechtstreeks is aangesloten – Storing op dat systeem – Geen contractuele band tussen de afnemer en de beheerder van dat systeem – Ontvankelijkheid van de klacht”

In zaak C‑360/19,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland) bij beslissing van 23 april 2019, ingekomen bij het Hof op 3 mei 2019, in de procedure

Crown Van Gelder BV

tegen

Autoriteit Consument en Markt (ACM),

in tegenwoordigheid van:

TenneT TSO BV,

wijst

HET HOF (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: E. Regan, kamerpresident, M. Ilešič, E. Juhász, C. Lycourgos en I. Jarukaitis (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: G. Pitruzzella,

griffier: M. Ferreira, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 5 maart 2020,

gelet op de opmerkingen van:

Crown Van Gelder BV, vertegenwoordigd door M. R. het Lam, advocaat,

TenneT TSO BV, vertegenwoordigd door L. Baljon, bijgestaan door I. Brinkman, advocaat,

de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door M. K. Bulterman en P. Huurnink als gemachtigden,

de Finse regering, vertegenwoordigd door J. Heliskoski als gemachtigde,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door E. Manhaeve en O. Beynet als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 4 juni 2020,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 37, lid 11, van richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG (PB 2009, L 211, blz. 55).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Crown Van Gelder BV en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) over een besluit van de ACM waarbij deze de klacht die Crown Van Gelder naar aanleiding van een stroomstoring op het nationale hoogspanningsnet had ingediend tegen TenneT TSO BV, de beheerder van dat systeem, niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Toepasselijke bepalingen

Recht van de Unie

3

De overwegingen 37, 42, 51 en 54 van richtlijn 2009/72 luiden:

„(37)

Energieregulators moeten de bevoegdheid krijgen om bindende besluiten vast te stellen in verband met elektriciteitsbedrijven, en doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties op te leggen aan elektriciteitsbedrijven die hun verplichtingen niet nakomen, dan wel de bevoegde rechterlijke instantie daartoe voorstellen te doen. [...] Energieregulators moeten ook de bevoegdheid krijgen om bij te dragen tot het waarborgen van een hoog niveau van universele en openbare dienstverlening voor wat betreft de openstelling van de markt, van de bescherming van kwetsbare afnemers en van de effectiviteit van de maatregelen ter bescherming van de consument. [...]

[...]

(42)

[...] [D]e volledige handel- en industriesector in de [Europese Unie], met inbegrip van het midden- en kleinbedrijf, alsmede alle burgers van de Unie, die de economische voordelen van de interne markt genieten, [moeten] ook kunnen profiteren van een hoge mate van consumentenbescherming [...]. Deze afnemers moeten ook toegang hebben tot vrije keuze, eerlijke behandeling, belangenbehartiging en mechanismen voor geschillenbeslechting.

[...]

(51)

De consumentenbelangen zouden in deze richtlijn centraal moeten staan, en de kwaliteit van de dienstverlening zou een kerntaak van elektriciteitsbedrijven moeten zijn. Bestaande rechten van consumenten moeten worden versterkt en gewaarborgd, en dienen meer transparantie te omvatten. Consumentenbescherming zou moeten waarborgen dat alle consumenten in de ruimere context van de [Unie] profiteren van een concurrerende markt. Consumentrechten dienen te worden gehandhaafd door de lidstaten, of, indien een lidstaat hierin voorziet, door de regulerende instanties.

[...]

(54)

Efficiënte en voor alle consumenten toegankelijke middelen van geschillenbeslechting zijn een garantie voor betere consumentenbescherming. De lidstaten moeten voorzien in procedures voor een snelle en doeltreffende afhandeling van klachten.”

4

Artikel 1 van deze richtlijn luidt als volgt:

„Bij deze richtlijn worden, met het oog op het verbeteren en integreren van concurrerende elektriciteitsmarkten in de [Unie], gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de productie, de transmissie, de distributie en de levering van elektriciteit, alsook regels voor de bescherming van de consumenten. [...] Ook worden verplichtingen op het gebied van de universele dienstverlening en de rechten voor elektriciteitsconsumenten vastgesteld, en worden de verplichtingen op het gebied van mededinging verduidelijkt.”

5

Artikel 2 van deze richtlijn geeft de volgende definities:

„Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

[...]

3.

‚transmissie’: transport van elektriciteit langs het extrahoogspannings- en hoogspanningsstelsel van systemen, met het oog op de belevering van eindafnemers of distributiemaatschappijen, de levering zelf niet inbegrepen;

4.

‚transmissiesysteembeheerder’: natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, zo nodig, de ontwikkeling van het transmissiesysteem alsook, indien van toepassing, de interconnecties ervan met andere systemen en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van elektriciteit;

[...]

9.

‚eindafnemer’: een afnemer die elektriciteit koopt voor eigen gebruik;

[...]”

6

In artikel 3 van richtlijn 2009/72, met als opschrift „Openbaredienstverplichtingen en bescherming van de afnemer”, is in lid 7 het volgende bepaald:

„De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare afnemers. [...] Zij waarborgen een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot [...] mechanismen voor geschillenbeslechting. [...]”

7

Artikel 12 van deze richtlijn, met het opschrift „Taken van transmissiesysteembeheerders”, bepaalt:

„Elke transmissiesysteembeheerder heeft de volgende verantwoordelijkheden:

a)

ervoor zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van elektriciteit en de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van veilige, betrouwbare en efficiënte transmissiesystemen, met inachtneming van het milieu;

b)

zorgen voor afdoende middelen om te voldoen aan de dienstverplichtingen;

c)

bijdragen tot de leverings- en voorzieningszekerheid door te zorgen voor een toereikende transmissiecapaciteit en betrouwbaarheid van het systeem;

d)

het beheer van de elektriciteitsstromen op het systeem, waarbij hij rekening houdt met het elektriciteitsverkeer van en naar andere stelsels van systemen. Daartoe zorgt de transmissiesysteembeheerder voor een veilig, betrouwbaar en efficiënt elektriciteitssysteem en ziet er in dit verband op toe dat de nodige ondersteunende diensten beschikbaar zijn, inclusief de diensten die worden verleend als reactie [op] de vraag, voor zover die beschikbaarheid onafhankelijk is van ieder ander transmissiesysteem waaraan zijn systeem gekoppeld is;

[...]”

8

Artikel 32 van die richtlijn, met als opschrift „Toegang van derden”, bepaalt in lid 2:

„De beheerder van een transmissie- of distributiesysteem kan de toegang weigeren wanneer hij niet over de nodige capaciteit beschikt. [...] De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten zorgen ervoor dat deze criteria op coherente wijze worden toegepast en dat de systeemgebruiker aan wie toegang is geweigerd, gebruik kan maken van een geschillenbeslechtingsprocedure. [...]”

9

Artikel 36 van richtlijn 2009/72, met als opschrift „Algemene doelstellingen van de regulerende instantie”, bepaalt:

„Bij de uitvoering van de in deze richtlijn omschreven reguleringstaken neemt de regulerende instantie alle redelijke maatregelen om de volgende doelstellingen te bereiken binnen het kader van haar taken en bevoegdheden zoals vastgesteld [in] artikel 37, waar nodig in nauw overleg met de andere betrokken nationale autoriteiten, waaronder de mededingingsautoriteiten, en zonder dat wordt geraakt aan hun bevoegdheden:

[...]

g)

ervoor zorgen dat afnemers baat hebben bij een efficiënte werking van hun nationale markt, bevorderen van daadwerkelijke mededinging en bijdragen tot het waarborgen van consumentenbescherming;

[...]”

10

Artikel 37 van deze richtlijn, „Taken en bevoegdheden van de regulerende instantie”, bepaalt:

„1.   De regulerende instantie heeft de volgende taken:

[...]

b)

ervoor zorgen dat transmissie- en distributiesysteembeheerders, en in voorkomend geval, de betrokken systeemeigenaars alsmede alle elektriciteitsbedrijven hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn en de andere toepasselijke [...] wetgeving [van de Unie] naleven, inclusief bij grensoverschrijdende kwesties;

[...]

h)

toezicht houden op de naleving en controleren van de eerdere resultaten van de regels inzake zekerheid en betrouwbaarheid van het net, alsook vaststelling of goedkeuring van de normen en voorschriften van de kwaliteit van de diensten en de voorziening, of hier tezamen met andere bevoegde instanties toe bijdragen;

[...]

m)

toezicht houden op de tijd die transmissie- en distributiesysteembeheerders nodig hebben om aansluitingen en herstellingen uit te voeren;

n)

samen met andere betrokken instanties helpen waarborgen dat de in bijlage I genoemde maatregelen ter bescherming van de consument doeltreffend zijn en gehandhaafd worden;

[...]

4.   De lidstaten zorgen erover dat de regulerende instanties de bevoegdheden krijgen die hen in staat stellen de [hun] overeenkomstig de leden 1, 3 en 6 toevertrouwde taken op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren. Daartoe beschikt de regulerende instantie ten minste over de volgende bevoegdheden:

a)

vaststellen van bindende besluiten voor elektriciteitsbedrijven;

[...]

d)

opleggen van effectieve, evenredige en afschrikkende sancties aan elektriciteitsbedrijven die hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn of enig toepasselijk wettelijk bindend besluit van de regulerende instantie of het Agentschap [van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators] niet naleven, of een bevoegde rechtbank voorstellen dergelijke sancties op te leggen. Daartoe behoort de bevoegdheid om aan de transmissiesysteembeheerder of het verticaal geïntegreerde bedrijf, naargelang het geval, sancties van maximaal 10 % van de jaaromzet van de transmissiesysteembeheerder of het verticaal geïntegreerde bedrijf op te leggen of voor te stellen deze op te leggen, wegens niet-naleving van hun respectieve verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en

e)

passende bevoegdheden om onderzoek uit te voeren en nodige onderzoeksbevoegdheden met het oog op geschillenbeslechting krachtens de leden 11 en 12.

[...]

11.   Partijen die een klacht hebben tegen een transmissie- of distributiesysteembeheerder met betrekking tot diens verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, kunnen de klacht voorleggen aan de regulerende instantie die, fungerend als geschillenbeslechtingsinstantie, binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een beslissing neemt. Deze periode kan met twee maanden worden verlengd indien de regulerende instantie aanvullende informatie behoeft. Deze verlengde periode kan met instemming van de klager nog eens verlengd worden. De beslissing van de regulerende instantie heeft bindende kracht tenzij of totdat zij in beroep wordt herroepen.

[...]”

Nederlands recht

11

Artikel 37, lid 11, van richtlijn 2009/72 is omgezet in Nederlands recht bij artikel 51, lid 1, van de Wet houdende regels met betrekking tot de productie, het transport en de levering van elektriciteit (Elektriciteitswet 1998) van 2 juli 1998 (Stb. 1998, 427). Dat artikel 51, lid 1, bepaalt: „Een partij die een geschil heeft met een netbeheerder over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de [ACM] indienen.”

Hoofdgeding en prejudiciële vraag

12

Op 27 maart 2015 heeft zich een grootschalige stroomstoring voorgedaan in het 380 kV-station Diemen (Nederland). Dit station is onderdeel van het hoogspanningsnet waarvan TenneT TSO is aangewezen als beheerder. De storing heeft ertoe geleid dat een groot deel van de provincie Noord-Holland en een klein deel van de provincie Flevoland gedurende enkele uren geen stroom meer hadden.

13

Door deze storing is het transport van elektriciteit naar de papierfabriek van Crown Van Gelder in Velsen-Noord (Nederland) gedurende enkele uren gestokt. Deze papierfabriek is aangesloten op het distributiesysteem beheerd door Liander NV, dat weer wordt gevoed door het door TenneT TSO beheerde hoogspanningsnet.

14

Crown Van Gelder stelt dat zij daardoor schade heeft geleden en heeft een klacht ingediend bij de ACM om vast te doen stellen dat TenneT TSO niet al hetgeen redelijkerwijs in haar vermogen lag in het werk heeft gesteld om onderbreking van de transportdienst te voorkomen en dat het netontwerp van station Diemen niet voldeed aan de wettelijke vereisten.

15

Bij besluit van 30 april 2018 heeft de ACM de klacht niet-ontvankelijk verklaard op grond dat Crown Van Gelder geen directe relatie met TenneT TSO had en dus niet kon worden beschouwd als een „partij die een geschil heeft met een netbeheerder” in de zin van artikel 51, lid 1, van de Elektriciteitswet 1998. De ACM heeft in dat verband vastgesteld dat de fabriek van Crown Van Gelder niet was aangesloten op het netwerk van TenneT TSO, alsook dat Crown Van Gelder geen overeenkomst had met TenneT TSO en van haar geen facturen ontving.

16

Crown Van Gelder heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de verwijzende rechterlijke instantie, het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland).

17

Deze rechter zet uiteen dat de partijen bij het geding van mening verschillen over de uitleg van het begrip „partijen die een klacht hebben” in de zin van artikel 37, lid 11, van richtlijn 2009/72. Hij moet inzonderheid beslissen of een klacht kan worden ingediend door een rechtspersoon die een onderneming drijft die is aangesloten op een regionaal net waarop het transport van elektriciteit is onderbroken door een storing op het landelijke net waardoor dat regionale net wordt gevoed, en is van mening dat de draagwijdte van deze bepaling niet zodanig duidelijk is dat over de uitleg daarvan redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is.

18

Daarop heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Moet artikel 37, elfde lid, van richtlijn 2009/72 [...] aldus worden uitgelegd dat deze bepaling het klachtrecht ten aanzien van de beheerder van het landelijke net (transmissiesysteembeheerder) ook opent voor een partij, indien die partij geen aansluiting heeft op het net van die betreffende landelijk netbeheerder (transmissiesysteembeheerder), maar uitsluitend een aansluiting heeft op een regionaal net (distributiesysteem) waarop het transport van elektriciteit stokt door een onderbreking op het landelijk net (transmissiesysteem) dat het regionale net (distributiesysteem) voedt?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

19

Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 37, lid 11, van richtlijn 2009/72 aldus moet worden uitgelegd dat de regulerende instantie een klacht van een eindafnemer tegen de beheerder van een transmissiesysteem naar aanleiding van een storing op dat transmissiesysteem kan afwijzen op grond dat de installatie van die eindafnemer niet rechtstreeks is aangesloten op dat transmissiesysteem zelf, maar uitsluitend op een distributiesysteem dat door dat transmissiesysteem wordt gevoed.

20

Artikel 37, lid 11, van richtlijn 2009/72 bepaalt dat partijen die een klacht hebben tegen een transmissie- of distributiesysteembeheerder met betrekking tot diens verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, de klacht kunnen voorleggen aan de regulerende instantie die, fungerend als geschillenbeslechtingsinstantie, binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een beslissing neemt. Om de vraag te beantwoorden is het dus zaak het begrip „partijen die een klacht hebben” uit te leggen.

21

Volgens vaste rechtspraak van het Hof vereisen de eenvormige toepassing van het Unierecht en het gelijkheidsbeginsel dat de bewoordingen van een bepaling van Unierecht die voor de vaststelling van de betekenis en de draagwijdte ervan niet uitdrukkelijk verwijst naar het recht van de lidstaten, in de regel in de gehele Unie autonoom en op eenvormige wijze worden uitgelegd, waarbij niet alleen rekening moet worden gehouden met de bewoordingen van de bepaling maar ook met de context ervan en de doelstelling van de betrokken regeling (arrest van 19 december 2019, GRDF, C‑236/18, EU:C:2019:1120, punt 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

22

In casu blijkt om te beginnen uit de bewoordingen van artikel 37, lid 11, van richtlijn 2009/72 dat de bevoegdheid van de regulerende instantie waarin deze bepaling voorziet, uitdrukkelijk is gebonden aan twee voorwaarden. Ten eerste moet de klacht gericht zijn tegen een beheerder van een transmissie- of distributiesysteem. Ten tweede moet de klacht zien op verplichtingen die de systeembeheerder door deze richtlijn zijn opgelegd.

23

Uit de bewoordingen van artikel 37, lid 11, van richtlijn 2009/72 vloeit echter niet voort dat de bevoegdheid die de regulerende instantie op grond van deze bepaling heeft, afhangt van een rechtstreekse relatie tussen de klager en de systeembeheerder tegen wie de klacht gericht is.

24

In dat verband moet worden opgemerkt dat een uitlegging van het begrip „partijen die een klacht hebben” in de zin dat een dergelijke relatie wel een voorwaarde is, de draagwijdte van dat begrip zou beperken, terwijl het woord „toute” in de Franstalige versie van dat begrip („toute partie ayant un grief à faire valoir”) er juist op wijst dat het ruim moet worden opgevat. Zoals de advocaat-generaal in de punten 30 tot en met 32 van zijn conclusie heeft opgemerkt, duidt de term „partijen” daarnaast niet noodzakelijkerwijs partijen bij een overeenkomst aan, maar kan deze ook worden opgevat in de „processuele” zin, als een verwijzing naar personen die een belang hebben op grond waarvan zij zich tot de regulerende instantie kunnen wenden. Overigens worden in sommige taalversies van deze bepaling termen gebruikt die niet die betekenis van partij bij een overeenkomst hebben, zoals „Betroffene” in de Duitse taalversie en „interessado” in de Portugese taalversie, die kunnen worden weergegeven met „persoon die een belang heeft”.

25

Wat voorts de context van artikel 37, lid 11, van richtlijn 2009/72 betreft, moet worden opgemerkt dat geen enkele bepaling van die richtlijn ertoe strekt de draagwijdte van het begrip „partijen die een klacht hebben” te beperken door daarvan de personen uit te sluiten die geen rechtstreekse band met de betrokken systeembeheerder hebben. Artikel 32, lid 2, van deze richtlijn bepaalt integendeel dat een systeemgebruiker aan wie toegang is geweigerd, gebruik moet kunnen maken van een geschillenbeslechtingsprocedure, hoewel er in het geval van een dergelijke gebruiker juist geen contractuele band is tussen de betrokkene en de systeembeheerder.

26

Wat betreft de doelstellingen die door richtlijn 2009/72 worden nagestreefd, moet ten slotte worden opgemerkt dat uit de overwegingen 37, 42, 51 en 54 en uit artikel 1 van deze richtlijn voortvloeit dat de richtlijn ertoe strekt energieregulatoren de bevoegdheid te verlenen om de effectiviteit van de maatregelen ter bescherming van de consument te waarborgen, de volledige handel- en industriesector alsmede alle burgers van de Unie te doen profiteren van een hoge mate van consumentenbescherming en hun toegang te bieden tot mechanismen voor geschillenbeslechting, de belangen van de consumenten in die richtlijn centraal te stellen, de regulerende instanties – indien een lidstaat hun die bevoegdheid verleent – de rechten van elektriciteitsconsumenten te doen handhaven, en efficiënte en voor alle consumenten toegankelijke middelen van geschillenbeslechting beschikbaar te stellen.

27

Evenzo schrijft artikel 3, lid 7, van richtlijn 2009/72 de lidstaten met name voor een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, bovenal met betrekking tot mechanismen voor geschillenbeslechting, en noemt artikel 36, onder g), van deze richtlijn als doelstelling voor de regulerende instantie om bij te dragen tot het waarborgen van consumentenbescherming (zie in die zin arrest van 23 januari 2020, Energiavirasto, C‑578/18, EU:C:2020:35, punten 34 en 35).

28

Om die doelstellingen te bereiken draagt artikel 37, lid 1, onder b), van richtlijn 2009/72 de regulerende instantie op ervoor te zorgen dat transmissie- en distributiesysteembeheerders, en in voorkomend geval de betrokken systeemeigenaars alsmede de elektriciteitsbedrijven, hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn en andere toepasselijke Uniebepalingen naleven. Daartoe beschikt de regulerende instantie uit hoofde van artikel 37, lid 4, onder a), d) en e), van deze richtlijn met name over de bevoegdheid om bindende besluiten vast te stellen jegens elektriciteitsbedrijven en effectieve sancties op te leggen of een bevoegde rechter voor te stellen om dergelijke sancties op te leggen, alsook over passende bevoegdheden om onderzoek uit te voeren en de nodige onderzoeksbevoegdheden met het oog op geschillenbeslechting overeenkomstig artikel 37, lid 11, van deze richtlijn.

29

In de context van het hoofdgeding moet ook worden opgemerkt dat de regulerende instanties volgens artikel 37, lid 1, onder h) en m), van richtlijn 2009/72 de taak hebben toezicht te houden op de naleving van de regels inzake zekerheid en betrouwbaarheid van het net, de eerdere resultaten daarvan te controleren en toezicht te houden op de tijd die transmissie- en distributiesysteembeheerders nodig hebben om aansluitingen en herstellingen uit te voeren.

30

Een beperking van het recht om zich overeenkomstig artikel 37, lid 11, van richtlijn 2009/72 met een klacht tot de regulerende instantie te wenden tot enkel eindafnemers met een rechtstreekse band met de betrokken systeembeheerder is niet in overeenstemming met de in de punten 26 en 27 van het onderhavige arrest genoemde doelstellingen, omdat een dergelijke beperking leidt tot een beknotting van de toegang van consumenten tot de geschillenbeslechtingsprocedure en dus van de mogelijkheden van die instantie om de taken te vervullen die haar zijn toegewezen, zoals de taken die in de punten 28 en 29 van dit arrest zijn uiteengezet.

31

Wat met name de beheerders van transmissiesystemen aangaat, moet met de advocaat-generaal in punt 47 van zijn conclusie worden opgemerkt dat de functies en verplichtingen die door richtlijn 2009/72 aan hen zijn opgelegd, niet enkel gelden jegens gebruikers die op hun systeem zijn aangesloten. Zo wordt hun in artikel 12, onder a) tot en met d), van deze richtlijn met name opgelegd om veilige, betrouwbare en efficiënte transmissiesystemen te exploiteren, te onderhouden en te ontwikkelen, om te zorgen voor afdoende middelen om te voldoen aan de dienstverplichtingen, om bij te dragen tot de leverings- en voorzieningszekerheid door te zorgen voor een toereikende transmissiecapaciteit en betrouwbaarheid van het systeem en om de elektriciteitsstromen op het systeem te beheren, daarbij rekening houdend met het elektriciteitsverkeer van en naar andere stelsels van systemen.

32

Een beperking van het recht om zich overeenkomstig artikel 37, lid 11, van richtlijn 2009/72 met een klacht tot de regulerende instantie te wenden tot enkel eindafnemers met een rechtstreekse band met de betrokken systeembeheerder beknot derhalve met name het vermogen van de regulerende instantie om, met behulp van een klacht, de aan haar opgedragen taak te vervullen die erin bestaat te waarborgen dat transmissiesysteembeheerders hun verplichtingen overeenkomstig deze richtlijn naleven.

33

Uit een en ander volgt dat het begrip „partijen die een klacht hebben” niet aldus kan worden uitgelegd dat het een rechtstreekse band veronderstelt tussen de klager en de transmissiesysteembeheerder tegen wie de klacht is gericht.

34

Hoewel artikel 37 van richtlijn 2009/72 de lidstaten niet verplicht de regulerende instantie de bevoegdheid toe te delen om geschillen tussen elektriciteitsconsumenten en systeembeheerders te beslechten maar hun toestaat deze bevoegdheid aan een andere autoriteit toe te vertrouwen (zie in die zin arrest van 23 januari 2020, Energiavirasto, C‑578/18, EU:C:2020:35, punten 3640 en 43), kan deze bevoegdheid, indien de lidstaat die aan de regulerende instantie toedeelt, niet worden gebonden aan de voorwaarde dat er een rechtstreekse band is tussen de klager en de systeembeheerder tegen wie de klacht is gericht.

35

Dientengevolge kan de regulerende instantie, wanneer een eindafnemer bij die instantie klaagt over niet-nakoming van de verplichtingen die de transmissiesysteembeheerders bij richtlijn 2009/72 zijn opgelegd, deze klacht niet afwijzen op grond dat de installatie van die eindafnemer niet rechtstreeks is aangesloten op dat transmissiesysteem zelf, maar uitsluitend op een distributiesysteem dat door dat transmissiesysteem wordt gevoed.

36

Gelet op een en ander moet op de vraag worden geantwoord dat artikel 37, lid 11, van richtlijn 2009/72 aldus moet worden uitgelegd dat de regulerende instantie een klacht van een eindafnemer tegen de beheerder van een transmissiesysteem naar aanleiding van een storing op dat systeem niet kan afwijzen op grond dat de installatie van die eindafnemer niet rechtstreeks is aangesloten op dat transmissiesysteem zelf, maar uitsluitend op een distributiesysteem dat door dat transmissiesysteem wordt gevoed.

Kosten

37

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

 

Artikel 37, lid 11, van richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG moet aldus worden uitgelegd dat de regulerende instantie een klacht van een eindafnemer tegen de beheerder van een transmissiesysteem naar aanleiding van een storing op dat systeem niet kan afwijzen op grond dat de installatie van die eindafnemer niet rechtstreeks is aangesloten op dat transmissiesysteem zelf, maar uitsluitend op een distributiesysteem dat door dat transmissiesysteem wordt gevoed.

 

Regan

Ilešič

Juhász

Lycourgos

Jarukaitis

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 8 oktober 2020.

De griffier

A. Calot Escobar

De president van de Vijfde kamer

E. Regan


( *1 ) Procestaal: Nederlands.