ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)

25 juli 2018 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing – Verkoop van stofzuigers aan particulieren – Etiket betreffende de energieklasse – Richtlijn 2010/30/EU – Gedelegeerde verordening (EU) nr. 665/2013 – Stofzuigers – Aanbrengen van andere symbolen – Oneerlijke handelspraktijken – Consumentenbescherming – Richtlijn 2005/29/EG – Artikel 7 – Ontbreken van details over de omstandigheden waaronder de energie-efficiëntie is gemeten – Misleidende omissie”

In zaak C‑632/16,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de voorzitter van de rechtbank van koophandel Antwerpen (België) bij beslissing van 6 juli 2016, ingekomen bij het Hof op 7 december 2016, in de procedure

Dyson Ltd,

Dyson BV

tegen

BSH Home Appliances NV,

wijst

HET HOF (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: T. von Danwitz, kamerpresident, A. Tizzano, vicepresident van het Hof, waarnemend rechter van de Vierde kamer, C. Vajda, K. Jürimäe en C. Lycourgos (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: H. Saugmandsgaard Øe,

griffier: M. Ferreira, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 26 oktober 2017,

gelet op de opmerkingen van:

Dyson BV en Dyson Ltd, vertegenwoordigd door P. Maeyaert en C. Van Wichelen, advocaten,

BSH Home Appliances NV, vertegenwoordigd door V. Raus en L. Depypere, advocaten,

de Belgische regering, vertegenwoordigd door J. Van Holm en P. Cottin als gemachtigden,

de Duitse regering, vertegenwoordigd door T. Henze en M. Hellmann als gemachtigden,

de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door F. Di Matteo, avvocato dello Stato,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Cleenewerck de Crayencour, K. Talabér-Ritz en E. Manhaeve als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 22 februari 2018,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van gedelegeerde verordening (EU) nr. 665/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 houdende aanvulling van richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van stofzuigers (PB 2013, L 192, blz. 1), en van artikel 7 van richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad („richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB 2005, L 149, blz. 22).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Dyson Ltd en Dyson BV (hierna samen: „Dyson”) enerzijds en BSH Home Appliances NV (hierna: „BSH”) anderzijds, over oneerlijke handelspraktijken van BSH doordat zij heeft verzuimd om informatie te verstrekken over de energieprestaties van de door haar verkochte stofzuigers, en voorts doordat zij op de verpakking van de stofzuigers die zij verkoopt andere informatie heeft toegevoegd dan die welke moet worden vermeld op het etiket betreffende de energieklasse van stofzuigers, waarvan het model is opgenomen in bijlage II bij gedelegeerde verordening nr. 665/2013 (hierna: „energie-etiket”).

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

Richtlijn 2005/29

3

Artikel 2 van richtlijn 2005/29 bepaalt:

„Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

[...]

d)

handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten (hierna ‚de handelspraktijken’ genoemd): iedere handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, van een handelaar, die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan consumenten;

[...]”

4

Artikel 3, lid 4, van deze richtlijn luidt:

„In geval van strijdigheid tussen de bepalingen van deze richtlijn en andere [...] voorschriften [van de Unie] betreffende specifieke aspecten van oneerlijke handelspraktijken, prevaleren laatstgenoemde voorschriften en zijn deze van toepassing op deze specifieke aspecten.”

5

Artikel 7 van deze richtlijn, met als opschrift „Misleidende omissies”, luidt:

„1.   Als misleidende omissie wordt beschouwd een handelspraktijk die in haar feitelijke context, al haar kenmerken en omstandigheden en de beperkingen van het communicatiemedium in aanmerking genomen, essentiële informatie welke de gemiddelde consument, naargelang de context, nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, weglaat en die de gemiddelde consument ertoe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen.

2.   Als misleidende omissie wordt voorts beschouwd een handelspraktijk die essentiële informatie als bedoeld in lid 1, rekening houdend met de in dat lid geschetste details, verborgen houdt, op onduidelijke, onbegrijpelijke, dubbelzinnige wijze dan wel laattijdig verstrekt, of het commerciële oogmerk, indien dit niet reeds duidelijk uit de context blijkt, niet laat blijken, en de gemiddelde consument er zowel in het ene als in het andere geval toe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen.

3.   Indien het voor de handelspraktijk gebruikte medium beperkingen qua ruimte of tijd meebrengt, wordt bij de beoordeling of er informatie werd weggelaten met deze beperkingen rekening gehouden, alsook met maatregelen die de handelaar genomen heeft om de informatie langs andere wegen ter beschikking van de consument te stellen.

4.   In het geval van een uitnodiging tot aankoop wordt de volgende informatie als essentieel beschouwd, indien deze niet reeds uit de context blijkt:

a)

de voornaamste kenmerken van het product, in de mate waarin zulks gezien het medium en het product passend is;

b)

het geografische adres en de identiteit van de handelaar, in het bijzonder zijn handelsnaam, en, in voorkomend geval, het geografische adres en de identiteit van de handelaar namens wie hij optreedt;

c)

de prijs, inclusief belastingen, of, als het om een soort product gaat waarvan de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs wordt berekend, en, in voorkomend geval, alle extra vracht-, leverings- of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, het feit dat er eventueel deze extra kosten moeten worden betaald;

d)

de wijze van betaling, levering, uitvoering en het beleid inzake klachtenbehandeling, indien deze afwijken van de vereisten van professionele toewijding;

e)

voor producten en transacties met recht op herroeping of annulering, het bestaan van dit recht.

5.   Overeenkomstig de [...] wetgeving [van de Unie] vereiste informatie met betrekking tot commerciële communicatie, inclusief reclame en marketing, wordt als essentieel beschouwd (een niet-limitatieve lijst staat in bijlage II).”

Richtlijn 2010/30

6

Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energiegerelateerde producten (PB 2010, L 153, blz. 1), is ingetrokken bij verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van richtlijn 2010/30/EU (PB 2017, L 198, blz. 1). Ten tijde van de feiten van het hoofdgeding was richtlijn 2010/30 nog van toepassing.

7

De overwegingen 5 en 8 van richtlijn 2010/30 luidden als volgt:

„(5)

De verstrekking van nauwkeurige, zinnige en vergelijkbare informatie over het specifieke energieverbruik van energiegerelateerde producten moet de eindgebruiker ertoe aanzetten te kiezen voor producten die tijdens hun gebruik minder energie of andere essentiële hulpbronnen verbruiken of het energieverbruik indirect doen dalen, zodat fabrikanten ertoe worden gebracht maatregelen te nemen om het energieverbruik en het verbruik van andere essentiële hulpbronnen van de producten die zij vervaardigen, te verminderen; hierdoor moet indirect ook een efficiënt gebruik van deze producten worden gestimuleerd, teneinde bij te dragen tot het EU-streefcijfer van 20 % energie-efficiëntie. De werking van de markt alleen, zonder deze informatie, kan het rationele gebruik van energie en van andere essentiële hulpbronnen voor deze producten niet afdoende bevorderen.

[...]

(8)

Informatie speelt een sleutelrol bij de werking van de markt en het is derhalve nodig voor alle producten van hetzelfde type een uniform etiket in te voeren, potentiële klanten gestandaardiseerde aanvullende informatie te verschaffen over de kosten inzake energie en het verbruik van andere essentiële hulpbronnen van deze producten en maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat ook potentiële eindgebruikers die het product niet uitgestald zien en dus geen gelegenheid hebben het etiket te bekijken, deze informatie krijgen; om efficiënt en doeltreffend te zijn, moet het etiket voor de eindgebruiker gemakkelijk herkenbaar, eenvoudig en beknopt zijn. Hiertoe moet de bestaande lay-out van het etiket worden gehandhaafd als basis om de eindgebruikers te informeren over de energie-efficiëntie van producten. Informatie over het energieverbruik en andere informatie over de producten moet worden verkregen door metingen volgens geharmoniseerde normen en methoden.”

8

Artikel 1, lid 1, van die richtlijn voorzag in het volgende:

„Deze richtlijn biedt een kader voor de harmonisatie van nationale voorschriften met betrekking tot eindgebruikersinformatie, met name door middel van etikettering en verstrekking van standaard productinformatie over het energieverbruik en, waar van toepassing, het verbruik van andere essentiële hulpbronnen tijdens het gebruik, alsmede aanvullende informatie op dat gebied voor energiegerelateerde producten, zodat de eindgebruiker kan kiezen voor efficiëntere producten.”

9

Artikel 3, lid 1, van die richtlijn bepaalde:

„Elke lidstaat zorgt ervoor dat:

[...]

b)

met betrekking tot de producten die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, indien dit tot misleiding of verwarring bij de eindgebruikers over het verbruik van energie of, waar van toepassing, andere essentiële hulpbronnen tijdens het gebruik kan leiden, het aanbrengen van andere etiketten, merktekens, symbolen of opschriften die niet voldoen aan de eisen van deze richtlijn en van de desbetreffende gedelegeerde handelingen, verboden wordt;

[...]”

10

Artikel 4 van die richtlijn was als volgt verwoord:

„De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

de informatie over het verbruik van elektrische energie, van andere vormen van energie en, waar van toepassing, van andere belangrijke hulpbronnen tijdens het gebruik, alsmede de aanvullende informatie, overeenkomstig de gedelegeerde handelingen uit hoofde van deze richtlijn, onder de aandacht van de eindgebruikers worden gebracht door middel van een fiche en een etiket dat betrekking heeft op producten die aan eindgebruikers direct of indirect via enige vorm van verkoop op afstand, inclusief via het internet, te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden, dan wel voor hen worden uitgestald;

[...]”

11

Artikel 5 van richtlijn 2010/30 bepaalde:

„De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

de leveranciers in een gedelegeerde handeling behandelde producten in de handel brengen of in dienst stellen, overeenkomstig deze richtlijn en de gedelegeerde handeling een etiket en een fiche verstrekken;

[...]”

12

In artikel 10 van deze richtlijn was bepaald:

„1.   De Commissie stelt overeenkomstig dit artikel voor ieder soort product details betreffende het etiket en het fiche vast in gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 11, 12 en 13.

[...]

Dankzij bepalingen in gedelegeerde handelingen betreffende de op het etiket en het fiche verstrekte informatie over het verbruik van energie en van andere essentiële hulpbronnen tijdens het gebruik, kunnen de eindgebruikers hun aankoopbeslissingen met meer kennis van zaken nemen en kunnen de autoriteiten voor markttoezicht nagaan of de producten overeenstemmen met de verstrekte informatie.

[...]

4.   De gedelegeerde handelingen bevatten met name:

[...]

d)

de voor alle producten zo uniform mogelijke lay-out en inhoud van het in artikel 4 bedoelde etiket, dat altijd goed zichtbaar en gemakkelijk leesbaar moet zijn. Het formaat van het etiket gebruikt als basis de indeling in klassen waarbij gebruik wordt gemaakt van letters van A tot G; de stappen van de indeling in klassen stemmen overeen met significante energie- en kostenbesparingen vanuit het oogpunt van de eindgebruiker.

[...]

g)

de specifieke inhoud van het etiket voor reclamedoeleinden, inclusief, indien aangewezen, de energieklasse en de andere relevante prestatieniveaus van het product in kwestie, in een leesbare en zichtbare vorm;

[...]”

Gedelegeerde verordening nr. 665/2013

13

Overweging 5 van gedelegeerde verordening nr. 665/2013 luidt:

„In deze verordening dienen een uniform ontwerp en een uniforme inhoud voor het etiket voor stofzuigers te worden vastgelegd.”

14

Artikel 1, lid 1, van deze verordening bepaalt:

„In deze verordening worden de eisen inzake de etikettering en de voorziening van aanvullende productinformatie vastgesteld voor op het elektriciteitsnet aan te sluiten stofzuigers, met inbegrip van hybride stofzuigers.”

15

Artikel 3, lid 1, van die verordening voorziet in het volgende:

„De leveranciers garanderen dat met ingang van 1 september 2014:

a)

elke stofzuiger wordt geleverd met een gedrukt etiket in het formaat en met vermelding van de informatie zoals beschreven in bijlage II;

[...]”

16

In artikel 4 van dezelfde verordening is bepaald:

„De handelaars garanderen dat met ingang van 1 september 2014:

a)

elk model stofzuiger dat in het verkooppunt wordt uitgestald, het etiket vertoont dat door de leveranciers overeenkomstig artikel 3 is verstrekt, welk etiket hetzij aan de buitenzijde van het apparaat is aangebracht of op een zodanige wijze eraan is gehangen, dat het duidelijk zichtbaar is;

[...]”

17

Volgens bijlage I bij gedelegeerde verordening nr. 665/2013 wordt de energie-efficiëntieklasse van een stofzuiger bepaald aan de hand van zijn jaarlijkse elektriciteitsverbruik, zijn reinigingsprestatieklasse, die wordt bepaald aan de hand van zijn stofopname, en zijn stofheruitstootklasse, die wordt bepaald aan de hand van zijn heruitstoot van stof.

18

In bijlage II bij die verordening is het ontwerp van het energie-etiket vastgelegd en een opsomming gegeven van de informatie die daarop moet worden vermeld, zoals de energie-efficiëntieklasse van het betreffende stofzuigermodel, zijn reinigingsprestatieklasse en zijn stofheruitstootklasse. In deze bijlage wordt voorts gepreciseerd dat het ontwerp van het etiket moet voldoen aan punt 3.1, 3.2, of 3.3 van deze bijlage, naargelang het gaat om een stofzuiger voor algemene doeleinden, een hardevloerenstofzuiger of een tapijtstofzuiger, en dat, in afwijking daarvan, wanneer aan een bepaald model een „milieukeur” is toegekend krachtens verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de [...]milieukeur [van de Europese Unie] (PB 2010, L 27, blz. 1) (hierna: „milieukeur van de Unie”), een kopie van deze milieukeur mag worden toegevoegd.

Belgisch recht

19

Krachtens artikel VI.99, § 1, van het Wetboek van economisch recht (Belgisch Staatsblad, 29 maart 2013, blz. 19975) – zoals gewijzigd bij wet van 21 december 2013 (Belgisch Staatsblad, 30 december 2013, blz. 103506) – dat ertoe strekt artikel 7, lid 1, van richtlijn 2005/29 in nationaal recht om te zetten, wordt als misleidende omissie beschouwd, een handelspraktijk die in haar feitelijke context, al haar kenmerken en omstandigheden en de beperkingen van het communicatiemedium in aanmerking genomen, essentiële informatie welke de gemiddelde consument, naargelang de context, nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, weglaat en die bijgevolg de gemiddelde consument ertoe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen.

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

20

Dyson en BSH brengen allebei stofzuigers op de markt, die bij verkoop moeten worden voorzien van een energie-etiket overeenkomstig gedelegeerde verordening nr. 665/2013. Dit etiket geeft de resultaten weer van testen die met een lege stofcontainer zijn uitgevoerd. Dyson verwijt BSH met name dat zij de consument heeft misleid en dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken. Daarom heeft zij een vordering ingesteld bij de verwijzende rechter, de voorzitter van de rechtbank van koophandel Antwerpen (België).

21

Om te beginnen verwerpt de verwijzende rechter het argument van Dyson dat BSH zich schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken doordat zij de energieklasse A vermeldt op de energie-etiketten van de stofzuigers die zij verkoopt. Een dergelijke indeling is immers wel degelijk het resultaat van testen met een lege stofcontainer, die volgens de verwijzende rechter de enige testen zijn waarmee het jaarlijkse energieverbruik van een stofzuiger kan worden geëvalueerd.

22

Voorts merkt de verwijzende rechter evenwel op dat Dyson terecht stelt dat de stofzuiger niet op een normale manier wordt gebruikt wanneer de testen met een lege stofcontainer worden uitgevoerd, en dat met die testen geen vergelijking kan worden gemaakt van apparaten die op een verschillende manier functioneren, te weten, enerzijds stofzuigers zoals die welke door BSH worden verkocht, die zijn voorzien van een stofzak waarvan de poriën met stof verstopt raken naarmate de stofzuiger wordt gebruikt, waardoor de motor een hoger vermogen moet ontwikkelen, en anderzijds stofzuigers van het merk Dyson, die niet zijn voorzien van een dergelijke zak en waarvan het gebruik geen enkele invloed zou hebben op het vermogen dat de motor dient te ontwikkelen. De verwijzende rechter is bijgevolg van oordeel dat de vraag rijst of BSH de consument heeft misleid doordat zij de gekozen testmethode niet heeft gepreciseerd.

23

In dit verband merkt de verwijzende rechter op dat BSH slechts gedelegeerde verordening nr. 665/2013 naleeft. Deze verordening regelt op een zeer gedetailleerde wijze het energie-etiket en de vermeldingen die daarop moeten voorkomen, zodat BSH, wanneer zij bepaalt welke informatie zij aan de consument meedeelt, dan ook gebonden is aan de beperkingen van dit medium. Gelet op artikel 7, leden 1 en 3, van richtlijn 2005/29, is de verwijzende rechter van oordeel dat moet worden onderzocht of BSH bij het besluit over de gegevens die worden vermeld op door haar verkochte stofzuigers over een zekere vrijheid beschikte wat het energieverbruik van deze apparaten betreft.

24

De verwijzende rechter merkt voorts op dat BSH, naast het energie-etiket zoals vereist door gedelegeerde verordening nr. 665/2013, andere symbolen aanbrengt op haar stofzuigers, met name een groen label met de vermelding „Energy A”, dat aangeeft dat de stofzuiger qua energie-efficiëntie globaal klasse A heeft gehaald, een oranje label met de vermelding „AAAA Best rated: A in all classes”, dat aangeeft dat de stofzuiger klasse A heeft gehaald wat betreft schoonmaakprestaties op zowel tapijt als harde vloeren, energie-efficiëntie en stofheruitstoot, en een zwart label met de afbeelding van een tapijt en de vermelding „class A Performance”, dat aangeeft dat de stofzuiger klasse A heeft gehaald wat betreft stofopname op tapijt.

25

De verwijzende rechter merkt op dat BSH hiermee informatie verstrekt die al integraal door het energie-etiket wordt meegedeeld. Voor hem rijst de vraag of een dergelijke praktijk krachtens gedelegeerde verordening nr. 665/2013 is toegestaan.

26

Daarop heeft de voorzitter van de rechtbank van koophandel Antwerpen de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

„1)

Kan het strikt naleven van [gedelegeerde verordening nr. 665/2013] (zonder aanvulling van het etiket zoals gedefinieerd in bijlage II ervan met informatie omtrent de testomstandigheden die hebben geleid tot de indeling in een energie-efficiëntieklasse volgens bijlage I) worden beschouwd als een misleidende omissie in de zin van artikel 7 van [richtlijn 2005/29]?

2)

Verzet [gedelegeerde verordening nr. 665/2013] zich tegen de aanvulling van dit etiket met andere symbolen die dezelfde informatie meedelen?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

Eerste vraag

27

Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 7 van richtlijn 2005/29 aldus moet worden uitgelegd dat het niet verstrekken van informatie aan de consument omtrent de testomstandigheden die hebben geleid tot de indeling in de op het energie-etiket aangegeven energieklasse, een „misleidende omissie” in de zin van deze bepaling vormt.

28

Vooraf moet in herinnering worden gebracht dat richtlijn 2005/29 tot doel heeft uniforme regels voor oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten vast te stellen, teneinde tot de goede werking van de interne markt bij te dragen en een hoog niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen (arrest van 26 oktober 2016, Canal Digital Danmark, C‑611/14, EU:C:2016:800, punt 25).

29

In dit kader vormt de loutere vermelding op het energie-etiket van informatie die vereist is krachtens gedelegeerde verordening nr. 665/2013, zonder te preciseren onder welke omstandigheden de energie-efficiënte van een stofzuiger is gemeten, een „handelspraktijk” in de zin van artikel 2, onder d), van richtlijn 2005/29.

30

Het begrip „handelspraktijk” wordt immers bijzonder ruim gedefinieerd, waarbij de daarmee beoogde praktijken van commerciële aard moeten zijn, namelijk van handelaars uitgaan, en bovendien rechtstreeks verband moeten houden met de verkoopbevordering, het verkopen of het leveren van hun producten aan consumenten (zie in die zin arrest van 17 oktober 2013, RLvS, C‑391/12, EU:C:2013:669, punt 37).

31

Het verstrekken van informatie over de energie-efficiëntie van een product dat is uitgestald met het oog op de verkoop aan particulieren, of het niet-verstrekken van deze informatie, vormt wanneer zij van een handelaar uitgaat, een handelspraktijk die rechtstreeks verband houdt met de verkoop van dat product aan consumenten. Zoals de advocaat-generaal in punt 77 van zijn conclusie heeft benadrukt, is het irrelevant dat deze informatie nadelig is voor de handelaar of dat de handelaar deze informatie heeft verstrekt om aan gedelegeerde verordening nr. 665/2013 te voldoen.

32

Met betrekking tot, in de eerste plaats, het feit dat op het energie-etiket geen informatie omtrent de testomstandigheden is verstrekt, zij opgemerkt dat artikel 3, lid 4, van richtlijn 2005/29 bepaalt dat in geval van strijdigheid tussen de bepalingen van deze richtlijn en andere voorschriften van de Unie betreffende specifieke aspecten van oneerlijke handelspraktijken, laatstgenoemde voorschriften prevaleren en van toepassing zijn op deze specifieke aspecten.

33

In casu zijn richtlijn 2010/30 en gedelegeerde verordening nr. 665/2013 voorschriften van de Unie betreffende specifieke aspecten van oneerlijke handelspraktijken in de zin van artikel 3, lid 4, van richtlijn 2005/29. Uit de overwegingen 5 en 8 van richtlijn 2010/30 volgt weliswaar met name dat deze instrumenten in de eerste plaats tot doel hebben het milieu te beschermen, maar dat neemt niet weg dat het doel nauwkeurige, zinnige en vergelijkbare informatie te verstrekken over het specifieke energieverbruik van energiegerelateerde producten door middel van een uniform energie-etiket dat de handelaar moet aanbrengen op producten die zijn uitgestald met het oog op de verkoop aan particulieren, bijdraagt tot de consumentenbescherming.

34

Wanneer derhalve een conflict bestaat tussen artikel 7 van richtlijn 2005/29 enerzijds, en de bepalingen van richtlijn 2010/30 en gedelegeerde verordening nr. 665/2013 anderzijds, moeten laatstgenoemde bepalingen worden toegepast overeenkomstig artikel 3, lid 4, van richtlijn 2005/29.

35

In dit verband zij opgemerkt dat richtlijn 2010/30 en gedelegeerde verordening nr. 665/2013 aldus moeten worden uitgelegd dat op het energie-etiket geen informatie mag worden toegevoegd over de omstandigheden waaronder de energie-efficiëntie van stofzuigers is gemeten.

36

In overweging 8 van richtlijn 2010/30 wordt immers gepreciseerd dat het nodig is voor alle producten van hetzelfde type een uniform etiket in te voeren. Aan deze doelstelling van eenvormigheid wordt uitvoering gegeven door artikel 1, lid 1, artikel 4, en artikel 10, lid 4, onder d) en g), van richtlijn 2010/30, volgens welke deze richtlijn een kader biedt voor de harmonisatie van nationale voorschriften met betrekking tot met name eindgebruikersinformatie over het energieverbruik door middel van etikettering en verstrekking van standaardinformatie, en volgens welke de lidstaten ervoor dienen te zorgen dat informatie over het verbruik van elektrische energie tijdens het gebruik van het apparaat wordt verstrekt door middel van een etiket waarvan de lay-out en de specifieke inhoud moeten worden vastgesteld middels een gedelegeerde handeling, namelijk – wat stofzuigers betreft – gedelegeerde verordening nr. 665/2013.

37

Zoals blijkt uit overweging 8 en artikel 10 van richtlijn 2010/30, moet met de uniformisering van de lay-out en van de op het energie-etiket vermelde gegevens, alsook het eenvoudige en beknopte karakter van dit etiket, worden bereikt dat de daarin vervatte informatie voor de eindgebruiker gemakkelijker leesbaar en vergelijkbaar wordt.

38

Verder volgt uit overweging 5 van gedelegeerde verordening nr. 665/2013 dat in deze verordening een uniform ontwerp en een uniforme inhoud voor het etiket voor stofzuigers moeten worden vastgelegd.

39

Het ontwerp en de inhoud van dit etiket worden specifiek vastgelegd in bijlage II bij die verordening. Bovendien is in deze bijlage bepaald dat in afwijking van het daarin nauwkeurig vastgelegde ontwerp van het energie-etiket, op dat etiket slechts een kopie van de milieukeur van de Unie mag worden toegevoegd wanneer aan het betreffende stofzuigermodel een dergelijke milieukeur is toegekend.

40

Bijgevolg verzet gedelegeerde verordening nr. 665/2013, gelezen tegen de achtergrond van richtlijn 2010/30, zich ertegen dat andere gegevens dan, in voorkomend geval, een kopie van de milieukeur van de Unie worden toegevoegd op het energie-etiket.

41

Dit verbod heeft tot gevolg dat artikel 7 van richtlijn 2005/29 overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze richtlijn geen toepassing kan vinden wanneer het energie-etiket geen informatie bevat omtrent de omstandigheden waaronder de energie-efficiëntie van een stofzuiger is getest.

42

In de tweede plaats moet ten aanzien van het feit dat geen informatie omtrent de testomstandigheden op andere plaatsen dan het energie-etiket wordt vermeld, worden opgemerkt dat een handelspraktijk volgens artikel 7, lid 1, van richtlijn 2005/29 als misleidend wordt beschouwd indien zij in haar feitelijke context, al haar kenmerken en omstandigheden en de beperkingen van het communicatiemedium in aanmerking genomen, essentiële informatie die de gemiddelde consument, gelet op de context, nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, weglaat en zij de gemiddelde consument er dus toe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Voorts volgt uit lid 5 van datzelfde artikel dat de door het Unierecht voorgeschreven informatie inzake commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, als essentieel wordt beschouwd.

43

In casu kunnen de omstandigheden waaronder de energie-efficiëntie van het stofzuigermodel in kwestie is gemeten, niet worden beschouwd als informatie die voor de gemiddelde consument essentieel is.

44

Richtlijn 2010/30 heeft het gebruik van een uniform energie-etiket teneinde de eindgebruikers te informeren over het energieverbruik van bepaalde producten tijdens hun gebruik immers verplicht gesteld, en gedelegeerde verordening nr. 665/2013 omvat een uitputtende lijst van informatie omtrent het energieverbruik van een stofzuiger tijdens het gebruik ervan, die door middel van dat energie-etiket ter kennis moet worden gebracht van de consumenten, maar vereist niet dat op dat etiket wordt vermeld onder welke omstandigheden de energie-efficiëntie van een stofzuiger is gemeten. Bijgevolg moet worden opgemerkt dat uit gezamenlijke lezing van richtlijn 2010/30 en gedelegeerde verordening nr. 665/2013 volgt dat dergelijke informatie niet essentieel kan worden geacht voor de gemiddelde consument.

45

Bijgevolg kan er geen sprake zijn van een misleidende omissie in de zin van artikel 7 van richtlijn 2005/29, wanneer geen melding wordt gemaakt van de omstandigheden waaronder de energie-efficiëntie van een stofzuiger is getest.

46

Gelet op een en ander moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 7 van richtlijn 2005/29 aldus moet worden uitgelegd dat het niet verstrekken van informatie aan de consument omtrent de testomstandigheden die hebben geleid tot de indeling in de op het energie-etiket aangegeven energie-efficiëntieklasse, geen „misleidende omissie” in de zin van die bepaling vormt.

Tweede vraag

47

Vooraf zij eraan herinnerd dat het vaste rechtspraak is dat het Hof in het kader van de bij artikel 267 VWEU ingestelde procedure van samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof tot taak heeft om de verwijzende rechter een nuttig antwoord te geven aan de hand waarvan deze het voor hem aanhangige geding kan beslechten, en dat het Hof daartoe in voorkomend geval de hem voorgelegde vraag dient te herformuleren (zie met name arrest van 21 december 2016, Ucar en Kilic, C‑508/15 en C‑509/15, EU:C:2016:986, punt 51en aldaar aangehaalde rechtspraak).

48

In casu staat vast dat gedelegeerde verordening nr. 665/2013, volgens welke een energie-etiket dient te worden aangebracht op elke stofzuiger die op de retailmarkt wordt verhandeld, moet worden uitgelegd in het licht van richtlijn 2010/30, waarop die verordening is gebaseerd. Derhalve moet de tweede vraag, die verband houdt met gedelegeerde verordening nr. 665/2013, zo worden geherformuleerd dat zij eveneens op richtlijn 2010/30 ziet.

49

Voorts blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat BSH in casu meerdere etiketten of symbolen waarin niet is voorzien bij gedelegeerde verordening nr. 665/2013, zoals met name een groen label met het opschrift „Energy A”, een oranje label met het opschrift „AAAA Best rated: A in all classes” en een zwart label met de afbeelding van een tapijt en de vermelding „Class A Performance”, heeft aangebracht op de verpakking van de stofzuigers die zij verkoopt, naast het energie-etiket.

50

Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter dus in wezen te vernemen of gedelegeerde verordening nr. 665/2013, gelezen tegen de achtergrond van richtlijn 2010/30, aldus moet worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzet dat andere etiketten of symbolen die de op het energie-etiket vermelde informatie in herinnering roepen, op andere plaatsen dan dit energie-etiket worden aangebracht.

51

Vastgesteld moet worden dat het aanbrengen van onder meer etiketten en symbolen op andere plaatsen dan het energie-etiket overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder b), van richtlijn 2010/30 verboden is, in de eerste plaats indien deze etiketten of symbolen niet voldoen aan de vereisten van deze richtlijn of van de bijhorende gedelegeerde handelingen – in casu gedelegeerde verordening nr. 665/2013 – en in de tweede plaats indien dat kan leiden tot misleiding of verwarring bij de eindgebruikers over het verbruik van energie of, waar van toepassing, andere essentiële hulpbronnen tijdens het gebruik van het elektrische apparaat. Overeenkomstig dat artikel vindt een dergelijk verbod toepassing indien aan deze tweeledige voorwaarde is voldaan.

52

Aangezien in casu in gedelegeerde verordening nr. 665/2013 niet is voorzien in de etiketten of symbolen die BSH op de verpakking van de door haar verkochte stofzuigers heeft aangebracht, moeten zij worden geacht niet aan de vereisten van deze verordening te voldoen. Bijgevolg is het aanbrengen van deze etiketten of symbolen verboden indien dit kan leiden tot misleiding of verwarring bij de eindgebruikers over het energieverbruik van een stofzuiger tijdens zijn gebruik.

53

Het staat aan de verwijzende rechter om, gelet op alle relevante elementen, vast te stellen of het aanbrengen van de door BSH gebruikte etiketten of symbolen een dergelijk gevaar meebrengt.

54

Het is evenwel vaste rechtspraak van het Hof dat het in het kader van een prejudiciële verwijzing uiteindelijk aan de verwijzende rechter staat om de feiten te beoordelen, waarbij het Hof, dat de nationale rechter nuttige antwoorden dient te verschaffen, bevoegd is om op basis van met name het dossier van het hoofdgeding en van de ingediende opmerkingen aanwijzingen te geven die de verwijzende rechter in staat stellen uitspraak te doen (arrest van 5 juni 2014, I, C‑255/13, EU:C:2014:1291, punt 55en aldaar aangehaalde rechtspraak).

55

In dit verband zij opgemerkt dat uit de bewoordingen van artikel 3, lid 1, onder b), van richtlijn 2010/30 voortvloeit dat genoemde rechter het in punt 52 van het onderhavige arrest bedoelde criterium, dat de eindgebruiker beoogt te beschermen tegen elk gevaar van misleiding of verwarring over het energieverbruik van een elektrisch apparaat tijdens zijn gebruik, strikt moet toepassen. De strikte toepassing van dit criterium wordt bevestigd door het door die richtlijn nagestreefde doel van milieubescherming, dat in punt 33 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht.

56

Voorts zij opgemerkt dat in het kader van richtlijn 2005/29 het criterium van de gemiddelde – dit wil zeggen redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende – consument als maatstaf wordt genomen bij de beoordeling of er sprake is van een misleidende handelspraktijk, waarbij rekening wordt gehouden met maatschappelijke, culturele en taalkundige factoren (arresten van 12 mei 2011, Ving Sverige, C‑122/10, EU:C:2011:299, punt 22, en 26 oktober 2016, Canal Digital Danmark, C‑611/14, EU:C:2016:800, punt 39). De samenhang van de vragen rechtvaardigt dat diezelfde maatstaf eveneens wordt gehanteerd in het kader van de beoordeling van het gevaar van misleiding of verwarring in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van richtlijn 2010/30.

57

In dit verband kan de loutere omstandigheid dat de door BSH aangebrachte etiketten of symbolen verwijzen naar informatie die al is opgenomen in het energie-etiket, niet volstaan om een dergelijk gevaar uit te sluiten. Opgemerkt zij immers dat de door BSH gebruikte symbolen vanuit grafisch oogpunt niet identiek zijn aan die welke op het energie-etiket worden gebruikt, en voorts dat bepaalde door BSH gebruikte etiketten of symbolen dezelfde informatie herhalen maar dat voor elk etiket een andere grafische vormgeving wordt gebruikt, waardoor de indruk kan ontstaan dat het telkens om andere informatie gaat.

58

Bijgevolg moet op de tweede vraag worden geantwoord dat gedelegeerde verordening nr. 665/2013, gelezen tegen de achtergrond van artikel 3, lid 1, onder b), van richtlijn 2010/30, aldus moet worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzet dat etiketten of symbolen die de op het energie-etiket vermelde informatie in herinnering roepen, op andere plaatsen dan dit energie-etiket worden aangebracht, indien dat kan leiden tot misleiding of verwarring bij de eindgebruikers over het energieverbruik tijdens het gebruik van de op de retailmarkt verhandelde stofzuiger in kwestie. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit het geval is, gelet op alle relevante elementen en rekening houdend met de perceptie van de gemiddelde – dat wil zeggen redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende – consument, waarbij eveneens rekening wordt gehouden met maatschappelijke, culturele en taalkundige factoren.

Kosten

59

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht:

 

1)

Artikel 7 van richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad, moet aldus worden uitgelegd dat het niet verstrekken van informatie aan de consument omtrent de testomstandigheden die hebben geleid tot de indeling in de energie-efficiëntieklasse die is aangegeven op het etiket betreffende de energieklasse van stofzuigers, waarvan het model is opgenomen in bijlage II bij gedelegeerde verordening (EU) nr. 665/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 houdende aanvulling van richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van stofzuigers, geen „misleidende omissie” in de zin van die bepaling vormt.

 

2)

Gedelegeerde verordening nr. 665/2013, gelezen tegen de achtergrond van artikel 3, lid 1, onder b), van richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energiegerelateerde producten, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzet dat etiketten of symbolen die de op het etiket betreffende de energieklasse van stofzuigers vermelde informatie in herinnering roepen, worden aangebracht op andere plaatsen dan dit energie-etiket, waarvan het model is opgenomen in bijlage II bij gedelegeerde verordening nr. 665/2013, indien dat kan leiden tot misleiding of verwarring bij de eindgebruikers over het energieverbruik tijdens het gebruik van de op de retailmarkt verhandelde stofzuiger in kwestie. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit het geval is, gelet op alle relevante elementen en rekening houdend met de perceptie van de gemiddelde – dat wil zeggen redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende – consument, waarbij eveneens rekening wordt gehouden met maatschappelijke, culturele en taalkundige factoren.

 

von Danwitz

Tizzano

Vajda

Jürimäe

Lycourgos

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 25 juli 2018.

De griffier

A. Calot Escobar

De president van de Vierde kamer

T. von Danwitz


( *1 ) Procestaal: Nederlands.