ARREST VAN HET HOF (Negende kamer)

8 juni 2017 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing — Landbouw — Op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen — Richtlijn 2008/69/EG — Artikel 3, lid 2 — Procedure voor een nieuwe evaluatie door de lidstaten van reeds toegelaten gewasbeschermingsmiddelen — Termijn — Verschil tussen taalversies”

In zaak C‑293/16,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Tribunal Supremo (Hooggerechtshof, Spanje) bij beslissing van 5 mei 2016, ingekomen bij het Hof op 25 mei 2016, in de procedure

Sharda Europe BVBA

tegen

Administración del Estado,

Syngenta Agro SA,

wijst

HET HOF (Negende kamer),

samengesteld als volgt: E. Juhász, kamerpresident, C. Vajda en C. Lycourgos (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: M. Szpunar,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

de Spaanse regering, vertegenwoordigd door M. A. Sampol Pucurull als gemachtigde,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door I. Galindo Martín en F. Moro als gemachtigden,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 3, lid 2, van richtlijn 2008/69/EG van de Commissie van 1 juli 2008 tot wijziging van richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde clofentezine, dicamba, difenoconazool, diflubenzuron, imazaquin, lenacil, oxadiazon, picloram en pyriproxyfen op te nemen als werkzame stoffen (PB 2008, L 172, blz. 9).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geschil tussen Sharda Europe BVBA (hierna: „Sharda”) en Syngenta Agro SA (hierna: „Syngenta”) betreffende een procedure voor een nieuwe evaluatie van een gewasbeschermingsmiddel dat op naam van Sharda was geregistreerd.

Toepasselijke bepalingen

Richtlijn 2008/66/EG

3

Artikel 3, lid 2, van richtlijn 2008/66/EG van de Commissie van 30 juni 2008 tot wijziging van richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde bifenox, diflufenican, fenoxaprop‑P, fenpropidin en quinoclamine op te nemen als werkzame stof (PB 2008, L 171, blz. 9), bepaalt:

„In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij richtlijn 91/414/EEG [van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB 1991, L 230, blz. 1)] en rekening houdend met deel B van de tekst van bijlage I van die richtlijn wat bifenox, diflufenican, fenoxaprop‑P, fenpropidin en quinoclamine betreft, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat bifenox, diflufenican, fenoxaprop‑P, fenpropidin en quinoclamine bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk 31 december 2008 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het middel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van die richtlijn.

[…]”

Richtlijn 2008/69

4

Overweging 7 van richtlijn 2008/69 luidt:

„Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die de in de bijlage vermelde werkzame stoffen bevatten, opnieuw te onderzoeken en ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen al naar het geval wijzigen, vervangen of intrekken overeenkomstig richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige dossier conform bijlage III bij richtlijn 91/414/EEG voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde uniforme beginselen.”

5

Artikel 3 van richtlijn 2008/69 bepaalt:

„1.   De lidstaten moeten, overeenkomstig richtlijn 91/414/EEG, zo nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die de in de bijlage vermelde werkzame stoffen bevatten, uiterlijk op 30 juni 2009 wijzigen of intrekken.

Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name dat aan de voorwaarden van bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG met betrekking tot de in de bijlage vermelde werkzame stoffen is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stoffen, en dat de houders van de toelatingen in het bezit zijn van of toegang hebben tot dossiers die overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13 van die richtlijn aan de eisen van bijlage II bij die richtlijn voldoen.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst in bijlage I bij die richtlijn betreffende de in de bijlage vermelde werkzame stoffen, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat een van de in de bijlage vermelde werkzame stoffen bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 december 2008 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het middel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van die richtlijn.

[…]”

Richtlijn 2008/70/EG

6

Artikel 3, lid 2, van richtlijn 2008/70/EG van de Commissie van 11 juli 2008 tot wijziging van richtlijn 91/414 van de Raad teneinde tritosulfuron op te nemen als werkzame stof (PB 2008, L 185, blz. 40), bepaalt:

„In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst betreffende tritosulfuron in bijlage I bij die richtlijn, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat tritosulfuron bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 30 november 2008 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van die richtlijn.

[…]”

Richtlijn 2010/28/EU

7

Artikel 3, lid 2, van richtlijn 2010/28/EU van de Commissie van 23 april 2010 tot wijziging van richtlijn 91/414 van de Raad teneinde metalaxyl op te nemen als werkzame stof (PB 2010, L 104, blz. 57), bepaalt:

„In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst betreffende metalaxyl in bijlage I bij die richtlijn, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat metalaxyl bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 30 juni 2010 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van richtlijn 91/414/EEG.

[…]”

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

8

Op 14 januari 2009 heeft Sharda overeenkomstig artikel 3, lid 2, van richtlijn 2008/69 een verzoek ingediend voor een nieuwe evaluatie van de verleende toestemming om het gewasbeschermingsmiddel „Core” op de markt te brengen. Dit middel bevat difenoconazool, een van de werkzame stoffen die in de bijlage bij deze richtlijn staan. De bevoegde nationale instanties hebben dit verzoek ingewilligd.

9

Syngenta heeft bij de Secretaría General Técnica del Ministerio de Medio Ambiente, Rural y Marino (technisch algemeen secretariaat van het ministerie van Milieubeheer, Platteland en Marien milieu, Spanje) administratief beroep ingesteld strekkende tot intrekking van de verleende toelating van het gewasbeschermingsmiddel „Core”. Syngenta betoogt dat het verzoek voor een nieuwe evaluatie van dit middel is ingediend na 31 december 2008, de uiterste datum waarop overeenkomstig artikel 3, lid 2, van richtlijn 2008/69 zodanig verzoek voor een nieuwe evaluatie kon worden ingediend. Bij besluit van 20 januari 2011 heeft voormeld technisch algemeen secretariaat dit beroep verworpen.

10

Syngenta heeft bij het Tribunal Superior de Justicia de Madrid (Gerechtshof van Madrid, Spanje) beroep ingesteld tegen dit besluit. Deze rechterlijke instantie heeft bij arrest van 25 oktober 2013 de procedure om het gewasbeschermingsmiddel „Core” opnieuw te evalueren nietig verklaard op grond dat het verzoek voor een nieuwe evaluatie na de uiterste termijn van artikel 3, lid 2, van richtlijn 2008/69 was ingediend.

11

Sharda is tegen dit arrest in beroep gegaan bij het Tribunal Supremo (Hooggerechtshof, Spanje) met het betoog dat de in dat artikel 3, lid 2, bedoelde datum geen belemmering vormt om na 31 december 2008 aanvragen voor een nieuwe evaluatie in te dienen.

12

Syngenta stelt dat artikel 3, lid 2, van richtlijn 2008/69 een dwingende wetsbepaling vormt, die niet anders kan worden uitgelegd. Het verzoek voor een nieuwe evaluatie van Sharda had daarom nooit mogen worden toegewezen, aangezien dit op 14 januari 2009 is ingediend, dus na de uiterste datum voorzien in de bedoelde bepaling van de richtlijn.

13

De verwijzende rechter acht het noodzakelijk om ter beslechting van het hem voorgelegde geschil vast te stellen of de termijn voorzien in het genoemde artikel 3, lid 2 een fatale termijn is, of dat de lidstaten deze termijn om objectieve redenen van overmacht of in overeenstemming met hun interne recht kunnen verlengen.

14

Daarop heeft de Tribunal Supremo de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

„1)

Moet de datum 31 december 2008 in artikel 3, lid 2, van richtlijn [2008/69], in de Spaanse taalversie ervan, worden opgevat als de datum waarop de maximumtermijn voor de uitvoering van een nieuwe evaluatie door de lidstaten verstrijkt dan wel als de uiterste datum voor de opneming in de lijst van bijlage I bij richtlijn [91/414] van de werkzame stoffen die aan een nieuwe evaluatie moeten worden onderworpen, dan wel als de laatste dag voor de indiening van het desbetreffende verzoek tot opneming?

2)

Vormt de uitdrukking ‚uiterlijk op 31 december 2008’ in artikel 3, lid 2, van richtlijn [2008/69] gelet op het doel van het bij richtlijn 91/414 ingestelde systeem een uiterste termijn die niet kan worden verlengd door de lidstaten en derhalve definitief is vastgesteld in die richtlijn [2008/69]?

3)

Indien die termijn kan worden verlengd, kan zij dan worden verlengd om objectieve redenen van overmacht of kunnen de lidstaten, aangezien het bepaalde in artikel 3 tot hen is gericht, die termijn verlengen in de gevallen en onder de voorwaarden genoemd in hun nationale wettelijke regeling?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

Eerste vraag

15

Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 3, lid 2, eerste alinea, van richtlijn 2008/69 zo moet worden uitgelegd dat de daarin vastgelegde datum 31 december 2008 voor een reeds toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat een van de in de bijlage bij deze richtlijn vermelde werkzame stoffen bevat, een termijn vormt waarbinnen de lidstaten moeten overgaan tot de in dit artikel 3, lid 2, eerste alinea, voorziene nieuwe evaluatie van dat gewasbeschermingsmiddel, als de termijn voor de indiening van het desbetreffende verzoek tot opneming, dan wel als de uiterste datum waarop alle werkzame stoffen vervat in dit gewasbeschermingsmiddel, niet zijnde de stoffen die zijn opgesomd in de bijlage bij richtlijn 2008/69, moeten zijn opgenomen in de lijst bij bijlage I van richtlijn 91/414, opdat een verplichting ontstaat om over te gaan tot een nieuwe evaluatie van genoemd middel.

16

Artikel 3, lid 2, eerste alinea, van richtlijn 2008/69, waarvan de uitlegging wordt gevraagd, bepaalt dat „de lidstaten […] overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij [richtlijn 91/414] een nieuwe evaluatie uit[voeren] voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat een van de in de bijlage vermelde werkzame stoffen bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 december 2008 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen”.

17

Zoals de verwijzende rechter aangeeft, moet worden geconstateerd dat er een discrepantie bestaat tussen de bewoordingen van de Spaanse versie van artikel 3, lid 2, eerste alinea, van richtlijn 2008/69 en die van andere taalversies.

18

De Spaanse taalversie van deze bepaling bevat de zinsnede „todo producto fitosanitario autorizado […] será objeto de una nueva evaluación, a más tardar, el 31 de diciembre de 2008”, wat erop lijkt te wijzen dat de datum 31 december 2008 moet worden uitgelegd als een maximumtermijn waarover de lidstaten beschikken om over te gaan tot een nieuwe evaluatie in de zin van deze bepaling van elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat een van de in de bijlage vermelde werkzame stoffen bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle zijn opgenomen in bijlage I bij richtlijn 91/414.

19

De Duitse taalversie van artikel 3, lid 2, eerste alinea, van richtlijn 2008/69 („die sämtlich bis spätestens 31 Dezember 2008 in Anhang I der Richtlinie 91/414/EWG aufgeführt waren”), evenals de Engelse („all of which were listed in Annex I to Directive 91/414/EEC by 31 December 2008 at the latest”) en de Franse („toutes inscrites à l’annexe I de la directive 91/414/CEE au plus tard le 31 décembre 2008”) leiden daarentegen tot een uitleg waarbij de datum 31 december 2008 verwijst naar de inschrijving van de werkzame stoffen die zijn vervat in het toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat de lidstaten overeenkomstig de voorwaarden van genoemd artikel 3, lid 2, aan een nieuwe evaluatie moeten onderwerpen. Hetzelfde geldt onder meer voor de Griekse, Italiaanse en Nederlandse taalversie van deze bepaling.

20

Nauwkeuriger gezegd geven de bewoordingen van al deze taalversies, met uitzondering van de Spaanse, aan dat een nieuwe evaluatie van het desbetreffende gewasbeschermingsmiddel moet worden uitgevoerd wanneer alle werkzame stoffen waaruit het middel bestaat, samen met die vermeld in de bijlage bij richtlijn 2008/69, uiterlijk op 31 december 2008 waren opgenomen in bijlage I bij richtlijn 91/414.

21

Er zij aan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak van het Hof de in een van de taalversies van een Unierechtelijke bepaling gebruikte formulering niet als enige grondslag voor de uitlegging van die bepaling kan dienen of daartoe voorrang kan hebben boven de andere taalversies. De noodzaak van een eenvormige toepassing en dientengevolge eenvormige uitlegging van een handeling van de Unie sluit uit dat voor deze handeling slechts één taalversie in de beschouwing wordt betrokken, maar vereist veeleer dat bij de uitlegging ervan wordt gelet op de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan zij een onderdeel vormt (zie onder meer arresten van 27 oktober 1977, Bouchereau,30/77, EU:C:1977:172, punt 14, en van 17 maart 2016, Kødbranchens Fællesråd,C‑112/15, EU:C:2016:185, punt 36).

22

Dienaangaande is in de eerste plaats van belang dat richtlijn 2008/69 in werking is getreden op 1 januari 2009. Het zou onverenigbaar zijn met de temporele werkingssfeer van deze richtlijn om artikel 3, lid, 2, eerste alinea, ervan zo uit te leggen dat de nieuwe evaluaties in de zin van deze bepaling uiterlijk op 31 december 2008, dus voor de datum van inwerkingtreding van de richtlijn, moesten zijn uitgevoerd, of dat de overeenkomstige verzoeken tot nieuwe evaluaties dan moesten zijn ingediend.

23

In de tweede plaats moet worden opgemerkt dat overweging 7 van richtlijn 2008/69 voorziet in een termijn van zes maanden, waarvan moet worden afgeweken ten behoeve van de indiening en de evaluatie van het volledige dossier, bedoeld in artikel 3, lid 2, van deze richtlijn. Overeenkomstig de eerste zin van deze overweging, begint deze termijn te lopen vanaf de opname van een werkzame stof in bijlage I bij richtlijn 91/414, dat wil zeggen vanaf de inwerkingtreding van richtlijn 2008/69, waarin deze opname is vastgelegd. Overweging 7 van deze laatste richtlijn, die op 1 januari 2009 in werking is getreden, verwijst wat betreft de indiening en evaluatie van het volledige dossier, bedoeld in artikel 3, lid 2, van genoemde richtlijn, naar een datum na 30 juni 2009. Hieruit volgt dat de in artikel 3, lid 2, van richtlijn 2008/69 genoemde datum 31 december 2008 niet de uiterste datum kan vormen voor de nieuwe evaluatie, in de zin van deze bepaling, van een gewasbeschermingsmiddel.

24

In de derde plaats dient, zoals de Commissie al in haar schriftelijke opmerkingen aangeeft, te worden gewezen op de richtlijnen 2008/66, 2008/70 en 2010/28, die, evenals richtlijn 2008/69, richtlijn 91/414 wijzigen door werkzame stoffen aan bijlage I toe te voegen, en die alle een artikel 3, lid 2, bevatten dat slechts van artikel 3, lid 2, van richtlijn 2008/69 verschilt wat betreft de datum en de werkzame stof of stoffen waarop het betrekking heeft. De bewoordingen van artikel 3, lid 2, van elk van deze richtlijnen, de Spaanse taalversies ervan daaronder begrepen, komen overeen met de bewoordingen van de in punt 19 van het onderhavige arrest genoemde taalversies van artikel 3, lid 2, van richtlijn 2008/69, waaruit duidelijk blijkt dat de in elk van deze artikelen 3, lid 2, vastgelegde datum de uiterste datum vormt waarop alle werkzame stoffen die zijn vervat in een gewasbeschermingsmiddel, dat overigens als een van die werkzame stoffen een stof bevat die is vermeld in de bijlage bij elk van deze richtlijnen, in de lijst in bijlage I bij richtlijn 91/414 moeten zijn opgenomen, opdat een verplichting ontstaat om over te gaan tot een nieuwe evaluatie van dit middel.

25

Gelet op een en ander moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 3, lid 2, eerste alinea, van richtlijn 2008/69 in die zin moet worden uitgelegd dat de daarin vastgelegde datum 31 december 2008 met betrekking tot een reeds toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat een van de in de bijlage bij deze richtlijn vermelde werkzame stoffen bevat, overeenkomt met de uiterste datum waarop alle werkzame stoffen die zijn vervat in dit gewasbeschermingsmiddel, niet zijnde de stoffen die zijn opgesomd in de bijlage bij richtlijn 2008/69, in de lijst bij bijlage I van richtlijn 91/414 moeten zijn opgenomen, opdat een verplichting ontstaat om over te gaan tot de in dat artikel 3, lid 2, eerste alinea, bedoelde nieuwe evaluatie van genoemd middel.

Tweede en derde vraag

26

De tweede en derde prejudiciële vraag gaan uit van de veronderstelling dat de in artikel 3, lid 2, van richtlijn 2008/69 genoemde datum 31 december 2008 betrekking heeft op een termijn voor indiening van een verzoek tot uitvoering van de nieuwe evaluatie van een gewasbeschermingsmiddel zoals voorzien in deze bepaling. Uit het antwoord op de eerste vraag volgt dat de betreffende datum geen betrekking heeft op een dergelijke termijn.

27

De tweede en de derde vraag van de verwijzende rechter hoeven dus niet te worden beantwoord.

Kosten

28

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht:

 

Artikel 3, lid 2, eerste alinea, van richtlijn 2008/69/EG van de Commissie van 1 juli 2008 tot wijziging van richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde clofentezine, dicamba, difenoconazool, diflubenzuron, imazaquin, lenacil, oxadiazon, picloram en pyriproxyfen op te nemen als werkzame stoffen, moet in die zin worden uitgelegd dat de daarin vastgelegde datum 31 december 2008 met betrekking tot een reeds toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat een van de in de bijlage bij deze richtlijn vermelde werkzame stoffen bevat, overeenkomt met de uiterste datum waarop alle werkzame stoffen die zijn vervat in dit gewasbeschermingsmiddel, niet zijnde de stoffen die zijn opgesomd in de bijlage bij richtlijn 2008/69, in de lijst bij bijlage I van richtlijn 91/414 moeten zijn opgenomen, opdat een verplichting ontstaat om over te gaan tot de in dat artikel 3, lid 2, eerste alinea, bedoelde nieuwe evaluatie van genoemd middel.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Spaans.