ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

26 mei 2016 ( *1 )

„Hogere voorziening — Door de Europese Unie gefinancierde projecten op het gebied van onderzoek — Audits waarbij onregelmatigheden in de uitvoering van bepaalde projecten worden geconstateerd — Beslissingen van de Commissie waarbij betaling van de in het kader van bepaalde projecten uit te keren bedragen wordt opgeschort — Beroep tot schadevergoeding — Verwerping — Motivering”

In zaak C‑224/15 P,

betreffende een hogere voorziening krachtens artikel 56 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ingesteld op 15 mei 2015,

Rose Vision SL, gevestigd te Pozuelo de Alarcón (Spanje), vertegenwoordigd door J. J. Marín López, abogado,

rekwirante,

andere partij in de procedure:

Europese Commissie, vertegenwoordigd door R. Lyal en M. Siekierzyńska als gemachtigden,

verweerster in eerste aanleg,

wijst

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: L. Bay Larsen (rapporteur), kamerpresident, D. Šváby, J. Malenovský, M. Safjan en M. Vilaras, rechters,

advocaat-generaal: N. Wahl,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Met haar hogere voorziening verzoekt Rose Vision SL om vernietiging van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 5 maart 2015, Rose Vision en Seseña/Commissie (T‑45/13, niet gepubliceerd; hierna: „bestreden arrest”, EU:T:2015:138), voor zover het Gerecht daarbij haar beroep tot nietigverklaring en schadevergoeding heeft verworpen.

Voorgeschiedenis van het geding

2

Rose Vision, een onderneming in liquidatie, heeft met de Commissie, handelend voor rekening van de Europese Unie, in het kader van het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007‑2013) vijf subsidieovereenkomsten (hierna: „overeenkomsten”) gesloten, waaronder overeenkomst nr. 246910 voor het project „FutureNEM”.

3

Overeenkomstig de bepalingen van de algemene voorwaarden „KP7”, zoals van toepassing op die overeenkomsten (hierna: „de toepasselijke algemene voorwaarden”), heeft de Commissie haar interne auditdiensten opdracht gegeven om een financiële audit uit te voeren en de aandacht daarbij met name te richten op de wijze waarop rekwirante het project „FutureNEM” beheert.

4

Op 2 februari 2012 is aan rekwirante het ontwerpauditrapport van de interne auditdiensten van de Commissie, met kenmerk 11-INFS-025, toegestuurd.

5

Uit dit ontwerpauditrapport kwam naar voren dat de boekhouding van rekwirante de subsidiabele kosten, de facturen en de rente niet vermeldde, en dat dus moest worden geconcludeerd dat rekwirante niet naar behoren voor het financiële beheer van dat project had gezorgd en de verplichtingen als vervat in de overeenkomst voor het project „FutureNEM” niet was nagekomen.

6

Na twee informele vergaderingen heeft rekwirante haar opmerkingen over dit project ingediend en aan de Commissie op 30 maart 2012 – de laatste dag van de haar hiertoe toegekende termijn – aanvullende documentatie overgelegd.

7

Op 21 mei 2012 heeft de Commissie rekwirante een brief gestuurd waarin zij haar op de hoogte heeft gesteld van haar beslissing om de betalingen voor de tweede periode van het project „FutureNEM” op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden op te schorten.

8

Op 31 juli 2012 heeft de Commissie verzoekster meegedeeld dat noch de aanvullende documentatie noch de door haar op het betrokken ontwerpauditrapport ingediende opmerkingen de in dat rapport vervatte bevindingen konden ontkrachten. Die bevindingen hielden in dat bepaalde kosten niet subsidiabel waren omdat zij niet reëel, efficiënt en noodzakelijk waren. Verder heeft de Commissie rekwirante in de gelegenheid gesteld nadere opmerkingen in te dienen, hetgeen zij op 30 augustus 2012 heeft gedaan.

9

Op 9 oktober 2012 hebben de interne auditdiensten van de Commissie het auditrapport met kenmerk 11-INFS-025 gefinaliseerd. In dit rapport is geoordeeld dat bepaalde personeelskosten niet subsidiabel waren, vooral als gevolg van de niet-nakoming van verschillende punten van de toepasselijke algemene voorwaarden.

10

In de daaropvolgende maanden is er op verschillende momenten gecorrespondeerd over de aan die bevindingen te verbinden gevolgen, zowel wat betreft het project „FutureNEM” als wat betreft andere projecten waaraan rekwirante had deelgenomen. In het bijzonder heeft rekwirante een debetnota ontvangen voor het in het kader van het project „FutureNEM” terug te betalen bedrag.

11

De overeenkomsten bevatten alle een arbitrageclausule de inhoudt dat het Gerecht of, in geval van een hogere voorziening, het Hof uitsluitend bevoegd is om kennis te nemen van alle tussen partijen gerezen geschillen over de geldigheid, de uitvoering of de uitlegging van die overeenkomsten alsmede over de geldigheid van beslissingen van de Commissie om financiële verplichtingen op te leggen.

Beroep voor het Gerecht en het bestreden arrest

12

Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 29 januari 2013, hebben Rose Vision en haar curator beroep ingesteld teneinde een schadevergoeding ter hoogte van 5864264 EUR te krijgen voor schade die beweerdelijk was geleden als gevolg van het gedrag van de Commissie.

Ontvankelijkheid

13

De Commissie had vooraf een middel van niet-ontvankelijkheid van het beroep van Rose Vision en haar curator opgeworpen op grond dat het beroep geen voorwerp had. Het Gerecht heeft vervolgens in punt 38 van het bestreden arrest het voorwerp van het geding nader bepaald door te overwegen dat de door verzoekers bij het Gerecht ingediende vorderingen moesten worden beoordeeld in het licht van het auditrapport met kenmerk 11-INFS-025 en de brief van de Commissie van 21 mei 2012, waarin op basis van dat rapport werd besloten de betalingen voor het project „FutureNEM” op te schorten.

14

Na het voorwerp van het geschil op deze wijze te hebben afgebakend, heeft het Gerecht de overige door de Commissie ten aanzien van de verschillende vorderingen opgeworpen middelen van niet-ontvankelijkheid beoordeeld en afgewezen.

Ten gronde

15

Ten aanzien van de verschillende door verzoekers bij het Gerecht aangevoerde schendingen van de overeenkomsten heeft het Gerecht in punt 87 van het bestreden arrest opgemerkt dat de Commissie in essentie werd verweten in strijd te hebben gehandeld met de in de overeenkomst voor het project „FutureNEM” vervatte contractuele bedingen inzake, in de eerste plaats, de auditprocedure, in de tweede plaats, de opschorting van de betalingen en, in de derde plaats, de vertrouwelijkheid van de audits.

16

Wat in het bijzonder het argument betreft inzake de beweerde schending van de contractuele bedingen in verband met de opschorting van de betalingen, is in de punten 99 en 101 van het bestreden arrest benadrukt dat uit bestudering van de in het ontwerpauditrapport met kenmerk 11‑INFS025 neergelegde bevindingen volgt dat de opschorting op grond van die bedingen gerechtvaardigd was. Op basis van deze bevindingen was namelijk al duidelijk geworden dat bepaalde personeelskosten niet subsidiabel waren en dat bepaalde contractuele bedingen niet waren nagekomen, hetgeen werd bevestigd in de definitieve versie van het auditrapport. Verzoekster heeft bij het Gerecht tegen dit rapport geen elementen aangedragen die de daarin vervatte bevindingen in twijfel kunnen trekken.

17

Bijgevolg heeft het Gerecht dit argument ongegrond verklaard. Na ook de overige argumenten te hebben afgewezen, heeft het Gerecht het beroep verworpen.

Conclusies van partijen

18

Rose Vision verzoekt het Hof onder meer om het bestreden arrest te vernietigen.

19

De Commissie verzoekt het Hof de hogere voorziening af te wijzen en Rose Vision te verwijzen in de kosten.

Hogere voorziening

20

Ter onderbouwing van haar hogere voorziening voert rekwirante vijf middelen aan.

21

Het Hof ziet aanleiding om in dit geval eerst het tweede middel van de hogere voorziening, ontleend aan een ontoereikende motivering van het bestreden arrest, te beoordelen.

Argumenten van partijen

22

Met dit tweede middel betoogt rekwirante dat het Gerecht het bestreden arrest ontoereikend heeft gemotiveerd en het recht dus onjuist heeft toegepast door in punt 99 van dit arrest te oordelen dat op basis van het ontwerpauditrapport van 2 februari 2012 met kenmerk 11-INFS-025 al duidelijk was geworden dat bepaalde personeelskosten niet subsidiabel waren en dat bepaalde contractuele bedingen niet waren nagekomen, hetgeen werd bevestigd in de definitieve versie van het auditrapport.

23

De Commissie stelt dat dit tweede middel ongegrond is. In het bestreden arrest worden de argumenten van beide partijen immers expliciet weergegeven en wordt ook duidelijk inzicht gegeven in de redenering van het Gerecht.

Beoordeling door het Hof

24

In dit verband zij eraan herinnerd dat het vaste rechtspraak is dat uit de motivering van het bestreden arrest duidelijk en ondubbelzinnig de redenering van het Gerecht moet blijken, zodat de betrokkenen kennis kunnen nemen van de gronden voor de genomen beslissing en het Hof zijn rechterlijke controle kan uitoefenen (zie onder meer arrest van 11 juni 2015, EMA/Commissie, C‑100/14 P, niet gepubliceerd, EU:C:2015:382, punt 67en aldaar aangehaalde rechtspraak).

25

Evenwel houdt de motiveringsplicht niet in dat het Gerecht een uiteenzetting moet geven die volledig en één voor één alle argumenten van de partijen volgt, en de motivering kan dus impliciet zijn, mits de belanghebbenden de redenen kunnen kennen waarom het Gerecht hun argumenten heeft afgewezen en het Hof over voldoende elementen beschikt om zijn toezicht uit te oefenen (arresten van 22 oktober 2014, British Telecommunications/Commissie, C‑620/13 P, niet gepubliceerd, EU:C:2014:2309, punt 56, en 11 juni 2015, EMA/Commissie, C‑100/14P, niet gepubliceerd, EU:C:2015:382, punt 75).

26

De vraag of de motivering van een arrest van het Gerecht tegenstrijdig dan wel ontoereikend is, is een rechtsvraag die als zodanig in het kader van een hogere voorziening kan worden opgeworpen (zie onder meer arrest van 19 december 2012, Planet/Commissie, C‑314/11P, EU:C:2012:823, punt 63).

27

Wat in de eerste plaats de personeelskosten betreft, heeft het Gerecht in punt 99 van het bestreden arrest opgemerkt dat op basis van de bevindingen in het ontwerpauditrapport met kenmerk 11-INFS-025 al duidelijk was geworden dat bepaalde personeelskosten niet subsidiabel waren.

28

Wat in de tweede plaats de niet-nakoming van bepaalde, door het Gerecht in punt 99 van het bestreden arrest genoemde contractuele bedingen betreft, wordt in dat arrest op die bedingen niet nader ingegaan.

29

Evenwel blijkt met name uit punt 101 van het bestreden arrest dat rekwirante onder aanvoering van verschillende fouten en onjuistheden is opgekomen tegen het auditrapport dat ten grondslag ligt aan de opschorting van de betalingen in het kader van het project „FutureNEM”. Uit punt 32 van het bestreden arrest blijkt voorts dat rekwirante onder meer heeft betoogd dat de inhoud van dat auditrapport in strijd is met de auditregels en in het bijzonder met de financieringsleidraad.

30

Desondanks heeft het Gerecht zich er in dit geval toe beperkt te overwegen dat rekwirante geen elementen heeft aangedragen die de in dat auditrapport vervatte bevindingen in twijfel kunnen trekken.

31

Derhalve moet worden vastgesteld dat de redenering van het Gerecht niet duidelijk en ondubbelzinnig blijkt uit de motivering van het bestreden arrest (zie in dit verband arrest van 19 december 2012, Commissie/Planet, C‑314/11 P, EU:C:2012:823, punt 66), nu daarin op geen enkele wijze is aangegeven om welke redenen de door rekwirante tegen het betrokken auditrapport aangedragen grieven de daarin vervatte bevindingen niet in twijfel konden trekken. In deze omstandigheden kunnen belanghebbenden aan de hand van de overwegingen van het bestreden arrest geen kennis nemen van de gronden waarop dit arrest rust, en kan het Hof zijn rechterlijke controle niet uitoefenen. Een dergelijke, apodictisch geformuleerde motivering belet het Hof in het bijzonder om te controleren of de aan de beslissing van het Gerecht ten grondslag liggende redenering niet tegenstrijdig is.

32

Daaruit volgt dat het Gerecht het recht onjuist heeft toegepast door niet te voldoen aan zijn motiveringsplicht.

33

Bijgevolg slaagt het tweede middel van de hogere voorziening en dient die hogere voorziening gegrond te worden verklaard zonder dat de overige door rekwirante ter ondersteuning van daarvan aangevoerde middelen hoeven te worden beoordeeld (zie in deze zin arrest van 17 oktober 2013, Isdin/Bial-Portela, C‑597/12 P, EU:C:2013:672, punt 30).

34

Dat betekent dat het bestreden arrest dient te worden vernietigd voor zover het op Rose Vision betrekking heeft.

35

Overeenkomstig artikel 61, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie kan het Hof, wanneer het de beslissing van het Gerecht vernietigt, de zaak zelf afdoen indien deze in staat van wijzen is, dan wel haar voor afdoening terugverwijzen naar het Gerecht. In dit geval dient te worden vastgesteld dat de zaak niet in staat van wijzen is.

36

De zaak moet derhalve naar het Gerecht worden terugverwezen, met aanhouding van de beslissing over de kosten.

 

Het Hof (Derde kamer) verklaart:

 

1)

Het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 5 maart 2015, Rose Vision en Seseña/Commissie (T‑45/13, niet gepubliceerd, EU:T:2015:138) wordt vernietigd voor zover het op Rose Vision SL betrekking heeft.

 

2)

De zaak wordt terugverwezen naar het Gerecht van de Europese Unie.

 

3)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Spaans.