BESCHIKKING VAN HET HOF (Derde kamer)

21 maart 2013 ( *1 )

„Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering — Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Verordening (EG) nr. 1896/2006 — Europese betalingsbevelprocedure — Te late indiening van verweerschrift — Artikel 20 — Heroverweging in uitzonderlijke gevallen — Geen ‚buitengewone omstandigheden’ of ‚uitzonderingsgevallen’”

In zaak C-324/12,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Handelsgericht Wien (Oostenrijk) bij beslissing van 11 juni 2012, ingekomen bij het Hof op 9 juli 2012, in de procedure

Novontech-Zala kft.

tegen

Logicdata Electronic & Software Entwicklungs GmbH,

geeft HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: M. Ilešič (rapporteur), kamerpresident, E. Jarašiūnas, A. Ó Caoimh, C. Toader en C. G. Fernlund, rechters,

advocaat-generaal: N. Wahl,

griffier: A. Calot Escobar,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om bij met redenen omklede beschikking uitspraak te doen overeenkomstig artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof,

de navolgende

Beschikking

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 20 van verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (PB L 399, blz. 1).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Novontech-Zala kft. (hierna: „Novontech-Zala”), die haar hoofdkantoor in Hongarije heeft, en Logicdata Electronic & Software Entwicklungs GmbH (hierna: „Logicdata”), waarvan het hoofdkantoor zich in Oostenrijk bevindt.

Toepasselijke bepalingen

Verordening nr. 1896/2006

3

Punt 25 van de considerans van verordening nr. 1896/2006 luidt:

„Na het verstrijken van de termijn voor indiening van een verweerschrift heeft de verweerder in bepaalde uitzonderlijke gevallen het recht om heroverweging van het Europees betalingsbevel te verzoeken. Heroverweging in uitzonderingsgevallen houdt niet in dat de verweerder nogmaals de mogelijkheid krijgt verweer te voeren tegen de vordering. Tijdens de heroverwegingsprocedure mag de gegrondheid van de vordering niet verder worden getoetst dan de gronden die voortvloeien uit de door de verweerder aangevoerde uitzonderlijke omstandigheden. De overige uitzonderlijke omstandigheden zouden onder meer kunnen omvatten de situatie dat het Europees betalingsbevel gebaseerd was op verkeerde informatie in het aanvraagformulier.”

4

In punt 28 van de considerans van die verordening heet het:

„Voor de berekening van de termijnen geldt verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden [PB L 124, blz. 1]. De verweerder moet hiervan in kennis worden gesteld, alsmede van het feit dat de feestdagen van de lidstaat waar het gerecht zich bevindt voor de berekening in aanmerking worden genomen.”

5

Artikel 1, lid 1, van diezelfde verordening bepaalt:

„Deze verordening heeft ten doel:

a)

de beslechting van een geschil in grensoverschrijdende zaken met betrekking tot niet-betwiste geldvorderingen te vereenvoudigen, te versnellen en goedkoper te maken door een Europese betalingsbevelprocedure in te voeren;

[...]”

6

Artikel 16, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 1896/2006 luidt als volgt:

„1.   De verweerder kan bij het gerecht van oorsprong een verweerschrift tegen het Europees betalingsbevel indienen [...].

2.   Het verweerschrift wordt toegezonden binnen 30 dagen nadat het betalingsbevel aan de verweerder is betekend of ter kennis is gebracht.

3.   In het verweerschrift vermeldt de verweerder dat hij de schuldvordering betwist, zonder gehouden te zijn te verklaren op welke gronden de betwisting berust.”

7

In artikel 20, leden 1 en 2, van deze verordening wordt bepaald:

„1.   De verweerder heeft het recht om, na het verstrijken van de in artikel 16, lid 2, gestelde termijn, het bevoegde gerecht van de lidstaat van oorsprong om heroverweging van het Europees betalingsbevel te verzoeken, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

[...]

b)

de verweerder de vordering niet heeft kunnen betwisten wegens overmacht of wegens buitengewone omstandigheden, buiten zijn schuld,

mits hij in beide gevallen onverwijld handelt.

2.   Na het verstrijken van de in artikel 16, lid 2, gestelde termijn, heeft de verweerder tevens het recht om het bevoegde gerecht in de lidstaat van oorsprong om heroverweging van het Europees betalingsbevel te verzoeken, indien het Europees betalingsbevel kennelijk ten onrechte is toegekend, gelet op de voorschriften van deze verordening, of vanwege andere uitzonderlijke omstandigheden.”

Verordening nr. 1182/71

8

Verordening nr. 1182/71 bepaalt in artikel 3 ervan:

„1.   [...]

Wanneer een in dagen [...] omschreven termijn ingaat op het ogenblik waarop een gebeurtenis of handeling plaatsvindt, wordt de dag waarop deze gebeurtenis of handeling plaatsvindt, niet bij de termijn inbegrepen.

2.   Behoudens het bepaalde in de leden 1 en 4:

[...]

b)

gaat een in dagen omschreven termijn in bij de aanvang van het eerste uur van de eerste dag ervan en loopt deze termijn af bij het einde van het laatste uur van de laatste dag ervan;

[...]

3.   Feestdagen, zondagen en zaterdagen zijn bij de termijnen inbegrepen, behalve indien deze dagen daarvan uitdrukkelijk zijn uitgesloten of indien de termijnen in werkdagen zijn omschreven.

4.   Indien de laatste dag van een anders dan in uren omschreven termijn een feestdag, een zondag of een zaterdag is, dan loopt deze termijn af bij het einde van het laatste uur van de daaropvolgende werkdag.

[...]”

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

9

Op 14 oktober 2011 heeft Logicdata bij het Bezirksgericht für Handelssachen Wien een verzoek om een Europees betalingsbevel ingediend tegen Novontech-Zala, om betaling te verkrijgen van een bedrag van 30586 EUR in verband met een verkoop waarvan de betaling door Novontech-Zala achterwege was gebleven. Op 25 oktober 2011, heeft het Bezirksgericht een Europees betalingsbevel afgegeven. Dit bevel is op 13 december 2011 te Zalaegerszeg (Hongarije) aan Novontech-Zala betekend.

10

Novontech-Zala heeft dit bevel aan haar advocaat in Hongarije gezonden, die op 13 januari 2012, dus na het verstrijken van de daarvoor in artikel 16, lid 2, van verordening nr. 1896/2006 gestelde termijn van 30 dagen, een verweerschrift heeft ingediend. Uit het aan het Hof ter beschikking gestelde dossier blijkt dat de advocaat zijn berekening van de termijn heeft gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat het Europees betalingsbevel aan Novontech-Zala was betekend op 14 december 2011, en niet op13 december 2011, zoals inderdaad het geval was. Hij heeft die termijn berekend in de veronderstelling dat deze op 13 januari 2012 afliep, terwijl deze in werkelijkheid reeds op 12 januari 2012 was verstreken. Zonder bij de rechter die het betalingsbevel had afgegeven te verifiëren op welke datum die termijn was ingegaan, heeft de advocaat de datum van het verstrijken van de termijn, die onjuist was berekend, ingeschreven in het tijdschema en, bijgevolg, het verweerschrift te laat ingediend.

11

Bij beschikking van 24 januari 2012 heeft het Bezirksgericht für Handelssachen Wien het verweerschrift afgewezen omdat dit te laat was ingediend.

12

Op 8 februari 2012 is Novontech-Zala, inmiddels vertegenwoordigd door een advocatenkantoor in Oostenrijk, opgekomen tegen de beschikking tot afwijzing van het verweerschrift en heeft zij overeenkomstig artikel 20 van verordening nr. 1896/2006 bij het Bezirksgericht für Handelssachen Wien een verzoek tot heroverweging van het betalingsbevel ingediend. Bij beschikking van 5 maart 2012 heeft het Bezirksgericht für Handelssachen Wien het verzoek tot heroverweging afgewezen.

13

Novontech-Zala heeft bij de verwijzende rechter hoger beroep ingesteld tegen die afwijzingsbeschikking met het betoog dat het geding voor de rechter van eerste aanleg niet aan een juiste juridische beoordeling onderworpen is geweest en dat die rechter overeenkomstig artikel 20 van verordening nr. 1896/2006 het Europees betalingsbevel moet kunnen heroverwegen.

14

In die omstandigheden heeft het Handelsgericht Wien de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)

Levert het feit dat de met het indienen van een verweerschrift tegen een Europees betalingsbevel belaste advocaat de termijn daarvoor heeft overschreden, een schuld van de verweerder zelf op in de zin van artikel 20, lid 1, sub b, van [verordening nr. 1896/2006]?

2)

Voor zover de fout van de advocaat niet als schuld van de verweerder zelf kan worden aangemerkt, moet dan de als gevolg van een vergissing onjuiste inschrijving van de datum van het verstrijken van de termijn voor het indienen van een verweerschrift tegen een Europees betalingsbevel door de daarmee belaste advocaat, worden uitgelegd als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 20, lid 2, van deze verordening?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

15

Overeenkomstig artikel 99 van zijn Reglement voor de procesvoering kan het Hof, wanneer over het antwoord op een prejudiciële vraag redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan, in elke stand van het geding op voorstel van de rechter-rapporteur, de advocaat-generaal gehoord, beslissen om bij met redenen omklede beschikking uitspraak te doen.

16

Met zijn twee vragen, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het feit dat de termijn voor het indienen van een verweerschrift tegen een Europees betalingsbevel niet in acht is genomen vanwege een fout van de vertegenwoordiger van de verweerder, een heroverweging van dat betalingsbevel kan rechtvaardigen, hetzij wegens „buitengewone omstandigheden, buiten [de] schuld [van de verweerder]”, in de zin van artikel 20, lid 1, sub b, van verordening nr. 1896/2006, hetzij omdat sprake is van een „uitzonderingsgeval” in de zin van lid 2 van datzelfde artikel.

17

Novontech-Zala betoogt in dit verband dat wanneer de vertegenwoordiger van de verweerder de termijn voor het indienen van een verweerschrift tegen een Europees betalingsbevel niet in acht heeft genomen vanwege zijn eigen fout, de voorwaarden voor heroverweging van het Europees betalingsbevel zijn vervuld, zowel wat artikel 20, lid 1, sub b, van verordening nr. 1896/2006, als wat lid 2 van datzelfde artikel betreft.

18

Logicdata, de Oostenrijkse, de Griekse en de Portugese regering en de Europese Commissie zijn daarentegen van mening dat, in omstandigheden als die van het hoofdgeding, de voorwaarden voor een dergelijke heroverweging van het Europees betalingsbevel niet zijn vervuld.

19

De in het vorige punt uiteengezette uitlegging kan niet worden aanvaard.

20

Het is immers duidelijk dat omstandigheden als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, en die worden gekenmerkt door de foute berekening en inschrijving, door de vertegenwoordiger van de verweerder, van de termijn voor het indienen van een verweerschrift, noch „buitengewoon”, in de zin van artikel 20, lid 1, sub b, van verordening nr. 1896/2006, noch „uitzonderlijk” in de zin van lid 2 van datzelfde artikel zijn.

21

Uit artikel 20, lid 1, sub b, en lid 2, van verordening nr. 1896/2006 volgt weliswaar dat een Europees betalingsbevel kan worden heroverwogen wanneer de niet-inachtneming van de termijn van 30 dagen voor het indienen van een verweerschrift voortvloeit uit buitengewone omstandigheden of uit een uitzonderingsgeval, als gevolg waarvan dat verweerschrift niet binnen de gestelde termijn kon worden ingediend, en wanneer de andere in die bepalingen voorziene voorwaarden zijn vervuld. Een situatie waarin de overschrijding van die termijn, zoals in het hoofdgeding, te wijten is aan een gebrek aan toewijding van de vertegenwoordiger van de verweerder, kan evenwel, daar zij gemakkelijk had kunnen worden vermeden, geen buitengewone omstandigheden en geen uitzonderingsgeval in de zin van voornoemde bepalingen opleveren.

22

De mogelijkheid van heroverweging van het Europees betalingsbevel, in omstandigheden als die van het hoofdgeding, geeft de verweerder nogmaals de mogelijkheid om verweer te voeren tegen de vordering, in de zin van punt 25 van de considerans van verordening nr. 1896/2006.

23

Aangezien niet is voldaan aan de voorwaarde inzake de buitengewone omstandigheden, behoeft niet te worden onderzocht of de andere voorwaarden van artikel 20, lid 1, sub b, van verordening nr. 1896/2006, met name die inzake het ontbreken van een fout van de verweerder zelf, zijn vervuld.

24

Zoals volgt uit de bewoordingen van artikel 20, lid 1, sub b, van verordening nr. 1896/2006 moet, wil een verweerder krachtens die bepaling kunnen verzoeken om heroverweging van het Europees betalingsbevel, in een situatie waarin er geen sprake is van overmacht, zijn voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden, te weten: (i) er moet sprake zijn van buitengewone omstandigheden waardoor de verweerder de vordering niet binnen de gestelde termijn kon betwisten; (ii) er mag geen sprake zijn van schuld van de verweerder zelf, en (iii) de verweerder dient onverwijld te hebben gehandeld. Wanneer aan een van deze voorwaarden niet is voldaan, kan de verweerder niet op goede gronden stellen dat hij heeft voldaan aan de in die bepaling voorziene voorwaarden.

25

Gelet op het bovenstaande moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat het feit dat de termijn voor het indienen van een verweerschrift tegen een Europees betalingsbevel niet in acht is genomen vanwege een fout van de vertegenwoordiger van de verweerder, geen heroverweging van dat betalingsbevel kan rechtvaardigen, aangezien een dergelijke niet-inachtneming geen buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 20, lid 1, sub b, van verordening nr. 1896/2006 en geen uitzonderingsgeval in de zin van lid 2 van datzelfde artikel oplevert.

Kosten

26

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

 

 

Het feit dat de termijn voor het indienen van een verweerschrift tegen een Europees betalingsbevel niet in acht is genomen vanwege een fout van de vertegenwoordiger van de verweerder, kan geen heroverweging van dat betalingsbevel rechtvaardigen, aangezien een dergelijke niet-inachtneming geen buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 20, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure, en geen uitzonderingsgeval in de zin van lid 2 van datzelfde artikel oplevert.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Duits.