Zaak C‑382/09

Stils Met SIA

tegen

Valsts ieņēmumu dienests

(verzoek van de Augstākās Tiesas Senāts om een prejudiciële beslissing)

„Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefindeling – Gecombineerde nomenclatuur – Hoofdstuk 73 – Metalen strengen en kabels – Tariefpost 7312 – TARIC-code – Fout in tariefindeling – In vrij verkeer brengen van goederen – Verordening (EG) nr. 384/96 – Antidumpingrechten – Geldboete ter hoogte van totaal bedrag van antidumpingrechten”

Samenvatting van het arrest

1.        Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten

(Verordening nr. 2658/87 van de Raad, art. 2, bijlage I; verordening nr. 1789/2003 van de Commissie)

2.        Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken

(Verordening nr. 384/96 van de Raad, art. 14, lid 1)

1.        Het geïntegreerde tarief van de Europese Gemeenschappen, dat is vastgesteld bij artikel 2 van verordening nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, in de in 2004 en 2005 toepasselijke versie, moet aldus worden uitgelegd dat kabels van staal dat niet roestvrij is, die niet bekleed of enkel verzinkt zijn, waarvan de grootste afmeting der dwarsdoorsnede meer dan 3 doch niet meer dan 48 mm is, en die niet afkomstig zijn uit Moldavië of Marokko, vallen onder TARIC-codes 7312 10 82 19, 7312 10 84 19 of 7312 10 86 19, afhankelijk van de afmeting der dwarsdoorsnede.

(cf. punt 40, dictum 1)

2.        Artikel 14, lid 1, van verordening nr. 384/96 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen de regeling van een lidstaat die bij een foutieve tariefindeling van goederen die in het douanegebied van de Unie zijn ingevoerd, voorziet in de oplegging van een geldboete ter hoogte van het totale bedrag van de toepasselijke antidumpingrechten, voor zover het bedrag ervan wordt vastgesteld onder voorwaarden die overeenkomen met die welke in het nationale recht voor vergelijkbare en even ernstige overtredingen gelden, en die de straf doeltreffend, evenredig en afschrikkend maken, hetgeen de nationale rechter dient te beoordelen.

(cf. punt 48, dictum 2)







ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

7 oktober 2010 (*)

„Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefindeling – Gecombineerde nomenclatuur – Hoofdstuk 73 – Metalen strengen en kabels – Tariefpost 7312 – TARIC-code – Fout in tariefindeling – In vrij verkeer brengen van goederen – Verordening (EG) nr. 384/96 – Antidumpingrechten – Geldboete ter hoogte van totaal bedrag van antidumpingrechten”

In zaak C‑382/09,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Augstākās Tiesas Senāts (Letland) bij beslissing van 8 september 2009, ingekomen bij het Hof op 28 september 2009, in de procedure

Stils Met SIA

tegen

Valsts ieņēmumu dienests,

wijst

HET HOF (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: J.‑J. Kasel, kamerpresident, A. Borg Barthet (rapporteur) en E. Levits, rechters,

advocaat-generaal: N. Jääskinen,

griffier: A. Calot Escobar,

gelet op de opmerkingen van:

–        Stils Met SIA, vertegenwoordigd door V. Meļkovs,

–        Valsts ieņēmumu dienests, vertegenwoordigd door N. Jezdakova als gemachtigde,

–        de Letse regering, vertegenwoordigd door K. Drēviņa en K. Krasovska als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Sauka en L. Bouyon als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van het geïntegreerde tarief van de Europese Gemeenschappen (hierna: „TARIC”), dat is vastgesteld bij artikel 2 van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), en van verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB 1996, L 56, blz. 1).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Stils Met SIA (hierna: „Stils Met”), een onderneming naar Lets recht, en Valsts ieņēmumu dienests (dienst staatsinkomsten; hierna: „Dienests”) ter zake van de invoer van stalen kabels uit Oekraïne tussen de maanden mei 2004 en september 2005.

 Toepasselijke bepalingen

 Wettelijke regeling van de Unie

 Douaneregeling

3        Artikel 1 van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 254/2000 van de Raad van 31 januari 2000 (PB L 28, blz. 16; hierna: „verordening nr. 2658/87”), bepaalt:

„1.      De Commissie stelt een goederennomenclatuur in, hierna ‚gecombineerde nomenclatuur’ [...] te noemen, die zowel aan de vereisten van het gemeenschappelijk douanetarief als aan die van de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap en andere beleidsmaatregelen van de Gemeenschap in verband met de invoer en de uitvoer van goederen voldoet.

2.      De gecombineerde nomenclatuur omvat:

a)      de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem [ingevoerd bij het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen];

b)      de communautaire onderverdelingen van deze nomenclatuur, die ‚GN-onderverdelingen’ worden genoemd wanneer daarnaast een invoerrecht wordt vermeld;

c)      de inleidende bepalingen, aanvullende aantekeningen op afdelingen of op hoofdstukken en de voetnoten met betrekking tot de GN-onderverdelingen.

3.      De gecombineerde nomenclatuur is opgenomen in bijlage I. [...]

[...]”

4        Artikel 2 van verordening nr. 2658/87 bepaalt:

„De Commissie stelt een [TARIC] vast dat zowel aan de vereisten van het gemeenschappelijk douanetarief als aan die van de statistieken van de buitenlandse handel, het handels- en landbouwbeleid en andere beleidsmaatregelen van de Gemeenschap in verband met de invoer en de uitvoer van goederen voldoet.

Het geïntegreerd tarief is gebaseerd op de gecombineerde nomenclatuur en omvat:

a)      de in deze verordening vastgestelde bepalingen;

b)      de aanvullende communautaire onderverdelingen, ‚TARIC-onderverdelingen’ genoemd, die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de in bijlage II vermelde specifieke maatregelen van de Gemeenschap;

c)      alle andere informatie die noodzakelijk is voor de tenuitvoerlegging of het beheer van de TARIC-codes en de aanvullende codes als omschreven in artikel 3, lid 2 en lid 3;

d)      de rechten van het douanetarief en andere in- en uitvoerheffingen, evenals de vrijstellingen van rechten en de preferentiële tarieven die bij de invoer of de uitvoer van bepaalde goederen van toepassing zijn;

e)      de in bijlage II vermelde bepalingen die bij de invoer en de uitvoer van bepaalde goederen van toepassing zijn.”

5        Artikel 3, leden 1 en 2, van deze verordening luidt als volgt:

„1.      Elke GN-onderverdeling is voorzien van een uit acht cijfers bestaand codenummer:

a)      eerste zes cijfers vormen de codenummers van de posten en van de onderverdelingen van de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem;

b)      het zevende en het achtste cijfer dienen ter identificatie van de [...] onderverdelingen [van de bij artikel 1 ingestelde goederennomenclatuur].

[...]

2.      De [TARIC]-onderverdelingen worden aangegeven door cijfers op de negende en tiende plaats, die samen met de in lid 1 bedoelde codenummers de [TARIC]-codenummers vormen. [...]”

6        Volgens artikel 6 van deze verordening draagt de Commissie zorg voor het vaststellen, het bijwerken, het beheer en de publicatie van het TARIC.

7        Het eerste deel van de gecombineerde nomenclatuur die bijlage I vormt bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1789/2003 van de Commissie van 11 september 2003 (PB L 281, blz. 1; hierna: „GN”), bevat een geheel van inleidende bepalingen. In dit deel, in titel I, dat is gewijd aan algemene regels, luidt afdeling A, met als opschrift „Algemene regels voor de interpretatie van de [GN]”, als volgt:

„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.

„1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.

[...]”

8        Het tweede deel van de GN bevat een afdeling XV, „Onedele metalen en werken daarvan”. Deze afdeling bevat onder meer hoofdstuk 73, met als opschrift „Werken van gietijzer, van ijzer en van staal”.

9        Tariefpost 7312 van de GN is onderverdeeld als volgt:

GN-code

Omschrijving

7312

Kabels, strengen, lengen en dergelijke artikelen, van ijzer of van staal, niet geïsoleerd voor het geleiden van elektriciteit:

7312 10

– kabels en strengen:

7312 10 10

– – voorzien van hulpstukken (fittings) of verwerkt tot artikelen, bestemd voor burgerluchtvaartuigen

– – andere:

7312 10 30

– – – van roestvrij staal

– – – andere, met een grootste afmeting der dwarsdoorsnede:

– – – – van niet meer dan 3 mm:

[...]

[...]

7312 10 59

[...]

– – – – van meer dan 3 mm:

– – – – – strengen:

[...]

[...]

7312 10 79

[...]

– – – – – kabels, gesloten kabels daaronder begrepen:

– – – – – – niet bekleed of enkel verzinkt, met een grootste afmeting der dwarsdoorsnede:

7312 10 82

– – – – – – – van meer dan 3 doch niet meer dan 12 mm

7312 10 84

– – – – – – – van meer dan 12 doch niet meer dan 24 mm

7312 10 86

– – – – – – – van meer dan 24 doch niet meer dan 48 mm

7312 10 88

– – – – – – −van meer dan 48 mm

7312 10 99

[...]

– – – – – – andere

[...]


10      Aantekening 1 op hoofdstuk 72 van de GN luidt als volgt:

„Voor de toepassing van dit hoofdstuk en, wat betreft de letters d), e) en f), voor de toepassing van de [GN], worden aangemerkt als:

[...]

d)      ‚staal’:

ferroproducten, andere dan bedoeld bij post 7203 [te weten ferroproducten verkregen door het rechtstreeks reduceren van ijzererts en andere sponsachtige ferroproducten, in blokken, in pellets of in dergelijke vormen; ijzer met een zuiverheid van ten minste 99,94 gewichtspercenten, in blokken, in pellets of in dergelijke vormen] die (met uitzondering van bepaalde soorten in de vorm van gegoten producten) vervormbaar zijn en niet meer dan 2 gewichtspercenten koolstof bevatten. Chroomstaal mag evenwel een hoger koolstofgehalte bezitten;

e)      ‚roestvrij staal’:

gelegeerd staal bevattende niet meer dan 1,2 gewichtspercent koolstof en 10,5 of meer gewichtspercenten chroom, met of zonder andere elementen;

f)      ‚ander gelegeerd staal’:

staal dat niet beantwoordt aan de definitie van roestvrij staal, bevattende een of meer van de onderstaande elementen in de daarbij vermelde verhoudingen:

–      0,3 of meer gewichtspercenten aluminium,

–      0,0008 of meer gewichtspercenten boor (borium),

–      0,3 of meer gewichtspercenten chroom,

–      0,3 of meer gewichtspercenten kobalt,

–      0,4 of meer gewichtspercenten koper,

–      0,4 of meer gewichtspercenten lood,

–      1,65 of meer gewichtspercenten mangaan,

–      0,08 of meer gewichtspercenten molybdeen,

–      0,3 of meer gewichtspercenten nikkel,

–      0,06 of meer gewichtspercenten niobium,

–      0,6 of meer gewichtspercenten silicium,

–      0,05 of meer gewichtspercenten titaan,

–      0,3 of meer gewichtspercenten wolfraam,

–      0,1 of meer gewichtspercenten vanadium,

–      0,05 of meer gewichtspercenten zirkonium,

–      0,1 of meer gewichtspercenten andere elementen (andere dan zwavel, fosfor, koolstof en stikstof), voor ieder element afzonderlijk;

[...]”

11      In 2004 en 2005 bevatte het TARIC de volgende onderverdelingen met betrekking tot de GN-onderverdelingen 7312 10 82, 7312 10 84 en 7312 10 86:

7312 10 82

- - - - - - - van meer dan 3 doch niet meer dan 12 mm

7312 10 82 11

- - - - - - - - van staal

7312 10 82 11

- - - - - - - - - Invoer vanuit Moldavië

7312 10 82 12

- - - - - - - - - Invoer vanuit Marokko

7312 10 82 19

- - - - - - - - - andere

7312 10 82 90

- - - - - - - - andere

7312 10 84

- - - - - - - van meer dan 12 doch niet meer dan 24 mm

7312 10 84 11

- - - - - - - - van staal

7312 10 84 11

- - - - - - - - - Invoer vanuit Moldavië

7312 10 84 12

- - - - - - - - - Invoer vanuit Marokko

7312 10 84 19

- - - - - - - - - andere

7312 10 84 90

- - - - - - - - andere

7312 10 86

- - - - - - - van meer dan 24 doch niet meer dan 48 mm

7312 10 86 11

- - - - - - - - van staal

7312 10 86 11

- - - - - - - - - Invoer vanuit Moldavië

7312 10 86 12

- - - - - - - - - Invoer vanuit Marokko

7312 10 86 19

- - - - - - - - - andere

7312 10 86 90

- - - - - - - - andere


12      De gecombineerde nomenclatuur die bijlage I vormt bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1810/2004 van de Commissie van 7 september 2004 (PB L 327, blz. 1), is identiek aan de GN wat alle in de punten 7 tot en met 11 van het onderhavige arrest vermelde bepalingen betreft.

 Regeling met betrekking tot antidumpingmaatregelen

13      Ten tijde van de feiten in het hoofdgeding bevatte verordening nr. 384/96 de bepalingen inzake de vaststelling van antidumpingmaatregelen door de Europese Unie.

14      Artikel 14, lid 1, van deze verordening bepaalt:

„Voorlopige of definitieve antidumpingrechten worden bij verordening ingesteld en door de lidstaten geïnd in de vorm, voor het bedrag en met inachtneming van de criteria die in die verordening zijn vermeld. Deze rechten worden geïnd onafhankelijk van de douanerechten, belastingen en andere heffingen die normaal bij invoer van toepassing zijn. Op geen enkel product kunnen zowel antidumpingrechten als compenserende rechten worden geheven ter verhelping van een zelfde situatie die door dumping of toekenning van uitvoersubsidies is ontstaan.”

15      Artikel 1, leden 1 en 3, van verordening (EG) nr. 1796/1999 van de Raad van 12 augustus 1999 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van stalen kabels uit de Volksrepubliek China, Hongarije, India, Mexico, Polen, Zuid-Afrika en Oekraïne, tot definitieve inning van het op deze invoer ingestelde voorlopige antidumpingrecht en tot beëindiging van de antidumpingprocedure in verband met deze invoer uit de Republiek Korea (PB L 217, blz. 1) luidt als volgt:

„1.      Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van stalen kabels die momenteel worden ingedeeld onder de GN-codes ex 7312 10 82 (Taric-code 7312 10 82*10), ex 7312 10 84 (Taric-code 7312 10 84*10), ex 7312 10 86 (Taric-code 7312 10 86*10), ex 7312 10 88 (Taric-code 7312 10 88*10) en ex 7312 10 99 (Taric-code 7312 10 99*10) uit de Volksrepubliek China, Hongarije, India, Mexico, Polen, Zuid-Afrika en Oekraïne.

[...]

3.      Tenzij anders bepaald, zijn de voor douanerechten van kracht zijnde bepalingen op dit recht van toepassing.”

 Nationale regeling

16      Ten tijde van de feiten van het hoofdgeding bepaalde artikel 32 van de wet inzake belastingen en heffingen (likums „Par nodokļiem un nodevām”, Latvijas Vēstnesis, 1995, nr. 26), met als opschrift „Aansprakelijkheid bij verlaging van de belastinggrondslag”, in de leden 1 en 2 ervan:

„1)      Wanneer een belastingplichtige in strijd met de vereisten van de fiscale wetgeving de belastinggrondslag verlaagt in zijn aangifte bij de belastingdienst, berekent deze het onbetaalde bedrag en stelt een geldboete vast ter hoogte van dat bedrag, tenzij een bijzondere belastingwet voorziet in een ander bedrag van de geldboete.

2)      Geen geldboete wordt opgelegd indien is voldaan aan de volgende twee voorwaarden:

–      1)     De belastingplichtige heeft een rectificerende of aanvullende aangifte (met bewijsstukken) gedaan vóór het begin van een controle door de belastingdienst.

–      2)     Binnen een termijn van vijf werkdagen vanaf de rectificerende aangifte heeft hij de nog verschuldigde belasting alsmede de verhoging van de hoofdschuld en de vertragingsrente tot de dag van de rectificerende of aanvullende aangifte (met bewijsstukken) betaald.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

17      Tussen de maanden mei 2004 en september 2005 heeft Stils Met stalen kabels uit Oekraïne ingevoerd teneinde deze in Letland in het vrije keer te brengen. Bij de aangifte heeft zij heeft deze goederen onder de TARIC-onderverdelingen 7312 10 82 90, 7312 10 84 90 en 7312 10 86 90 ingedeeld.

18      In het kader van een controle was de Dienests van oordeel dat de betrokken goederen van staal waren, zodat deze gelet op de afmeting der dwarsdoorsnede en de herkomst ervan respectievelijk onder TARIC-onderverdelingen 7312 10 82 19, 7312 10 84 19 en 7312 10 86 19 vielen.

19      Bijgevolg heeft de Dienests bij besluit van 20 juni 2006 vastgesteld dat Stils Met de schatkist een bedrag van 485 286,58 LVL (ongeveer 697 356 EUR) diende te betalen, waarvan 205 629,87 LVL uit hoofde van antidumpingrechten, 37 013,42 LVL uit hoofde van btw en 242 643,29 LVL uit hoofde van een geldboete ter hoogte van het onbetaalde bedrag.

20      Stils Met heeft een beroep tot nietigverklaring van dit besluit ingesteld. Zij heeft in het bijzonder aangevoerd dat zij bij de aangifte van de goederen attesten van het laboratorium van de fabrikant had gevoegd die de aangever en de douanedienst informatie verstrekten over de chemische samenstelling van deze goederen, in het bijzonder over de elementen die aantonen dat de goederen overeenkomen met de omschrijving „ander gelegeerd staal” in de zin van aantekening 1, sub f, op hoofdstuk 72 van de GN.

21      Stils Met heeft tevens betoogd dat, zelfs indien de Dienests de betrokken goederen juist had ingedeeld, deze niet gerechtigd was haar een geldboete op te leggen op grond van de nationale regeling.

22      De Administratīvā rajona tiesa (administratieve districtsrechtbank) heeft bij vonnis van 4 oktober 2007 het door Stils Met ingestelde beroep toegewezen en het besluit van de Dienests nietig verklaard. Deze rechter heeft zich na onderzoek van de gegevens betreffende de chemische samenstelling van de betrokken goederen op het standpunt gesteld dat de Dienests niet beschikte over afdoende bewijs dat deze goederen moesten worden aangemerkt als staal in de zin van aantekening 1, sub d, op hoofdstuk 72 van de GN.

23      De Dienests heeft tegen dit vonnis beroep ingesteld bij de Administratīvā apgabaltiesa (regionaal administratief hof), die het bestreden vonnis heeft herzien. Gelet op de door de GN gemaakte onderverdeling tussen de goederen van roestvrij staal enerzijds en de andere goederen van ijzer of van staal anderzijds, was deze rechter immers van oordeel dat in de TARIC-onderverdelingen van GN-onderverdelingen 7312 10 82, 7312 10 84 en 7312 10 86 de categorie „staal” de goederen van staal omvat met uitzondering van de goederen van roestvrij staal, ongeacht de chemische samenstelling ervan, terwijl de categorie „andere” de goederen omvat die niet van staal zijn, te weten die van ijzer.

24      Stils Met heeft tegen het arrest van de appèlrechter cassatieberoep ingesteld bij de Augstākās Tiesas Senāts (hoogste gerechtshof).

25      Volgens Stils Met dient overeenkomstig aantekening 1 op hoofdstuk 72 van de GN te worden vastgesteld tot welke categorie – punt d „staal”, punt e „roestvrij staal” of punt f „ander gelegeerd staal” – de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen behoren. Zij betoogt dat, indien de informatie over de chemische samenstelling van deze goederen niet volstaat om vast stellen dat deze bestaan uit een „ander gelegeerd staal”, de goederen dienen te worden ingedeeld onder de betrokken TARIC-onderverdelingen die overeenkomen met de goederen van staal, te weten die waarvan de code eindigt met de cijfers 11, zoals de Dienests heeft gedaan. Indien daarentegen die informatie volstaat om vast te stellen dat de goederen bestaan uit een „ander gelegeerd staal”, dienen de goederen te worden ingedeeld onder de betrokken TARIC-onderverdelingen die overeenkomen met de andere goederen dan die van staal, te weten die waarvan de code eindigt met de cijfers 90.

26      Stils Met stelt voorts dat antidumpingrechten niet kunnen worden beschouwd als een belasting of een heffing in de zin van de wet inzake belastingen en heffingen, zodat de bij die wet vastgestelde geldboeten niet van toepassing zijn op het hoofdgeding.

27      Van oordeel dat de uitkomst van het bij hem aanhangig gemaakte geding afhangt van de uitlegging van de toepasselijke gemeenschapsregeling, heeft de Augstākās tiesas Senāts de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen voorgelegd:

„1)      Moeten de TARIC-codes 7312 10 82 19, 7312 10 84 19 en 7312 10 86 19 aldus worden uitgelegd, dat in de jaren 2004 en 2005 producten van staal – kabels zonder bekleding of enkel verzinkt – ongeacht de chemische samenstelling ervan (met uitzondering van roestvrij staal), in het bijzonder gelegeerd staal dat niet van oorsprong was uit Moldavië of Marokko, naargelang de dwarsdoorsnede ervan, onder die codes moesten worden ingedeeld?

2)      Moet artikel 14, lid 1, van verordening (EG) nr. 384/96 [...] aldus worden uitgelegd, dat die bepaling eraan in de weg staat dat op grond van een nationale bepaling (artikel 32, lid 2, van de Letse wet inzake belastingen en heffingen), die voorziet in een regeling voor inbreuken op de belastingwetgeving, een [...] geldboete ter hoogte van het bedrag van de antidumpingrechten wordt opgelegd?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Eerste vraag

28      Met zijn eerste vraag wil de verwijzende rechter in wezen vernemen of het TARIC aldus moet worden uitgelegd dat in 2004 en 2005 kabels van staal dat niet roestvrij is, zoals die welke in het hoofdgeding aan de orden zijn, die niet bekleed of enkel verzinkt zijn, waarvan de grootste afmeting der dwarsdoorsnede meer dan 3 doch niet meer dan 48 mm is, en die niet afkomstig zijn uit Moldavië of Marokko, moesten worden ingedeeld onder TARIC-onderverdelingen 7312 10 82 19, 7312 10 84 19 of 7312 10 86 19, dan wel onder TARIC-onderverdelingen 7312 10 82 90, 7312 10 84 90 of 7312 10 86 90.

29      Om te beginnen zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de bewoordingen van de posten van de GN en in de aantekeningen op de afdeling of het hoofdstuk zijn omschreven (zie met name arrest van 18 juni 2009, Kloosterboer Sevices, C‑173/08, Jurispr. blz. I‑5347, punt 24).

30      In casu staat vast dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen respectievelijk vallen onder onderverdelingen 7312 10 82, 7312 10 84 en 7312 10 86 van de GN afhankelijk van de afmeting der dwarsdoorsnede. Overeenkomstig de bewoordingen ervan, vallen onder deze onderverdelingen de kabels die niet bekleed of enkel verzinkt zijn, van ijzer of van staal dat niet roestvrij is, waarvan de afmeting der dwarsdoorsnede meer dan 3 doch niet meer dan 48 mm is. In het kader van het TARIC zijn dergelijke goederen onderverdeeld in goederen „van staal” (TARIC-onderverdelingen 7312 10 82 11, 7312 10 84 11 of 7312 10 86 11) en „andere” (TARIC-onderverdelingen 7312 10 82 90, 7312 10 84 90 of 7312 10 86 90).

31      Stils Met voert aan dat overeenkomstig aantekening 1 op hoofdstuk 72 van de GN dient te worden vastgesteld of de betrokken stalen kabels behoren tot de categorie „staal”, „roestvrij staal” of „ander gelegeerd staal”. Indien de informatie over de chemische samenstelling van de betrokken goederen volstaat om vast stellen dat deze bestaan uit een „ander gelegeerd staal”, dienen de goederen te worden ingedeeld onder TARIC-onderverdelingen 7312 10 82 90, 7312 10 84 90 of 7312 10 86 90 afhankelijk van de grootste afmeting der dwarsdoorsnede.

32      Daarentegen betogen de Dienests, de Letse regering en de Commissie dat kabels van gelegeerd staal zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, moeten worden ingedeeld onder TARIC-onderverdelingen 7312 10 82 19, 7312 10 84 19 of 7312 10 86 19. Dienaangaande stellen zij dat werken van roestvrij staal weliswaar een afzonderlijke GN-code is toegekend, maar TARIC-onderverdelingen 7312 10 82 19, 7312 10 84 19 en 7312 10 86 19 geen enkel onderscheid maken naargelang van het type staal, zodat zij zowel gelegeerd staal als niet-gelegeerd staal bevatten. Gelet op de omschrijving en de opbouw van tariefpost 7312 moeten de goederen van ijzer, dit wil zeggen die welke niet van staal zijn, daarentegen worden ingedeeld onder TARIC-onderverdelingen 7312 10 82 90, 7312 10 84 90 en 7312 10 86 90.

33      Om te beginnen dient eraan te worden herinnerd dat overeenkomstig de bewoordingen van tariefpost 7312 van de GN daaronder vallen: de „kabels, strengen, lengen en dergelijke artikelen, van ijzer of van staal, niet geïsoleerd voor het geleiden van elektriciteit”. De GN omschrijft onder de onderverdeling 7312 10 30 kabels en strengen „van roestvrij staal” en onder de daaropvolgende onderverdelingen de „andere” kabels en strengen. Hieruit volgt dat de kabels en strengen van roestvrij staal vallen onder onderverdeling 7312 10 30 van de GN, terwijl de kabels en strengen van ijzer of van staal dat niet roestvrij is, vallen onder de daaropvolgende onderverdelingen.

34      Aldus vallen onder de onderverdelingen 7312 10 82, 7312 10 84 of 7312 10 86 de kabels van ijzer of van staal dat niet roestvrij is, niet bekleed of enkel verzinkt, waarvan de grootste afmeting der dwarsdoorsnede meer dan 3 doch niet meer dan 48 mm is.

35      Hieruit volgt dat de TARIC-codes 7312 10 82 11, 7312 10 84 11 en 7312 10 86 11 overeenkomen met kabels van staal dat niet roestvrij is. Verder blijkt uit de opbouw en de bewoordingen van de relevante TARIC-onderverdelingen dat de TARIC-codes 7312 10 82 11 (invoer vanuit Moldavië), 7312 10 82 12 (invoer vanuit Marokko) en 7312 10 82 19 (andere) afhankelijk zijn van de geografische herkomst van de kabels van staal dat niet roestvrij is. Hetzelfde geldt voor de TARIC-codes die van toepassing zijn op de kabels die vallen onder de onderverdelingen 7312 10 84 en 7312 10 86 van de GN. Bijgevolg vallen onder TARIC-codes 7312 10 82 19, 7312 10 84 19 en 7312 10 86 19 de kabels van staal dat niet roestvrij is, niet bekleed of enkel verzinkt, waarvan de afmeting der dwarsdoorsnede meer dan 3 doch niet meer dan 48 mm is, en die afkomstig zijn uit andere landen dan Moldavië of Marokko.

36      Tevens blijkt uit de opbouw van het TARIC dat de TARIC-codes 7312 10 82 90, 7312 10 84 90 of 7312 10 86 90 overeenkomen met kabels die niet bekleed of enkel verzinkt zijn, waarvan de afmeting der dwarsdoorsnede meer dan 3 doch niet meer dan 48 mm is, en die niet van staal zijn, dit wil zeggen van ijzer.

37      Verder is het vaste rechtspraak dat zowel de aantekeningen bij de hoofdstukken van het gemeenschappelijk douanetarief als de toelichtingen bij de nomenclatuur van de Internationale Douaneraad belangrijke middelen vormen ter verzekering van een uniforme toepassing van dit tarief en als waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging ervan kunnen worden beschouwd (zie in het bijzonder arresten van 20 november 1997, Wiener SI, C‑338/95, Jurispr. blz. I‑6495, punt 11, en van 7 februari 2002, Turbon International, C‑276/00, Jurispr. blz. I‑1389, punt 22).

38      In casu preciseert aantekening 1 op hoofdstuk 72 van de GN wat dient te worden verstaan onder staal, roestvrij staal en ander gelegeerd staal. Blijkens de bewoordingen van deze aantekening zijn deze definities relevant voor de gehele GN, dus met inbegrip van hoofdstuk 73 ervan. Punt d van deze aantekening bevat een definitie van „staal” in het algemeen. „Roestvrij staal”, dat in punt e is omschreven, en „ander gelegeerd staal”, dat in punt f is omschreven, vormen bijzondere categorieën van staal en moeten dus worden geacht tot de algemene categorie „staal” te behoren.

39      Wanneer bij de indeling van stalen kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, rekening wordt gehouden met deze definities, vallen kabels van roestvrij staal in de zin van punt e van aantekening 1 op hoofdstuk 72 van de GN onder GN-onderverdeling 7312 10 30. Bij gebreke van een onderscheid, in het kader van tariefpost 7312 van de GN, tussen stalen kabels en kabels van „ander gelegeerd staal” in de zin van punt f van die aantekening, dient daarentegen te worden geoordeeld dat kabels van staal dat niet roestvrij is, die niet bekleed of enkel verzinkt zijn en afkomstig zijn uit andere landen dan Moldavië of Marokko, vallen onder TARIC-onderverdelingen 7312 10 82 19, 7312 10 84 19 of 7312 10 86 19, afhankelijk van de afmeting der dwarsdoorsnede.

40      Gelet op een en ander, dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat het TARIC, in de in 2004 en 2005 toepasselijke versie, aldus moet worden uitgelegd dat kabels van staal dat niet roestvrij is, die niet bekleed of enkel verzinkt zijn, waarvan de grootste afmeting der dwarsdoorsnede meer dan 3 doch niet meer dan 48 mm is, en die niet afkomstig zijn uit Moldavië of Marokko, vallen onder TARIC-codes 7312 10 82 19, 7312 10 84 19 of 7312 10 86 19, afhankelijk van de afmeting der dwarsdoorsnede.

 Tweede vraag

41      Met zijn tweede vraag wil de verwijzende rechter in wezen vernemen of artikel 14, lid 1, van verordening nr. 384/96 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de wettelijke regeling van een lidstaat die bij een foutieve tariefindeling van een goed dat in het douanegebied van de Unie is ingevoerd, voorziet in de oplegging van een geldboete ter hoogte van het totale bedrag van de antidumpingrechten die van toepassing zijn op deze goederen gelet op de juiste tariefindeling ervan.

42      Om te beginnen dient eraan te worden herinnerd dat volgens artikel 14, lid 1, van verordening nr. 384/96 antidumpingrechten bij verordening worden ingesteld en door de lidstaten worden geïnd in de vorm, voor het bedrag en met inachtneming van de criteria die in die verordening zijn vermeld. In casu stelt verordening nr. 1796/1999 geen sancties op overtreding van de bepalingen ervan.

43      Evenwel stelt artikel 1, lid 3, van laatstgenoemde verordening dat, tenzij anders bepaald, de voor douanerechten van kracht zijnde bepalingen op dit recht van toepassing zijn. Die bepalingen leggen echter evenmin een sanctie op in het geval van een foutieve tariefindeling van de in het douanegebied van de Unie ingevoerde goederen.

44      Op dit punt dient in herinnering te worden gebracht dat volgens vaste rechtspraak, wanneer een wettelijke regeling van de Unie geen specifieke sancties stelt op overtreding van de bepalingen ervan of daarvoor verwijst naar nationale bepalingen, de lidstaten ingevolge artikel 10 EG gehouden zijn alle passende maatregelen te nemen om de doeltreffende toepassing van het Unierecht te verzekeren. Zij dienen erop toe te zien dat overtredingen van het Unierecht in voorkomend geval onder gelijke materiële en formele voorwaarden worden bestraft als vergelijkbare, even ernstige overtredingen van het nationale recht. Zij zijn daarbij vrij in hun keuze van de te nemen maatregelen, maar de sancties moeten wel doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn (zie arresten van 26 oktober 1995, C‑36/94, Siesse, Jurispr. blz. I‑3573, punt 20, en van 16 oktober 2003, Hannl-Hofstetter, C‑91/02, Jurispr. blz. I‑12077, punt 17).

45      De lidstaten zijn derhalve bevoegd de maatregelen te kiezen die hun passend voorkomen bij overtreding van de bepalingen van verordening nr. 1796/1999. Zij moeten deze bevoegdheid echter uitoefenen met eerbiediging van het recht van de Unie en de algemene beginselen daarvan, en dus ook met eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel (zie naar analogie arrest Siesse, reeds aangehaald, punt 21; arrest van 7 december 2000, de Andrade, C‑213/99, Jurispr. blz. I‑11083, punt 20, en arrest Hannl-Hofstetter, reeds aangehaald, punt 18).

46      Het beginsel zelf van een geldboete zoals die waarvan sprake in het hoofdgeding, welke tot doel heeft te waarborgen dat de belastingplichtigen hun verplichtingen op het gebied van de belastingaangifte nakomen, is niet in strijd met het Unierecht. Een bepaling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, kan immers de marktdeelnemers ertoe aanzetten, bij de bevoegde nationale instanties aangiften in te dienen die in overeenstemming zijn met de toepasselijke regelgeving, daaronder begrepen de douaneregeling van de Unie en de in de Unieregeling vervatte antidumpingmaatregelen. Bij gebreke daarvan zouden fouten in de tariefindeling van goederen waarover antidumpingrechten worden geheven, immers uiteindelijk geen enkel gevolg hebben voor de betrokken marktdeelnemers.

47      Wat het bedrag van de geldboete betreft, is van belang dat dit overeenkomstig de in punt 44 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak wordt vastgesteld onder voorwaarden die overeenkomen met die welke in het nationale recht voor vergelijkbare en even ernstige overtredingen gelden. Dit lijkt weliswaar a priori het geval te zijn bij een nationale bepaling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, gelet op de bewoordingen ervan, maar het staat toch aan de verwijzende rechter om te beoordelen of de betrokken geldboete daadwerkelijk overeenstemt met die beginselen.

48      Gelet op een en ander, moet op de tweede vraag worden geantwoord, dat artikel 14, lid 1, van verordening nr. 384/96 aldus moet worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen de wettelijke regeling van een lidstaat die bij een foutieve tariefindeling van goederen die in het douanegebied van de Unie zijn ingevoerd, voorziet in de oplegging van een geldboete ter hoogte van het totale bedrag van de toepasselijke antidumpingrechten, voor zover het bedrag ervan wordt vastgesteld onder voorwaarden die overeenkomen met die welke in het nationale recht voor vergelijkbare en even ernstige overtredingen gelden, en die de straf doeltreffend, evenredig en afschrikkend maken, hetgeen de verwijzende rechter dient te beoordelen.

 Kosten

49      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

1)      Het geïntegreerde tarief van de Europese Gemeenschappen, dat is vastgesteld bij artikel 2 van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, in de in 2004 en 2005 toepasselijke versie, moet aldus worden uitgelegd dat kabels van staal dat niet roestvrij is, die niet bekleed of enkel verzinkt zijn, waarvan de grootste afmeting der dwarsdoorsnede meer dan 3 doch niet meer dan 48 mm is, en die niet afkomstig zijn uit Moldavië of Marokko, vallen onder TARIC-codes 7312 10 82 19, 7312 10 84 19 of 7312 10 86 19, afhankelijk van de afmeting der dwarsdoorsnede.

2)      Artikel 14, lid 1, van verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen de wettelijke regeling van een lidstaat die bij een foutieve tariefindeling van goederen die in het douanegebied van de Unie zijn ingevoerd, voorziet in de oplegging van een geldboete ter hoogte van het totale bedrag van de toepasselijke antidumpingrechten, voor zover het bedrag ervan wordt vastgesteld onder voorwaarden die overeenkomen met die welke in het nationale recht voor vergelijkbare en even ernstige overtredingen gelden, en die de straf doeltreffend, evenredig en afschrikkend maken, hetgeen de verwijzende rechter dient te beoordelen.

ondertekeningen


* Procestaal: Lets.