«Uitlegging van artikelen 48 en 52 EEG-Verdrag (nadien artikelen 48 en 52 EG-Verdrag, thans, na wijziging, artikelen 39 EG en 43 EG), 67 EEG-Verdrag (nadien artikel 67 EG-Verdrag, ingetrokken bij Verdrag van Amsterdam), 6 en 8 A EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikelen 12 EG en 18 EG) – Richtlijnen 88/361/EEG en 90/364/EEG – Successiebelasting – Noodzaak van grensoverschrijdende economische activiteit – Verbod van discriminatie op grond van lidstaat van woonplaats»
|
I - 0000 | |||
|
I - 0000 | |||
(Richtlijn 88/361 van de Raad, art. 1, lid 1)
ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)
11 december 2003 (1)
„Uitlegging van artikelen 48 en 52 EEG-Verdrag (nadien artikelen 48 en 52 EG-Verdrag, thans, na wijziging, artikelen 39 EG en 43 EG), 67 EEG-Verdrag (nadien artikel 67 EG-Verdrag, ingetrokken bij Verdrag van Amsterdam), 6 en 8 A EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikelen 12 EG en 18 EG) – Richtlijnen 88/361/EEG en 90/364/EEG – Successiebelasting – Noodzaak van grensoverschrijdende economische activiteit – Non-discriminatie op grond van lidstaat van woonplaats”
In zaak C-364/01, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch (Nederland), in het aldaar aanhangig geding tussen Erven van H. Barbieren
Inspecteur van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen buitenland te Heerlen , om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 48 en 52 EEG-Verdrag (nadien de artikelen 48 en 52 EG-Verdrag, thans, na wijziging, de artikelen 39 EG en 43 EG), 67 EEG-Verdrag (nadien artikel 67 EG-Verdrag, ingetrokken bij het Verdrag van Amsterdam), 6 en 8 A EG-Verdrag (thans, na wijziging, de artikelen 12 EG en 18 EG), en van de bepalingen van richtlijn 90/364/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende het verblijfsrecht (PB L 180, blz. 26), en richtlijn 88/361/EEG van de Raad van 24 juni 1988 voor de uitvoering van artikel 67 van het Verdrag (PB L 178, blz. 5),wijstHET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),,
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van de erven van H. Barbier, vertegenwoordigd door P. Kavelaars; de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door C. Wissels als gemachtigde, en de Commissie, vertegenwoordigd door R. Lyal en H. M. H. Speyart, ter terechtzitting van 24 oktober 2002,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 12 december 2002,
het navolgende
HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),
uitspraak doende op de door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch bij uitspraak van 5 september 2001 gestelde vragen, verklaart voor recht:
Jann |
Edward |
La Pergola |
De griffier |
De president |
R. Grass |
V. Skouris |