«Niet-nakoming – Ontbreken van regelmatige ingebrekestelling – Niet-ontvankelijkheid van beroep»
|
I - 0000 | |||
|
I - 0000 | |||
(Art. 226 EG)
(Art. 226 EG)
ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer)
5 juni 2003 (1)
„Niet-nakoming – Ontbreken van regelmatige aanmaning – Niet-ontvankelijkheid van beroep”
In zaak C-145/01, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door A. Aresu als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,verzoekster,
tegen
Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door U. Leanza als gemachtigde, bijgestaan door D. Del Gaizo, avvocato dello Stato, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,verweerster,
betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door artikel 47, leden 5 en 6, van wet nr. 428 van 29 december 1990 inzake de tenuitvoerlegging van de voor Italië uit het EG-lidmaatschap voortvloeiende verplichtingen (communautaire wet voor 1990) (GURI, gewoon supplement nr. 10 van 12 januari 1991, blz. 5), in stand te laten, welke bepalingenHET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),,
gezien het rapport van de rechter-rapporteur,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 10 april 2003,
het navolgende
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),
rechtdoende:
Puissochet |
Schintgen |
Gulmann |
Macken |
Cunha Rodrigues |
|
De griffier |
De president van de Zesde kamer |
R. Grass |
J.-P. Puissochet |