62000J0183

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 25 april 2002. - María Victoria González Sánchez tegen Medicina Asturiana SA. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Juzgado de Primera Instancia e Instrucción nº 5 de Oviedo - Spanje. - Onderlinge aanpassing van wetgeving - Richtlijn 85/374 EEG - Aansprakelijkheid voor producten met gebreken - Verhouding tot andere aansprakelijkheidsregelingen. - Zaak C-183/00.

Jurisprudentie 2002 bladzijde I-03901


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1. Prejudiciële vragen - Bevoegdheid van Hof - Grenzen - Kennelijk irrelevante vraag - Bevoegdheid van nationale rechter - Vaststelling en beoordeling van feiten van geding - Toepassing van door Hof uitgelegde bepalingen

(Art. 234 EG)

2. Harmonisatie van wetgevingen - Maatregelen ter verwezenlijking van interne markt en inzake werking ervan - Rechtsgrondslag - Artikel 100 van Verdrag (thans artikel 94 EG) - Bevoegdheid van lidstaten om van communautaire harmonisatiemaatregelen afwijkende nationale bepalingen te handhaven of in te voeren - Geen

[EEG-Verdrag, art. 100 (na wijziging, art. 100 EG-Verdrag, inmiddels art. 94 EG); EG-Verdrag, art. 100 A (thans, na wijziging, art. 95 EG)]

3. Harmonisatie van wetgevingen - Maatregelen ter verwezenlijking van interne markt en inzake werking ervan - Richtlijnen die bij inwerkingtreding van artikel 153 EG reeds waren vastgesteld - Bevoegdheid van lidstaten om op basis van artikel 153 EG striktere maatregelen ter bescherming van consument te handhaven of in te voeren - Geen invloed

(Art. 94 EG, 95 EG en 153 EG)

4. Harmonisatie van wetgevingen - Aansprakelijkheid voor producten met gebreken - Richtlijn 85/374 - Beoordelingsmarge van lidstaten

(Richtlijn 85/374 van de Raad)

5. Harmonisatie van wetgevingen - Aansprakelijkheid voor producten met gebreken - Richtlijn 85/374 - Mogelijkheid om algemeen stelsel van aansprakelijkheid voor producten met gebreken te handhaven dat verschilt van stelsel van richtlijn - Geen

(Richtlijn 85/374 van de Raad, art. 13)

Samenvatting


1. In het kader van de door artikel 234 EG ingestelde samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof is het uitsluitend een zaak van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven rechterlijke beslissing, om, gelet op de bijzonderheden van het geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis als de relevantie van de door hem aan het Hof voorlegde vragen te beoordelen. Een verzoek van een nationale rechter kan alleen worden afgewezen wanneer duidelijk blijkt dat de door die rechter gestelde vraag betreffende de uitlegging van het gemeenschapsrecht of de geldigheid van een communautair voorschrift geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding.

( cf. punt 16 )

2. Anders dan artikel 100 A EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 95 EG), voorziet artikel 100 EEG-Verdrag (na wijziging, artikel 100 EG-Verdrag, thans artikel 94 EG) in geen enkele mogelijkheid voor de lidstaten om van communautaire harmonisatiemaatregelen afwijkende nationale bepalingen te handhaven of in te voeren.

( cf. punt 23 )

3. Artikel 153 EG is geformuleerd als een voor de Gemeenschap geldend richtsnoer met het oog op haar toekomstig beleid en laat, vanwege het directe gevaar voor het acquis communautaire, de lidstaten niet de vrijheid om autonoom maatregelen te nemen die in strijd zijn met het gemeenschapsrecht zoals dit voortvloeit uit de ten tijde van de inwerkingtreding ervan reeds vastgestelde richtlijnen. De door artikel 153, lid 5, EG aan de lidstaten verleende bevoegdheid om maatregelen ter bescherming van de consument te handhaven of in te voeren die strikter zijn dan de communautaire maatregelen, betreft enkel de in lid 3, sub b, van deze bepaling bedoelde maatregelen. Deze bevoegdheid geldt niet voor de in lid 3, sub a, van deze bepaling bedoelde maatregelen, te weten de op grond van artikel 95 EG genomen maatregelen, waarmee in dit verband de krachtens artikel 94 EG vastgestelde maatregelen dienen te worden gelijkgesteld.

( cf. punt 24 )

4. De beoordelingsmarge waarover de lidstaten beschikken om de aansprakelijkheid voor producten met gebreken te regelen, wordt volledig bepaald door richtlijn 85/374 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, en moet worden afgeleid uit de bewoordingen, doelstelling en opzet van de richtlijn. Dat de richtlijn in bepaalde afwijkingen voorziet, of op bepaalde punten naar het nationale recht verwijst, betekent niet dat de harmonisatie op de punten die zij regelt, niet volledig is.

( cf. punten 25, 28 )

5. Artikel 13 van richtlijn 85/374 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, moet aldus worden uitgelegd dat de rechten die de wetgeving van een lidstaat aan slachtoffers van door producten met gebreken veroorzaakte schade verleent krachtens een algemene aansprakelijkheidsregeling die op dezelfde grondslag berust als de door de richtlijn ingevoerde regeling, beperkt of geringer kunnen zijn ingevolge de omzetting van de richtlijn in het interne recht van de betrokken staat.

( cf. punt 34 en dictum )

Partijen


In zaak C-183/00,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Juzgado de Primera Instancia e Instrucción n° 5 de Oviedo (Spanje), in het aldaar aanhangige geding tussen

María Victoria Gonzáles Sánchez

en

Medicina Asturiana SA,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 13 van richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (PB L 210, blz. 29),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: P. Jann (rapporteur), kamerpresident, S. von Bahr en C. W. A. Timmermans, rechters,

advocaat-generaal: L. A. Geelhoed,

griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier,

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- M. V. González Sánchez, vertegenwoordigd door C. García Castañón, Abogado,

- de Spaanse regering, vertegenwoordigd door N. Díaz Abed als gemachtigde,

- de Griekse regering, vertegenwoordigd door G. Alexaki en S. Vodina als gemachtigden,

- de Franse regering, vertegenwoordigd door R. Abraham en R. Loosli-Surrans als gemachtigden,

- de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door C. Pesendorfer als gemachtigde,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door B. Mongin en M. Desantes als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van M. V. González Sánchez, vertegenwoordigd door C. García Castañón; Medicina Asturiana SA, vertegenwoordigd door M. Herrero Zumalacárregui, Abogado; de Griekse regering, vertegenwoordigd door G. Alexaki en S. Vodina; de Franse regering, vertegenwoordigd door R. Loosli-Surrans, en de Commissie, vertegenwoordigd door B. Mongin en G. Valero Jordana als gemachtigden, ter terechtzitting van 3 mei 2001,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 18 september 2001,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 13 april 2000, ingekomen bij het Hof op 16 mei daaropvolgend, heeft de Juzgado de Primera Instancia e Instrucción n° 5 de Oviedo krachtens artikel 234 EG een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van artikel 13 van richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (PB L 210, blz. 29; hierna: richtlijn").

2 Deze vraag is gerezen in een geding tussen M. V. González Sánchez en Medicina Asturiana SA (hierna: Medicina Asturiana") betreffende een vordering tot vergoeding van de schade die veroorzaakt zou zijn door een bloedtransfusie in een aan laatstgenoemde toebehorende instelling.

Toepasselijke bepalingen

Bepalingen van gemeenschapsrecht

3 De richtlijn beoogt de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de aansprakelijkheid van de producent voor schade die door een gebrek van diens producten is veroorzaakt. Volgens de eerste overweging van de considerans is deze onderlinge aanpassing noodzakelijk omdat onderlinge verschillen in deze wetgevingen de mededinging kunnen vervalsen, het vrij verkeer van goederen binnen de gemeenschappelijke markt kunnen aantasten en tot verschillen kunnen leiden in het niveau van de bescherming van de consument tegen schade die door een product met gebreken wordt toegebracht aan diens gezondheid en goederen".

4 In de dertiende overweging van de considerans van de richtlijn is gesteld, dat de gelaedeerde volgens de rechtsstelsels van de lidstaten een recht op schadevergoeding kan hebben uit hoofde van een contractuele aansprakelijkheid of uit hoofde van een andere buitencontractuele aansprakelijkheid dan die waarin deze richtlijn voorziet". Voorts heet het daarin, dat wanneer dergelijke bepalingen ook een doeltreffende bescherming van de consument tot doel hebben, ze door deze richtlijn onverlet moeten worden gelaten", en wordt gepreciseerd, dat wanneer een doeltreffende bescherming van de consument in de sector farmaceutische producten in een lidstaat ook reeds wordt gewaarborgd door een speciale aansprakelijkheidsregeling, maatregelen uit hoofde van die regeling eveneens mogelijk moeten blijven".

5 Artikel 13 van de richtlijn bepaalt:

Deze richtlijn laat de rechten die de gelaedeerde ontleent aan het recht inzake contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid of aan een op het ogenblik van de kennisgeving van deze richtlijn bestaande speciale aansprakelijkheidsregeling onverlet."

Bepalingen van nationaal recht

6 De artikelen 25 tot en met 28 van de algemene wet nr. 26 van 19 juli 1984 inzake de bescherming van de consumenten en de gebruikers van de gezondheidszorg (Ley General para la Defensa de los Consumidores y Usuarios", Boletín Oficial del Estado nr. 176 van 24 juli 1984; hierna: wet nr. 26/84") voorzien in een systeem van objectieve aansprakelijkheid op grond waarvan consumenten en gebruikers vergoeding kunnen krijgen voor door het gebruik van een zaak, product of dienst veroorzaakte schade.

7 Na de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Europese Gemeenschap is wet nr. 22 van 6 juli 1994 inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (Ley de Responsabilidad Civil por los Daños causados por Productos Defectuosos", Boletín Oficial del Estado nr. 161 van 7 juli 1994; hierna: wet nr. 22/94") vastgesteld tot omzetting van de richtlijn in het Spaanse recht.

8 De materiële werkingssfeer van wet nr. 22/94 is gedefinieerd in artikel 2, dat de definitie van product" van artikel 2 van de richtlijn overneemt. De eerste slotbepaling van deze wet bepaalt, dat de artikelen 25 tot en met 28 van wet nr. 26/84 niet van toepassing zijn op de aansprakelijkheid voor de door de in artikel 2 bedoelde producten met gebreken veroorzaakte schade.

Hoofdgeding en prejudiciële vraag

9 González Sánchez ontving een bloedtransfusie in een medisch centrum waarvan Medicina Asturiana eigenaar is. Het voor de transfusie gebruikte bloed was behandeld door een bloedtransfusiecentrum.

10 González Sánchez betoogt dat zij tijdens deze bloedtransfusie besmet is met het hepatitis-C virus. Zij vordert van Medicina Asturiana vergoeding van de geleden schade op grond van de algemene bepalingen van het Spaanse burgerlijk wetboek en van de artikelen 25 tot en met 28 van wet nr. 26/84. Medicina Asturiana betwist de toepasselijkheid van de genoemde artikelen van wet nr. 26/84 op grond van de eerste slotbepaling van wet nr. 22/94.

11 Voor de verwijzende rechter staat vast, dat de aan het geding ten grondslag liggende feiten binnen de materiële en temporele werkingssfeer van wet nr. 26/84 en van wet nr. 22/94 vallen.

12 Na analyse van deze twee wetteksten is de verwijzende rechter tot de vaststelling gekomen, dat de rechten waarop consumenten en gebruikers zich krachtens wet nr. 26/84 mogen beroepen, uitgebreider zijn dan deze waarop gelaedeerden zich krachtens wet nr. 22/94 mogen beroepen, en dat bij de omzetting van de richtlijn in nationaal recht door deze laatste wet de rechten die de betrokkenen ten tijde van de kennisgeving van de genoemde richtlijn hadden, dus zijn beperkt.

13 Van oordeel dat in het geding aldus een probleem van uitlegging van artikel 13 van de richtlijn rijst, heeft de Juzgado de Primera Instancia e Instrucción n° 5 de Oviedo beslist de procedure te schorsen en het Hof om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag te verzoeken:

Moet artikel 13 van richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, aldus worden uitgelegd, dat het eraan in de weg staat, dat de rechten die de consumenten overeenkomstig de wetgeving van de lidstaten genoten, beperkt of geringer kunnen zijn als gevolg van de omzetting van de richtlijn?"

De prejudiciële vraag

14 Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, of artikel 13 van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd, dat de rechten die de wetgeving van een lidstaat verleent aan slachtoffers van door gebrekkige producten veroorzaakte schade, beperkt of geringer kunnen zijn ingevolge de omzetting van de richtlijn in het nationale recht van bedoelde staat.

Ontvankelijkheid

15 De Spaanse regering betoogt primair, dat het verzoek om een prejudiciële beslissing niet-ontvankelijk is, nu de verwijzingsbeschikking geen feitelijke gegevens bevat op grond waarvan kan worden uitgemaakt of wet nr. 22/94 van toepassing is, wat de enige hypothese is waarin de gestelde vraag relevant is.

16 In dit verband zij eraan herinnerd, dat het volgens vaste rechtspraak in het kader van de door artikel 234 EG ingestelde samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof uitsluitend een zaak is van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven rechterlijke beslissing, om, gelet op de bijzonderheden van het geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis als de relevantie van de door hem aan het Hof voorgelegde vragen te beoordelen. Een verzoek van een nationale rechter kan alleen worden afgewezen, wanneer duidelijk blijkt, dat de door die rechter gestelde vraag betreffende de uitlegging van het gemeenschapsrecht of de geldigheid van een communautair voorschrift geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding (zie met name arresten van 22 juni 2000, Fornasar e.a., C-318/98, Jurispr. blz. I-4785, punt 27, en 10 mei 2001, Agorà en Excelsior, C-223/99 en C-260/99, Jurispr. blz. I-3605, punten 18 en 20).

17 In casu heeft de verwijzende rechter uiteengezet waarom de uitlegging van artikel 13 van de richtlijn noodzakelijk is voor de beslechting van het bij hem aanhangige geschil, en blijkt niet dat de gestelde vraag geen verband zou houden met de feiten of het voorwerp van het hoofdgeding.

18 Bijgevolg is het verzoek om een prejudiciële beslissing ontvankelijk.

Ten gronde

Bij het Hof ingediende opmerkingen

19 De Spaanse regering en de Commissie betogen, dat de richtlijn tot doel heeft de wetgeving van de lidstaten inzake aansprakelijkheid voor gebrekkige producten te harmoniseren. Artikel 13 kan niet aldus worden uitgelegd, dat gelaedeerden zich voor producten die binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, op een gunstiger aansprakelijkheidsregime dan dit van de richtlijn zouden kunnen beroepen.

20 González Sánchez en de Griekse, de Franse en de Oostenrijkse regering verdedigen een tegenovergestelde uitlegging van artikel 13 van de richtlijn.

21 Volgens hen is de door de richtlijn verwezenlijkte harmonisatie niet volledig. Artikel 13 moet aldus worden uitgelegd, dat de richtlijn niet afdoet aan de bepalingen van nationaal recht inzake contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid of inzake een bijzondere aansprakelijkheidsregeling die reeds bestond ten tijde van de kennisgeving ervan aan de lidstaten, en die vaak gunstiger zijn voor de gelaedeerde. Het ware kennelijk in strijd met de doelstelling van deze richtlijn wanneer omzetting ervan tot een geringere bescherming van gelaedeerden zou leiden.

22 Deze uitlegging van artikel 13 van de richtlijn vindt steun in de latere ontwikkelingen inzake consumentenbescherming, zoals deze in hun laatste stand zijn weergegeven in artikel 153 EG, waarvan lid 1 bepaalt, dat de actie van de Gemeenschap ertoe strekt een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, en lid 5, dat uit dezen hoofde genomen maatregelen niet beletten dat een lidstaat maatregelen voor een hogere graad van bescherming treft of handhaaft.

Beoordeling door het Hof

23 Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat de richtlijn door de Raad met eenparigheid van stemmen is vastgesteld op grond van artikel 100 EEG-Verdrag (na wijziging artikel 100 EG-Verdrag, thans artikel 94 EG) inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten welke rechtstreeks van invloed zijn op de instelling of de werking van de gemeenschappelijke markt. Anders dan artikel 100 A EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 95 EG), dat na de vaststelling van de richtlijn in het Verdrag is opgenomen en in de mogelijkheid van bepaalde afwijkingen voorziet, bevat deze rechtsgrondslag geen enkele mogelijkheid voor de lidstaten om van communautaire harmonisatiemaatregelen afwijkende nationale bepalingen te handhaven of in te voeren.

24 Ook op artikel 153 EG, dat eveneens na de vaststelling van de richtlijn in het Verdrag is opgenomen, kan geen beroep worden gedaan ten betoge dat de richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat zij een minimale harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten nastreeft, die niet zou kunnen verhinderen dat een lidstaat beschermingsmaatregelen handhaaft of invoert die strikter zijn dan de communautaire maatregelen. De daartoe door artikel 153, lid 5, EG aan de lidstaten verleende bevoegdheid betreft immers enkel de in lid 3, sub b, van deze bepaling bedoelde maatregelen, te weten maatregelen om het beleid van de lidstaten te ondersteunen, aan te vullen en te controleren. Dergelijke bevoegdheid geldt niet voor de in lid 3, sub a, bedoelde maatregelen, te weten de op grond van artikel 95 EG in het kader van de totstandbrenging van de interne markt genomen maatregelen, waarmee in dit verband de krachtens artikel 94 EG vastgestelde maatregelen dienen te worden gelijkgesteld. Zoals de advocaat-generaal in punt 43 van zijn conclusie stelt, is artikel 153 EG bovendien geformuleerd als een voor de Gemeenschap geldend richtsnoer met het oog op haar toekomstig beleid en laat het, vanwege het directe gevaar voor het acquis communautaire, de lidstaten niet de vrijheid om autonome maatregelen te nemen die in strijd zijn met het gemeenschapsrecht zoals dit voortvloeit uit de ten tijde van de inwerkingtreding ervan reeds vastgestelde richtlijnen.

25 Hieruit volgt, dat de beoordelingsmarge waarover de lidstaten beschikken om de aansprakelijkheid voor producten met gebreken te regelen, volledig door de richtlijn zelf wordt bepaald en moet worden afgeleid uit haar bewoordingen, doelstelling en opzet.

26 Dienaangaande zij om te beginnen opgemerkt dat de richtlijn, zoals uit de eerste overweging van de considerans blijkt, door het instellen van een geharmoniseerd stelsel van burgerlijke aansprakelijkheid van producenten voor door gebrekkige producten veroorzaakte schade, beantwoordt aan de doelstelling de onvervalste mededinging tussen de marktdeelnemers te waarborgen, het vrij verkeer van goederen te vergemakkelijken, en verschillen in het niveau van de consumentenbescherming te vermijden.

27 Ten tweede dient te worden vastgesteld dat de richtlijn, anders dan bijvoorbeeld richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29), geen enkele bepaling bevat die de lidstaten expliciet toestaat om inzake de door de richtlijn geregelde kwesties strengere maatregelen vast te stellen ter verhoging van het beschermingsniveau van de consumenten.

28 In de derde plaats dient te worden opgemerkt, dat het feit dat de richtlijn in bepaalde afwijkingen voorziet of op bepaalde punten naar het nationale recht verwijst, niet betekent dat de harmonisatie op de punten die zij regelt niet volledig is.

29 Zo staan de artikelen 15, lid 1, sub a en b, en 16 van de richtlijn de lidstaten weliswaar toe van de door de richtlijn vastgelegde regels af te wijken, maar deze afwijkingsmogelijkheden hebben enkel betrekking op limitatief opgesomde punten en zijn strikt omschreven. Bovendien zijn zij met name onderworpen aan voorwaarden van evaluatie met het oog op een verdere harmonisatie, waar uitdrukkelijk naar wordt verwezen in de voorlaatste overweging van de considerans van de richtlijn. Richtlijn 1999/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 1999 tot wijziging van richtlijn 85/374 (PB L 141, blz. 20), die landbouwproducten in het toepassingsgebied van de richtlijn heeft opgenomen en aldus de door artikel 15, lid 1, sub a, van laatstbedoelde richtlijn gecreëerde optie heeft geschrapt, vormt in dit opzicht een voorbeeld van dit systeem van evolutieve harmonisatie.

30 In deze omstandigheden kan artikel 13 van de richtlijn niet aldus worden uitgelegd, dat het de lidstaten de mogelijkheid laat om een algemeen aansprakelijkheidsstelsel inzake gebrekkige producten te handhaven dat verschilt van het stelsel van de richtlijn.

31 De verwijzing in artikel 13 van de richtlijn naar de rechten die de gelaedeerde ontleent aan het recht inzake contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid, moet aldus worden uitgelegd, dat het door de genoemde richtlijn ingevoerde stelsel, op grond waarvan de gelaedeerde volgens artikel 4 schadevergoeding kan vragen wanneer hij de schade, het gebrek van het product en het oorzakelijk verband tussen dit gebrek en de schade bewijst, niet de toepassing uitsluit van andere stelsels van contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid die op een andere grondslag berusten, zoals de aansprakelijkheid wegens verborgen gebreken of onrechtmatige daad.

32 Ook de verwijzing in het genoemde artikel 13 naar de rechten die de gelaedeerde ontleent aan een op het ogenblik van de kennisgeving van de richtlijn bestaande bijzondere aansprakelijkheidsregeling moet, gelet op de dertiende overweging, derde zinsdeel, van de considerans van de richtlijn, aldus worden begrepen dat zij betrekking heeft op een tot een bepaalde productiesector beperkte regeling (zie arresten van heden, Commissie/Frankrijk, C-52/00, Jurispr. blz. I-3827, punten 13-23, en Commissie/Griekenland, C-154/00, Jurispr. blz. I-3879, punten 9-19).

33 Daarentegen moet ervan worden uitgegaan, dat een stelsel van aansprakelijkheid van de producent, dat op dezelfde grondslag berust als het door de richtlijn ingevoerde stelsel en niet tot een bepaalde productiesector is beperkt, niet onder een van de aansprakelijkheidsregelingen valt waar artikel 13 van de richtlijn naar verwijst. Deze bepaling kan in een dergelijk geval dus niet worden aangevoerd ter rechtvaardiging van de handhaving van nationale bepalingen die een grotere bescherming bieden dan deze van de richtlijn.

34 Op de gestelde vraag dient dan ook te worden geantwoord, dat artikel 13 van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd, dat de rechten die de wetgeving van een lidstaat aan slachtoffers van door gebrekkige producten veroorzaakte schade verleent krachtens een algemene aansprakelijkheidsregeling die op dezelfde grondslag berust als de door de richtlijn ingevoerde regeling, beperkt of geringer kunnen zijn ingevolge de omzetting van de richtlijn in het interne recht van de betrokken staat.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

35 De kosten door de Spaanse, de Griekse, de Franse en de Oostenrijkse regering, alsmede door de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

uitspraak doende op de door de Juzgado de Primera Instancia e Instrucción n° 5 de Oviedo bij beschikking van 13 april 2000 gestelde vraag, verklaart voor recht:

Artikel 13 van richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, moet aldus worden uitgelegd, dat de rechten die de wetgeving van een lidstaat aan slachtoffers van door gebrekkige producten veroorzaakte schade verleent krachtens een algemene aansprakelijkheidsregeling die op dezelfde grondslag berust als de door de richtlijn ingevoerde regeling, beperkt of geringer kunnen zijn ingevolge de omzetting van de richtlijn in het interne recht van de betrokken staat.