61994J0164

Arrest van het Hof (zesde kamer) van 1 februari 1996. - Georgios Aranitis tegen Land Berlin. - Verzoek om een prejudiciele beslissing: Oberverwaltungsgericht Berlin - Duitsland. - Algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma's - Indirecte afhankelijkheid van nationale regels - Gereglementeerd beroep. - Zaak C-164/94.

Jurisprudentie 1996 bladzijde I-00135


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1. Vrij verkeer van personen ° Vrijheid van vestiging ° Werknemers ° Erkenning van hoger-onderwijsdiploma' s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten ° Werkingssfeer van richtlijn 89/48 ° Begrip "gereglementeerd beroep" ° Beroep waarvan voorwaarden voor toegang of voor uitoefening door geen enkele bepaling worden geregeld, maar dat in feite slechts kan worden uitgeoefend na met bepaald diploma afgesloten vooropleiding ° Daarvan uitgesloten

(Richtlijn 89/48 van de Raad, art. 1, sub c en d)

2. Vrij verkeer van personen ° Vrijheid van vestiging ° Werknemers ° Toegang tot verschillende beroepen ° Verplichting van Lid-Staten, rekening te houden met diploma' s, kennis, kwalificaties en andere titels verkregen in Lid-Staat van herkomst

(EG-Verdrag, art. 6, 48 en 52)

Samenvatting


1. Artikel 1, sub c, gelezen in samenhang met artikel 1, sub d, van richtlijn 89/48 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma' s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten, moet aldus worden uitgelegd, dat een beroep niet kan worden aangemerkt als gereglementeerd, wanneer in de ontvangende Lid-Staat geen enkele wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling de toegang tot dit beroep, de uitoefening ervan of één van de wijzen van uitoefening ervan regelt, zelfs al bestaat de enige opleiding ertoe in een met een diploma afgesloten hoger-onderwijsstudie van ten minste vier en een half jaar, en verschijnen dientengevolge in de regel alleen personen die in het bezit zijn van dit hoger-onderwijsdiploma op de arbeidsmarkt en wordt dit beroep daar alleen door hen uitgeoefend. Hieruit volgt, dat een beroep als dat van geoloog in Duitsland niet kan worden aangemerkt als gereglementeerd in de zin van deze richtlijn.

2. De artikelen 6, 48 en 52 EG-Verdrag moeten aldus worden uitgelegd dat, wanneer de bevoegde autoriteiten van een Lid-Staat moeten beslissen op een verzoek om een beroep te mogen uitoefenen dat naar nationaal recht slechts toegankelijk is voor degene die over een diploma of een beroepskwalificatie beschikt, zij rekening moeten houden met de diploma' s, certificaten en andere titels die de betrokkene met het oog op de uitoefening van hetzelfde beroep in een andere Lid-Staat heeft verworven, door de uit die diploma' s blijkende bekwaamheden te vergelijken met de in de nationale regeling verlangde kennis en kundigheden.

Hetzelfde geldt voor de beroepsactiviteiten die, wat de voorwaarden voor de toegang tot of de uitoefening van dit beroep betreft, niet door rechtsvoorschriften afhankelijk zijn gesteld van het bezit van een diploma. In dergelijke omstandigheden moeten de bevoegde autoriteiten van de ontvangende Lid-Staat die belast zijn met de indeling van onderdanen van andere Lid-Staten, welke indeling van invloed zal zijn op de mogelijkheid voor deze personen om werk te vinden op het grondgebied van de ontvangende Lid-Staat, bij deze indeling rekening houden met de diploma' s, kennis, kwalificaties en andere titels die de betrokkene met het oog op de uitoefening van een beroep in zijn Lid-Staat van oorsprong of herkomst heeft verworven.

Partijen


In zaak C-164/94,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Oberverwaltungsgericht Berlin, in het aldaar aanhangig geding tussen

G. Aranitis

en

Land Berlin,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 1, sub c en d, en 7, lid 1, van richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma' s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PB 1989, L 19, blz. 16),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: C. N. Kakouris, kamerpresident, F. A. Schockweiler, P. J. G. Kapteyn, J. L. Murray (rapporteur) en H. Ragnemalm, rechters,

advocaat-generaal: P. Léger

griffier: D. Louterman-Hubeau, hoofdadministrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

° de Duitse regering, vertegenwoordigd door E. Roeder, Ministerialrat bij het Bondsministerie van Economische zaken, en B. Kloke, Regierungsrat bij dit ministerie, als gemachtigden,

° de Griekse regering, vertegenwoordigd door E. Skandalou, juridisch medewerker tweede rang bij de bijzondere juridische dienst voor de Europese Gemeenschappen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en S. Vodina, gespecialiseerd wetenschappelijk medewerker van die dienst, als gemachtigden,

° de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door U. Leanza, hoofd van de dienst diplomatieke geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, bijgestaan door P. G. Ferri, avvocato dello Stato, als gemachtigde,

° de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M.-J. Jonczy en J. Grunwald, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van G. Aranitis, vertegenwoordigd door U. Mertens, advocaat te Wittenberg, de Duitse regering, vertegenwoordigd door B. Kloke, de Griekse regering, vertegenwoordigd door E. Skandalou en S. Vodina, de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door P. G. Ferri, en de Commissie, vertegenwoordigd door J. Grunwald, ter terechtzitting van 14 september 1995,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 26 oktober 1995,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 25 april 1994, binnengekomen bij het Hof op 16 juni daaraanvolgend, heeft het Oberverwaltungsgericht Berlin krachtens artikel 177 EG-Verdrag twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van de artikelen 1, sub c en d, en 7, lid 1, van richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma' s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PB 1989, L 19, blz. 16; hierna: "richtlijn").

2 Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen G. Aranitis (hierna: "verzoeker") en het Land Berlin over de weigering van laatstgenoemde om de gelijkwaardigheid te erkennen van het Griekse diploma ter afsluiting van de hoger-onderwijsstudie geologie en het vergelijkbare Duitse diploma ter afsluiting van de opleiding, en derhalve om verzoeker toe te staan de titel te dragen die bij het Duitse diploma behoort, te weten die van "Diplom-Geologe".

3 De richtlijn geeft een opsomming van de omstandigheden waarin een Lid-Staat de gelijkwaardigheid dient te erkennen van hoger-onderwijsdiploma' s die op het grondgebied van een andere Lid-Staat zijn afgegeven en die welke op zijn eigen grondgebied zijn afgegeven. Volgens artikel 2, tweede alinea, is de richtlijn niet van toepassing op de beroepen die vallen onder een specifieke richtlijn waarmee tussen de Lid-Staten een onderlinge erkenning van diploma' s is ingesteld.

4 Ingevolge artikel 2, eerste alinea, is de richtlijn van toepassing op alle onderdanen van een Lid-Staat die als zelfstandige of loontrekkende "een gereglementeerd beroep" in een ontvangende Lid-Staat willen uitoefenen.

5 Artikel 1, sub b, van de richtlijn omschrijft de ontvangende Lid-Staat als de Lid-Staat "waar een onderdaan van een Lid-Staat een aldaar gereglementeerd beroep wenst uit te oefenen, zonder daar zijn diploma te hebben behaald of het betrokken beroep daar voor het eerst te hebben uitgeoefend".

6 Volgens artikel 1, sub c, van de richtlijn wordt als "gereglementeerd beroep" beschouwd, de gereglementeerde beroepsactiviteit of het geheel van gereglementeerde beroepsactiviteiten die in een Lid-Staat dit beroep vormen. In artikel 1, sub d, wordt de gereglementeerde beroepsactiviteit omschreven als "een beroepsactiviteit, voor zover de toegang tot of de uitoefening dan wel een van de wijzen van uitoefening daarvan, in een Lid-Staat krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen direct of indirect afhankelijk is gesteld van het bezit van een diploma".

7 De zevende overweging van de considerans van de richtlijn preciseert, dat het begrip gereglementeerde beroepsactiviteit niet alleen beroepsactiviteiten omvat waarvan de toegang in een Lid-Staat afhankelijk wordt gesteld van het bezit van een diploma, doch dat het zich ook uitstrekt tot beroepsactiviteiten waarvan de toegang vrij is, wanneer zij worden uitgeoefend op grond van een titel die is voorbehouden aan degenen die voldoen aan bepaalde eisen van bekwaamheid.

8 Voldoet een onderdaan van een Lid-Staat aan de voorwaarden voor toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep op het grondgebied van een ontvangende Lid-Staat, dan verleent artikel 7 van de richtlijn hem een dubbel recht: in de eerste plaats het recht om de beroepstitel van de ontvangende Lid-Staat te voeren die met dat beroep overeenkomt (lid 1), en in de tweede plaats het recht om van zijn wettige, in de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst gevoerde opleidingstitel en eventueel van de afkorting daarvan, in de taal van deze staat gebruik te maken (lid 2).

9 Verzoeker is Grieks onderdaan. Na een vierjarige studie geologie aan een Griekse universiteit, verkreeg hij in 1979 het diploma "Ptichiouchos Geologos". Van 1977 tot 1990 was hij, afgezien van een periode van twee jaar gedurende welke hij zijn militaire dienstplicht vervulde, in Griekenland werkzaam als geoloog.

10 In mei 1990 verhuisde verzoeker naar Berlijn om daar zijn beroep uit te oefenen. Om onduidelijke redenen en zonder enige motivering deelde het Arbeitsamt hem in als "ongeschoolde hulpkracht", een indeling die de Duitse regering ter terechtzitting kwalificeerde als "ongelukkig".

11 Daarop verzocht verzoeker de Senatsverwaltung fuer Wissenschaft und Forschung (hierna: "Senatsverwaltung") om vast te stellen, dat zijn Griekse diploma gelijkwaardig was met het vergelijkbare Duitse diploma ter afsluiting van de opleiding. De Senatsverwaltung was van oordeel, dat verzoeker zich niet op de richtlijn kon beroepen, omdat deze enkel betrekking had op de toegang tot gereglementeerde beroepen en het beroep van geoloog in Duitsland daartoe niet behoorde. Zij stond hem daarom slechts toe de bij zijn diploma behorende titel in de oorspronkelijke Griekse vorm te voeren en voegde daaraan, in de verklaring betreffende de toestemming, tussen haakjes de letterlijke vertaling "Diplomierter Geologe" toe.

12 Verzoeker ging van deze beslissing in beroep bij het Verwaltungsgericht Berlin. In dit beroep stelde hij, dat het beroep van "Diplom-Geologe" een gereglementeerd beroep in de zin van de richtlijn was, aangezien de richtlijn betrekking had op alle beroepen waarvan de toegang in een Lid-Staat afhankelijk wordt gesteld van het bezit van een diploma, of die in elk geval worden uitgeoefend op grond van een beroepstitel die is voorbehouden aan personen die aan bepaalde eisen van bekwaamheid voldoen.

13 Bij vonnis van 19 december 1991 verwierp het Verwaltungsgericht dit beroep. Het bevestigde de beslissing van de Senatsverwaltung, dat het twijfelachtig was, of het beroep van geoloog kon worden aangemerkt als een gereglementeerd beroep in de zin van de richtlijn. Het concludeerde, dat de titel "Diplom-Geologe" geen beroepstitel in de zin van artikel 7, lid 1, van de richtlijn was, doch als academische graad het bewijs vormde van de afsluiting van de opleiding in de zin van artikel 7, lid 2, van de richtlijn. Volgens het Verwaltungsgericht mocht verzoeker daarom enkel de in zijn staat van oorsprong verworven opleidingstitel voeren, in de taal van die staat.

14 Van dit vonnis ging verzoeker in hoger beroep bij het Oberverwaltungsgericht Berlin.

15 Van oordeel, dat de beslechting van het geding afhing van de uitlegging van de richtlijn en in het bijzonder van het daarin gebezigde begrip "gereglementeerd beroep", heeft het Oberverwaltungsgericht besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen voor te leggen:

"1) Moet artikel 1, sub c, juncto sub d, van de richtlijn van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma' s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (89/48/EEG), aldus worden uitgelegd, dat er ook dan sprake is van een gereglementeerd beroep, wanneer er weliswaar geen bepalingen bestaan die de toegang tot en de uitoefening van het beroep regelen, doch wanneer de enige opleiding voor dit beroep een met een diploma afgesloten hoger-onderwijsstudie van ten minste vier en een half jaar is, en derhalve alleen personen die in het bezit zijn van dat hoger-onderwijsdiploma, als kandidaten voor dit beroep op de arbeidsmarkt verschijnen en dit beroep uitoefenen?

2) Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord: is onder de in het tweede zinsdeel van de eerste vraag genoemde voorwaarden de opleidingstitel 'Diplom-...' (hier: 'Geologe' ) tevens de beroepstitel in de zin van artikel 7, lid 1, van de richtlijn, indien er geen door een rechtsvoorschrift vastgelegde of beschermde ° andere ° beroepstitel bestaat?"

De eerste vraag

16 Voor de beantwoording van de eerste vraag moet worden vastgesteld, of het in het hoofdgeding gaat om een gereglementeerd beroep in de zin van de richtlijn.

17 Blijkens de artikelen 1, sub b, en 2 van de richtlijn is deze van toepassing op iedere onderdaan van een Lid-Staat die in de ontvangende Lid-Staat als zelfstandige of loontrekkende een gereglementeerd beroep wil uitoefenen. Het is daarom de situatie in de ontvangende Lid-Staat die bepaalt, of de bepalingen van de richtlijn in het betrokken geval van toepassing zijn.

18 Voorts volgt uit artikel 1, sub c en d, dat de richtlijn uitsluitend geldt voor gereglementeerde beroepen en dat onder gereglementeerd beroep wordt verstaan, een beroepsactiviteit die, wat de toegang tot of de uitoefening ervan betreft, direct of indirect wordt geregeld door rechtsvoorschriften, te weten wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen.

19 De toegang tot of de uitoefening van een beroep moet worden aangemerkt als direct geregeld door rechtsvoorschriften, wanneer wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de ontvangende Lid-Staat een regeling invoeren die ertoe leidt, dat deze beroepsactiviteit uitdrukkelijk wordt voorbehouden aan personen die aan bepaalde voorwaarden voldoen en dat de toegang daartoe wordt verboden aan degenen die niet aan deze voorwaarden voldoen.

20 In casu preciseert de verwijzende rechter in zijn eerste prejudiciële vraag, dat het beroep van geoloog in Duitsland geen gereglementeerd beroep is, aangezien er "geen bepalingen bestaan die de toegang tot en de uitoefening van het beroep regelen". Men dient er daarom van uit te gaan, dat een beroep als dat van geoloog in Duitsland niet kan worden aangemerkt als een direct gereglementeerd beroep in de zin van de richtlijn.

21 Vervolgens moet worden onderzocht, of de toegang tot of de uitoefening van een dergelijk beroep moet worden aangemerkt als indirect gereglementeerd in de zin van artikel 1, sub d, van de richtlijn.

22 Ofschoon in de ontvangende Lid-Staat geen bepalingen bestaan die de toegang tot of de uitoefening van het betrokken beroep regelen, verschijnen in feite alleen personen op de arbeidsmarkt die de titel "Diplom-Geologe" mogen voeren. Bovendien, aldus verzoeker, zoeken Duitse werkgevers enkel sollicitanten met de graad van "Diplom-Geologe". Bijgevolg zijn degenen die het beroep van geoloog uitoefenen, bijna altijd in het bezit van dit diploma.

23 Het feit dat alleen houders van een specifiek hoger-onderwijsdiploma op de arbeidsmarkt van de ontvangende Lid-Staat verschijnen en dat nagenoeg geen andere persoon daar dit beroep uitoefent, volstaat niet om dit beroep aan te merken als gereglementeerd. Het antwoord op de vraag, of een beroep gereglementeerd is, is afhankelijk van de rechtssituatie in de ontvangende Lid-Staat, en niet van de omstandigheden op de arbeidsmarkt in die Lid-Staat.

24 Blijkens de stukken bestaat er in de ontvangende Lid-Staat geen wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling die op indirecte wijze de toegang tot het beroep van geoloog regelt. Mitsdien moet ervan worden uitgegaan, dat een beroep als dat van geoloog in Duitsland niet kan worden aangemerkt als indirect gereglementeerd in de zin van de richtlijn.

25 De Italiaanse regering is van mening, dat het besluit van het Arbeitsamt om verzoeker in te delen als "ongeschoolde hulpkracht", in voldoende mate aantoont, dat de Duitse arbeidsmarkt, voor zover het de activiteit van geoloog betreft, indirect wordt gereglementeerd door wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die tot uitdrukking komen in de handelwijze van een publieke instantie, in dier voege dat iedereen die niet in het bezit is van een in Duitsland verkregen titel ("Diplom-Geologe"), van dit beroep wordt uitgesloten of in elk geval wordt belemmerd in de toegang ertoe.

26 Dit argument moet worden afgewezen.

27 Een besluit als dat van het Arbeitsamt om verzoeker in te delen als "ongeschoolde hulpkracht", volstaat niet om ervan uit te gaan, dat het betrokken beroep indirect wordt gereglementeerd. Ofschoon de redenen voor dit besluit nooit duidelijk zijn geworden, wijst niets erop, dat dit besluit is genomen in het kader van een indirecte wettelijke controle op de toegang tot of de uitoefening van dit beroep in Duitsland.

28 Bovendien blijkt uit de beslissing van de Senatsverwaltung om verzoeker toe te staan zijn titel in het Grieks te voeren, alsmede uit het feit dat zij daaraan, op de verklaring betreffende de toestemming, tussen haakjes de letterlijke vertaling "Diplomierter Geologe" heeft toegevoegd, dat het beroep van geoloog in Duitsland op geen enkele wijze indirect gereglementeerd is.

29 Wanneer er geen rechtsregels bestaan die een beroep in de ontvangende Lid-Staat op directe of indirecte wijze regelen, kunnen de bepalingen van de richtlijn niet van toepassing zijn.

30 Teneinde de verwijzende rechter een volledig antwoord te geven, moet hieraan evenwel worden toegevoegd dat, zelfs al is de richtlijn niet van toepassing, artikel 7 EEG-Verdrag, thans artikel 6 EG-Verdrag, de Lid-Staten verbiedt om te discrimineren op grond van nationaliteit. Bovendien dienen de Lid-Staten ingevolge artikel 48 EG-Verdrag het vrije verkeer van werknemers in de Gemeenschap te verzekeren alsmede, ingevolge artikel 52 EG-Verdrag, hun vrijheid van vestiging.

31 Het is vaste rechtspraak, dat de bevoegde autoriteiten van een Lid-Staat die moeten beslissen op een verzoek om een beroep te mogen uitoefenen dat naar nationaal recht slechts toegankelijk is voor degene die over een diploma of een beroepskwalificatie beschikt, rekening moeten houden met de diploma' s, certificaten en andere titels die de betrokkene met het oog op de uitoefening van hetzelfde beroep in een andere Lid-Staat heeft verworven, door de uit die diploma' s blijkende bekwaamheden te vergelijken met de in de nationale regeling verlangde kennis en kundigheden (zie, onder meer, arresten van 7 mei 1991, zaak C-340/89, Vlassopoulou, Jurispr. 1991, blz. I-2357, r.o. 16, en 7 mei 1992, zaak C-104/91, Aguirre Borrell e.a., Jurispr. 1992, blz. I-3003, r.o. 11).

32 Hetzelfde geldt voor de beroepsactiviteiten die, wat de voorwaarden voor de toegang ertoe of de uitoefening ervan betreft, niet door rechtsvoorschriften afhankelijk zijn gesteld van het bezit van een diploma. Onder dergelijke omstandigheden moeten de bevoegde autoriteiten van de ontvangende Lid-Staat die belast zijn met de indeling van onderdanen van andere Lid-Staten, welke indeling van invloed zal zijn op de mogelijkheid voor deze personen om werk te vinden op het grondgebied van de ontvangende Lid-Staat, bij deze indeling rekening houden met de diploma' s, kennis, kwalificaties en andere titels die de betrokkene met het oog op de uitoefening van een beroep in zijn Lid-Staat van oorsprong of herkomst heeft verworven.

33 Gelet op het een en ander moet worden vastgesteld, dat artikel 1, sub c, gelezen in samenhang met artikel 1, sub d, van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd, dat een beroep niet kan worden aangemerkt als gereglementeerd, wanneer in de ontvangende Lid-Staat geen enkele wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling de toegang tot dit beroep, de uitoefening ervan of één van de wijzen van uitoefening ervan regelt, zelfs al bestaat de enige opleiding ertoe in een met een diploma afgesloten hoger-onderwijsstudie van ten minste vier en een half jaar, en verschijnen dientengevolge in de regel alleen personen die in het bezit zijn van dit hoger-onderwijsdiploma op de arbeidsmarkt en wordt dit beroep daar alleen door hen uitgeoefend.

De tweede vraag

34 Gelet op het antwoord op de eerste vraag behoeft de tweede vraag geen beantwoording.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

35 De kosten door de Duitse, de Griekse en de Italiaanse regering alsmede door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

uitspraak doende op de door het Oberverwaltungsgericht Berlin bij beschikking van 25 april 1994 gestelde prejudiciële vragen, verklaart voor recht:

Artikel 1, sub c, gelezen in samenhang met artikel 1, sub d, van richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma' s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten, moet aldus worden uitgelegd, dat een beroep niet kan worden aangemerkt als gereglementeerd, wanneer in de ontvangende Lid-Staat geen enkele wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling de toegang tot dit beroep, de uitoefening ervan of één van de wijzen van uitoefening ervan regelt, zelfs al bestaat de enige opleiding ertoe in een met een diploma afgesloten hoger-onderwijsstudie van ten minste vier en een half jaar, en verschijnen dientengevolge in de regel alleen personen die in het bezit zijn van dit hoger-onderwijsdiploma op de arbeidsmarkt en wordt dit beroep daar alleen door hen uitgeoefend.