Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 12 december 1990. - STRAFZAAK TEGEN PATRICE DI PINTO. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: COUR D'APPEL DE PARIS - FRANKRIJK. - CONSUMENTENBESCHERMING - VERKOOP AAN HUIS. - ZAAK C-361/89.
Jurisprudentie 1991 bladzijde I-01189
++++
Mijnheer de President,
mijne heren Rechters,
1 . Di Pinto, verdachte in het hoofdgeding voor de Cour d' appel de Paris, is bedrijfsleider van de SARL "Groupement de l' immobilier et du fonds de commerce" ( hierna : "GNDIIC "), die een tijdschrift verspreidt waarin handelszaken te koop worden aangeboden . Nadat eerst telefonisch contact is opgenomen, stuurt de vennootschap een vertegenwoordiger naar de handelaren die hun handelszaak willen verkopen . De advertentieopdrachten voor het tijdschrift, die worden verzameld onder omstandigheden waarop ik zal terugkomen, moeten onmiddellijk worden betaald; de prijs ervan schommelt tussen 3 000 FF en 30 000 FF, naar gelang van de grootte van de advertentie .
2 . Tegen Di Pinto is strafvervolging ingesteld op basis van de Franse wet nr . 72-1137 van 22 december 1972 betreffende de bescherming van de consument op het gebied van de colportage en de verkoop aan huis ( JORF van 23 december 1972, blz . 13348, hierna : "colportagewet ").
3 . In deze wet is onder meer bepaald, dat een in het kader van acquisitie gesloten overeenkomst moet vermelden dat de klant het recht heeft, deze binnen een bedenktijd van zeven dagen op te zeggen . Voorts is het de handelaar verboden, vóór afloop van deze bedenktijd direct of indirect een tegenprestatie te ontvangen .
4 . Ter zake van overtreding van deze bepalingen is Di Pinto door de Cour d' appel de Paris bij verstek veroordeeld . Tegen de tenuitvoerlegging van dit arrest heeft hij verzet gedaan, en in het kader hiervan heeft de Cour d' appel de twee vragen gesteld die nu zullen worden onderzocht .
De eerste vraag
5 . De eerste prejudiciële vraag luidt als volgt :
"Geniet een handelaar die te zijnen huize door een acquisiteur wordt benaderd met het oog op de verkoop van zijn handelszaak, de in de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 bedoelde bescherming van de consument?"
6 . De Cour d' appel verwijst hier naar richtlijn 85/577/EEG betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten ( PB 1985, L 372, blz . 31, hierna : "de richtlijn ").
7 . In de door haar ingediende opmerkingen wijst de Franse regering erop, dat in de vraag "slechts wordt gesproken van acquisitie met het oog op verkoop, zonder dat wordt duidelijk gemaakt, wat precies het onderwerp van de voorgestelde overeenkomst is ". Naar aanleiding van deze opmerking heb ik de stukken in het nationale dossier geraadpleegd, dat ter beschikking is gesteld van het Hof . Ik ben tot de conclusie gekomen dat de Franse rechter naar alle waarschijnlijkheid om heel specifieke redenen, die verband houden met de werkwijze van de GNDIIC, zijn vraag in zeer algemene bewoordingen heeft gesteld, dat wil zeggen zonder te verwijzen naar een acquisitie die enkel is gericht op het verzamelen van advertenties . De vraag zou dus ook kunnen slaan op een acquisitie waarbij een makelaar het al dan niet exclusieve recht wil verkrijgen om de handelszaak te verkopen of om, tegen betaling, de waarde ervan te schatten .
8 . Uit het dossier blijkt overigens dat de woorden "te zijnen huize" in de prejudiciële vraag ruim moeten worden opgevat, en dat de plaats waar de handelaar zijn beroep uitoefent, ook daaronder valt .
9 . Nu aldus is vastgesteld welke strekking de eerste vraag heeft, moet thans worden nagegaan, welke bepalingen uit de richtlijn van belang zijn voor de beantwoording ervan .
10 . Volgens artikel 1, lid 1, van de richtlijn, is zij
"van toepassing op overeenkomsten die tussen een handelaar die goederen levert of diensten verricht, en een consument worden gesloten :
- tijdens een door de handelaar buiten zijn verkoopruimten georganiseerde excursie, ofwel
- tijdens een bezoek van de handelaar
i ) ten huize van deze consument of van een andere consument;
ii ) ter plaatse waar de consument werkzaam is,
indien het bezoek niet op uitdrukkelijk verzoek van de consument plaatsvindt ."
11 . Blijkens deze bepaling maakt het geen verschil of de betrokken persoon aan zijn huisadres of aan zijn bedrijfsadres wordt benaderd .
12 . In de zaak in het hoofdgeding is voldaan aan de voorwaarde dat het bezoek niet op uitdrukkelijk verzoek van de consument plaatsvindt, omdat niet wordt ontkend dat het initiatief telkens is uitgegaan van de vertegenwoordigers van het bedrijf van Di Pinto . Zij hebben immers met de handelaren telefonisch contact opgenomen met de vraag of deze het voornemen hadden om hun handelszaak te verkopen, en met het verzoek hen te mogen bezoeken . Het feit dat de handelaren met het bezoek hebben ingestemd, is volgens mij nog geen reden om te spreken van een bezoek "op uitdrukkelijk verzoek van de consument ".
13 . Volgens artikel 2 van de richtlijn wordt verstaan onder :
"- 'consument' , een natuurlijk persoon die ten aanzien van de onder deze richtlijn vallende transacties handelt voor een gebruik dat als niet bedrijfs - of beroepsmatig kan worden beschouwd;
- 'handelaar' , een natuurlijk of rechtspersoon die de betrokken transactie sluit in het kader van zijn commerciële of beroepsactiviteit alsmede een persoon die namens of voor rekening van een handelaar optreedt ."
14 . Zakelijk weergegeven, wordt in de artikelen 4 en 5 van de richtlijn bepaald, dat de handelaar verplicht is de consument schriftelijk mee te delen, dat hij de overeenkomst binnen een termijn van ten minste zeven dagen mag opzeggen .
15 . In artikel 7 wordt bepaald, dat "indien de consument zijn recht van afstand uitoefent, de juridische gevolgen van de afstand volgens het nationale recht worden geregeld, met name voor wat betreft de terugbetaling van betalingen voor goederen of dienstverrichtingen en de restitutie van ontvangen goederen ".
16 . Bij de eerste vraag van de verwijzende rechter gaat het er dus om of een handelaar die te zijnen huize of ter plaatse waar hij werkzaam is, wordt benaderd en daarbij een transactie afsluit in verband met de verkoop van zijn handelszaak, "handelt voor een gebruik dat als niet bedrijfs - of beroepsmatig kan worden beschouwd" ( artikel 2, eerste streepje ), dan wel daarentegen handelt "in het kader van zijn commerciële activiteit" ( artikel 2, tweede streepje ).
17 . Volgens Di Pinto en de regering van het Verenigd Koninkrijk handelt een handelaar in dat geval niet "voor een gebruik dat als niet bedrijfs - of beroepsmatig kan worden beschouwd ".
18 . Di Pinto is van oordeel dat de beroepsactiviteit van een handelaar als een geheel moet worden beschouwd, zodat geen onderscheid kan worden gemaakt naar gelang van de wijze waarop deze activiteit wordt uitgeoefend .
19 . Hiertegen moet echter worden ingebracht, dat de in artikel 2 van de richtlijn bedoelde personen niet in abstracto zijn omschreven, maar op basis van hetgeen zij in concreto doen . Een en dezelfde persoon kan nu eens handelaar en dan weer consument zijn .
20 . De regering van het Verenigd Koninkrijk is van mening, dat
"de definitie van 'consument' ( 1 ) onnodig wordt ingeperkt indien onder commerciële of beroepsactiviteiten enkel die activiteiten worden begrepen die in de 'dagelijkse' praktijk van het betrokken bedrijf of beroep gewoon of noodzakelijk zijn . Verrichtingen die minder gewoon of minder 'dagelijks' zijn of in minder rechtstreeks verband staan met de betrokken activiteit, zoals adverteren, financiële reorganisatie en koop of verkoop van ruimten, worden in commerciële termen en in de omgangstaal beschouwd als activiteiten die worden verricht in het kader van een commerciële of beroepsactiviteit . Hoewel de verkoop van een handelszaak geen 'alledaagse' transactie is en niet specifiek verband houdt met een bepaald type handel, valt moeilijk in te zien, hoe deze verkoop als iets anders dan een transactie in het kader van een commerciële of beroepsactiviteit kan worden beschouwd . Ook al kan een dergelijke activiteit in verband met alle zaken worden verricht en niet enkel in verband met een bijzondere zaak, zij is zeker geen activiteit die door alle consumenten wordt verricht ".
21 . In de door Di Pinto en de regering van het Verenigd Koninkrijk gegeven uitlegging wordt mijns inziens onvoldoende rekening gehouden met de woorden "zijn activiteit" in artikel 2, tweede streepje . Tekenend is, dat de regering van het Verenigd Koninkrijk aan het einde van de hierboven aangehaalde passage verwijst naar een "transactie in het kader van een ( 2 ) commerciële of beroepsactiviteit" (" for the purpose of a trade or profession "). Inderdaad kan onmogelijk staande worden gehouden dat een handelaar die voorbereidingen treft voor de verkoop van zijn zaak, handelt in het kader van zijn activiteit als slager, bakker of hotelier . Maar toch wordt in de richtlijn het bezittelijk voornaamwoord gebruikt .
22 . Waar het op aankomt, is dat de gemiddelde handelaar bij de aan de verkoop van een handelszaak voorafgaande beslissingen niet over meer of andere ervaring of know-how beschikt dan de niet-handelaar . Er zullen ongetwijfeld handelaren zijn die eigenaar zijn van meerdere kruidenierszaken of cafés en dientengevolge meerdere malen een handelszaak hebben gekocht en aldus een zekere ervaring hebben opgedaan . Maar zij zullen veeleer na rijp beraad besluiten een van hun zaken te verkopen, en zich eigener beweging tot een makelaar of gespecialiseerd tijdschrift wenden .
23 . De richtlijn heeft duidelijk ten doel, de gemiddelde consument te beschermen en dus ook de handelaar die zich plotseling in de positie van consument bevindt, omdat hij een handeling moet verrichten die hij normaliter slechts één keer in zijn leven zal verrichten .
24 . In de bewoordingen van de vierde overweging van de richtlijn kan een dergelijke persoon worden "overvallen", omdat hij niet de tijd heeft gehad om zich voldoende grondig "op deze besprekingen voor te bereiden ". Hij is dikwijls evenmin "in staat kwaliteit en prijs van het aanbod met andere aanbiedingen te vergelijken ". Ook al heeft een handelaar van tijd tot tijd in een plaatselijke krant of in een feestprogramma van een plaatselijke vereniging reclame gemaakt voor zijn zaak, daarom zal hij nog niet noodzakelijkerwijze op de hoogte zijn van de exacte prijs die kan worden gevraagd voor het opnemen van een advertentie voor de verkoop van een handelszaak in een landelijk tijdschrift .
25 . Hij kan er bovenal spijt van krijgen dat hij met het idee van een advertentie heeft ingestemd, omdat hij na rijp beraad zijn zaak niet langer wenst te verkopen . Als de advertentie toch verschijnt, kan de indruk ontstaan dat de zaken niet meer goed gaan, waardoor de leveranciers wantrouwen kunnen gaan koesteren . Het kan ook voorkomen dat de handelaar beseft dat de vraagprijs te laag is . Ten slotte is het mogelijk dat niet geheel duidelijk is, wat de acquisiteur wilde, of dat de handelaar heeft gedwaald ten aanzien van het onderwerp van de door hem ondertekende overeenkomst .
26 . Ten aanzien van het argument van de regering van het Verenigd Koninkrijk dat de verkoop van een handelszaak "zeker geen activiteit is die door alle consumenten wordt verricht", zij opgemerkt dat dit evenmin het geval is bij de aankoop van een vakantieappartement in "time-sharing", hetgeen niet belet dat de consument toch de bescherming van de richtlijn geniet, indien hij met het oog daarop wordt benaderd .
27 . Ik ben het vanzelfsprekend eens met de Commissie waar zij van oordeel is, dat een handelaar die beroepshalve handelszaken verkoopt en die wordt benaderd met het oog op de verkoop van zijn eigen handelszaak, niet als een consument in de zin van de richtlijn kan worden beschouwd . Het is echter dermate onwaarschijnlijk dat een dergelijk geval zich voordoet, dat mijns inziens ter zake geen voorbehoud in het in overweging gegeven antwoord behoeft te worden gemaakt .
28 . Ten slotte zij erop gewezen dat een bevestigend antwoord van het Hof op de eerste vraag er geenszins toe zou leiden, dat activiteiten als door Di Pinto worden verricht, onmogelijk worden . Het blijft immers mogelijk dat de overeenkomsten onmiddellijk worden getekend .
29 . Het enige verschil zou hierin bestaan, dat de betrokken vennootschappen, alvorens contact op te nemen met potentiële kopers of een advertentie op te hangen in hun etalage indien zij als makelaar optreden, of de advertentie naar de drukkerij te sturen indien zij een tijdschrift uitgeven, voortaan dienen te wachten totdat de opzegtermijn van zeven dagen is verstreken .
30 . Om deze redenen en mij aansluitend bij gelijkluidende argumenten van de Franse regering en de Commissie, die hier niet zijn weergegeven, geef ik in overweging de eerste vraag te beantwoorden als volgt :
"Een handelaar die te zijnen huize of ter plaatse waar hij werkzaam is, door een acquisiteur is benaderd met het oog op de verkoop van zijn handelszaak, geniet de bescherming van de consument, bedoeld in richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 ."
De tweede vraag
31 . De tweede prejudiciële vraag luidt als volgt :
"Verdraagt artikel 8-I-e van de wet van 22 december 1972 zich met voormelde richtlijn en met de andere bepalingen van het gemeenschapsrecht betreffende de bescherming van de consument die te zijnen huize door een acquisiteur wordt benaderd?"
In artikel 8-I-e van de Franse colportagewet worden van de toepassing van de bepalingen van de artikelen 1 tot en met 5, waarin de omvang van de bescherming van de consumenten wordt vastgesteld, uitgesloten
"de verkoop, de verhuur of de huurkoop van goederen of voorwerpen of het verrichten van diensten ten behoeve van landbouwbedrijven, industriële of commerciële bedrijven, of van een beroepsactiviteit ."
32 . In het kader van een andere tegen Di Pinto ingestelde strafvervolging, heeft de strafkamer van de Franse Cour de cassation voor recht verklaard, dat
"de vennootschap 'GNDIIC' optrad als bemiddelaar tussen eigenaren en potentiële kopers van commerciële bedrijven, welke handelingen naar hun aard geen verband hielden met de behoeften van de bedoelde bedrijven" ( arrest van 4 december 1989 ).
33 . Een andere communautaire tekst dan richtlijn 85/577 inzake de bescherming van consumenten die aan hun huis - of bedrijfsadres door een acquisiteur worden benaderd, is mij onbekend . De vraag kan derhalve uitsluitend aan de hand van de richtlijn worden beantwoord . Geherformuleerd, omdat het Hof zich in het kader van een prejudiciële procedure niet formeel over de verenigbaarheid van een nationale wettelijke bepaling met het gemeenschapsrecht kan uitspreken ( 3 ), komt de tweede vraag er in hoofdzaak op neer, of richtlijn 85/577 aldus moet worden uitgelegd, dat zij zich ertegen verzet dat een Lid-Staat het begrip "het verrichten van diensten ten behoeve van een commercieel bedrijf" als afbakeningscriterium hanteert, wanneer moet worden vastgesteld of een handelaar die een verplichting aangaat, daarbij handelt als handelaar dan wel als consument, nu dit begrip in de rechtspraak van de betrokken Lid-Staat in de hierboven bedoelde zin wordt uitgelegd .
34 . Naar mijn mening heeft artikel 8 van de Franse wet, waarin het "verrichten van diensten ten behoeve van (...) commerciële bedrijven" wordt uitgesloten van de consumentenbescherming, in hoofdzaak dezelfde strekking als artikel 2 van de richtlijn, volgens hetwelk een persoon die "handelt in het kader van zijn commerciële activiteit", als handelaar en niet als consument wordt beschouwd .
35 . Zelfs indien men, zoals de gemachtigde van de Franse regering, erkent dat de consument in artikel 8-I-e van de colportagewet in verdergaande mate wordt beschermd dan in de richtlijn, dient men hieraan overigens ook, zoals door hem is gebeurd, de conclusie te verbinden, dat beide teksten zich met elkaar verdragen . In artikel 8 van de richtlijn wordt immers bepaald :
"deze richtlijn belet niet dat de Lid-Staten gunstiger bepalingen vaststellen of handhaven met het oog op de bescherming van de consument op het gebied dat door deze richtlijn wordt bestreken ."
36 . Nu dit het geval is, kan dus worden aangenomen dat richtlijn 85/577 aldus moet worden uitgelegd, dat zij niet eraan in de weg staat dat bovenbedoeld criterium wordt gehanteerd .
37 . Terecht heeft de Commissie nog opgemerkt, dat de Lid-Staten eerst vanaf 23 december 1987 gehouden waren om aan richtlijn 85/577 te voldoen en dat de aan Di Pinto ten laste gelegde feiten zich in juli 1985 en in de loop van 1986 en 1987 hebben voorgedaan . Ik ben het met de Commissie eens, dat de richtlijn derhalve in het hoofdgeding niet kan worden ingeroepen . De nationale rechter zou ongetwijfeld bevoegd zijn, de nationale wet uit te leggen in de zin van de richtlijn, zelfs indien er op het moment waarop de feiten zich voordeden, nog geen verplichting bestond om de richtlijn na te leven, maar zoals is gebleken, heeft de richtlijn in dit geval geen enkel belang voor verweerder in het hoofdgeding .
Conclusie
38 . Mitsdien geef ik in overweging de vragen van de Cour d' appel de Paris te beantwoorden als volgt :
"1 ) Een handelaar die te zijnen huize of ter plaatse waar hij werkzaam is, door een acquisiteur is benaderd met het oog op de verkoop van zijn handelszaak, geniet de bescherming van de consument, bedoeld in richtlijn 85/577 van de Raad van 20 december 1985 .
2 ) De bepalingen van deze richtlijn moeten aldus worden uitgelegd, dat zij niet in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling die de aan consumenten geboden bescherming uitbreidt tot handelaren die aan hun huis - of bedrijfsadres door een acquisiteur worden benaderd, wanneer hun geen diensten worden voorgesteld ten behoeve van de exploitatie van hun handelszaak ."
(*) Oorspronkelijke taal : Frans .
( 1 ) Hier is waarschijnlijk bedoeld : "handelaar ".
( 2 ) Cursivering van mij .
( 3 ) Zie laatstelijk het arrest van 11 oktober 1990 ( zaak C-196/89, strafzaak tegen E . Nespoli, Jurispr . 1990, blz . I-3647, r.o . 8 ).