61984J0029

1 . HANDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN - RICHTLIJNEN - UITVOERING DOOR LID-STATEN - OMZETTING VAN RICHTLIJN ZONDER OPTREDEN VAN WETGEVER - VOORWAARDEN - BESTAAN VAN ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN DIE VOLLEDIGE TOEPASSING VAN RICHTLIJN VERZEKEREN

( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 189 , DERDE ALINEA )

2.VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - VRIJHEID VAN VESTIGING EN VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN - ZIEKENVERPLEGERS - ERKENNING VAN DIPLOMA ' S - RICHTLIJN NR . 77/452 - UITVOERING - WETTELIJKE REGELING VAN LID-STAAT OP GROND WAARVAN ADMINISTRATIE GELIJKWAARDIGHEID VAN OPLEIDING MAG BEOORDELEN - WETTELIJKE REGELING NIET IN OVEREENSTEMMING MET RICHTLIJN

( RICHTLIJN NR . 77/452 VAN DE RAAD , ARTIKEL 3 )

1 . BLIJKENS ARTIKEL 189 , DERDE ALINEA , EEG-VERDRAG VEREIST DE OMZETTING VAN EEN RICHTLIJN NIET NOODZAKELIJKERWIJS IN ELKE LID-STAAT EEN OPTREDEN VAN DE WETGEVER . ZO KUNNEN MET NAME ALGEMENE BEGINSELEN VAN CONSTITUTIONEEL OF ADMINISTRATIEF RECHT DE OMZETTING DOOR MIDDEL VAN WETTELIJKE OF BESTUURSRECHTELIJKE MAATREGELEN OVERBODIG MAKEN . DIT STELT EVENWEL VOOROP , DAT DEZE BEGINSELEN DAADWERKELIJK DE VOLLEDIGE TOEPASSING VAN DE RICHTLIJN DOOR DE NATIONALE AUTORITEITEN VERZEKEREN , DAT DE UIT DEZE BEGINSELEN VOORTVLOEIENDE RECHTSSITUATIE , IN GEVAL DE RICHTLIJN RECHTEN VOOR PARTICULIEREN IN HET LEVEN BEOOGT TE ROEPEN , VOLDOENDE BEPAALD EN DUIDELIJK IS EN DAT DE BEGUNSTIGDEN IN STAAT ZIJN , KENNIS TE KRIJGEN VAN AL HUN RECHTEN EN DEZE ZO NODIG GELDEND TE MAKEN VOOR DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES .

2.DE WETTELIJKE REGELING VAN EEN LID-STAAT INZAKE DE TOEGANG TOT DE WERKZAAMHEDEN VAN ZIEKENVERPLEGER IS NIET IN OVEREENSTEMMING MET RICHTLIJN NR . 77/452 , INDIEN DE BETROKKEN AUTORITEITEN TEN AANZIEN VAN VREEMDELINGEN BEVOEGD ZIJN IN ELK AFZONDERLIJK GEVAL DE GELIJKWAARDIGHEID VAN DE IN HET BUITENLAND GENOTEN OPLEIDINGEN TE TOETSEN , EN DE ONDERDANEN VAN DE OVERIGE LID-STATEN NIET GERECHTIGD ZIJN OM HET BEROEP VAN ZIEKENVERPLEGER ALLEEN OP GROND VAN EEN IN EEN VAN DEZE LANDEN BEHAALD DIPLOMA UIT TE OEFENEN , ZELFS WANNEER DIT DIPLOMA IS VERMELD IN ARTIKEL 3 VAN DE RICHTLIJN .

IN ZAAK 29/84 ,

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , VERTEGENWOORDIGD DOOR I . PERNICE EN C . BAIL , BEIDE LID VAN HAAR JURIDISCHE DIENST , ALS GEMACHTIGDEN , DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ G . KREMLIS , LID VAN HAAR JURIDISCHE DIENST , BATIMENT JEAN MONNET , KIRCHBERG ,

VERZOEKSTER ,

TEGEN

BONDSREPUBLIEK DUITSLAND , VERTEGENWOORDIGD DOOR J . SEDEMUND VAN HET KANTOOR DERINGER , TESSIN , HERRMANN & SEDEMUND , ADVOCATEN TE KEULEN , ALS GEMACHTIGDE , DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ HAAR AMBASSADE , AVENUE EMILE-REUTER 20-22 ,

VERWEERSTER ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF OM VAST TE STELLEN DAT DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND DE KRACHTENS HET EEG-VERDRAG OP HAAR RUSTENDE VERPLICHTINGEN NIET IS NAGEKOMEN , DOORDAT ZIJ NOG NIET DE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE MAATREGELEN HEEFT VASTGESTELD OM TE VOLDOEN AAN RICHTLIJN NR . 77/452 VAN DE RAAD VAN 27 JUNI 1977 INZAKE DE ONDERLINGE ERKENNING VAN DE DIPLOMA ' S , CERTIFICATEN EN ANDERE TITELS VAN VERANTWOORDELIJK ALGEMEEN ZIEKENVERPLEGER , TEVENS HOUDENDE MAATREGELEN TOT VERGEMAKKELIJKING VAN DE DAADWERKELIJKE UITOEFENING VAN HET RECHT VAN VESTIGING EN VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN , ALSMEDE AAN RICHTLIJN NR . 77/453 VAN DE RAAD VAN 27 JUNI 1977 INZAKE DE COORDINATIE VAN DE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE WERKZAAMHEDEN VAN VERANTWOORDELIJK ALGEMEEN ZIEKENVERPLEGER ( PB 1977 , L 176 , BLZ . 1 EN 8 ),

1 BIJ VERZOEKSCHRIFT , NEERGELEGD TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 30 JANUARI 1984 , HEEFT DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN KRACHTENS ARTIKEL 169 EEG-VERDRAG BEROEP INGESTELD TOT VASTSTELLING DAT DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND DE KRACHTENS HET EEG-VERDRAG OP HAAR RUSTENDE VERPLICHTINGEN NIET IS NAGEKOMEN , DOOR NIET BINNEN DE VOORGESCHREVEN TERMIJNEN DE MAATREGELEN TE TREFFEN DIE NODIG ZIJN VOOR DE OMZETTING IN NATIONAAL RECHT VAN RICHTLIJN NR . 77/452 VAN DE RAAD VAN 27 JUNI 1977 INZAKE DE ONDERLINGE ERKENNING VAN DE DIPLOMA ' S , CERTIFICATEN EN ANDERE TITELS VAN VERANTWOORDELIJK ALGEMEEN ZIEKENVERPLEGER , TEVENS HOUDENDE MAATREGELEN TOT VERGEMAKKELIJKING VAN DE DAADWERKELIJKE UITOEFENING VAN HET RECHT VAN VESTIGING EN VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN , ALSMEDE VAN RICHTLIJN NR . 77/453 VAN DE RAAD VAN 27 JUNI 1977 INZAKE DE COORDINATIE VAN DE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE WERKZAAMHEDEN VAN VERANTWOORDELIJK ALGEMEEN ZIEKENVERPLEGER ( PB 1977 , L 176 , BLZ . 1 EN 8 ).

2 RICHTLIJN NR . 77/452 HEEFT BETREKKING OP DE TOEGANG TOT EN DE UITOEFENING VAN DE GENOEMDE WERKZAAMHEDEN DOOR ONDERDANEN VAN ANDERE LID-STATEN , TERWIJL RICHTLIJN NR . 77/453 BETREKKING HEEFT OP DE OPLEIDING EN DE EXAMENS , DIE VOOR HET VERKRIJGEN VAN DE INGEVOLGE DE EERSTE RICHTLIJN TE ERKENNEN DIPLOMA ' S ZIJN VEREIST .

3 VOLGENS ARTIKEL 2 VAN RICHTLIJN NR . 77/452 ERKENT IEDERE LID-STAAT DE DOOR DE OVERIGE LID-STATEN AAN DE ONDERDANEN VAN LID-STATEN AFGEGEVEN DIPLOMA ' S , CERTIFICATEN EN ANDERE TITELS , DOOR DAARAAN OP ZIJN GRONDGEBIED HETZELFDE RECHTSGEVOLG TOE TE KENNEN ALS AAN DE DOOR HEMZELF UITGEREIKTE DIPLOMA ' S , CERTIFICATEN EN ANDERE TITELS . ARTIKEL 3 BEVAT EEN OPSOMMING VAN DIPLOMA ' S EN ANDERE TITELS , DIE DOOR DE OVERIGE LID-STATEN MOETEN WORDEN ERKEND EN WAARVAN DE AFGIFTE DOOR DE BETROKKEN LID-STAAT AFHANKELIJK MOET WORDEN GESTELD VAN DE IN RICHTLIJN NR . 77/453 VOORZIENE OPLEIDING EN EXAMENS .

4 ARTIKEL 4 VERLEENT SOORTGELIJKE RECHTEN AAN ONDERDANEN VAN DE GEMEENSCHAP DIE EEN VOOR DE INWERKINGTREDING VAN RICHTLIJN NR . 77/453 AFGEGEVEN DIPLOMA BEZITTEN DAT NIET AAN ALLE IN DIE RICHTLIJN GESTELDE EISEN VOLDOET , INDIEN ZIJ DE BETROKKEN WERKZAAMHEDEN GEDURENDE EEN BEPAALDE MINIMUMTIJD HEBBEN UITGEOEFEND .

5 ARTIKEL 5 VERLEENT HET RECHT OM GEBRUIK TE MAKEN VAN DE IN DE LID-STAAT VAN HERKOMST VERWORVEN OPLEIDINGSTITEL . DE ARTIKELEN 6 TOT EN MET 9 HEBBEN BETREKKING OP HET BEWIJS INZAKE GOED GEDRAG OF BETROUWBAARHEID EN DE VERKLARING BETREFFENDE DE LICHAMELIJKE EN GEESTELIJKE GEZONDHEID VAN DE BETROKKENE . ARTIKEL 10 BEPAALT DE DUUR VAN DE TOELATINGSPROCEDURE IN DE ONTVANGENDE LID-STAAT .

6 DE ARTIKELEN 11 EN 12 BEHELZEN BEPALINGEN INZAKE DE VRIJSTELLING VAN DE VERGUNNINGSPLICHT OF VAN VERPLICHTE INSCHRIJVING BIJ EEN BEROEPSORGANISATIE ; DEZE VRIJSTELLING GELDT ALLEEN VOOR DEGENE DIE DIENSTEN VERRICHT .

7 INGEVOLGE ARTIKEL 15 DIENEN DE LID-STATEN DE NODIGE MAATREGELEN TE TREFFEN TEN EINDE DE BEGUNSTIGDEN IN STAAT TE STELLEN GEINFORMEERD TE WORDEN OMTRENT DE WETGEVING INZAKE GEZONDHEIDSZORG EN OP SOCIAAL GEBIED IN DE ONTVANGENDE LID-STAAT . ARTIKEL 17 BEPAALT , DAT DE OVERIGE LID-STATEN EN DE COMMISSIE IN KENNIS WORDEN GESTELD VAN DE AUTORITEITEN EN INSTANTIES DIE DE BETROKKEN LID-STAAT HEEFT AANGEWEZEN VOOR , ONDER MEER , DE AFGIFTE EN INONTVANGSTNEMING VAN DE DIPLOMA ' S EN CERTIFICATEN EN VOOR HET VERSTREKKEN VAN DE IN DE RICHTLIJN GENOEMDE INLICHTINGEN .

8 KRACHTENS ARTIKEL 18 VAN RICHTLIJN NR . 77/452 EN ARTIKEL 3 VAN RICHTLIJN NR . 77/453 ZIJN BEIDE RICHTLIJNEN EVENEENS VAN TOEPASSING OP ONDERDANEN VAN DE LID-STATEN , DIE DE BETROKKEN WERKZAAMHEDEN IN LOONDIENST UITOEFENEN .

9 INGEVOLGE ARTIKEL 19 VAN RICHTLIJN NR . 77/452 EN ARTIKEL 4 VAN RICHTLIJN NR . 77/453 DIENDEN DE LID-STATEN BINNEN TWEE JAAR NA KENNISGEVING VAN DE RICHTLIJNEN DE MAATREGELEN TE TREFFEN DIE NODIG ZIJN OM ERAAN TE VOLDOEN EN DIENDEN ZIJ DE COMMISSIE HIERVAN IN KENNIS TE STELLEN . DE KENNISGEVING VAN DE RICHTLIJNEN HAD PLAATS OP 29 JUNI 1977 , ZODAT DE VASTGESTELDE TERMIJNEN OP 29 JUNI 1979 IS VERSTREKEN .

10 TOEN DE COMMISSIE DOOR DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND NIET VAN ANDERE DAN DE IN DE ARTIKELEN 15 EN 17 VAN RICHTLIJN NR . 77/452 BEDOELDE MAATREGELEN IN KENNIS WAS GESTELD , NODIGDE ZIJ DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND BIJ BRIEF VAN 2 JULI 1980 OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 169 EEG-VERDRAG UIT , HAAR OPMERKINGEN TE MAKEN .

11 BIJ BRIEF VAN 30 JULI 1980 DEELDE DE DUITSE REGERING DE COMMISSIE MEE , DAT ER MET DE RICHTLIJNEN STROKENDE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN IN VOORBEREIDING WAREN , MAAR DAT DE VOORNAAMSTE BEPALINGEN VAN DE RICHTLIJNEN IN DE PRAKTIJK REEDS WERDEN TOEGEPAST , OFSCHOON ZIJ NOG NIET FORMEEL IN NATIONAAL RECHT WAREN OMGEZET .

12 OP 25 NOVEMBER 1981 BRACHT DE COMMISSIE AAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND EEN MET REDENEN OMKLEED ADVIES UIT .

13 OP 13 APRIL 1982 DEELDE DE DUITSE REGERING DE COMMISSIE MEE , DAT DE BEPALINGEN STREKKENDE TOT FORMELE OMZETTING VAN DE RICHTLIJNEN WAREN OPGENOMEN IN EEN NIEUW ONTWERP VAN WET OP DE ZIEKENVERPLEGING , DIE EEN ALGEHELE HERVORMING OP DIT GEBIED BEOOGDE . WELISWAAR WAS DE GOEDKEURING VAN DIT ONTWERP VERTRAAGD , DOCH DE RICHTLIJNEN ZOUDEN IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND DE FACTO REEDS VOLLEDIG WORDEN TOEGEPAST .

14 DE DUITSE REGERING STELDE DE COMMISSIE IN SEPTEMBER EN NOVEMBER 1983 IN KENNIS VAN VERDERE VERTRAGINGEN IN DE WETGEVINGSPROCEDURE , WAAROP DE COMMISSIE HET ONDERHAVIGE BEROEP HEEFT INGESTELD .

HET ALGEMENE VRAAGSTUK VAN DE UITVOERING VAN RICHTLIJNEN

15 DE DUITSE REGERING ERKENT , DAT EEN OMZETTING VAN DE TWEE BETROKKEN RICHTLIJNEN IN HET DUITSE RECHT EERST ZAL PLAATSVINDEN IN HET KADER VAN DE ALGEHELE HERVORMING VAN DE WETGEVING OP DE ZIEKENVERPLEGING , DIE BINNENKORT HAAR BESLAG ZAL KRIJGEN ; ZIJ STELT EVENWEL , DAT DE VERTRAGING IN DE WETGEVINGSPROCEDURE GEEN INBREUK OP HAAR GEMEENSCHAPSRECHTELIJKE VERPLICHTINGEN VORMT . HET GELDENDE DUITSE RECHT ZOU WELISWAAR FORMEEL NIET IN OVEREENSTEMMING ZIJN MET DE BEPALINGEN VAN DE RICHTLIJNEN , MAAR TOEPASSING DAARVAN DOOR DE DUITSE AUTORITEITEN EVENMIN VERHINDEREN ; DIE TOEPASSING ZOU IN DE ADMINISTRATIEVE PRAKTIJK VOLSTREKT GEWAARBORGD ZIJN .

16 ARTIKEL 189 , DERDE ALINEA , EEG-VERDRAG VERLANGT HAARS INZIENS SLECHTS , DAT HET NATIONALE RECHT DE IN DE RICHTLIJNEN VOORZIENE VOORDELEN VEILIG STELT EN DAT DE BURGER EEN RECHTENS AFDWINGBARE AANSPRAAK OP DIE VOORDELEN HEEFT . HOE DEZE AANSPRAAK IN HET NATIONALE RECHT WORDT GEREGELD , ZOU TER BEOORDELING STAAN VAN DE BETROKKEN LID-STAAT . HET GEMEENSCHAPSRECHT ZOU IN ZOVERRE VOLSTREKT NIET TOT EEN OPTREDEN VAN DE WETGEVER NOPEN .

17 DE DUITSE REGERING KANT ZICH NIET TEGEN ' S HOFS VASTE RECHTSPRAAK VOLGENS WELKE EENVOUDIGE ADMINISTRATIEVE PRAKTIJKEN , DIE NAAR HUN AARD VOLGENS GOEDDUNKEN VAN DE ADMINISTRATIE KUNNEN WORDEN GEWIJZIGD EN WAARAAN ONVOLDOENDE BEKENDHEID IS GEGEVEN , NIET ZIJN TE BESCHOUWEN ALS EEN GELDIGE UITVOERING VAN DE KRACHTENS ARTIKEL 169 OP DE LID-STATEN RUSTENDE VERPLICHTING . ZIJ BETOOGT ECHTER , DAT DEZE RECHTSPRAAK OP HET ONDERHAVIGE GEVAL NIET VAN TOEPASSING IS , NU DE BETROKKEN ADMINISTRATIEVE PRAKTIJK NIET VOLGENS GOEDDUNKEN VAN DE ADMINISTRATIE KAN WORDEN GEWIJZIGD NOCH ONVOLDOENDE BEKENDHEID GENIET .

18 DE DOOR DE DUITSE AUTORITEITEN SEDERT DE INWERKINGTREDING VAN DE RICHTLIJNEN GEVOLGDE , MET DE BEPALINGEN VAN DEZE LAATSTE STROKENDE PRAKTIJK IS VOLGENS DE DUITSE REGERING DE WEERSLAG VAN EEN UITLEGGING DIE INGEVOLGE HOGERE NATIONALE RECHTSBEGINSELEN AAN DE GELDENDE WETSBEPALINGEN MOET WORDEN GEGEVEN . IN DIT VERBAND NOEMT ZIJ HET IN DE GRONDWET NEERGELEGDE ALGEMENE BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING , DAT IEDERE NIET OP OBJECTIEVE GRONDEN BERUSTENDE ONGELIJKE BEHANDELING VERBIEDT , HET BEGINSEL DAT ONDERDANEN VAN DE OVERIGE LID-STATEN GELIJK WORDEN BEHANDELD ALS EIGEN ONDERDANEN - WELISWAAR EEN BEGINSEL VAN GEMEENSCHAPSRECHT DOCH RECHTSTREEKS TOEPASSELIJK IN HET DUITS RECHT - EN TEN SLOTTE HET BEGINSEL VAN DUITS ADMINISTRATIEF RECHT VOLGENS HETWELK EEN DERGELIJKE VASTE PRAKTIJK LEIDT TOT ZELFBINDING VAN DE ADMINISTRATIE , DIE - BEHOUDENS OBJECTIEVE GRONDEN - NIET VAN DIE PRAKTIJK MAG AFWIJKEN . IN HET ONDERHAVIGE GEVAL ZOUDEN DERGELIJKE GRONDEN ZICH VOOR DE ADMINISTRATIE NIET KUNNEN VOORDOEN , IN DE EERSTE PLAATS VANWEGE DE TWEE EERSTGENOEMDE RECHTSBEGINSELEN , IN DE TWEEDE PLAATS OMDAT DE DUITSE WETGEVER DOOR HET ONTWERP VAN WET OP DE ZIEKENVERPLEGING EN DE MET BETREKKING TOT ANDERE MEDISCHE BEROEPEN REEDS GOEDGEKEURDE WETTEN DUIDELIJK TE KENNEN HEEFT GEGEVEN , DAT HIJ VOORNEMENS IS DE RICHTLIJNEN OM TE ZETTEN IN NATIONAAL RECHT EN ALDUS DE BESTAANDE ADMINISTRATIEVE PRAKTIJK TE CODIFICEREN . DE DUITSE REGERING CONCLUDEERT , DAT DE VASTE TOEPASSING VAN DE BEPALINGEN VAN BEIDE RICHTLIJNEN NAAR DUITS RECHT REEDS VOLLEDIG IS GEWAARBORGD .

19 TEN AANZIEN VAN DE BEKENDHEID VAN DEZE TOEPASSING WIJST DE DUITSE REGERING EROP , DAT DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND DE OVERIGE LID-STATEN EN DE COMMISSIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 17 VAN RICHTLIJN NR . 77/452 IN KENNIS HEEFT GESTELD VAN DE DIENSTEN DIE DE IN ARTIKEL 15 BEDOELDE INLICHTINGEN VERSTREKKEN . BIJ DEZE DIENSTEN ZOUDEN DE BEGUNSTIGDEN VAN DE RICHTLIJNEN ALLE GEWENSTE INLICHTINGEN OVER HUN RECHTSPOSITIE NAAR NATIONAAL RECHT KUNNEN VERKRIJGEN . ANDERE VOORLICHTINGSMAATREGELEN ZOUDEN DE RICHTLIJNEN NIET VOORSCHRIJVEN , EN DERGELIJKE MAATREGELEN ZOUDEN EVENMIN WORDEN VEREIST DOOR ARTIKEL 189 ZOALS UITGELEGD DOOR HET HOF , AANGEZIEN DE MET DE RICHTLIJNEN STROKENDE ADMINISTRATIEVE PRAKTIJK OP GENERLEI WIJZE IN STRIJD ZOU ZIJN MET DE GELDENDE WETSBEPALINGEN .

20 DE COMMISSIE VOERT AAN , DAT DE RICHTLIJNEN DE DAADWERKELIJKE UITOEFENING VAN HET RECHT VAN VESTIGING EN HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN BEOGEN TE VERGEMAKKELIJKEN , ONDER MEER DOOR DE ONVOORWAARDELIJKE ERKENNING VAN DE VERSCHILLENDE NATIONALE DIPLOMA ' S EN DOOR DE INTRODUCTIE VAN BEPAALDE PROCEDURELE WAARBORGEN . DIT DOEL ZOU EERST ZIJN BEREIKT , WANNEER DE NIET MET DE BEPALINGEN VAN DE RICHTLIJNEN STROKENDE NATIONALE WETSBEPALINGEN FORMEEL ZIJN GEWIJZIGD OF AANGEVULD . DE DUITSE REGERING ZOU DE NOODZAAK HIERVAN OVERIGENS IMPLICIET HEBBEN ERKEND DOOR BEPALINGEN IN DIE ZIN IN HET ONTWERP VAN WET OP DE ZIEKENVERPLEGING OP TE NEMEN . DE BIJ DE VASTSTELLING VAN DIE WET OPGETREDEN VERTRAGING ZOU NIET KUNNEN WORDEN GERECHTVAARDIGD MET HET ARGUMENT , DAT DE ADMINISTRATIEVE PRAKTIJK IS GEWIJZIGD TEN EINDE - HANGENDE DE VASTSTELLING VAN DIE WET - TE VOLDOEN AAN DE EISEN VAN DE RICHTLIJNEN .

21 MAAR OOK INDIEN DE ADMINISTRATIE AAN HAAR PRAKTIJK WAS GEBONDEN IN DE DOOR DE DUITSE REGERING BEDOELDE ZIN , BIEDT DEZE JURIDISCHE CONSTRUCTIE VOLGENS DE COMMISSIE NIET DE DOOR DE RICHTLIJNEN BEOOGDE RECHTSZEKERHEID , DUIDELIJKHEID EN DOORZICHTIGHEID . INZONDERHEID ZOU EEN LID-STAAT ZICH NIET MET EEN BEROEP OP DE RECHTSTREEKSE WERKING VAN HET BEGINSEL , DAT ONDERDANEN VAN DE OVERIGE LID-STATEN GELIJK WORDEN BEHANDELD ALS EIGEN ONDERDANEN , KUNNEN ONTTREKKEN AAN DE VERPLICHTING , EEN RICHTLIJN OM TE ZETTEN DIE ER JUIST OP IS GERICHT OM DIT BEGINSEL IN DE PRAKTIJK TE VERWEZENLIJKEN DOOR VERGEMAKKELIJKING VAN DE DAADWERKELIJKE UITOEFENING VAN DE IN HET VERDRAG NEERGELEGDE VRIJHEDEN . EVENMIN VALT IN TE ZIEN , ALDUS DE COMMISSIE , HOE DE DOOR DE DUITSE REGERING GENOEMDE RECHTSBEGINSELEN KUNNEN DIENEN VOOR DE OMZETTING VAN DE BEPALINGEN VAN DE RICHTLIJNEN , DIE VOORZIEN IN BEPAALDE ADMINISTRATIEVE PROCEDURES OF IN EEN COORDINATIE VAN NATIONALE OPLEIDINGEN , MAAR GEEN RECHTEN VOOR PARTICULIEREN IN HET LEVEN ROEPEN .

22 MET BETREKKING TOT DEZE RECHTSOPVATTINGEN DIENT ERAAN TE WORDEN HERINNERD , DAT INGEVOLGE ARTIKEL 189 , DERDE ALINEA , EEG-VERDRAG EEN RICHTLIJN VERBINDEND IS TEN AANZIEN VAN HET TE BEREIKEN RESULTAAT VOOR ELKE LID-STAAT WAARVOOR ZIJ BESTEMD IS , DOCH AAN DE NATIONALE INSTANTIES DE BEVOEGDHEID WORDT GELATEN VORM EN MIDDELEN TE KIEZEN .

23 BLIJKENS DEZE BEPALING VEREIST DE OMZETTING VAN EEN RICHTLIJN NIET NOODZAKELIJKERWIJS IN ELKE LID-STAAT EEN OPTREDEN VAN DE WETGEVER . ZO KUNNEN MET NAME ALGEMENE BEGINSELEN VAN CONSTITUTIONEEL OF ADMINISTRATIEF RECHT DE OMZETTING DOOR MIDDEL VAN WETTELIJKE OF BESTUURSRECHTELIJKE MAATREGELEN OVERBODIG MAKEN . DIT STELT EVENWEL VOOROP , DAT DEZE BEGINSELEN DAADWERKELIJK DE VOLLEDIGE TOEPASSING VAN DE RICHTLIJN DOOR DE NATIONALE AUTORITEITEN VERZEKEREN , DAT DE UIT DEZE BEGINSELEN VOORTVLOEIENDE RECHTSSITUATIE , IN GEVAL DE RICHTLIJN RECHTEN VOOR DE PARTICULIEREN IN HET LEVEN BEOOGT TE ROEPEN , VOLDOENDE BEPAALD EN DUIDELIJK IS EN DAT DE BEGUNSTIGDEN IN STAAT ZIJN , KENNIS TE KRIJGEN VAN AL HUN RECHTEN EN DEZE ZO NODIG GELDEND TE MAKEN VOOR DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES . DEZE LAATSTE VOORWAARDE IS VOORAL VAN BELANG , WANNEER DE BETROKKEN RICHTLIJN RECHTEN TOEKENT AAN ONDERDANEN VAN ANDERE LID-STATEN , DIE GEWOONLIJK NIET BEKEND ZIJN MET DEZE BEGINSELEN .

24 MET INACHTNEMING VAN DEZE OVERWEGINGEN DIENT DERHALVE TE WORDEN ONDERZOCHT , OF DE JURIDISCHE CONSTRUCTIE WAAROP DE DUITSE REGERING ZICH BEROEPT , AAN DEZE VOORWAARDEN VOLDOET . DAARBIJ DIENEN DE BEIDE BETROKKEN RICHTLIJNEN AFZONDERLIJK TE WORDEN BEHANDELD .

RICHTLIJN NR . 77/452

25 MET BETREKKING TOT DE RICHTLIJN INZAKE DE TOEGANG TOT EN DE UITOEFENING VAN DE WERKZAAMHEDEN VAN ALGEMEEN ZIEKENVERPLEGER HEBBEN PARTIJEN HUN OPMERKINGEN TOEGESPITST OP DE ERKENNING VAN DE DIPLOMA ' S VAN ANDERE LID-STATEN , DIE DOOR ONDERDANEN VAN DIE STATEN ZIJN BEHAALD .

26 TE DIEN AANZIEN STELT DE DUITSE REGERING , DAT DE ERKENNING REEDS WORDT GEWAARBORGD DOOR PARAGRAAF 2 VAN HET KRANKENPFLEGEGESETZ , ZOALS GEWIJZIGD OP 20 SEPTEMBER 1965 ( BGBL . I , BLZ . 443 ). VOLGENS DEZE BEPALING HEBBEN IN DE EERSTE PLAATS RECHT OP EEN VERGUNNING TOT HET UITOEFENEN VAN DE BETROKKEN WERKZAAMHEDEN , DEGENEN DIE DE IN DEZE WET VOORZIENE OPLEIDING HEBBEN GEVOLGD EN HET DAARIN VOORGESCHREVEN EXAMEN HEBBEN BEHAALD . HETZELFDE RECHT ZOU INGEVOLGE DEZE BEPALING TOEKOMEN AAN DUITSE ONDERDANEN EN STAATLOZEN , DIE EEN ANDERE MET EEN DIPLOMA AFGESLOTEN OPLEIDING HEBBEN GEVOLGD DAN IN DE WET VOORZIEN , MITS HET PEIL VAN DE OPLEIDING GELIJKWAARDIG IS . TEN SLOTTE WORDT BEPAALD : ' ' DE VERGUNNING KAN AAN ANDERE PERSONEN WORDEN VERLEEND , INDIEN AAN DEZE VOORWAARDEN IS VOLDAAN . ' '

27 VOLGENS DE DUITSE REGERING ZOU DE WEIGERING OM EEN BUITENLANDSE OPLEIDING TE ERKENNEN , IN STRIJD ZIJN MET HET IN DE GRONDWET NEERGELEGDE ALGEMENE BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING , TENZIJ DIE WEIGERING OP OBJECTIEVE GRONDEN BERUST . MET BETREKKING TOT DE IN DE BEIDE RICHTLIJNEN GENOEMDE OPLEIDINGEN ZOUDEN DERGELIJKE GRONDEN NIET KUNNEN BESTAAN , OMDAT DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND ALLEEN AL DOOR DE GOEDKEURING VAN DIE RICHTLIJNEN DOOR DE RAAD DE GELIJKWAARDIGHEID VAN DEZE OPLEIDINGEN HEEFT ERKEND . AANGEZIEN DE ADMINISTRATIE DERHALVE VERPLICHT IS OM DEZE GELIJKWAARDIGHEID TE ERKENNEN VOOR DUITSE ONDERDANEN , ZOU HET IN STRIJD ZIJN MET HET NAAR DUITS RECHT RECHTSTREEKS TOEPASSELIJKE BEGINSEL DAT ONDERDANEN VAN DE OVERIGE LID-STATEN GELIJK WORDEN BEHANDELD ALS EIGEN ONDERDANEN , DIE ERKENNING TE WEIGEREN IN HET GEVAL VAN ONDERDANEN VAN ANDERE LID-STATEN . DE MET DEZE UITLEGGING STROKENDE VASTE PRAKTIJK VAN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN ZOU HEBBEN GELEID TOT EEN ONHERROEPELIJKE ZELFBINDING VAN DE ADMINISTRATIE , DIE DAARMEE HAAR DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEDEN VOORZIEN IN PARAGRAAF 2 VAN DE THANS GELDENDE WET HEEFT VERLOREN . IN DEZE RECHTSSITUATIE ZOUDEN DE BEGUNSTIGDEN VAN DE RICHTLIJNEN EEN IN RECHTE AFDWINGBARE AANSPRAAK HEBBEN .

28 DIT BETOOG KAN NIET WORDEN AANVAARD . INGEVOLGE PARAGRAAF 2 VAN HET KRANKENPFLEGEGESETZ ZIJN DE BETROKKEN DUITSE AUTORITEITEN BEVOEGD , IN ELK AFZONDERLIJK GEVAL DE GELIJKWAARDIGHEID VAN DE OPLEIDING TE TOETSEN , EN ZIJN ONDERDANEN VAN DE OVERIGE LID-STATEN NIET GERECHTIGD OM HET ONDERHAVIGE BEROEP ALLEEN OP GROND VAN EEN IN EEN VAN DEZE LANDEN BEHAALD DIPLOMA UIT TE OEFENEN , ZELFS WANNEER DIT DIPLOMA IS VERMELD IN ARTIKEL 3 VAN RICHTLIJN NR . 77/452 . IN HET LICHT VAN EEN DERGELIJKE WETSBEPALING SCHEPT DE JURIDISCHE CONSTRUCTIE WAAROP DE DUITSE REGERING ZICH BEROEPT , GEEN SITUATIE DIE VOLDOENDE BEPAALD , DUIDELIJK EN DOORZICHTIG IS OM ONDERDANEN VAN DE OVERIGE LID-STATEN IN STAAT TE STELLEN , HUN RECHTEN TE KENNEN EN GELDEND TE MAKEN . HIERAAN WORDT NIET AFGEDAAN DOOR DE ENKELE OMSTANDIGHEID , DAT DE INSTANTIES DIE DE DUITSE AUTORITEITEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 15 VAN DE RICHTLIJN HEBBEN AANGEWEZEN OM AAN DE BEGUNSTIGDEN INLICHTINGEN TE VERSTREKKEN OVER DE WETGEVING INZAKE GEZONDHEIDSZORG EN OP SOCIAAL GEBIED , BEKEND ZIJN MET DE ADMINISTRATIEVE PRAKTIJK VAN DE DUITSE AUTORITEITEN .

29 DEZE JURIDISCHE CONSTRUCTIE BERUST OVERIGENS OP HET ALLEEN VOOR DUITSE ONDERDANEN GELDENDE BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING , TE ZAMEN MET HET GEMEENSCHAPSRECHTELIJKE BEGINSEL DAT ONDERDANEN VAN ANDERE LID-STATEN GELIJK WORDEN BEHANDELD ALS EIGEN ONDERDANEN . ZOALS DE COMMISSIE TERECHT OPMERKT , KAN DE RECHTSTREEKSE WERKING VAN DIT GEMEENSCHAPSRECHTELIJKE BEGINSEL ECHTER NIET WORDEN INGEROEPEN OM ZICH TE ONTTREKKEN AAN DE VERPLICHTING , EEN RICHTLIJN OM TE ZETTEN DIE CONCRETE MAATREGELEN BEHELST OM DE VOLLEDIGE TOEPASSING VAN DIT BEGINSEL IN DE LID-STATEN TE VERGEMAKKELIJKEN EN VEILIG TE STELLEN .

30 MET BETREKKING TOT DE OVERIGE BEPALINGEN VAN DE RICHTLIJN VOERT DE DUITSE REGERING AAN , DAT TOEPASSING DAARVAN DOOR DE BEVOEGDE AUTORITEITEN DOOR GEEN BEPALING VAN GELDEND RECHT WORDT VERHINDERD . IN ZOVERRE ZOU ER EVENEENS EEN ONHERROEPELIJKE ADMINISTRATIEVE PRAKTIJK BESTAAN , DIE BERUST OP DE GOEDKEURING VAN DIE BEPALINGEN DOOR DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND EN OPNEMING ERVAN IN HET ONTWERP VAN WET OP DE ZIEKENVERPLEGING .

31 OOK OP DIT PUNT HEEFT DE COMMISSIE TERECHT OPGEMERKT , DAT VERWIJZING NAAR DERMATE ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN ALS WAAROP DE DUITSE REGERING ZICH BEROEPT , NIET VOLSTAAT OM AAN TE TONEN DAT DE NALEVING VAN ZEER NAUWKEURIGE EN GEDETAILLEERDE BEPALINGEN VAN RICHTLIJNEN DOOR HET NATIONALE RECHT VOLLEDIG WORDT GEWAARBORGD .

32 DERHALVE MOET WORDEN VASTGESTELD , DAT DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND NIET BINNEN DE GESTELDE TERMIJNEN DE MAATREGELEN HEEFT GETROFFEN DIE NOODZAKELIJK ZIJN VOOR DE OMZETTING VAN RICHTLIJN NR . 77/452 IN NATIONAAL RECHT .

RICHTLIJN NR . 77/453

33 DE DUITSE REGERING GEEFT TOE , DAT DE VIGERENDE DUITSE VOORSCHRIFTEN NIET DEZELFDE OPLEIDINGSEISEN STELLEN ALS RICHTLIJN NR . 77/453 . DE THANS GELDENDE AUSBILDUNGS-UND PRUFUNGSORDNUNG VAN 2 AUGUSTUS 1966 ( BGBL . I , BLZ . 462 ) ZOU EVENWEL SLECHTS MINIMUMVOORWAARDEN STELLEN EN DUS GEEN BELETSEL VORMEN VOOR EEN VERZWARING VAN HET STUDIEPROGRAMMA EN VAN DE EXAMENEISEN VAN DE ERKENDE OPLEIDINGSSCHOLEN VOOR ZIEKENVERPLEGERS .

34 DE ADMINISTRATIEVE PRAKTIJK ZOU IN OVEREENSTEMMING ZIJN MET DE OP 25 OKTOBER 1967 IN HET KADER VAN DE RAAD VAN EUROPA GESLOTEN EUROPESE OVEREENKOMST BETREFFENDE DE THEORETISCHE EN PRAKTISCHE OPLEIDING VAN VERPLEEGKUNDIGEN ( SERIE DES TRAITES EUROPEENS NR . 59 , APRIL 1968 ), WAARVAN DE BEPALINGEN TOT IN NAGENOEG ALLE DETAILS OVEREENKOMEN MET DIE VAN DE RICHTLIJN . DEZE OVEREENKOMST ZOU DOOR DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND ZIJN GERATIFICEERD BIJ GOEDKEURINGSWET VAN 13 JUNI 1972 ( BGBL . II , BLZ . 629 ). EEN DERGELIJKE WET ZOU VOLGENS DE DUITSE RECHTSPRAAK DE OMZETTING IN NATIONAAL RECHT BEWERKSTELLIGEN .

35 KRACHTENS DE AUSBILDUNGS- UND PRUFUNGSORDNUNG EN VOORNOEMDE EUROPESE OVEREENKOMST ZOUDEN DE VOOR GEZONDHEIDSVRAAGSTUKKEN BEVOEGDE AUTORITEITEN VAN DE ' ' LANDER ' ' TEN LAATSTE PER EIND JUNI 1979 REEDS PROGRAMMA ' S HEBBEN INGEVOERD , DIE VOLDOEN AAN DE EISEN VAN DIE OVEREENKOMST EN VAN RICHTLIJN NR . 77/453 . TOT STAVING HIERVAN OVERLEGT DE DUITSE REGERING HET STUDIEPROGRAMMA VAN HET AUSBILDUNGSINSTITUT FUR KRANKENPFLEGE TE MUNCHEN . DE IN DE BIJLAGE BIJ RICHTLIJN NR . 77/453 BEDOELDE LEERSTOF ZOU VOLLEDIG IN DAT PROGRAMMA ZIJN VERWERKT , MET UITZONDERING VAN ENKELE VAKKEN DIE NIET APART , MAAR TEGELIJK MET ANDERE , MEER ALGEMENE WORDEN ONDERWEZEN .

36 SEDERT DE GOEDKEURING DOOR DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND VAN RICHTLIJN NR . 77/453 ZOUDEN ZICH GEEN GEGRONDE REDENEN VOOR WIJZIGING VAN BEDOELDE VASTE ADMINISTRATIEVE PRAKTIJK MEER KUNNEN VOORDOEN . DEZE PRAKTIJK ZOU DERHALVE HEBBEN GELEID TOT EEN ONHERROEPELIJKE ZELFBINDING , WAARDOOR DE BEOORDELINGSMARGE WAAROVER DE BEVOEGDE AUTORITEITEN NAAR GELDEND DUITS RECHT BESCHIKTEN , GEHEEL IS VERVALLEN . DERHALVE ZOU DE TOEPASSING VAN DE RICHTLIJN IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND OOK LOS VAN VOORNOEMDE EUROPESE OVEREENKOMST VOLLEDIG GEWAARBORGD ZIJN .

37 DE COMMISSIE STELT , DAT DE EUROPESE OVEREENKOMST NIET ALLE EISEN VAN DE RICHTLIJN BEHELST EN DAT HET ALS VOORBEELD OVERGELEGDE STUDIEPROGRAMMA , WAARIN BEPAALDE IN DE BIJLAGE BIJ RICHTLIJN NR . 77/453 VERMELDE VAKKEN NIET VOORKOMEN , DE TWIJFEL OMTRENT DE DAADWERKELIJKE TOEPASSING VAN DEZE RICHTLIJN BEVESTIGT .

38 OOK OP DIT PUNT KAN HET BETOOG VAN DE DUITSE REGERING NIET WORDEN AANVAARD . ONDER DE GEGEVEN OMSTANDIGHEDEN KAN DE INVOERING VAN DE EUROPESE OVEREENKOMST IN HET NATIONALE RECHT NIET IN DE PLAATS KOMEN VAN EEN BEHOORLIJKE OMZETTING VAN DE GEMEENSCHAPSRICHTLIJN . DE GELDENDE FEDERALE WETGEVING IS NIET IN OVEREENSTEMMING MET DEZE RICHTLIJN EN TER TERECHTZITTING IS GEBLEKEN , DAT DE ADMINISTRATIEVE PRAKTIJK VAN DE TOT GOEDKEURING VAN DE STUDIEPROGRAMMA ' S EN EXAMENS VAN OPLEIDINGSSCHOLEN VOOR ZIEKENVERPLEGERS BEVOEGDE AUTORITEITEN VAN DE ' ' LANDER ' ' NIET IN DEZE LEEMTE HEEFT VOORZIEN .

39 UIT HET VOORGAANDE VOLGT , DAT DE IN HET ONDERHAVIGE BEROEP GEWRAAKTE INBREUKEN OP HET VERDRAG TEN AANZIEN VAN ZOWEL RICHTLIJN NR . 77/453 ALS RICHTLIJN NR . 77/452 MOETEN WORDEN VASTGESTELD .

KOSTEN

40 INGEVOLGE ARTIKEL 69 , PARAGRAAF 2 , VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING MOET DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN WORDEN VERWEZEN . AANGEZIEN VERWEERSTER IN HET ONGELIJK IS GESTELD , DIENT ZIJ IN DE KOSTEN TE WORDEN VERWEZEN .

HET HOF VAN JUSTITIE ,

RECHTDOENDE , VERSTAAT :

1 ) DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND IS HAAR VERPLICHTINGEN KRACHTENS HET EEG-VERDRAG NIET NAGEKOMEN , DOOR NIET BINNEN DE GESTELDE TERMIJNEN DE MAATREGELEN VAST TE STELLEN DIE NODIG ZIJN OM TE VOLDOEN AAN DE RICHTLIJNEN NRS . 77/452 EN 77/453 VAN DE RAAD VAN 27 JUNI 1977 , RESPECTIEVELIJK INZAKE DE ONDERLINGE ERKENNING VAN DE DIPLOMA ' S , CERTIFICATEN EN ANDERE TITELS VAN VERANTWOORDELIJK ALGEMEEN ZIEKENVERPLEGER , TEVENS HOUDENDE MAATREGELEN TER VERGEMAKKELIJKING VAN DE DAADWERKELIJKE UITOEFENING VAN HET RECHT VAN VESTIGING EN VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN , EN INZAKE DE COORDINATIE VAN DE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE WERKZAAMHEDEN VAN VERANTWOORDELIJK ALGEMEEN ZIEKENVERPLEGER .

2)DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND WORDT IN DE KOSTEN VERWEZEN .