ADVIES
|
Europees Economisch en Sociaal Comité
|
EU-actie voor de periode na COVID-19: beter herstellen door middel van sport
|
_____________
|
EU-actie voor de periode na COVID-19: beter herstellen door middel van sport (initiatiefadvies)
|
|
SOC/690
|
|
Rapporteur: Pietro Vittorio BARBIERI
|
Besluit van de voltallige vergadering
|
23/03/2021
|
Rechtsgrondslag
|
Artikel 32, lid 2, van het reglement van orde
|
|
Initiatiefadvies
|
Bevoegde afdeling
|
Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap
|
Goedkeuring door de afdeling
|
07/03/2022
|
Goedkeuring door de voltallige vergadering
|
25/03/2022
|
Zitting nr.
|
568
|
Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)
|
148/0/0
|
1.Conclusies en aanbevelingen
1.1Na de langdurige pandemie, die ernstige gevolgen heeft gehad voor de gehele sportsector en in het bijzonder voor de amateursportverenigingen, en die tot de sluiting van veel faciliteiten heeft geleid, dient een strategische benadering de rol van sport en lichaamsbeweging bij de opbouw van een veerkrachtigere en duurzamere samenleving nieuw leven in te blazen en te versterken. Een dergelijke keuze moet worden gezien als onderdeel van het bredere proces van economisch en sociaal herstel, waarbij wordt getracht doelstellingen vast te stellen ter versterking van het vermogen van de sportsector om te reageren op de crises die ons steeds vaker treffen.
1.2Sport en lichaamsbeweging moeten worden opgenomen in de strategieën voor economische en sociale ontwikkeling. Daarbij moeten bredere sectoroverschrijdende verbindingen worden gelegd, met name met volksgezondheid, onderwijs en sociale inclusie. Sport is een middel tot sociale, economische en ecologische duurzaamheid dat het herstel bevordert en op basis daarvan nieuwe werkgelegenheid en commerciële kansen creëert. Het zal ook van belang zijn om de sociale dialoog over welzijn en lichaamsbeweging op het werk te bevorderen, en daarbij de sociale partners te betrekken. Daarom roept het EESC ertoe op studies te verrichten waarin het verband tussen sport en het algemeen welzijn van de burgers wordt aangetoond.
1.3In de verschillende leerfasen op school moet meisjes en jongens alles worden bijgebracht over lichamelijke basiskennis, net zoals zij leren hoe je een taak aanpakt, hoe je leert en hoe je kunt groeien. Wanneer we de lichamelijke opvoeding op school op speelse, ludieke en multidisciplinaire wijze een nieuwe impuls geven, creëren we een geweldig instrument om resultaten te boeken, rust en saamhorigheid te kweken en vooral succes op school te realiseren en een gezonde levensstijl te bevorderen. Dit betekent dat de waarde van sport en lichaamsbeweging op voet van gelijkheid met andere vakken moet worden gesteld, met name in het opleidingstraject van de jongere generaties, met bijzondere aandacht voor het binnenland en achtergestelde gebieden.
1.4In het Verdrag van Lissabon is de Europese dimensie van de sociale en economische waarde van sport uiteengezet. Na de gezondheidscrisis moeten de waarden van sport en lichaamsbeweging zichtbaarder worden gemaakt in het Europese beleid en moeten deze terreinen gelijkwaardig worden behandeld ten opzichte van de andere Europese beleidsterreinen. Cohesiebeleid alleen volstaat derhalve niet – er moet echt een emancipatieslag worden gemaakt, d.w.z. een echte sporttransitie, die de impact op het welzijn en de levenskwaliteit van de mensen aanzienlijk verbetert.
1.5Aldus is het volgende nodig:
1.5.1het percentage sportdeprivatie – d.w.z. het percentage personen dat van het genot van een noodzakelijk goed, het recht op sportbeoefening, is uitgesloten – opnemen in de lijst van Eurostat-indexcijfers voor het meten van materiële deprivatie;
1.5.2alle direct en indirect beheerde EU-financiering voor de periode 2021-2027 toegankelijk maken voor de sportsector; sport en lichaamsbeweging beschouwen als een investering in het individuele en collectieve welzijn van gemeenschappen;
1.5.3binnen het Erasmus+-programma: voorzien in een verhoging van het aandeel van het totale financieringsbedrag dat is uitgetrokken voor sport en sectoroverschrijdende samenwerking, waaronder sport. De financiering moet niet alleen uit de cohesiefondsen komen, maar ook uit de in het Herstelfonds voor diverse acties bestemde middelen, aangezien de middelen voor sport sterk zijn verminderd. Bovendien is het wenselijk om de middelen beter te verdelen tussen wedstrijdsport op hoog niveau en sport met een sociaal doel;
1.5.4plannen uitwerken om de sportsector in crises en noodsituaties (op economisch, sociaal en gezondheidsgebied) bij te staan, waaronder plannen om zich daarop voor te bereiden, onder meer via de nodige administratieve vereenvoudiging gelet op de belastende bureaucratie waar met name amateursportclubs mee te maken hebben. Daarom is het van prioritair belang om in de eerste plaats de breedtesport te steunen, aangezien deze een inclusieve functie vervult ten aanzien van mensen met een handicap of in kwetsbare omstandigheden, en tevens voor belangrijke interculturele interactie zorgt;
1.5.5aanmoedigen van de ondersteuning van netwerken van actief burgerschap bij de uitvoering van deze doelstellingen op lokaal niveau, via partnerschappen en gezamenlijk ontwerp tussen overheidsbeleid en netwerken, teneinde te komen tot vormen van sociale innovatie, en ervaringen met gedeeld bestuur en circulaire subsidiariteit te versterken; stimuleren van de deelname van sociale partners en organisaties.
2.Algemene opmerkingen
2.1Terwijl de pandemie ons op de proef blijft stellen en we vechten om mensenlevens en onze bestaansmiddelen te beschermen, mogen we niet vergeten dat we voor keuzes staan die bepalend zullen zijn voor de toekomst van de sociale en economische stelsels van de EU en het leven van de Europese burgers.
2.2De gezondheidscrisis heeft duidelijk gemaakt dat we door de veelzijdigheid van de problemen waar we mee te maken hebben nooit de mate van veerkracht kunnen bereiken die nodig is om de sociale en economische systemen van de EU volledig zeker te stellen. We moeten in actie komen om onze samenlevingen aan te passen aan crises en veranderingen, en moeten in dat kader veerkrachtmodellen bevorderen uitgaande van het vermogen om op crises te anticiperen en deze met passende “instrumenten” aan te pakken.
2.3De COVID-19-pandemie heeft de economische, sociale en gezondheidsvooruitzichten voor de komende jaren veranderd, en daarmee ook de aanpak van de ontwikkelings- en cohesiestrategieën. We moeten een keuze maken: ofwel we gaan voort op de weg die we altijd hebben gevolgd, of we veranderen de insteek van het ontwikkelings- en cohesiebeleid in het licht van de problemen en ervaringen die voortvloeien uit de COVID‑19-noodsituatie.
2.4Overal in Europa is de gehele sportwereld zwaar getroffen door de COVID-19-crisis, met dien verstande dat de breedtesport tegen de grootste problemen en uitdagingen is aangelopen. Vooral jongeren zijn getroffen door de crisis in de sport doordat hun “recht” op sportbeoefening en lichaamsbeweging werd beperkt. De gezondheidscrisis heeft ook de sportverenigingen en de sportindustrie over de gehele linie getroffen en de gevolgen ervan zullen ook op middellange termijn van invloed zijn op het herstel ervan.
3.De rol van sport in ontwikkelings- en cohesieprocessen
3.1Sport vormt een constructieve uitlaatklep voor het maatschappelijk middenveld en verrijkt ons leven met positieve waarden dankzij een unieke, multidimensionale aanpak die bijdraagt tot lichamelijk en geestelijk welzijn. Sport vermindert sociale problemen doordat zij in staat is gemeenschappen met een verschillende culturele achtergrond samen te brengen. Sport is, onder de in dit advies beschreven voorwaardenw, een aanjager van sociale, economische en milieuduurzaamheid; sport maakt gebieden en plaatsen leefbaarder en aantrekkelijker en steunt het herstel door nieuwe werkgelegenheids- en ondernemingskansen te creëren die op sport gebaseerd zijn.
3.2Vanuit economisch oogpunt kan sport de ontwikkeling van nieuwe of de versterking van bestaande bedrijfsactiviteiten bevorderen door gebruik te maken van sociale en technologische innovaties. Sport kan nieuwe arbeidskansen creëren, onder meer via formele en niet-formele opleidingstrajecten gericht op jongeren; sport is een instrument om de gezondheid en de vaardigheden van werknemers te verbeteren en te versterken, en aangezien sport draait om de menselijke inbreng, is het een doeltreffende aanjager van lokale werkgelegenheid.
3.3Vanuit sociaal oogpunt heeft sport het vermogen om zeer uiteenlopende sociale groepen te bereiken, verschillen te overbruggen en lokale gemeenschappen samen te brengen, alsook om zwakke en kwetsbare sociale groepen bij het gemeenschapsleven te betrekken. Bovendien kunnen sportprojecten bijdragen tot de sociale revitalisering van “achtergestelde” gebieden, zoals de periferie rond steden, plattelandsgebieden en gebieden in het binnenland van de Europese regio’s.
3.4Vanuit ecologisch oogpunt is sport een strategisch instrument om de doelstellingen met betrekking tot de bestrijding van de klimaatverandering te verwezenlijken. Sport is een middel om duurzame mobiliteit en milieuherstel in stedelijke gebieden te bevorderen met het oog op de aanpassing aan de klimaatverandering. Door sportfaciliteiten bijna-energieneutraal te maken en door evenementen te organiseren met een lage koolstofvoetafdruk kan sport bijdragen tot het halen van de milieuduurzaamheidsdoelen. Ten slotte zijn sportevenementen een uitstekend middel om positieve milieuboodschappen te verspreiden en uit te dragen.
3.5Hoewel sport in alle belangrijke supranationale strategieën (de Agenda 2030, het cohesiebeleid 2021-2027, het Wereldactieplan voor lichaamsbeweging van de WHO 2018-2030) is aangemerkt als een prioritair instrument voor de verwezenlijking van de ontwikkelings-, duurzaamheids- en cohesiedoelen, volgen veel lidstaten deze aanpak helaas nog niet volledig, waardoor sportactiviteiten en -beoefening in veel gevallen slechts worden behandeld als een recreatief verschijnsel.
3.6Door de COVID-19-crisis dreigt sportbeoefening beperkt of onmogelijk gemaakt te worden. Bij gebrek aan specifieke “innovatieve” maatregelen om de problemen doeltreffend aan te pakken en te komen tot oplossingen, zal de aaneenschakeling die de sociale en economische dimensie van deze kritieke situatie kenmerkt, rampzalige gevolgen hebben en bepaalde activiteiten beperken die van essentieel belang zijn om de levenskwaliteit, het welzijn en de gezondheid van mensen te waarborgen. Deze situatie brengt niet alleen het voortbestaan van een groot aantal organisaties, verenigingen en ondernemingen in de sportsector in gevaar, maar vormt ook een sociaal probleem (met betrekking tot de levenskwaliteit) en een economisch probleem (aangezien mensen die met deze activiteiten in hun levensonderhoud voorzien geen inkomsten meer genereren). Evenzo verkeren veel mensen door de crisis in financiële problemen waardoor zij hun eigen sportactiviteiten of die van hun kinderen niet langer kunnen betalen, met alle negatieve gevolgen van dien voor hun lichamelijk welzijn en gezondheid.
3.7Voor kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals personen met een handicap, zorgen de risico’s van sportdeprivatie voor een verslechtering van andere reeds kritieke situaties die in sommige lidstaten systemische beperkingen met zich meebrengen. Vanuit het oogpunt van de geestelijke gezondheid is de actieve deelname van gebruikers, gezinsleden, begeleiders, burgers en sportverenigingen aan speciale diensten en voorzieningen sterk verminderd door de pandemie, waardoor mensen met een verstandelijke beperking verstoken bleven van sport als middel om sociale relaties op te bouwen en te onderhouden en het isolement en de marginalisering waar zij mee te maken hebben als gevolg van hun ziekte, te bestrijden. Het collectief welzijn gaat iedereen aan en niet alleen behandelaars en mensen die behandeld worden.
3.8Aangezien de mogelijkheden om sociale contacten te onderhouden ernstig zijn beperkt, vooral voor kinderen en jongeren, moeten weer mogelijkheden worden gecreëerd om aan sport, lichaamsbeweging, onderwijs en opleiding te doen, waarbij de veiligheid van de betreffende locaties centraal moet staan om de kinderen en jongeren te beschermen. De sportwereld is een plek waar vele kinderen, jongeren en hun opvoeders, coaches en trainers elkaar dagelijks ontmoeten. Deze omgeving is een van de meest delicate voor de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van de sporters, die specifieke beleidsmaatregelen vereist zodat zij in een beschermde omgeving alle vruchten kunnen plukken die de sportbeoefening biedt. Sport voor iedereen mag niet betekenen: sport tegen elke prijs.
3.9Regelmatige lichaamsbeweging is ook van belang voor actief ouder worden en kan een sleutelrol spelen bij de verbetering van de functionele vermogens van ouderen en hun levenskwaliteit. Bovendien worden de effecten van lichaamsbeweging versterkt als ouderen tegelijkertijd deelnemen aan sociale en productieve activiteiten. Sport helpt dus op een preventieve manier om werknemers gezond en fit te houden zodra zij met pensioen gaan.
3.10Om lichaamsbeweging te ontwikkelen voor zoveel mogelijk burgers zijn ook sociale en maatschappelijke innovaties nodig. Daarbij is een hoofdrol weggelegd voor het maatschappelijk middenveld en de sociale partners. Belangrijke factoren zijn dagelijkse lichaamsbeweging, afstemming op het dagritme van werknemers, studenten en leerlingen en de aanwijzing van plaatsen waar ouders tegelijk kunnen sporten met de kinderen die zij begeleiden. Dankzij de pandemie hebben we het sporten in de buitenlucht herontdekt, en dat kan vernieuwende ontwikkelingen bevorderen, zoals sport in de stad en op het platteland, om gebieden nieuw leven in te blazen en de mogelijkheden ervan te benutten. Er bestaat een grote behoefte aan sociale innovatie en die behoefte moet worden verwezenlijkt en gestimuleerd teneinde oplossingen te vinden voor het feit dat de meeste mensen geen tijd hebben om te sporten, ook als ze dat graag zouden willen.
3.11Bij de ontwikkeling van collectieve programma’s voor werknemers en voor alle burgers moet veel aandacht uitgaan naar de rol van particuliere sportfaciliteiten in de omgeving, die alles in huis hebben om de samenwerking aan te gaan met het bedrijfsleven en andere structuren (zoals woonlocaties voor personen met een handicap) van maatschappelijke organisaties.
3.12In dit verband is voor het maatschappelijk middenveld en alle sociale partners een essentiële taak weggelegd. Door maatschappelijke betrokkenheid en de sociale dialoog te bevorderen kunnen zij strategieën voor het welzijn op de werkplek bevorderen, ook in collectieve overeenkomsten, campagnes opzetten om werknemers lid te laten worden van fitness- en/of sportclubs, werknemers in de sportsector stimuleren om op te komen voor hun belangen en pauzes op het werk invoeren om aan lichaamsbeweging te doen. De rol die gezondheidswerkers en leerkrachten die met jonge kinderen werken spelen bij de voorlichting over en de bevordering van sportbeoefening moet worden benadrukt en versterkt om een nieuwe cultuur tot stand te brengen en sportstimulansen te creëren voor werkgevers.
3.13Kijkend naar de genderdimensie vormt het Europees Handvest van vrouwenrechten in de sport een goed uitgangspunt om mensen te blijven voorlichten over verschillen en nieuwe activiteiten uit te proberen, om de dialoog en de samenwerking tussen verschillende actoren voort te zetten, met name op communicatiegebied, gelet op de nauwe contacten die sinds lange tijd bestaan tussen vrouwen en de media, om een respectvol en nauwkeurig taalgebruik in de journalistiek te bevorderen, gericht op sportbeoefening die elke vorm van geweld, discriminatie en economische ongelijkheid bestrijdt en op een bewegingscultuur die voor iedereen toegankelijker wordt.
4.Sport in de Agenda 2030
4.1Sport is een universele uitingsvorm die mannen en vrouwen, volkeren en culturen verbindt en die draait om universaliteit en harmonie. Sport is een fundamenteel ondersteunend instrument bij de omschakeling naar een samenleving waarin meer aandacht is voor duurzaamheid; sport kan helpen om de Agenda 2030-doelstellingen te bereiken door de beginselen van respect, begrip, integratie en dialoog te huldigen en aldus bij te dragen tot de ontwikkeling en ontplooiing van het individu, ongeacht leeftijd, geslacht, afkomst, geloofsovertuiging en opvattingen.
4.2Hoewel sport duidelijk een overkoepelende functie vervult met het oog op de verwezenlijking van de Agenda 2030-beginselen, is het eveneens duidelijk dat sommige van de 17 doelstellingen van de Agenda 2030 meer dan andere kunnen profiteren van de voordelen die de sport biedt.
4.3De EU heeft pas relatief kortgeleden, pas bij de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, bevoegdheden gekregen op het gebied van sport. De EU is verantwoordelijk voor een empirische beleidsvorming en voor het bevorderen van de samenwerking en het beheer van initiatieven ter ondersteuning van lichaamsbeweging en sport in Europa. In de periode 2014-2020 werd in het kader van het Erasmus+-programma voor het eerst een specifieke begrotingslijn gecreëerd ter ondersteuning van sportprojecten en -netwerken. In de periode 2021-2027 zullen de EU-maatregelen ter ondersteuning van sport worden gehandhaafd en versterkt.
5.Sport en het cohesiebeleid
5.1De EU streeft naar eerlijkere, opener sportcompetities en een betere bescherming van de geestelijke en lichamelijke integriteit van sporters, met inachtneming van het specifieke karakter van sport. De EU houdt zich op sportgebied bezig met de volgende terreinen: 1) de maatschappelijke rol van sport; 2) de economische dimensie van sport; en 3) het politieke en wettelijke kader van de sector. Naast de maatregelen die worden ondersteund via direct beheerde financiële instrumenten bevordert de EU op deze terreinen het gebruik en de aanvullende mogelijkheden van het cohesiebeleid.
5.2Sport en lichaamsbeweging zijn in staat gebleken om zeer uiteenlopende sociale groepen te bereiken, verschillen te overbruggen en lokale gemeenschappen samen te brengen, alsook om uitgesloten sociale groepen te betrekken bij het gemeenschapsleven. Bovendien kunnen sportprojecten bijdragen tot een reeks beleidsdoelstellingen: het stimuleren van innovatie, het bevorderen van stadsvernieuwing, het ondersteunen van plattelandsontwikkeling en het bijdragen tot binnenlandse investeringen in de regio’s van Europa.
6.Sport en het Wereldactieplan voor lichaamsbeweging van de WHO 2018-2030
6.1In het Wereldactieplan voor lichaamsbeweging 2018-2030 zijn strategische doelstellingen geformuleerd om via beleidsmaatregelen de wereldwijde prevalentie van lichamelijke inactiviteit onder volwassenen en adolescenten uiterlijk in 2030 met 15 % te verminderen. In het plan wordt benadrukt dat er een sectoroverschrijdende, holistische benadering en investeringen in sociaal, cultuur-, economisch, milieu-, onderwijs-, en ander beleid nodig zijn om lichaamsbeweging te bevorderen en bij te dragen tot het halen van tal van de duurzameontwikkelingsdoelen voor 2030. In de strategieën voor de uitvoering van het plan moet rekening worden gehouden met alle factoren die bepalend zijn voor de leefstijl en bijdragen tot de uitvoering van doeltreffende gezondheidsbevorderende acties in het kader van een sectoroverschrijdende en geïntegreerde aanpak.
6.2De bevordering van lichaamsbeweging is een complex vraagstuk dat zeker op nationaal niveau krachtig leiderschap en beleidsmaatregelen van de gezondheidssector vereist, alsook een sterke wisselwerking met andere sectoren, zoals onderwijs, cultuur, vervoer, stadsplanning en de economie. Om lichaamsbeweging te bevorderen en een zittende leefstijl te ontmoedigen is het essentieel de omgevingsgerelateerde, sociale en individuele aspecten van lichamelijke inactiviteit aan te pakken en doeltreffende en duurzame acties uit te voeren via nationale, regionale en lokale samenwerking tussen sectoren. Daarbij moeten via een sectoroverschrijdende aanpak maatregelen worden genomen om ongezond gedrag te veranderen, zowel door aandacht te besteden aan de leefstijl van het individu als door gunstige sociale en omgevingsvoorwaarden te scheppen.
7.Van strategie naar praktijk
7.1Hoewel sport en lichaamsbeweging een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van de ontwikkelings-, duurzaamheids- en cohesiedoelen, is het nog steeds uiterst lastig om initiatieven ter bevordering en valorisatie van sport in aanmerking te laten komen voor en toegang te bieden tot Europese fondsen. Dit komt voornamelijk doordat sport in de verordeningen die ten grondslag liggen aan het cohesiebeleid 2021-2027 niet is aangemerkt als duidelijk investeringsgebied. Een duidelijke vermelding van sport in de uitvoeringsprogramma’s van het cohesiebeleid zou niet alleen een duidelijk traject voor deze financieringsstromen voor sport bieden, maar zou het voor de beheersautoriteiten van de fondsen ook makkelijker maken om positief te oordelen over projecten met betrekking tot sport en lichaamsbeweging.
7.2Om het strategische belang van sport bij de uitvoering van de ontwikkelings- en cohesiestrategieën duidelijk te maken, is een bijlage opgenomen met een analyse van de samenhang tussen de doelstellingen van de Agenda 2030 en van het cohesiebeleid 2021-2027 en met mogelijke acties die door middel van sport kunnen worden uitgevoerd.
Brussel, 24 maart 2022.
Christa SCHWENG
Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
_____________