NL

ECO/665

Investeringen en hervormingen voor het concurrentievermogen en een kapitaalmarktenunie

ADVIES

Afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Investeringen en hervormingen om het Europese concurrentievermogen te stimuleren en een kapitaalmarktenunie tot stand brengen

(verkennend advies op verzoek van het Europees Parlement)

Contact

eco@eesc.europa.eu

Administrateur

Sergio LORENCIO MATALLANA

Datum document

15/4/2025

Rapporteur: Dominika BIEGON

Rapporteur: Antonio GARCÍA DEL RIEGO

Rapporteur: Giuseppe GUERINI

Adviseurs

Samuel CORNELLA (voor de rapporteur van groep I)

Christian STIEFMÜLLER (voor de rapporteur van groep II)

Patricia RODRÍGUEZ FERNÁNDEZ DE CASTRO (voor de rapporteur van groep I)

Veronique ORMEZZANO (voor groep I)

Daniel MERTENS (voor groep II)

Raadpleging

Europees Parlement, 21/1/2025

Rechtsgrond

Artikel 304 VWEU

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

15/4/2025

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

75/1/3

Goedkeuring door de voltallige vergadering

D/M/YYYY

Zitting nr.

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

…/…/…



1.Conclusies en aanbevelingen

1.1De EU heeft ambitieuze doelen op het gebied van een eerlijke transitie, digitalisering, veerkracht, strategische autonomie, duurzaam concurrentievermogen en de behoefte aan veiligheid en defensie als gevolg van geopolitieke ontwikkelingen. Het EESC wijst er echter op dat tekortschietende financiering de achilleshiel blijft van het ambitieuze streven van de EU om de EU en de eengemaakte markt klaar te maken voor de toekomst.

1.2Om de kloof op het gebied van overheidsinvesteringen te dichten, pleit het EESC voor de volgende maatregelen: i) de oprichting van een EU-investeringsfonds voor concurrentievermogen en veerkracht, dat deel moet uitmaken van het volgende meerjarig financieel kader (MFK); ii) meer cofinanciering voor programma’s zoals de structuurfondsen in het komende MFK van de EU, aangezien dit dubbel zou renderen, waardoor meer Europese financiering kan worden geflankeerd door meer nationale cofinanciering, zonder dat dit in strijd is met de nieuwe begrotingsregels; en iii) een gerichte herziening van Verordening 2024/1263 om groeibevorderende overheidsinvesteringen te stimuleren die bijdragen tot het concurrentievermogen en de veerkracht van de EU-economieën.

1.3De beperkte omvang van de EU-begroting vereist innovatieve methoden om investeringen in strategische sectoren, industriële transformatie en “niet-bankabele” projecten te vergemakkelijken. Uitbreiding van het InvestEU-programma is een belangrijk onderdeel van deze begrotingsaanpak. Het is echter belangrijk om na te denken over de beperkingen van deze aanpak, zoals de reproductie van bestaande regionale ongelijkheden. Voorts onderstreept het EESC dat elke verdere aanwending van de EU-begroting om particuliere investeringen te mobiliseren via financiële instrumenten gepaard moet gaan met transparante en afdwingbare prestatie- en duurzaamheidscriteria, alsook met effectbeoordelingen, die cruciaal zijn voor een succesvol industriebeleid en een efficiënt gebruik van de overheidsmiddelen. Het EESC voegt hieraan toe dat de EIB haar directe investeringen in bepaalde (schone)technologiebedrijven zou moeten uitbreiden, vooral indien deze onvoldoende financiering uit de particuliere sector ontvangen. Er moeten ook langetermijnprojecten worden gefinancierd om de emissiereductiedoelstellingen te halen.

1.4Het EESC wijst erop dat het van strategisch belang is om de kapitaalmarktenunie (KMU) te voltooien en er tegelijkertijd voor te zorgen dat kleine spaarders worden beschermd, dat de stabiliteit van de financiële markten niet wordt beperkt en dat de doelstellingen van pensioensparen geëerbiedigd worden. Met de oprichting van een spaar- en investeringsunie (SIU), een combinatie van de KMU en de bankenunie, moeten de structurele problemen van de financiële sector in de EU worden aangepakt en passende en pragmatische oplossingen worden uitgewerkt.

1.5Meer concreet zou volgens het EESC het bevorderen van toezichtconvergentie en het versterken van de rol van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s) hoog op de SIU-agenda moeten staan. Overwogen moet worden of de Europese Bankautoriteit (EBA), de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Eiopa) meer bevoegdheden moeten krijgen op het gebied van harmonisatie en toezicht. Er is ook behoefte aan rechtstreeks toezicht door de ESMA op beheerders van marktinfrastructuren met forse grensoverschrijdende activiteiten, zoals centrale effectenbewaarinstellingen en centrale tegenpartijen. Het EESC beveelt een gefaseerde aanpak aan, omdat het meent dat de ESMA momenteel niet in staat is om het rechtstreekse toezicht op een groot aantal financiële spelers op zich te nemen. Tegelijkertijd moeten hervormingen in het bestuur van de ESMA en haar relatie met de nationale bevoegde autoriteiten worden doorgevoerd om een mogelijke verdere stap in de integratie van het toezicht voor te bereiden zodra aan de voorwaarden is voldaan.

1.6Institutionele beleggers zoals verzekeraars en pensioenfondsen spelen een essentiële rol in het financiële systeem van de EU. In tegenstelling tot andere institutionele beleggers is hun mandaat echter veel breder en omvat het de bescherming van polishouders en pensioenspaarders tegen risico’s die verder gaan dan financiële risico’s. Deze specifieke mandaten vereisen een benadering van het nemen van risico’s die niet alleen wordt bepaald door financieel rendement. Dit gezegd zijnde, is het EESC ingenomen met het voorstel van de Commissie om de criteria te specificeren voor de gunstige prudentiële behandeling van langetermijnbeleggingen in aandelen in de gedelegeerde handeling in het kader van Solvabiliteit II.

1.7Het EESC benadrukt dat het pensioenbeleid in de eerste plaats tot doel heeft werknemers op hun oude dag optimale sociale zekerheid te bieden. Openbare pensioenregelingen zijn de beste manier om deze sociaal-politieke opdracht tot een goed einde te brengen. Met het oog hierop is het EESC van mening dat de uitbreiding en versterking van collectief overeengekomen bedrijfspensioenregelingen (pijler 2), met een minimumbijdrage van de werkgever, waarop wordt toegezien door een overheidsinstantie die bindende en duurzame investeringsrichtsnoeren toepast, een stap in de goede richting zou kunnen zijn, mits dit zo gebeurt dat het de openbare pensioenstelsels aanvult en niet ondermijnt.

1.8Volgens het EESC kan een verdere verbetering van de werking van de securitisatiemarkt de beleggingsmogelijkheden voor beleggers doen toenemen, en bijdragen aan de vooruitgang van de KMU. Inspanningen om securitisatie in de EU te stimuleren moeten zich concentreren op het produceren van aantoonbare voordelen in termen van aanvullende financiering voor de reële economie. Securitisatie moet, naast andere instrumenten voor vreemd vermogen, een aanvullende rol spelen, zoals gedekte obligaties.

2.Algemene opmerkingen

2.1Inleiding en context

2.1.1De EU heeft ambitieuze doelen op het gebied van een eerlijke transitie, digitalisering, veerkracht, strategische autonomie, duurzaam concurrentievermogen en de behoefte aan veiligheid en defensie als gevolg van geopolitieke ontwikkelingen. Het EESC wijst er echter op dat tekortschietende financiering de achilleshiel blijft van het ambitieuze streven van de EU om de EU en de eengemaakte markt klaar te maken voor de toekomst.

2.1.2In dit verband merkt het EESC op dat de investeringskloof in verband met de groene transitie tot 2030 jaarlijks ongeveer 4 % van het bbp bedraagt 1 . De investeringsvereisten zijn echter nog hoger als ook rekening wordt gehouden met andere belangrijke politieke doelstellingen en uitdagingen, zoals i) de digitale transformatie; ii) het vergroten van de economische veerkracht door de productie in de EU te verankeren en het concurrentievermogen van alle sectoren, met inbegrip van de dienstensector, te verbeteren; iii) sociale investeringen bijvoorbeeld, in fundamentele onderdelen van het overheidsbeleid, essentiële diensten zoals gezondheidszorg, en opleiding en vaardigheden; en iv) de afzonderlijke uitdagingen op het gebied van milieubescherming, zoals de bestrijding van de biodiversiteitscrisis, alsook de behoefte aan investeringen in klimaatadaptatie, die met de dag urgenter worden. Daarnaast is in de afgelopen maanden met de ommezwaai van de regering-Trump in het defensiebeleid te midden van ernstige geopolitieke spanningen duidelijk geworden dat er dringend actie moet worden ondernomen om meer te investeren in onze defensiecapaciteit.

2.1.3Een aanzienlijke hoeveelheid publieke financiële middelen is nodig voor overheidsinvesteringen en om aan te zetten tot particuliere investeringen in gebieden waar koolstofneutrale oplossingen nog niet rendabel zijn, alsook in strategische sectoren waar de productie anders in handen zou komen van geo-economische concurrenten elders ter wereld.

2.1.4Overheidsmiddelen zijn cruciaal voor investeringen in infrastructuur en in andere collectieve goederen waarvoor marktspelers veel minder stimuli kunnen bieden, maar die voor hen wel een gunstig klimaat tot stand kunnen brengen om te floreren en investeren. Hoewel particuliere investeringen cruciaal zijn voor de financiering van de transitie in de EU gaan de meeste studies ervan uit dat het aandeel overheidsfinanciering tussen de 25 à 60 % moet zijn, afhankelijk van de sector 2 . Kortom, het tekort aan overheidsinvesteringen bedraagt ten minste 1,25 % van het bbp per jaar 3 .

2.2Publieke financiering: meer begrotingsmiddelen om investeringen vrij te maken

2.2.1Naar aanleiding van de eerste verklaringen van de Europese Commissie over de mogelijkheid om een fonds voor concurrentievermogen op te richten, stelt het EESC voor om een EU‑investeringsfonds in het leven te roepen als onderdeel van het volgende MFK. Bedoeling hiervan zou moeten zijn om financiële middelen te verschaffen voor investeringsprojecten die van strategisch Europees belang zijn. Het EESC heeft vijf investeringsgebieden in kaart gebracht voor een toekomstig EU-investeringsfonds: i) grensoverschrijdende infrastructuurprojecten; ii) investeringen met het oog op de voltooiing van de energie-unie; iii) investeringen ter versterking van het concurrentievermogen van de Europese industrieën; iv) sociale investeringen, bijv. in onderwijs en opleiding; en v) de behoefte aan veiligheid en defensie als gevolg van de geopolitieke ontwikkelingen. Dit fonds moet in de eerste plaats gericht zijn op ondersteuning van de lidstaten bij het bereiken van een duurzaam niveau van overheidsinvesteringen en vergroting van het concurrentievermogen en de veerkracht van de EU-economie.

2.2.2Het EESC is van mening dat het EU-investeringsfonds moet worden gefinancierd met een mix van middelen, waaronder bijdragen van de lidstaten, nieuwe eigen middelen en de gemeenschappelijke uitgifte van EU-schuldpapier, die tijdens de pandemie met succes is geïntroduceerd als innovatief instrument en opnieuw zou kunnen worden ingezet om het duurzame concurrentievermogen en de veerkracht van de eengemaakte markt te financieren 4 . In dit verband herhaalt het EESC en staat het volledig achter de oproep van de Commissie aan de Raad om “de werkzaamheden met betrekking tot nieuwe eigen middelen met spoed te hervatten” 5 .

2.2.3Naast aanvullende financiering op EU-niveau zal de EU het gebruik van overheidsfinanciering op nationaal niveau moeten stimuleren om in de investeringsbehoeften te voorzien. In dit verband stelt het EESC voor dat de EU-instellingen gebruikmaken van de bepalingen in artikel 2, lid 2, van Verordening 2024/1263 6 , op grond waarvan nationale medefinanciering van EU-programma’s niet wordt meegeteld in het netto-uitgavenpad binnen het nieuwe EU‑begrotingskader.

2.2.4Het EESC hoopt dat medegefinancierde programma’s zoals de structuurfondsen in het komende MFK van de EU zullen worden uitgebreid. Dit zou dubbel lonend zijn: meer Europese financiering kan worden geflankeerd door meer nationale medefinanciering, zonder in conflict te komen met de nieuwe begrotingsregels. De bovengenoemde bepaling in Verordening 2024/1263 7 moet worden gebruikt om een door de EU geleide investeringsagenda te bevorderen.

2.2.5Het EESC is ingenomen met het voornemen van de Commissie om de Raad aan te bevelen als onmiddellijke maatregel de nationale ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact in werking te stellen teneinde hogere militaire uitgaven mogelijk te maken. Het EESC betreurt het echter dat de speelruimte voor de financiering van overheidsinvesteringen zeer beperkt blijft. Dit is economisch niet haalbaar en kan politieke weerstand oproepen. Het EESC stelt een gerichte herziening van Verordening 2024/126 8 voor om voorrang te geven aan groeibevorderende overheidsinvesteringen die bijdragen tot het concurrentievermogen en de veerkracht van de EU-economieën.

2.3Particuliere financiering: particuliere investeringen mobiliseren met overheidssteun – de rol van de EIB

2.3.1Het EESC onderschrijft dat de huidige situatie vraagt om een alomvattend pakket maatregelen om particuliere investeringen vrij te maken, waaronder zowel een gericht en strategisch gebruik van de instrumenten die de EIB ter beschikking stelt, als aan sociale voorwaarden gekoppelde steun en subsidies voor bedrijven.

2.3.2De EIB profiteert van een breed netwerk van partners, waardoor zij toegang heeft tot een rijk aanbod van projecten. De capaciteit van de EIB moet worden uitgebreid in overeenstemming met de extra investeringsbehoeften, ook op het gebied van schuldproducten, garanties en eigenvermogensinstrumenten via het Europees Investeringsfonds.

2.3.3Tegelijkertijd moet de EIB zich meer richten op lacunes op de markt waar geen particuliere financiering beschikbaar is, haar producten sneller op de markt brengen en haar huidige versnipperde “catalogus” van mandaten stroomlijnen teneinde bedrijven meer zichtbaarheid te bieden.

2.3.4De beperkte omvang van de EU-begroting vereist innovatieve methoden om investeringen in strategische sectoren, industriële transformatie en “niet-bankabele” projecten te vergemakkelijken. Het gebruik van garanties en uitbreiding van het InvestEU-programma is belangrijk. Het is echter belangrijk om na te denken over de beperkingen van een dergelijke aanpak, want de doeltreffendheid ervan hangt af van de capaciteit van de uitvoerende partners en financiële intermediairs.

2.3.5Het toewijzen van middelen met behulp van de EU-begroting kan ertoe leiden dat bestaande regionale ongelijkheden worden vergroot. Daar zij vraaggestuurd zijn, benadelen bepaalde fondsen en programma’s lidstaten en regio’s die geen projectpijplijn of grotere kapitaalmarkten hebben 9 . Om investeringsmiddelen in de EU vrij te maken, moeten ook de restricties ten aanzien van het nationale begrotingsbeleid en staatssteun worden versoepeld. Er moet voor worden gezorgd dat de actieplannen van de SIU bijdragen tot het verminderen van ongelijkheden en dat daarbij de nadruk wordt gelegd op het waarborgen van de cohesie, die een hoeksteen van de eengemaakte markt blijft.

2.3.6Elke verdere toepassing van de EU-begroting om particuliere investeringen te mobiliseren via financiële instrumenten moet gepaard gaan met transparante en afdwingbare prestatie- en duurzaamheidscriteria en met effectbeoordelingen. Al met al moet ook het vraagstuk van moreel risico zorgvuldig worden overwogen.

2.3.7Volgens het EESC kunnen projecten met een hoger risico en transitieprojecten op lange termijn worden ondersteund door voort te bouwen op de capaciteit van de EIB, het Europees Investeringsfonds en nationale stimuleringsbanken en instellingen, en deze capaciteit uit te breiden. Met name investeringen in eigen vermogen door publieke en private entiteiten vormen een belangrijk financieringsalternatief voor start-ups, scale-ups en gevestigde ondernemingen, en blijven een onderbenutte bron die het concurrentievermogen van de EU kan versterken.

2.3.8In dit opzicht moeten de middelen worden uitgebreid teneinde financiële instellingen in staat te stellen om hiervan werk te maken. De voorgestelde verhoging van de begrotingsgarantie voor InvestEU is een goede zaak. Het EESC zou echter graag zien dat de hierboven genoemde voorwaarden voor het aantrekken van particuliere investeringen met overheidsgeld van toepassing zijn. Verder benadrukt het EESC dat elke vereenvoudiging van administratieve vereisten niet ten koste mag gaan van een doelgericht en correct gebruik van middelen. Daarnaast is betere coördinatie tussen supranationale instellingen (horizontaal) en nationale instellingen (verticaal) van cruciaal belang om de slagkracht te vergroten, bijvoorbeeld door voort te bouwen op beste praktijken en expertise in de lidstaten. Ook wat dit betreft moet er bij de opzet van specifieke programma’s rekening worden gehouden met de gevaren die ongelijkheden tussen de financiële ecosystemen van de lidstaten en zwakke voorwaarden met zich meebrengen.

2.3.9Het EESC voegt hieraan toe dat de EIB haar directe investeringen in bepaalde (schone)technologiebedrijven die onvoldoende financiering uit de particuliere sector ontvangen, zou moeten uitbreiden. Langetermijnprojecten moeten ook blijvend worden gefinancierd om de emissiereductiedoelstellingen te halen. Op die manier kunnen investeringsdoelen voor de langere termijn worden nagestreefd en kan de politieke controle worden versterkt door middel van investeringsrichtsnoeren en transparante effectbeoordelingen.

2.4Doorgaan met de spaar- en investeringsunie (SIU)

2.4.1Het EESC wijst erop dat het van strategisch belang is om de KMU te voltooien en er voor te zorgen dat kleine spaarders worden beschermd, dat de stabiliteit van de financiële markten niet wordt beperkt en dat de doelstellingen van pensioensparen geëerbiedigd worden 10 . Met de oprichting van een spaar- en investeringsunie (SIU), een combinatie van de KMU en de bankenunie, moeten de structurele problemen van de financiële sector in de EU worden aangepakt en passende en pragmatische oplossingen worden uitgewerkt. De versnippering van de financiële markten in de EU langs nationale grenzen blijft de belangrijkste belemmering voor grensoverschrijdende investeringen binnen de EU.

2.4.2Elk jaar worden honderden miljoenen euro’s spaargeld van Europeanen buiten de EU geïnvesteerd. Een belangrijk doel van de SIU zou moeten zijn om deze trend te keren door i) het rendement van EU-investeringen te verbeteren en ii) bij de opzet en uitvoering van het regelgevingskader gelijke concurrentievoorwaarden voor EU-marktdeelnemers te behouden ten opzichte van hun grote internationale concurrenten.

2.4.3Het EESC wil ook benadrukken dat bij het opzetten van de SIU de belangen en grondrechten van de EU-burgers voorop moeten staan. De unie moet gestoeld zijn op de hoogste normen voor marktintegriteit en consumentenbescherming. Daarbij moet het nemen van verantwoorde risico’s worden aangemoedigd. Dit omvat kwaliteitstoezicht en geldt ook voor de gemeenschappelijke Europese dataruimten voor financiële diensten, waarvan de onmiskenbare voordelen moeten worden afgewogen tegen de grondrechten van EU-burgers op privacy en gegevensbescherming, zonder dat dit onnodige kosten met zich meebrengt.

2.5Verbetering van de toegang van huishoudens tot hoogwaardige, duurzame en veilige beleggingsopties voor de lange termijn

2.5.1Naast andere factoren die de deelname van kleine beleggers aan de financiële markten beperken, worden kleine beleggers geconfronteerd met vergoedingen die 40 % hoger liggen dan die van institutionele beleggers 11 , deels als gevolg van verschillen in nalevings- en distributiekosten. Mede hierdoor is beleggen in financiële activa onaantrekkelijk geworden voor huishoudens. Het EESC gaat ervan uit dat een vlottere grensoverschrijdende concurrentie financiële intermediairs zal aanmoedigen om lagere commissies te vragen. Tegelijkertijd waarschuwt het EESC ervoor dat macro-economische risico’s in toenemende mate worden afgewenteld op huishoudens met lage en middeninkomens door het nemen van risico’s te stimuleren ten koste van de noodzakelijke besparingen uit voorzorg. Het EESC wijst op de complexiteit van de informatie die huishoudens ontvangen, met name over complexe, ondoorzichtige fondsen.

2.5.2Het EESC is voorstander van doelgerichte initiatieven om de versnippering van de EU-markten en de infrastructuur van de financiële markten tegen te gaan. Dit kan aanzienlijk helpen om de binnenlandse markten aantrekkelijker te maken voor Europese huishoudens. In de VS zijn handelsplatforms en andere marktinfrastructuurvoorzieningen steviger verankerd, wat tot uiting komt in een betere liquiditeit, meer transparantie vóór en na de handel, efficiëntere prijsvorming, snellere afwikkeling en lagere transactiekosten.

2.5.3Nu de laatste hand wordt gelegd aan de strategie voor retailbeleggingen verzoekt het EESC de medewetgevers ervoor te zorgen dat huishoudens toegang hebben tot een breed scala aan hoogwaardige en kostenefficiënte spaar- en investeringsoplossingen die tegen transparante en concurrerende prijzen worden aangeboden, alsook tot transparante informatie over risico’s en duurzaamheid, geschraagd door uitgebreide maar toegankelijke informatie en voorlichting en desgewenst deskundig advies, zonder afbreuk te doen aan het niveau van beleggersbescherming dat is vastgelegd in relevante EU- en nationale wetgeving, met name de richtlijn markten voor financiële instrumenten (MiFID).

2.5.4Het EESC onderschrijft dat het kanaliseren van particuliere spaargelden naar duurzame langetermijninvesteringen een hoofddoelstelling van de agenda van de SIU zou moeten zijn. Daartoe is het EESC van mening dat de uitbreiding en versterking van collectief overeengekomen bedrijfspensioenregelingen (pijler 2), met een minimumbijdrage van de werkgever, waarop wordt toegezien door een overheidsinstantie die bindende en duurzame investeringsrichtsnoeren toepast, een stap in de goede richting zou kunnen zijn, mits dit zo gebeurt dat het de openbare pensioenstelsels aanvult en niet ondermijnt.

2.5.5Tegelijkertijd benadrukt het EESC dat het pensioenbeleid in de eerste plaats tot doel heeft werknemers op hun oude dag optimale sociale zekerheid te bieden. Openbare pensioenregelingen zijn de beste manier om deze sociaal-politieke opdracht tot een goed einde te brengen. Gevestigde systemen in de lidstaten mogen niet onder druk worden gezet. Evenzo mogen nieuwe initiatieven in het kader van de SIU lidstaten niet onder druk zetten om de spaarquote te verhogen door te bezuinigen op sociale zekerheid en diensten van algemeen belang of door kapitaalmarktinstrumenten in deze stelsels te integreren.

2.5.6Het EESC is van mening dat aanvullende particuliere pensioenregelingen (pijler 3) volledig overdraagbaar zouden moeten zijn tussen de lidstaten. Helaas is het pan-Europees pensioenproduct (PEPP) slechts in beperkte mate geaccepteerd. Het EESC verzoekt de Commissie zich te baseren op de voorstellen van Eiopa. Het EESC erkent echter dat de herlancering van het PEPP, een product dat gericht is op een kleine groep EU-burgers, voornamelijk expats, waarschijnlijk geen oplossing is die voor uitbreiding vatbaar is.

2.6Bevordering van toezichtconvergentie en versterking van de rol van de ETA’s

2.6.1Een ander belangrijk punt is dat de architectuur voor het toezicht op de kapitaalmarkten van de EU versnipperd is. Het EESC erkent en waardeert de cruciale rol van de nationale bevoegde autoriteiten in het huidige kader. Tegelijkertijd zijn de verschillen tussen de regelgevingskaders en toezichtpraktijken van de lidstaten een belangrijke bron van regelgevingsarbitrage en wrijving die van invloed is op grensoverschrijdende investeringen op de eengemaakte markt. Zij maken ‘regelgevingsshopping’ door binnenkomende niet-EU-bedrijven of nieuwe spelers mogelijk en verminderen het vertrouwen in financiële producten.

2.6.2Het EESC zou graag zien dat er gedetailleerde voorstellen worden gedaan ter versterking van de rol van de ETA’s bij het waarborgen van toezichtconvergentie. Er moet gekeken worden naar de behoefte aan meer bevoegdheden op het gebied van harmonisatie en toezicht. Dit proces kan wijzigingen in het huidige regelgevingskader vereisen om i) inconsistenties in de uitvoering en toepassing van gemeenschappelijke regelgevingskaders in de lidstaten te verminderen, en ii) de bestuursstructuren en besluitvormingsprocessen van de ETA’s te herzien, met inbegrip van het vergroten van de handhavingsbevoegdheden.

2.6.3Het EESC zou ook graag gedetailleerde voorstellen zien voor rechtstreeks toezicht door ESMA op beheerders van marktinfrastructuren met forse grensoverschrijdende activiteiten, zoals centrale effectenbewaarinstellingen en centrale tegenpartijen. Het EESC beveelt een gefaseerde aanpak aan, omdat het meent dat de ESMA momenteel niet in staat is om het rechtstreekse toezicht op een groot aantal financiële spelers op zich te nemen. Tegelijkertijd moeten hervormingen in het bestuur van ESMA en haar relatie met de nationale bevoegde autoriteiten worden doorgevoerd om een mogelijke verdere stap in de integratie van het toezicht voor te bereiden als aan de voorwaarden is voldaan.

2.6.4De complexiteit van een meerlagige structuur voor regelgeving en toezicht komt tot uiting in overlappingen en redundanties, die de nalevingskosten voor financiële instellingen verhogen, bijvoorbeeld door dubbele rapportageverplichtingen en informatieverzoeken. Het EESC moedigt initiatieven van de Commissie en de ETA’s aan om de rapportage- en openbaarmakingsprocessen te stroomlijnen overeenkomstig het “eenmaligheidsbeginsel”, de centralisatie van toezichtinformatie en alomvattende regelingen voor gegevensuitwisseling tussen de ETA’s en de nationale bevoegde autoriteiten en het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme.

2.7Verbetering van de efficiëntie van de financiële regelgeving zonder de financiële stabiliteit in gevaar te brengen

2.7.1Na tien jaar is de bankenunie nog steeds niet voltooid. De huidige versnippering langs nationale grenzen belemmert bedrijven, maakt kapitaal en liquiditeit schaars en duur en vermindert de risicodeling in de particuliere sector. Het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme en het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme moeten duidelijk de bevoegdheid krijgen om grondig toezicht uit te oefenen op de banken die onder hun toepassingsgebied vallen, waarbij de toezichthouders van de lidstaat van ontvangst minder speelruimte krijgen.

2.7.2Financiële stabiliteit vereist een duidelijk, voorspelbaar en evenredig regelgevingskader.

2.7.3Het EESC is van mening dat de oprichting van een gemeenschappelijk Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS) de EU-burgers gelijke toegang tot hun deposito’s zou bieden in het geval van een faillissement. Om te beginnen moeten de nationale depositogarantiestelsels worden geharmoniseerd en volledig worden gefinancierd, wat nu niet het geval is. Het EESC wijst erop dat de totstandbrenging en stabiele werking van een EDIS onlosmakelijk verbonden is met de voltooiing van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (GAM). De afgelopen jaren is er flinke vooruitgang geboekt bij het opbouwen van de buffer van bail-inbaar vermogen, zoals de EBA heeft bevestigd in haar jongste dashboard over het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva 12 (MREL). Sommige aspecten van het afwikkelingskader moeten echter nog worden geregeld, met name de onderlinge afstemming van nationale afwikkelings- en insolventieprocedures, de volledige ratificatie van het ESM‑verdrag dat voorziet in een vangnet voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (GAF), en de kwestie van liquiditeit in afwikkeling, die in andere rechtsgebieden gewoonlijk wordt verstrekt door de desbetreffende centrale banken.

2.7.4Verzekeraars en pensioenfondsen spelen een essentiële rol in het financiële systeem van de EU. In tegenstelling tot andere institutionele beleggers is hun mandaat echter veel breder en omvat het niet alleen de bescherming van polishouders en pensioenspaarders maar ook financiële risico’s. Deze mandaten vereisen een benadering van het nemen van risico’s die niet alleen wordt bepaald door financieel rendement. Dit gezegd zijnde, verwelkomt het EESC schoorvoetend het voorstel van de Commissie om de criteria te specificeren voor de gunstige prudentiële behandeling van langetermijnbeleggingen in aandelen in de gedelegeerde handeling in het kader van Solvabiliteit II.

2.7.5De ontwikkeling van Eltif 2.0 zou een stap in de goede richting moeten zijn om investeringen in private equity voor de lange termijn te bevorderen. De invoering van deze herziene regelgeving moet nauwlettend worden gevolgd om ervoor te zorgen dat eventuele onbedoelde gevolgen worden ondervangen.

2.7.6Ook moet in aanmerking worden genomen dat er een aantal factoren zijn waardoor liquiditeit wegstroomt uit de EU-kapitaalmarkten. De autoriteiten moeten de kwaliteit en beschikbaarheid van liquiditeit in EU-aandelen nauwlettend in de gaten houden om ervoor te zorgen dat toekomstige ontwikkelingen van het regelgevingskader gebaseerd zijn op een grondig begrip van de marktmechanismen.

2.7.7Het EESC is van mening dat een verdere verbetering van de werking van de securitisatiemarkt de beleggingsmogelijkheden voor beleggers kan doen toenemen, en de toegang tot krediet voor huishoudens en bedrijven kan uitbreiden. Securitisatie kan de KMU vooruit helpen. Inspanningen om securitisatie in de EU te stimuleren moeten zich concentreren op het produceren van aantoonbare voordelen in termen van aanvullende financiering voor de reële economie. Securitisatie moet een aanvullende rol spelen naast andere schuldkapitaalinstrumenten zoals gedekte obligaties, door mogelijkheden tot herfinanciering te bieden voor bepaalde categorieën activa, en als instrument voor risicobeheer.

2.7.8Sommige lidstaten overwegen een vrijwillige 28e regeling om versnippering aan te pakken 13 . Het toekomstige voorstel van de Commissie zal waarschijnlijk verschillende rechtstakken bestrijken, waaronder het vennootschaps-, het handhavings- en het insolventierecht, het recht inzake de financiële markt, het belasting- en het arbeidsrecht. Het EESC is niet gekant tegen het concept van zo’n 28e regeling op sommige gebieden, zoals de kapitaalmarkten, maar is fel tegen de opname van arbeidsrechtelijke bepalingen die de bescherming van werknemers en het sociale acquis van de EU zouden ondermijnen, met het risico dat de nationale wetgeving en de autonomie van de sociale partners worden omzeild.

Brussel, 15 april 2025.

De voorzitter van de afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Ioannis VARDAKASTANIS

_____________