NL

INT/1062

Verbetering van de onderzoeksveiligheid

ADVIES

Afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie

Voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende verbetering van de onderzoeksveiligheid

[COM(2024) 26 final - 2024/0012 (NLE)]

Contact

int@eesc.europa.eu

Administrateur

Marco MANFRONI

Datum document

1/7/2024

Rapporteur: Stefano PALMIERI

Raadpleging

Europese Commissie, 29/5/2024

Rechtsgrond

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Interne Markt, Productie en Consumptie

Goedkeuring door de afdeling

26/6/2024

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

76/0/1

Goedkeuring door de voltallige vergadering

D/M/YYYY

Zitting nr.

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

…/…/…



1.Conclusies en aanbevelingen

1.1Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende de verbetering van de veiligheid bij de internationalisering van het onderzoek en de innovatie (O&I) op technologisch gebied, en is het ermee eens dat de lidstaten meer bewust moeten worden gemaakt van dit onderwerp en dat er tegelijkertijd maatregelen moeten worden genomen om de activiteiten van de lidstaten beter te coördineren.

1.2Het EESC is van mening dat openheid en verspreiding van kennis op zowel nationaal als internationaal niveau hoekstenen van onderzoek en innovatie zijn. Hoewel het EESC begrijpt dat de O&I-sector kwetsbaar is voor mogelijk kwaadwillige inmenging door statelijke en niet-statelijke actoren bij bepaalde internationale samenwerkingsactiviteiten op het gebied van O&I, is het van mening dat een billijk evenwicht moet worden gevonden tussen de behoefte aan veiligheid en de noodzaak om de internationale openheid van de sector te bewaren.

1.3Het EESC is van mening dat de maatregelen om de onderzoeksveiligheid te waarborgen, nooit in strijd mogen zijn met de volledige autonomie en vrijheid van onderzoek. Het EESC acht het van cruciaal belang dat het beginsel van de “verantwoorde vrijheid” van de O&I-actoren wordt geëerbiedigd via een doeltreffend, efficiënt en transparant zelfbestuur door de beroepsbeoefenaars in de sector.

1.4Het EESC zou graag zien dat de volledige autonomie van O&I zich ontwikkelt binnen een uniform en coherent referentiekader voor de EU-lidstaten.

1.5Volgens het EESC moet er worden gezorgd voor een verticale en horizontale multilevel governance die een zorgvuldige risicobeoordeling mogelijk maakt, naast doeltreffende handhavingsmaatregelen op het gebied van onderzoek, innovatie, hoger onderwijs en beroepsopleiding. Het EESC zou derhalve graag zien dat het Europees expertisecentrum inzake onderzoeksveiligheid niet alleen voor de coördinatie met andere nationale ondersteuningsstructuren zal zorgen, maar ook zal fungeren als fundamenteel platform voor het verzamelen en delen van documentatie over passende zorgvuldigheid (due diligence), risicobeoordeling en mogelijke alarmsituaties, met volledige inachtneming van de wederzijdse transparantie tussen de beroepsbeoefenaars in de O&I-sector. Ook zou het centrum opleidingen en opfriscursussen op het gebied van onderzoeksveiligheid moeten aanbieden.

1.6Hoewel het EESC had verwacht dat de aanbeveling meer specifieke richtsnoeren zou bevatten om de activiteiten van O&I-actoren te ondersteunen op het gebied van: i) passende zorgvuldigheid; ii) risicoprofilering; en iii) de ontwikkeling van memoranda van overeenstemming met internationale partnerorganisaties op het gebied van O&I, is het van mening dat deze lacune in een later stadium kan worden opgevuld via de toekomstige activiteiten van het Europees expertisecentrum voor onderzoeksveiligheid.

1.7De doelstelling om een veilige internationale samenwerking op het gebied van O&I te waarborgen mag nooit leiden tot discriminerende en/of oneerlijke praktijken ten aanzien van O&I-actoren of tot conflicten met de arbeidswetgeving of de bescherming van de arbeidsomstandigheden van werknemers van de Europese O&I-sector.

1.8Het EESC is van mening dat er passende cursussen moeten worden aangeboden aan beroepsbeoefenaars die werkzaam zijn in de sector, om methoden voor een verantwoorde internationalisering van onderzoek aan te reiken en een weloverwogen beoordeling van de veiligheidsrisico’s in de O&I-sector mogelijk te maken.

1.9Het EESC is bereid om samen met het Europees expertisecentrum voor onderzoeksveiligheid thematische vergaderingen te organiseren met beroepsbeoefenaars in de O&I-sector, maatschappelijke organisaties en de sociale partners van de betrokken categorieën.

1.10Met het oog op een grotere veiligheid van O&I acht het EESC het noodzakelijk om: i) de intellectuele eigendom van innovaties — gefinancierd met investeringen in O&I — die de nationale veiligheid kunnen waarborgen, te beschermen; ii) de screening van buitenlandse directe investeringen uit te breiden tot ondernemingen die betrokken zijn bij fusies en overnames in de tien kritieke technologiegebieden en de vervaardiging van producten voor tweeërlei gebruik.

2.Algemene opmerkingen

2.1De recente geopolitieke ontwikkelingen en mogelijke hybride dreigingen van statelijke en niet-statelijke actoren maken het noodzakelijk om te streven naar een open strategische autonomie voor de EU, niet alleen op het gebied van veiligheid en defensie maar ook in andere sectoren: economie (financiën, industrie, handel), energie, onderzoek en innovatie, informatie- en communicatietechnologieën, netwerken, enz. Het verbeteren van de veiligheid bij de internationalisering van O&I is volgens het EESC dan ook van het grootste belang om de goede werking van het globale veerkracht-ecosysteem van de EU te waarborgen 1 .

2.2Het EESC is het ermee eens dat openheid en vrije verspreiding van kennis — onder meer door internationalisering — essentiële kenmerken zijn van O&I. Dit zijn de succesfactoren die ervoor zorgen dat de O&I-sector zichzelf in stand kan houden, maar het zijn tegelijkertijd ook zwakke punten, omdat ze de sector kwetsbaar kunnen maken voor kwaadwillige inmenging en oneigenlijk gebruik. Daarom is het EESC van mening dat bij de genomen maatregelen een juist evenwicht moet worden gevonden tussen veiligheidsvereisten en de noodzaak om de internationale openheid van O&I te handhaven.

2.3Het EESC is van mening dat de maatregelen om de onderzoeksveiligheid te waarborgen, nooit in strijd mogen zijn met de volledige autonomie en vrijheid van onderzoek, en is het eens met de opmerking in het voorstel dat “de verantwoordelijkheid voor internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie in de eerste plaats ligt bij hogeronderwijsinstellingen en andere onderzoeksorganisaties”. In dit verband is het EESC van oordeel dat het beginsel van de “verantwoorde vrijheid” van de O&I-actoren te allen tijde moet worden geëerbiedigd via een doeltreffend, efficiënt en transparant zelfbestuur door de beroepsbeoefenaars in de sector.

2.4Het EESC is ingenomen met het voorstel om de veiligheid bij de internationalisering van O&I te vergroten door de activiteiten van de verschillende lidstaten beter te coördineren. Het EESC is van mening dat een aanbeveling van de Raad een geschikt instrument is om alle lidstaten daadwerkelijk bewust te maken van het probleem en tegelijkertijd te zorgen voor een doeltreffende coördinatie tussen de uitgevoerde acties. Het EESC hoopt dat bij de tweejaarlijkse verslaglegging in 2027 kan worden nagegaan of er al dan niet een juridisch bindend initiatief — een richtlijn of verordening — kan worden uitgewerkt om in de hele EU een uniforme, doeltreffende en coherente aanpak te waarborgen.

2.4.1Om te zorgen voor een daadwerkelijke versterking van O&I moeten alle lidstaten, zonder uitzondering, dezelfde veiligheidsniveaus garanderen. Wanneer sommige lidstaten zich minder bewust zijn van de gevaren en niet dezelfde veiligheidsnormen toepassen zou zich immers een gevaarlijk domino-effect kunnen voordoen.

2.5Het EESC is voorstander van een verticale (EU-, nationale, regionale) en horizontale (nationale structuren ter ondersteuning van de veiligheid van O&I, hogeronderwijsinstellingen, publieke en private onderzoeksorganisaties, nationale financieringsorganisaties, vakbonden, nationale veiligheidsinstanties, enz.) multilevel governance om te zorgen voor een zorgvuldige risicobeoordeling en de vaststelling van doeltreffende handhavingsmaatregelen voor verschillende activiteiten op het gebied van onderzoek, innovatie, hoger onderwijs en beroepsopleiding. In dit verband hoopt het EESC dat het Europees expertisecentrum voor onderzoeksveiligheid zal instaan voor de coördinatie van de verticale multilevel governance door de samenhang van de door de lidstaten uitgevoerde acties te waarborgen door middel van een uniforme en coherente aanpak en door duidelijke beginselen en verantwoordelijkheden vast te stellen voor de O&I-gemeenschap.

2.5.1Het EESC vraagt zich af of het, met volledige inachtneming van de autonomie van de O&I-actoren maar om tegelijkertijd voor één alomvattende aanpak van de onderzoeksveiligheid te zorgen, niet wenselijker is dat de Raad de lidstaten nauwkeuriger aanwijzingen geeft (richtsnoeren in plaats van beginselen): zowel over de taken en functies van het Europees expertisecentrum voor onderzoeksveiligheid en van de nationale ondersteuningsfaciliteiten als over de criteria voor het opstellen van nationale actieplannen, zodat alle lidstaten binnen hetzelfde referentiekader opereren.

2.5.2Het EESC had in de aanbeveling specifiekere aanwijzingen verwacht:

2.5.2.1inzake de ondersteuning van due diligence-activiteiten en, in verband daarmee, het risicoprofiel:

a)van de in de EU gevestigde organisatie die deelneemt aan O&I;

b)van de internationale partnerorganisatie;

c)van het land waar de internationale partner is gevestigd;

d)van de vier kritieke technologiegebieden waarop de internationale O&I-samenwerking betrekking heeft (momenteel zijn dat: geavanceerde halfgeleidertechnologieën, AI-technologieën, kwantumtechnologieën en biotechnologieën) en van de producten voor tweeërlei gebruik;

2.5.2.2inzake de ontwikkeling van memoranda van overeenstemming met internationale partnerorganisaties op het gebied van O&I, teneinde de academische vrijheid, de wederkerigheid en de overeenkomsten betreffende het beheer van intellectueel erfgoed en de illegale overdracht van kennis en technologie te handhaven.

2.5.3Hoewel nationale overheids- en/of particuliere organen die betrokken zijn bij O&I volledig autonoom beslissingen kunnen nemen over risicobeoordelingen, moeten deze beslissingen volgens het EESC wel worden uitgevoerd binnen een coherent en uniform referentiekader op EU-niveau.

2.5.4De due diligence-activiteiten en risicoprofilering die O&I-actoren in elke lidstaat — volledig autonoom en transparant — zullen uitvoeren, zijn volgens het EESC van fundamenteel belang om de risico’s die gepaard gaan met de internationalisering van O&I-activiteiten te neutraliseren. Om die reden betreurt het EESC dat er in de aanbeveling van de Raad geen specifieke instrumenten (vragenlijsten, checklists, enz.) en voorstellen voor beste praktijken zijn opgenomen om O&I-actoren te ondersteunen bij due diligence-activiteiten en risicobeoordelingen 2 .

2.6De legitieme doelstelling om een veilige internationale samenwerking op het gebied van O&I te waarborgen mag nooit leiden tot discriminerende en/of oneerlijke praktijken ten aanzien van O&I-actoren. Daarom is het EESC van mening dat het streven om de veiligheid van O&I te verbeteren nooit in conflict mag zijn met de arbeidswetgeving of de bescherming van de arbeidsomstandigheden van werknemers in de Europese O&I-sector. Ook is het EESC van mening dat er adequate cursussen moeten worden aangeboden aan mensen die werkzaam zijn in de sector, om methoden aan te reiken voor een verantwoorde internationalisering van onderzoek en voor een weloverwogen beoordeling van de veiligheidsrisico’s in de O&I-sector.

2.7Het EESC waarschuwt dat instrumenten ter verhoging van de veiligheid op het gebied van O&I in geen geval mogen worden gebruikt voor protectionistische praktijken ten behoeve van EU-producten en -diensten.

2.8Het EESC is het ermee eens dat een effectbeoordeling van het voorstel op dit moment absoluut zinloos is, aangezien het voorstel eerst moet worden getoetst aan de eruit voortvloeiende maatregelen van de lidstaten (in hun nationale plannen en van hun nationale centra voor ondersteuning van de onderzoeksveiligheid) en van de beroepsbeoefenaars in de O&I-sector. Daarom is het EESC van mening dat de tweejaarlijkse verslaglegging over de totaalaanpak van O&I nuttig zal zijn voor de monitoring en de daaropvolgende beoordeling van de onderzoeksveiligheid.

3.Problemen en netelige kwesties

3.1Voor het EESC is het van fundamenteel belang dat de EU daadwerkelijk in staat is om de concrete en identificeerbare risico’s voor de internationalisering van O&I te beoordelen, om zo nodig maatregelen te kunnen nemen om de risico’s te beperken.

3.2Aangezien risicoprofilering in deze specifieke context van fundamenteel belang is om de gevaren op het gebied van O&I te beperken, zijn wij van mening dat de verschillende risicofactoren verder moeten worden verduidelijkt. Volgens het EESC zouden de hogeronderwijsinstellingen en onderzoeksorganisaties terdege rekening moeten houden met de risico’s van internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie, zoals:

a)risico’s die de werking van het ecosysteem voor de algemene veerkracht van de EU en haar lidstaten kunnen ondermijnen;

b)risico’s in verband met de versterking van buitenlandse wapenarsenalen of de verzwakking van het militaire vermogen van de EU;

c)risico’s in verband met de verspreiding van massavernietigingswapens;

d)risico’s in verband met terroristische activiteiten;

e)risico’s in verband met de tien kritieke technologiegebieden en producten voor tweeërlei gebruik;

f)risico’s in verband met de beschikbaarheid van en het zoeken naar kritieke grondstoffen.

3.3Het EESC is zich ervan bewust dat, als het gaat om de onderzoeksveiligheid, de risicobeoordeling altijd van geval tot geval en volledig autonoom moet worden uitgevoerd door de hogeronderwijsinstellingen en openbare en particuliere O&I-organisaties. In het kader van de beoordeling per geval moeten de risico’s van de internationale O&I-samenwerking goed worden afgewogen tegen de risico’s van niet-samenwerking.

3.4Het EESC is van mening dat het Europees expertisecentrum voor onderzoeksveiligheid onder meer bevoegdheden zou moeten krijgen om zo spoedig mogelijk richtsnoeren voor internationale samenwerking op het gebied van O&I vast te stellen. Het centrum zou bovendien:

a.regelmatig coördinatievergaderingen moeten organiseren met de 27 nationale centra voor ondersteuning van de onderzoeksveiligheid, om een uniforme en gecoördineerde strategie voor risicobeperking in de EU te waarborgen;

b.een informatiedatabank moeten ontwikkelen en up-to-date houden, ingedeeld per sector en per kritiek/problematisch of niet gelijkgezind land 3 waarmee samenwerking bij O&I-activiteiten ernstige veiligheidsproblemen met zich mee zou kunnen brengen (naar het voorbeeld van TIM Dual Use 4 , de Chinese Defence Universities Tracker van het Australian Strategic Policy Institute (ASPI) 5 , Iran Watch 6 , de lijsten van de Academic Freedom Index in the World 7 en de World Justice Project Rule of Law Index 8 , enz.) om de due diligence-activiteiten van de O&I-organisaties van de lidstaten te ondersteunen;

c.moeten fungeren als een platform voor het verzamelen en delen van documentatie over due diligence en risicobeoordeling, zodat alle Europese O&I-actoren van deze kennis gebruik kunnen maken;

d.alarmsituaties moeten signaleren en melden in geval van inbreuken op de veiligheid van O&I in de lidstaten;

e.voor elke hogeronderwijsinstelling en voor alle publieke en particuliere organisaties die O&I-activiteiten uitvoeren, de financiering in kaart moeten brengen die zij van niet-EU-landen hebben ontvangen;

f.de rol van kennisplatform op zich moeten nemen door informatie over ervaringen in zowel lidstaten als derde landen door te geven en de aandacht te vestigen op beste praktijken die in overweging moeten worden genomen (met inbegrip van cyberbeveiliging) 9 ;

g.opleidingen en opfriscursussen op het gebied van onderzoeksveiligheid moeten organiseren voor de verschillende beroepsbeoefenaars;

h.ervoor moeten zorgen dat er regelmatig denktanks, rondetafelgesprekken, seminars enz. worden gehouden voor beroepsbeoefenaars uit de sector, om ideeën en ervaringen uit te wisselen inzake de versterking van O&I in de EU.

3.5Het EESC is van mening dat de reikwijdte van de onderzoeksveiligheid niet alleen betrekking moet hebben op de vier technologiegebieden die kritiek zijn voor de economische veiligheid van de EU, maar ook op de zes andere gebieden die in de bijlage bij de desbetreffende aanbeveling van de Commissie worden genoemd 10 : Geavanceerde connectiviteits-, navigatie- en digitale technologieën; Geavanceerde detectietechnologieën; Ruimtevaart- & voortstuwingstechnologieën; Energietechnologieën; Robotica en autonome systemen; en Geavanceerde materialen, fabricage- en recyclingtechnologieën.

3.6Het EESC is van mening dat internationale O&I-samenwerkingsactiviteiten gebaseerd moeten zijn op een eerlijke arbeidsmobiliteit en volledig in overeenstemming moeten zijn met de “Europese Gedragscode voor integriteit in het wetenschappelijk onderzoek” 11 en de “Verklaring van Bonn over de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek” 12 , om ervoor te zorgen dat de hoge normen voor O&I in de Europese Unie worden nageleefd en verder worden aangescherpt.

3.7Het EESC is het ermee eens dat de internationale samenwerking met studenten en professoren van buiten de EU van fundamenteel belang is voor het vergroten van de kennis van het Europees O&I. Met het oog op een verantwoorde internationalisering van O&I moet de verantwoordelijkheid voor risicobeoordelingen van internationale samenwerkingsverbanden (tussen studenten, onderzoekers en professoren) in de eerste plaats liggen bij hogeronderwijsinstellingen en openbare en particuliere organisaties die O&I-activiteiten uitvoeren, waarbij iedere vorm van willekeurige discriminatie — op basis van gender, etnische herkomst, religie, politieke overtuiging, handicap, leeftijd, seksuele gerichtheid, persoonlijke en sociale omstandigheden — moet worden vermeden.

3.8Het EESC is van mening dat in de betrekkingen met derde landen de veiligheid van O&I moet worden gewaarborgd door de beginselen van wederkerigheid en transparantie te bevorderen, zodat voor alle O&I-actoren en alle landen die betrokken zijn bij de internationale samenwerking een gelijk speelveld ontstaat.

3.9De autonomie van het onderzoek en de daaruit voortvloeiende interacties met andere organen (zoals ministeries, nationale veiligheidsagentschappen, militaire organen, enz.) vereisen een duidelijke definitie van de verantwoordelijkheden en de relevante bevoegdheden in de commando- en controleketen, maar moeten altijd gebaseerd zijn op het “beginsel van autonomie en verantwoorde vrijheid” door middel van een doeltreffend, efficiënt en transparant zelfbestuur door de beroepsbeoefenaars in de sector.

3.10Het EESC is van mening dat de risico’s die verbonden zijn aan de internationale O&I-samenwerking met derde landen waar civiel onderzoek niet gescheiden is van militair onderzoek, zorgvuldig moeten worden beoordeeld.

3.11Volgens het EESC moeten de maatregelen ter verbetering van de onderzoeksveiligheid worden gezien als een structurele actie en niet als een tijdelijke, eenmalige actie.

3.12De verbetering van de onderzoeksveiligheid moet tot stand worden gebracht in nauwe coördinatie met de screening en analyse van buitenlandse directe investeringen. Verbetering van de onderzoeksveiligheid vraagt ook om een adequate versterking van de cyberbeveiliging. Ook op dit gebied zal samenwerking via multilevel governance het mogelijk maken om passende veiligheidsniveaus te bereiken, zodat de veiligheid van de IT-voorzieningen van de verschillende O&I-actoren kan worden versterkt (met de middelen die de individuele actoren het meest geschikt achten, zoals “cybersecurity-certified equipment”, “zero trust-” of “Defense in depth”-systemen, enz.).

3.13Op het gebied van de veiligheid van O&I moet voorts worden voorzien in de invoering van waarborgen voor particuliere ondernemingen die actief zijn in de tien kritieke technologiegebieden en de vervaardiging van producten voor tweeërlei gebruik. In dit verband is het noodzakelijk om: i) de intellectuele eigendom van innovaties — gefinancierd met investeringen in O&I — die de nationale veiligheid kunnen waarborgen, te beschermen; ii) de screening van buitenlandse directe investeringen uit te breiden tot ondernemingen die betrokken zijn bij fusies en overnames in de tien kritieke technologiegebieden en de vervaardiging van producten voor tweeërlei gebruik.

Brussel, 27 juni 2024.

De voorzitter van de afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie

Sandra PARTHIE

_____________

(1)     JRC129019 .
(2)    Zie ARMA, UKRI Research Innovation, UKRI Research England, Due Diligence Questionnaire .
(3)    Landen die internationaal erkende normen en beginselen schenden, zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), de rechtsstaat, de academische vrijheid en de bescherming van personen en organisaties tegen staatsinmenging.
(4)     https://knowledge4policy.ec.europa.eu/text-mining/tim-dual-use_en .
(5)     https://unitracker.aspi.org.au .
(6)     https://www.iranwatch.org .
(7)     https://doi.org/10.25593/open-fau-405 .
(8)    World Justice Project (WJP),  Rule of Law Index® 2023 report .
(9)    Zie Marwaha, S., Timlin, J., Dickson, L., Kagiri-Kalanzi, E., Johnson, J., maart 2024, Complex Collaborations. Efficiency, Equity, Quality and Security in International Research ARMA final report.
(10)    Aanbeveling nr. 2023/2113 van de Commissie.
(11)    ALLEA, The European Code of Conduct for Research Integrity , herziene editie 2023, Berlijn.
(12)    Verklaring van Bonn over de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek, aangenomen tijdens de ministeriële conferentie over de Europese Onderzoeksruimte op 20 oktober 2020 in Bonn.