NL

ECO/630

Bevordering van inclusieve groei op lange termijn door middel van hervormingen en investeringen

ADVIES

Afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Bevordering van inclusieve groei op lange termijn door middel van hervormingen en investeringen

(verkennend advies — Belgisch voorzitterschap)

Contact

eco@eesc.europa.eu

Administrateur

Colombe GREGOIRE / Krisztina PERLAKY-TÓTH

Datum document

5/3/2024

Rapporteur: Javier DOZ ORRIT

Rapporteur: Luca JAHIER

Rapporteur: Wautier ROBYNS DE SCHNEIDAUER

Raadpleging

Permanente Vertegenwoordiging van België bij de EU/Federale regering van België, 10/7/2023

Rechtsgrond

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

29/2/2024

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

58/0/1

Goedkeuring door de voltallige vergadering

DD/MM/YYYY

Zitting nr.

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

…/…/…



1.Conclusies en aanbevelingen

1.1Het EESC is ingenomen met het initiatief van het Belgische voorzitterschap inzake sociale investeringen en de manier waarop de sociale dimensie van het Europees Semester kan worden versterkt, met name via de Europese pijler van sociale rechten. Het hoopt dat dit initiatief veel vruchten zal afwerpen en succesvol zal zijn. Samen met zijn eerdere input in het initiatief van het Spaanse voorzitterschap inzake een mogelijke procedure voor sociale onevenwichtigheden 1 vormt dit verkennend advies de bijdrage van het EESC aan dit proces.

1.2Het EESC verwacht dat door de hervorming van het Europees Semester de coördinatie tussen de lidstaten zal verbeteren, de transparantie zal toenemen en een adequaat toezicht op de uitvoering van de nationale begrotings- en structuurplannen zal worden gewaarborgd. Met prijsstabiliteit en gezonde overheidsfinanciën moeten dergelijke hervormingen meer ruimte bieden voor noodzakelijke hervormingen en investeringen, en ook voor maatregelen om de bestaande socialezekerheidsstelsels veerkrachtiger te maken.

1.3Het EESC dringt erop aan dat de bestaande financiële middelen efficiënt en doeltreffend worden ingezet, ook via publiek-private samenwerking en door gebruik te maken van financiële instrumenten via de Europese Investeringsbank (EIB) en InvestEU, met maximale flexibiliteit en strenge evaluatiesystemen.

1.4Het EESC acht het dringend noodzakelijk om te discussiëren over de haalbaarheid van de financiële capaciteit die de EU in 2026 nodig heeft om aan de investeringsbehoeften voor gemeenschappelijke prioriteiten te kunnen voldoen. De lidstaten moeten ernaar streven om aan de hand van gemeenschappelijke EU-richtsnoeren en met financiële steun van de EU budgettaire ruimte te bieden voor sociale investeringen en aldus te zorgen voor conjuncturele stabilisatie, de levering van Europese collectieve goederen en duurzame groei op de middellange en lange termijn. Economische en sociale uitdagingen hangen met elkaar samen en moeten op coherente wijze worden aangepakt, in het besef dat economische vooruitgang de basis vormt voor sociaal welzijn.

1.5Het vergt grootscheepse investeringen om inclusieve groei tot stand te brengen en de sociale basis van Europa te versterken door het welzijn, de gezondheid en de vaardigheden van mensen en hun toegang tot betaalbare en energie-efficiënte huisvesting te verbeteren, grote demografische uitdagingen en toenemende onevenwichtigheden tussen burgers aan te pakken en sociale innovaties te ondersteunen in alle sectoren die door grote transities op de proef worden gesteld. Door de groeiende markt voor sociaal gecertificeerde financiële producten en de steun voor particuliere investeringen in sociale projecten kan dergelijk beleid een veel groter hefboomeffect krijgen. Het EESC is het ermee eens 2 dat een goed opgezet beleid voor sociale investeringen de economische groei, de productiviteit en het concurrentievermogen ten goede kan komen. Dat is van cruciaal belang is om goede banen in Europa te behouden, zoals wordt gesteld in de Verklaring van Antwerpen, “een dringende oproep om het Europese industriële landschap nieuw leven in te blazen” 3 . Tegelijkertijd moet worden gezorgd voor een goed evenwicht tussen financiële levensvatbaarheid en toereikendheid. Nationale regeringen moeten hun socialebeschermingsstelsels onder de loep nemen en ervoor zorgen dat die de beschikbare middelen vooral gebruiken voor sociale ondersteuning op de gebieden waar de behoefte daaraan het grootst is. Het uiteindelijke doel is een grotere concurrerende duurzaamheid van Europa en tegelijkertijd een beter leven voor mensen van alle leeftijden.

1.6Hoewel sociale infrastructuur over het algemeen op nationaal, regionaal en lokaal niveau wordt aangelegd en onderhouden, blijkt uit de bestaande hiaten en uitdagingen dat noch nationale noch subnationale instanties over genoeg financiële middelen beschikken. Aangezien het subsidiariteitsbeginsel moet worden geëerbiedigd, is het zaak dat de behoeften aan investeringen in sociale infrastructuur coherent zijn, met financiële EU-steun worden afgedekt en met een langetermijnvisie worden gepland.

1.7Het EESC dringt aan op hervormingen en investeringen in belangrijke sociale sectoren, met name sectoren die het menselijk kapitaal bevorderen, omdat sociaal beleid en sociale investeringen (ook met behulp van meer innovatieve instrumenten en door passende hervormingen te bevorderen en alle betrokken actoren erbij te betrekken) een productieve factor kunnen worden die een aanzienlijke economische opbrengst opleveren in termen van groeipotentieel en lagere toekomstige grote kosten.

1.8Het EESC beveelt aan om het toezicht op de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten tijdens het Europees Semester verder te versterken, aangezien dit een van de belangrijkste mechanismen is om de brede economische, budgettaire en sociale beleidsvorming in het oog te houden. Het semester moet worden gebruikt voor een betere coördinatie en voor het monitoren van de vooruitgang die wordt geboekt met de verwezenlijking van alle EU-doelstellingen. Voor de verwezenlijking van deze doelstellingen zouden de EU-financieringsregels flexibeler kunnen worden gemaakt.

1.9Het EESC dringt er nogmaals op aan dat de sociale partners en maatschappelijke organisaties via gestructureerde formele raadplegingsprocedures bij alle fasen van dit proces worden betrokken.

2.Achtergrond

2.1Het Belgische EU-voorzitterschap heeft het EESC verzocht een verkennend advies op te stellen over de manier waarop opwaartse sociale convergentie en cohesie kunnen worden bevorderd in een kader van economisch bestuur dat gericht is op schuldhoudbaarheid, productieve investeringen en hervormingen. In dit advies zal ook worden ingegaan op de gevolgen van een dergelijk kader voor het Europees Semester en op de verdere versterking van het toezicht op en de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten.

2.2Er zijn verschillende definities van sociale investering. In dit advies wordt uitgegaan van de breedste definitie, d.w.z. een definitie die niet alleen investeringen in systemen en beleidsmaatregelen ter bescherming van de gezondheid, het welzijn en de rechten van individuen en groepen omvat, maar ook beleidsmaatregelen om de kwaliteit van de “voorraad” menselijk kapitaal en capaciteiten te verhogen en op peil te houden, en de hedendaagse transities op de arbeidsmarkt en gedurende de levensloop (van mannen en vrouwen) vloeiender te laten verlopen. 4

2.3Na een post-pandemisch herstelproces waarbij gebruik werd gemaakt van Europese begrotingsinstrumenten, zoals het SURE-mechanisme en NextGenerationEU en haar herstel- en veerkrachtfaciliteit, die de politieke integratie hebben versterkt, wordt de EU-economie geconfronteerd met een versnelde overgang van een sterk expansief monetair beleid naar een restrictief beleid, met een zeer snelle stijging van de rentetarieven om de hoge inflatie te beteugelen. Mede daardoor wordt momenteel een geringe economische groei voorspeld. Tegen deze achtergrond is het van essentieel belang dat bij de hervorming van de begrotingsregels rekening wordt gehouden met de specifieke nationale omstandigheden en dat de lidstaten die hun schuld- of tekortquote moeten verbeteren — door middel van intelligente en geloofwaardige hervormingen — meer middelen krijgen om sociale investeringen te doen.

2.4De hervorming van het Europees Semester (die parallel aan de herziening van het economisch bestuur van de EU zou moeten plaatsvinden) heeft ook de volle aandacht van het EESC, dat over beide onderwerpen twee adviezen heeft uitgebracht 5 . Op basis van zijn standpunten over de hervorming van de EU-regels voor economisch bestuur, en zonder in te gaan op de inhoud van het voorlopige politieke akkoord over de hervorming, herhaalt het EESC zijn oproep om ervoor te zorgen dat de nieuwe regels, zodra zij definitief zijn goedgekeurd door de medewetgevers, niet alleen de houdbaarheid van de overheidsschuld van de lidstaten op middellange en lange termijn waarborgen, maar ook de voorwaarden voor duurzame groei van de economieën van de EU in stand houden. Daarbij gaat het met name om het vermogen om de nodige investeringen op sociaal gebied en op het gebied van de dubbele transitie te doen.

2.5De EU en haar lidstaten zijn betrokken bij belangrijke projecten in een onrustige geopolitieke context. Defensie, veiligheid, samenwerking en een nieuwe grote uitbreiding (met onder andere Oekraïne) brengen grote politieke en financiële uitdagingen met zich mee, bovenop de investeringsbehoeften voor een rechtvaardige en eerlijke groene en digitale transitie en een krachtdadiger industriebeleid dat met de huidige financiële capaciteiten van de EU moeilijk te bekostigen zou zijn. De versterking van de sociale en territoriale cohesie door de bestrijding van armoede en ongelijkheid en de doeltreffende uitvoering van het actieplan van de Europese pijler van sociale rechten, alsook het stimuleren van investeringen in sociale infrastructuur, moeten tot de politieke prioriteiten van de EU behoren.

2.6Het EESC heeft het concept “concurrerende duurzaamheid” 6 in diverse adviezen verdedigd. Dit concept, dat wordt voorgesteld in de drie meest recente jaarlijkse duurzamegroeianalysen van de Commissie, omvat milieuduurzaamheid, productiviteit, billijkheid en macro-economische stabiliteit.

2.7Het is extreem moeilijk om voldoende Europese en nationale financiering te krijgen voor deze belangrijke EU-beleidsdoelstellingen en -programma’s in een context van restrictief monetair en begrotingsbeleid. Het risico bestaat dat door dit restrictieve beleid de structurele investeringen in de noodzakelijke transities, die op de middellange en lange termijn productief zijn en de welvaart zullen bevorderen, niet mogelijk zijn.

3.Algemene opmerkingen

3.1Veerkrachtige samenlevingen zijn sterk afhankelijk van goed functionerende en inclusieve welvaartsstaten, die op hun beurt weer afhankelijk zijn van gezonde economieën. Door de ervaringen met de meest recente financiële crisis en het uitbreken van de COVID-19-pandemie is eens te meer gebleken hoe belangrijk sterk gefinancierde en responsieve welvaartsstaten zijn. Ze dienen als essentiële voorwaarden om systeemschokken doeltreffend op te vangen en maken duidelijk dat er een nauwe correlatie is tussen robuuste socialebeschermingsstelsels (in de vorm van goed ontworpen en inclusieve maatregelen zoals werkloosheidsuitkeringen en werktijdverkortingsregelingen), openbare en sociale diensten en hun veerkracht bij onvoorziene uitdagingen, alsook de tijdelijke steun voor getroffen economische sectoren.

3.2De ervaring leert dat bezuinigingsmaatregelen niet automatisch leiden tot een toename van het economisch concurrentievermogen en de welvaart van samenlevingen. De voorzieningen die nodig zijn voor de bescherming van de welvaart zijn alleen als kostenfactoren beschouwd,niet als investeringen die nodig zijn in sociaal veerkrachtige samenlevingen zodat lidstaten hun overheidsfinanciën op een behoedzame maar evenwichtige manier kunnen beheren.

3.3Door de consolidatie van de overheidsfinanciën zijn de middelen voor overheidsinvesteringen in sommige regio’s en landen sterk afgenomen. In sommige EU-landen, waar investeringen in kleine en middelgrote openbare werken voor sociale infrastructuur op subnationaal niveau worden uitgevoerd, zijn de uitgaven voor sociale infrastructuur drastisch gedaald. Het blijft een uitdaging om overheidsinterventie of de versterking van de sociale bescherming af te stemmen op concurrentievermogen en groei.

3.4Met zo weinig armslag is het Europese welvaartsstaten zwaar gevallen om zich aan te passen aan megatrends zoals demografische veranderingen (die leiden tot een vergrijzende bevolking en een krimpende beroepsbevolking), digitalisering en technologische veranderingen, een veranderende arbeidswereld en ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, klimaatverandering en de sociale gevolgen van de groene transitie. 7 Gezien deze megatrends is het zaak dat de lidstaten hun overheidsbeleid aanpassen.

3.5Hoewel de herstel- en veerkrachtfaciliteit van 800 miljard EUR bedoeld is om EU-landen te helpen de economische en sociale gevolgen van de pandemie te beperken, is slechts een klein deel van de middelen daadwerkelijk geabsorbeerd. De volledige uitvoering van de nationale herstel- en veerkrachtplannen vordert traag 8 . De volledige uitvoering van de nationale herstel- en veerkrachtplannen in alle lidstaten is van cruciaal belang om cruciale lacunes te verhelpen.

3.6Sociale cohesie en een sterke welvaartsstaat spelen een cruciale rol bij het verhogen van de productiviteit en welvaart en het bevorderen van economische groei. Doordachte hervormingen en investeringen op basis van een sociale-investeringsaanpak, in het bijzonder die welke menselijk kapitaal bevorderen, kunnen productiviteitswinst en een hogere economische groei opleveren en tegelijk sociale doelstellingen bevorderen 9 .

3.7Veerkrachtige welvaartsstaten zorgen voor een evenwicht tussen sociale investeringen en beschermingsbeleid. Enerzijds is beleid inzake sociale bescherming gericht op de instandhouding van sterke universele vangnetten ten behoeve van macro-economische stabilisatie en bescherming tegen de financiële gevolgen van sociale risico’s (zoals ziekte en handicap, armoede, arbeidsongevallen en banenverlies). Anderzijds heeft beleid inzake sociale investeringen tot doel de kwaliteit van menselijk kapitaal en menselijke vaardigheden te verhogen en op peil te houden, en tegelijkertijd en transities op de arbeidsmarkt en gedurende de levensloop vloeiender te laten verlopen. Dit omvat ook de nodige investeringen in beleid voor de integratie van migranten in een tijd van demografische veranderingen en voor de vergrijzing van de Europese samenleving. Ook worden inclusieve werkomgevingen gecreëerd, met name voor personen met een handicap.

3.8Bij een op sociale investeringen gebaseerde aanpak kan sociaal beleid, in hogere mate dan de meeste kortetermijnreacties in tijden van crisis, een aanzienlijke economische opbrengst opleveren en sociale en financiële doelstellingen op één lijn brengen met behulp van werkgelegenheidskansen, welzijn en gendergelijkheid en door armoede binnen en tussen generaties te verminderen. Sociale investeringen moeten sociale verschillen in de EU die ontstaan door trage groei en de dringend noodzakelijke transities helpen voorkomen. Het is ook van het grootste belang dat er een nieuwe impuls wordt gegeven aan investeringen in sociale doelstellingen, terwijl concurrerende economieën die dergelijk beleid ondersteunen in stand worden gehouden en worden gestimuleerd.

3.9Er zijn twee redenen om te kiezen voor een op sociale investeringen gebaseerde aanpak met daarnaast, omwille van het evenwicht, een gezond economisch en begrotingsbeleid. De eerste reden heeft te maken met het erkende maatschappelijke en economische rendement op middellange en lange termijn dat sociale investeringen kunnen genereren. Op micro-economisch niveau van individuen en huishoudens valt uit de “levensloopmultiplicator” op te maken dat sociale investeringen, vanaf de vroege kinderjaren, het materiële welzijn van huishoudens verbeteren door werkgelegenheid en inkomenskansen, en sociale risico’s later in het leven helpen beperken door bij- en omscholingsprogramma’s en door transities op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Dergelijk beleid kan een veel groter hefboomeffect krijgen als er maatschappelijk verantwoorde financiële producten (zoals obligaties) worden ontwikkeld en de overheid bijspringt bij particuliere investeringen in sociale projecten (zoals de steun die de Franse overheid verleent voor energie-efficiënte sociale huisvesting).

3.10Ten tweede is gebleken dat het economisch rendement van dergelijke investeringen de groei krachtig kan stimuleren, aangezien individuen baat hebben bij hoogwaardige sociale infrastructuur en de sociale cohesie hierdoor verbetert. Passende toegang tot sociale infrastructuur zorgt voor meer mensen die aan het werk, gehuisvest, gezond en gelukkig zijn, hetgeen positieve overloopeffecten heeft op de samenleving en op economische activiteiten. 10 Anderzijds kan een sociale infrastructuur van lage kwaliteit de sociale en economische kansen beperken, ertoe leiden dat markten minder efficiënt werken, bepaalde groepen marginaliseren, bestaande ongelijkheden in stand houden en leiden tot een lagere groei van de levensstandaard en een verdere tweedeling van onze samenlevingen.

3.11Investeringen in op kinderen gericht beleid leveren aanzienlijke economische en sociale voordelen op. Voor- en vroegschoolse educatie van hoge kwaliteit is gecorreleerd met een beter opleidingsniveau, een hogere arbeidsparticipatie en minder ongelijkheid, vooral voor kinderen uit sociaal-economisch achtergestelde milieus. De arbeidsparticipatie van vrouwen is het hoogst in landen waar het aantal kinderen in formele kinderopvang en voorschoolse opvang ook hoog is, en werkgevers zouden kunnen worden aangemoedigd om voor kinderopvang te zorgen.

3.12Adequate gezinstoelagen en kinderopvang zijn van cruciaal belang om de demografische trends in de EU af te vlakken, de daling van de vruchtbaarheidscijfers te stoppen en een overloopeffect op de groeiprognoses teweeg te brengen. Om de vruchtbaarheidskloof te dichten is het essentieel om een evenwicht tussen ouderschap en werk/opleiding voor alle genders te stimuleren.

3.13Bovendien wordt erkend dat onderwijs en opleiding van fundamenteel belang zijn voor het stimuleren van economische groei. Op macro-economisch niveau is een goed opgeleide beroepsbevolking een sleutelfactor voor het bereiken van een hogere totale productiviteit, innovatie en economische groei op de lange termijn.

3.14Het verbeteren van opleidingen moet hand in hand gaan met betere procedures en diensten voor integratie op de arbeidsmarkt. In overleg met de sociale partners zou de toegang tot de arbeidsmarkt moeten worden vergemakkelijkt voor ondervertegenwoordigde groepen (jongeren, vrouwen, migranten, minderheden) om de arbeidsmobiliteit en -integratie te bevorderen, oudere werknemers in staat te stellen onder fatsoenlijke omstandigheden te blijven werken en kwalificaties op EU-niveau volledig te erkennen.

3.15Het EESC is van mening dat de waarde van sociale investeringen voor groei en concurrentievermogen en de economische en begrotingskosten van het nalaten van sociale investeringen op de middellange en lange termijn voldoende zijn onderbouwd. Maatregelen om de langetermijnvoordelen van sociale investeringen veilig te stellen mogen echter niet botsen met de structurele noodzaak van gezonde overheidsfinanciën. Omdat zulke maatregelen vaak pas op de lange termijn rendement opleveren, krijgen zij geen prioriteit wanneer doelstellingen voor begrotingsaanpassing dringend moeten worden gehaald. Uit eerdere ervaringen blijkt dat de bezuinigingen die de Commissie, de ECB en het IMF hebben opgelegd aan de landen van de eurozone die het hardst te kampen hadden met onevenwichtigheden in de overheidsfinanciën en met de staatsschuldencrisis, de recessie in deze landen hebben verergerd.

3.16Het tekort aan sociale investeringen doet zich voor in een context van een algemeen tekort aan publieke en private investeringen in de EU. Het EESC heeft al eerder zijn bezorgdheid geuit 11 over de voorwaarden die zijn overeengekomen voor de herziening van het meerjarig financieel kader (MFK) voor 2021-2027, de bevriezing van het in het industrieel plan voor de Green Deal voorgestelde Europees Soevereiniteitsfonds en het feit dat er te weinig middelen worden uitgetrokken voor het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP), dat daarvoor in de plaats had moeten komen. Nieuw voor te stellen doelstellingen met betrekking tot de strategische autonomie van het industriebeleid moeten gericht zijn op het behoud van een gelijk speelveld binnen de interne markt en dienen versnippering door nationaal gefinancierde staatssteun te voorkomen. Productiviteitsbevorderende investeringen zijn een essentiële factor voor het duurzame concurrentievermogen van de Europese economie, dat ook een kader van prijsstabiliteit en houdbare overheidsfinanciën op middellange tot lange termijn vereist.

3.17Het gebruik van EU-fondsen op het gebied van sociaal beleid moet zorgvuldig de bestaande kaders voor beleidscoördinatie volgen, zoals de landspecifieke aanbevelingen die zijn gedaan als onderdeel van het Europees Semester en de nationale herstel- en veerkrachtplannen.

3.18Het EESC acht het van essentieel belang om private investeringen te vergemakkelijken en te bevorderen. Daartoe moeten de bankenunie en de kapitaalmarktenunie dringend worden voltooid; publiek-private partnerschappen moeten worden gestimuleerd via de EIB en andere instrumenten, met name durfkapitaal. De solvabiliteitsvereisten moeten worden herzien om kapitaal vrij te maken voor productieve langetermijninvesteringen, die ontmoedigd zouden kunnen worden als prioriteit wordt gegeven aan een kortetermijnvisie op deze activa. De EU en haar lidstaten moeten agressieve en oneerlijke fiscale planning aanpakken en een gelijk speelveld voor de lidstaten bevorderen. Het EESC is ingenomen met de voorstellen die de OESO in dit verband heeft gedaan om de samenhang van internationale belastingregels te waarborgen.

3.19Voorts is het EESC van mening dat duurzame investeringen in kritieke infrastructuur voor openbare, gezondheids- en zorgdiensten en sociale huisvesting essentieel zijn om de doelstelling van sociale cohesie te verwezenlijken. Dergelijk beleid kan een veel groter hefboomeffect krijgen als er maatschappelijk verantwoorde financiële producten (zoals obligaties) worden ontwikkeld en de overheid bijspringt bij particuliere investeringen in sociale projecten.

3.20De herziening van het economisch bestuur van de EU is derhalve een cruciale gelegenheid om het begrotingskader “toekomstbestendig” te maken, om de grote uitdagingen aan te pakken die zich de afgelopen tien jaar hebben aangediend en om de Europese integratie en strategische autonomie te versterken. De geloofwaardigheid van de begrotingstrajecten van de lidstaten zou hiermee gewaarborgd moeten worden, aangezien financiële markten onverantwoorde of vage toezeggingen zouden kunnen ‘bestraffen’. Tegelijkertijd zou de houdbaarheid van de overheidsschuld op middellange en lange termijn verenigbaar moeten worden gemaakt met het handhaven van investeringsniveaus die groei en de verwezenlijking van rechtvaardige transities waarborgen, met name door middel van begrotings- en structuurplannen.

3.21De huidige Europese instrumenten zijn onvoldoende gericht op positieve sociale resultaten. De regels van het stabiliteits- en groeipact (SGP) met betrekking tot sociale investeringen en infrastructuur moeten zich ontwikkelen in de richting van langetermijninvesteringen en de financiële instrumenten moeten minder gefragmenteerd en meer gemengd en gebundeld worden 12 . Het is van cruciaal belang om doeltreffende synergieën tussen alle Europese fondsen tot stand te brengen om de algemene impact en doeltreffendheid van de herstelinspanningen te versterken, zodat de doelstellingen inzake duurzame groei kunnen worden gehaald.

3.22Gezien de kloof (met name op het gebied van overheidsinvesteringen) die verschillende lidstaten in de jaren 2010 hebben meegemaakt, en het belang van overheidsinvesteringen voor de opbouw van een voorraad productief kapitaal die de productiegroei op middellange termijn ondersteunt, kunnen sommige lidstaten bovendien in een vicieuze cirkel terechtkomen waarbij hun netto-overheidsuitgaven, waaronder investeringen vallen, trager groeien als gevolg van hun eerdere investeringskloof. Deze situatie zal nog zorgwekkender worden wanneer NextGenerationEU ten einde loopt. Met de hervorming van het Europees Semester moet, zoals ervaringen uit het verleden hebben geleerd, niet alleen prioriteit worden gegeven aan hervormingen van de overheidsfinanciën en het openbaar bestuur, maar ook aan sociale resultaten. Om daar toezicht op te houden is een scorebord nodig waarin resultaatindicatoren op economisch, sociaal en milieugebied volledig zijn geïntegreerd. Dat betekent ook dat het rendement van investeringen anders moet worden berekend in de boekhouding, waarbij prioriteit wordt gegeven aan investeringen in sociale infrastructuur op langere termijn en particuliere investeringen worden aangetrokken.

3.23De staat moet zorgen voor universele en gelijke toegang tot hoogwaardige sociale uitkeringen voor alle burgers, met name via publieke pensioen- en gezondheidszorgstelsels. Met aanvullende systemen op basis van een vruchtbaar publiek-privaat partnerschap kunnen deze uitkeringen echter worden verhoogd en de financiële lasten over verschillende generaties gespreid worden. Het EESC acht het van groot belang dat de plichten en rechten van aanvullende stelsels worden geregeld via sociale dialoog en collectieve onderhandelingen. Wat zelfstandigen en werknemers met een laag niveau van aanvullende uitkeringen betreft, worden maatregelen aanbevolen om individuele inspanningen ter verbetering van hun beschermingsniveau te vergemakkelijken, met gegarandeerde dekking van ziektekosten, zelfs na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

3.24We moeten ook de groeiende rol van de sociale economie en sociale diensten van algemeen belang in overweging nemen en aanmoedigen, die ook op effectieve wijze in sociale behoeften kunnen voorzien en als een belangrijke katalysator fungeren voor sociale innovatie en het creëren van nieuwe banen en kansen voor duurzame groei 13 .

4.Specifieke opmerkingen

4.1Het EESC herhaalt zijn oproep aan de Europese instellingen om de discussie over het creëren van een eigen begrotingscapaciteit en het verhogen van de begrotingsmiddelen tot boven de huidige 1,1 % van het bbp te verdiepen, teneinde investeringen in sociale domeinen en sociale infrastructuur te stimuleren, een inclusieve economische groei te bevorderen en de doelstellingen van de digitale en groene transitie kracht bij te zetten, zoals in de laatste drie jaarlijkse duurzamegroeianalysen goed is geconceptualiseerd. Te zijner tijd (en uiterlijk in 2026) zou men het eens moeten worden over de vraag of eventueel een financiële capaciteit van de EU tot stand moet worden gebracht om ten minste een deel van de investeringsbehoeften voor gemeenschappelijke prioriteiten te dekken.

4.2Het strategisch prognoseverslag van de Europese Commissie 14 , dat de belangrijkste raakvlakken tussen de uitdagingen van sociale en economische duurzaamheid in kaart brengt, wijst duidelijk op een aantal belangrijke trends en tekortkomingen die vragen om krachtige en gestructureerde actie om welzijn en welvaart met elkaar te verzoenen. Het gaat onder meer om het feit dat de sociale en territoriale cohesie steeds meer scheuren vertoont, met onevenredige gevolgen en grote risico’s voor de bestaande sociale contracten en bedreigingen voor de democratie, alsook om het feit dat de onderwijs- en opleidingsstelsels nog niet zijn aangepast aan de omvang en de snelheid van de transformaties.

4.3Een permanente begrotingscapaciteit op EU-niveau zou gunstig kunnen zijn voor het versterken van sociale investeringen en zich kunnen richten op drie functies: conjuncturele stabilisatie, steun voor de uitvoering van de nationale begrotings- en structuurplannen en de levering van Europese collectieve goederen 15 . Openbare goederen en diensten moeten ten goede komen aan derden, burgers, werknemers, bedrijven en het milieu. De productie van bundels van geïntegreerde, gebiedsgerichte collectieve goederen en diensten kan een positief overloopeffect hebben op de algemene socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en op het milieu 16 .

4.4De kosten voor sociale bescherming zouden in hoofdzaak een verantwoordelijkheid van de EU-lidstaten moeten blijven wanneer deze genoeg middelen krijgen voor de uitvoering van het herziene EU-kader voor economisch bestuur. Daarom zou moeten worden nagedacht over nieuwe vormen van Europese steun voor de noodzakelijke investeringen in cruciale sociale infrastructuren, die essentieel zijn voor het welslagen van de transities en die als Europese collectieve goederen kunnen worden beschouwd.

4.5In het verslag van de taskforce op hoog niveau voor investeringen in sociale infrastructuur in Europa 17 werd een duidelijke oproep gedaan om investeringen te stimuleren om de investeringskloof op het gebied van sociale infrastructuur te dichten. In het verslag werd de kloof tussen de huidige investeringen in sociale infrastructuur in de EU en de minimale investeringen in sociale infrastructuur geraamd op 100 tot 150 miljard EUR per jaar, wat neerkomt op een totale kloof van meer dan 1,5 biljoen EUR tussen 2018 en 2030. Sinds de wereldwijde economische en financiële crisis heeft de EU te kampen met een gebrek aan investeringen. De infrastructuurinvesteringen in 2016 lagen 20 % onder het niveau van 2007, waarbij investeringen in sociale infrastructuur zelfs nog meer achterbleven bij investeringen in traditionele infrastructuur. Bovendien lopen deze verschillen danig uiteen van regio tot regio. Lokale overheden, die een leidende rol zouden moeten spelen bij investeringen in sociale infrastructuur, hebben soms te maken met nog grotere begrotingsbeperkingen. De regionale ontwikkelingsniveaus convergeren dus niet, evenmin als de investeringen in sociale infrastructuur. In het verslag worden verschillende concrete voorstellen onderzocht om deze kloof te overbruggen.

4.6Het EESC stelt de volgende vijf prioriteiten voor, met inachtneming van de rol van de lidstaten en de regio’s bij de uitvoering van een op EU-niveau gecoördineerd beleid:

-Vergrijzende samenlevingen en duidelijke demografische trends: of het nu gaat om tekorten op de arbeidsmarkt, de druk op de investeringsbehoeften voor zorg en voor de aanpassing van de infrastructuur in onze samenlevingen (woonruimte, vervoer enz.), of de vraag naar goederen en diensten van een andere toekomstige samenleving, met inbegrip van de mogelijkheden van de zilveren economie: deze vereisen grootschalige en specifieke plannen, evenals passende investeringen om risico’s en tekorten te verminderen (met inbegrip van een passend en goed opgezet migratiebeleid). Deze investeringen moeten een drijvende kracht achter het toekomstige concurrentievermogen en de toekomstige welvaart van de EU worden.

-Energie-efficiëntie: in veel landen zijn de energie- en huisvestingsarmoedecijfers 18 hoog (vooral in de meest achtergestelde gebieden en op het platteland). Energie-efficiëntie is een kernprioriteit voor de EU en zal de komende jaren enorme investeringen vergen. Dit is onbetaalbaar voor minstens een kwart van de EU-burgers en zeer moeilijk te dragen voor vele anderen. Passende EU-financiering dient als hefboom voor particuliere financiering van deze prioriteit. Het toegankelijk maken van betaalbare huisvesting, in het bijzonder voor jongeren en gezinnen met een laag inkomen, is een sociale investering met een duidelijk economisch resultaat in termen van groei.

-De noodzaak om onze gezondheidszorginfrastructuur in heel Europa aan te passen: dit kwam naar voren tijdens de pandemie. De gezondheidszorg moet ook een belangrijke prioriteit worden bij de planning van het volgende meerjarig financieel kader, hetzij als onderdeel van de gewone cohesie- en sociale fondsen van de EU, hetzij via specifieke nieuwe EU-instrumenten. Bij de maatregelen moet de nadruk liggen op preventie, zowel in de algemene gezondheidszorg als op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk. Zo zou er minder sprake zijn van letsels en burn-outs, en zouden de kosten hiervan minder hoog uitvallen, als onderscheid wordt gemaakt tussen veilige en gezonde werkomgevingen en minder goede werkomgevingen (waarbij wordt gekeken naar de staat van dienst van de werkgever) en als minder gezonde werkomgevingen meer sociale premies moeten betalen (bonus-malus).

-De belangrijke behoefte aan onderwijs, opleiding en leren, op alle niveaus: deze zijn essentieel om ervoor te zorgen dat onze samenleving klaar is voor de noodzakelijke transities en om ervoor te zorgen dat onze ondernemingen over voldoende geschoolde arbeidskrachten beschikken en dat professionals en startups nieuwe banen kunnen invullen. Als een cruciaal Europees collectief goed moet dit beschouwd worden als een kernprioriteit voor EU-investeringen.

-Nagaan of SURE een permanent karakter kan krijgen of een soortgelijk instrument creëren: SURE bewees tijdens de pandemie goede diensten voor de bescherming van werknemers. Het EESC stelt voor om na te denken over een permanent SURE-instrument (of een soortgelijk instrument) ter bescherming van werknemers in alle economische sectoren die worden blootgesteld aan risico’s in verband met de groene en digitale transitie, teneinde de sociale zekerheid en het vertrouwen in deze enorme transformaties van de EU-economie te versterken en een maatschappelijk draagvlak in dit verband te waarborgen. Dit zou een sterk instrument kunnen worden om werk en transities op een positieve manier met elkaar te verbinden.

4.7Het EESC stelt voor om zowel op Europees als op nationaal niveau de sociale partners en maatschappelijke organisaties hierbij te betrekken via een gestructureerde formele raadplegingsprocedure, die alle fasen — ontwerp, besluitvorming, uitvoering, toezicht en evaluatie — omvat. Om de sociale dimensie van het Europees Semester te versterken, in overeenstemming met de doelstellingen van het economisch en begrotingsbeleid van de EU, is er behoefte aan een georganiseerde deelname van het maatschappelijk middenveld, een doeltreffend gebruik van passende sociale indicatoren, een grotere betrokkenheid van vertegenwoordigers van nationale en Europese politieke instellingen en een nauwe coördinatie tussen de Commissie, Epsco en Ecofin. Ook moet in dit verband het werk aan het kader voor sociale convergentie, dat door het Spaanse en Belgische voorzitterschap van de Raad is voorgesteld, worden afgerond.

4.8De herziening van het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten in 2025 biedt een kans om de resultaten van de hervorming duidelijker en concreter te definiëren, bestaande fondsen te herzien, sociale investeringen te stroomlijnen en het toezicht op de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te versterken binnen het Europees Semester – het belangrijkste mechanisme om toezicht te houden op de bredere economische en sociale beleidsvorming. Het Europees Semester moet worden gebruikt voor een betere coördinatie en voor het monitoren van de vooruitgang die wordt geboekt met de verwezenlijking van alle EU-doelstellingen. Voor de verwezenlijking van deze doelstellingen zouden de EU-financieringsregels flexibeler kunnen worden gemaakt. Dit zou ook zorgen voor beleidscoherentie. Dit voorstel sluit aan bij de mededeling van de Europese Commissie over een herzien EU-kader voor economische governance en zal het verantwoordelijkheidsgevoel van de lidstaten en de deelname van het maatschappelijk middenveld bevorderen. Hoe steekhoudend en effectief het Europees Semester is, kan aan de hand van de naleving van de landspecifieke aanbevelingen worden beoordeeld. Derhalve is het EESC van mening dat de meest geschikte stimulans is om de uitvoering van landspecifieke aanbevelingen te koppelen aan de EU-begroting en een deel van de middelen daaruit te ontvangen, naar het voorbeeld van de herstel- en veerkrachtfaciliteit 19 . Aangezien een aanzienlijk deel van de investeringen in en het beheer van de socialezekerheidsstelsels (en de uitvoering van de hervormingen ervan) op lokaal en regionaal niveau plaatsvindt, is het volgens het Comité belangrijk dat de democratische instellingen van die landen worden betrokken bij het opstellen van de toekomstige nationale begrotings- en structuurplannen en bij de belangrijkste processen van het Europees Semester.

4.9Om de sociale doelstellingen van de EU en die van de rechtvaardige dubbele transitie te halen en andere Europese collectieve goederen te financieren, moeten de beperkte financiële middelen zo doeltreffend mogelijk worden gebruikt. Het EESC stelt derhalve voor:

a)de structuur- en cohesiefondsen te herzien en de doelstellingen, projecten en geldstromen ervan af te stemmen op die van de laatste fase van de uitvoering van nationale hervormingsprogramma’s;

b)de financiële en beleidsinstrumenten voor sociaal beleid op hervormingen te richten, de versnippering van bestaande instrumenten terug te dringen en zo de absorptiepercentages te verhogen;

c)het werk aan financiële stimulansen die aan hervormingen gekoppeld worden af te ronden en duidelijke doelstellingen en een meerjarige reikwijdte vast te stellen, met inachtneming van de eigen inbreng en het specifieke karakter van de landen;

d)de mogelijkheid te bestuderen om middelen van het ESM te gebruiken om investeringsprogramma’s te financieren;

e)de bestaande instrumenten voor publiek-private samenwerking op het gebied van investeringen, met name die van de EIB en InvestEU, te versterken en te optimaliseren; en

f)private investeringen met een sociale waarde te faciliteren en aan te trekken.

4.10Het EESC is van mening dat het voor alle landen een prioriteit moet zijn om het rendement op investeringen te maximaliseren, onder meer door financiering te koppelen aan structurele hervormingen, zoals eerder met succes is gedaan in de nationale herstel- en veerkrachtplannen. Dit vereist maximale flexibiliteit en stroomlijning bij de uitvoering van de programma’s en de invoering van strenge evaluatie- en monitoringsystemen, om ervoor te zorgen dat de bestaande EU-middelen efficiënt worden besteed. Door het maatschappelijk middenveld erbij te betrekken kan dit proces transparanter en doeltreffender worden gemaakt. Het beste rendement op investeringen hangt ook af van de kwaliteit en de doeltreffendheid van de socialebeschermingsstelsels en van de hervormingen die daarin worden doorgevoerd.

Brussel, 29 februari 2024.

Ioannis VARDAKASTANIS

Voorzitter van de afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

_____________

(1)    EESC-advies SOC/748 over de procedure voor sociale onevenwichtigheden (verkennend advies op verzoek van het Spaanse voorzitterschap), PB C 228, 29.6.2023, blz. 58 .
(2)    Advies van het EMCO en het SPC over sociale investeringen, Brussel, 17 november 2023, 15418/23.
(3)    De Verklaring van Antwerpen voor een Europese industriële deal ( antwerp-declaration.eu ).
(4)    Social Investment for resilient economies”, Informal Working Group Social Investment, ontwerp van het definitieve werkdocument, 14 november 2023.
(5)    EESC-adviezen ECO/600 ”Aanbevelingen van het EESC voor een stevige hervorming van het Europees Semester”, PB C 228, 29.6.2023, blz. 1 , en ECO/622 “Nieuwe toekomstbestendige regels voor economische governance”, PB C, C/2023/880, 8.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/880/oj .
(6)    EESC-adviezen ECO/620 “Aanvullende overwegingen bij de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023”, PB C, C/2024/871, 6.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/871/oj , ECO/599 “Jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023”, PB C 146, 27.4.2023, blz. 59 , ECO/589 “Aanvullende overwegingen met betrekking tot de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2022”, PB C 75, 28.2.2023, blz. 35, en ECO/569 “Jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2022”, PB C 275, 18.7.2022, blz. 50 .
(7)    Verslag van de Groep op hoog niveau inzake de toekomst van de sociale bescherming en de verzorgingsstaat in de EU.
(8)    Evaluatieverslag van het EESC over de Tussentijdse evaluatie van de herstel- en veerkrachtfaciliteit .
(9)    OESO, https://www.oecd.org/social/expenditure.htm .
(10)    Fransen, L., Del Bufalo, G., en Reviglio, E., (2018) “Boosting Investment in Social Infrastructure in Europe”, verslag van de taskforce op hoog niveau inzake investeringen in sociale infrastructuur in Europa.
(11)    EESC-adviezen ECO/620 “Aanvullende overwegingen bij de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023”, PB C, C/2024/871, 6.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/871/oj , ECO/625 “Tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader”, PB C, C/2023/867, 8.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/867/oj , en INT/1027 “Industrieel plan voor de Green Deal” PB C 349, 29.9.2023, blz. 179 .
(12)    Europese Commissie, directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie, “The future of social protection and of the welfare state in the EU”, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2023, https://data.europa.eu/doi/10.2767/35425 .
(13)    EESC-adviezen INT/1037 “Pakket sociale economie”, en de lopende verkennende adviezen voor het Belgische voorzitterschap, PB C, C/2024/882,06.02.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/882/oj , INT/2024 “ Bestrijding van armoede en sociale uitsluiting door de kracht van de sociale economie en sociaal-economische innovaties te benutten ” (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad). en INT/1043 “ Ontwikkeling van een nieuwe Europese strategie voor de interne markt: onze bedrijven het hoofd helpen bieden aan de technologische, maatschappelijke, milieu- en concurrentie-uitdagingen ” (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).
(14)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad – Strategisch prognoseverslag 2023 – Duurzaamheid en welzijn als hoekstenen van de open strategische autonomie van Europa, COM(2023) 376 final , juli 2023.
(15)    Buti, M., en Messori, M., (2021) “Euro area policy mix: From horizontal to vertical coordination”, CEPR Policy Insight, nr. 113.
(16)    Barca, F., (2009) An agenda for a reformed cohesion policy: A place-based approach to meeting European Union challenges and expectations, Europese Commissie.
(17)     Boosting Investment in Social Infrastructure in Europe ”, verslag van de taskforce op hoog niveau voor investeringen in sociale infrastructuur in Europa, onder voorzitterschap van Romano Prodi en Christian Sautter, 2018.
(18)    Ten minste 9,3 % van de EU-bevolking (of 42 miljoen Europeanen) wordt er zwaar door getroffen en meer dan 22 % van de Europese bevolking heeft ernstige problemen: https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/BRIE/2022/733583/EPRS_BRI(2022)733583_EN.pdf .
(19)    ECO/600 “Aanbevelingen van het EESC voor een stevige hervorming van het Europees Semester”, PB C 228, 29.6.2023, blz. 1 .