ADVIES

Europees Economisch en Sociaal Comité

Havenstaatcontrole

_____________

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole

COM(2023) 271 final – 2023/0165 (COD)

TEN/818

Rapporteur: Panagiotis GKOFAS

NL

Raadpleging

Europees Parlement, 10/07/2023

Raad van de Europese Unie, 13/07/2023

Rechtsgrond

Artikelen 100, lid 2, en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Goedkeuring door de afdeling

06/09/2023

Goedkeuring door de voltallige vergadering

20/09/2023

Zitting nr.

581

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

212/1/2

1.Conclusies en aanbevelingen

1.1Sinds zij twaalf jaar geleden in werking trad, heeft Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole (HSC) naar behoren dienstgedaan. Volgens effectbeoordelingsverslagen van belanghebbenden en Europese instellingen heeft de richtlijn een grote bijdrage geleverd aan de beoogde verbetering van de veiligheid, beveiliging en duurzaamheid van het zeevervoer en tegelijkertijd de samenwerking en de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten een impuls gegeven.

1.2Door nieuwe uitdagingen als gevolg van klimaatverandering, vergroening, digitalisering en betere monitoring van verschillende soorten schepen, vaartuigen en maritieme activiteiten moet het huidige regelgevingskader verder op de schop. De herziening van Richtlijn 2009/16/EG wordt dus van cruciaal belang geacht om de sector verder voor te bereiden op nieuwe uitdagingen op het gebied van monitoring en nieuwe duurzaamheidsdoelstellingen, en om voor een soepele consolidatie van de maritieme markt te zorgen.

1.3In administratieve zin zal de Europese Commissie erop toezien dat zich geen grote overlappingen of tegenstrijdigheden voordoen met de tenuitvoerlegging en herziening van de vlaggenstaatrichtlijn. 1 Het is belangrijk dat de nieuwe EU-regelgeving aansluit op het IMO-regelgevingskader.

1.4De transitie naar een klimaatneutrale en digitale maritieme economie geeft een belangrijke aanzet voor een concreter en eenvoudiger kader voor gerichte inspecties, en moedigt reders aan om de milieuprestaties van hun vloot te verbeteren.

1.5Het EESC deelt het algemene gevoelen dat de wetgeving van de lidstaten en de EU in overeenstemming moet worden gebracht met internationale normen die zijn vastgelegd in internationale verdragen en overeenkomsten, zoals de meest recente bepalingen en initiatieven van het Memorandum van overeenstemming van Parijs en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Er zou voor een overgangsperiode van één tot drie jaar moeten worden gezorgd om de lidstaten in staat te stellen zich goed op de herziene wetgeving in te stellen.

1.6Bij het wijzigen van de richtlijn 2 moet rekening worden gehouden met de belangrijkste beleidsprioriteiten van de EU in verband met de Green Deal, de agenda van de EU en de VN voor de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, de mensenrechten en de rechten van werknemers en sociale cohesie. Dat wil zeggen dat de herziene onderdelen van de richtlijn duidelijkheid moeten verschaffen over minimumarbeidsvoorwaarden voor zeelieden, de instandhouding van wateren en visbestanden, en de milieubescherming als geheel.

1.7Het EESC is ingenomen met de wijziging die wordt ingevoerd in punt 3 (artikel 1 van het voorstel, tot wijziging van artikel 5 van richtlijn 2009/16/EG), waarin concreet wordt gesproken van een aanpassing van het algoritme voor de berekening van het totale aantal potentiële inspecties (de zogenaamde “fair share”). In dit algoritme is het aantal andere haveninspecties opgenomen, dat niet rechtstreeks verband houdt met een berekening van hogere risico’s of vervoersvolumes.

1.8De bepaling in punt 7 is ook belangrijk (artikel 8 bis van het voorstel, inzake overmacht), omdat de lidstaten daarmee meer flexibiliteit krijgen: zij mogen inspecties herschikken of achterwege laten in geval van ernstige, goed gedocumenteerde gevallen van overmacht.

1.9De milieucriteria moeten voortdurend zorgvuldig worden bekeken en herzien om te voorkomen dat Europese vloten de dupe worden van concurrentieverstoringen in de internationale scheepvaart.

1.10Voor havenstaatcontroles is meer en beter personeel nodig, omdat de op IMO-regels gebaseerde verordening hogere eisen stelt en de inspectievaardigheden in technisch en operationeel opzicht moeten worden verbeterd. Financiering voor de bij- en omscholing van HSC-functionarissen door middel van actuele cursussen is dan ook essentieel. Het is een goede zaak dat het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) de opdracht heeft gekregen om opleidingen te ontwikkelen en aan te bieden aan de agentschappen van de EU-lidstaten, zodat die beter kunnen voldoen aan de bepalingen van de richtlijn.

1.11Het EESC staat achter het voornemen van de Europese Commissie om de rol van het EMSA uit te breiden, al spreekt het vanzelf dat voor een effectieve uitvoering van al deze voorgeschreven taken extra personele en financiële middelen nodig zijn. Daarnaast moet het EMSA worden ondersteund met instrumenten, financiële middelen, expertise en personeel om het opleidingsniveau te verhogen en knowhow voor havenstaatcontrole te ontwikkelen. De aldus verworven kennis moet worden verspreid onder de nationale autoriteiten, die eveneens aan hun expertise moeten werken en nauwer moeten gaan samenwerken.

1.12De lidstaten moeten zorgen voor een gemeenschappelijke, uniforme en onderling overeengekomen methodologie en certificeringsprocedure voor digitale monitoring en uitwisseling van informatie voor alle soorten vaartuigen. Het EESC steunt de gewijzigde clausules (punten 16 en 26) die het gebruik van elektronische certificaten aanmoedigen (waarvoor een gemeenschappelijk model, het gebruik van een gemeenschappelijk valideringsinstrument en een register op EU-niveau nodig zijn).

1.13Om de doelstellingen van de herziening te verwezenlijken zijn nieuwe investeringen in technologische en digitale middelen en in modernisering van de haveninfrastructuur van groot belang, en de EU-begroting moet in een dergelijke financiering voorzien.

1.14Na beoordelingen van scheepsrisico’s dienen er niet alleen beperkende maatregelen te gelden zolang niet aan bepaalde eisen is voldaan, maar moet schepen ook een aanpassingsperiode worden gegund, vooral als zij niet al te vaak tekortkomingen vertonen. Tegelijkertijd moeten scheepseigenaren instructies en aanbevelingen krijgen voor de voortdurende verbetering en renovatie van hun vloot.

1.15Het EESC beveelt de Commissie aan om de tenuitvoerlegging van de gewijzigde richtlijn binnen tien jaar na de goedkeuring ervan te evalueren (zie punt 22). Daarnaast zouden het Europees Parlement, het EESC en nationale belanghebbenden een tussentijds evaluatieverslag moeten opstellen. De betrokkenheid van de sociale partners is in dit verband van cruciaal belang.

2.Achtergrond

2.1Havenstaatcontrole omvat alle procedures die nodig zijn voor de inspectie van buitenlandse schepen in nationale havens. Daarmee wordt ervoor gezorgd dat de vaardigheden van de bemanning, de arbeidsomstandigheden, de vaarcapaciteit van het schip en zijn taken in overeenstemming zijn met internationale, in nationale en Europese wetgeving verankerde voorschriften.

2.2Havenstaatcontrole is een doeltreffend instrument waarmee het blauwe ecosysteem van de EU zich teweer kan stellen tegen de risico’s die verband houden met onverantwoorde zeevaart, ondermaatse scheepvaart, veiligheidstekortkomingen en gedragspatronen die direct of indirect schade toebrengen aan of leiden tot negatieve overloopeffecten op zee- en kustecosystemen.

2.3In 2018 heeft de Europese Commissie een ex-postevaluatie van de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/16/EG uitgevoerd. De belangrijkste conclusie van deze evaluatie luidde dat de HSC-richtlijn de voorgaande jaren vrij doeltreffend en inclusief was geweest, wat de uitvoering van de IMO-normen en EU-normen zeer ten goede was gekomen, maar dat bepaalde aspecten nader bekeken en verbeterd moesten worden. In de afgelopen decennia zijn er in het zeevervoer een aantal belangrijke technologische en juridische moderniseringen doorgevoerd en zijn er nieuwe beleidsprioriteiten en uitdagingen ontstaan.

2.4De Europese Commissie heeft in juni 2023 een voorstel voor een nieuwe richtlijn voor havenstaatcontrole gepresenteerd, samen met andere herzieningsinitiatieven op het gebied van zeevervoer.

2.5Het doel van de herziening van de HSC-richtlijn is om rekening te houden met bijkomende parameters en criteria voor het uitoefenen van controle over onder meer milieudossiers van schepen en bedrijfsrisicoprofielen, en om de toepassing van internationale regels te waarborgen.

2.6Bij deze herziening zal worden nagegaan of er volop gebruik kan worden gemaakt van elektronische gegevens zodat doelgerichtere inspecties mogelijk worden. Bij zulke inspecties kan dan de focus komen te liggen op operationele kwesties, in plaats van dat louter documenten worden gecontroleerd. Ook kan er meer aandacht worden geschonken aan milieukwesties en aan de ontwikkeling van een stimuleringsmechanisme voor nieuwere/groenere scheepvaart van hoge kwaliteit.

2.7Doel van de herziene richtlijn is om de capaciteitsopbouw van de lidstaten voor de aanwerving en opleiding van voldoende gekwalificeerde inspecteurs te verbeteren en gebruik te maken van de inspectiedatabank, zodat de lasten beter tussen de lidstaten verdeeld kunnen worden.

2.8Tot slot is de verwachting dat door de herziening de reikwijdte van de inspecties kan worden uitgebreid tot buitenlandse vissersvaartuigen die zeer gevaarlijk zijn gebleken. Ook wordt de manier waarop schepen worden geïnspecteerd gemoderniseerd en leggen de milieuprestaties van schepen meer gewicht in de schaal bij het bepalen van hun risicoprofiel, waarmee de capaciteit van de lidstaten wordt verbeterd. Het toepassingsgebied van deze richtlijn wordt uitgebreid tot vissersvaartuigen en de havenstaatcontrole wordt verder gedigitaliseerd.

2.9Het initiatief tot herziening houdt ook verband met het Refit-programma van de Commissie, dat tot doel heeft het maritieme regelgevingskader te harmoniseren, consistenter te maken en te vereenvoudigen. Het initiatief is vooral bedoeld om het veiligheidsprofiel van schepen te verbeteren en de autoriteiten van de lidstaten te helpen om hun inspectie- en rapportageverplichtingen na te komen.

3.Algemene opmerkingen

3.1Het HSC-beleid van de EU heeft in essentie als doel om een geharmoniseerd inspectiesysteem, gebaseerd op de internationale normen van de IMO en het Memorandum van overeenstemming van Parijs, toe te passen. De HSC-richtlijn is door de lidstaten naar behoren omgezet en uitgevoerd, waardoor schepen die EU-havens aandoen veiliger zijn geworden.

3.2Volgens de effectbeoordeling van de Commissie 3 wordt met de voorgestelde herziening van de richtlijn vooral het volgende beoogd:

“...vissersschepen in het toepassingsgebied op te nemen; een systeem te ontwikkelen voor het geharmoniseerde gebruik en de geharmoniseerde aanvaarding van elektronische wettelijk voorgeschreven certificaten in de hele EU; het gebruik van beschikbare elektronische informatie, elektronische certificaten enz. verplicht te stellen. proactievere opleidingsprogramma's van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) te ontwikkelen voor havenstaatinspecteurs op het gebied van veiligheid, beveiliging en verontreinigingspreventie; een stimuleringsregeling in te stellen voor goed presterende en/of milieuvriendelijke schepen; de regels met betrekking tot het verbodsmechanisme aan te scherpen, zodat schepen waarvan herhaaldelijk is gebleken dat ze niet aan de geldende normen voldoen uit EU-wateren kunnen worden geweerd, ongeacht de vlag waaronder ze varen; de voorwaarden en termijnen voor uitstel van inspecties te reguleren; te onderzoeken welke gevolgen groene technologie en nieuwe brandstoffen, evenals autonome scheepvaart, zullen hebben voor de havenstaatcontrole.”

3.3HSC-inspecties vormen een aanvulling op de uitvoering van de vlaggenstaatrichtlijn en worden vaak een “tweede verdedigingslinie” tegen schepen die niet aan de normen voldoen genoemd. Als maatregel tegen ondoelmatigheden en slechte prestaties van schepen die EU-havens aandoen is het van essentieel belang dat HSC-inspecties voldoen aan vlaggenstaatvereisten.

3.4Aangezien nieuwe soorten risico’s de kop opsteken en nieuwe administratieve taken moeten worden uitgevoerd, is het zaak dat voor deze veeleisende haveninspectieprocedures nieuwe vaardigheden worden ontwikkeld. Het EMSA moet de lidstaten in operationele en administratieve zin bijstaan, zodat zij hun prestaties kunnen verbeteren en kunnen zorgen voor betere vaardigheden van hun personeel, dat zich moet aanpassen aan nieuwe technologische, digitale en groene uitdagingen. De veiligheid van werknemers, beveiliging en verontreinigingsrisico’s zijn andere belangrijke factoren die door de havenautoriteiten en de lidstaten op uniforme en geharmoniseerde wijze moeten worden beoordeeld.

3.5Naar verluidt beschikken inspecteurs momenteel niet over de instrumenten en digitale capaciteiten die nodig zijn om meer gebruik te kunnen maken van elektronische versies van certificaten en andere documenten en dus efficiënter te kunnen werken. Het is van groot belang om een uniform, digitaal register van binnenkomende en uitgaande schepen in alle Europese havens op te zetten, zodat — op basis van IMO-regels en internationale verdragen — vooruitgang kan worden geboekt.

3.6Lidstaten met beperkte personele en financiële middelen, die schepen vaak als eerste aandoen in de EU, hebben moeite om hun inspectieverplichtingen na te komen. Investeringen in personeel en infrastructuur zijn een eerste stap in de richting van harmonisatie en een gelijke verdeling van de administratieve lasten over de lidstaten.

3.7Met het huidige selectiesysteem voor inspecties is het niet mogelijk om meer nadruk te leggen op milieuaspecten en “groenere” vaartuigen te belonen. Daarom moeten het stimuleringsmechanisme en de beoordeling van het risicoprofiel van schepen en vaartuigen die EU-havens aandoen op de schop. Het “Fit for 55”-pakket moet ervoor zorgen dat de totale broeikasgasemissies van de EU in 2030 met 55 % zijn verminderd en dat in 2050 klimaatneutraliteit is bereikt. De maritieme vervoersactiviteiten zullen hieraan naar verwachting worden aangepast. Geluidshinder, luchtverontreiniging en koolstofemissies zijn factoren die samen het risico vergroten dat schepen niet aan de normen voldoen.

3.8De pandemie had onmiskenbaar tot gevolg dat lidstaten, en stakeholders in het algemeen, hun prioriteiten herzagen, waardoor het aantal inspecties terugliep en inspectieprocedures en -resultaten onder de maat bleven. De herziene verordening zal rekening houden met eventuele nieuwe risico’s en de lidstaten en autoriteiten in staat stellen om verwachte of onvoorziene rampen, risico’s en dergelijke doeltreffender aan te pakken. In dit verband is het ook absoluut zaak dat gevallen van overmacht worden aangepakt door middel van een aanbevolen routekaart die door de Europese autoriteiten, in samenwerking met de nationale belanghebbenden, moet worden opgesteld en verstrekt.

3.9Vissersvaartuigen zijn altijd uitgesloten geweest van havenstaatcontrole, maar naar verluidt is er op grote vissersvaartuigen (langer dan 24 meter) sprake van ernstige veiligheidsproblemen, verslechterende arbeidsomstandigheden en overbevissing. Daarom moeten de veiligheidsnormen van vissersvaartuigen worden verbeterd via een concreet mechanisme van gerichte inspecties, waarbij in een aanpassingsperiode moet worden voorzien.

4.Specifieke opmerkingen – facultatief

4.1In overeenstemming met gemeenschappelijke geïntegreerde Europese opleidingsprojecten moeten opleidings- en bijscholingsprogramma’s voor werknemers, professionals en werkgevers (zoals Erasmus +) en uitwisselingen van goede praktijken tussen nationale agentschappen worden opgezet en uitgevoerd, zodat HSC-inspecteurs beter in staat zullen zijn om aan de toenemende inspectiebehoeften te voldoen.

4.2De bescherming van het welzijn van zeedieren mag niet worden veronachtzaamd in de nieuwe richtlijn, die visserijprocedures en -beperkingen steviger moet helpen verankeren en inspecties van verontreinigingen van blauwe ecosystemen efficiënter moet maken.

4.3Havenstaatautoriteiten moeten adequaat worden opgeleid en voorbereid en goed kunnen omgaan met eventuele ernstige risico’s in de maritieme sector (zoals waterverontreiniging, veiligheidskwesties in de scheepvaart, tsunami's, verwoesting van infrastructuur als gevolg van klimaatverschijnselen, en migratiestromen over zee).

4.4Gerichte programma’s voor de aanwerving van jongeren en vrouwen zijn wenselijk om de braindrain en de genderongelijkheid in de maritieme sector aan te pakken.

Brussel, 20 september 2023.

Oliver Röpke

Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

___________