|
ADVIES
|
|
Europees Economisch en Sociaal Comité
|
|
Bescherming van mariene ecosystemen
|
|
_____________
|
|
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s
EU-actieplan: Bescherming en herstel van mariene ecosystemen voor duurzame en veerkrachtige visserij
[COM(2023) 102 final]
|
|
|
|
NAT/849
|
|
|
|
Rapporteur: Javier GARAT PÉREZ
|
|
|
|
Raadpleging
|
Europese Commissie, 27/03/2023
|
|
Rechtsgrond
|
Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
|
|
Bevoegde afdeling
|
Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu
|
|
Goedkeuring door de afdeling
|
28/06/2023
|
|
Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)
|
41/0/4
|
|
Goedkeuring door de voltallige vergadering
|
12/07/2023
|
|
Zitting nr.
|
580
|
|
Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)
|
149/0/1
|
1.Conclusies en aanbevelingen
1.1Onze oceanen beslaan 70 % van de oppervlakte van de planeet. Zij zijn een bron van voedsel en biodiversiteit, helpen het klimaat te reguleren, zorgen voor bestaansmiddelen voor veel kustgemeenschappen en bieden aanzienlijke voordelen voor de gezondheid, de samenleving en de economie. Gezonde mariene ecosystemen zijn daarom van essentieel belang voor de planeet en voor de gemeenschappen die van mariene ecosystemen afhankelijk zijn.
1.2Europese vissers leveren visserijproducten van hoge kwaliteit met een relatief lage koolstofvoetafdruk. Het EESC is ingenomen met het spectaculaire herstel van de visbestanden in de Europese Unie na jaren van goed beheer en vermindering van de visserijdruk. Volgens gegevens van de Europese Commissie telde de EU in 2009 slechts vijf duurzaam beviste bestanden; in 2022 zijn dat er meer dan zestig, en de situatie verbetert verder. De visbestanden, met name in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, zijn aanzienlijk toegenomen en liggen in slechts tien jaar tijd 50 % boven het niveau van 2010. Bovendien is 99 % van de aanlandingen van door de EU in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan gereguleerde visbestanden afkomstig van duurzame visbestanden. Wereldwijd is dat 82,5 %.
1.3Dit herstel heeft echter aanzienlijke sociaal-economische kosten met zich meegebracht. De quotaverlagingen hebben, in combinatie met de aanhoudende crises waarmee vissers te kampen hebben, een verwoestend effect: in heel Europa worden vaartuigen gesloopt. Volgens de FAO telt de Europese vissersvloot nu 28 % minder vaartuigen dan in 2000. Het EESC acht het daarom van essentieel belang dat bedrijven en werknemers kunnen rekenen op inkomensvoorspelbaarheid en een kader voor economische stabiliteit.
1.4Hoewel de visserij in Europa grote inspanningen heeft geleverd en vooruitgang heeft geboekt op het gebied van de duurzaamheid en de bescherming van mariene ecosystemen, zijn de oceanen nog steeds onderhevig aan klimaatverandering, verzuring en vervuiling door plastic en andere afvalstoffen en polluenten die afkomstig zijn van activiteiten op het land. Deze factoren vormen een ernstige bedreiging voor mariene ecosystemen en gemeenschappen die daarvan afhankelijk zijn. Om deze problemen aan te pakken, en in overeenstemming met de doelstellingen van het nieuwe mondiale biodiversiteitskader voor de periode na 2020 en de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030, moet de EU uiterlijk in 2030 30 % van haar zeeën juridisch beschermen. Het EESC dringt er bij de lidstaten op aan om deze doelstelling binnen de vastgestelde termijn te verwezenlijken en oplossingen te vinden die verenigbaarheid met de visserij mogelijk maken waar dit strookt met de aanbevelingen van de wetenschap.
1.5Ondanks de geboekte vooruitgang heeft de visserij nog steeds een ecologische impact op de oceanen. Daarom is het noodzakelijk dat de impact van vistuig verder wordt beperkt, de selectiviteit van netten wordt vergroot en kwetsbare mariene soorten en ecosystemen worden beschermd. Het EESC pleit voor een strategie voor decarbonisatie en milieubescherming die veeleer gericht is op innovatie dan op het schrappen van activiteiten, en die aan elk van de drie pijlers van duurzaamheid (de ecologische, de sociale en de economische pijler) evenveel aandacht besteedt, wat moet helpen om gekwalificeerde banen in Europa te houden. Met name moet er, gezien de voortdurende verbetering van de visbestanden en het toenemende risico van inkrimping van de vloot, een evenwicht worden gevonden tussen het voorstel om meer traditionele visserijgebieden te sluiten en de instandhouding van de visserijactiviteit.
1.6Hoewel het actieplan niet juridisch bindend is, zal het aanzienlijke sociaal-economische kosten met zich meebrengen voor de lidstaten en hun vloten. Het is dan ook jammer dat het actieplan niet vergezeld gaat van een sociaal-economische studie en dat er geen aanvullende financieringsmaatregelen worden voorgesteld voor de door de Europese Commissie nagestreefde groene en energietransitie. Het EESC dringt daarom aan op een analyse van de sociaal-economische gevolgen van de voorgestelde maatregelen, met name wat betreft het verbod op bodemvisserij in beschermde mariene gebieden, en pleit ervoor dat alle nodige middelen, inclusief stimulansen en compensatiemechanismen, worden ingezet voor een rechtvaardige en evenwichtige transitie.
1.7Het EESC acht het van essentieel belang dat eventuele beperkingen op het gebruik van bodemvistuig automatisch worden weerspiegeld in uit derde landen ingevoerde producten, temeer daar de Europese Unie 70 % van de geconsumeerde vis importeert en duizenden tonnen vis uit landen als Rusland en China komen, zelfs met tariefpreferenties. Het Comité roept de Commissie dan ook op om in het actieplan marktmaatregelen op te nemen om te zorgen voor consistentie en samenhang tussen intern en extern beleid, alsmede voor een gelijk speelveld tussen EU- en niet-EU-marktdeelnemers. Mobiel bodemvistuig is goed voor 25 % van de totale Europese vangsten. Het dringt aan op een actieplan dat de kloof op het gebied van voedselzekerheid en voedselsoevereiniteit (voor zeeproducten) niet vergroot en dat vissers in staat stelt de hun bij wet toegewezen vangstquota volledig te benutten.
1.8Wat de Europese aal betreft roept het EESC op tot continue en snelle maatregelen om habitats voor aal te herstellen, de verbindingen tussen rivieren te verbeteren en belemmeringen voor migratie aan te pakken. Ook is het zaak om de grensoverschrijdende samenwerking te verbeteren en contraproductieve visserijpraktijken te voorkomen. Verder dient erop te worden gewezen dat de recente door de EU afgekondigde visserijverboden voor commerciële en recreatieve activiteiten een negatieve impact hebben op de kustvisserij in heel Europa, en het EESC dringt er daarom op aan dat de vorderingen met het herstel van de soort worden geanalyseerd voordat verdere beperkende maatregelen voor de visserij worden overwogen.
1.9De wetenschap speelt een sleutelrol bij het in kaart brengen, beheren en beperken van bedreigingen voor mariene ecosystemen. Het EESC is van mening dat er behoefte is aan meer en beter wetenschappelijk advies, dat er een ecosysteemgerichte benadering van het beheer van mariene hulpbronnen moet worden gevolgd, en dat de voetafdruk van de visserij en koolstofputten nauwkeuriger in kaart moeten worden gebracht.
1.10Met betrekking tot munitie en andere vervuilende stoffen die in oorlogstijd in onze zeeën zijn gedumpt, met name in de Oostzee, roept het EESC de EU en haar lidstaten op om operationele maatregelen te nemen om de zeebodem schoon te maken, alsmede wetgevende maatregelen om ervoor te zorgen dat de wateren gevrijwaard zijn van deze gevaren.
2.Achtergrond
2.1Volgens de Europese Commissie maakt het actieplan deel uit van haar inspanningen om te komen tot een consistentere uitvoering van het milieubeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid van de EU op basis van de drie duurzaamheidspijlers — de ecologische, de economische en de sociale pijler. Het moet de transitie naar duurzamere visserijpraktijken versnellen door:
-het gebruik van selectiever vistuig en selectievere praktijken in de commerciële visserij om de vangst van jonge vis te verminderen en de kans te vergroten dat visbestanden zich in het wild voortplanten en op peil blijven;
-het gebruik van technologische en praktische innovaties ter voorkoming van incidentele vangsten van kwetsbare soorten;
-de geleidelijke afschaffing van de bodemvisserij in alle beschermde mariene gebieden met als uiterste termijn 2030, gezien hun sleutelrol bij het herstel van de mariene biodiversiteit en het belang van de zeebodem voor gezonde mariene ecosystemen en beperking van de klimaatverandering.
2.2Volgens de Europese Commissie moet deze transitie worden ondersteund door vlot toegankelijke financiering, wetenschappelijk werk om innovatieve visserijtechnieken te ontwikkelen en te bevorderen, en een robuust governancekader dat een dialoog tussen visserijgemeenschappen en milieuorganisaties mogelijk maakt.
3.Algemene opmerkingen
Juridische aspecten
3.1Het EESC merkt op dat het actieplan niet bindend is en als zodanig voornamelijk bestaat uit een reeks aanbevelingen aan de lidstaten op basis van de EU-biodiversiteitsstrategie, de EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering en de “van boer tot bord”-strategie. Het voorgestelde actieprogramma zal echter gepaard gaan met aanzienlijke sociaal-economische kosten voor de lidstaten en hun vloten. In dit verband beschouwt het EESC het actieplan als een unieke kans om een dialoog op Europees en nationaal niveau op gang te brengen, en steunt het daarom de oprichting van een speciale gezamenlijke groep voor de lidstaten (waarin de belanghebbenden — reders, werknemers en milieuverenigingen — als waarnemers optreden) die zorgt voor gecoördineerde en inclusieve besluitvormingsprocessen met het oog op de vaststelling en uitvoering van samenhangende beheersmaatregelen.
3.2Het EESC wijst erop dat de EU-wetgeving inzake visserij en milieu reeds de bescherming en het herstel van de zeebodem vereist. Zo is de mobiele bodemvisserij in de Middellandse Zee verboden op een diepte van meer dan 1 000 meter. In de Atlantische Oceaan is bodemtrawlvisserij verboden op een diepte van meer dan 800 meter en mag deze vorm van visserij sinds kort niet meer worden bedreven in 16 419 km² aan kwetsbare mariene ecosystemen.
3.3De EU moet echter uiterlijk in 2030 30 % van haar zeeën juridisch beschermen, in overeenstemming met de doelstellingen van het nieuwe mondiale biodiversiteitskader en de EU-biodiversiteitsstrategie. Het EESC roept de lidstaten op om deze doelstelling te verwezenlijken door middel van nationale strategieën die een ecosysteembenadering bevorderen en die verenigbaarheid met de visserij mogelijk maken conform de aanbevelingen van de wetenschap.
3.4Het EESC benadrukt dat een algemeen verbod op bodemvisserij in beschermde mariene gebieden niet wordt voorgeschreven door een internationaal instrument (BBNJ, CBD of RVO) of door het EU-acquis zelf. Het is daarom van mening dat de interpretatie van de Commissie in haar antwoord op een speciaal verslag van de Rekenkamer moet worden gevolgd: “De aanwijzing van BMG’s hoeft er niet toe te leiden dat menselijke activiteiten volledig aan banden worden gelegd, maar houdt veeleer in dat er doeltreffende beheersmaatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de instandhoudingsdoelstellingen van de gebieden en op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies. Dit zal slechts tot een beperking op visserijactiviteiten leiden als dat noodzakelijk is om te voldoen aan de ecologische vereisten van de natuurwaarden die worden beschermd.” Eenzelfde logica komt tot uiting in de habitatrichtlijn, waarin wordt gesteld dat: “[i]n de op grond van deze richtlijn genomen maatregelen rekening [moet worden] gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, en met de regionale en lokale bijzonderheden” (artikel 2, lid 3), en dat het noodzakelijk is om in elk geval een effectbeoordeling uit te voeren en naar behoren gemotiveerde maatregelen te nemen (artikel 6, lid 3).
3.5Om ervoor te zorgen dat visserijproducten volgens de beste sociale en milieunormen kunnen worden geproduceerd zonder afbreuk te doen aan het concurrentievermogen van de marktdeelnemers in de verschillende EU-landen, moet in het actieplan een strategie worden vastgesteld voor de totstandbrenging van gelijke concurrentievoorwaarden, ook wat de normen van derde landen betreft. Bovendien is het belangrijk om, als onderdeel van de dialoog en het overleg over de wijze waarop elke lidstaat het actieplan zal uitvoeren, de inspanningen te coördineren en ervoor te zorgen dat een vloot die onder een Europese vlag vaart en in de wateren van een andere lidstaat actief is, vertegenwoordigd kan zijn in de nationale processen met betrekking tot de instelling van beschermde mariene gebieden. Gebeurt dat niet, dan kan er sprake zijn van ongelijke behandeling en is er dus geen homogeniteit in de Europese wateren.
3.6Het Comité vestigt de aandacht op artikel 39 VWEU, waarin staat dat de landbouwbevolking (en vissersbevolking) een redelijke levensstandaard moet worden verzekerd, de voorziening veilig moet worden gesteld, en redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers moeten worden verzekerd. Daarom, en rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel (artikel 5 VEU), moeten de lidstaten de optie voorstellen die tegelijkertijd een doeltreffende instandhouding van de natuur waarborgt en de minste gevolgen heeft voor de vloot.
3.7Het EESC herinnert eraan dat in artikel 2, lid 1, onder b), van de Overeenkomst van Parijs wordt benadrukt dat het vermogen tot aanpassing aan de nadelige gevolgen van klimaatverandering moet worden vergroot, en klimaatbestendigheid en broeikasgasarme ontwikkeling moeten worden bevorderd, op een wijze die de voedselproductie niet in gevaar brengt.
Werkingssfeer
3.8De Commissie dringt er bij de lidstaten op aan nationale maatregelen te nemen en, in voorkomend geval, gezamenlijke aanbevelingen bij de Commissie in te dienen om mobiele bodemvisserij in alle beschermde mariene gebieden geleidelijk, maar uiterlijk in 2030, af te schaffen.
3.9Het EESC wijst erop dat beschermde mariene gebieden tot beperkingen van de visserijactiviteiten kunnen leiden als zulks noodzakelijk is om te voldoen aan de ecologische vereisten van de natuurwaarden die worden beschermd. In dit verband kan de bescherming van mariene gebieden vele andere instandhoudingsmaatregelen omvatten die geen verband houden met bodemvisserij, zoals de bescherming van zeevogels, walvisachtigen of schildpadden. Daarom verzoekt het EESC de Commissie om, wanneer zij maatregelen voorstelt voor bodemvistuig, haar inspanningen te richten op beschermde mariene gebieden waarin er uitsluitend naar wordt gestreefd kwetsbare zeebodem te beschermen.
3.10Het EESC herinnert eraan dat er volgens doelstelling 3 van het nieuwe Verdrag inzake biologische diversiteit (CBD) voor moet worden gezorgd en mogelijk moet worden gemaakt dat uiterlijk in 2030 ten minste 30 % van de kust- en mariene gebieden doeltreffend in stand wordt gehouden en beheerd door middel van beschermde mariene gebieden en andere doeltreffende gebiedsgebonden instandhoudingsmaatregelen (OECM’s, other effective area-based conservation measures), waarbij er tegelijkertijd voor moet worden gezorgd dat ieder duurzaam gebruik, indien passend in dergelijke gebieden, volledig strookt met de instandhoudingsresultaten, waarbij de rechten van lokale gemeenschappen worden erkend en geëerbiedigd.
3.11In dit verband betreurt het EESC dat de Commissie in het actieplan geen inclusieve en doeltreffende instrumenten voor milieubescherming opneemt, zoals OECM’s. Het EESC dringt erop aan gebruik te maken van het in 2022 door de FAO gepubliceerde “A handbook for identifying, evaluating and reporting other effective area-based conservation measures in marine fisheries”.
3.12Het EESC zou ook graag zien dat de OECM’s worden meegenomen in de berekening van het wettelijke beschermingspercentage van 30 %, zodat deze doelstelling op evenredige wijze kan worden bereikt. In dit verband dringt het erop aan andere sluitingen voor de bodemvisserij in het kader van de visserijwetgeving in aanmerking te nemen, zoals de 87 gebieden die onlangs in de Atlantische Oceaan voor de bodemvisserij zijn gesloten en de sluitingen in de westelijke Middellandse Zee in het kader van het meerjarig beheersplan.
Voetafdruk van de visserij
3.13In het actieplan staat dat mobiele bodemvisserij in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan in het algemeen plaatsvindt in 80-90 % van de “bevisbare gebieden”, onder verwijzing naar een speciaal advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) van 24 juni 2021. Het EESC wijst erop dat deze cijfers vooral zo hoog zijn omdat de voetafdruk van de visserij met een lage resolutie in kaart wordt gebracht. Om de impact van de bodemvisserij te ramen gebruikt de ICES namelijk een raster met een resolutie van ongeveer 17 km² (noordelijke breedtegraden) en 27 km² (zuidelijke breedtegraden). Met andere woorden, als een vaartuig over welk punt dan ook in dat gebied vaart, wordt ervan uitgegaan dat het hele gebied bevist. Hierdoor wordt het beviste gebied kunstmatig vergroot en wordt de politieke besluitvorming gebaseerd op onnauwkeurige gegevens. Het EESC verzoekt de Commissie daarom in het actieplan aan te geven dat de bodemvisserij nauwkeuriger in kaart moet worden gebracht. In het verslag over de uitvoering van de kaderrichtlijn maritieme strategie noemt de Commissie “landwinning en bescherming tegen overstromingen, aanleg van havens, storten van vast afval, productie van hernieuwbare energie en de gevolgen van niet-duurzame aquacultuurpraktijken” als activiteiten die hoofdzakelijk verantwoordelijk zijn voor het fysieke verlies van bentische habitats. Daarom zou het EESC graag zien dat de Europese Commissie ook aanvullende maatregelen voorstelt om de impact van deze activiteiten, die op hun beurt een negatieve invloed hebben op de visserijactiviteit, tot een minimum te beperken of weg te nemen.
Wetenschap
3.14Verstoringen zoals verzuring, hittegolven in de oceaan, zuurstofschaarste, giftige algen, parasieten en voortplantingsproblemen kunnen ertoe leiden dat visbestanden verdwijnen of zich verplaatsen naar diepere en koudere wateren. (Micro)plastics en andere verontreinigende stoffen afkomstig van menselijke activiteiten hebben ook een negatief effect op mariene ecosystemen. Door deze factoren krijgt de traditionele visserijwetenschap in sommige gevallen geen goed inzicht in de toestand en de veranderingen in de populaties van bepaalde visbestanden. Daarom is het vandaag meer dan ooit noodzakelijk om een ecosysteembenadering te hanteren en de wetenschap te verbeteren om veranderingen te beoordelen, te begrijpen en zich eraan aan te passen.
3.15In het actieplan wordt aangekondigd dat de Commissie in 2024 kwantitatief onderzoek zal laten verrichten naar de koolstofopslagcapaciteit van de zeebodem van de EU en naar de mogelijke effecten van bodemvisserijactiviteiten op deze capaciteit. Het EESC is ingenomen met dit initiatief. Het zou in dit verband graag zien dat wordt nagegaan of het monitoren van sedimentverstoring doeltreffend is met het oog op klimaatmitigatie. Ook het effect van een door sluitingen veroorzaakte verschuiving van de visserij-inspanning naar nieuwe, voorheen niet beviste gebieden moet worden bestudeerd, evenals het effect van natuurlijke fenomenen (zoals stormen) op sedimenten, waarbij dit vergeleken moet worden met de impact van de bodemvisserij.
3.16Het EESC staat volledig achter het initiatief van de Commissie om een interactief platform over selectief en innovatief vistuig te ontwikkelen waar kennis en goede werkwijzen kunnen worden gedeeld. Het herinnert in dit verband aan de aanbevelingen van de ICES over innovatief vistuig, waar deskundigen de voordelen en de gevolgen van innovatief vistuig voor mariene ecosystemen, kwetsbare habitats en de selectiviteit van de visserij hebben beoordeeld. Het EESC is verheugd dat de meeste vooruitgang is geboekt in de bodemvisserij en moedigt verdere vooruitgang in deze richting aan.
Sociaal-economische impact
3.17Het EESC dringt erop aan dat, hoewel dit niet verplicht is, een studie wordt verricht naar de sociaal-economische gevolgen van de voorgestelde maatregelen, met name het verbod op bodemvisserij in mariene beschermde gebieden. Aangezien de trawlvisserij goed is voor 7 000 vissersvaartuigen, 20 000 vissers, een derde van de totale vangstcapaciteit, 38 % van de inkomsten van de EU-vloot en 25 % van de totale vangsten in de EU, is het van essentieel belang dat de impact van de voorgestelde maatregelen wordt geëvalueerd.
3.18Het EESC verzoekt de Commissie en de lidstaten om niet alleen de directe gevolgen van de voorgestelde maatregelen, zoals het verlies van toegang tot traditionele visgronden, te evalueren en tot een minimum te beperken, maar ook de gevolgen van een verschuiving van de visserij-inspanning naar andere gebieden, hetgeen tot conflicten tussen verschillende soorten vistuig kan leiden, doelsoorten ontoegankelijk kan maken en het brandstofverbruik kan doen toenemen.
Voedselzekerheid
3.19In de conclusies van het actieplan wordt benadrukt dat de voedselzekerheid en het sociaal-economische welzijn van vissers, kustgemeenschappen en samenlevingen in het algemeen moeten worden gewaarborgd. Een verbod op het gebruik van bodemvistuig in de huidige beschermde mariene gebieden (10 % van het zeegebied) zou echter leiden tot een toename van de invoer met 2 %. Gezien het belang van een rechtvaardige transitie dringt het EESC aan op een studie naar de geraamde toename van de invoer in het licht van de doelstellingen van het actieplan (30 % van het zeeoppervlak).
3.20Het EESC herinnert eraan dat 70 % van de in de EU geconsumeerde vis reeds afkomstig is uit derde landen en dat mobiel bodemvistuig goed is voor 25 % van de totale Europese vangsten. Het dringt aan op een actieplan dat de kloof op het gebied van voedselzekerheid en voedselsoevereiniteit (voor zeeproducten) niet vergroot en dat vissers in staat stelt de hun bij wet toegewezen vangstquota volledig te benutten.
Marktmaatregelen
3.21Het EESC acht het van essentieel belang dat beperkingen op het gebruik van bodemvistuig automatisch worden weerspiegeld in uit derde landen ingevoerde producten, zeker omdat duizenden tonnen witvis (bijv. alaskakoolvis, kabeljauw en schelvis) uit Rusland en China komen en zelfs het voorwerp zijn van tariefpreferenties. Het Comité roept de Commissie dan ook op om in het actieplan marktmaatregelen op te nemen om te zorgen voor consistentie en samenhang tussen intern en extern beleid, alsmede voor een gelijk speelveld tussen EU- en niet-EU-marktdeelnemers.
Financiering
3.22Het EESC betreurt dat in het actieplan geen aanvullende financieringsmaatregelen worden voorgesteld voor de door de Europese Commissie nagestreefde groene en energietransitie. Een initiatief van deze omvang, dat zoveel vaartuigen in de bodemvisserij treft, moet gepaard gaan met de nodige stimulansen en compensatiemechanismen. Het EESC dringt aan op overheidssteun voor onderzoek en innovatie om het contact met de zeebodem te verminderen, veeleer dan voor veranderingen van vistuig of voor het slopen van vaartuigen. Deze laatste oplossingen zouden enorme bedragen vergen, die in het kader van de huidige fondsen niet beschikbaar zijn, nog los van de technische belemmeringen om de visserijmethoden te veranderen. Bovendien zou rekening moeten worden gehouden met het seizoensgebonden karakter en de specifieke kenmerken van de visserijsector. Het EESC zou graag zien dat, naast het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA), ook in het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) specifieke programma’s voor de visserij worden goedgekeurd om er beter voor te zorgen dat de middelen terechtkomen waar ze het hardst nodig zijn. Voorts zou het Comité graag zien dat de Europese Commissie monitoringverslagen opstelt om na te gaan of de middelen correct worden verdeeld en besteed.
Bijvangsten
3.23 Het EESC is het volledig eens met de Commissie dat de incidentele vangst van kwetsbare mariene soorten (bijv. de gewone dolfijn in de Golf van Biskaje) tot een minimum moet worden beperkt en waar mogelijk moet worden uitgebannen. Het is bezorgd over kwetsbare soorten die bijzonder bedreigd zijn, zoals bepaalde haaiensoorten, zeeschildpadden, zeezoogdieren (zoals de bruinvis in de Oostzee en de mediterrane monniksrob) en zeevogels (zoals de vale pijlstormvogel). Het EESC roept de lidstaten op om nationale of gezamenlijke maatregelen te nemen om bijvangsten tot een minimum te beperken.
3.24 Positief in dit verband zijn de recente maatregelen die sommige lidstaten hebben genomen: zij zorgen dat er waarnemers aan boord zijn en laten akoestische apparatuur aanbrengen die dolfijnen afschrikt met ultrasoon geluid. Tot slot verzoekt het EESC de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de sluiting van visserijgebieden ter bescherming van kwetsbare soorten evenwichtig verloopt en rekening te houden met de grote sociaal-economische gevolgen ervan voor de vloot.
3.25Het EESC is bezorgd over de delicate staat van instandhouding van de Europese aal en herinnert aan de krachtige maatregelen die de Raad in december 2022 heeft genomen om het aalbestand te verbeteren, die hebben geleid tot een verbod van zes maanden op de zeevisserij op aal en een totaal verbod op de recreatievisserij op deze soort. Het EESC wijst er in dit verband op dat deze maatregelen een grote negatieve impact zullen hebben op de kustvisserij in heel Europa, en dringt er daarom op aan dat de vorderingen met het herstel van de soort worden geanalyseerd voordat verdere beperkende maatregelen worden genomen. Niettemin acht het EESC het van fundamenteel belang dat aandacht wordt besteed aan alle gevolgen van de visserij en van niet met de visserij samenhangende activiteiten en dat de desbetreffende wetgeving, zoals de kaderrichtlijn water, de habitatrichtlijn en de kaderrichtlijn mariene strategie, beter ten uitvoer wordt gelegd om de situatie zo snel mogelijk te verbeteren en verdere beperkingen te vermijden.
Andere contaminanten
3.26Geschat wordt dat in de Oostzee alleen al ongeveer 50 000 ton chemische munitie, 500 000 ton conventionele wapens en 10 000 scheepswrakken op de bodem liggen, als gevolg van oorlogen in de vorige eeuw. Dit gevaar wordt nog vergroot door de brutale militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne. Gedumpte munitie vormt een reële bedreiging voor zowel de mens als het mariene milieu en brengt niet alleen de visserij en de scheepvaart, maar ook de ontwikkeling van andere sectoren van de blauwe economie in gevaar. Het EESC roept de Europese Commissie en haar lidstaten op om operationele maatregelen te nemen om de zeebodem schoon te maken, alsmede wetgevende maatregelen om ervoor te zorgen dat de wateren gevrijwaard zijn van deze gevaren. Het benadrukt de belangrijke rol van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en van de nationale programma’s van de lidstaten in het kader van de kaderrichtlijn mariene strategie waar het aankomt op de bescherming van het mariene milieu als bron van veilig en gezond voedsel voor de mens.
Blauwe economie
3.27Het EESC wijst erop dat de verschillende sectoren van de blauwe economie onderling afhankelijk zijn (visserij, biotechnologie, scheepvaart, zeevervoer, aquacultuur, scheepswerven, toeleveringsketen, logistiek en vervoer). Het verlies of de sloop van vissersvaartuigen heeft daarom rechtstreekse gevolgen voor de Europese scheepswerven en andere logistieke diensten. Het EESC wijst in dit verband op de noodzaak van een strategie voor decarbonisatie en milieubescherming die veeleer gericht is op innovatie dan op het schrappen van activiteiten, en die evenveel aandacht besteedt aan elk van de drie pijlers van duurzaamheid (de ecologische, de sociale en de economische pijler), wat moet helpen om gekwalificeerde banen in Europa te houden. Voorts benadrukt het Comité dat de visserij bijdraagt tot het behoud van de bevolking in landelijke kustgemeenschappen die sterk van deze sector afhankelijk zijn. Een krimpende of tanende visserijsector leidt rechtstreeks tot een toename van de migratiestromen naar de grote steden, met alle problemen die bevolkingsconcentratie met zich meebrengt.
Windenergie
3.28In overeenstemming met de Europese Green Deal heeft de EU zich ten doel gesteld om haar productie van offshore-energie te vertwintigvoudigen om in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken. Deze toename heeft echter gevolgen voor het mariene milieu, bijvoorbeeld door de aanleg van windmolenparken en het leggen van diepzeekabels. Verschillende lidstaten hebben zelfs aangekondigd dat ze hun elektriciteitsnetten op zee met elkaar gaan verbinden, voornamelijk via kunstmatige energie-eilanden in de Oostzee en de Atlantische Oceaan. Het EESC is zich ten volle bewust van de noodzaak van hernieuwbare energiebronnen die naast duurzame voedselbronnen moeten bestaan. Daarom dringt het aan op een goed doordachte ontwikkeling van offshore-windenergie, om te voorkomen dat dezelfde fouten worden gemaakt als in het verleden, en om de impact ervan op de biodiversiteit tot een minimum te beperken. Ook dringt het EESC erop aan dat het aanleggen van deze infrastructuur geen gevolgen heeft voor traditionele visgronden.
Brussel, 12 juli 2023.
Oliver RÖPKE
Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
_____________