SOC/758
Maatregelen tegen het stigma rond hiv
ADVIES
Afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap
Maatregelen tegen het stigma rond hiv
(verkennend advies op verzoek van het Spaanse voorzitterschap)
Rapporteur: Pietro Vittorio BARBIERI
Corapporteur: Nicoletta MERLO
|
Verzoek van het Spaanse
voorzitterschap van de Raad
|
Brief, 08/12/2022
|
|
Rechtsgrond
|
Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
|
|
|
Verkennend advies
|
|
|
|
|
Bevoegde afdeling
|
Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap
|
|
Goedkeuring door de afdeling
|
31/05/2023
|
|
Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)
|
64/0/0
|
|
Goedkeuring door de voltallige vergadering
|
DD/MM/YYYY
|
|
Zitting nr.
|
…
|
|
Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)
|
…/…/…
|
1.Conclusies en aanbevelingen
1.1Het EESC is ingenomen met het initiatief van het Spaanse voorzitterschap waarmee wordt beoogd hiv-gerelateerde stigmatisering en discriminatie in Europa tegen 2030 uit te bannen. Deze kwestie is te lang verwaarloosd, terwijl de beschikbare gegevens ondubbelzinnig aantonen dat de schadelijke gevolgen ervan in verschillende delen van de wereld, in specifieke sociale contexten en bij sleutelgroepen voortduren. Daarom deelt het EESC het standpunt van het Spaanse voorzitterschap dat het uitbannen van hiv-gerelateerde stigmatisering en discriminatie als een van de politieke prioriteiten van de EU-agenda moet worden beschouwd.
1.2Het EESC onderschrijft de noodzaak van een verklaring op hoog niveau van de Europese instellingen, die op 1 december 2023 aan het Europees Parlement moet worden voorgelegd. Daarnaast verbindt het zich ertoe deze verklaring op alle mogelijke niveaus en manieren en in alle mogelijke fora te ondersteunen en eraan deel te nemen.
1.3Om stigmatisering, discriminatie en onjuiste stereotypen uit te bannen, acht het EESC het van essentieel belang om maatregelen op het gebied van bewustmaking, opleiding en voorlichting te bevorderen, met name op scholen, en is het van mening dat het maatschappelijk middenveld en jongeren- en studentenorganisaties hierbij moeten worden betrokken.
1.4Om een bredere populatie te bereiken, moeten de belemmeringen om de toegang tot PrEP te verbeteren en de toepassing ervan te bevorderen, in kaart worden gebracht en uit de weg worden geruimd, teneinde belangrijke stappen te zetten om tegen 2030 een einde te maken aan de aidsepidemie. Preventieve interventies zoals pre- en postexpositieprofylaxe en TasP (behandeling als preventie) kunnen een aanzienlijk effect hebben op de beheersing van hiv en andere seksueel overdraagbare aandoeningen.
1.5Mensen met hiv moeten gelijke kansen hebben op toegang tot de arbeidsmarkt en professionele groei. Zij moeten ook kunnen profiteren van specifieke regelingen zoals flexibele werktijden of langer verlof voor medische bezoeken, waarbij vertrouwelijkheid gegarandeerd is.
1.6Het EESC onderstreept het belang van specifieke maatregelen voor sleutelgroepen: voor een doeltreffende aanpak van de hiv-epidemie moeten gerichte voorlichting en institutioneel uitgevoerde preventieprogramma’s deze bevolkingsgroepen bereiken, zodat specifieke diensten proactief contact met hen kunnen leggen, eventueel via niet-gouvernementele, in de gemeenschap verankerde verenigingen.
1.7Gelet op het feit dat Oekraïne de op een na grootste aidsepidemie in de regio Oost-Europa en Centraal-Azië heeft, benadrukt het EESC dat de landen die Oekraïense vluchtelingen opvangen moeten zorgen voor continue hiv-zorg, gratis hiv-tests en -behandelingen en betere mogelijkheden om te worden getest, ongeacht verblijfsstatus. Aangezien de meeste vluchtelingen vrouwen en kinderen zijn, zijn uitgebreide tests in ziekenhuizen, de eerstelijnsgezondheidszorg en gemeenschapsinstellingen wellicht het meest geschikt voor Oekraïense vluchtelingen.
1.8Antiretrovirale therapie (ART) kan een tweeledige rol spelen bij het verbeteren van de gezondheid van mensen met hiv en het effectief voorkomen van hiv-overdracht, aangezien ART zeer doeltreffend is wat betreft het onderdrukken van de virale belasting.
1.9De tijdige diagnose van een hiv-infectie, de vroegtijdige start van de therapie en de retentie in de zorg (continuüm van zorg) zijn de hoekstenen van de beheersing van de verspreiding van de infectie. Aangezien verschillende landen de doelstelling reeds hebben gehaald, pleit het EESC voor een ambitieuzere nieuwe doelstelling voor alle landen, die tegen 2030 moet worden gehaald en waarbij de dekkingsgraad voor tests, behandeling en virologische onderdrukking tot 95 % moet worden opgetrokken.
1.10Zowel het zorgcontinuüm als het preventiecontinuüm moeten worden ontwikkeld en geïmplementeerd, omdat zij synergetisch een alomvattende respons ter bestrijding van de hiv-epidemie kunnen vormen.
1.11Het EESC pleit voor nieuwe en innovatieve strategieën om vroegtijdige diagnoses te bevorderen en meer mensen bewust te maken van hun infectie door de uitbreiding van gediversifieerde en gebruiksvriendelijke benaderingen van op grotere schaal beschikbare hiv-tests, zoals snelle tests, tests in de gemeenschap en zelftests, en een geïntegreerde benadering van hiv- en hepatitis B- en C-tests.
1.12Gemeenschappen spelen een cruciale rol in de bestrijding van hiv. Zij bevorderen de verantwoordingsplicht, stimuleren preventieactivisme, voeren activiteiten uit en dragen bij aan innovaties die cruciaal zijn voor duurzame vooruitgang.
1.13Om de verwezenlijking van deze doelstellingen te ondersteunen en te versnellen, dringt het EESC aan op verdere inspanningen bij het opzetten en uitvoeren van nieuwe programma’s om de kennis van de hiv-positieve status en de dekking van de behandeling uit te breiden, zodat de circulatie van het virus en dus de overdracht van hiv worden beperkt, en om hiv-discriminatie, bijvoorbeeld bij de toegang tot werkgelegenheid of financiële diensten, gericht aan te pakken.
2.Hiv in Europa
2.1De overdracht van hiv blijft een belangrijk probleem voor de volksgezondheid, dat meer dan 36 miljoen mensen in de wereld treft. Daarvan wonen er 2,3 miljoen in de Europese regio van de WHO, met name in het oostelijke deel van de regio. In 2021 werden in de Europese regio bijna 107 000 mensen met hiv gediagnosticeerd, van wie ongeveer 17 000 in de EU/EER. Het aantal hiv-diagnoses vertoont sinds 2012 een dalende trend; in 2020 en 2021 werd een meer uitgesproken daling van het aantal hiv-diagnoses vastgesteld (-24 %), mogelijk als gevolg van de effecten van de COVID-19-pandemie op het gebruik van gezondheidsdiensten en/of als gevolg van een verminderde overdracht door de volksgezondheidsmaatregelen die tijdens de periode van de COVID-19-pandemie zijn genomen.
2.2Hiv treft in Europa op onevenredige wijze bevolkingsgroepen die sociaal gemarginaliseerd zijn en mensen wier gedrag sociaal gestigmatiseerd is, zoals intraveneuze druggebruikers en hun seksuele partners, mannen die seks hebben met mannen, transgenders, sekswerkers, gevangenen en migranten.
2.3De gegevens laten verschillende epidemische patronen en trends zien in de landen van de Europese regio van de WHO: seksuele overdracht tussen mannen is de belangrijkste wijze van overdracht in de EU/EER en het westelijke deel van de regio, terwijl heteroseksuele overdracht en intraveneus drugsgebruik de belangrijkste wijzen van overdracht zijn die in het oostelijke deel van de regio zijn gemeld.
2.4Late hiv-diagnoses komen in de meeste landen in de regio nog vaak voor: meer dan 50 % kreeg de hiv-diagnose pas wanneer het CD4-celaantal lager was dan 350/mmc.
3.Hiv-zorgcontinuüm voor Oekraïense vluchtelingen
3.1Sinds het begin van de oorlog op 24 februari 2022 zijn meer dan 13,5 miljoen mensen ontheemd geraakt of gedwongen als vluchteling naar buurlanden te trekken, waaronder mensen met hiv (naar schatting 10 000 tot 30 000 mensen) en sleutelgroepen.
3.2Oekraïne is het land met de op een na grootste aidsepidemie in de regio Oost-Europa en Centraal-Azië. Het aantal nieuwe hiv-diagnoses steeg van 14 240 in 2016 tot 16 270 in 2019, en daalde licht naar 15 660 in 2020, waarschijnlijk als gevolg van de COVID-19-crisis. Uit surveillancegegevens blijkt dat 9 000 tot 10 000 gevallen het gevolg zijn van heteroseksueel contact en ongeveer 5 000 door intraveneus drugsgebruik.
3.3Voor het begin van de oorlog boekte het land grote vooruitgang op het gebied van aidsbestrijding: hiv-zorg en -behandeling werden gratis verstrekt in hiv-klinieken van de overheid in het hele land en steeds meer mensen met hiv werden behandeld met behulp van een antiretrovirale therapie (ART). In 2021 werd geschat dat van de 240 000 mensen met hiv (0,6 % van de Oekraïense bevolking) meer dan 150 000 mensen ART ondergingen (62 %), en dat bij 94 % van degenen die een dergelijke behandeling kregen de virale belasting onderdrukt werd.
3.4In het land hebben VN-organisaties en partners ter plaatse, zoals het UNAIDS-noodfonds, nauw samengewerkt met de lokale autoriteiten om mensen in nood te bereiken en te helpen. Meer recentelijk hebben zij humanitaire hulp verleend aan zwaar getroffen gebieden in het land die nu pas toegankelijk zijn geworden. Een coalitie van overheid, maatschappelijke en internationale organisaties was en is een hoeksteen van de doeltreffende bestrijding van hiv in Oekraïne tijdens de oorlog.
3.5UNAIDS zal steun blijven verlenen op het gebied van hiv-preventie, tests, behandeling, zorg en ondersteuning voor mensen in heel Oekraïne die door de oorlog zijn getroffen en mensen die door het conflict zijn ontheemd.
3.6In een in juli 2022 gepubliceerd document van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) worden de belangrijkste overwegingen uiteengezet ten behoeve van de besluitvorming en de praktische uitvoering van diensten om de kwaliteitsnormen van de hiv-zorg voor Oekraïense vluchtelingen te handhaven. Het is met name van cruciaal belang dat gastlanden zorgen voor continue hiv-zorg, gratis hiv-tests en -behandelingen en betere mogelijkheden om te worden getest, ongeacht verblijfsstatus, omdat beperkte toegang tot ART leidt tot een verhoogd risico op ziekte, overlijden, het ontstaan van resistente stammen en mogelijke verdere overdracht. Aangezien de meeste vluchtelingen vrouwen en kinderen zijn, zijn uitgebreide tests in ziekenhuizen, eerstelijnsgezondheidszorg en gemeenschapsinstellingen wellicht de meest passende context voor Oekraïense vluchtelingen.
4.Hiv in de wereld
4.1Er is een sterke wereldwijde consensus dat er nu de middelen zijn om een einde te maken aan de aidsepidemie. In de afgelopen twee decennia heeft een toenemend aantal studies in diverse situaties aangetoond dat antiretrovirale therapie (ART) een tweeledige rol kan spelen bij het verbeteren van de gezondheid van mensen met hiv en het effectief voorkomen van hiv-overdracht (Treatment as Prevention – TasP), aangezien ART zeer doeltreffend is in het onderdrukken van de virale belasting (gedefinieerd als minder dan 200 kopieën/ml).
4.2De laatste jaren is op grote schaal een strategie vastgesteld waarin de tijdige diagnose van een hiv-infectie, de vroegtijdige start van de therapie en de retentie in de zorg (continuüm van zorg) worden beschouwd als de hoekstenen van de beheersing van de verspreiding van de infectie. In 2014 lanceerde UNAIDS de doelstelling van 90-90-90 (90 % van de mensen met hiv gediagnosticeerd, 90 % daarvan behandeld en 90 % van degenen die behandeld zijn met onderdrukte viremie). Als deze doelstellingen worden gehaald, zal 73 % van alle mensen met hiv een onderdrukte virale belasting hebben, en mensen met een onderdrukte virale belasting kunnen hiv niet doorgeven.
4.3Er zijn aanwijzingen dat eind 2020 een aantal landen met uiteenlopende geografische, sociaal-economische en epidemiologische omstandigheden de doelstelling al hebben bereikt. Deskundigen zijn van mening dat uit deze resultaten zou kunnen blijken dat alle landen tegen 2030 een ambitieuzere nieuwe doelstelling kunnen bereiken, waarbij het bereik van tests, behandeling en virologische onderdrukking wordt verhoogd tot 95 %. Om deze doelstellingen bij de bestrijding van de hiv-epidemie te handhaven en sneller te verwezenlijken, zijn verdere inspanningen bij het opzetten en uitvoeren van nieuwe programma’s nodig om de kennis van de hiv-positieve status en het bereik van de behandeling (Universal Testing and Treatment [UTT]-aanpak) uit te breiden, zodat de circulatie van het virus en dus de overdracht van hiv wordt beperkt. Dergelijke nieuwe programma’s mogen niet uitsluitend gericht zijn op toe te passen standaardmaatregelen, maar moeten ook worden uitgevoerd overeenkomstig de behoeften en de specifieke eisen van mensen met hiv.
4.4De laatste tijd wordt steeds vaker een aanpak, vergelijkbaar met het hiv-zorgcontinuüm en het hiv-preventiecontinuüm, voorgesteld die gericht is op de populatie die risico loopt op hiv-besmetting om ervoor te zorgen dat mensen niet door hiv besmet raken. Het hiv-preventiecontinuüm gaat uit van hiv-tests als basis, waarna personen die niet met hiv besmet zijn, in contact worden gebracht met preventiediensten, daar gebruik van blijven maken (retentie) en trouw aan blijven, zodat zij voortdurend advies krijgen over risicobeperking en consequent condoomgebruik om hiv-overname en -overdracht te voorkomen. Retentie is ook belangrijk om te zorgen voor het herhaaldelijk testen op hiv en het vroeg diagnosticeren van een hiv-besmetting indien deze optreedt. Personen bij wie net de diagnose hiv is gesteld, moeten onmiddellijk in contact worden gebracht met zorg en behandeling, alsmede met aanvullende hiv-preventiestrategieën zoals partnertests, condoomgebruik en preventieve antiretrovirale geneesmiddelen. Verschillende studies hebben aangetoond dat op het niveau van de populatie zowel het continuüm van de zorg als dat van de preventie synergetisch een complete respons ter bestrijding van de hiv-epidemie kunnen vormen.
4.5Er zijn nieuwe en innovatieve strategieën nodig om vroegtijdige diagnose te bevorderen en meer mensen bewust te maken van hun infectie door de uitbreiding van gediversifieerde en gebruiksvriendelijke benaderingen van op grotere schaal beschikbare hiv-tests, zoals snelle tests, tests in de gemeenschap en zelftests, en een geïntegreerde benadering van hiv- en hepatitis B- en C-tests.
4.6De WHO beveelt een uitgebreid pakket gezondheidsdiensten voor hiv-preventie aan, met bijzondere aandacht voor het bereiken van sleutelgroepen. Van bijzonder belang is de integratie van hiv-preventiediensten met diensten voor seksuele en reproductieve gezondheid, geestelijke gezondheid, preventie van seksueel en gendergerelateerd geweld, zorg voor slachtoffers van seksueel en gendergerelateerd geweld, behandeling van drugsverslaving, hepatitis C-preventie en -zorg, tuberculosebestrijding, gezondheidszorg in gevangenissen, niet-overdraagbare ziekten en juridische en sociale ondersteuning.
4.7Door de beschikbaarheid van verschillende manieren om toegang te krijgen tot een hiv-test kunnen verschillende voor hiv-besmetting kwetsbare bevolkingsgroepen tijdig een diagnose krijgen.
4.8Voor de preventie van hiv beveelt UNAIDS een aanpak van “gecombineerde preventie” aan. Aangezien geen enkele preventiestrategie toereikend is om de verspreiding van de ziekte in te dammen, vereist de aanpak biomedische, gedrags- en structurele maatregelen die specifiek worden geselecteerd en afgestemd op de lokale behoeften, zoals die door de betrokken gemeenschappen naar voren worden gebracht. En voor het welslagen ervan moeten deze gecoördineerd, efficiënt en consistent zijn en ingegeven worden door een gezamenlijke inzet voor gemeenschappelijke doelstellingen.
5.Aanpak van hiv door de gemeenschap
5.1De rol van gemeenschappen van mensen met hiv, gemarginaliseerde en kwetsbare groepen, vrouwen en jongeren bij hiv-dienstverlening, onderzoek en geneesmiddelenontwikkeling, belangenbehartiging, sociale en politieke verantwoording, mobilisering van middelen en bescherming van sociale en mensenrechten is goed gedocumenteerd en wordt door UNAIDS erkend. In de afgelopen drie decennia is gebleken dat gemeenschappen van mensen met hiv en hun lotgenoten een belangrijke rol spelen bij de instandhouding van de betrokkenheid bij en het pleiten voor een rechtvaardige gezondheidszorg en de financiering daarvan, en bij de erkenning en eerbiediging van de mensenrechten van alle mensen. Kwalitatieve en effectieve integratie van gezondheidsstelsels en universele gezondheidszorg kan doeltreffender worden ontworpen, uitgevoerd en in stand worden gehouden met gemeenschappen van mensen met hiv en lotgenoten als middelpunt. Het leiderschap en de betrokkenheid van gemeenschappen hebben rechtstreeks bijgedragen aan betere resultaten bij de toegang tot diensten voor hiv-behandeling, preventie, ondersteuning en zorg over de hele wereld.
5.2Gemeenschappen spelen een cruciale rol in de bestrijding van hiv. Zij bevorderen de verantwoordingsplicht, stimuleren preventieactivisme, voeren activiteiten uit en dragen bij aan innovaties die cruciaal zijn voor duurzame vooruitgang. Door de gemeenschap geleide platforms voor dienstverlening zijn vaak doeltreffender dan formele platforms van gezondheidsinstellingen om gemarginaliseerde en minderbedeelde bevolkingsgroepen te bereiken, vooral in omgevingen waar stigmatisering en discriminatie aan de orde van de dag zijn. Door de gemeenschap geleide organisaties verkeren in een goede positie om hiaten in de dienstverlening en beperkingen die de levering en het gebruik van diensten belemmeren, op te sporen, maar ook mogelijkheden om diensten te erkennen als onderdeel van de grondrechten van het individu en om deze meer op de mens gericht, gebruiksvriendelijker en doeltreffender te maken.
5.3De gemeenschap (opgevat als de groep van niet-gouvernementele verenigingen en organisaties die dagelijks betrokken zijn bij de bestrijding van aids en de verdediging van de rechten van mensen met hiv) speelt een cruciale rol bij het geven van een stem aan de meest kwetsbare en risicogroepen, en biedt doeltreffende oplossingen om de hiv-/aidsepidemie in te dammen. Zij doet dat in die mate dat de Wereldgezondheidsorganisatie (UNAIDS) er in 2019 de Wereldaidsdag aan heeft gewijd (1 december) met de slogan “Gemeenschappen maken het verschil”.
5.4De aandacht dient ook uit te gaan naar permanente monitoring en effectbeoordelingen van de diverse beleidsmaatregelen en wetgevingskaders op gezondheidsgebied die in elke lidstaat worden vastgesteld, door onafhankelijke en onpartijdige actoren daarbij te betrekken, onder meer om beste praktijken te ontwikkelen die op Europees niveau kunnen worden voorgesteld en gedeeld.
5.5Ook in het besef en met de doelstelling de staat van hiv-positief te willen “normaliseren”, is het raadzaam de privacy van elk individu te respecteren, zowel tijdens contacten met gezondheidsinstellingen voor toegang tot diensten als op gebieden die verband houden met dagelijkse activiteiten (school, werk enz.). Daarom moeten de regels in alle lidstaten gericht zijn op gegarandeerde bescherming van de grondrechten en vrijheden en de inherente waardigheid van de persoon met hiv.
5.6Om stigmatisering, discriminatie en onjuiste stereotypen uit te bannen, moeten acties op het gebied van bewustmaking, opleiding en voorlichting worden bevorderd, met name op scholen, en het maatschappelijk middenveld (bijv. plaatselijke verenigingen en gemeenschappen, jongeren- en studentenorganisaties) moeten daarbij worden betrokken.
6.Pre-expositieprofylaxe (PrEP) ter preventie van hiv-besmetting
6.1Pre-expositieprofylaxe (PrEP) is een biomedische benadering van hiv-preventie waarbij mensen met een hoog risico op hiv orale antiretrovirale geneesmiddelen innemen. De doeltreffendheid van PrEP is goed gedocumenteerd, wanneer deze volgens voorschrift wordt ingenomen. PrEP is een essentieel onderdeel van de “combinatiepreventie” die nodig is om de duurzameontwikkelingsdoelstelling om tegen 2030 een einde te maken aan de aidsepidemie te verwezenlijken, en het gebruik ervan wordt aanbevolen in nationale en internationale richtsnoeren. Volgens het advies van het ECDC moeten de EU-landen overwegen PrEP te integreren in hun bestaande hiv-preventieprogramma’s voor sleutelgroepen en degenen die het grootste risico op een hiv-besmetting lopen.
6.2In verschillende studies wordt een beperkte opname van PrEP in klinische settings en een slechte retentie in de zorg beschreven. Het volhouden van PrEP werd in verband gebracht met het grootste effect op de hiv-incidentie. Toch stoppen veel gebruikers na een jaar met PrEP. Het bleek dat minder dan de helft van de gebruikers ermee doorging. De redenen om met PrEP te stoppen zijn divers: verandering van seksueel gedrag in bepaalde levensperioden, bijwerkingen van het geneesmiddel, maar ook een lage risicoperceptie, angst voor onvoldoende bescherming door PrEP, het ervaren van stigma, verstoring van de dagelijkse routine en middelengebruik, kosten en gebrek aan verzekeringsdekking en financiële steun en frequente bezoeken aan de arts.
6.3De beschikbaarheid van PrEP in Europa is gefragmenteerd, complex en aan verandering onderhevig. De geografische verdeling van het PrEP-aanbod vertoont aanzienlijke verschillen in Europa en Centraal-Azië. Om een bredere bevolking te bereiken, moeten de belemmeringen om de toegang tot PrEP te verbeteren en de toepassing ervan te bevorderen, in kaart worden gebracht en uit de weg worden geruimd. Zo worden belangrijke stappen gezet om tegen 2030 een einde te maken aan de aidsepidemie.
6.4Preventieve interventies zoals pre- en postexpositieprofylaxe en TasP (behandeling als preventie) kunnen een aanzienlijk effect hebben op de beheersing van hiv en andere seksueel overdraagbare infecties.
7.Sleutelgroepen
7.1Ondanks uitstekende resultaten bij het terugdringen van hiv-infecties in verschillende delen van de wereld (met een aanzienlijke vermindering van het aantal sterfgevallen als gevolg van aids) in de afgelopen decennia, is het brede scala aan gecombineerde hiv-preventiemaatregelen nog lang niet “universeel” beschikbaar. En waar men zich niet tegen aids kan laten behandelen, blijven hiv-infecties zich onevenredig verspreiden en met als gevolg dat mensen blijven sterven.
7.2Hiv-infecties blijven zich verspreiden onder populaties die om verschillende redenen niet met preventieve maatregelen kunnen worden bereikt, of die, eenmaal besmet, niet kunnen profiteren van de momenteel beschikbare antiretrovirale therapie. Deze populaties, die kwetsbaarder zijn voor hiv, zoals drugsverslaafden, sekswerkers, homoseksuele mannen en mannen die seks hebben met andere mannen (MSM), gevangenen, transgenders, migranten en hun respectieve partners, worden “sleutelgroepen” genoemd. Zij worden gekenmerkt door hogere ziekte- en sterftecijfers dan de algemene bevolking, hebben minder toegang tot gezondheidsdiensten en spelen ook een sleutelrol in de verspreiding van de epidemie. Toch hebben de gecombineerde hiv-preventiediensten slechts minder dan de helft van de mensen in deze groepen weten te bereiken, waaruit blijkt dat deze bevolkingsgroepen nog steeds gemarginaliseerd zijn en achterblijven wat betreft de meest recente vorderingen in de strijd tegen aids.
7.3De kwetsbaarheid van deze subgroepen van de bevolking kan zowel afhangen van de specifieke praktijken van deze groepen als van de moeilijkheid om toegang te krijgen tot hiv-diensten ten gevolge van armoede en omstandigheden die het gevolg zijn van marginalisering en isolatie in verschillende sociale contexten om diverse redenen, zoals culturele, religieuze en zelfs wettelijke redenen.
7.4Om alle sleutelgroepen, ook die in perifere gebieden, gemakkelijker te bereiken, moet het gebruik van straateenheden worden verspreid en uitgebreid, ook voor het verstrekken van basisdiensten zoals sneltests. Mobiele diensten kunnen ook fungeren als eerste contact voor een doeltreffender en duurzamere zorg voor het individu op geschiktere locaties voor mensen die in perifere of moeilijk bereikbare gebieden wonen.
7.5In sommige situaties worden vrouwen nog meer benadeeld dan mannen, zijn ze economisch meer achtergesteld, kunnen ze niet altijd over seks onderhandelen en zijn ze vaak het slachtoffer van geweld. In andere situaties verhinderen discriminatie die aan bepaalde praktijken kleeft, alsook vooroordelen, intolerantie of zelfs wetten die homoseksualiteit strafbaar stellen, de vrije toegang tot diensten. Heel vaak is er ook sprake van een overlapping van verschillende factoren die de kwetsbaarheid verhogen.
7.6Mensen met hiv moeten gelijke kansen hebben op toegang tot en professionele groei in de arbeidsmarkt. Zij moeten ook kunnen profiteren van specifieke regelingen zoals flexibele werktijden of langer verlof voor medische bezoeken, waarbij vertrouwelijkheid gegarandeerd moet zijn. In sommige landen zijn er verbodsbepalingen die hiv-geïnfecteerden uitsluiten van bepaalde banen zoals bij de politie, de douane en in gevangenissen. Mensen met hiv stuiten nog steeds op moeilijkheden en hogere tarieven bij het aanvragen van verzekeringen, hypotheken en leningen, ook al zijn er in sommige lidstaten maatregelen genomen die de toegang vergemakkelijken en tariefverhogingen voor mensen met ernstige gezondheidsproblemen beperken. Het EESC pleit voor voorwaarden die de verbetering van de behandeling, de gezondheid en de levensverwachting weerspiegelen. De via de EU-ruimte voor gezondheidsgegevens beschikbare geanonimiseerde statistische gegevens moeten daarom worden gebruikt om de toegang tot dergelijke financiële diensten te verbeteren.
7.7De epidemiologische noodsituatie omtrent COVID-19 heeft ingrijpende gevolgen gehad voor de gezondheidsstelsels in de hele wereld, waardoor de bestaande ongelijkheden nog groter zijn geworden en het moeilijker is geworden de WHO-doelstellingen te halen, vooral in landen met beperkte middelen. Evenzo wordt aangenomen dat de verstoring van de preventiemaatregelen heeft geleid tot een onvermijdelijke toename van het aantal hiv-gevallen; genoeg om alle vooruitgang die dankzij de inspanningen van de voorgaande jaren is geboekt, teniet te doen.
7.8In Europa zijn drugsverslaafden, mannen die seks hebben met mannen en migranten de sleutelgroepen die het meest door hiv worden getroffen. De prevalentie verschilt geografisch en is afhankelijk van de betrokken landen. Voor een doeltreffende aanpak van de hiv-epidemie moeten gerichte voorlichting en institutioneel uitgevoerde preventieprogramma’s deze bevolkingsgroepen bereiken, zodat specifieke diensten proactief contact met hen kunnen leggen, eventueel via niet-gouvernementele, in de gemeenschap verankerde verenigingen.
7.9Gezondheidszorg is een onvervreemdbaar recht van eenieder. Daarom moet de toegang tot medische zorg en tot een gemeenschappelijke minimumnorm van hoogwaardige diensten voor het welzijn van mensen met hiv gratis en gegarandeerd zijn voor alle mensen met hiv, zonder discriminatie en beperkingen, volgens de aanbevelingen van de internationale classificatie van ziekten, zoals het geval is voor elke andere ziekte. De naleving van de beginselen van gelijkheid en doeltreffendheid moet zorgvuldig worden gevolgd en gecontroleerd.
8.Drugsverslaafden
8.1Intraveneuze drugsverslaving is altijd in verband gebracht met hiv-overdracht, vanwege de uitwisseling van besmet materiaal dat voor drugsgebruik wordt gebruikt. Niet-intraveneus drugsgebruik kan echter ook in verband worden gebracht met onveilige seksuele praktijken, en dus met een potentieel risico op het oplopen en overdragen van hiv en andere seksueel overdraagbare aandoeningen. Met name het gebruik van stimulerende middelen zoals cocaïne, crack en methamfetamine wordt vaak in verband gebracht met risicovolle seksuele praktijken. Seksuele overdracht van hiv onder drugsverslaafden mag daarom niet worden onderschat.
8.2Meer dan 80 % van de hiv-infecties in Oost-Europa in 2018 betrof – over het algemeen zeer jonge en meestal vrouwelijke – drugsverslaafden. Jonge vrouwen worden meer getroffen dan mannen, onder meer als gevolg van prostitutie, een sector die vaak in verband wordt gebracht met drugsgebruik. Ook onder gemarginaliseerde groepen injecterende drugsgebruikers in West-Europa zijn lokale hiv-epidemieën vastgesteld.
8.3Bij gevangenen ligt het drugsgebruik hoger en zijn de consumptiepatronen (o.a. parenteraal gebruik) schadelijker dan bij de algemene bevolking, hetgeen gedetineerde drugsverslaafden bijzonder kwetsbaar maakt.
8.4Drugsverslaafden hebben weinig toegang tot tests en lopen meer kans op een late diagnose. Zelfs in Italië vertegenwoordigden op hiv geteste drugsverslaafden een laag percentage van alle lokale gebruikers van verslavingszorg. Bovendien was er weinig bereidheid om tests aan te bieden bij afwezigheid van hiv-gerelateerde symptomen.
8.5Druggebruikers hebben ontegenzeggelijk zeer weinig toegang tot behandeling, hoewel dit van land tot land verschilt. In het algemeen wordt geschat dat slechts 8 % van de drugsverslaafden een antiretrovirale therapie ondergaat, en dat van alle mensen die onder behandeling zijn, slechts 20 % drugsverslaafd is. In vergelijking met mensen met hiv in de algemene bevolking hebben drugsverslaafden ook een kleinere kans om virologische suppressie te bereiken. Dat heeft te maken met het feit dat drugsverslaafden minder vaak de behandeling volhouden en vaak helemaal stoppen met de behandeling. Hierdoor bestaat onder de hiv-positieve populatie van drugsverslaafden een hoger risico op overlijden aan aids.
8.6Programma’s die erop gericht zijn drugsverslaafden doeltreffender te bereiken, zijn noodzakelijk als we de universele toegang tot hiv-behandelingen willen waarborgen, zowel in Europa als daarbuiten.
9.Mannen die seks hebben met mannen
9.1In het algemeen lopen mannen die seks hebben met mannen 27 keer meer risico om hiv op te lopen dan de algemene bevolking. Sommige biologische factoren maken het gemakkelijker om hiv op te lopen. De meeste mannen die seks hebben met mannen lopen hiv op via onbeschermde anale seks, wat in vergelijking met andere seksuele praktijken het meeste risico op hiv oplevert. In deze bevolkingsgroep kunnen een groot aantal seksuele partners en het wijdverbreide gebruik van recreatieve stoffen, waaronder intraveneuze drugs (die vaak in het kader van seks (“chemsex”) genomen worden) ook bijdragen aan de hoge prevalentie van hiv bij mannen die seks hebben met mannen.
9.2De toenemende beschikbaarheid van antiretrovirale therapieën, die hebben geleid tot een aanzienlijke afname van de verspreiding van hiv in het algemeen, heeft niet hetzelfde effect gehad onder mannen die seks hebben met mannen. Integendeel, in veel westerse landen is de hiv-prevalentie onder deze bevolkingsgroep de laatste jaren toegenomen en is er ook een geleidelijke stijging van het aandeel van de gevallen die zijn toe te schrijven aan overdracht door mannen die seks hebben met mannen.
9.3Condooms helpen de overdracht van hiv en andere seksueel overdraagbare aandoeningen te voorkomen; het gebruik van condooms is echter niet zo wijdverbreid wegens culturele, educatieve en aanbodbarrières die de verschillende sociale contexten en gezondheidsdiensten weerspiegelen.
9.4In veel landen en in veel individuele omstandigheden bestaan er diverse belemmeringen voor de toegang tot preventiemiddelen, die te wijten zijn aan stigmatisering, homofobie en discriminatie, waardoor ook de toegang tot gezondheidsdiensten en goede informatie wordt bemoeilijkt. In veel gevallen worden personen die seks hebben met mensen van hetzelfde geslacht door de wet gecriminaliseerd, waardoor zij gedwongen worden ondergronds te gaan en hun seksuele geaardheid of, erger nog, hun identiteit te verbergen. Zelfs wanneer de wetten niet openlijk discriminerend zijn, weerhouden stigmata en angst mensen ervan gebruik te maken van hiv-diensten, waardoor zij niet op de hoogte zijn van de beschikbare middelen om een hiv-infectie te voorkomen.
9.5Stigmatisering heeft ook gevolgen voor de toegang tot tests en het stellen van diagnoses. Veel mannen die seks hebben met mannen zeggen bang te zijn voor een oordeel van gezondheidswerkers en stellen tests uit, waardoor de diagnose vaak te laat wordt gesteld. Zij weten niet dat zij besmet zijn en hebben dus geen toegang tot antiretrovirale geneesmiddelen, die niet alleen positieve gevolgen hebben voor de gezondheid van henzelf, maar ook het risico van overdracht op seksuele partners verminderen.
9.6Veel mannen zeggen dat zij zich liever buiten de traditionele zorginstellingen laten testen. In gebieden met hogere infectiecijfers zouden door de gemeenschap gesteunde testprogramma’s (niet-gouvernementele verenigingen) in verschillende situaties een goede manier kunnen zijn om preventie te bevorderen en toegang te bieden tot tests voor degenen die het meeste risico lopen.
9.7Om ervoor te zorgen dat de doelstelling van 90-90-90 ook onder de populatie mannen die seks hebben met mannen kan worden bereikt, is samenwerking tussen gemeenschappen en instellingen essentieel.
10.Migranten
10.1Naar schatting zijn er wereldwijd ongeveer 231 miljoen migranten. Migratie maakt mensen door sociaal-economische en politieke factoren extreem kwetsbaar voor een hiv-infectie en is in sommige landen zelfs aangemerkt als de grootste risicofactor voor hiv. Migranten worden dagelijks geconfronteerd met obstakels die de toegang tot gezondheids- en sociale diensten bemoeilijken. Met name sociale uitsluiting maakt migranten uiterst kwetsbaar voor hiv.
10.2Meer dan een derde van de nieuwe hiv-diagnoses in de EU betreft migranten. Hoewel dit aantal afneemt, is de helft van de met hiv gediagnosticeerde migranten afkomstig uit landen met een hoge endemische graad (bijvoorbeeld Sub-Saharaans Afrika), hetgeen erop wijst dat de infectie haar oorsprong vindt in hun continent van herkomst. Er zijn echter steeds meer aanwijzingen dat een aanzienlijk deel van de besmettingen na de migratie, in het gastland, wordt opgelopen. Bovendien moet de mogelijkheid van besmetting tijdens tijdelijke terugkeerbezoeken aan het land van herkomst niet worden onderschat.
10.3Een aanzienlijk deel van de buitenlanders met hiv is vrouw. Terwijl het percentage vrouwen met een nieuwe hiv-diagnose onder EU-burgers 16 % bedraagt, stijgt dit percentage onder buitenlanders – voornamelijk Afrikaanse vrouwen – tot 40 %.
10.4Uit een in 2017 gepubliceerd rapport van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) (volledig gericht op de kwestie van migranten met hiv) bleek dat buitenlanders in Europa moeilijk toegang hebben tot hiv-preventiediensten en hiv-tests. Stigmatisering en discriminatie, vooral ten aanzien van mensen uit landen met een hoge infectieprevalentie (inclusief stigmatisering en discriminatie door gezondheidswerkers) worden gerapporteerd als de belangrijkste belemmeringen. Als gevolg daarvan krijgen buitenlanders met hiv hun diagnose later dan Europese burgers, wanneer de symptomen van immunodeficiëntie al aanwezig zijn. Eenmaal gediagnosticeerd hebben buitenlanders, vooral degenen die geen legale verblijfsvergunning hebben, ook problemen met de toegang tot behandeling. Vijftien landen bieden hun niet de juiste antiretrovirale therapie, waarmee zij opnieuw de verbintenissen niet nakomen die zij in 2004 zijn aangegaan in de Overeenkomst van Dublin ter bestrijding van discriminatie en schendingen van de rechten van de zwakste en meest kwetsbare bevolkingsgroepen, die altijd al minder bescherming genoten.
Brussel, 31 mei 2023.
Cinzia DEL RIO
Voorzitter van de afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap
_____________