NL

TEN/805

EU-waterstofbank

ADVIES

Afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de Europese waterstofbank

[COM(2023) 156 final]

Contact

GiorgiaAndrea.Bordignon@eesc.europa.eu

Administrateur

Giorgia BORDIGNON

Datum document

24/05/2023

Rapporteur: Thomas KATTNIG

Raadpleging

Europese Commissie, 02/05/2023

Rechtsgrond

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Goedkeuring door de afdeling

16/05/2023

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

63/2/1

Goedkeuring door de voltallige vergadering

DD/MM/YYYY

Zitting nr.

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

…/…/…



1.Conclusies en aanbevelingen

1.1Het EESC is ingenomen met het idee van de Europese Commissie om een Europese waterstofbank (EHB) op te richten. In het licht van de gedetailleerde opmerkingen en aanbevelingen uit het EESC-advies over de Europese waterstofstrategie zou het EESC vanuit het oogpunt van economisch, milieu- en sociaal beleid graag zien dat de Commissie bij de opzet en implementatie van de Europese waterstofbank de onderstaande punten nader uitwerkt of in aanmerking neemt.

1.2Het EESC benadrukt dat fossiele brandstoffen niet met EU-fondsen moeten worden gesubsidieerd. Daarom moet het “niet-schadenbeginsel” ook worden toegepast op fondsen die met de Europese waterstofbank verband houden: waterstof (H2) mag alleen met EU-middelen worden gefinancierd als de gebruikte elektriciteit afkomstig is van bronnen die verenigbaar zijn met de taxonomieverordening en die geacht worden een aanzienlijke bijdrage te leveren aan het koolstofvrij maken van de economie.

1.3Financiering uit hoofde van de Europese waterstofbank moet prioritair zijn gericht op de productie van hernieuwbare H2 en moet verenigbaar zijn met de EU-regels inzake waterstof. Om de vraag en de beschikbaarheid in moeilijk te elektrificeren sectoren (met name de staalsector) zo goed mogelijk te beheren, zou de Europese waterstofbank als instrument voor vraagbeheersing moeten dienen. Daarnaast zou een mechanisme voor gemeenschappelijke aankoop in moeilijk te elektrificeren sectoren intra-Europese prijsconcurrentie, met name in de startfase, moeten helpen voorkomen.

1.4Het EESC is erop tegen dat (niet van hernieuwbare bronnen afkomstige) energie uit de Europese elektriciteitsnetten wordt gebruikt voor energie-intensieve elektrolyseprocessen, zodat de totale vraag naar energie toeneemt. Het EESC vindt dat het gebruik van H2 moet worden bevorderd in combinatie met de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en dat waterstof alleen moet worden gebruikt wanneer directe elektrificatie niet mogelijk is.

1.5In tijden van meerdere crises is het van essentieel belang dat de mogelijkheden voor het scheppen van banen in sectoren in ontwikkeling optimaal worden nagegaan. Het EESC verzoekt de Commissie daarom te analyseren welke vaardigheden van werknemers in industrieën met afnemende activiteit van pas zouden kunnen komen voor nieuwe banen in de H2-sector.

1.6Volgens het REPowerEU-plan moet er tegen 2030 in de EU 10 miljoen ton hernieuwbare H2 worden geproduceerd. Het gaat er nu vooral om dat de ontwikkeling en uitbreiding van de Europese productiecapaciteit wordt versneld om op energiegebied onafhankelijk te worden en te voorkomen dat er nieuwe strategische afhankelijkheden ontstaan.

1.7Bij het opstellen van de richtsnoeren voor de toewijzing van middelen uit de Europese waterstofbank moet volgens het EESC niet uitsluitend worden gekeken naar de kosteneffectiviteit van de te steunen projecten, maar dienen ook andere kwaliteitscriteria, waaronder normen inzake ecologische en sociale duurzaamheid, te worden meegenomen.

1.8Het EESC is van mening dat het bestaande EU-systeem voor de handel in emissierechten (EU-ETS) verder moet worden versterkt. Daarbij moet ook worden gedacht aan doeltreffende beschermingsmaatregelen ten aanzien van importen (mechanisme voor correctie aan de grens). Een voorspelbare en minder volatiele prijsontwikkeling kan van pas komen om voor de absoluut noodzakelijke investeringen in groene H2 investeringszekerheid te creëren. Het zou tot de topprioriteiten van de Commissie moeten behoren om investeringszekerheid in het kader van het EU-ETS te waarborgen, subsidies voor aardgas af te schaffen, en te zorgen voor de ondersteuning van onderzoek, technologie en innovatie voor technologieën om groene H2 te produceren en te distribueren.

1.9Het EESC wijst er met nadruk op dat het gebruik van H2 aan hoge technische veiligheidseisen moet voldoen, met name voor operationele installaties, dat er voorwaarden moeten worden gesteld en dat dit gebruik in de gaten moet worden gehouden om risico’s in kaart te brengen en te beperken.

1.10Het EESC betreurt dat er onvoldoende is nagedacht over de uitvoering van de strategie in de verschillende sectoren en dringt erop aan dat de burgers — op bedrijfs- en politiek niveau — meer bij dit transformatieproces worden betrokken. Verder verzoekt het EESC de Commissie na te gaan welke gevolgen de ontwikkeling van hernieuwbare H2 heeft voor de energiekosten van huishoudens.

1.11Het EESC beveelt de Commissie aan de overgangsperiodes voor de industrie te verduidelijken aan de hand van sectorspecifieke behoeften op basis van emissiereductietrajecten en -doelstellingen. De staal-, cement- en chemische industrie en onderdelen van de vervoerssector moeten bij de omschakeling van hun energiesystemen en productiemethoden de nodige steun krijgen, want anders zullen deze CO2-emissie-intensieve industrieën de verandering wellicht niet overleven.

1.12Het EESC vindt dat de Europese waterstofbank in coördinatie met de lidstaten en hun overheden en met andere EU-financieringsinstrumenten en -instellingen moet waarborgen dat de verstrekking van middelen zodanig wordt gecoördineerd dat zij maximaal voordeel opleveren en dat overfinanciering wordt voorkomen.

1.13De Europese waterstofbank zou ook bepalingen moeten bevatten over gangbare lonen, personeelsontwikkeling en leer-werktrajecten, vergelijkbaar met de bepalingen in de Amerikaanse Inflation Reduction Act (IRA).

1.14Het EESC onderschrijft het idee achter de EHB dat er prikkels moeten worden gecreëerd voor de ontwikkeling van een H2-markt. De geplande aanscherping van de regels in de richting van ontvlechting van de eigendom van verticaal geïntegreerde bedrijven zou veel gemeentelijke projecten een stok in het wiel steken. Dit zou het gebruik van H2 belemmeren en een snel einde maken aan lokaal geïntegreerde projecten van gemeentelijke nutsbedrijven.

1.15Wat de financieringsprogramma’s in het kader van de EHB betreft, zouden overheids- en gemeentelijke bedrijven niet mogen worden benadeeld ten opzichte van bedrijven die op de markt zijn gericht.

1.16Het EESC is van mening dat de Europese energietransitie alleen kan slagen als de wereldhandel in grondstoffen, en met name energie, ook gebaseerd is op de beginselen van ecologische en sociale duurzaamheid en de bevordering van hernieuwbare energiebronnen.

2.Achtergrond

2.1De mededeling over de Europese waterstofbank 1 bevat algemene ideeën over de opzet van de Europese waterstofbank als een financieel instrument om de invoer en productie van hernieuwbare H2 in de EU op gang te brengen en te bevorderen, alsmede over publieke en private financiering en de ontwikkeling van een markt en een waardeketen voor hernieuwbare H2. De Europese waterstofbank is dus geen bank. De Europese waterstofbank is gebaseerd op vier pijlers die eind 2023 operationeel zouden moeten zijn. Het idee is dat de Europese waterstofbank het kostenverschil tussen hernieuwbare waterstof en fossiele brandstoffen voor vroege projecten zal dekken door middel van een veilingsysteem en het betalen van een vaste premie per kg geproduceerde waterstof gedurende ten hoogste tien jaar. Er is een systeem gepland om te zorgen voor transparantie en coördinatie met betrekking tot de beschikbaarheid van H2, met inbegrip van regelingen of overeenkomsten met derde landen om H2 te verwerven.

2.2In de mededeling ontbreekt een duidelijk verband tussen het H2-beleid van de EU en de strategische aanpak van open autonomie en het industrie- en mededingingsbeleid van de EU. Er wordt maar beperkt ingegaan op het gebruik van middelen uit het innovatiefonds, de geplande herverdeling van middelen en de verwachte verhouding tussen openbare en particuliere investeringen. Evenmin zijn er prioriteiten vastgesteld voor de productie, het gebruik en de distributie van hernieuwbare H2.

2.3Met een budget van drie miljard euro moet de Europese waterstofbank helpen een H2-markt te ontwikkelen, de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen en de uitstoot van broeikasgassen tegen 2040 tot netto nul te reduceren. De investeringen die nodig zijn voor de ontwikkeling van de H2-productie worden geraamd op 335 tot 471 miljard euro 2 , wat betekent dat het leeuwendeel van de benodigde financiering afkomstig zal moeten zijn van de lidstaten en particuliere bronnen, zelfs wanneer andere beschikbare EU-fondsen in aanmerking worden genomen.

2.4In dit verband benadrukt de Commissie dat hernieuwbare H2 een sleutelrol moet spelen bij de totstandbrenging van een slim, beter geïntegreerd, geoptimaliseerd, veilig en onafhankelijk energiesysteem. Hernieuwbare H2 en de desbetreffende waardeketen kunnen een belangrijke rol spelen om schommelingen in de stromen hernieuwbare energie op te vangen en om sectoren die moeilijk of onmogelijk te elektrificeren zijn gericht van energie te voorzien.

2.5H2 kan op verschillende manieren worden geproduceerd, maar is vaak niet klimaatvriendelijk, hernieuwbaar of klimaatneutraal. Cruciaal is welke energiebron daarbij wordt gebruikt. Zo is er “bruine” H2, die wordt geproduceerd door de vergassing van steenkool, “grijze” H2, die gemaakt wordt met fossiele energie, en “rode” H2, geproduceerd op basis van kernenergie. De productie van “blauwe” H2 genereert grote hoeveelheden methaan (het resulterende koolstofdioxide wordt afgevangen en opgeslagen). Zonder uitzondering is echter alleen “groene” H2, die geproduceerd wordt door gebruik te maken van overtollige energie uit hernieuwbare energiebronnen (wind-, water- of zonne-energie) 3 , hernieuwbaar. In dit verband wijst het EESC op zijn advies TEN/718, waarin het toejuicht dat de Commissie de definitie van schone H2 heeft verduidelijkt. Verder merkt het EESC evenwel op dat de strategie op de korte en de middellange termijn openblijft voor andere vormen van koolstofarme H2, geproduceerd aan de hand van fossiele brandstoffen met koolstofafvang en -opslag (CCS), een technologie die nog in ontwikkeling is. Momenteel kan groene H2 slechts 1 % van de mondiale energiebehoefte dekken. Het is een zeer zeldzame, schaarse en dus strategische hulpbron.

2.6In het voorstel voor een REPowerEU-plan riep de Commissie ertoe op de ontwikkeling van H2-technologie vanaf de zomer van 2023 te versnellen, zodat de infrastructuur voor de productie, de invoer en het vervoer van 20 miljoen ton H2 in 2030 klaar is 4 .

2.7Het InvestEU-programma heeft tot doel publieke en particuliere investeringen in klimaatvriendelijke technologieën, waaronder H2-aandrijvingstechnologieën, te ondersteunen. In het industrieel plan voor de Green Deal wordt voorgesteld de InvestEU-procedures te vereenvoudigen en aan de huidige behoeften aan te passen. Het innovatiefonds is bedoeld ter ondersteuning van innovatieve technologieën en oplossingen die helpen om energie-intensieve industrieën koolstofvrij te maken en het gebruik van hernieuwbare energie en energieopslag uit te breiden. Volgens het industrieel plan voor de Green Deal zal hiervoor in dit decennium 40 miljard euro worden uitgetrokken. In het kader van de Europese waterstofbank zal drie miljard euro beschikbaar worden gesteld om de ontwikkeling van de H2-markt in de EU kracht bij te zetten. Het leeuwendeel van de noodzakelijke investeringen zal dan ook van de lidstaten en particuliere investeerders moeten komen.

2.8Volgens ramingen van Hydrogen Europe zal de H2-productie in de EU ongeveer één miljoen nieuwe banen opleveren, waaronder ca. 150 000 hooggekwalificeerde banen.

3.Algemene opmerkingen

Groene waterstof zonder uitzondering ondersteunen

3.1Het EESC benadrukt dat fossiele brandstoffen niet met EU-fondsen moeten worden gesubsidieerd. Het “niet-schadenbeginsel”, dat in de EU-taxonomie expliciet wordt genoemd, moet derhalve ook gelden voor fondsen die verband houden met de Europese waterstofbank. Het EESC onderstreept dat H2-elektrolyse alleen met EU-middelen mag worden gefinancierd als de hiertoe gebruikte elektriciteit 5 afkomstig is van een bron die verenigbaar is met de taxonomieverordening en die geacht wordt een aanzienlijke bijdrage te leveren aan het koolstofvrij maken van de economie. In dit verband moet in het kader van de Europese waterstofbank de prioriteit uitgaan naar hernieuwbare H2, als enige optie die verenigbaar is met het streven naar klimaatneutraliteit 6 .

3.2Op lange termijn zou alleen de productie van hernieuwbare H2 financiële steun mogen krijgen. Het EESC beveelt aan dat de eerste door de Commissie voor het najaar van 2023 aangekondigde veiling ter ondersteuning van de productie van hernieuwbare H2 wordt beperkt tot de zogenaamde moeilijk te elektrificeren sectoren.

3.3Tegelijkertijd erkent het EESC dat het gebruik van “blauwe” H2 noodzakelijk zal zijn zolang hernieuwbare H2 niet in voldoende mate en tegen een aanvaardbare prijs beschikbaar is. Om de vraag te beheren, moet de Europese waterstofbank dienen als een vraagbundelingsinstrument dat inzicht geeft in de vraag naar en de beschikbaarheid van H2 in moeilijk te elektrificeren sectoren en dat deze vraag bundelt om de leveringsprijs zo laag mogelijk te houden. Dit betekent dat de waterstofbank op vergelijkbare wijze zal functioneren als het EU-Energieplatform, zoals in de Commissiemededeling over de waterstofbank wordt voorgesteld.

3.4Het EESC onderschrijft het standpunt uit deze mededeling dat een mechanisme voor gezamenlijke aankoop van H2 in moeilijk te elektrificeren sectoren kan helpen om concurrentie binnen Europa te vermijden en in plaats daarvan gezamenlijke aankoop te bevorderen. Deze gezamenlijke aankoop zou kunnen helpen om de eerste functionerende waardeketens voor invoer in de EU op te bouwen. De Europese waterstofbank is belast met zowel de financiering als de coördinatie en moet dus op uiteenlopende gebieden over heel wat vakkennis beschikken.

3.5Het EESC is erop tegen dat (niet van hernieuwbare bronnen afkomstige) energie uit de Europese elektriciteitsnetten wordt gebruikt voor energie-intensieve elektrolyseprocessen, zodat de totale vraag naar energie toeneemt. In plaats daarvan zijn er duidelijke en transparante regels nodig op grond waarvan er ter uitbreiding van de H2-productie uitsluitend overtollige elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen mag worden gebruikt. Het EESC vindt dat het gebruik van H2 moet worden bevorderd in combinatie met de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en dat waterstof alleen moet worden gebruikt wanneer directe elektrificatie niet mogelijk is.

3.6Zoals uiteengezet in de Hydrogen roadmap Europe 7 , is het gebruik van hernieuwbare H2 niet geschikt voor grootschalig, dagelijks gebruik door de eindgebruiker, met name op het gebied van particulier vervoer en verwarmingssystemen.

3.7Bij het opstellen van de richtsnoeren voor de toewijzing van middelen uit de Europese waterstofbank moet volgens het EESC niet uitsluitend worden gekeken naar de kosteneffectiviteit van de te steunen projecten. Veeleer moeten energiezekerheid, milieuduurzaamheid, bevordering en behoud van hoogwaardige banen en de urgentie van de investeringsbehoeften essentiële criteria zijn. Daarnaast moet het verplicht worden om het concurrentievermogen te waarborgen, sociale en milieucriteria vast te stellen en hernieuwbare energie te verbreiden in de toeleveringslanden.

3.8Het EESC is van mening dat het bestaande EU-ETS verder moet worden versterkt. Daarbij moet ook worden gedacht aan doeltreffende beschermingsmaatregelen ten aanzien van importen (mechanisme voor correctie aan de grens). Een voorspelbare en weinig volatiele prijsontwikkeling kan van pas komen om voor de vereiste investeringen in hernieuwbare H2 investeringszekerheid te creëren. Het zou tot de topprioriteiten van de Commissie moeten behoren om volumes doeltreffend te beheren, investeringszekerheid in het kader van het EU-ETS te waarborgen, subsidies voor aardgas af te schaffen, en te zorgen voor de financiering van onderzoek, technologie en innovatie voor technologieën om hernieuwbare H2 te produceren en te distribueren.

3.9Het EESC beklemtoont dat de ontwikkeling van een sector- en toepassingsspecifieke H2-economie in Europa maatschappelijk draagvlak en participatie van ondernemers, werknemers en consumenten vereist. Het betreurt dat er onvoldoende is nagedacht over de uitvoering van de strategie in de verschillende sectoren en dringt erop aan dat de burgers — op bedrijfs- en politiek niveau — meer bij dit transformatieproces worden betrokken. Verder verzoekt het EESC de Commissie na te gaan welke gevolgen de ontwikkeling van hernieuwbare H2 heeft voor de energiekosten van huishoudens.

3.10Met de goedkeuring van het belangrijke project van gemeenschappelijk Europees belang “Hy2Tech” heeft de Commissie de weg al vrijgemaakt voor investeringen in duurzame H2-technologie en de ontwikkeling van infrastructuur. Het EESC pleit voor samenhang tussen steunmaatregelen voor de Europese waterstofbank en bestaande initiatieven, steunprogramma’s en IPCEI-projecten.

Vermindering van strategische afhankelijkheden

3.11Volgens het REPowerEU-plan moet er tegen 2030 in de EU 10 miljoen ton hernieuwbare H2 worden geproduceerd. Het gaat er nu vooral om dat de ontwikkeling en uitbreiding van de Europese productiecapaciteit wordt versneld om op energiegebied onafhankelijk te worden en te voorkomen dat er nieuwe strategische afhankelijkheden ontstaan. Tegen deze achtergrond is het ook zaak om voorzieningsbronnen en leveringscontracten te diversifiëren en om bij de invoer van H2 rekening te houden met de waarden waar Europa voor staat. De geografische realiteit (bijvoorbeeld de productie- en exportmogelijkheden en -capaciteit van een land) en het streven van de EU naar strategische autonomie moeten bij dit proces in aanmerking worden genomen. Een verbintenis tot ecologische, sociale en economische duurzaamheid moet deel uitmaken van overeenkomsten met derde landen.

3.12Verder is het EESC van mening dat akkoorden over de invoer van groene H2 alleen mogen worden gesloten als de toegevoegde waarde ook ten goede komt aan nationale producenten in de toeleveringslanden en als de uit derde landen ingevoerde H2 alleen wordt geproduceerd door gebruik te maken van overtollige elektriciteit uit hernieuwbare energie. Dit komt de nettonultransitie van de economie in de EU en in derde landen ten goede.

3.13Het EESC is van mening dat de Europese energietransitie alleen kan slagen als de wereldhandel in grondstoffen, en met name energie, ook gebaseerd is op de beginselen van ecologische en sociale duurzaamheid en de bevordering van hernieuwbare energiebronnen. Het energie- en industriebeleid van de EU mag de landen in het Mondiale Zuiden niet hinderen bij hun eigen rechtvaardige transitie en mag hen evenmin beletten om hun eigen capaciteit in de H2-sector op te bouwen. Strategisch energie-extractivisme is schadelijk voor de mondiale energietransitie en dus ook voor de Europese energietransitie op lange termijn. In plaats daarvan zijn nieuwe benaderingen nodig om internationale klimaat- en energiesamenwerkingsovereenkomsten te sluiten.

Financiering en institutionele uitvoering

3.14Het EESC vindt dat de Europese waterstofbank in coördinatie met de lidstaten en met andere EU-financieringsinstrumenten en -instellingen moet waarborgen dat de verstrekking van middelen zodanig wordt gecoördineerd dat zij maximaal voordeel opleveren en dat overfinanciering wordt voorkomen. Voor het welslagen van de Europese waterstofbank is het tegelijkertijd zaak om bureaucratische belemmeringen voor de toegang tot middelen zo veel mogelijk te beperken, vooral in het licht van de eenvoud van de Amerikaanse IRA. Het EESC wijst erop dat er voor investeerders een aantrekkelijk en veilig klimaat moet worden geschapen om te voorkomen dat ze naar elders vertrekken, aangespoord door gunstige langetermijnvoorwaarden zoals die van de Amerikaanse IRA.

3.15Om ervoor te zorgen dat een grotere, meer diverse groep geschoolde werknemers toegang krijgt tot goede banen en dat werknemers over de vaardigheden beschikken die nodig zijn om de doelstellingen inzake schone energie te verwezenlijken, zou de Europese waterstofbank ook bepalingen moeten bevatten over gangbare lonen, personeelsontwikkeling en leer-werktrajecten, vergelijkbaar met de bepalingen in de IRA.

3.16Naast overheidsinvesteringen zullen er ook omvangrijke particuliere investeringen nodig zijn. In dit licht is het zaak om de multiplicatoreffecten van de particuliere investeringen vooraf te ramen op basis van een nauwkeurige ex-postbeoordeling van de multiplicatoreffecten van recente programma’s (InvestEU, IPCEI’s, enz.).

3.17Het EESC vindt dat er voor de ontwikkeling van een H2-markt prikkels moeten worden gecreëerd, zoals de ontwikkeling van slimme netwerken, infrastructuur, opslagcapaciteit en rechtskaders. De geplande aanscherping, vanaf 2031, van de regels in de richting van de ontvlechting van de eigendom van verticaal geïntegreerde bedrijven — vaak gemeentelijke nutsbedrijven — die actief kunnen zijn op het gebied van H2-productie of netwerkexploitatie, zou veel gemeentelijke projecten een stok in het wiel steken. Dit zou het gebruik van H2 belemmeren en een snel einde maken aan lokaal geïntegreerde projecten van gemeentelijke nutsbedrijven.

3.18Wat de financieringsprogramma’s in het kader van de EHB betreft, zouden overheids- en gemeentelijke bedrijven niet mogen worden benadeeld ten opzichte van bedrijven die op de markt zijn gericht.

Sociale dimensie

3.19In tijden van meerdere crises zijn investeringen in toekomstbestendige banen essentieel. Het EESC benadrukt dan ook het belang van een goede opleiding voor werknemers en de noodzaak om de energiesector aantrekkelijker te maken voor jonge Europeanen. Met dit doel voor ogen zou de EU kenniscentra kunnen oprichten waar mensen worden opgeleid voor functies die in verband met hernieuwbare H2 nodig zijn. In dit verband moet wel worden gezorgd voor samenhang met de Net-Zero Industry Academies (opleidingsinstellingen voor een nettonulindustrie) die de Commissie in het industrieel plan voor de Green Deal heeft voorgesteld. Deze opleidingsinstellingen moeten ook bijscholings- en omscholingsprogramma’s ontwikkelen voor strategische energie- en productiesectoren, zoals de sector hernieuwbare H2. Voorts moet de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten gestandaardiseerde accreditatieprocedures creëren, voor wederzijdse erkenning van kwalificaties zorgen en richtsnoeren opstellen voor onderwijs en opleiding op dit gebied.

3.20Naast deze sectorale en bedrijfsspecifieke bij- en omscholingsprogramma’s is het ook zaak dat er in de samenleving bredere aandacht wordt besteed aan beroepsopleiding en verdere scholing. In het hele onderwijsstelsel moet meer worden gedaan om de rechtvaardige transitie bekender te maken en om de nodige vaardigheden aan te reiken.

3.21Om het scheppen van banen door de toepassing van hernieuwbare H2-technologie te bevorderen, moet steun worden verleend aan het midden- en kleinbedrijf, dat bijna twee derde van het aantal arbeidsplaatsen in de Europese particuliere sector vertegenwoordigt, de financiële sector buiten beschouwing gelaten 8 . Het EESC verzoekt de Commissie om bij de opzet van de Europese waterstofbank bijzondere aandacht aan de ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen te schenken.

3.22Om de EU concurrerender en weerbaarder te maken is het ook zaak dat de EU de controle over haar eigen activa en industrieën behoudt en dat industriële dumping uit andere delen van de wereld wordt aangepakt.

Veiligheidseisen

3.23Het EESC wijst er met nadruk op dat het gebruik van H2 aan hoge technische veiligheidseisen moet voldoen, met name voor operationele installaties, dat er voorwaarden moeten worden gesteld en dat dit gebruik in de gaten moet worden gehouden om risico’s in kaart te brengen en te beperken.

Brussel, 16 mei 2023.

Baiba MILTOVIČA

Voorzitter van de afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

_____________

(1)     https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52023DC0156&qid=1681748954929
(2)    Werkdocument van de diensten van de Europese Commissie SWD(2022) 230, blz. 28.
(3)       Wasserstoff-Farbenlehre (hydrogen colour system) | SOLARIFY .
(4)    COM(2022) 230 final, blz. 7 en SWD(2022), blz. 26.
(5)    Bijvoorbeeld als exploitanten van een elektrolysebedrijf aantonen dat zij de elektriciteit voor elektrolyse rechtstreeks van een recent gebouwde duurzame-energiecentrale ontvangen, of een stroomleveringscontract hebben dat alleen wordt geactiveerd wanneer de groothandelsprijzen negatief zijn.
(6)    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 27 januari 2021 over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Een waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa.
(7)      Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” (2019): Hydrogen roadmap Europe, A sustainable pathway for the European energy transition, Hydrogen roadmap Europe – Bureau voor publicaties van de EU .
(8)     https://www.touteleurope.eu/actualite/les-entreprises-dans-l-union-europeenne.html