ADVIES

Europees Economisch en Sociaal Comité

Versterking van de rol en onafhankelijkheid van organen voor gelijke behandeling

_____________

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling op het gebied van gelijke behandeling en gelijke kansen voor vrouwen en mannen in arbeid en beroep

[COM(2022) 688 final – 2022/0400 (COD)]

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling op het gebied van gelijke behandeling van personen ongeacht hun ras of etnische afstamming, gelijke behandeling van personen in arbeid en beroep ongeacht hun godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, gelijke behandeling van vrouwen en mannen op het gebied van sociale zekerheid en de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, en tot schrapping van artikel 13 van Richtlijn 2000/43/EG en artikel 12 van Richtlijn 2004/113/EG

[COM(2022) 689 final – 2022/0401 (APP)]

SOC/750

Rapporteurs: Sif HOLST en Nicoletta MERLO

NL

Raadpleging

Europees Parlement, 15/12/2022 (COM(2022) 688 final)

Raad van de Europese Unie, 21/12/2022 (COM(2020) 688 final)

Europese Commissie, 08/02/2023 (COM(2021) 689 final)

Rechtsgrond

Artikelen 19, lid 1, en 157, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

Goedkeuring door de afdeling

08/03/2023

Goedkeuring door de voltallige vergadering

22/03/2023

Zitting nr.

577

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

164/01/02

1.Conclusies en aanbevelingen

1.1Het EESC is ingenomen met het initiatief om organen voor gelijke behandeling de rol te geven van pleitbezorger voor de rechten van slachtoffers van discriminatie, en is met name te spreken over de expliciete aandacht voor bevordering en preventie en voor het beschikbaar stellen van toereikende middelen, zodat deze organen hun rol op onafhankelijke en doeltreffende wijze kunnen vervullen.

1.2Het is belangrijk om in de voorgestelde richtlijnen het juiste evenwicht te vinden tussen enerzijds normen voor organen voor gelijke behandeling en anderzijds subsidiariteit, waarbij er tegelijkertijd voor moet worden gezorgd dat de algemene doelstelling van de richtlijnen, namelijk het versterken en doeltreffender maken van organen voor gelijke behandeling, een prioriteit blijft.

1.3Aangezien het een gemiste kans zou zijn om geen rekening te houden met intersectionele en meervoudige vormen van discriminatie, zou het aspect intersectionaliteit ingang moeten vinden in zowel nationaal als EU-beleid, zodat elk slachtoffer op bescherming kan rekenen.

1.4Het EESC is ingenomen met de invoering van de voorgestelde wettelijke verplichting die inhoudt dat organen voor gelijke behandeling vrij moeten zijn van externe beïnvloeding en ervoor moeten zorgen dat zij over voldoende duurzame personele, professionele, technische en financiële middelen beschikken.

1.5Het EESC steunt de verplichting voor overheidsinstellingen om tijdig met organen voor gelijke behandeling te overleggen en hun aanbevelingen in overweging te nemen, maar beveelt aan dat de lidstaten verplicht worden verslag uit te brengen over de maatregelen die zij hebben genomen voor hun interactie met organen voor gelijke behandeling en de resultaten daarvan.

1.6Door het toezichtmechanisme aan de Commissie toe te vertrouwen is een hoge mate van aandacht voor monitoring gewaarborgd. Maar wil dit effect sorteren, dan zou wel moeten worden nagegaan of de rapportagetermijn kan worden teruggebracht van vijf jaar, zoals voorgesteld in de richtlijnen, tot drie jaar.

1.7Het EESC is ingenomen met de verduidelijking dat toegankelijkheid voor iedereen ook aandacht vereist voor de toegankelijkheidsbehoeften van personen met een handicap en benadrukt dat toegankelijkheid ook een kwestie van toegang tot advies kan zijn.

1.8Het EESC acht het van groot belang dat de verscheidenheid aan nationale rechtskaders en -praktijken inzake non-discriminatie wordt gerespecteerd — ook de omstandigheid dat veel lidstaten organen voor gelijke behandeling bevoegdheden hebben verleend die verder gaan dan de minimumvereisten van de bestaande gelijkheidsrichtlijnen — en dat rekening wordt gehouden met verschillen in de wijze waarop de sociale partners en organisaties van het maatschappelijk middenveld bij het proces worden betrokken, De voorstellen moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid en waarborgen dat de huidige beschermingsnormen voor slachtoffers van discriminatie niet worden verlaagd. Verder moeten de voorstellen een leidende rol voor de sociale partners en maatschappelijke organisaties bij de uitvoering van nationale kaders voor non-discriminatie bevorderen en bestaande praktijken van organen voor gelijke behandeling ter ondersteuning van sociale partners en maatschappelijke organisaties versterken.

1.9De uitoefening van onderzoeksbevoegdheden in het kader van procedures ten behoeve van of ter ondersteuning van slachtoffers van discriminatie mag geen afbreuk doen aan de bevoegdheden van rechtbanken, gerechtshoven en andere openbare toezichthoudende instanties, zoals arbeidsinspecties, of aan de onafhankelijkheid van hun onderzoek.

1.10Het EESC pleit voor een adequate bescherming van klagers, een gegarandeerde evenredige schadeloosstelling van het slachtoffer van het delict en sancties voor daders, teneinde slachtoffers van geweld of discriminatie een benadering te bieden waarin het individu centraal staat. De sancties, waartoe schadevergoeding aan het slachtoffer kan behoren, moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en op nationaal niveau worden vastgesteld in overeenstemming met de nationale rechtskaders en -praktijken. 1

1.11Het EESC stelt voor dat voorlichtingscampagnes over EU-rechten en respect voor diversiteit door de Europese Commissie worden ontwikkeld en gefinancierd, en dat deze op lokaal niveau worden gevoerd door nationale organen voor gelijke behandeling, samen met organisaties van het maatschappelijk middenveld en sociale partners, en worden afgestemd op de behoeften van de gebieden. Er moet speciale aandacht worden besteed aan de meest kwetsbare groepen en er moeten speciale campagnes worden gepland voor kinderen en jongeren op school, vanaf jonge leeftijd.

1.12Het EESC dringt aan op de regelmatige verzameling en analyse van uitgesplitste gegevens om ongelijkheden en discriminatie, waaronder meervoudige discriminatie, te monitoren, en benadrukt het belang van systematisch onderzoek naar ongelijkheden en discriminatie, ook in samenwerking met het maatschappelijk middenveld en de sociale partners bij werkgerelateerde zaken.

2.Achtergrond van het advies

2.1Organen voor gelijke behandeling zijn nationale overheidsinstellingen die in heel Europa zijn opgericht om gelijkheid voor iedereen te bevorderen en discriminatie aan te pakken. Het zijn onafhankelijke organisaties die slachtoffers van discriminatie beschermen en bijstaan, en discriminatievraagstukken monitoren en over dat soort vraagstukken rapporteren. Ze spelen een fundamentele rol in de non-discriminatie-architectuur van de EU 2 .

2.2Organen voor gelijke behandeling werden voor het eerst opgericht bij de richtlijn inzake rassengelijkheid (2000/43/EG). In drie latere richtlijnen inzake gelijke behandeling zijn organen voor gelijke behandeling belast met dezelfde taken op hun respectieve gebieden: de richtlijn gelijke behandeling van mannen en vrouwen inzake goederen en diensten (2004/113/EG), de richtlijn gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van arbeid (2006/54/EG) en de richtlijn gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen (2010/41/EU).

2.3Deze richtlijnen bevatten geen verwijzingen naar de structuur en de werking van organen voor gelijke behandeling, maar stellen slechts enkele minimumbevoegdheden vast, en sluiten dus niet uit dat er zelfs wezenlijke verschillen tussen de lidstaten bestaan. De Europese Commissie heeft in 2018 een aanbeveling over normen voor organen voor gelijke behandeling aangenomen. 3 Daarmee wilde zij de problemen aanpakken die voortvloeien uit de brede en onvolledige bepalingen inzake organen voor gelijke behandeling in de EU-richtlijnen. Maar ook deze aanbeveling heeft deze kloof niet kunnen dichten 4 .

2.4Op 7 december 2022 heeft de Europese Commissie twee voorstellen 5 goedgekeurd om de organen voor gelijke behandeling te versterken, met name hun onafhankelijkheid, middelen en bevoegdheden, zodat zij discriminatie doeltreffender kunnen bestrijden aan de hand van alle EU-richtlijnen die reeds op het gebied van gelijke behandeling zijn vastgesteld.

3.Algemene opmerkingen

3.1Gelijkheid, als een van de fundamentele waarden van de EU, is ook een van de prioriteiten van het EESC. In zijn eerdere adviezen 6 heeft het EESC de inspanningen van de EU erkend op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen, de bescherming tegen discriminatie op grond van etnische afstamming, ras of leeftijd, godsdienst, mening of overtuiging, de bescherming van de rechten van LHBTQIA+-personen, de rechten van personen met een handicap, alsook de integratie van Roma en de bescherming van de rechten van migranten. Het EESC heeft ook de noodzaak benadrukt van krachtig beleid, reële middelen, langetermijnbetrokkenheid en meer substantiële steun voor nationale organen voor gelijke kansen en mensenrechten, met name om hun onafhankelijkheid en efficiëntie te verbeteren en hun personele en financiële middelen te versterken 7 .

3.2Het EESC is ingenomen met dit initiatief om organen voor gelijke behandeling in staat te stellen op te komen voor de rechten van slachtoffers van discriminatie, en ziet dit als een onmisbare bijdrage aan de bredere inspanningen van de Europese Commissie om te komen tot een Unie van gelijkheid, die gericht is op de bevordering van gelijke behandeling en non-discriminatie als algemeen beginsel van het EU-recht.

3.3Het EESC is vooral ingenomen met de expliciete aandacht voor de twee voorstellen inzake bevordering en preventie. Dat is een tijdige erkenning van de behoefte aan beleid, acties en minimumnormen die de structurele discriminatie en stereotypen aanpakken die vaak nog in onze samenleving aanwezig zijn, en die een grotere uniformiteit tussen de lidstaten bevorderen. Daarbij mag geen afbreuk worden gedaan aan de reeds goed functionerende succesvolle structuren en benaderingen op nationaal niveau.

3.4Het is belangrijk om in de voorgestelde richtlijnen het juiste evenwicht te vinden tussen enerzijds het vaststellen van normen voor organen voor gelijke behandeling en anderzijds subsidiariteit, waarbij er tegelijkertijd voor moet worden gezorgd dat de algemene doelstelling van de richtlijnen, namelijk het versterken en onafhankelijker en doeltreffender maken van organen voor gelijke behandeling, een prioriteit blijft.

3.5Het EESC is het met de Commissie eens dat, om de voorwaarden te scheppen waaronder iedereen ongeacht verschillen kan leven, gedijen en leiden, de bestaande organen voor gelijke behandeling moeten worden versterkt, zodat zij hun volledige potentieel kunnen verwezenlijken en beter voorbereid zijn om discriminatie te voorkomen en slachtoffers van discriminatie bij te staan.

3.6Het EESC is van mening dat de bevordering van organen voor gelijke behandeling cruciaal is om de grondrechten van alle EU-burgers te waarborgen. Door organen voor gelijke behandeling actief te promoten verzekert de EU EU-burgers die worden gediscrimineerd van ondersteuning en waarborgt zij hun recht op steun en vertegenwoordiging.

3.7Het EESC herinnert aan punt 2.10 van het EESC-advies “Zorgen voor meer gelijkheid in de EU” 8 : “Het EESC is van mening dat de bevordering van gelijkheid en de bescherming van de grondrechten moeten worden geïntegreerd in een bredere maatschappelijke visie, die de instrumenten waarmee de lidstaten en de Europese instellingen steun verlenen aan individuen en publieke en particuliere actoren vermenigvuldigt en versterkt.”

3.8Op dit gebied zijn maatregelen op EU-niveau nodig die in overeenstemming zijn met het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel en die stroken met het overige beleid van de Unie. De Europese Commissie verklaarde dat met dit initiatief bestaande wetgeving wordt herzien om deze doeltreffender te maken, waarbij minimumnormen worden vastgesteld en de sociale partners en het maatschappelijk middenveld worden betrokken.

4.Specifieke opmerkingen

4.1Verbetering van de bevoegdheden van organen voor gelijke behandeling

4.1.1Gezien de langdurige impasse rond de goedkeuring van de zogenaamde horizontale richtlijn en op basis van een op het slachtoffer gerichte benadering, waarbij uitstel van recht afstel van recht betekent, is het EESC van mening dat het een gemiste kans zou zijn als er niet voldoende rekening werd gehouden met intersectionele en meervoudige vormen van discriminatie. Sommige vormen van discriminatie kunnen niet worden aangepakt door de discriminerende gronden één voor één te bekijken, en vereisen een intersectionele aanpak.

4.1.2Hoewel de lidstaten op grond van een aantal bestaande richtlijnen verplicht zijn nationale organen voor gelijke behandeling op te richten, laten de huidige EU-voorschriften een ruime beoordelingsmarge wat betreft de oprichting en werking, en bestaan er aanzienlijke verschillen tussen de organen voor gelijke behandeling qua bevoegdheden, onafhankelijkheid, middelen, toegankelijkheid en doeltreffendheid. Het nieuwe initiatief tot invoering van minimumnormen voor organen voor gelijke behandeling is bedoeld als bijdrage aan het streven van de Europese Commissie om een Unie van gelijkheid tot stand te brengen en geeft de antidiscriminatiewetgeving van de EU meer slagkracht.

4.1.3Het voorstel van de Europese Commissie om het mandaat van organen voor gelijke behandeling uit te breiden tot Richtlijn 79/7/EEG, zodat zij bescherming kunnen bieden tegen discriminatie op grond van geslacht op het gebied van de nationale sociale zekerheid, mag geen afbreuk doen aan de rol en bevoegdheden van de sociale partners en moet hun werkzaamheden versterken en ondersteunen.

4.1.4Het EESC staat achter — en onderkent het cruciale belang van — de voorgestelde wettelijke eis dat organen voor gelijke behandeling vrij moeten zijn van externe beïnvloeding en over voldoende duurzame, personele, professionele, technische en financiële middelen moeten beschikken.

4.1.5Het EESC is ingenomen met de voorgestelde sterke waarborgen voor de onafhankelijkheid van organen voor gelijke behandeling; deze onafhankelijkheid is van cruciaal belang voor hun vermogen om de burgers voldoende ondersteuning te bieden.

4.1.6Het EESC benadrukt het bijzondere belang van waarborgen voor de beschikbaarheid en toereikendheid van de personele, technische en financiële middelen die aan organen voor gelijke behandeling toegekend worden. Middelen zijn een eerste vereiste, zowel voor de onafhankelijkheid van de organen voor gelijke behandeling als voor hun vermogen om slachtoffers doeltreffend te beschermen en discriminatie te voorkomen.

4.1.7Onderdeel van het voorstel van de Europese Commissie is een verplichting voor overheidsinstellingen om tijdig organen voor gelijke behandeling te raadplegen en rekening te houden met hun aanbevelingen. Het EESC beveelt aan dat de lidstaten worden verplicht om verslag uit te brengen over de maatregelen die zij hebben genomen naar aanleiding van de aanbevelingen van de organen voor gelijke behandeling, alsook over de resultaten van deze maatregelen.

4.1.8Het voorstel bepaalt ook dat de Europese Commissie gemeenschappelijke indicatoren vaststelt om de vergelijkbaarheid van de op nationaal niveau verzamelde gegevens te meten en te waarborgen, en om de vijf jaar een verslag uitbrengt over de organen voor gelijke behandeling in de hele EU. Het EESC is voorstander van een kortere termijn voor deze exercitie en stelt daarom voor dat de Commissie de verslagperiode verkort tot drie jaar.

4.1.9Er kan niet genoeg worden benadrukt hoe belangrijk monitoring is. Het is de enige manier om ervoor te zorgen dat organen voor gelijke behandeling echt doeltreffend kunnen zijn en de nodige steun kunnen verlenen aan slachtoffers van discriminatie. Het EESC is van mening dat door het toezichtmechanisme bij de Europese Commissie te leggen een hoge mate van aandacht voor monitoring wordt gewaarborgd.

4.1.10Het EESC is ook van mening dat de Europese Commissie actief moet bevorderen dat alle slachtoffers algemeen toegang hebben tot de middelen en bijstand van de organen voor gelijke behandeling. Dit kan worden bereikt door effectief toezicht, adequate bevordering van organen voor gelijke behandeling die op lokaal niveau actief zijn en een dialoog met de lidstaten. Het betrekken van maatschappelijke organisaties en sociale partners bij de dialoog kan een belangrijke toegevoegde waarde hebben en het toezicht doeltreffender maken.

4.1.11Het EESC blijft aandringen op meer samenwerking met en steun aan maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers die in de frontlinie werken, met name in gemarginaliseerde en kwetsbare gemeenschappen, zoals uiteengezet in een eerder EESC-advies 9 .

4.1.12Indachtig dat er “[d]oor de raakvlakken die bestaan tussen ras, etnische afkomst, sociale klasse, leeftijd, seksuele gerichtheid, nationaliteit, godsdienst, geslacht, handicap, de status van vluchteling of migrant enz. [...] discriminatie op deze gronden een multiplicatoreffect [heeft]” 10 , vindt EESC het belangrijk dat er op alle niveaus programma’s voor kennisuitwisseling en leerbevordering blijven bestaan, onder meer door te zorgen voor een intersectionele aanpak van de werkzaamheden.

4.1.13Het EESC is ingenomen met het feit dat de richtlijnen bepalingen bevatten voor organen met meerdere mandaten om de nodige middelen en zichtbaarheid voor de gelijkheidsfunctie te garanderen. De betekenis van “autonome uitoefening van het mandaat inzake gelijke behandeling” moet echter nader worden gedefinieerd en geïnterpreteerd – waarbij er ook voor moet worden gezorgd dat een en ander geen hermetische scheiding tussen de verschillende mandaten vereist in gevallen waarin deze kunnen worden gebruikt om elkaar te versterken en aan te vullen. De invoering van een structurele “brandmuur” in de organen voor gelijke behandeling met verschillende specifieke afdelingen zou weleens contraproductief kunnen zijn voor het tot stand brengen van sterke organen voor gelijke behandeling.

4.2Effectieve toegang tot de rechter voor slachtoffers van discriminatie

4.2.1Onderdeel van de voorstellen is dat de organen voor gelijke behandeling worden versterkt voor de behandeling van discriminatiezaken en dat de diensten van de organen voor gelijke behandeling gratis en op gelijke basis toegankelijk zijn voor alle slachtoffers.

4.2.2Volgens het EESC is de bijstand die organen voor gelijke behandeling verlenen essentieel om ervoor te zorgen dat slachtoffers van discriminatie zich niet beperken tot een individueel beroep op de rechter en de wet, maar mogen deze bevoegdheden geen afbreuk doen aan en dienen zij een aanvulling te vormen op de bevoegdheden van de sociale partners op het gebied van collectieve vertegenwoordiging en procesvoering. Het EESC waardeert bovendien de verduidelijking van het feit dat toegankelijkheid voor iedereen ook aandacht vereist voor de toegankelijkheidsbehoeften van personen met een handicap en onderstreept dat toegankelijkheid ook een kwestie kan zijn van toegang tot begeleiding, bijvoorbeeld als men op een afgelegen locatie woont of moeilijk toegang heeft tot onlinemiddelen. Om de structurele, intersectionele en systemische dimensies van ongelijkheden aan te pakken is de bijstand van organen voor gelijke behandeling een eerste vereiste.

4.2.3Het is belangrijk dat organen voor gelijke behandeling zowel kunnen optreden naar aanleiding van klachten van slachtoffers als op meer algemeen niveau, op eigen initiatief of na overleg met relevante maatschappelijke organisaties of sociale partners. Angst voor de gevolgen, waaronder verlies van bestaansmiddelen, kan het voor slachtoffers moeilijk maken zich te melden. Een gebrek aan kennis van rechten en van de wijze waarop deze kunnen worden afgedwongen, kan ook een belemmering vormen.

4.2.4Het is van groot belang om er rekening mee te houden dat de organen voor gelijke behandeling van lidstaat tot lidstaat sterk uiteenlopen wat betreft hun aantal, hun structuur en hun werkwijze, en om de nationale rechtskaders en ‑praktijken te respecteren. Tegelijkertijd moet ervoor worden gezorgd dat de normen voor de bescherming tegen discriminatie niet worden verlaagd, bijvoorbeeld doordat de huidige bevoegdheden van organen voor gelijke behandeling door uiteenlopende nationale wetgevingen worden verzwakt. Bovendien zijn er ook verschillen in de wijze waarop de organisaties van sociale partners en het maatschappelijk middenveld bij het proces worden betrokken, en daarmee moet rekening worden gehouden. 11

4.2.5Volgens het EESC is het recht van organen voor gelijke behandeling om deel te nemen aan gerechtelijke procedures, dat al bestaat in een aantal lidstaten, essentieel voor een betere bescherming van de beginselen van gelijke behandeling, met name in situaties waarin slachtoffers geen toegang hebben tot de rechter door procedurele of financiële belemmeringen en buiten het bereik van de sociale partners vallen. In overeenstemming met de bestaande gelijkheidsrichtlijnen mogen de bevoegdheden van organen voor gelijke behandeling op het gebied van procesvoering geen afbreuk doen aan, en moeten zij een aanvulling vormen op, de relevante bevoegdheden en de procesbevoegdheid van de sociale partners en maatschappelijke organisaties, overeenkomstig de in hun nationale wetgeving vastgelegde criteria. 12 In dit verband is het van groot belang dat organen voor gelijke behandeling op nationaal niveau samenwerken met de rechtbanken, met gespecialiseerde administratieve gerechten zoals arbeidsrechtbanken, en met de sociale partners.

4.2.6Om uit hoofde van de bestaande richtlijnen inzake gelijke behandeling de bewijslastverplichtingen te kunnen nakomen is het zaak dat alle partijen die er een rechtmatig belang bij hebben om namens of ter ondersteuning van slachtoffers van discriminatie een procedure in te leiden, zoals sociale partners, organen voor gelijke behandeling en maatschappelijke organisaties, toegang tot bewijsmateriaal hebben. De uitoefening van onderzoeksbevoegdheden in dit verband mag geen afbreuk doen aan de bevoegdheden van rechtbanken, gerechtshoven en andere openbare toezichthoudende instanties, zoals arbeidsinspecties, of aan de onafhankelijkheid van hun onderzoek.

4.2.7Het EESC vindt dat deze twee voorstellen meer gericht moeten zijn op een individuele benadering van slachtoffers van geweld of discriminatie. In dit verband moet worden gezorgd voor adequate bescherming van klagers, om te voorkomen dat zij er uit angst voor repercussies het zwijgen toe doen. Er moet worden gezorgd voor een evenredige en passende schadeloosstelling van slachtoffers van een delict en voor sancties voor daders. Sancties, waartoe schadevergoeding aan het slachtoffer kan behoren, moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, overeenkomstig artikel 17 van Richtlijn 2000/78/EG. 13

4.3Bewustmaking

4.3.1Het EESC is ingenomen met de aandacht voor bewustmaking en benadrukt dat het belangrijk is dat de lidstaten en de organen voor gelijke behandeling hun bewustmakingsinspanningen opvoeren, onder meer door het maatschappelijk middenveld te steunen, om discriminatie te voorkomen en gelijkheid tot stand te brengen. Het EESC stelt voor dat door de Europese Commissie ontwikkelde en gefinancierde voorlichtingscampagnes over EU-rechten en respect voor diversiteit worden gevoerd door nationale organen voor gelijke behandeling, samen met organisaties van het maatschappelijk middenveld, en afgestemd worden op lokale behoeften. Er moet speciale aandacht worden besteed aan de meest kwetsbare groepen en er moeten speciale campagnes worden gepland die worden gericht op kinderen en jongeren op school, te beginnen vanaf jonge leeftijd.

4.3.2Het EESC dringt erop aan de sociale partners en maatschappelijke organisaties te betrekken bij de voorbereiding, uitvoering en verspreiding van deze voorlichtingscampagnes. De inzichten van de betrokken organisaties zullen het bereik en de doeltreffendheid van de campagnes vergroten en kunnen de meest kwetsbare groepen een stem geven.

4.4Verzameling van gegevens

4.4.1Organen voor gelijke behandeling spelen een belangrijke rol bij het verzamelen van gegevens, dat verder gaat dan het verzamelen van gegevens over hun eigen werk. De richtlijnen erkennen dit en verlenen onder meer de organen voor gelijke behandeling de bevoegdheid om toegang te krijgen tot statistieken die zijn verzameld door openbare en particuliere entiteiten, waaronder overheidsinstanties, vakbonden, ondernemingen en maatschappelijke organisaties. Deze statistische informatie mag geen persoonsgegevens bevatten, en bij het verzamelen ervan moet de extra administratieve of financiële belasting voor de entiteiten in kwestie zo gering mogelijk blijven. Organen voor gelijke behandeling zullen ook jaarlijkse activiteitenverslagen en regelmatige verslagen over de stand van zaken op het gebied van gelijke behandeling en discriminatie in het land moeten opstellen. Hoewel dit belangrijke en verstrekkende bevoegdheden zijn die zeer goed gebruikt kunnen worden, vergen ze ook veel middelen. Daarom benadrukt het EESC dat het belangrijk is dat de organen voor gelijke behandeling voldoende extra middelen krijgen om deze bevoegdheden uit te oefenen.

4.4.2Om regelmatig aandacht te besteden aan bestaande ongelijkheden en discriminatie dringt het EESC aan op de regelmatige verzameling en analyse van uitgesplitste gegevens om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid te monitoren.

4.4.3Het EESC onderstreept het belang van regelmatig onderzoek naar ongelijkheid en discriminatie, en de noodzaak van nauwe samenwerking tussen de Europese Commissie, de lidstaten, mensenrechtenorganisaties en maatschappelijke organisaties, en de sociale partners in werkplekgerelateerde zaken op het gebied van monitoring en evaluatie en de ontwikkeling van de beleidsagenda.

Brussel, 22 maart 2023.

Christa Schweng

Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

(1)    Richtlijn 2000/78/EG, artikel 17, sancties, PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16 .
(2)       Equinet .
(3)      Aanbeveling (EU) 2018/951 van de Commissie van 22 juni 2018 betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling ( PB L 167 van 4.7.2018, blz. 28 ).
(4)      Aanbeveling (EU) 2018/951 van de Commissie van 22 juni 2018 betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling ( PB L 167 van 4.7.2018, blz. 28 ).
(5)       COM(2022) 688 final en COM(2022) 689 final .
(6)    Zie de adviezen over: De situatie van vrouwen met een handicap (SOC/579), PB C 367 van 10.10.2018, blz. 20 ; De situatie van Romavrouwen (SOC/585), PB C 110 van 22.3.2019, blz. 20 ; De EU-agenda voor de rechten van gehandicapten 2020-2030 (SOC/616), PB C 97 van 24.3.2020, blz. 41 ; Diversiteitsbeheer in de EU-lidstaten (SOC/642), PB C 10 van 11.1.2021, blz. 7 ; de Strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025 (SOC/667), PB C 286 van 16.7.2021, blz. 128 , het Actieplan inzake integratie en inclusie 2021-2027 (SOC/668), PB C 286 van 16.7.2021, blz. 134 ; de Strategie voor de rechten van personen met een handicap (SOC/680), PB C 374 van 16.9.2021, blz. 50 ; en het Nieuw strategisch EU-kader voor gelijkheid, integratie en participatie van de Roma .
(7)      Zie EESC-advies Zorgen voor meer gelijkheid in de EU, PB C 75, 28.2.2023, blz. 56 .
(8)      Zie EESC-advies Zorgen voor meer gelijkheid in de EU, PB C 75, 28.2.2023, blz. 56 .
(9)       PB C 341 van 24.08.2021, blz. 50 .
(10)       PB C 367 van 10.10.2018, blz. 20 .
(11)    Kwesties in verband met de procesbevoegdheid van alle partijen die er een rechtmatig belang bij hebben om deel te nemen aan non-discriminatieprocedures uit hoofde van de EU-richtlijnen inzake gelijke behandeling, zoals vakbonden, werkgeversorganisaties, organen voor gelijke behandeling en maatschappelijke organisaties, vallen onder de bestaande EU-richtlijnen inzake gelijke behandeling, en meer in het bijzonder onder artikel 9, lid 2, van de kaderrichtlijn werkgelegenheid ( Richtlijn 2000/78/EG ) en artikel 17, lid 2, van de herschikte genderrichtlijn ( Richtlijn 2006/54/EG ).
(12)    Overweging 34 van het voorstel voor een richtlijn COM(2022) 688 final en overweging 35 van het voorstel voor een richtlijn COM(2022) 689 final , waarin staat dat de voorgestelde bepalingen inzake procesbevoegdheid de rol, de bevoegdheden en de taken van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld in procedures ter handhaving van verplichtingen uit hoofde van de antidiscriminatiewetgeving onverlet laten.
(13)       PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16 .