NL

TEN/783

Versnelde uitrol van hernieuwbare energiebronnen

ADVIES

Afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s
EU-strategie voor zonne-energie

[COM(2022) 221 final]

en

Aanbeveling van de Commissie over het versnellen van de procedures voor de verlening van vergunningen voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie en het faciliteren van stroomafnameovereenkomsten

[C(2022) 3219 final]

Contact

ten@eesc.europa.eu

Administrateur

Giorgia Andrea BORDIGNON

Datum document

11/10/2022

Rapporteur: Kęstutis KUPŠYS

Corapporteur: Alena MASTANTUONO

Raadpleging

Europese Commissie, 28/06/2022

Rechtsgrond

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Goedkeuring door de afdeling

04/10/2022

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

66/1/2

Goedkeuring door de voltallige vergadering

DD/MM/YYYY

Zitting nr.

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

.../.../...


1.Conclusies en aanbevelingen

1.1Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) benadrukt dat de EU zonne-energie en andere, verwante capaciteiten om verschillende redenen dringend moet stimuleren: om de klimaatdoelstellingen te halen, de strategische autonomie van de EU te vergroten, publieke en particuliere investeringen en nieuwe, fatsoenlijke banen te bevorderen, de industriële basis te versterken, zakelijke kansen te creëren en huishoudens te helpen toegang te krijgen tot betaalbare energie.

1.2Tegelijkertijd wijst het EESC erop dat er in de strategie rekening moet worden gehouden met de verschillen tussen de lidstaten met betrekking tot hun energiemix, die een weerspiegeling is van hun geografische en klimatologische omstandigheden, en de beschikbaarheid van verschillende hernieuwbare energiebronnen. De capaciteit aan zonne-energie mag enkel vergroot worden als aan de technische voorwaarden en het milieukader is voldaan. Wil Europa het potentieel van zonne-energie ten volle benutten, dan moeten de lidstaten meer met elkaar samenwerken.

1.3Het EESC is ingenomen met de EU-strategie voor zonne-energie 1 (hierna “de strategie” genoemd), maar betreurt dat de resultaten ervan zo lang op zich zullen laten wachten. Daarom spoort het de lidstaten aan om niet te wachten tot de nieuwe EU-regels zijn aangenomen, maar al een begin te maken met het vergemakkelijken van de administratieve procedures en het inkorten van de vergunningsprocedure. Het EESC roept de lidstaten op om geïntegreerde en eengemaakte vergunningsprocedures volgens het één-loketbeginsel uit te breiden en de aanwijzing van voorkeursgebieden onmiddellijk te versnellen. De volledige procedure moet beperkt worden tot maximaal twee jaar. Het benadrukt ook dat er voor de zonnestrategie voldoende opslagcapaciteit moet worden gecreëerd en dat de transport- en distributienetwerken gereed moeten zijn.

Het EESC roept beleidsmakers op om de mensen aan te moedigen, te helpen en in staat te stellen prosumenten van zonne-energie te worden en energiegemeenschappen op te richten. Het EESC beveelt lokale overheden aan om projecten op te zetten met als doel energiearmoede aan te pakken in regio’s waar mensen zich geen investeringen in energiegemeenschappen kunnen veroorloven. Het vraagt om meer nadruk te leggen op agrivoltaïsche systemen, om landbouwers nieuwe kansen en voordelen te bieden.

1.4Het EESC merkt op dat het toenemende gebruik van warmtepompen lijkt samen te hangen met het stijgende aantal zonnepanelen. De combinatie van zonnepanelen, al dan niet op het dak, en een warmtepomp is immers de energie-efficiëntste en goedkoopste oplossing voor koeling, wanneer de klimaatomstandigheden dat toelaten. Het EESC vindt het tevens noodzakelijk om thermische zonne-energiesystemen voor nutsvoorzieningen te bevorderen.

1.5Om zonnepanelen op grote schaal te kunnen uitrollen moet de Europese industriële basis versterkt worden en moeten de toeleveringsketens op het gebied van zonnestroom vlot en betrouwbaar zijn. Het EESC vindt het dan ook absoluut noodzakelijk dat de EU manieren zoekt om zonnepanelen in Europa te produceren, het publieke en particuliere investeringsklimaat te verbeteren en een bedrijfsvriendelijke omgeving te scheppen, met inbegrip van vlotte toegang tot financiering en veel aandacht voor onderzoek en innovatie.

1.6Wie zonnepanelen wil installeren, botst op grote obstakels, zoals een enorm gebrek aan geschoolde arbeiders, maar ook regelgevende en zelfs technische belemmeringen. Het EESC dringt erop aan om, samen met de relevante belanghebbenden, sterk in te zetten op opleidingen en de ontwikkeling van vaardigheden.

1.7Het onderstreept het belang van een eigen Europese industrie voor duurzame zonne-energieproducten tegen redelijke prijzen en doet een oproep om de alliantie voor de zonne-energiesector ten volle te ondersteunen. Alle betrokken belanghebbenden moeten, met steun van overheden en de sociale partners, gemobiliseerd worden zodat er voldoende praktische kennis en expertise beschikbaar zijn, alsook een breed draagvlak voor de uitrol van zonnepanelen.

2.Achtergrond

2.1Tegen de achtergrond van de oorlog in Oekraïne, de EU-sancties tegen Rusland en de inspanningen om energieonafhankelijker te worden heeft de Europese Commissie op 18 mei 2022 het REPowerEU-plan 2 voorgesteld, dat bedoeld is om “onze afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen op korte termijn te verminderen door de transitie naar schone energie te versnellen en de krachten te bundelen om een veerkrachtiger energiesysteem en een echte energie-unie tot stand te brengen”.

2.2Op het gebied van schone energieproductie bevat het plan voorstellen om de groene transitie te versnellen en grootschalige investeringen in hernieuwbare energie te stimuleren 3 . In het kader van REPowerEU heeft de Europese Commissie een EU-strategie voor zonne-energie (hierna “de strategie” genoemd) goedgekeurd. Die strategie berust op 4 initiatieven:

a)een Europees zonnedakeninitiatief;

b)een pakket vergunningsprocedures;

c)een groot EU-partnerschap voor vaardigheden; en

d)een Europese alliantie voor de zonne-energiesector.

2.3De strategie bouwt voort op de voorgestelde EU-initiatieven inzake hernieuwbare energiebronnen, de energieprestatie van gebouwen en energie-efficiëntie (hierna “COM(2022) 222 final” 4 genoemd). Met COM(2022) 222 final wordt onder meer een maximumduur voor de vergunningsprocedure van installaties voor hernieuwbare energie ingevoerd. De Commissie heeft een initiatief gelanceerd om de doelstellingen van eerdere voorstellen tot herziening van de richtlijn hernieuwbare energie (RED II) en de richtlijn energie-efficiëntie (EED) aan te scherpen.

2.4Dit advies past in een lange reeks energiegerelateerde EESC-adviezen (o.a. over het REPowerEU-plan 5 , energiemarkten, energiezekerheid en energieprijzen) en moet dan ook in die bredere context gezien worden.

3.Algemene opmerkingen

3.1Het EESC is ingenomen met de voorgestelde strategie, met name omdat er op het hele gebied van zonne-energie actie wordt ondernomen: investeringen, innovatie, energieproductie, elektriciteit, marktopzet, stimulansen, infrastructuur, geschoolde arbeidskrachten, bewustmakingscampagnes, duurzaamheid en waardeketens.

3.2Zonne-energie en de Europese capaciteit op dat gebied moeten om verschillende redenen dringend worden gestimuleerd: Zo moet de EU haar klimaatdoelstellingen halen en haar strategische energieautonomie versterken. Dat brengt ook publieke en particuliere investeringen, nieuwe fatsoenlijke banen, zakelijke kansen en betere toegang tot betaalbare energie voor huishoudens met zich mee

3.3Voor een coherente en duurzame EU-strategie voor zonne-energie is het volgende nodig:

1)passende, tijdbesparende en kostenbeperkende regelgevingskaders;

2)een actieve bijdrage van consumenten aan de opwekking van zonne-energie;

3)het gebruik van schaalvoordelen;

4)forse publieke en particuliere investeringen in infrastructuur;

5)stimulansen voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie;

6)geschoolde arbeidskrachten en de kwalitatieve banen die nodig zijn om hen aan te trekken;

7)toereikende grondstoffen;

8)circulariteit en energie-efficiëntie in de hele zonnestroomsector; en

9)passende financiering.

3.4Het EESC wijst er ook op dat er in de strategie rekening moet worden gehouden met de verschillen tussen de lidstaten in verband met hun energiemix, die een weerspiegeling is van hun geografische en klimatologische omstandigheden, en de beschikbaarheid van verschillende hernieuwbare energiebronnen. Daarnaast mag de capaciteit aan zonne-energie enkel vergroot worden als aan de technische voorwaarden en het milieukader is voldaan.

3.5Het EESC hoopt dat de strategie voor zonne-energie een hoeksteen wordt van de transitie naar een klimaatneutraal energiesysteem waarin hernieuwbare energie een centrale rol speelt. Daartoe met de nadruk vooral liggen op de ontwikkeling van opslagtechnologie, vraagsturing en de integratie van het hele energiesysteem.

3.6Het EESC wijst erop dat er dringend een gunstig klimaat moet komen voor onderzoek, productontwikkeling en om industriële capaciteit in de EU voor de productie van duurzame en concurrerende apparatuur voor zonne-energie te creëren. Daarom schaart het EESC zich volledig achter de alliantie voor de zonne-energiesector, aangezien die naar verwachting met oplossingen zal komen voor het aanhoudende probleem van de slinkende industriële capaciteit in de EU. Hier moet gebruik gemaakt worden van de ervaring van en eventuele synergieën met andere allianties, zoals de Europese alliantie voor batterijen. Actoren uit het maatschappelijk middenveld moeten van meet af aan bij een en ander betrokken worden, want zij zijn cruciaal om praktische kennis en expertise te verschaffen, het publiek te bereiken en voor een maatschappelijk draagvlak en overleg te zorgen.

Zonne-energie stimuleren

3.7Om de uitrol van zonne-energie te bevorderen, moet de EU een beleid voeren waardoor consumenten en alle belanghebbenden in het energiesysteem aangemoedigd worden om in die ambitie mee te stappen wanneer ze energie kopen. Tegelijkertijd moeten ze worden gestimuleerd om energie-efficiënt en energiezuinig te zijn. Daartoe moeten ze bewust worden gemaakt van de verwachte voordelen, zoals lagere energiefacturen, verbetering van het dagelijks welzijn en de hogere waarde van hun eigendom, en moeten er passende financiële instrumenten worden ontworpen.

3.8Het EESC roept beleidsmakers op om de mensen aan te moedigen, te helpen en in staat te stellen om niet alleen bewuste energieconsumenten, maar ook energieprosumenten te worden en lokale energiegemeenschappen op te richten. Daardoor zouden ze bewuster en onafhankelijker kunnen worden van de gemeenschappelijke marktprijzen. Het EESC beveelt lokale overheden aan om gezamenlijke zonne-energieprojecten op te zetten en daarbij gebruik te maken van overheidsgebouwen zoals kantoren, scholen en ziekenhuizen, met als doel energiearmoede aan te pakken in regio’s waar mensen zich geen investeringen in energiegemeenschappen kunnen veroorloven.

3.9Aangezien energie-efficiëntie en -besparing nu voorrang hebben, moeten de lidstaten de uitrol van slimme meters bevorderen zodat energiegebruikers een beter beeld van hun verbruik krijgen en zien hoe ze het binnen de perken kunnen houden. Het verbeteren van de energie-efficiëntie gaat hand in hand met een grotere rol voor zonne-energie bij de renovatie van gebouwen. Het EESC vindt dat met dat verband rekening moet worden gehouden. De lidstaten worden aangemoedigd om energieverbruikers te sensibiliseren zodat ze hun energiebehoeften doordacht over de hele dag spreiden om piekbelasting te verminderen.

3.10Het EESC merkt op dat het stijgende aantal installaties van zonnepanelen samen lijkt te hangen met die van warmtepompen. De productiepiek van zonne-energie valt immers samen met een grotere vraag naar stroom om gebouwen te koelen. De combinatie van zonnepanelen, al dan niet op het dak, en een warmtepomp is dus (op bepaalde momenten van de dag) de energie-efficiëntste en goedkoopste oplossing voor koeling, wanneer de klimaatomstandigheden dat toelaten. De productie tijdens de rest van de tijd hangt af van de wisselende intensiteit van de zon, wat betekent dat er andere energiebronnen gebruikt moeten worden om aan de vraag naar energie te voldoen. Die wisselende intensiteit kan deels worden opgevangen met een degelijke opslagcapaciteit, die vandaag de dag echter nog steeds onvoldoende beschikbaar is, en betere transportverbindingen, wat betekent dat de lidstaten beter met elkaar moeten samenwerken.

3.11In de meeste lidstaten wordt thermische zonne-energie zwaar ondergewaardeerd. Het EESC pleit ervoor om thermische zonne-energiesystemen voor nutsvoorzieningen indien mogelijk een grotere rol te geven in de energietransitieplannen van de lidstaten, regio’s en gemeenten. Door de huidige gasvoorzieningscrisis en de behoefte om aardgas, dat voornamelijk gebruikt wordt voor verwarming en industriële toepassingen, te vervangen, zal thermische zonne-energie een belangrijke factor in het energiesysteem worden.

3.12Het EESC is van mening dat het potentieel van zonnedaken verder moet worden geëvalueerd en vergroot door permanente raadplegings- en samenwerkingsmechanismen in te stellen voor een brede groep relevante belanghebbenden. Daarvoor zouden lokale en regionale agentschappen en entiteiten voor hernieuwbare energie moeten worden opgericht en naar behoren worden gefinancierd om burgers, kleine en middelgrote ondernemingen en lokale overheden te ondersteunen, en moeten opleidingsinitiatieven worden opgezet en nieuwe, fatsoenlijke banen worden bevorderd.

3.13In gebouwen geïntegreerde zonnepanelen zijn belangrijk om zoveel mogelijk zonne-energie op te wekken. Als niet alleen het dak, maar ook delen van de gevel van een gebouw zonne-energie produceren, dan kan de gebruiker de zon tijdens een veel groter deel van de dag “aftappen”. Dat is goed voor het hele energiesysteem, want het betekent dat pieken in de opwekking van zonne-energie kunnen worden afgevlakt. Het EESC beveelt aan om verder onderzoek naar in gebouwen geïntegreerde zonnepanelen te stimuleren en om in het zonnedakeninitiatief bijkomende nadruk te leggen op de oost-westopstelling van zonnepanelen.

Vergunningsprocedures versnellen en financiële middelen waarborgen

3.14Het EESC benadrukt dat de vergunningsprocedures dringend moeten worden versneld om de uitrol van hernieuwbare energie te vergemakkelijken, met inbegrip van de opwekking, opslag, verdeling en het transport ervan. Hoewel alleen de lidstaten vergunningen kunnen verlenen, steunt het EESC de algemene lijnen in COM(2022) 222 final en Aanbeveling C(2022) 3219 final van de Commissie 6 en moedigt het de lidstaten aan om hun procedures te ontwikkelen.

3.15Uit een analyse van de sector 7 blijkt dat de termijnen van vergunningsprocedures voor zonnepanelen variëren van 12 maanden in Litouwen tot 48 maanden in Kroatië. Bij de twaalf landen waarvoor informatie beschikbaar is lagen de termijnen slechts in drie gevallen onder de EU-grens van 24 maanden. Daarom roept het EESC de lidstaten op om vaste, kortere termijnen voor administratieve en vergunningsprocedures vast te stellen, en om het proces te vereenvoudigen door geïntegreerde en eengemaakte vergunningsprocedures volgens het één-loketbeginsel uit te breiden. Volgens het EESC zouden de lidstaten beter niet wachten tot het voorstel is goedgekeurd, maar kunnen ze de procedures nu al beginnen te verkorten. Ook benadrukt het EESC dat alle fasen van de vergunningsprocedure zoveel mogelijk gedigitaliseerd moeten worden.

3.16Het EESC staat volledig achter het deel “Participatie van de burgers en de gemeenschap faciliteren” in de aanbeveling van de Commissie 8 . De participatie van burgers en energiegemeenschappen in projecten op het gebied van hernieuwbare energie is cruciaal opdat burgers betrokken worden bij en steun verlenen aan de energietransitie. Het EESC benadrukt dat de installatie van zonnepanelen geen voorrecht voor sommige consumenten mag zijn, maar dat ook energiearme en kwetsbare consumenten toegang moeten hebben tot zonne-energie, bijv. via installaties in sociale woningen, energiegemeenschappen of met financiële steun voor afzonderlijke installaties.

3.17Overeenkomstig COM(2022) 222 final moeten de lidstaten binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de wijzigingen van de richtlijn een plan of plannen goedkeuren waarin voorkeursgebieden voor een of meerdere soorten hernieuwbare energie worden aangewezen. Het EESC benadrukt dat die plannen zo snel mogelijk moeten worden uitgevoerd. De volledige procedure mag maximaal twee jaar duren. Daken vormen een homogeen gebied, behalve uiteraard in cultureel beschermde gebieden. Het EESC pleit ervoor dat initiatieven sneller van start mogen gaan als de technische oplossingen algemeen bekend zijn, zoals bij zonnedaken.

3.18Toch merkt het EESC ook op dat er dankzij drijvende zonnepanelen op meren en reservoirs minder water verloren gaat door verdamping en dat de fotovoltaïsche energieconversie bovendien efficiënter wordt door het verkoelende effect van het water. In het geval van stuwmeren kan overdag elektriciteit worden opgewekt door drijvende zonnepanelen en ‘s nachts door de dam, waarbij steeds gebruik wordt gemaakt van de bestaande netaansluiting.

3.19Voorzichtigheid is echter geboden als die technische oplossingen minder geavanceerd zijn en de gevolgen voor de biodiversiteit niet volledig zijn onderzocht. Een voorbeeld hiervan zijn drijvende zonnestroominstallaties, met name op natuurlijke waterlichamen. Dit gebrek aan een gedetailleerdere aanpak is een van de zeldzame tekortkomingen van bovengenoemd voorstel.

3.20Het EESC vraagt om meer nadruk te leggen op agrivoltaïsche systemen, eventueel in de vorm van een bijkomende aanbeveling van de Commissie. De maatregelen van de lidstaten op dit gebied mogen het gebruik van productieve landbouwgrond of de voedselproductie echter niet in het gedrang brengen (daarom moet de opwekking van zonne-energie op minder waardevol land worden gestimuleerd). Tegelijkertijd moet in het landbouwbeleid de nadruk worden gelegd op het extra inkomen dat landbouwers met energieproductie kunnen verdienen, en op de betere bescherming van hun gewassen en dieren (beschaduwing, verkoeling, verminderde warmtestress, bescherming tegen hagel en vorst). Die laatste factor moet ook gezien worden in het licht van een betere aanpassing aan de klimaatverandering. Grootschalige zonneparken moeten in de eerste plaats op marginale grond en oude industrieterreinen geïnstalleerd worden.

3.21Zonne-energie moet dringend worden gestimuleerd. Daarom moeten de desbetreffende projecten in de nationale herstel- en veerkrachtplannen prioriteit krijgen. Aangezien lang niet alle regio’s evenveel groene energie, en met name zonne-energie kunnen produceren, kan en moet het cohesiebeleid een toereikende bijdrage leveren aan de globale energievoorziening van de EU. InvestEU of een gelijkaardig programma moet ook een belangrijke rol spelen. Het EESC is verheugd dat de aandacht in de strategie uitgaat naar de herbestemming van voormalige industrie- of mijnbouwterreinen, aangezien dergelijke terreinen mogelijkheden bieden voor de uitrol van zonne-energiesystemen. In dat verband staat het EESC achter het gebruik van het moderniseringsfonds en het Fonds voor een rechtvaardige transitie voor voorkeursgebieden.

Productie- en installatiecapaciteit vergroten

3.22De huidige EU-doelstelling van 320 GW zonnestroom tegen 2025 en 600 GW tegen 2030 (Duitsland alleen al wil 215 GW) is zeer ambitieus, maar ook noodzakelijk om de klimaatdoelstellingen van de EU te halen. Volgens het REPowerEU-plan moet er tegen 2025 elk jaar 42 GW bijkomen, en moet dat tempo na 2025 oplopen tot 53 GW per jaar. Bijgevolg moet de EU het installatietempo van 2021 dringend verdubbelen, van 21 GW naar 42 GW per jaar.

3.23Op dit ogenblik is de Europese economie wegens gebrek aan productiecapaciteit niet in staat om de nodige onderdelen voor zo’n grootschalige uitrol van zonnepanelen te leveren. Wie zonnepanelen wil installeren, botst bovendien op grote obstakels, zoals een enorm tekort aan geschoolde arbeiders, maar ook regelgevende en zelfs technische belemmeringen. Ter vergelijking: in scherp contrast met de EU zal China in 2022 naar verwachting nog eens 100 GW aan zonnecellen installeren, bijna een verdubbeling van het installatietempo 9 . Het land beschikt bovendien over de volledige waardeketen van de zonne-energiesector op zijn grondgebied.

3.24Het EESC benadrukt daarom dat de Europese industriële basis en economie versterkt moeten worden, de strategische autonomie (met name autonomie op het vlak van energievoorziening) gewaarborgd moet worden en de toeleveringsketens vlot en betrouwbaar moeten zijn. Het EESC wijst erop dat de EU alleen het voortouw kan nemen in de zonne-energiesector als het zakelijk klimaat gunstig is, en benadrukt dat alle betrokken belanghebbenden met steun van overheidsinstanties en de sociale partners gemobiliseerd moeten worden.

3.25Het EESC roept de Commissie en de lidstaten op om over de hele waardeketen van zonne-energie gunstige omstandigheden te creëren voor de commercialisering van innovatieve oplossingen voor Europese zonnestroom via de belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang. Met een dergelijk kader zouden de duurzame concurrentievoorwaarden voor de Europese zonnepaneelproductie op lange termijn verzekerd zijn, zoals een leidende rol voor de EU op het gebied van zonnepaneeltechnologie, duurzaamheid, recyclage en geïntegreerde oplossingen voor zonnepanelen.

3.26Het vindt het dan ook absoluut noodzakelijk dat de EU publieke en particuliere investeringen bevordert en gunstige omstandigheden voor de zonne-energiesector creëert, bijvoorbeeld door meer opleidingen op dat gebied te bevorderen en een vlotte toegang tot financiering te verzekeren, onder meer via de instrumenten van de EU-taxonomie voor duurzame activiteiten. In overeenstemming met de veronderstelde omvorming van de Europese Investeringsbank tot de klimaatbank van Europa roept het EESC de bank op om in haar financieringsprogramma’s de nadruk te leggen op steun voor de productie van zonnepanelen.

3.27Het EESC pleit ervoor om onderzoek naar nieuwe zonnestroomtechnologieën, bijvoorbeeld op basis van alternatieve materialen, te stimuleren. Om het tekort aan geschoolde arbeidskrachten te verhelpen is het van essentieel belang om in samenwerking met de relevante belanghebbenden in te zetten op opleidingen en de ontwikkeling van vaardigheden. Daarom dringt het EESC er bij de bevoegde instellingen op aan manieren te vinden om een bestand aan arbeidskrachten op te bouwen met de kennis, vaardigheden en competenties die nodig zijn om alle beschikbare opties op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare technologieën uit te voeren.

4.Specifieke opmerkingen over de productieketens

4.1De snelle opmars van zonne-energie kan vertragen omdat de EU op strategisch vlak zeer afhankelijk is van upstreamproductiesegmenten. De grootste hinderpaal blijft de beperkte capaciteit om het materiaal te leveren dat nodig is voor de ambitieuze doelstellingen van de strategie. Europa, vroeger een topproducent van zonnepanelen, speelt bijna nergens in de waardeketen nog een noemenswaardige rol. Desondanks is het nog steeds een van de leiders op het gebied van onderzoek naar zonne-energie, met belangrijke onderzoekscentra.

4.2In de hele waardeketen van de sector heeft de EU maar beperkte mogelijkheden om de basisgrondstof, polysilicium, aan te kopen. Het is nog lastiger om de hand op deze grondstof te leggen doordat de vier grootste fabrieken voor silicium voor zonnecellen, goed voor bijna de helft van de wereldproductie, gevestigd zijn in de regio Xinjiang in China.

4.3Het EESC is ingenomen met het wetgevingsinitiatief van de Commissie 10 om producten die via dwangarbeid zijn vervaardigd op de interne markt te verbieden. Deze maatregel is vergelijkbaar met de Amerikaanse wet ter voorkoming van dwangarbeid van Oeigoeren, die rechtstreekse gevolgen had voor de distributie van polysilicium, aangezien de prijs van deze voornamelijk in China geproduceerde grondstof naar verwachting voor de hele zonne-energiesector zal stijgen. Het EESC merkt echter op dat een dergelijke maatregel kan bijdragen aan duurzameontwikkelingsdoelstelling 8 inzake fatsoenlijk werk als ze wereldwijd wordt gehandhaafd.

4.4Een mogelijke, zij het simplistische reactie op deze uitdaging is om meer polysilicium in Europa te produceren. Helaas zijn de huidige technologieën om ruw polysilicium en polysiliciumgietblokken te vervaardigen paradoxaal genoeg enorm energieverslindend. Toch is het is haalbaar, met name op plaatsen waar er toegang is tot goedkope en stabiele energie, ook uit hernieuwbare energiebronnen (bijv. via hybride krachtcentrales die wind, zon en opslag combineren). Bovendien zorgen het gebrek aan grondstoffen en onderdelen en de strenge EU-regels, onder meer op het gebied van energie-efficiëntie, er in het algemeen voor dat het voor de Europese industrie, die het bovendien lastig heeft om aan financiering te komen, minder aantrekkelijk is om in de productie te investeren.

4.5Het EESC is er vast van overtuigd dat de lidstaten de handen in elkaar moeten slaan om innovatieve, volledig recycleerbare zonne-energiesystemen te ontwikkelen teneinde een bloeiende Europese zonne-energiesector op te bouwen. Beloftevollere grondstoffen dan silicium moeten onderzocht worden, onder meer voor zonnefolie of doorschijnende zonnecellen, die bijvoorbeeld in energieopwekkende ramen gebruikt kunnen worden.

4.6De EU staat zelfs nog zwakker in de volgende fasen van de waardeketen, zoals zonnewafers en -cellen. Amper 1 % van de zonnewafers en slechts 0,4 % van de zonnecellen worden in Europa geproduceerd. Volgens sectorfederatie SolarPower Europe hebben we te kampen met een “ernstig gebrek aan productiecapaciteit voor gietblokken en wafers”.

4.7Volgens gegevens van de European Solar Manufacturing Council (ESMC) wordt slechts 3 % van de modules voor zonnestroom in Europa geproduceerd, door 29 verschillende bedrijven. Met andere woorden: slechts een van de ruwweg 30 modules die in Europa worden geassembleerd, zijn van Europese herkomst. In 2020 bedroeg het handelstekort voor zonne-energieproducten 8,7 miljard US-dollar.

4.8Andere grondstoffen voor fotovoltaïsche centrales zijn eveneens schaars, al hebben we op dat vlak minder ernstige tekorten. De bevestigingsstukken zijn weinig complex, we zijn minder afhankelijk bij de invoer ervan en bij grote vraag kunnen we ze ook lokaal produceren.

4.9Zonneglas, een essentieel onderdeel voor lokaal geproduceerde zonnepanelen, is een schoolvoorbeeld van de kortzichtigheid van het EU-handelsbeleid, in het kader waarvan de defensieve handelstarieven voor eindproducten (zonnepanelen) die van China naar Europa komen, werden opgeheven, met zware buitenlandse concurrentie voor Europese producenten tot gevolg. Gelijkaardige defensieve maatregelen voor tussenproducten, zoals zonneglas, bleven echter wel van kracht. Daardoor werd zonneglas voor Europese zonnepaneelproducenten onevenredig duur in vergelijking met gelijkaardige producenten elders in de wereld. En dat leidde dan weer tot druk op de prijzen voor ingevoerd zonneglas.

4.10Zonnepanelen zijn een efficiënt middel om duurzamer te worden, op voorwaarde dat de hele cyclus, met inbegrip van recyclage en hergebruik, niet te energieverslindend is. De vervaardiging, verplaatsing en verwijdering van iedere technologie veroorzaakt uitstoot. De manier waarop zonnepanelen vervaardigd en gerecycleerd worden, helpt om te bepalen hoe nuttig ze echt zijn om de uitstoot in het algemeen terug te dringen. Bovendien vindt het EESC het belangrijk dat de duurzameontwikkelingsdoelstellingen in de hele toeleveringsketen in acht worden genomen.

Brussel, 4 oktober 2022.

Baiba MILTOVIČA

Voorzitter van de afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

_____________