|
ADVIES
|
|
Europees Economisch en Sociaal Comité
|
|
Herkapitalisatie van bedrijven in de EU –
Een innovatieve manier om duurzaam en inclusief herstel te bewerkstelligen
|
|
_____________
|
|
Herkapitalisatie van bedrijven in de EU – Een innovatieve manier om duurzaam en inclusief herstel te bewerkstelligen
(initiatiefadvies)
|
|
|
|
ECO/582
|
|
|
|
Rapporteur: Antonio GARCÍA DEL RIEGO
|
|
Besluit van de voltallige vergadering
|
20/01/2022
|
|
Rechtsgrond
|
Artikel 52, lid 2, van het reglement van orde
|
|
|
Initiatiefadvies
|
|
Bevoegde afdeling
|
Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang
|
|
Goedkeuring door de afdeling
|
06/10/2022
|
|
Goedkeuring door de voltallige vergadering
|
26/10/2022
|
|
Zitting nr.
|
573
|
|
Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)
|
186/0/2
|
1.Conclusies en aanbevelingen
1.1Uit recente gegevens blijkt dat het tekort aan eigen vermogen en hybride kapitaal 450 ‑600 miljard EUR bedraagt. Dit maakt veel bedrijven kwetsbaar, vooral nu er nieuwe economische spanningen ontstaan en EU-bedrijven overmatige schulden torsen. Aangezien bedrijven in de EU vooral op bankfinanciering leunen, is het belangrijk andere financieringsbronnen te bevorderen. Dit vereist de betrokkenheid van actoren, zoals vermogensbeheerders, verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen.
1.2In dit verband beveelt het EESC aan om een kader ten behoeve van hybride financieringsinstrumenten te ontwikkelen, opdat deze gemakkelijk kunnen worden toegepast, de balansen van ondernemingen versterken en ondernemingen in staat stellen hun investeringen op peil te houden zonder hun schuldenlast te verhogen. Daarmee zouden zij concurrerend kunnen blijven en zich aan de toekomst kunnen aanpassen door hun groene en digitale transformatie een impuls te geven.
1.3Sterk achtergestelde instrumenten zijn om verschillende redenen het beste alternatief:
I)ze zijn reeds beschikbaar en gereguleerd in verschillende Europese landen, en daarmee zekere instrumenten voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen;
II)in vergelijking met meer geavanceerde alternatieven, zoals obligaties of aandelen, vormen zij een flexibele, gemakkelijk uitvoerbare langetermijnoplossing voor bedrijven van elke omvang;
III)ze zijn een product dat ook kan worden gebruikt door familiebedrijven, die 60 % van de bedrijven in de EU uitmaken, aangezien families doorgaans de zeggenschap over hun bedrijf willen behouden.
1.4Om een doeltreffende oplossing te zijn, moeten deze instrumenten de status van quasi-eigen vermogen hebben, zodat ze op de balans niet als vreemd vermogen worden meegeteld. Daarnaast moeten ze in geval van liquidatie van de onderneming in de hiërarchie van betalingen net boven het eigen vermogen komen te staan.
1.5Om een grote impact te hebben, d.w.z. bedrijven van elke omvang te bereiken, is de beste optie een regeling waarbij particuliere en publieke entiteiten, waaronder banken, vermogensbeheerders, overheidssector, en institutionele beleggers (verzekeraars en pensioenfondsen) samenwerken.
1.6Deze aanbeveling dient een doel op lange termijn met een oplossing die op korte termijn kan worden uitgevoerd en zou de kapitaalmarktenunie ondersteunen. Een EU-breed instrument zou kunnen profiteren van de zichtbaarheid, liquiditeit en schaal van de interne markt en een brede aantrekkingskracht kunnen uitoefenen op institutionele beleggers die op zoek zijn naar schuldtitels en hybride risicoprofielen, maar met hogere rendementen, en tegelijkertijd tegemoet kunnen komen aan de behoeften van kleinere ondernemingen. Met voldoende schaalgrootte op EU-niveau zou een succesvol kader kunnen uitgroeien tot een welomschreven activaklasse die investeringen en integratie in de EU bevordert.
2.Achtergrond
2.1Kleine en middelgrote ondernemingen vormen het hart van de economie: in de EU-27 vertegenwoordigen zij 99,8 % van alle ondernemingen, bijna twee derde (65 %) van de werkgelegenheid en meer dan de helft (53 %) van de door de niet-financiële bedrijfssector (NFBS) gegenereerde toegevoegde waarde
. In veel Europese regio’s vormen zij de reële economie en zijn zij bepalend voor de sociale cohesie. In 2020 waren er meer dan 22,5 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen. Er zijn iets minder dan 200 000 middelgrote ondernemingen, maar zij zijn goed voor 17,3 % van de toegevoegde waarde en 16 % van de werkgelegenheid
.
2.2COVID-19 heeft de economie in 2020 en voor een deel van 2021 hard getroffen, maar de snelle reactie van regeringen met tijdelijke overheidsmaatregelen heeft een massale golf van COVID-19-gerelateerde faillissementen voorkomen, voornamelijk door middel van oplossingen waarmee liquiditeits- en kortetermijnproblemen werden aangepakt. Dit heeft er echter wel toe geleid dat het bedrijfsleven in de EU met een overmatige schuldenlast is komen te zitten.
2.3De meeste steunmaatregelen van de overheid lopen ten einde net nu zich nieuwe spanningen in de mondiale en Europese economie voordoen, zoals de energiecrisis, de inflatie, het einde van de accommoderende monetaire beleidskoers van de ECB, de toename van risicospreads, de gestegen financieringskosten, problemen in de toeleveringsketens en de Russische invasie van Oekraïne.
2.4De positie van Europa als leider van de groene transitie zal grote investeringen van publieke en private actoren vergen. De verzwakte positie van kleine en middelgrote ondernemingen zou het voor hen moeilijk kunnen maken zich aan te passen aan nieuwe normen en ertoe kunnen leiden dat zij achterop raken bij grote of middelgrote ondernemingen uit andere delen van de wereld.
2.5Aangezien een groot deel van de ondernemingen een overmatige schuldenlast torst
en tegelijkertijd langetermijnmiddelen nodig heeft om toekomstige uitdagingen het hoofd te kunnen bieden, zijn nieuwe oplossingen nodig die het kapitaal van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en kleine midcaps verhogen. Bestaande initiatieven op Europees niveau, zoals het Escalar-programma van de EIB, zijn doorgaans gericht op snelgroeiende ondernemingen die als doorgroeiers worden beschouwd of op start-ups die door durfkapitaalfondsen worden gefinancierd. Nieuwe oplossingen moeten een aanvulling vormen op de huidige oplossingen en gericht zijn op bestaande en gevestigde micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en kleine midcaps, die de meerderheid van de Europese bedrijven uitmaken.
2.6Sommige landen hebben gerichte maatregelen genomen om de investeringscapaciteit van ondernemingen te versterken en tegelijkertijd het risico op “zombificatie” te vermijden. In Spanje en Frankrijk belopen deze programma’s meer dan 30 miljard EUR voor 15 000 ondernemingen
, waarbij sterk achtergestelde leningen als belangrijkste instrument worden gebruikt en kredietbeoordelingen als selectiecriterium om ervoor te zorgen dat de begunstigden levensvatbare ondernemingen zijn.
3.Algemene opmerkingen
3.1De overmatige schuldenlast van Europese bedrijven vereist een herkapitalisatie-instrument dat hen in staat stelt hun investeringsinspanningen op peil te houden of op te voeren. De openbare markten hebben bestaande beursgenoteerde ondernemingen tot op heden redelijk goed ondersteund, maar het ontbreekt de particuliere markten aan de nodige diepte om kleinere ondernemingen te ondersteunen. Het tekort aan eigen vermogen en hybride kapitaal waarmee de EU als gevolg van de pandemie en de vermindering van de staatssteun te maken zou kunnen krijgen, wordt op 450-600 miljard EUR geraamd
.
3.2Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en kleine midcaps geven over het algemeen aan dat zij meer moeilijkheden ondervinden bij het verkrijgen van toegang tot financiering dan grote ondernemingen, met name wat langetermijnfinanciering betreft.
3.2.1Uit de SAFE-enquête
blijkt dat bij het aanvragen van een lening een groter deel van de kleine en middelgrote ondernemingen zegt op hindernissen te stuiten (7 % van de kleine en middelgrote ondernemingen tegenover 4 % van de grote ondernemingen), dat het percentage goedgekeurde aanvragen lager (72 % tegenover 85 %) en het percentage afgewezen aanvragen hoger is (6 % tegenover 2 %) en dat de voorwaarden slechter zijn.
3.2.2Familiebedrijven vertegenwoordigen meer dan 60 % van alle Europese bedrijven (met uitschieters tot 85 % in Spanje en 75 % in Italië, Frankrijk en Duitsland
). Deze ondernemingen zullen minder snel op zoek gaan naar kapitaalalternatieven voor langetermijnfinanciering die vereisen dat de zeggenschap over de onderneming wordt opgegeven.
3.3Bovendien beschikken kleine en middelgrote ondernemingen doorgaans over een minder gediversifieerde portefeuille van externe financieringsinstrumenten; die instrumenten worden vaak door banken verstrekt en zijn gericht op gebruik voor de korte termijn.
I)In de eurozone blijft de afhankelijkheid van kleine en middelgrote ondernemingen van banken groot: 70 % van de externe financiering is afkomstig van banken, tegenover 40 % in de VS
.
II)63 % van de grote ondernemingen zegt middelen te gebruiken voor investeringen in vaste activa, tegenover 38 % van de kleine en middelgrote ondernemingen en slechts 28 % van de micro-ondernemingen
.
3.4In dit initiatiefadvies wordt dan ook aanbevolen een gemeenschappelijk kader voor sterk achtergestelde financiële instrumenten te ontwikkelen dat de herkapitalisatie van ondernemingen in de EU een impuls geeft. Dit kader moet waarborgen dat deze instrumenten als quasi-eigen vermogen worden beschouwd, zodat de schuldratio en de kredietbeoordeling van ondernemingen er niet door wordt beïnvloed.
3.4.1In dit advies wordt de EU verzocht collectief stappen te zetten om dit gemeenschappelijke kader naar behoren te ontwikkelen, met inachtneming van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel, op grond waarvan de Unie mag optreden wanneer de doelstellingen van het overwogen optreden vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter op EU-niveau kunnen worden verwezenlijkt.
3.4.2Dit kader voor sterk achtergestelde instrumenten moet:
I)het voornoemde financieringstekort in de langetermijnfinanciering wegwerken om de balansen te versterken en investeringen te ondersteunen;
II)familiebedrijven een instrument bieden om hun langetermijninvesteringen te verhogen zonder de zeggenschap over hun bedrijf op te geven; uit onderzoek blijkt dat zij bereid zijn de winst te delen en/of hybride instrumenten uit te geven
;
III)verenigbaar zijn met de praktijken van de voornaamste verstrekkers van financiering (commerciële banken, vermogensbeheerders, overheidssector), zodat een meerderheid van de ondernemingen er gebruik van kan maken;
IV)helpen bij het aantrekken van institutionele beleggers, zoals verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen, die onder de PRIIP’s-verordening vallen, en die spaartegoeden beheren en een belangrijke rol spelen bij het kanaliseren van meer activa naar de reële economie.
3.5Er zijn verschillende sterk achtergestelde instrumenten die kunnen worden gebruikt om de balansen van kleine en middelgrote ondernemingen en van midcaps te versterken, zoals obligaties, converteerbare obligaties, dual share-structuren en hybride leningen (zoals participatieleningen):
I)Obligaties worden voornamelijk door large caps en voor grote emissies uitgegeven. Dit is een complexe en kostbare aangelegenheid. Zo zijn er, hoewel het gebruik van bedrijfsobligaties de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen, in totaal slechts 2 000 actieve emittenten, voornamelijk grotere ondernemingen
.
II)Particuliere converteerbare obligaties hebben het grote voordeel dat zij qua structuur uiterst flexibel zijn, aangezien het om een onderhandse overeenkomst gaat. Dit impliceert echter ook een lage mate van zekerheid voor kleinere ondernemingen, die doorgaans minder financieel geletterd zijn, en hoge transactiekosten. Zij worden vooral door goed geïnformeerde durfkapitaalverstrekkers gebruikt;
III)Bij dual share-structuren worden twee categorieën aandelen uitgegeven, waarvan één meestal met beperkt of zonder stemrecht, terwijl er wel kapitaal wordt ingebracht. Hoewel dit instrument in sommige lidstaten is toegestaan
(bijv. de Noord-Europese landen, Polen, Portugal en Italië) is dat niet het geval in vele andere lidstaten (zoals Duitsland, Frankrijk en Spanje). Een grootschalige toepassing lijkt moeilijker haalbaar, aangezien het instrument in hoge mate zou moeten worden aangepast aan de onderneming die de aandelen uitgeeft.
IV)Hybride leningen zijn schuldinstrumenten die sterk achtergesteld zijn en op de lange termijn gericht zijn (gewoonlijk worden ze gedurende een bepaalde tijd ook niet afgelost). Dit is een instrument dat in veel rechtsgebieden is gereguleerd, hetgeen bedrijven meer zekerheid biedt en het proces flexibeler maakt, aangezien het product niet bij elke verrichting wordt gecreëerd. Ook worden ondernemingen wat betreft de schuldenlast niet benadeeld, aangezien hybride leningen de laatste plaats vóór het eigen vermogen innemen in de volgorde van terugbetaling.
|
|
Toepassing
|
Haalbaarheid
|
Trackrecord
|
Bedrijfsbescherming
|
Beleggersbescherming
|
|
Obligaties
|
Laag
|
Hoog
|
Laag
|
Middelhoog
|
Hoog
|
|
Converteerbare obligaties
|
Middelhoog
|
Middelhoog
|
Laag
|
Laag
|
Hoog
|
|
Dual shares
|
Laag
|
Middelhoog
|
Middelhoog
|
Hoog
|
Middelhoog
|
|
Hybride leningen
|
Hoog
|
Hoog
|
Middelhoog-Hoog
|
Hoog
|
Middelhoog
|
Bron: Inbonis Rating.
3.6Hybride leningen zijn om verschillende redenen het beste alternatief:
I)zij vormen een gemakkelijk uitvoerbare langetermijnoplossing die ondernemingen meer bescherming biedt dan obligaties of aandelen;
II)micro-, kleine en middelgrote ondernemingen worden beschermd tegen verwatering of verlies van controle, terwijl zij wel kostengerelateerde voordelen genieten, zoals belastingaftrek of lagere uitgiftekosten;
III)kredietverstrekkers krijgen een aantrekkelijk rendement, zonder dat de houders hoeven te worden betrokken bij bedrijfsbesluiten;
IV)participatieleningen, een vorm van hybride leningen, zijn reeds beschikbaar en gereguleerd in veel Europese landen, waaronder Spanje (préstamos participativos), Frankrijk, (prêts participatifs), Duitsland (Partiarisches Darlehen) en onlangs ook in Portugal (empréstimos participativos)
.
3.6.1Hybride leningen zijn het instrument bij uitstek voor diverse publieke en particuliere initiatieven om het gebrek aan kapitaalfinanciering in de hele EU aan te pakken: in ten minste zes programma’s in drie lidstaten, evenals in enkele programma’s van het Europees Investeringsfonds, wordt gebruik gemaakt van dergelijke hybride participatieleningen.
I)Frankrijk heeft Relance opgezet, een door de overheid gesteund programma voor achtergestelde schuld van 12,7 miljard EUR, gericht op 10 000 bedrijven, voornamelijk kleine en middelgrote ondernemingen, waarbij gebruik wordt gemaakt van participatieleningen en achtergestelde obligaties. Dit programma wordt door banken gedistribueerd en wordt door institutionele beleggers gefinancierd.
II)In Spanje is een fonds van 1 miljard EUR opgezet voor de herkapitalisatie van ondernemingen die door de COVID-19-pandemie zijn getroffen; dit fonds richt zich op kleine en middelgrote ondernemingen en midcaps die solvabiliteitsproblemen hebben, maar wel levensvatbaar zijn.
III)In Spanje is eveneens een fonds met een looptijd van 15 jaar opgezet ter ondersteuning van productieve industriële investeringen, waarvoor in totaal 9 miljard EUR (600 miljoen EUR per jaar) is uitgetrokken. Dit fonds wordt gefinancierd met publieke middelen, er wordt gebruik gemaakt van reguliere schulden, participatieleningen en aandelen, en het fonds is gericht op ondernemingen die industriële investeringsprojecten hebben lopen.
IV)In Valencia heeft de regionale ontwikkelingsbank, Instituto Valenciano de Finanzas, verschillende financieringsprogramma’s opgezet voor een totaalbedrag van 400 miljoen EUR per jaar, waarbij gebruik wordt gemaakt van participatieleningen om kleine en middelgrote ondernemingen en strategische midcaps met investeringsprojecten te helpen.
V)Nederland heeft een steunprogramma van 400 miljoen EUR opgezet waarbij achtergestelde leningen worden verstrekt aan kleine en middelgrote ondernemingen.
3.7Om een doeltreffende uitrol te garanderen, d.w.z. alle micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te bereiken en het grootste effect te sorteren, kan het best worden gekozen voor een operationele regeling met meerdere publieke en particuliere partijen die de leningen initiëren en/of doorverkopen (dit zijn niet noodzakelijkerwijs dezelfde partijen). Partijen die de leningen initiëren zijn bv. banken, vermogensbeheerders en de overheidssector; investeerders zijn bv. de eigen bank, de overheidssector of institutionele beleggers (verzekeraars en pensioenfondsen) Dit kader heeft betrekking op nieuw geïnitieerde transacties, niet op de securitisatie van bestaande transacties. Deze aanpak werd bijvoorbeeld door Frankrijk gehanteerd in het kader van zijn Relance-programma
.
3.8Beperking van mogelijk gepercipieerde risico’s in verband met de grootschalige uitrol van een regeling voor hybride leningen in Europa:
|
Gepercipieerd risico
|
Oplossing
|
|
Toezicht op schaduwbankieren
|
De opneming van instrumenten voor risicobeheer, zoals kredietbeoordelingen, zou het risico van schaduwbankieren wegnemen.
|
|
Verdringing van banken
|
Een kapitaalinstrument met hybride leningen zou de solvabiliteit van ondernemingen herstellen. Banken zouden daardoor bereid zijn leningen aan hen te blijven verstrekken.
|
|
Verenigbaarheid met het “Debt Equity Bias Reduction Allowance”-initiatief (Debra-initiatief)
|
Dit initiatief is er ook op gericht om te voorkomen dat ondernemingen zich te diep in de schulden steken en is derhalve verenigbaar met de hoofddoelstelling van het Debra-initiatief.
|
|
Herstel van de solvabiliteit van niet-levensvatbare ondernemingen
|
De invoering van marktnormen zoals kredietbeoordelingen zou voorkomen dat niet-levensvatbare ondernemingen toegang krijgen tot deze instrumenten. In veel overheidsprogramma’s waarin van participatieleningen gebruik wordt gemaakt, is deze vereiste opgenomen.
|
4.Specifieke opmerkingen
4.1Het voorgestelde kader voor hybride leningen moet voldoen aan bepaalde normen die het aantrekkelijk maken voor alle belanghebbenden: ondernemingen, verstrekkers van financiering die als distributeur optreden en institutionele beleggers.
4.2Essentieel is dat het kader ervoor zorgt dat dit soort hybride lening wordt aangemerkt als eigen vermogen:
I)met het oog op de berekening van de verhouding tussen vreemd vermogen en kapitaal: de schuldenlast wordt dan niet groter en de verhouding tussen vreemd vermogen en kapitaal wordt niet al te zeer beïnvloed. Zo staat in artikel 313-14 van het Franse monetair en financieel wetboek (Code monétaire et financier) dat participatieleningen bij de beoordeling van de financiële situatie van de begunstigde ondernemingen als eigen vermogen worden behandeld;
II)met het oog op kapitaalvermindering. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de Spaanse regeling, waarin is bepaald dat participatieleningen worden meegenomen in de berekening van het eigen vermogen ten behoeve van kapitaalvermindering en ontbinding van ondernemingen, en dat vervroegde terugbetaling of aflossing van participatieleningen alleen kan plaatsvinden als het eigen vermogen vervolgens met hetzelfde bedrag wordt verhoogd
;
III)in geval van insolventie moet deze hybride lening een achtergestelde status hebben, gerangschikt achter gewone schulden of gemeenschappelijke schuldeisers en vóór de aandeelhouders. Als een dergelijke schuldstructuur niet wordt aangenomen, zal dit waarschijnlijk het vermogen van ondernemingen ondermijnen om schuldfinanciering uit traditionele bronnen aan te trekken. Een van de doelstellingen van het actieplan voor de kapitaalmarktenunie is om de insolventieregelingen, die binnen de EU per lidstaat verschillen, meer op elkaar af te stemmen.
4.2.1Er zijn gevallen waarin hybride leningen worden beschouwd als eigen vermogen volgens de International Financial Reporting Standards (IFRS) en Bazel II. Zo kunnen hybride leningen met een eeuwigdurende looptijd volgens de IFRS-regels vanwege hun zeer achtergestelde status als eigen vermogen worden aangemerkt
. In het algemeen kunnen hybride instrumenten als eigen vermogen worden beschouwd als zij niet gegarandeerd, achtergesteld en volledig terugbetaald zijn, als ze niet op initiatief van de houder kunnen worden afgelost, als ze kunnen worden gebruikt om verliezen te dekken en indien de verplichting tot rentebetaling kan worden uitgesteld
.
4.2.2Het EESC beveelt aan om Richtlijn 2013/34/EU betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen zodanig te wijzigen dat de boekhoudprocedure wordt geharmoniseerd voor hybride leningen of andere soorten schulden met een looptijd van meer dan acht jaar
, met een aflossingsvrije periode van ten minste drie jaar en met een variabele rentevoet waarvan een deel gekoppeld is aan “succes” dat naar eigen goeddunken wordt gedefinieerd (bijvoorbeeld groei, winstgevendheid enz.). Deze wijziging zal het gemakkelijker maken hybride leningen mee te tellen als eigen vermogen bij de berekening van de nettowaarde van een vennootschap voor handelsrechtelijke doeleinden en als eigen vermogen of eigen middelen voor boekhoudkundige doeleinden.
4.3Om onzekerheid te voorkomen moet het instrument voor andere doeleinden (d.w.z. fiscale en juridische doeleinden) als vreemd vermogen aangemerkt blijven worden, zodat de uitgifte van een op eigen vermogen lijkend instrument niet tot gevolg heeft dat de zeggenschap over de onderneming via stemrechten verloren gaat.
4.3.1Een ander belangrijk punt voor zowel ondernemingen als investeerders is dat op de periodieke rente die op het achtergestelde schuldinstrument wordt betaald, geen bronbelasting mag worden ingehouden, zodat de pool de rente-inkomsten op brutobasis ontvangt.
4.4Wat de beleggingskant betreft, zou een quasi-eigenvermogensinstrument zoals het voorgestelde in aanmerking komen als instrument voor Europese langetermijnbeleggingsinstellingen (Eltif’s), overeenkomstig artikel 10 van de Eltif-verordening, waardoor het onmiddellijk deel zou kunnen uitmaken van het financiële ecosysteem.
4.4.1De Eltif’s zouden later in de EU kunnen worden verhandeld door de publicatie van een prospectus of een essentiële-informatiedocument (EID) dat voldoet aan de vereisten van respectievelijk de prospectusverordening of de verordening verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten. Dit zou helpen om retailbeleggers bij particuliere schulden en de reële economie te betrekken – iets wat met de crowdlending-initiatieven nog niet is gelukt.
4.4.2Om de investeerdersbasis uit te breiden zou het instrument idealiter marktnormen moeten bevatten zoals kredietbeoordelingen van door de ESMA geregistreerde organisaties of beoordelingen van de naleving van ecologische, sociale en governance-indicatoren.
4.5Tot slot zou dit initiatief de kapitaalmarktenunie ondersteunen. Een EU-brede aanpak, d.w.z. het model van een gemeenschappelijk Europees instrument, zou kunnen profiteren van de zichtbaarheid, liquiditeit en schaal van de interne markt en een brede aantrekkingskracht kunnen uitoefenen op institutionele beleggers die op zoek zijn naar schuldtitels en hybride risicoprofielen, maar met betere rendementen, en tegelijkertijd tegemoet kunnen komen aan de behoeften van kleinere ondernemingen. Met voldoende schaalgrootte op EU-niveau zou een succesvol kader kunnen uitgroeien tot een welomschreven activaklasse die investeringen en integratie in de EU bevordert.
Brussel, 26 oktober 2022.
Christa SCHWENG
Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
_____________