SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
ADVIES
Afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s
Betere arbeidsvoorwaarden voor een sterker sociaal Europa: alle voordelen van de digitalisering voor het werk van de toekomst benutten
[COM(2021) 761 final]
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk
[COM(2021) 762 final]
Rapporteur: Cinzia Del Rio
|
Raadpleging
|
Europese Commissie, 09/12/2021
|
|
Rechtsgrondslag
|
Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
|
|
Bevoegde afdeling
|
Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap
|
|
Goedkeuring door de afdeling
|
07/03/2022
|
|
Goedkeuring door de voltallige vergadering
|
DD/MM/YYYY
|
|
Zitting nr.
|
…
|
|
Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)
|
…/…/…
|
1.Conclusies en aanbevelingen
1.1De pandemie heeft een aantal veranderingen in de arbeidswereld, die al bezig waren, versterkt en de uitbreiding van allerlei vormen van platformwerk versneld, waardoor de groei en de impact van de digitale economie toenemen.
1.2In het kader van de uitvoering van de Europese Pijler van sociale rechten is het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) ingenomen met het voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn betreffende de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk (COM(2021) 762 final). Deze regelgeving moet erop gericht zijn duidelijke definities vast te stellen van de criteria voor de kwalificatie van arbeidsverhoudingen en voor het gebruik van algoritmen, en moet zorgen voor toegang tot sociale en arbeidsbescherming en -rechten.
1.3Het EESC heeft in een aantal eerdere adviezen, die ook voor dit advies relevant blijven, al gewezen op de kansen en uitdagingen die platformwerk met zich meebrengt, en op de noodzaak om duidelijke en billijke regels vast te stellen teneinde te zorgen voor eerlijke concurrentie op de interne markt, daadwerkelijke toepassing van de rechten van werknemers en betere arbeidsomstandigheden. Het algemene doel is de interne markt te handhaven en te versterken door een gelijk speelveld voor alle actoren te waarborgen.
1.4Het EESC heeft benadrukt dat de platformeconomie kansen biedt voor zowel bedrijven als werkenden. Bedrijven kunnen nieuwe markten aanboren, kosten verlagen en profiteren van innovaties in digitale technologieën en wereldwijde en lokale toegang tot arbeidskrachten om de efficiëntie te verbeteren en de productiviteit te verhogen. Werkenden krijgen nieuwe mogelijkheden om inkomen te genereren en werk te vinden, die steeds belangrijker en zelfs onmisbaar worden voor kwetsbare groepen, zoals jongeren, migranten en vrouwen. Deze kansen moeten op een sociaal duurzame manier worden aangegrepen.
1.5De geuite zorgen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden in de platformeconomie zijn onder meer een beperktere toegang tot sociale bescherming en sociale zekerheid, gezondheids- en veiligheidsrisico’s, onzekere arbeid, gefragmenteerde werktijden en ontoereikende inkomensniveaus, en moeilijkheden bij de erkenning van collectieve rechten. Deze zorgen moeten worden aangepakt en er moeten op passende niveaus evenwichtige oplossingen worden ontwikkeld — op Europees en nationaal niveau en via collectieve onderhandelingen waarbij de platforms betrokken zijn. Het EESC acht het noodzakelijk te zorgen voor een gelijke behandeling van “traditionele” ondernemingen en ondernemingen die digitale middelen gebruiken op basis van de functies van algoritmisch beheer om het werk te organiseren en de arbeidsverhoudingen te beheren (aansturing, controle en/of organisatorisch vermogen).
1.6Digitale arbeidsplatforms verschillen in omvang. Voor platform-kmo’s (kleine en middelgrote ondernemingen) zijn er nog andere uitdagingen waarmee rekening moet worden gehouden, onder meer kwesties in verband met de kosten van infrastructuur, administratieve lasten en de aanpassing aan de digitale transformatie.
1.7Het EESC erkent dat flexibele werktijden een positief kenmerk kunnen zijn van platformwerk, dat met name wordt toegejuicht door degenen die van platformwerk afhankelijk zijn als aanvullende bron van inkomsten. Flexibiliteit moet echter altijd gepaard gaan met de inachtneming van de fundamentele sociale en arbeidsnormen die door de EU-wetgeving worden gewaarborgd.
1.8Het EESC is het ermee eens dat de juridische kwalificatie van de arbeidsverhouding en het duidelijke onderscheid met echte zelfstandige arbeid van cruciaal belang zijn om zowel ondernemingen als werkenden rechtszekerheid te bieden en de rechten en bescherming van werkenden te waarborgen. Deze kwestie wordt echter in de verschillende lidstaten verschillend benaderd. Wettelijke bepalingen op specifieke gebieden, rechterlijke uitspraken naar aanleiding van arbeidsgeschillen alsmede collectieve overeenkomsten in specifieke segmenten van platformwerk leiden tot een versnippering van de bestaande regelgeving in de EU en tot ongelijkheid in de manier waarop platformwerkers in de diverse lidstaten worden behandeld. Het is noodzakelijk de wettelijk verantwoordelijke werkgever duidelijk te bepalen, zowel met het oog op fiscale en socialezekerheidsbijdragen als ten bate van collectieve onderhandelingen.
1.9Europa mag dezelfde vraagstukken niet met verschillende regelgevingsbenaderingen aanpakken. Het EESC steunt het doel van het wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie om iets te doen aan de zeer uiteenlopende regelingen in de lidstaten.
1.10Het EESC benadrukt dat de nieuwe regels van de richtlijn gebaseerd moeten zijn op het sociale acquis van de EU en duidelijke definities moeten bevatten, die niet strijdig mogen zijn met het wettelijke acquis, collectieve overeenkomsten of de jurisprudentie van de rechtbanken in de afzonderlijke lidstaten. De richtlijn moet een duidelijk rechtskader zijn dat op nationaal niveau moet worden aangepast aan de nationale wetten en praktijken, waarbij met name collectieve onderhandelingen worden aangemoedigd.
1.11Verder gaat dit advies met name in op de volgende aspecten van de voorgestelde richtlijn:
Kwalificatiecriteria: het EESC benadrukt dat de indelingscriteria in artikel 4 van het voorstel geen recht doen aan de dynamische en snelle ontwikkeling van de digitale markt en voortdurend zouden moeten worden bijgewerkt, waardoor ze vaag en dubbelzinnig worden. Het zou passender zijn om te stellen dat het vermoeden van een arbeidsverhouding in het voordeel moet werken van mensen die hun arbeid en/of diensten verrichten onder de specifieke functies (aansturing, controle en/of organisatorisch vermogen) van algoritmisch beheer die door het betrokken digitale platform worden uitgeoefend, en om bijgevolg de criteria op basis van deze functies vast te stellen. Het EESC is het ermee eens dat platforms de mogelijkheid hebben om het vermoeden van een arbeidsverhouding te weerleggen.
1.12Het EESC wijst erop dat de specifieke aspecten van algoritmisch beheer, die een aanzienlijke invloed hebben op de platformwerkers, wellicht niet van toepassing zijn bij de vaststelling van het vermoeden van een arbeidsverhouding met geregistreerde beroepsbeoefenaren of leden van nationale beroepsverenigingen, voor zover deze bestaan.
1.13Regels voor algoritmisch beheer: het EESC is het ermee eens dat algoritmisch beheer een aanzienlijke impact heeft op de arbeidsomstandigheden en transparant moet zijn en een verantwoordingsplicht moet inhouden ten aanzien van werkenden en bedrijven. Algoritmisch beheer houdt toezicht, wijst taken toe, geeft directe instructies die de mate van autonomie beperken en evalueert werkenden, inclusief hun prestaties en gedrag, alsook hun verdiensten en arbeidsomstandigheden, en kan zelfs leiden tot ontslag. De richtlijn moet uitdrukkelijk bepalen dat de in hoofdstuk 3 vastgestelde rechten van toepassing zijn op alle situaties waarin algoritmisch beheer wordt gebruikt in het kader van een arbeidsverhouding.
1.14Volgens het EESC moeten alle platformwerkers een gegarandeerd recht op gegevensoverdraagbaarheid hebben en hun gegevens van platforms kunnen downloaden, met inbegrip van gegevens over vaardigheden. Voorts moeten verdere bepalingen worden toegevoegd om het recht uit te oefenen om een geautomatiseerd of semi-geautomatiseerd besluit te herzien. Beslissingen die van wezenlijke invloed kunnen zijn op een arbeidsverhouding, moeten door mensen worden genomen. Het EESC waardeert het dat het voorstel van de Europese Commissie in deze richting gaat.
1.15Het EESC onderstreept het belang van doeltreffende handhaving door middel van een nauwere samenwerking tussen autoriteiten voor gegevensbescherming en arbeidsinspecties en de noodzaak om te verduidelijken waar de verantwoordelijkheden liggen, ook in grensoverschrijdende situaties.
1.16Collectieve rechten: het EESC benadrukt dat in artikel 14 van de richtlijn expliciet moet worden verwezen naar vakbonden, die het recht hebben om collectieve onderhandelingen te voeren. Voorts moeten het recht op informatie en raadpleging, alsmede het recht op collectieve onderhandelingen tot alle platformwerkers worden uitgebreid.
1.17De richtlijn moet zorgen voor eerlijke ontslagprocedures voor platformwerkers en voor informatie- en raadplegingsprocedures in geval van collectief ontslag.
1.18Conform de doelstellingen van de Europese vaardighedenagenda benadrukt het EESC het belang van een adequate opleiding en informatie voor platformwerkers, die in verschillende talen beschikbaar kan zijn, over hoe ze het platform in kwestie moeten gebruiken en hun digitale vaardigheden kunnen verbeteren.
2.Inleiding en achtergrond
2.1De COVID-19-pandemie heeft het gebruik van platformwerk bespoedigd en bepaalde veranderingen op de arbeidsmarkt die al gaande waren, geaccentueerd. Het EESC heeft al benadrukt dat de platformeconomie kansen biedt voor zowel bedrijven als werkenden. Digitale arbeidsplatforms zijn in een aantal economische sectoren snel doorgedrongen. Bedrijven kunnen nieuwe markten aanboren, kosten verlagen en profiteren van innovaties in digitale technologieën en wereldwijde en lokale toegang tot arbeidskrachten om de efficiëntie te verbeteren en de productiviteit te verhogen. Werkenden krijgen nieuwe mogelijkheden om inkomen te genereren en werk te vinden, die steeds belangrijker en zelfs onmisbaar worden voor kwetsbare groepen, zoals jongeren, migranten en vrouwen.
2.2Er zijn echter ook haken en ogen in verband met de rechten van werkenden, belastingen, vermogensverdeling en duurzaamheid, die op Europees niveau moeten worden aangepakt. Platformwerk neemt een steeds belangrijkere plaats in op de nieuwe productiekaart van economische activiteiten die aan digitale ontwikkeling en de digitale transitie gekoppeld zijn. Het EESC heeft de kansen en risico’s al in een aantal eerdere adviezen (die ook voor dit advies relevant zijn) uiteengezet en daarin opgeroepen tot Europese regelgeving met vastomlijnde definities van de criteria voor de kwalificatie van arbeidsverhoudingen. In zulke regelgeving moeten tevens het gebruik van algoritmen en de toegang tot sociale en arbeidsbescherming en -rechten worden geregeld.
2.3De zwakke economische positie van velen die via een breed scala van digitale arbeidsplatforms werken, leidt tot meer gezondheids- en veiligheidsrisico’s en tot meer baanonzekerheid, een ontwikkeling die lastig binnen exacte en specifieke nationale geografische grenzen af te bakenen valt. Bovendien worden in de meeste EU-rechtsstelsels de mechanismen voor de algemene en sociale bescherming van niet-standaard- en atypische werknemers steeds meer uitgehold.
2.4Het EESC erkent dat flexibele werktijden een positief kenmerk kunnen zijn van platformwerk, dat vooral wordt toegejuicht door degenen die van platformwerk afhankelijk zijn als aanvullende bron van inkomsten, met name jongeren. Flexibiliteit moet echter altijd gepaard gaan met de inachtneming van de fundamentele sociale en arbeidsnormen die door de EU-wetgeving worden gewaarborgd, en kan worden geregeld bij nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten op basis van het desbetreffende EU-rechtskader. Dit is met name nodig voor jongeren die gefragmenteerd werken, een laag en ontoereikend inkomen hebben en zelf hun sociale bijdragen moeten ophoesten om een toekomstig pensioen op te kunnen bouwen.
2.5De in elke lidstaat weer andere arbeidsverhoudingen die op digitale arbeidsplatforms ontstaan en zich daar ontwikkelen, zijn niet bevorderlijk voor een uniforme nationale oplossing ter erkenning van de noodzakelijke sociale bescherming, de vereiste gezondheids- en veiligheidsmaatregelen op het werk, een passend inkomensniveau, een passende arbeidstijd en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden. Deze verschillende vormen van arbeidsverhoudingen en de geringe individuele en collectieve bescherming op nationaal niveau wegen op EU-niveau nog zwaarder door, wat de voorwaarden creëert voor sociale dumping en oneerlijke concurrentie, die de doeltreffendheid van de Europese en nationale arbeidsbeschermingsnormen zelf in gevaar brengen.
2.6Digitale arbeidsplatforms kunnen worden ingedeeld in twee grote categorieën: online webplatforms en op locatie gebaseerde platforms. Zij verschillen in grootte. Voor platform-kmo’s (kleine en middelgrote ondernemingen) zijn er nog andere uitdagingen waarmee rekening moet worden gehouden, onder meer kwesties in verband met de kosten van infrastructuur, administratieve lasten en de aanpassing aan de digitale transformatie.
2.7Het aantal mensen dat werkzaam is voor werkgevers die een onlineplatform gebruiken, neemt gestaag toe, niet alleen in de Europese Unie, maar in de hele wereld. Zoals de IAO en Eurofound hebben aangetoond, hebben traditionele bedrijven onder meer te kampen met oneerlijke concurrentie van platforms, waarvan sommige niet zijn onderworpen aan de conventionele belasting- en andere regelgeving met betrekking tot hun personeel. Bovendien blijkt uit een flinke hoeveelheid jurisprudentie dat sommige bedrijfsmodellen van platforms erop gericht zijn een concurrentievoordeel op te bouwen door te trachten de geldende regelgeving te omzeilen, of het nu gaat om sociale, milieu- of economische wetgeving. Zo’n strategie komt de economische duurzaamheid op lange termijn niet ten goede en schaadt eerlijke concurrentie, met name tussen grote en micro- of kleine platformbedrijven.
2.8Door de digitale transitie, die door de EU sterk wordt gestimuleerd, zullen in de toekomst steeds meer sectoren en beroepen te maken krijgen met dit model van onlineplatforms. Het EESC heeft meerdere keren duidelijk gemaakt dat de regulering van de interne markt moet worden aangescherpt en versterkt om een gelijk speelveld te waarborgen voor alle spelers en dat de digitalisering ten goede moet komen aan werkenden en bedrijven. Het is van essentieel belang een regelgevingskader op te zetten dat door middel van vastomlijnde rechten, verantwoordelijkheden en verplichtingen veilige, eerlijke en gezonde werkomgevingen en arbeidsvoorwaarden waarborgt.
2.9Alle werkenden hebben recht op eerlijke en fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden. Dit is een grondbeginsel van het internationaal arbeidsrecht en het EU-recht. Volgens artikel 4 van Richtlijn 2019/1152 zijn werkgevers verplicht hun werknemers informatie te bieden over de belangrijkste aspecten van de arbeidsovereenkomst of -verhouding. Platformwerkers moeten gebonden zijn aan dezelfde arbeidsrechtelijke bepalingen als die welke gelden in het land waar de dienst wordt verleend.
2.10De kern van het probleem ligt bij een vastomlijnde definitie van “werknemer” en een duidelijk onderscheid tussen die term en een echte “zelfstandige”. De doeltreffendheid van het hele regelgevingskader van de ontwerprichtlijn staat of valt met een duidelijke definitie van deze termen. Uit de genoemde studies blijkt dat in veel gevallen platformwerkers wordt verzocht zich als zelfstandige te laten registreren, en de uitdaging is om schijnzelfstandigheid te voorkomen. Werkenden moeten de nodige informatie krijgen om te kunnen kiezen of zij werkelijk zelfstandig willen zijn of niet. Uit de studie van de Europese Commissie waarnaar wordt verwezen in het werkdocument van de diensten van de Commissie met de effectbeoordeling van de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk, blijkt dat naar schatting 5,5 miljoen platformwerkers ten onrechte als zelfstandigen worden aangemerkt.
2.11De lidstaten gaan op diverse manieren om met de wettelijke kwalificatie van arbeidsverhoudingen. Het risico dat arbeidsverhoudingen juridisch verkeerd worden gekwalificeerd, is vooral te wijten aan het gebrek aan wetgeving in nationale rechtsstelsels en het gebrek aan juridische duidelijkheid. Geen enkele lidstaat is er nog in geslaagd om de wettelijke kwalificatie van arbeidsverhoudingen toereikend te regelen. Enkele lidstaten (Italië, Spanje en Frankrijk) hebben voor een sectorale wetgeving gekozen, in het bijzonder voor de vervoerssector en bezorgplatforms. Een groot aantal lidstaten (België, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland en Zweden) heeft wel geprobeerd arbeidsverhoudingen met een onduidelijke kwalificatie te verduidelijken door middel van wetgeving, maar daarbij gaat het om algemene situaties op de arbeidsmarkt, zonder de specifieke kenmerken van platformwerk in aanmerking te nemen. In Italië en Spanje hebben collectieve onderhandelingen een grote rol gespeeld, met specifieke overeenkomsten en protocollen in afwachting van gerichte wettelijke bepalingen.
2.12De opvatting dat het bestaande regelgevingssysteem in de diverse EU-landen zich momenteel niet leent voor het reguleren van de verschillende profielen van platformwerk, wordt bevestigd door de bijna 100 rechtsgeschillen die door werkenden en/of hun vakbonden aanhangig zijn gemaakt, alsook door de veelvoud aan oplossingen in de jurisprudentie van vele Europese landen. Aan de ene kant bevestigen deze het zelfstandige aspect van de arbeidsverhouding, maar aan de andere kant erkennen deze ook steeds vaker dat er sprake is van werk in loondienst. En dan zijn er nog de oplossingen daartussenin, die de zaak juridisch onbeslist laten. Hoewel zulke juridische procedures vaak tot tegenstrijdige uitspraken hebben geleid, betreffen ze veelal bestel- en chauffeursdiensten (platformdiensten op locatie) en worden mensen die voor een platform werken (met name in de vervoers- en bezorgsector, waar de bescherming door middel van contracten en vanuit vakbonden waarschijnlijk het best is geregeld) meestal wel als werknemers bestempeld.
2.13Een ander belangrijk punt is het effect van algoritmisch beheer op de arbeidsomstandigheden, dat inherent is aan het bedrijfsmodel van digitale arbeidsplatforms
. De aandacht moet uitgaan naar het waarborgen van transparantie en verantwoordingsplicht met betrekking tot algoritmen voor werkenden en bedrijven.
2.14Om deze situatie te verbeteren, hebben bepaalde lidstaten (IT, ES) wetgevingsinitiatieven inzake algoritmisch beheer op de werkplek genomen. Andere lidstaten (AT, BE, CY, CZ, DK, EE, FI, DE, IE, LV, LT, LU, NL, SE) proberen algoritmisch beheer te reguleren door middel van maatregelen binnen hun privacy-, gegevensbeschermings- en non-discriminatiebeleid. In meerdere landen zijn relevante uitspraken door rechtbanken gedaan (FR, IT, NL, PL en LU)
. Doordat de huidige wetgeving binnen de EU zo versnipperd is, hebben digitale arbeidsplatforms die in verschillende landen opereren ook te maken met verschillende wetten en regels. Gelet op de flexibele, mobiele en snel veranderende aard van de platformeconomie wordt het door het ontbreken van een gemeenschappelijke aanpak lastig om een gelijk speelveld tussen de lidstaten in stand te houden.
2.15In dit verband valt het initiatief van de Europese instellingen toe te juichen, met specifieke verwijzing naar het pakket maatregelen dat de Europese Commissie op 9 december 2021 heeft ingediend ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden op platforms, in het kader van de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten. In het initiatief van de Europese Commissie wordt erkend dat er dringend iets moet worden gedaan aan de verschillende benaderingen van de lidstaten, wordt ingegaan op de hierboven geschetste haken en ogen en wordt een regelgevingsvoorstel met een richtlijn gepresenteerd.
3.Algemene overwegingen
3.1Het EESC steunt het besluit van de Commissie om een ontwerprichtlijn op te stellen voor platformwerk dat zowel onlinedienstverlening omvat (bijvoorbeeld juridische diensten, vertaaldiensten of freelancers) als fysieke dienstverlening (bijvoorbeeld taxi’s, bezorgdiensten of dienstverlening in huis). Zoals duidelijk verwoord in overweging 49 van het richtlijnvoorstel vraagt de zeer uiteenlopende aard van de omstandigheden, arbeidsvoorwaarden en wetgeving in elke lidstaat eerder om een richtlijn dan om niet-bindende rechtsinstrumenten, met name met het oog op het waarborgen van formele en daadwerkelijke dekking en toereikendheid en transparantie van de socialebeschermingsstelsels, vooral omdat de lidstaten verschillende niveaus van sociale bescherming bieden. Het hoge en alsmaar stijgende aantal rechtszaken en uitspraken waarin platformwerk als loonarbeid wordt aangemerkt, toont maar al te zeer aan dat deze kwestie onvoldoende gereguleerd is, zelfs in nationale rechtssystemen. De lidstaten kunnen het doel om de arbeidsvoorwaarden voor digitale platforms te verbeteren dan ook onvoldoende op eigen kracht bereiken. In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel kan dat beter op EU-niveau worden gedaan.
3.2In overweging 9 van de ontwerprichtlijn wordt terecht gezegd: “Wanneer platforms in verschillende lidstaten of over de grenzen heen actief zijn, is het vaak onduidelijk waar het platformwerk wordt verricht en door wie. Ook krijgen de nationale autoriteiten niet gemakkelijk toegang tot gegevens over de digitale arbeidsplatforms, zoals het aantal personen dat platformwerk verricht, hun arbeidsstatus en hun arbeidsvoorwaarden. Dit maakt het moeilijk de regels te handhaven, onder meer op het gebied van arbeidsrecht en sociale bescherming.” Het EESC had al gewezen
op de noodzaak om in elke lidstaat een platformregister en een Europese gegevensbank van grote en kleine platforms aan te leggen.
3.3Deze rechtsonzekerheid werkt in sommige situaties wellicht het ontstaan en de verspreiding van zwartwerk in de hand, evenals betreurenswaardige situaties van uitbuiting en wedijver tussen platformwerkers onderling, die mogelijk ook het slachtoffer zijn van illegale onderaannemingspraktijken. Het gaat vaak om migranten die in een objectief zwakke positie verkeren en niet bekend zijn met de beoogde minimale beschermingsrechten. De voorgestelde richtlijn bevat geen bepaling over onderaanneming en biedt deze platformwerkers dus geen bescherming tegen zulke praktijken.
3.4Een aantal punten in de tekst van het voorstel van de Commissie zijn vaag, algemeen en ambigu. Deze sluiten niet aan op de doelstellingen om sociale en arbeidsrechten te beschermen en te waarborgen, terwijl die doelstellingen in de overwegingen wel duidelijk geformuleerd zijn. Dit geldt met name voor de definitie van de persoon die platformwerk verricht (artikelen 2 en 5) en voor het recht van zowel platformwerkers als vakbondsvertegenwoordigers op informatie en raadpleging (artikel 9, waarin echter alleen specifiek wordt verwezen naar Richtlijn 2002/14/EG). Om te beginnen moet worden opgemerkt dat de bescherming van de rechten van werkenden in deze ontwerprichtlijn vaak gelijk wordt gesteld met de vrijheid van ondernemerschap. De rechten van werkenden en de fundamentele vrijheden moeten naar behoren worden gewaarborgd, overeenkomstig de wetgeving en het Handvest van de grondrechten.
3.5Het EESC acht het noodzakelijk dat de richtlijn specifieke bepalingen over arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid bevat die gebaseerd zijn op het beginsel van non-discriminatie, ook met betrekking tot gelijksoortige en vergelijkbare werkenden in dezelfde sector. Dit zou de ontwikkeling van een uniforme contractuele bescherming voor sectoren bevorderen en sociale en fiscale dumping tegengaan.
3.6Het EESC is ingenomen met de voorgestelde inspanningen van de Commissie om de uitwisseling van goede praktijken in het kader van haar programma voor wederzijds leren te ondersteunen, om de activiteiten van de Europese Arbeidsautoriteit te ondersteunen voor zover dat binnen haar mandaat ligt, en om de lidstaten in voorkomend geval te ondersteunen bij de toepassing van de regels inzake socialezekerheidscoördinatie, bij de opstelling van richtsnoeren daaromtrent en via EU-programma’s (zoals Horizon Europa).
3.7Volgens het EESC moet de ontwerprichtlijn duidelijke referentiecriteria en beginselen bevatten als leidraad voor de nationale wetgevers en om collectieve onderhandelingen aan te moedigen, teneinde regels vast te stellen die zekerheid, veiligheid en voorspelbaarheid bieden in een sterk gedigitaliseerde productieomgeving. Zulke regels moeten een gelijk speelveld tussen digitale arbeidsplatforms en offlinedienstverleners bewerkstelligen. Zij mogen niet indruisen tegen het juridische acquis, mogen geen wijziging inhouden van de inhoud en de reikwijdte van de regels voor het vaststellen van de status van arbeidsverhoudingen in de dienstensector conform de nationale wetgeving, collectieve overeenkomsten, nationale kwalificatiesystemen of de jurisprudentie van de rechtbanken van de afzonderlijke lidstaten, en mogen de eerlijke concurrentie tussen ondernemingen niet ondermijnen.
3.8Het EESC acht voorts een gelijke behandeling noodzakelijk van “traditionele” bedrijven en bedrijven die digitale controlemiddelen op basis van algoritmisch gegevensbeheer gebruiken. Zij moeten transparant en eerlijk met elkaar kunnen concurreren. De werknemersstatus van degenen die in de betrokken sectoren diensten verlenen en/of activiteiten uitvoeren, moet worden verduidelijkt. Het EESC is ook ingenomen met het streven van de Commissie om echte zelfstandigen te helpen meer helderheid te krijgen over hun status: “Ook zelfstandigen zullen indien nodig worden geholpen om hun status te verduidelijken.” De richtlijn zal zelfstandigen naar verwachting autonomer maken en hen ondersteunen bij het benutten van hun ondernemersmogelijkheden, bijvoorbeeld door hun klantenbestand te ontwikkelen. Degenen die al echte zelfstandigen zijn, zullen de voordelen in verband met hun arbeidssituatie behouden.
3.9In dit licht is het cruciaal dat het toepassingsgebied (artikel 1) wordt verbeterd en minder ambigu wordt, zodat de richtlijn onmiskenbaar van toepassing is op alle digitale arbeidsplatforms. Het is noodzakelijk de feitelijk en wettelijk verantwoordelijke werkgever duidelijk te bepalen, ook met het oog op fiscale en socialezekerheidsbijdragen én ten bate van collectieve onderhandelingen, zonder voorbij te gaan aan de specifieke kenmerken van micro- en kleine platforms.
De vermelding “de organisatie van het werk dat door personen wordt verricht” kan leiden tot de ongewenste uitsluiting van bepaalde digitale platforms.
4.Hoofdstuk 4 Specifieke opmerkingen
4.1In dit advies worden met name de volgende aspecten van de ontwerprichtlijn geanalyseerd:
-de criteria voor de kwalificatie als werknemer;
-algoritmisch beheer;
-collectieve rechten;
4.2Kwalificatiecriteria
4.2.1In artikel 4 van het voorstel wordt uiteengezet op basis van welke criteria het wettelijke vermoeden van een arbeidsverhouding wordt vastgesteld. Het EESC tekent aan dat de voorgestelde criteria de dynamiek van de digitale markt en de evolutie van bedrijfsmodellen en werkmethoden moeten weerspiegelen, en dat zij voortdurend moeten worden geactualiseerd. Helaas gaan de in artikel 4 vermelde criteria nog steeds vooral uit van de mate van zeggenschap die het digitale platform over de werkzaamheden van de platformwerker uitoefent. Het EESC meent dat de koppeling van arbeidsbescherming aan de mate van zeggenschap geen juiste afspiegeling is van de onevenwichtige machtsverhouding tussen platform en platformwerkers, en deze ook niet afdoende bijstuurt.
4.2.2Daarnaast biedt artikel 4 van het voorstel de platforms te veel discretionaire bevoegdheid (voor het wettelijke vermoeden van een arbeidsverhouding moet aan ten minste twee van de vijf criteria worden voldaan). In een omgeving die constant verandert, zou het gemakkelijk zijn deze criteria te omzeilen. Een duidelijk omschreven arbeidsstatus, zelfs voor degenen die weinig uren werken, zou het recht op sociale bescherming, gezondheid en veiligheid, het recht om zich te organiseren en het recht op collectieve onderhandelingen met betrekking tot de gepresteerde arbeidstijd waarborgen, en zou dus de nodige flexibiliteit garanderen.
4.2.3De criteria moeten specifieker het risico van verslechterende arbeidsnormen weerspiegelen. De voorkeur gaat dan ook uit naar één criterium voor het wettelijke vermoeden van een arbeidsverhouding, dat platforms kunnen weerleggen op grond van artikel 5, waarin de bewijslast bij het digitale platform wordt gelegd, dat wil zeggen dat het platform moet aantonen dat de platformwerker een zelfstandige is. Terecht wordt in het Commissievoorstel gesteld dat het aan de platforms is om het vermoeden van een arbeidsverhouding te weerleggen.
4.2.4Zelfstandigen en arbeidsverhoudingen met echte zelfstandigen, waarvoor de richtlijn geen definitie geeft, moeten ook adequaat worden beschermd. Er zijn veel verschillende vormen van platformwerk, die niet in één categorie kunnen worden ondergebracht. Er zijn vormen van werk die kunnen worden beschouwd als vergelijkbaar met werk in loondienst, terwijl andere arbeidsvormen geschoolde beroepsbeoefenaren vereisen en zelfs hooggeschoolden, die in sommige landen vergelijkbaar zijn met degenen die zijn ingeschreven in beroepsregisters of die lid zijn van nationale beroepsverenigingen. De specifieke aspecten van algoritmisch beheer, die een aanzienlijke invloed hebben op de platformwerkers, zijn wellicht niet van toepassing bij de vaststelling van het vermoeden van een arbeidsverhouding met geregistreerde beroepsbeoefenaren of leden van nationale beroepsverenigingen, voor zover deze bestaan.
4.2.5Het zou derhalve passender zijn om te stellen dat het wettelijke vermoeden van een arbeidsverhouding met betrekking tot digitale arbeidsplatforms in het voordeel moet werken van mensen die hun arbeid en/of diensten verrichten onder de aansturing, controle en/of het organisatorisch vermogen van een digitaal platform dat gebruik maakt van algoritmisch beheer.
Platforms moeten dit wettelijke vermoeden van een arbeidsverhouding kunnen weerleggen door aan te tonen dat ze geen commerciële zeggenschap uitoefenen over de manier waarop platformwerkers hun diensten/arbeid inrichten, ook niet indirect of impliciet.
4.2.6Een argument dat door rechtbanken vaak wordt aangevoerd in vonnissen over de aard van een arbeidsverhouding (ook bij zaken voor hoge nationale rechtbanken) is dat het platform (en in het bijzonder het algoritmisch beheer) een bepaalde vorm van toezicht had op de manier waarop de platformwerker de dienstverlening verrichtte. Hieruit kan feitelijk worden afgeleid dat de dienstverlening door de platformwerker helemaal in de bedrijfsvoering van het platform is geïntegreerd. Dit aspect op zich onderstreept de noodzaak om als tegenwicht tegen voornoemde zeggenschap voldoende individuele en collectieve waarborgen te bieden aan alle mensen die via een digitaal platform arbeid verrichten of diensten verlenen.
5.Specifieke opmerkingen over algoritmisch beheer
5.1Algoritmisch beheer verwerkt een aanzienlijke hoeveelheid data, houdt toezicht, wijst taken toe, geeft directe instructies die de mate van autonomie beperken en evalueert werkenden, inclusief hun prestaties en gedrag, alsook hun verdiensten en arbeidsomstandigheden, en kan zelfs leiden tot ontslag. Het EESC is ingenomen met het feit dat de ontwerprichtlijn de beginselen van de AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming) volgt. In overeenstemming met artikel 9 in de AVG moet de richtlijn de verwerking van gevoelige persoonsgegevens verbieden, met inbegrip van politieke kleur en lidmaatschap van een vakbond. In de richtlijn moet expliciet worden aangegeven dat de rechten in hoofdstuk 3 op alle gevallen van algoritmisch beheer van toepassing zijn, ook wanneer het platform kan aantonen dat het geen commerciële zeggenschap uitoefent over de manier waarop platformwerkers hun diensten inrichten, ook niet indirect of impliciet, en er dus geen sprake is van een arbeidsverhouding.
5.2De systemen die door digitale arbeidsplatforms worden gebruikt, werken vaak met artificiële intelligentie (AI). Aangezien platforms zich aan de bepalingen van zowel deze richtlijn als de AI-wet (een productmarktregulering) moeten houden, verzoekt het EESC de Commissie om de ontwerprichtlijn en de AI-wet met elkaar te vergelijken om eventuele inconsistenties en mazen in de regelgeving te vermijden of te verhelpen.
5.3Het EESC verzoekt de Commissie nogmaals om duidelijk vast te leggen wie bevoegd is voor gezondheid en veiligheid, gegevensbescherming, verzekering en wettelijke aansprakelijkheid, wat inhoudt dat de bestaande regelingen moeten worden beoordeeld, aangepast en geharmoniseerd. Het EESC heeft al eerder aangegeven dat door platforms gebruikte algoritmen moeten worden gelijkgesteld met mondelinge of schriftelijke instructies in standaardwerk.
5.4Het recht om (semi-)geautomatiseerde besluiten te toetsen, wordt bijzonder verwelkomd. Het EESC is echter van mening dat de Commissie met het oog op de praktische uitoefening van dit recht nog enkele bepalingen moet toevoegen die digitale arbeidsplatforms verplicht stellen om: a) hun algoritmen en systemen volgens het beginsel van veilig ontwerp te ontwikkelen, en b) in overstemming met de gedachte achter de voorgestelde AI-wet, hun eigen algoritmen aan een conformiteitsbeoordeling te onderwerpen, niet alleen voordat ze deze implementeren, maar ook wanneer platformwerkers de arbeid/diensten al verrichten. Een dergelijke conformiteitsbeoordeling moet een multidisciplinair karakter hebben en dus gezamenlijk worden uitgevoerd door de experts die door de vakbonden, het platform en arbeids-, socialezekerheids- en andere relevante instanties zijn aangedragen. Wanneer naar aanleiding van de toetsing van een door algoritmen ingegeven besluit een conflict ontstaat, moeten platformwerkers een beroep op onafhankelijke arbitrage kunnen doen.
5.5Het EESC is echter van mening dat artikel 8 platformwerkers de mogelijkheid moet bieden om zich bij de toetsing van belangrijke besluiten te laten bijstaan door een vakbondsvertegenwoordiger.
5.6Aangezien de recensies van klanten een grote rol spelen in het platformwerkmodel, moeten platformwerkers de mogelijkheden hebben om recensies (als essentieel gegevensonderdeel) op meerdere platforms te gebruiken en over te zetten. Het EESC is van mening dat overdraagbaarheid van gegevens voor alle platformwerkers gewaarborgd moet zijn. Sterker nog, de richtlijn moet platformwerkers garanderen dat zij hun profiel (inclusief hun vaardigheden) kunnen gebruiken om ander werk buiten de platformeconomie te vinden.
5.7Het welslagen van het voorstel van de Commissie staat of valt met een effectieve handhaving. Volgens de voorgestelde richtlijn moeten gegevensbeschermings- en arbeidsautoriteiten met elkaar samenwerken. Het EESC wil de Commissie echter wijzen op het feit dat de gegevensbeschermingsautoriteiten in diverse landen niet de taak hebben om diepgravende onderzoeken naar arbeidskwesties uit te voeren, zeker niet als het om toezicht en verhaal gaat. Het EESC verzoekt de Commissie dan ook om de toegewezen bevoegdheden te verduidelijken en daarbij tevens rekening te houden met grensoverschrijdende zaken alsook met de diensten voor arbeidsinspectie.
6.Collectieve rechten
6.1In het hoofdstuk van de richtlijn over rechtshandhaving wordt in artikel 14 gesproken over vertegenwoordigers van personen die platformwerk verrichten, niet over vakbonden. Dit is een kritisch punt, aangezien het belangrijk is expliciet te verwijzen naar vakbondsvertegenwoordigers. Zo wordt voorkomen dat vakverenigingen ad hoc worden opgericht en genieten platformwerkers het recht op collectieve vertegenwoordiging, ook bij geschillen.
6.2Het EESC merkt op dat de richtlijn in informatie- en raadplegingsrechten voorziet. In artikel 9 wordt echter alleen naar Richtlijn 2002/14/EG tot vaststelling van een algemeen kader verwezen. Er moet ook expliciet worden verwezen naar Richtlijn 2001/23/EG inzake de overgang van ondernemingen, Richtlijn 98/59/EG inzake collectief ontslag en Richtlijn 2009/38/EG inzake de Europese ondernemingsraad. Het EESC merkt op dat in artikel 10 de arbeidsrechten uit hoofdstuk 3 van de richtlijn naar alle platformwerkers worden uitgebreid (ook naar degenen zonder arbeidsverhouding), maar dat dit niet geldt voor de informatie- en raadplegingsrechten uit artikel 9. Dit is onterecht. Een duidelijkere definitie van het recht op informatie en raadpleging is geboden ter ondersteuning van collectieve onderhandelingen, ook een recht dat voor alle platformwerkers moet worden erkend.
6.3Het EESC onderstreept dat de informatie- en raadplegingsrechten van de vakbondsvertegenwoordigers van platformwerkers (artikel 9) moeten worden gewaarborgd, ook met betrekking tot de parameters, regels en instructies die ten grondslag liggen aan de algoritmen of AI-systemen die invloed hebben op de besluitvorming of op de totstandkoming van besluiten die gevolgen kunnen hebben voor de arbeidsvoorwaarden, de beschikbaarheid van werk en het behoud van werk, met inbegrip van profilering.
6.4Het EESC merkt op dat platformwerkers in verschillende Europese talen beschikbare, adequate en specifieke scholing moeten krijgen over het gebruik van en het werken op het platform en moeten worden opgeleid in de relevante digitale vaardigheden. Zoals in een eerder advies is benadrukt, moet de uitvoering van het actieplan voor digitaal onderwijs 2021‑2027 zorgen voor een doeltreffende sociale dialoog met en raadpleging van belanghebbenden, naleving en handhaving van de arbeidsrechten en het recht van werkenden op informatie, raadpleging en participatie, en het vermogen van werkenden om hun digitale en ondernemersvaardigheden te ontwikkelen, met name via beroepsonderwijs en -opleiding, volwasseneneducatie en scholing voor werkenden, teneinde de vaardighedenkloof te dichten waarmee bedrijven te maken hebben.
6.5Zoals al in een eerder advies aangegeven, herinnert het EESC er in verband met de invoering van nieuwe technologieën (zoals robots of intelligente machines) in zijn studie aan dat het belangrijk is dat de vertegenwoordigers van platformwerkers van tevoren geïnformeerd en geraadpleegd worden en dat collectieve onderhandelingen ter begeleiding van de veranderingen die deze technologieën met zich meebrengen, noodzakelijk zijn. Deze raadpleging is op grond van de richtlijn betreffende de Europese ondernemingsraad bovendien verplicht.
6.6Onderhandelingen omvatten ook sectorale collectieve onderhandelingen, waarin voor een groot deel de rechten van werkenden worden vastgelegd. Toch wordt in de ontwerprichtlijn nergens over sectorale overeenkomsten gesproken.
6.7Eerlijke ontslagprocedures voor platformwerkers en toegang tot onafhankelijke mechanismen voor geschillenbeslechting zijn belangrijke doelstellingen die in een regelgevingskader moeten worden opgenomen. In de ontwerprichtlijn wordt alleen over het ontslag van individuele personen gesproken, terwijl ook de informatie- en raadplegingsprocedures voor collectieve ontslagen aan bod moeten komen, onder verwijzing naar bestaande EU-wetgeving.
Brussel, 7 maart 2022.
Aurel Laurenţiu PLOSCEANU
Voorzitter van de afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap
*
*
*
NB:
Bijlage op de volgende bladzijden.
BIJLAGE bij het ADVIES
van het
Europees Economisch en Sociaal Comité
De volgende wijzigingsvoorstellen, die minstens een kwart van de uitgebrachte stemmen kregen, werden tijdens de beraadslagingen verworpen (artikel 43, lid 2, van het reglement van orde):
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 2
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 2.2
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Er zijn echter ook haken en ogen in verband met de rechten van werkenden, belastingen, vermogensverdeling en duurzaamheid, die op Europees niveau moeten worden aangepakt[1]. Platformwerk neemt een steeds belangrijkere plaats in op de nieuwe productiekaart van economische activiteiten die aan digitale ontwikkeling en de digitale transitie gekoppeld zijn. Het EESC heeft de kansen en risico’s al in een aantal eerdere adviezen[2] (die ook voor dit advies relevant zijn) uiteengezet en daarin opgeroepen tot Europese regelgeving met vastomlijnde definities van de criteria voor de kwalificatie van arbeidsverhoudingen. In zulke regelgeving moeten tevens het gebruik van algoritmen en de toegang tot sociale en arbeidsbescherming en -rechten worden geregeld.
[1] PB C 286 van 16.7.2021, blz. 70, paragraaf 2.7.
[2] PB C 429 van 11.12.2020, blz. 173; PB C 220 van 9.6.2021, blz. 1; SOC 703 (nog niet in het PB verschenen); PB C 517 van 22.12.2021, blz. 61; PB C 286 van 16.7.2021, blz. 70.
|
Er zijn echter ook haken en ogen in verband met de rechten en plichten van actoren en andere parameters voor een eerlijke en duurzame ontwikkeling van digitaal platformwerk, die op de juiste niveaus moeten worden aangepakt. Platformwerk neemt een steeds belangrijkere plaats in op de nieuwe productiekaart van economische activiteiten die aan digitale ontwikkeling en de digitale transitie gekoppeld zijn. Het EESC heeft de kansen en risico’s al in een aantal eerdere adviezen[1] (die ook voor dit advies relevant zijn) uiteengezet en daarin opgeroepen tot evenwichtige oplossingen op de juiste niveaus met vastomlijnde definities van de criteria voor de kwalificatie van arbeidsverhoudingen. In zulke regelgeving moeten tevens het gebruik van algoritmen en de toegang tot sociale en arbeidsbescherming en -rechten worden geregeld.
[1] PB C 429 van 11.12.2020, blz. 173-186; PB C 220 van 9.6.2021, blz. 1-12; SOC 703 (nog niet in het PB verschenen); PB C 517 van 22.12.2021, blz. 61-66; PB C 286 van 16.7.2021, blz. 70-75.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
28
Tegen:
50
Onthoudingen:
6
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 3
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 2.3
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
De zwakke economische positie van velen die via een breed scala van digitale arbeidsplatforms werken, leidt tot meer gezondheids- en veiligheidsrisico’s[1] en tot meer baanonzekerheid[2], een ontwikkeling die lastig binnen exacte en specifieke nationale geografische grenzen af te bakenen valt. Bovendien worden in de meeste EU-rechtsstelsels de mechanismen voor de algemene en sociale bescherming van niet-standaard- en atypische werknemers steeds meer uitgehold.
[1] Enquête JRC Colleem II.
[2] Studie van de Commissie (2021).
|
Hoewel sommige tekenen erop wijzen dat de zwakke economische positie van velen die via een breed scala van digitale arbeidsplatforms werken, tot meer gezondheids- en veiligheidsrisico’s[1] en tot meer baanonzekerheid[2] leidt, is het vanwege het brede scala aan vormen van platformarbeid met zeer uiteenlopende contractuele betrekkingen lastig om een algemene beoordeling te maken van de arbeidsvoorwaarden van platformwerkers, een ontwikkeling die lastig binnen exacte en specifieke nationale geografische grenzen af te bakenen valt.
[1] Enquête JRC Colleem II.
[2] Studie van de Commissie (2021).
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
25
Tegen:
55
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 5
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 2.5
Schrappen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
De in elke lidstaat weer andere arbeidsverhoudingen die op digitale arbeidsplatforms ontstaan en zich daar ontwikkelen, zijn niet bevorderlijk voor een uniforme nationale oplossing ter erkenning van de noodzakelijke sociale bescherming, de vereiste gezondheids- en veiligheidsmaatregelen op het werk, een passend inkomensniveau, een passende arbeidstijd en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden. Deze verschillende vormen van arbeidsverhoudingen en de geringe individuele en collectieve bescherming op nationaal niveau wegen op EU-niveau nog zwaarder door, wat de voorwaarden creëert voor sociale dumping en oneerlijke concurrentie, die de doeltreffendheid van de Europese en nationale arbeidsbeschermingsnormen zelf in gevaar brengen.
|
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
32
Tegen:
57
Onthoudingen:
4
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 6
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 2.7
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Het aantal mensen dat werkzaam is voor werkgevers die een onlineplatform gebruiken, neemt gestaag toe, niet alleen in de Europese Unie, maar in de hele wereld[1]. Zoals de IAO en Eurofound hebben aangetoond, hebben traditionele bedrijven onder meer te kampen met oneerlijke concurrentie van platforms, waarvan sommige niet zijn onderworpen aan de conventionele belasting- en andere regelgeving met betrekking tot hun personeel. Bovendien blijkt uit een flinke hoeveelheid jurisprudentie dat sommige bedrijfsmodellen van platforms erop gericht zijn een concurrentievoordeel op te bouwen door te trachten de geldende regelgeving te omzeilen, of het nu gaat om sociale, milieu- of economische wetgeving[2]. Zo’n strategie komt de economische duurzaamheid op lange termijn niet ten goede en schaadt eerlijke concurrentie, met name tussen grote en micro- of kleine platformbedrijven.
[1]
Verslag van de IAO getiteld The role of digital labour platforms in transforming the world of work; verslag van Eurofound uit 2018; document van de diensten van de Commissie over de cijfers en omzet die tijdens de pandemie verdrievoudigden (volgens statistieken van de IAO werd in 2020 in de EU een omzet van 12 miljard EUR behaald); eindverslag van het CEPS uit 2021 getiteld Digital Labour Platforms in the EU; onderzoek van EVI uit 2021 getiteld The definition of worker in the platform economy: exploring workers’ risks and regulatory solutions.
[2] PB C 123 van 9.4.2021, blz. 1, paragraaf 3.2.7.
|
Het aantal mensen dat werkzaam is voor werkgevers die een onlineplatform gebruiken, neemt langzaam maar zeker[1] toe, niet alleen in de Europese Unie, maar in de hele wereld[2]. Slechts een klein deel van de beroepsbevolking, ongeveer 1,4 %, verricht platformwerk als voornaamste vorm van werkgelegenheid. Zoals de IAO en Eurofound hebben aangetoond, hebben traditionele bedrijven onder meer ook te kampen met oneerlijke concurrentie van platforms, waarvan sommige niet zijn onderworpen aan de conventionele belasting- en andere regelgeving met betrekking tot hun personeel. Voorts is er jurisprudentie waaruit blijkt dat sommige bedrijfsmodellen van platforms erop gericht zijn een concurrentievoordeel op te bouwen door de geldende regelgeving te omzeilen. Zo’n strategie komt de economische duurzaamheid op lange termijn niet ten goede en schaadt eerlijke concurrentie, met name tussen grote en micro- of kleine platformbedrijven.
[1] Wat het ontwikkelingstempo betreft, blijkt uit de gegevens van de Colleem I- en II-enquêtes dat het verschijnsel platformarbeid in Europa langzaam maar gestaag toeneemt.
[2]
Verslag van de IAO getiteld The role of digital labour platforms in transforming the world of work; verslag van Eurofound uit 2018; document van de diensten van de Commissie over de cijfers en omzet die tijdens de pandemie verdrievoudigden (volgens statistieken van de IAO werd in 2020 in de EU een omzet van 12 miljard EUR behaald); eindverslag van het CEPS uit 2021 getiteld Digital Labour Platforms in the EU; onderzoek van EVI uit 2021 getiteld The definition of worker in the platform economy: exploring workers’ risks and regulatory solutions.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
30
Tegen:
57
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 7
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 2.10
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
De kern van het probleem ligt bij een vastomlijnde definitie van “werknemer” en een duidelijk onderscheid tussen die term en een echte “zelfstandige”. De doeltreffendheid van het hele regelgevingskader van de ontwerprichtlijn staat of valt met een duidelijke definitie van deze termen. Uit de genoemde studies[1] blijkt dat in veel gevallen platformwerkers wordt verzocht zich als zelfstandige te laten registreren, en de uitdaging is om schijnzelfstandigheid te voorkomen. Werkenden moeten de nodige informatie krijgen om te kunnen kiezen of zij werkelijk zelfstandig willen zijn of niet. Uit de studie van de Europese Commissie waarnaar wordt verwezen in het werkdocument van de diensten van de Commissie met de effectbeoordeling van de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk, blijkt dat naar schatting 5,5 miljoen platformwerkers ten onrechte als zelfstandigen worden aangemerkt.
[1] Zie voetnoot 6.
|
De kern van het probleem ligt bij een vastomlijnde definitie van “werknemer” en een duidelijk onderscheid tussen die term en een echte “zelfstandige”. De doeltreffendheid van het hele regelgevingskader staat of valt met een duidelijke definitie van deze termen. Werkenden moeten de nodige informatie krijgen om te kunnen kiezen of zij werkelijk zelfstandig willen zijn of niet. Uit de studie van de Europese Commissie waarnaar wordt verwezen in het werkdocument van de diensten van de Commissie met de effectbeoordeling van de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk, blijkt dat naar schatting 5,5 van de 28,8 miljoen platformwerkers ten onrechte als zelfstandigen worden aangemerkt.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
28
Tegen:
60
Onthoudingen:
6
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 9
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 2.15
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
In dit verband valt het initiatief van de Europese instellingen toe te juichen, met specifieke verwijzing naar het pakket maatregelen dat de Europese Commissie op 9 december 2021 heeft ingediend ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden op platforms, in het kader van de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten. In het initiatief van de Europese Commissie wordt erkend dat er dringend iets moet worden gedaan aan de verschillende benaderingen van de lidstaten, wordt ingegaan op de hierboven geschetste haken en ogen en wordt een regelgevingsvoorstel met een richtlijn gepresenteerd.
|
In dit verband wordt kennisgenomen van het initiatief van de Europese instellingen, met specifieke verwijzing naar het pakket maatregelen dat de Europese Commissie op 9 december 2021 heeft ingediend ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden op platforms, in het kader van de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten. In het initiatief van de Europese Commissie wordt erkend dat er dringend iets moet worden gedaan aan de verschillende benaderingen van de lidstaten, wordt ingegaan op de hierboven geschetste haken en ogen en wordt een regelgevingsvoorstel met een richtlijn gepresenteerd.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
34
Tegen:
62
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 10
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 3.1
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Het EESC steunt het besluit van de Commissie om een ontwerprichtlijn op te stellen voor platformwerk dat zowel onlinedienstverlening omvat (bijvoorbeeld juridische diensten, vertaaldiensten of freelancers) als fysieke dienstverlening (bijvoorbeeld taxi’s, bezorgdiensten of dienstverlening in huis). Zoals duidelijk verwoord in overweging 49 van het richtlijnvoorstel vraagt de zeer uiteenlopende aard van de omstandigheden, arbeidsvoorwaarden en wetgeving in elke lidstaat eerder om een richtlijn dan om niet-bindende rechtsinstrumenten, met name met het oog op het waarborgen van formele en daadwerkelijke dekking en toereikendheid en transparantie van de socialebeschermingsstelsels, vooral omdat de lidstaten verschillende niveaus van sociale bescherming bieden. Het hoge en alsmaar stijgende aantal rechtszaken en uitspraken waarin platformwerk als loonarbeid wordt aangemerkt, toont maar al te zeer aan dat deze kwestie onvoldoende gereguleerd is, zelfs in nationale rechtssystemen. De lidstaten kunnen het doel om de arbeidsvoorwaarden voor digitale platforms te verbeteren dan ook onvoldoende op eigen kracht bereiken. In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel kan dat beter op EU-niveau worden gedaan.
|
Het EESC neemt kennis van het besluit van de Commissie om een ontwerprichtlijn op te stellen voor platformwerk dat zowel onlinedienstverlening omvat (bijvoorbeeld juridische diensten, vertaaldiensten of freelancers) als fysieke dienstverlening (bijvoorbeeld taxi’s, bezorgdiensten of dienstverlening in huis). Zoals de Commissie stelt in overweging 49 van het richtlijnvoorstel vraagt de zeer uiteenlopende aard van de omstandigheden, arbeidsvoorwaarden en wetgeving in elke lidstaat eerder om een richtlijn dan om niet-bindende rechtsinstrumenten, met name met het oog op het waarborgen van formele en daadwerkelijke dekking en toereikendheid en transparantie van de socialebeschermingsstelsels, vooral omdat de lidstaten verschillende niveaus van sociale bescherming bieden. Het hoge en alsmaar stijgende aantal rechtszaken en uitspraken waarin platformwerk als loonarbeid wordt aangemerkt, geeft aan dat deze kwestie op voldoende duidelijke wijze gereguleerd moet worden in de nationale rechtssystemen.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
28
Tegen:
66
Onthoudingen:
3
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 11
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 3.2
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
In overweging 9 van de ontwerprichtlijn wordt terecht gezegd: “Wanneer platforms in verschillende lidstaten of over de grenzen heen actief zijn, is het vaak onduidelijk waar het platformwerk wordt verricht en door wie. Ook krijgen de nationale autoriteiten niet gemakkelijk toegang tot gegevens over de digitale arbeidsplatforms, zoals het aantal personen dat platformwerk verricht, hun arbeidsstatus en hun arbeidsvoorwaarden. Dit maakt het moeilijk de regels te handhaven, onder meer op het gebied van arbeidsrecht en sociale bescherming.” Het EESC had al gewezen[1] op de noodzaak om in elke lidstaat een platformregister en een Europese gegevensbank van grote en kleine platforms aan te leggen.
[1] PB C 429 van 11.12.2020, blz. 173, paragraaf 1.15.
|
In overweging 9 van de ontwerprichtlijn wordt terecht gezegd: “Wanneer platforms in verschillende lidstaten of over de grenzen heen actief zijn, is het vaak onduidelijk waar het platformwerk wordt verricht en door wie. Ook krijgen de nationale autoriteiten niet gemakkelijk toegang tot gegevens over de digitale arbeidsplatforms, zoals het aantal personen dat platformwerk verricht, hun arbeidsstatus en hun arbeidsvoorwaarden. Dit maakt het moeilijk de regels te handhaven, onder meer op het gebied van arbeidsrecht en sociale bescherming.” Het EESC had al gewezen[1] op de noodzaak om in elke lidstaat een platformregister en een Europese gegevensbank van grote en kleine platforms aan te leggen. Bovendien bepleit het EESC meer aandacht voor een correcte uitvoering en handhaving van de bestaande regels en voor een verduidelijking van de bestaande nationale regels en definities betreffende de status van de werkende, met inachtneming van de regels die de autonomie van ondernemers en andere vormen van zelfstandigen mogelijk maken. In dit verband kunnen ook acties op Europees niveau worden bevorderd, zoals uitwisseling van informatie, educatie en opleiding en samenwerking tussen autoriteiten. Ook voor de sociale partners en de platforms zelf is een belangrijke rol weggelegd.
[1] PB C 429 van 11.12.2020, blz. 173-186, paragraaf 1.15.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
29
Tegen:
71
Onthoudingen:
3
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 13
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 3.4
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Een aantal punten in de tekst van het voorstel van de Commissie zijn vaag, algemeen en ambigu. Deze sluiten niet aan op de doelstellingen om sociale en arbeidsrechten te beschermen en te waarborgen, terwijl die doelstellingen in de overwegingen wel duidelijk geformuleerd zijn. Dit geldt met name voor de definitie van de persoon die platformwerk verricht (artikelen 2 en 5) en voor het recht van zowel platformwerkers als vakbondsvertegenwoordigers op informatie en raadpleging (artikel 9, waarin echter alleen specifiek wordt verwezen naar Richtlijn 2002/14/EG). Om te beginnen moet worden opgemerkt dat de bescherming van de rechten van werkenden in deze ontwerprichtlijn vaak gelijk wordt gesteld met de vrijheid van ondernemerschap. De rechten van werkenden en de fundamentele vrijheden moeten naar behoren worden gewaarborgd, overeenkomstig de wetgeving en het Handvest van de grondrechten.
|
Een aantal punten in de tekst van het voorstel van de Commissie zijn vaag, algemeen en ambigu. Wat de voorgestelde richtlijn betreft, bestaat er een duidelijk risico dat het toepassingsgebied en de definities daarvan een veel breder scala van digitale platformactiviteiten zouden bestrijken dan de bedoeling is. De richtlijn lijkt zich in de eerste plaats op laaggeschoolde arbeid te richten, maar met de voorgestelde definities en criteria zouden alle categorieën platformwerk onder de richtlijn vallen, ook als die door echte zelfstandigen worden verricht. Om te beginnen moet worden opgemerkt dat de bescherming van de rechten van werkenden in deze ontwerprichtlijn vaak gelijk wordt gesteld met de vrijheid van ondernemerschap. De rechten van werkenden en de fundamentele vrijheden moeten naar behoren worden gewaarborgd, overeenkomstig de wetgeving en het Handvest van de grondrechten.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
28
Tegen:
61
Onthoudingen:
6
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 14
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 3.5
Schrappen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Het EESC acht het noodzakelijk dat de richtlijn specifieke bepalingen over arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid bevat die gebaseerd zijn op het beginsel van non-discriminatie, ook met betrekking tot gelijksoortige en vergelijkbare werkenden in dezelfde sector. Dit zou de ontwikkeling van een uniforme contractuele bescherming voor sectoren bevorderen en sociale en fiscale dumping tegengaan.
|
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
27
Tegen:
63
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 17
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 3.8
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
In dit licht is het cruciaal dat het toepassingsgebied (artikel 2, lid 1) wordt verbeterd en minder ambigu wordt, zodat de richtlijn onmiskenbaar van toepassing is op alle digitale arbeidsplatforms. Het is noodzakelijk de feitelijk en wettelijk verantwoordelijke werkgever duidelijk te bepalen, ook met het oog op fiscale en socialezekerheidsbijdragen én ten bate van collectieve onderhandelingen, zonder voorbij te gaan aan de specifieke kenmerken van micro- en kleine platforms. De vermelding “de organisatie van het werk dat door personen wordt verricht” kan leiden tot de ongewenste uitsluiting van bepaalde digitale platforms.
|
In dit licht is het cruciaal dat het toepassingsgebied (artikel 1) wordt verbeterd en minder ambigu wordt, zodat de richtlijn eenduidig van toepassing is op digitale platforms die arbeidsdiensten bemiddelen. Het EESC is het ermee eens dat bij het definiëren van een arbeidsverhouding duidelijk moet worden vastgesteld wie, overeenkomstig de nationale regels en praktijken, de feitelijk en wettelijk verantwoordelijke werkgever is, ook met het oog op fiscale en socialezekerheidsbijdragen én ten bate van collectieve onderhandelingen, zonder voorbij te gaan aan de specifieke kenmerken van micro- en kleine platforms.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
31
Tegen:
59
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 18
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Nieuwe paragraaf 4.2.1
Nieuwe paragraaf na paragraaf 4.2 invoegen
Plaats: na bestaande paragraaf - lager nummerniveau
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
|
Het EESC is het ermee eens dat de lidstaten over de nodige mechanismen moeten beschikken “om de correcte bepaling van de arbeidsstatus van personen die platformwerk verrichten, te controleren en te waarborgen, om na te gaan of er sprake is van een arbeidsverhouding in de zin van de in de lidstaten geldende wetgeving, collectieve overeenkomsten of praktijken, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie, en om ervoor te zorgen dat deze personen de rechten genieten die voortvloeien uit het op werknemers toepasselijke recht van de Unie.” Het is van belang dat bij de vaststelling van de arbeidsstatus uitdrukkelijk wordt uitgegaan van de nationale definities.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
29
Tegen:
57
Onthoudingen:
4
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 19
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 4.2.1
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
In artikel 4 van het voorstel wordt uiteengezet op basis van welke criteria het wettelijke vermoeden van een arbeidsverhouding wordt vastgesteld. Het EESC tekent aan dat de voorgestelde criteria de dynamiek van de digitale markt en de evolutie van bedrijfsmodellen en werkmethoden moeten weerspiegelen, en dat zij voortdurend moeten worden geactualiseerd. Helaas gaan de in artikel 4 vermelde criteria nog steeds vooral uit van de mate van zeggenschap die het digitale platform over de werkzaamheden van de platformwerker uitoefent. Het EESC meent dat de koppeling van arbeidsbescherming aan de mate van zeggenschap geen juiste afspiegeling is van de onevenwichtige machtsverhouding tussen platform en platformwerkers, en deze ook niet afdoende bijstuurt.
|
In artikel 4 van het voorstel wordt uiteengezet op basis van welke criteria het wettelijke vermoeden van een arbeidsverhouding wordt vastgesteld. Het EESC tekent aan dat de voorgestelde criteria de dynamiek van de digitale markt en de evolutie van bedrijfsmodellen en werkmethoden moeten weerspiegelen, en dat zij voortdurend moeten worden geactualiseerd.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
23
Tegen:
60
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 20
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 4.2.2
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Daarnaast biedt artikel 4 van het voorstel de platforms te veel discretionaire bevoegdheid (voor het wettelijke vermoeden van een arbeidsverhouding moet aan ten minste twee van de vijf criteria worden voldaan). In een omgeving die constant verandert, zou het gemakkelijk zijn deze criteria te omzeilen. Een duidelijk omschreven arbeidsstatus, zelfs voor degenen die weinig uren werken, zou het recht op sociale bescherming, gezondheid en veiligheid, het recht om zich te organiseren en het recht op collectieve onderhandelingen met betrekking tot de gepresteerde arbeidstijd waarborgen, en zou dus de nodige flexibiliteit garanderen.
|
Het EESC heeft ernstige bedenkingen bij het voorgestelde kader voor het wettelijk vermoeden volgens hetwelk de activiteiten die een persoon via een platform verricht wettelijk worden geacht in het kader van een arbeidsverhouding te zijn verricht indien aan twee van de vijf in de richtlijn opgesomde criteria is voldaan. In de praktijk betekent dit, gelet op de vage aard van de criteria, dat zelfs echte zelfstandigen wettelijk verplicht zouden kunnen worden om werknemer te worden. Het EESC is van mening dat de criteria en met name de criteria a) [bovengrens voor vergoedingen], c) [controle van de kwaliteit van de resultaten], d) [timing van het werk] en e) [mogelijkheid om een klantenbestand op te bouwen] regelmatig worden gebruikt in B2B-contracten en zouden leiden tot een situatie waarin ook voor echte zelfstandigen het vermoeden van een arbeidsverhouding zou gelden.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
28
Tegen:
56
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 21
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 4.2.3
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
De criteria moeten specifieker het risico van verslechterende arbeidsnormen weerspiegelen. De voorkeur gaat dan ook uit naar één criterium voor het wettelijke vermoeden van een arbeidsverhouding, dat platforms kunnen weerleggen op grond van artikel 5, waarin de bewijslast bij het digitale platform wordt neergelegd, dat wil zeggen dat het platform moet aantonen dat de platformwerker een zelfstandige is. Terecht wordt in het Commissievoorstel gesteld dat het aan de platforms is om het vermoeden van een arbeidsverhouding te weerleggen.
|
Deze benadering zal zeer waarschijnlijk leiden tot een situatie waarin platformwerkers standaard als werknemers worden aangemerkt en het individu de keuze wordt ontnomen om als zelfstandige te werken. Het belemmeren van ondernemersactiviteiten mag in niemands belang zijn. Aangezien de meeste platformwerkers zichzelf als zelfstandige beschouwen en als zodanig willen worden beschouwd, zou deze aanpak zelfs in strijd zijn met de fundamentele rechten en vrijheden, zoals het recht om een beroep te kiezen, het recht om te werken en de vrijheid van ondernemerschap. In plaats van een “twee van de vijf criteria”-aanpak geeft het EESC de voorkeur aan een algemene beoordeling van de criteria om vast te stellen of er sprake is van een werknemersstatus als algemeen toepasbare benadering in de lidstaten en in de jurisprudentie van het Hof van Justitie.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
28
Tegen:
55
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 22
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 4.2.4
Schrappen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Zelfstandigen en arbeidsverhoudingen met echte zelfstandigen, waarvoor de richtlijn geen definitie geeft, moeten ook adequaat worden beschermd. Er zijn veel verschillende vormen van platformwerk, die niet in één categorie kunnen worden ondergebracht. Er zijn vormen van werk die kunnen worden beschouwd als vergelijkbaar met werk in loondienst, terwijl andere arbeidsvormen geschoolde beroepsbeoefenaren vereisen en zelfs hooggeschoolden, die in sommige landen vergelijkbaar zijn met degenen die zijn ingeschreven in beroepsregisters of die lid zijn van nationale beroepsverenigingen. De specifieke aspecten van algoritmisch beheer, die een aanzienlijke invloed hebben op de platformwerkers, zijn wellicht niet van toepassing bij de vaststelling van het vermoeden van een arbeidsverhouding met geregistreerde beroepsbeoefenaren of leden van nationale beroepsverenigingen, voor zover deze bestaan.
|
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
29
Tegen:
56
Onthoudingen:
7
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 23
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 4.2.5
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Het zou derhalve passender zijn om te stellen dat het wettelijke vermoeden van een arbeidsverhouding met betrekking tot digitale arbeidsplatforms in het voordeel moet werken van mensen die hun arbeid en/of diensten verrichten onder de aansturing, controle en/of het organisatorisch vermogen van een digitaal platform dat gebruik maakt van algoritmisch beheer. Platforms moeten dit wettelijke vermoeden van een arbeidsverhouding kunnen weerleggen door aan te tonen dat ze geen commerciële zeggenschap uitoefenen over de manier waarop platformwerkers hun diensten/arbeid inrichten, ook niet indirect of impliciet[1].
[1]
Zie de definitie in overweging 30 van de richtsnoeren van de Commissie over het mededingingsrecht en collectieve onderhandelingen: (iii) hij omvat, als noodzakelijk en essentieel onderdeel, de organisatie van het werk dat door personen wordt verricht, ongeacht of dat werk online of op een bepaalde locatie wordt verricht. Platforms die het werk van personen niet organiseren, maar alleen de middelen verschaffen waarmee afzonderlijke zelfstandigen hun eindgebruikers kunnen bereiken, worden niet als digitale arbeidsplatforms beschouwd. Een platform dat bijvoorbeeld alleen de beschikbare aanbieders van diensten (bijvoorbeeld loodgieters) in een specifiek gebied groepeert en zichtbaarheid geeft zodat klanten daar naar behoefte gebruik van kunnen maken, wordt niet als digitaal arbeidsplatform beschouwd aangezien de werkzaamheden van deze aanbieders niet hierdoor worden georganiseerd.
|
Collectieve oplossingen om zelfstandigen extra voordelen te bieden, mogen duidelijk geen gevolgen hebben voor hun status [1].
[1] Overweging 23 van het voorstel voor een richtlijn.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
30
Tegen:
56
Onthoudingen:
4
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 24
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Nieuwe paragraaf 4.2.6
Nieuwe paragraaf na paragraaf 4.2.5 invoegen
Plaats: na bestaande paragraaf - zelfde niveau
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
|
Het EESC beschouwt de mogelijkheid om het wettelijk vermoeden te weerleggen als een instrument dat waarschijnlijk meer problemen zal creëren dan dat het complexe juridische situaties zal ophelderen. Het instellen van het mechanisme is verwarrend aangezien een soortgelijk mechanisme reeds is opgenomen in de richtlijn betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden als een van de opties voor de lidstaten.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
26
Tegen:
59
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 25
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 4.2.6
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Een argument dat door rechtbanken vaak wordt aangevoerd in vonnissen over de aard van een arbeidsverhouding (ook bij zaken voor hoge nationale rechtbanken) is dat het platform (en in het bijzonder het algoritmisch beheer) een bepaalde vorm van toezicht had op de manier waarop de platformwerker de dienstverlening verrichtte. Hieruit kan feitelijk worden afgeleid dat de dienstverlening door de platformwerker helemaal in de bedrijfsvoering van het platform is geïntegreerd. Dit aspect op zich onderstreept de noodzaak om als tegenwicht tegen voornoemde zeggenschap voldoende individuele en collectieve waarborgen te bieden aan alle mensen die via een digitaal platform arbeid verrichten of diensten verlenen.
|
De mogelijkheid om het wettelijk vermoeden te weerleggen, leidt niet tot een billijk evenwicht tussen de partijen in de weerleggingsprocedure; aangezien de bewijslast bij het platform wordt gelegd, kan een aan de hand van de vijf criteria vastgesteld wettelijk vermoeden in de praktijk moeilijk worden betwist. Gezien de diversiteit van de nationale definities zullen de vijf criteria en hun relevantie waarschijnlijk op verschillende manieren worden geïnterpreteerd in de lidstaten, hetgeen zou leiden tot een nog complexere jurisprudentiële lappendeken in Europa. Aangezien zowel rechtbanken die zich bezighouden met arbeidsrechtelijke kwesties als administratieve rechtbanken die zich bezighouden met belasting- en socialezekerheidskwesties zich over deze kwestie zouden kunnen buigen, zou het resultaat wel eens minder en niet méér juridische duidelijkheid kunnen zijn.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
28
Tegen:
53
Onthoudingen:
4
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 26
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 5.1
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Algoritmisch beheer verwerkt een aanzienlijke hoeveelheid data, houdt toezicht, wijst taken toe, geeft directe instructies die de mate van autonomie beperken en evalueert werkenden, inclusief hun prestaties en gedrag, alsook hun verdiensten en arbeidsomstandigheden, en kan zelfs leiden tot ontslag. Het EESC is ingenomen met het feit dat de ontwerprichtlijn de beginselen van de AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming) volgt. In overeenstemming met artikel 9 in de AVG moet de richtlijn de verwerking van gevoelige persoonsgegevens verbieden, met inbegrip van politieke kleur en lidmaatschap van een vakbond. In de richtlijn moet expliciet worden aangegeven dat de rechten in hoofdstuk 3 op alle gevallen van algoritmisch beheer van toepassing zijn, ook wanneer het platform kan aantonen dat het geen commerciële zeggenschap uitoefent over de manier waarop platformwerkers hun diensten inrichten, ook niet indirect of impliciet, en er dus geen sprake is van een arbeidsverhouding.
|
Algoritmisch beheer verwerkt een aanzienlijke hoeveelheid data waarmee toezicht kan worden gehouden, taken kunnen worden toegewezen, directe instructies kunnen worden gegeven die de mate van autonomie beperken, en werkenden, inclusief hun prestaties en gedrag, alsook hun verdiensten en arbeidsomstandigheden, kunnen worden geëvalueerd, en kan zelfs leiden tot ontslag. Het EESC is ingenomen met het feit dat de ontwerprichtlijn de beginselen van de AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming) volgt. In overeenstemming met artikel 9 in de AVG moet de richtlijn de verwerking van gevoelige persoonsgegevens verbieden, met inbegrip van politieke kleur en lidmaatschap van een vakbond.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
29
Tegen:
54
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 27
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 5.2
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
De systemen die door digitale arbeidsplatforms worden gebruikt, werken vaak met artificiële intelligentie (AI). Aangezien platforms zich aan de bepalingen van zowel deze richtlijn als de AI-wet (een productmarktregulering) moeten houden, verzoekt het EESC de Commissie om de ontwerprichtlijn en de AI-wet met elkaar te vergelijken om eventuele inconsistenties en mazen in de regelgeving te vermijden of te verhelpen.
|
De systemen die door digitale arbeidsplatforms worden gebruikt, werken vaak met artificiële intelligentie (AI). Platforms moeten zich aan de bepalingen van zowel deze richtlijn als de AI-wet (een productmarktregulering) houden. Het EESC is van mening dat een afzonderlijke reeks regels voor kwesties die verband houden met platformwerk niet passend of noodzakelijk is. De bestaande regels in de AVG en de komende AI-wet zullen ook werkenden allerlei rechten met betrekking tot hun persoonsgegevens bieden, samen met een uitgebreide reeks vereisten op het gebied van risicobeheer, menselijk toezicht en transparantie om de risico’s voor gezondheid en veiligheid en de grondrechten te beperken. Onnodige overlappingen en dubbel werk moeten dan ook worden vermeden.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
29
Tegen:
54
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 28
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 5.3
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Het EESC verzoekt de Commissie nogmaals[1] om duidelijk vast te leggen wie bevoegd is voor gezondheid en veiligheid, gegevensbescherming, verzekering en wettelijke aansprakelijkheid, wat inhoudt dat de bestaande regelingen moeten worden beoordeeld, aangepast en geharmoniseerd. Het EESC heeft al eerder aangegeven dat door platforms gebruikte algoritmen moeten worden gelijkgesteld met mondelinge of schriftelijke instructies in standaardwerk[2].
[1] PB C 429 van 11.12.2020, blz. 173.
[2] PB C 429 van 11.12.2020, blz. 173, paragraaf 1.8.
|
Verder moet ervoor worden gezorgd dat de openbaarmakingsvereisten met betrekking tot de algoritmen niet van toepassing zijn op enigerlei soort bedrijfsgeheimen of vertrouwelijke informatie. Wat de vorm en inhoud van de door de platforms te verstrekken informatie betreft, moet ervoor worden gezorgd dat de platforms over de nodige speelruimte beschikken om te bepalen met welke technische middelen zij die informatie verstrekken. Hetzelfde geldt voor de methoden voor de evaluatie van risico’s en de menselijke toetsing van belangrijke besluiten.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
29
Tegen:
54
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 29
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 5.4
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Het recht om (semi-)geautomatiseerde besluiten te toetsen, wordt bijzonder verwelkomd. Het EESC is echter van mening dat de Commissie met het oog op de praktische uitoefening van dit recht nog enkele bepalingen moet toevoegen die digitale arbeidsplatforms verplicht stellen om: a) hun algoritmen en systemen volgens het beginsel van veilig ontwerp te ontwikkelen, en b) in overstemming met de gedachte achter de voorgestelde AI-wet, hun eigen algoritmen aan een conformiteitsbeoordeling te onderwerpen, niet alleen voordat ze deze implementeren, maar ook wanneer platformwerkers de arbeid/diensten al verrichten. Een dergelijke conformiteitsbeoordeling moet een multidisciplinair karakter hebben en dus gezamenlijk worden uitgevoerd door de experts die door de vakbonden, het platform en arbeids-, socialezekerheids- en andere relevante instanties zijn aangedragen. Wanneer naar aanleiding van de toetsing van een door algoritmen ingegeven besluit een conflict ontstaat, moeten platformwerkers een beroep op onafhankelijke arbitrage kunnen doen.
|
Het recht om te verzoeken om toetsing van (semi-)geautomatiseerde besluiten, wordt bijzonder verwelkomd. Het EESC verwijst met klem naar de uitleg in de toelichting dat de administratieve procedures die noodzakelijk zijn voor de maatregelen inzake algoritmisch beheer en ter verbetering van de handhaving, traceerbaarheid en transparantie, de mogelijkheid bieden verzachtende specifieke maatregelen te nemen voor kmo’s. Zo kunnen langere termijnen worden gegeven voor verzoeken om herziening van algoritmische besluiten en kan de frequentie van de publicatie van relevante informatie worden verminderd.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
29
Tegen:
54
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 30
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 5.5
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Het EESC is echter van mening dat artikel 8 platformwerkers de mogelijkheid moet bieden om zich bij de toetsing van belangrijke besluiten te laten bijstaan door een vakbondsvertegenwoordiger.
|
Het EESC merkt echter op dat artikel 8 niet lijkt aan te geven of platformwerkers zich bij de toetsing van belangrijke besluiten kunnen laten bijstaan door een werknemers- of vakbondsvertegenwoordiger.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
29
Tegen:
54
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 31
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 5.6
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Aangezien de recensies van klanten een grote rol spelen in het platformwerkmodel, moeten platformwerkers de mogelijkheden hebben om recensies (als essentieel gegevensonderdeel) op meerdere platforms te gebruiken en over te zetten. Het EESC is van mening dat overdraagbaarheid van gegevens voor alle platformwerkers gewaarborgd moet zijn. Sterker nog, de richtlijn moet platformwerkers garanderen dat zij hun profiel (inclusief hun vaardigheden) kunnen gebruiken om ander werk buiten de platformeconomie te vinden.
|
Aangezien de recensies van klanten een grote rol spelen in het platformwerkmodel, moeten platformwerkers de mogelijkheden hebben om recensies (als essentieel gegevensonderdeel) op meerdere platforms te gebruiken en over te zetten. Het EESC is van mening dat overdraagbaarheid van gegevens voor alle platformwerkers gewaarborgd moet zijn indien aan de voorwaarden van de AVG (artikel 20) wordt voldaan. Sterker nog, platformwerkers moeten gegarandeerd hun profiel (inclusief hun vaardigheden) kunnen gebruiken om ander werk buiten de platformeconomie te vinden.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
29
Tegen:
54
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 32
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 5.7
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Het welslagen van het voorstel van de Commissie staat of valt met een effectieve handhaving. Volgens de voorgestelde richtlijn moeten gegevensbeschermings- en arbeidsautoriteiten met elkaar samenwerken. Het EESC wil de Commissie echter wijzen op het feit dat de gegevensbeschermingsautoriteiten in diverse landen niet de taak hebben om diepgravende onderzoeken naar arbeidskwesties uit te voeren, zeker niet als het om toezicht en verhaal gaat. Het EESC verzoekt de Commissie dan ook om de toegewezen bevoegdheden te verduidelijken en daarbij tevens rekening te houden met grensoverschrijdende zaken alsook met de diensten voor arbeidsinspectie.
|
Het welslagen van het voorstel van de Commissie staat of valt met een effectieve handhaving. Volgens de voorgestelde richtlijn moeten gegevensbeschermings- en arbeidsautoriteiten met elkaar samenwerken. Het EESC wil de Commissie echter wijzen op het feit dat de gegevensbeschermingsautoriteiten in diverse landen niet de taak hebben om diepgravende onderzoeken naar arbeidskwesties uit te voeren, zeker niet als het om toezicht en verhaal gaat. Het EESC verzoekt de Commissie dan ook om de lidstaten door middel van informatie-uitwisseling te ondersteunen bij hun inspanningen om de capaciteit van de betrokken autoriteiten te vergroten, en daarbij tevens rekening te houden met grensoverschrijdende zaken.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
29
Tegen:
54
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 33
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 6.1
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
In het hoofdstuk van de richtlijn over rechtshandhaving wordt in artikel 14 gesproken over vertegenwoordigers van personen die platformwerk verrichten, niet over vakbonden. Dit is een kritisch punt, aangezien het belangrijk is expliciet te verwijzen naar vakbondsvertegenwoordigers. Zo wordt voorkomen dat vakverenigingen ad hoc worden opgericht en genieten platformwerkers het recht op collectieve vertegenwoordiging, ook bij geschillen.
|
Het voorstel beoogt te waarborgen dat platformwerkers of hun vertegenwoordigers worden geïnformeerd en geraadpleegd over besluiten die kunnen leiden tot de invoering van ingrijpende veranderingen in het gebruik van systemen voor geautomatiseerde monitoring en besluitvorming zoals bedoeld in artikel 6, lid 1 van de Richtlijn. Daartoe wordt in de richtlijn verwezen naar Richtlijn 2002/14/EG betreffende de informatie en raadpleging van werknemers. Aangezien deze verwijzing ruimte biedt voor de toepassing van bestaande, op nationaal niveau vastgestelde informatie- en raadplegingsmechanismen en de bevordering van de sociale dialoog zonder nieuwe mechanismen in te voeren of bestaande mechanismen te dupliceren, kan deze oplossing worden gesteund. De verantwoordelijkheid van digitale arbeidsplatforms om de kosten voor de deskundige te dragen (artikel 9, lid 3), is echter niet verenigbaar met de algemene regels inzake informatie en raadpleging op grond van Richtlijn 2002/14/EG.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
27
Tegen:
56
Onthoudingen:
3
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 34
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 6.2
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Het EESC merkt op dat de richtlijn in informatie- en raadplegingsrechten voorziet. In artikel 9 wordt echter alleen naar Richtlijn 2002/14/EG tot vaststelling van een algemeen kader verwezen. Er moet ook expliciet worden verwezen naar Richtlijn 2001/23/EG inzake de overgang van ondernemingen, Richtlijn 98/59/EG inzake collectief ontslag en Richtlijn 2009/38/EG inzake de Europese ondernemingsraad. Het EESC merkt op dat in artikel 10 de arbeidsrechten uit hoofdstuk 3 van de richtlijn naar alle platformwerkers worden uitgebreid (ook naar degenen zonder arbeidsverhouding), maar dat dit niet geldt voor de informatie- en raadplegingsrechten uit artikel 9. Dit is onterecht. Een duidelijkere definitie van het recht op informatie en raadpleging is geboden ter ondersteuning van collectieve onderhandelingen, ook een recht dat voor alle platformwerkers moet worden erkend[1].
[1] PB C 123 van 9.4.2021, blz. 1, paragraaf 3.2.8.
|
Het EESC merkt op dat de richtlijn in informatie- en raadplegingsrechten voorziet met een verwijzing naar Richtlijn 2002/14/EG tot vaststelling van een algemeen kader. Artikel 10 van de voorgestelde richtlijn zorgt ervoor dat de bepalingen inzake transparantie, menselijke monitoring en toetsing (artikelen 6, 7 en 8) ook van toepassing zijn op personen zonder arbeidsverhouding, maar het EESC wijst erop dat de bepalingen inzake informatie en raadpleging van werknemers en gezondheid en veiligheid op het werk alleen gelden voor werknemers en niet voor platformwerkers zonder arbeidsverhouding.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
27
Tegen:
56
Onthoudingen:
3
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 35
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 6.3
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Het EESC onderstreept dat de informatie- en raadplegingsrechten van de vakbondsvertegenwoordigers van platformwerkers (artikel 9) moeten worden gewaarborgd, ook met betrekking tot de parameters, regels en instructies die ten grondslag liggen aan de algoritmen of AI-systemen die invloed hebben op de besluitvorming of op de totstandkoming van besluiten die gevolgen kunnen hebben voor de arbeidsvoorwaarden, de beschikbaarheid van werk en het behoud van werk, met inbegrip van profilering.
|
Het EESC onderstreept dat de informatie- en raadplegingsrechten van de vertegenwoordigers van platformwerkers (artikel 9) moeten worden gewaarborgd. Van groot belang voor de bevordering van eerlijke arbeidsvoorwaarden bij digitaal platformwerk zijn sociale dialoog en collectieve overeenkomsten op passende niveaus met inachtneming van werkterrein, bevoegdheden en autonomie van de sociale partners in de lidstaten. Daarom bekritiseert het EESC dat collectieve overeenkomsten worden beperkt tot overeenkomsten die gunstiger zijn voor platformwerkers. Deze beperking doet afbreuk aan de autonomie van de sociale partners.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
27
Tegen:
56
Onthoudingen:
3
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 36
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 6.4
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Het EESC merkt op dat platformwerkers in verschillende Europese talen beschikbare, adequate en specifieke scholing moeten krijgen over het gebruik van en het werken op het platform en moeten worden opgeleid in de relevante digitale vaardigheden. Zoals in een eerder advies[1] is benadrukt, moet de uitvoering van het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 zorgen voor een doeltreffende sociale dialoog met en raadpleging van belanghebbenden, naleving en handhaving van de arbeidsrechten en het recht van werkenden op informatie, raadpleging en participatie, en het vermogen van werkenden om hun digitale en ondernemersvaardigheden te ontwikkelen, met name via beroepsonderwijs en -opleiding, volwasseneneducatie en scholing voor werkenden, teneinde de vaardighedenkloof te dichten waarmee bedrijven te maken hebben.
[1] PB C 286 van 16.7.2021, blz. 27.
|
Het EESC merkt op dat het belangrijk is dat platformwerkers (eventueel in verschillende Europese talen beschikbare) adequate en specifieke scholing krijgen over het gebruik van en het werken op het platform en moeten worden opgeleid in de relevante digitale vaardigheden. Zoals in een eerder advies[1] is benadrukt, moet de uitvoering van het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 zorgen voor een doeltreffende sociale dialoog met en raadpleging van belanghebbenden, naleving en handhaving van de arbeidsrechten en het recht van werkenden op informatie, raadpleging en participatie, en het vermogen van werkenden om hun digitale en ondernemersvaardigheden te ontwikkelen, met name via beroepsonderwijs en -opleiding, volwasseneneducatie en scholing voor werkenden, teneinde de vaardighedenkloof te dichten waarmee bedrijven te maken hebben.
[1] PB C 286 van 16.7.2021, blz. 27-32.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
27
Tegen:
56
Onthoudingen:
3
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 37
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 6.6
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Onderhandelingen omvatten ook sectorale collectieve onderhandelingen, waarin voor een groot deel de rechten van werkenden worden vastgelegd. Toch wordt in de ontwerprichtlijn nergens over sectorale overeenkomsten gesproken.
|
Afhankelijk van het stelsel van arbeidsverhoudingen en de desbetreffende praktijken kunnen onderhandelingen ook sectorale collectieve onderhandelingen omvatten, waarin voor een groot deel de rechten van werkenden kunnen worden vastgelegd. Er wordt in de ontwerprichtlijn nergens over sectorale overeenkomsten gesproken, maar dit betekent niet dat sectorale onderhandelingen niet kunnen plaatsvinden. Wat de toegang tot relevante informatie over platformwerk betreft (artikel 12), benadrukt het EESC dat zelfstandige platformgebruikers geen werknemers zijn en niet zouden mogen worden opgenomen in de informatie die aan werknemersvertegenwoordigers wordt verstrekt, aangezien deze vertegenwoordigers per definitie geen zelfstandigen vertegenwoordigen tenzij ze daar specifiek toestemming voor hebben gekregen.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
27
Tegen:
56
Onthoudingen:
3
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 38
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 6.7
Schrappen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Eerlijke ontslagprocedures voor platformwerkers en toegang tot onafhankelijke mechanismen voor geschillenbeslechting zijn belangrijke doelstellingen die in een regelgevingskader moeten worden opgenomen. In de ontwerprichtlijn wordt alleen over het ontslag van individuele personen gesproken, terwijl ook de informatie- en raadplegingsprocedures voor collectieve ontslagen aan bod moeten komen, onder verwijzing naar bestaande EU-wetgeving[1].
[1] Richtlijn 98/59/EG; Richtlijn 2001/23/EG.
|
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
27
Tegen:
56
Onthoudingen:
3
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 39
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Nieuw hoofdstuk 7 en paragraaf 7.1
Nieuw hoofdstuk invoegen na paragraaf 6.7:
Plaats: na bestaande paragraaf - zelfde niveau
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
|
7.Rechtsmiddelen
7.1 Het EESC benadrukt dat het onderscheid tussen “werknemers” en “personen die platformwerk verrichten” moet worden verduidelijkt, met name wat betreft de rechtsmiddelen en de rechtshandhaving van de richtlijn. Artikel 18 bevat vergelijkbare regels inzake ontslagbescherming voor beide categorieën, die tot verwarring en een gebrek aan rechtszekerheid kunnen leiden aangezien de rechtsmiddelen voor het arbeidsrecht en het overeenkomstenrecht in de lidstaten gebaseerd zijn op verschillende soorten wetgeving en dus juist niet vergelijkbaar zijn. Evenzo kan artikel 17 (bescherming tegen nadelige behandeling of gevolgen) leiden tot ongewenste gevolgen en problemen in de rechtsstelsels van de lidstaten wanneer verschillende contractuele relaties volgens dezelfde regels moeten worden behandeld.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
25
Tegen:
55
Onthoudingen:
4
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 40
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 1.2
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
In het kader van de uitvoering van de Europese Pijler van sociale rechten is het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) ingenomen met het voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn betreffende de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk (COM(2021) 762 final). Deze regelgeving moet erop gericht zijn duidelijke definities vast te stellen van de criteria voor de kwalificatie van arbeidsverhoudingen en voor het gebruik van algoritmen, en moet zorgen voor toegang tot sociale en arbeidsbescherming en -rechten.
|
In het kader van de uitvoering van de Europese Pijler van sociale rechten neemt het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) kennis van het voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn betreffende de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk (COM(2021) 762 final). EU-optreden moet erop gericht zijn de lidstaten te helpen om duidelijke definities vast te stellen van de criteria voor de kwalificatie van arbeidsverhoudingen en voor het gebruik van algoritmen, en moet indien van toepassing zorgen voor toegang tot sociale en arbeidsbescherming en -rechten.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
24
Tegen:
57
Onthoudingen:
6
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 44
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 1.8
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Het EESC is het ermee eens dat de juridische kwalificatie van de arbeidsverhouding en het duidelijke onderscheid met echte zelfstandige arbeid van cruciaal belang zijn om zowel ondernemingen als werkenden rechtszekerheid te bieden en de rechten en bescherming van werkenden te waarborgen. Deze kwestie wordt echter in de verschillende lidstaten verschillend benaderd. Wettelijke bepalingen op specifieke gebieden, rechterlijke uitspraken naar aanleiding van arbeidsgeschillen alsmede collectieve overeenkomsten in specifieke segmenten van platformwerk leiden tot een versnippering van de bestaande regelgeving in de EU en tot ongelijkheid in de manier waarop platformwerkers in de diverse lidstaten worden behandeld. Het is noodzakelijk de wettelijk verantwoordelijke werkgever duidelijk te bepalen, zowel met het oog op fiscale en socialezekerheidsbijdragen als ten bate van collectieve onderhandelingen.
|
Het EESC is het ermee eens dat de juridische kwalificatie van de arbeidsverhouding en het duidelijke onderscheid met echte zelfstandige arbeid van cruciaal belang zijn om zowel ondernemingen als werkenden rechtszekerheid te bieden en de rechten en bescherming van werkenden te waarborgen. Deze kwestie wordt echter in de verschillende lidstaten verschillend benaderd, hetgeen in feite de verscheidenheid van de nationale arbeidsmarktstelsels weerspiegelt. Soms leiden uiteenlopende wettelijke bepalingen op specifieke gebieden, inconsistente rechterlijke uitspraken naar aanleiding van arbeidsgeschillen alsmede collectieve overeenkomsten in specifieke segmenten van platformwerk tot een hoger risico op versnippering van toepasselijke regels in de EU en tot ongelijkheid in de manier waarop platformwerkers in de diverse lidstaten worden behandeld.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
27
Tegen:
53
Onthoudingen:
4
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 45
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 1.9
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Europa mag dezelfde vraagstukken niet met verschillende regelgevingsbenaderingen aanpakken. Het EESC steunt het doel van het wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie om iets te doen aan de zeer uiteenlopende regelingen in de lidstaten.
|
Het EESC is het ermee eens dat het, wat de definitie van een arbeidsverhouding betreft, noodzakelijk is om, in overeenstemming met de nationale regels en praktijken, de wettelijk verantwoordelijk werkgever duidelijk te bepalen, zowel met het oog op fiscale en sociale zekerheidsbijdragen als ten bate van collectieve onderhandelingen.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
31
Tegen:
59
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 46
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 1.10
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Het EESC benadrukt dat de nieuwe regels van de richtlijn gebaseerd moeten zijn op het sociale acquis van de EU en duidelijke definities moeten bevatten, die niet strijdig mogen zijn met het wettelijke acquis, collectieve overeenkomsten of de jurisprudentie van de rechtbanken in de afzonderlijke lidstaten. De richtlijn moet een duidelijk rechtskader zijn dat op nationaal niveau moet worden aangepast aan de nationale wetten en praktijken, waarbij met name collectieve onderhandelingen worden aangemoedigd.
|
Het EESC benadrukt dat de nieuwe regels van iedere interventie op Europees niveau gebaseerd moeten zijn op het sociale acquis van de EU en duidelijke definities moeten bevatten, die niet strijdig mogen zijn met het wettelijke acquis, collectieve overeenkomsten of de jurisprudentie van de rechtbanken in de afzonderlijke lidstaten. Een eventuele richtlijn moet een duidelijk rechtskader scheppen dat op nationaal niveau moet worden aangepast aan de nationale wetten en praktijken, waarbij met name collectieve onderhandelingen worden aangemoedigd.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
27
Tegen:
53
Onthoudingen:
7
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 47
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 1.11
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Verder gaat dit advies met name in op de volgende aspecten van de voorgestelde richtlijn:
Kwalificatiecriteria: het EESC benadrukt dat de indelingscriteria in artikel 4 van het voorstel geen recht doen aan de dynamische en snelle ontwikkeling van de digitale markt en voortdurend zouden moeten worden bijgewerkt, waardoor ze vaag en dubbelzinnig worden. Het zou passender zijn om te stellen dat het vermoeden van een arbeidsverhouding in het voordeel moet werken van mensen die hun arbeid en/of diensten verrichten onder de specifieke functies (aansturing, controle en/of organisatorisch vermogen) van algoritmisch beheer die door het betrokken digitale platform worden uitgeoefend, en om bijgevolg de criteria op basis van deze functies vast te stellen. Het EESC is het ermee eens dat platforms de mogelijkheid hebben om het vermoeden van een arbeidsverhouding te weerleggen.
|
Verder gaat dit advies met name in op de volgende aspecten van de voorgestelde richtlijn:
Kwalificatiecriteria: het EESC benadrukt dat de indelingscriteria in artikel 4 van het voorstel geen recht doen aan de dynamische en snelle ontwikkeling van de digitale markt en voortdurend zouden moeten worden bijgewerkt, waardoor ze vaag en dubbelzinnig worden. Voorts heeft het EESC ernstige twijfels over het voorgestelde kader inzake het wettelijke vermoeden dat inhoudt dat er met betrekking tot de uitvoering van werk en een persoon die platformwerk via dat platform verricht, een wettelijk vermoeden van een arbeidsverhouding bestaat indien aan twee van de vijf in de richtlijn genoemde criteria is voldaan. Het instellen van het mechanisme ter weerlegging van het wettelijke vermoeden is verwarrend en zal waarschijnlijk de juridische duidelijkheid verminderen gezien het feit dat een soortgelijk mechanisme reeds is opgenomen in de richtlijn betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden als een van de opties voor de lidstaten.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
28
Tegen:
56
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 48
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 1.12
Schrappen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Het EESC wijst erop dat de specifieke aspecten van algoritmisch beheer, die een aanzienlijke invloed hebben op de platformwerkers, wellicht niet van toepassing zijn bij de vaststelling van het vermoeden van een arbeidsverhouding met geregistreerde beroepsbeoefenaren of leden van nationale beroepsverenigingen, voor zover deze bestaan.
|
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
29
Tegen:
56
Onthoudingen:
7
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 49
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 1.13
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Regels voor algoritmisch beheer: het EESC is het ermee eens dat algoritmisch beheer een aanzienlijke impact heeft op de arbeidsomstandigheden en transparant moet zijn en een verantwoordingsplicht moet inhouden ten aanzien van werkenden en bedrijven. Algoritmisch beheer houdt toezicht, wijst taken toe, geeft directe instructies die de mate van autonomie beperken en evalueert werkenden, inclusief hun prestaties en gedrag, alsook hun verdiensten en arbeidsomstandigheden, en kan zelfs leiden tot ontslag. De richtlijn moet uitdrukkelijk bepalen dat de in hoofdstuk 3 vastgestelde rechten van toepassing zijn op alle situaties waarin algoritmisch beheer wordt gebruikt in het kader van een arbeidsverhouding.
|
Regels voor algoritmisch beheer: het EESC is het ermee eens dat algoritmisch beheer een aanzienlijke impact heeft op de arbeidsomstandigheden en transparant moet zijn en een verantwoordingsplicht moet inhouden ten aanzien van werkenden en bedrijven. Het EESC is ingenomen met het feit dat de ontwerprichtlijn de beginselen van de AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming) volgt. In overeenstemming met artikel 9 in de AVG moet de richtlijn de verwerking van gevoelige persoonsgegevens duidelijk verbieden, met inbegrip van politieke kleur en lidmaatschap van een vakbond.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
29
Tegen:
54
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 50
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 1.14
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Volgens het EESC moeten alle platformwerkers een gegarandeerd recht op gegevensoverdraagbaarheid hebben en hun gegevens van platforms kunnen downloaden, met inbegrip van gegevens over vaardigheden. Voorts moeten verdere bepalingen worden toegevoegd om het recht uit te oefenen om een geautomatiseerd of semi-geautomatiseerd besluit te herzien. Beslissingen die van wezenlijke invloed kunnen zijn op een arbeidsverhouding, moeten door mensen worden genomen. Het EESC waardeert het dat het voorstel van de Europese Commissie in deze richting gaat.
|
Het EESC is echter van mening dat een afzonderlijke reeks regels voor kwesties die verband houden met platformwerk niet passend of noodzakelijk is. De bestaande regels in de AVG en de komende AI-wet zullen werknemers ook allerlei rechten met betrekking tot hun persoonsgegevens bieden, samen met een uitgebreide reeks vereisten op het gebied van risicobeheer, menselijk toezicht en transparantie om de risico’s voor gezondheid en veiligheid en de grondrechten te beperken. Onnodige overlappingen en dubbel werk moeten dan ook worden vermeden.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
29
Tegen:
54
Onthoudingen:
5
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 51
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 1.16
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
Collectieve rechten: het EESC benadrukt dat in artikel 14 van de richtlijn expliciet moet worden verwezen naar vakbonden, die het recht hebben om collectieve onderhandelingen te voeren. Voorts moeten het recht op informatie en raadpleging, alsmede het recht op collectieve onderhandelingen tot alle platformwerkers worden uitgebreid.
|
Collectieve rechten: het voorstel beoogt te waarborgen dat platformwerkers of hun vertegenwoordigers worden geïnformeerd en geraadpleegd over besluiten die kunnen leiden tot de invoering van ingrijpende veranderingen in het gebruik van systemen voor geautomatiseerde monitoring en besluitvorming. Aangezien de richtlijn ruimte biedt voor de toepassing van bestaande, op nationaal niveau vastgestelde informatie- en raadplegingsmechanismen en de bevordering van de sociale dialoog zonder nieuwe mechanismen in te voeren of bestaande mechanismen te dupliceren, kan deze oplossing worden gesteund.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
27
Tegen:
56
Onthoudingen:
3
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 52
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Paragraaf 1.17
Wijzigen
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
De richtlijn moet zorgen voor eerlijke ontslagprocedures voor platformwerkers en voor informatie- en raadplegingsprocedures in geval van collectief ontslag.
|
De voorgestelde richtlijn erkent dat platformwerkers die werknemers zijn, vallen onder de huidige EU-regels inzake informatie- en raadplegingsprocedures in geval van collectief ontslag.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
27
Tegen:
56
Onthoudingen:
3
|
|
WIJZIGINGSVOORSTEL 54
SOC/709
Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk
Nieuwe paragraaf 1.19
Nieuwe paragraaf na paragraaf 1.18 invoegen
Plaats: na bestaande paragraaf - zelfde niveau
|
Ingediend door:
DE FELIPE LEHTONEN Helena
KONTKANEN Mira-Maria
MINCHEVA Mariya
SOETE Paul
VADÁSZ Borbála
|
|
Ontwerpadvies
|
Wijzigingsvoorstel
|
|
|
Het EESC benadrukt dat het onderscheid tussen “werknemers” en “personen die platformwerk verrichten” moet worden verduidelijkt, met name wat betreft de rechtsmiddelen en de rechtshandhaving van de richtlijn.
|
|
Stemuitslag
|
|
Vóór:
25
Tegen:
55
Onthoudingen:
4
|
_____________