|
ADVIES
|
|
Europees Economisch en Sociaal Comité
|
|
Sterker uit de pandemie komen
|
|
_____________
|
|
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s
Eerste lessen uit de COVID-19-pandemie
[COM(2021) 380 final]
|
|
|
|
SOC/700
|
|
|
|
Rapporteur: Tomasz Andrzej WRÓBLEWSKI
Corapporteur: Ákos TOPOLÁNSZKY
|
|
Raadpleging
|
Commissie, 10/08/2021
|
|
Rechtsgrondslag
|
Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
|
|
Bevoegde afdeling
|
Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap
|
|
Goedkeuring door de afdeling
|
24/11/2021
|
|
Goedkeuring door de voltallige vergadering
|
08/12/2021
|
|
Zitting nr.
|
565
|
|
Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)
|
204/1/8
|
1.Conclusies en aanbevelingen
1.1Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met het initiatief van de Europese Unie en haar instellingen om tijdens de pandemie de op gang gekomen processen voortdurend te beoordelen, zowel gelet op de ongekende druk op de gezondheidsstelsels als de gevolgen voor de Europese Unie in haar geheel.
1.2De Europese Commissie somt tien belangrijke lessen uit de pandemie op, maar vermeldt tot ongenoegen van het EESC slechts kort de ongelijke impact van de crisis, waarbij kwetsbare groepen en kleine en middelgrote ondernemingen het hardst werden getroffen. In aanbevelingen moet kritisch worden gekeken naar wat er tot nu toe op alle fronten is gedaan, wat goed heeft gewerkt en wat moet worden verbeterd. We moeten ook nagaan hoe we de problemen als gevolg van de notoire krapte op de arbeidsmarkt, de knelpunten in de toeleveringsketens en de snel stijgende energieprijzen kunnen aanpakken, die de terugkeer naar een normaal functionerende samenleving en economie bemoeilijken.
1.3Het EESC stelt vast dat er behoefte is aan instrumenten en plannen die in geval van een crisissituatie op EU-niveau snel geactiveerd en uitgevoerd kunnen worden. Het EESC is ingenomen met de plannen van de Europese Unie om een kader voor een EU-noodtoestand in verband met een pandemie en normen voor crisisrespons vast te stellen. Het EESC dringt aan op een hoge mate van coördinatie en transparantie in alle procedures, vooral als er behoefte is aan snelle actie en besluitvorming door overheidsinstanties op Europees en nationaal niveau.
1.4COVID-19 heeft de bestaande ongelijkheden op gezondheidsgebied vergroot; kwetsbare groepen zijn in ongelijke mate aan het virus blootgesteld. Het EESC stelt vast dat er programma’s nodig zijn om de toegang tot preventieve zorg en revalidatie te waarborgen, zelfs tijdens een gezondheidscrisis. Derhalve moeten noodmaatregelen ten tijde van pandemieën in de toekomst zo worden vormgegeven dat het functioneren van de eerstelijnszorg er niet onder lijdt, teneinde te voorkomen dat de volksgezondheid in dergelijke situaties nog meer schade oploopt.
1.5Het EESC is van mening dat de EU op een consistente wijze en op mondiaal niveau op de crisis moet blijven reageren, met name via Covax en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC), alsook met nieuwe kandidaat-geneesmiddelen en -therapieën, en het wereldwijde gezondheidsbeveiligingskader moet blijven versterken en ondersteunen. Dit houdt in dat de rol van de EU in de Wereldgezondheidsorganisatie moet worden versterkt.
1.6De uitbraak van COVID-19 heeft het overkoepelende karakter van crisissituaties en het effect daarvan op alle subsystemen van de samenleving aan het licht gebracht. In dit verband is het van bijzonder belang sociale stelsels aan te passen en inclusiever te maken zodat hulp kan worden geboden aan diegenen die gemarginaliseerd zijn en in bijzonder benarde situaties leven.
1.7Op basis van verschillende adviezen en de pijler van sociale rechten steunt het EESC maatregelen op het niveau van de EU en de lidstaten ter bevordering van de samenwerking tussen gezondheidsstelsels, met inachtneming van Europese waarden als waardigheid en eerlijke concurrentie en met het oog op de opwaartse convergentie van de gezondheids- en sociale stelsels.
1.8Tijdens de pandemie zagen we dat de Europese Unie en overheden op ongekende schaal in de bres moesten springen voor zowel individuele ondernemingen als particulieren. Het EESC onderstreept dat het voor een inclusief en duurzaam herstel op middellange en lange termijn belangrijk is om van noodmaatregelen over te schakelen op productieve investeringen, ook om het gevaar te vermijden dat het begrotingsbeleid en het monetaire beleid gepaard gaan met een hoog inflatierisico, hetgeen tot stagflatie kan leiden.
1.9Het EESC is ingenomen met de inspanningen van de Europese Commissie om nationale campagnes inzake mediawijsheid te ondersteunen in samenwerking met het Europees Waarnemingscentrum voor digitale media (EDMO) en met de deskundigengroep inzake mediawijsheid, en zo verder bij te dragen tot de bestrijding van desinformatie, inclusief misleidende informatie over vaccinatie, die ongegronde angst en ernstige schade veroorzaakt.
1.10Het EESC is voorstander van inspanningen om de internationale samenwerking te intensiveren en de slagkracht van Europa binnen internationale instellingen te vergroten. Het EESC wijst erop dat een verzwakking van de positie en de betrokkenheid van Europa in internationale organisaties andere landen buiten de EU de ruimte biedt om te handelen op een manier die indruist tegen de waarden waar de Europese Unie voor staat.
2.Algemene opmerkingen
2.1Begin 2020 heeft de COVID-19-pandemie een aantal van de bestaande tekortkomingen in de gezondheidssector, in meerdere landen en EU-instellingen, alsook in bepaalde economische sectoren aan het licht gebracht. Dit alles heeft de ernst van de crisis en de sociale onbalans nog vergroot.
2.2Het EESC is ingenomen met het initiatief van de Europese Unie en haar instellingen om tijdens de pandemie de op gang gekomen processen voortdurend te beoordelen, zowel gelet op de ongekende druk op de gezondheidsstelsels als de gevolgen voor de Europese Unie in haar geheel. Het EESC wijst erop dat de afgelopen periode ook moet worden beschouwd als een stresstest voor de democratische en eendrachtige werking van de EU.
2.3Het EESC is zich bewust van de krachttoer die is geleverd door de verschillende EU-instellingen bij de coördinatie van de vaccinvoorziening, door de nationale instanties die voor sociale bescherming en steunprogramma’s hebben gezorgd en door de bedrijven die alles in het werk hebben gesteld om hun werknemers en hun activiteiten te beschermen en die de uitdaging zijn aangegaan om een snelle normalisering op het gebied van werkgelegenheid en de levering van essentiële producten te bewerkstelligen. Tegelijkertijd zij erop gewezen dat er nog veel moet worden gedaan om volledige stabiliteit en evenwicht op de arbeidsmarkt te bereiken.
2.4Het EESC wijst erop dat de eerste en belangrijkste les die we hebben geleerd is dat we, met name tijdens pandemieën met een regionaal en/of supranationaal karakter, op Europees niveau moeten samenwerken om gezamenlijke instrumenten te vinden, niet alleen om de ontstane gezondheidsproblemen aan te pakken, maar ook om de noodsituatie te beheersen en de transitie naar een snel, maar inclusief en duurzaam herstel in goede banen te leiden. Het EESC benadrukt dat de Europese instellingen blijk hebben gegeven van een positieve aanpak door nieuwe en innovatieve financiële instrumenten overeen te komen en in te voeren op basis van solidariteit en een gemeenschappelijk belang.
2.5In het slechtste geval zou er een nieuwe crisis uitbreken voordat de situatie volledig is gestabiliseerd. Het is dan ook een prioriteit voor de Europese Commissie om onmiddellijk maatregelen te nemen om de economische, sociale en gezondheidsstelsels veerkrachtiger te maken voor de toekomst. Het EESC kan zich vinden in deze strategie en in de noodzaak om kritisch te kijken naar de uit de crisis getrokken lessen en om de crisisbeheersing in de Europese Unie te versterken.
2.6De Europese Commissie somt tien belangrijke lessen uit de pandemie op, maar vermeldt slechts kort de ongelijke impact van de crisis, waarbij kwetsbare groepen en kleine en middelgrote ondernemingen het hardst werden getroffen. In aanbevelingen moet kritisch worden gekeken naar wat er tot nu toe is gedaan, wat goed heeft gewerkt en wat moet worden verbeterd.
2.7Nu we stilaan uit de crisis raken, blijkt ook het tekort aan arbeidskrachten in systeemrelevante “laaggeschoolde” beroepen een groot probleem te zijn. De crisis heeft ook aangetoond hoe kwetsbaar wij zijn voor de versnippering van de mondiale toeleveringsketens en hoe noodzakelijk het is de industriestrategie te herzien op het punt van de vervaardiging van essentiële producten.
3.Crisisbeheersing
3.1Het EESC is ingenomen met de plannen van de Europese Unie om een kader te scheppen voor wanneer zich in de EU een noodtoestand voordoet in verband met een pandemie, en om normen voor crisisrespons vast te stellen. Het EESC onderschrijft de voortdurende inspanningen om de crisisbeheersing te monitoren, te evalueren en erin te investeren. Het staat ook achter de plannen van de Commissie om jaarlijks een verslag over de mate van paraatheid voor te bereiden.
3.2Het EESC stelt vast dat er behoefte is aan instrumenten en plannen die in geval van een crisissituatie op EU-niveau snel geactiveerd en uitgevoerd kunnen worden. De instrumenten van de lidstaten moeten een aanvullend karakter hebben, zodat de respons van landen in verhouding kan staan tot de ernst van de in hun gebied geconstateerde crisissituatie.
3.3Het EESC benadrukt dat het van belang is het beginsel van doeltreffende en op primaire behoeften gebaseerde solidariteit in mondiale crisissituaties serieus te nemen.
3.4Het EESC wijst erop dat de eerste reacties van de instellingen niet altijd adequaat waren, deels vanwege het gebrek aan coördinatie tussen de lidstaten. Ondanks de oorspronkelijke kritiek op de vaccinatiestrategie van de EU, zijn de voordelen van collectieve actie nu zichtbaarder geworden. Deze ervaring moet worden benut om de respons van de EU op toekomstige crises te verbeteren.
3.5Het EESC wijst erop dat het noodzakelijk is gemeenschappelijke Europese normen op te stellen voor het verzamelen en standaardiseren van statistische gegevens, met name op het gebied van gezondheid. Ook moet worden gekeken naar de statistische methoden die tot dusver op elk gebied zijn toegepast. Dit is van belang voor goede, empirisch onderbouwde besluitvormingsprocessen in de toekomst.
Het EESC stelt vast dat er rond de uitbraak van de pandemie een hardnekkig tekort bestond aan professioneel en betrouwbaar advies en dat epidemiologisch onderzoek slecht toegankelijk was. Derhalve moet de professionele epidemiologische expertise op EU-niveau worden gecoördineerd en gestroomlijnd. Het EESC steunt de benoeming van een Europese hoofdepidemioloog die als adviseur het besluitvormingsproces op EU- en nationaal niveau zal ondersteunen.
4.De gezondheid beschermen
4.1COVID-19 heeft de bestaande ongelijkheden op gezondheidsgebied vergroot; kwetsbare groepen zijn in ongelijke mate aan het virus blootgesteld. Bestaande systemen voor snelle respons, zoals het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen van de Europese Unie (EWRS), het systeem voor epidemiologische inlichtingen (EPIS) en het Europees surveillancesysteem (TESSy), moeten opnieuw tegen het licht worden gehouden en doeltreffender worden gemaakt. Het systeem moet zo worden opgezet dat mensen met een laag inkomen, mensen met reeds bestaande chronische ziekten of handicaps, mensen die in extreme armoede leven en ouderen die in een zorginstelling wonen, steun krijgen. Het EESC wijst erop dat moet worden geïnvesteerd in hoogwaardige openbare gezondheidsdiensten, die, overeenkomstig beginsel 16 van de EPSR, betaalbaar en toegankelijk moeten zijn voor alle burgers, en dat de particuliere gezondheidszorg, die een aanvullende rol speelt en ook tijdens de pandemie van cruciaal belang was, moet worden gesteund in gevallen waarin deze een bijdrage levert aan de volksgezondheidszorg.
4.2Het EESC houdt vast aan de conclusies van zijn advies over het EU4Health-programma en brengt aanvullende adviezen uit over de eerste conclusies die op het gebied van gezondheid kunnen worden getrokken uit de COVID-19-crisis.
4.3Tijdens de pandemie hebben de lidstaten zich geconcentreerd op noodmaatregelen, vaak ten koste van preventieve gezondheidszorg en revalidatie. Het EESC stelt vast dat er programma’s nodig zijn om de toegang tot preventieve zorg en revalidatie te waarborgen, zelfs tijdens een gezondheidscrisis. Derhalve moeten noodmaatregelen ten tijde van pandemieën in de toekomst zo worden vormgegeven dat het functioneren van de eerstelijnszorg er zo min mogelijk onder lijdt, teneinde te voorkomen dat de volksgezondheid in dergelijke situaties nog meer schade oploopt.
4.4De in november 2020 goedgekeurde farmaceutische strategie voor Europa is erop gericht het regelgevingskader te moderniseren en onderzoek en technologie op farmaceutisch gebied te ondersteunen. Het EESC wijst erop dat de capaciteit van de nationale gezondheidsstelsels kan worden versterkt door voor het grote publiek toegankelijke apotheken actief bij de farmaceutische zorg te betrekken.
4.5De pandemie heeft aangetoond dat er een tekort is aan gezondheidswerkers. Het EESC herhaalt dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan het verbeteren van hun arbeidsomstandigheden, inclusief salariëring, opleiding, omscholing en opfriscursussen en toegang tot kinderopvangfaciliteiten, en aan het waarborgen van de hoogst mogelijke veiligheidsnormen in de zorg; ook moet het voor mensen in alle beroepen, ook in de gezondheidssector, mogelijk zijn om in de hele EU vrij te wonen, te reizen en te werken. Aangezien 76 % van de gezondheidswerkers en 84 % van de verpleegkundigen in de EU vrouwen zijn, is er behoefte aan gendertransformatief beleid om de belemmeringen voor het aannemen van voltijds werk uit de weg te ruimen, de loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten, het vasthouden van personeel in de sector te bevorderen en de toegang tot professionele ontwikkeling en leidinggevende functies te ondersteunen. Er moeten speciale procedures komen om in kritieke situaties snel en veilig medisch personeel te kunnen aanwerven uit landen buiten de Europese Unie.
4.6Wat het strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027 betreft, juicht het EESC het toe dat de Europese Commissie de lidstaten met klem aanbeveelt om COVID-19 als beroepsziekte te erkennen. Wel zou de aanbeveling moeten worden aangepast om alle werknemers te omvatten die zonder adequate bescherming aan infectie worden blootgesteld, met inbegrip van mobiele en migrerende werknemers en seizoenarbeiders op onveilige werkplekken en in onhygiënische huisvesting.
4.7Het EESC zal de uitvoering van de Europese gezondheidsunie op de voet volgen en beveelt aan rekening te houden met het verband tussen diergezondheid en menselijke gezondheid. Uit de desbetreffende samenwerking blijkt ook dat, gezien het grensoverschrijdende karakter van pandemieën, alleen uniforme, goed gecoördineerde en algemeen erkende maatregelen doeltreffend en succesvol kunnen zijn.
4.8Tijdens de COVID-19-pandemie was er in Europa sprake van een gefragmenteerde, ongecoördineerde aanpak op het gebied van klinische proeven. Het EESC stelt vast dat met een pan-Europese aanpak de procedures en processen voor klinische proeven kunnen worden gestroomlijnd, met name het testen van nieuwe kandidaat-geneesmiddelen voor doeltreffende en toegankelijke therapieën. Een grootschalig Europees platform voor klinische proeven kan hier een oplossing zijn.
4.9Uit wetenschappelijke onderzoeksgegevens en statistieken over zorgopnames blijkt dat de COVID-19-crisis een aanzienlijke toename van psychologische risico’s met zich mee kan brengen, hetgeen weer kan leiden tot meer psychosomatische aandoeningen. Met deze nieuwe ziekteontwikkelingen en met de nog onvoldoende bestudeerde effecten van langdurige COVID moet in de gezondheidszorgstelsels van alle EU-lidstaten rekening worden gehouden.
4.10De preventie van en voorbereiding en respons op pandemieën zijn prioriteiten voor Europa. Het EESC is van mening dat de EU op een consistente wijze en op mondiaal niveau op de crisis moet blijven reageren, met name via Covax en met nieuwe kandidaat-geneesmiddelen en -therapieën, en het wereldwijde gezondheidsbeveiligingskader moet blijven versterken en ondersteunen. Dit houdt ook in dat de EU een grotere rol moet spelen in de Wereldgezondheidsorganisatie. Om tegemoet te komen aan de dringende behoeften van met name ontwikkelingslanden, verzoekt het EESC de Europese Commissie in dit verband om op Europees niveau een open debat te voeren over een tijdelijke vrijwillige Trips-ontheffing voor COVID-19-vaccins, ‑behandelingen en ‑tests, zodat de wereldwijde vaccinproductie kan worden opgevoerd en de kosten kunnen worden verlaagd om de toegankelijkheid voor iedereen, overal ter wereld, te waarborgen.
4.11Wat de eerste in de mededeling van de Commissie over gezondheid geformuleerde ervaringen betreft, vindt het EESC het pijnlijk dat niet wordt vermeld dat de mogelijkheden voor gezondheidsinterventies en de beschikbaarheid van gezondheidsdiensten om noodsituaties aan te pakken ongelijk zijn en dat daarbij niet de nodige aandacht uitgaat naar kwetsbare groepen; in veel opzichten is dat door de COVID-19-crisis alleen maar verergerd. Gelijke toegang tot en beschikbaarheid van diensten zou niet alleen een evaluatiecriterium moeten zijn, maar zou levens kunnen redden.
5.Sociale en maatschappelijke aspecten
5.1In 2021 hebben we de ongelijkheden tussen vrouwen en mannen in heel Europa zien toenemen, met name als gevolg van de alarmerende stijging van het aantal gevallen van geweld tegen vrouwen in verband met de COVID‑19-pandemie. Lockdowns en isolatiemaatregelen hebben een klimaat geschapen waarin geweldplegers nog beter dwang kunnen uitoefenen op hun slachtoffers en hebben geleid tot incidenten van fysiek, psychisch en seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes, terwijl slachtoffers over minder mogelijkheden beschikken om hulp te zoeken; dit wordt ook wel de “schaduwpandemie” genoemd. Het EESC verzoekt de Europese Commissie een alomvattend kader vast te stellen voor het voorkomen en bestrijden van alle vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes vanuit een feministisch, genderbewust en intersectioneel perspectief, om ervoor te zorgen dat in geval van een toekomstige gezondheidscrisis een schaduwpandemie wordt voorkomen.
5.2In zijn op 9 juni 2021 gepubliceerde resolutie beaamt het EESC dat de pandemie in Europa armoede en ongelijkheid in de hand werkt, en dat de middelen daar moeten worden ingezet waar zij het hardst nodig zijn teneinde hoogwaardige werkgelegenheid te waarborgen, armoede en uitsluiting terug te dringen en ondernemerschap te bevorderen.
5.3De uitbraak van COVID-19 heeft het overkoepelende karakter van crisissituaties en het effect daarvan op alle subsystemen van de samenleving aan het licht gebracht. In dit verband is het van bijzonder belang sociale stelsels aan te passen en inclusiever te maken zodat hulp kan worden geboden aan diegenen die gemarginaliseerd zijn en in bijzonder benarde situaties leven.
5.4Het EESC betreurt ook dat de nationale overheden de sociale partners en de maatschappelijke organisaties onvoldoende hebben betrokken bij het opstellen van hun nationale plannen voor herstel en veerkracht en onvoldoende rekening hebben gehouden met hun inbreng. Het EESC dringt aan op de vaststelling van bindende regels voor de raadpleging van maatschappelijke organisaties.
5.5Het EESC benadrukt dat een sociaal, duurzaam en concurrerend Europa een prioriteit moet zijn, terwijl ook eventuele nieuwe indicatoren voor economische vooruitgang moeten worden overwogen die verder gaan dan het bbp, bijvoorbeeld levenskwaliteit, milieuduurzaamheid, sociale cohesie, gezondheidszorg en het algemene welzijn van de huidige en toekomstige generaties.
5.6Het EESC dringt er bij de Commissie op aan zich te concentreren op de grondrechten, met name op het gebied van het sociaal-economisch welzijn. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de rechten, de waardigheid en het welzijn van mensen die tijdens de COVID-19-pandemie en in de onmiddellijke nasleep van de crisis te maken kunnen krijgen met maatschappelijke uitsluiting en enigerlei vorm van discriminatie.
6.Economie en financiën
6.1Tijdens de pandemie zagen we dat de Europese Unie en overheden op ongekende schaal financieel in de bres moesten springen voor zowel individuele ondernemingen als particulieren. Het EESC onderstreept dat het voor een inclusief en duurzaam herstel op middellange en lange termijn belangrijk is om van noodmaatregelen over te schakelen op productieve investeringen, ook om het gevaar te vermijden dat het begrotingsbeleid en het monetaire beleid gepaard gaan met een hoog inflatierisico, hetgeen tot stagflatie kan leiden.
6.2Het EESC merkt op dat bij nieuwe belastinghervormingen, zowel op EU- als op nationaal niveau, rekening moet worden gehouden met de structuur van de nationale economieën, de gezondheid van het lokale bedrijfsleven en met name met de situatie van mensen die door de crisis in een moeilijke positie verkeren. Ook moet er worden gekeken naar de financieel-economische situatie van burgers en bedrijven die worden getroffen door de plotselinge stijging van de energieprijzen.
6.3Het EESC is het ermee eens dat de nieuwe begrotings- en uitgavenregels de lidstaten moeten helpen om te investeren in o.a. onderwijs, onderzoek, ontwikkeling, innovatie, gezondheidszorg en openbare infrastructuur, in daadwerkelijke en effectieve investeringen in menselijk kapitaal, alsmede in een efficiënte overheid.
6.4Het EESC roept de Commissie op om tijdelijke maatregelen van de lidstaten met het oog op het scheppen van voltijdse werkgelegenheid en ondersteunen van door crisissituaties getroffen economische activiteiten te vergemakkelijken met inachtneming van de beginselen van het mededingingsbeleid inzake staatssteun, en om modellen voor publiek-private partnerschappen of soortgelijke oplossingen te ontwikkelen, zodat de risico’s voor de hele samenleving worden beperkt, ook voor particuliere actoren in buitengewone crisissituaties.
7.Samenleving en technologie
7.1Het EESC vestigt er de aandacht op dat er zich een onderwijskloof tussen de burgers van de Europese Unie begint af te tekenen die steeds groter wordt. De jongere generaties zijn zwaar getroffen door de maatregelen die zijn genomen om de pandemie in te dammen. De lidstaten en de EU-instellingen houden zich niet actief bezig met deze kwestie of met de noodzaak van hervormingen in het onderwijsstelsel. Tot dusver zijn er geen systemische herstel- of reddingsplannen voorgesteld. Het EESC wijst er echter op dat bij- en omscholing van cruciaal belang zullen zijn voor het onderwijs en de ontwikkeling van de mensen in de toekomst, en dat digitale instrumenten een essentieel element zullen vormen van elk toekomstig onderwijsmodel.
7.2Het is ook van belang te zorgen voor ruime en op solidariteit gebaseerde toegang tot digitale diensten met het oog op sociale cohesie. Zoals de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound) terecht opmerkt, kan de weg worden gebaand naar hechtere samenlevingen in Europa door middel van beleid dat gericht is op de economische en sociale integratie van burgers waarin meer de nadruk ligt op digitale vaardigheden.
7.3Het EESC is ingenomen met de inspanningen van de Europese Commissie om nationale campagnes inzake mediawijsheid te ondersteunen in samenwerking met het Europees Waarnemingscentrum voor digitale media (EDMO) en met de deskundigengroep inzake mediawijsheid, en zo verder bij te dragen tot de bestrijding van desinformatie en de versterking van de maatschappelijke weerbaarheid tegen nepinhoud en desinformatie over vaccinaties, die ongegronde angsten en ernstige schade veroorzaakt. Het EESC pleit ook voor verbetering van de voorlichting in crisissituaties — het beste wapen in de strijd tegen desinformatie.
7.4Door de COVID-19-pandemie is verder duidelijk geworden hoe belangrijk het is om opleidingen te plannen op belangrijke medische gebieden, zoals intensieve zorg, om voorbereid te zijn op noodsituaties. Daarnaast is gebleken dat de overdraagbaarheid van vaardigheden tussen de EU-lidstaten in noodsituaties van groot belang is. De procedures voor tijdelijke detachering en mobiliteit van medisch personeel tussen de lidstaten moeten worden versoepeld, evenals de procedures om in dergelijke situaties medisch personeel uit derde landen te kunnen aanwerven.
8.Internationale betrekkingen en democratische normen
8.1Het EESC stelt vast dat de pandemie samenlevingen en bedrijven over de hele wereld heeft getroffen en opkomende geopolitieke rivaliteit heeft verergerd.
8.2Het EESC is voorstander van inspanningen om de internationale samenwerking te intensiveren en de slagkracht van Europa binnen internationale instellingen te vergroten. Een verzwakking van de positie en betrokkenheid van Europa in internationale organisaties kan andere landen buiten de EU de kans geven om te handelen op een manier die indruist tegen de waarden waar de Europese Unie voor staat. Het is dan ook cruciaal om zeer zorgvuldig te analyseren wat het behoud van de fundamentele waarden van de EU en de vrijheden van de interne markt in de weg staat.
8.3Het EESC wijst erop dat de COVID-19-pandemie vaak is gebruikt als excuus om rechten in te perken en democratische normen te ondermijnen. Regeringen hebben de crisis ook gebruikt om hun eigen kortzichtige politieke belangen na te streven. Het EESC dringt erop aan dat de regelgevingsbesluiten die nodig zijn om de pandemie te beheersen en te overwinnen, in geen geval afbreuk doen aan de eerbiediging van de grondrechten en de democratische waarden.
8.4Het EESC benadrukt met klem de noodzaak van verantwoorde beleidsvorming op basis van feiten en wetenschap, en van het geven van prioriteit aan maatregelen ter bescherming van de gezondheid en het leven. Tegelijkertijd moeten we tijdens een pandemie of een andere crisis de grondrechten en democratische waarden zorgvuldig eerbiedigen – en niet inperken.
8.5Wat het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal betreft, herhaalt het EESC dat steun moet worden verleend aan het harmoniseren van de reisprotocollen voor personen en bedrijven, teneinde in de gehele Unie een hoog niveau van vertrouwen en uniforme regels in stand te houden, in overeenstemming met de beginselen van de interne markt. De regels moeten duidelijk, werkbaar en in alle landen zo identiek mogelijk zijn.
Brussel, 8 december 2021.
Christa SCHWENG
Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
_____________