NL

Europees Economisch en Sociaal Comité

NAT/758

Mededeling over de actualisering van de strategie

voor de bio-economie uit 2012

ADVIES

Afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu


Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's

Een duurzame bio-economie voor Europa: versterking van de verbinding tussen economie, samenleving en milieu

COM(2018) 673 final

Rapporteur: Mindaugas MACIULEVIČIUS

Corapporteur: Udo HEMMERLING

Contact

nat@eesc.europa.eu

Administrateur

Laura Broomfield

Datum document

07/05/2019

Raadpleging

Europese Commissie, 11/10/2018

Rechtsgrondslag

Artikelen 29, lid 1, en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Besluit van het bureau

16/10/2018

Bevoegde afdeling

Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Goedkeuring door de afdeling

25/04/2019

Goedkeuring door de voltallige vergadering

DD/MM/YYYY

Zitting nr.

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

…/…/…


1.Conclusies en aanbevelingen

1.1.Het is nu of nooit: wereldwijde uitdagingen zoals klimaatverandering en bevolkingsgroei dwingen ons om dringend vervangingsmiddelen te vinden voor fossiele brandstoffen en efficiënter gebruik te maken van biologische hulpbronnen. De landbouw en de bosbouwsector zijn belangrijke producenten van biomassa voor andere toepassingen dan levensmiddelen of diervoeders en leveren als zodanig een belangrijke bijdrage aan de bio-economie. Nieuwe waardeketens bieden extra mogelijkheden voor activiteiten in de plattelandseconomie, om van een op fossiele brandstoffen gebaseerde economie over te schakelen naar een biogebaseerde economie.

1.2.Tegen deze achtergrond moet een groter bewustzijn van ons gebruik van biohulpbronnen prioriteit krijgen, in overeenstemming met de klimaatdoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Naast het kweken van een beter begrip moeten de activiteiten op het gebied van de bio-economie de consument via regelmatige advisering en voorlichting mee aan boord zien te krijgen om de noodzakelijke veranderingen in gang te zetten. Dit moet ook de weg vrijmaken voor de invoering van marktcreërende maatregelen om het vertrouwen van de consument in en het gebruik door openbare aanbesteders van in de EU geproduceerde biogebaseerde producten verder te stimuleren.

1.3.De bio-economie biedt kansen voor biodiversiteit, industrie, economische ontwikkeling en werkgelegenheid. Het EESC is ingenomen met de actualisering van de strategie voor de bio-economie uit 2012. Dat is een belangrijke stap in de goede richting. Er is een wereldwijde vraag naar duurzame, hulpbronnenefficiënte biogebaseerde producten. Hoewel in de nieuwe versie van de strategie aanzienlijke vooruitgang is geboekt, moeten sommige van de maatregelen nog in de praktijk worden gebracht.

1.3.1.Naast toegang tot financiële instrumenten is het van essentieel belang dat individuele, flexibele adviesdiensten worden opgezet om kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) in de agrovoedingssector te helpen innovatieve langetermijnprojecten te ontwikkelen. Vaak ontbreekt het hen om tal van redenen, waaronder een gebrek aan personele, financiële en infrastructurele middelen, aan de nodige interne expertise of kennis.

1.3.2.Bij publiek-private samenwerking moet de nodige aandacht uitgaan naar primaire producenten. Dit model zou kunnen worden ondersteund met een reeks maatregelen en instrumenten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB).

1.3.3.Door activiteiten op het gebied van onderzoek, innovatie en bio-economie te integreren in een langetermijnstrategie zal het gemakkelijker worden om steun te verlenen voor ontwikkeling en duplicatie.

1.3.4.De opleiding en scholing van werknemers en primaire producenten moeten worden voortgezet. Het is van belang de uitwisseling van kennis te vergemakkelijken, steun te verlenen aan transnationale netwerken en gelijke tred te houden met maatschappelijke en technologische veranderingen. Cruciaal is een aanpak op het gebied van onderwijs, engagement en communicatie waarbij belanghebbenden uit de rurale bio-economie worden betrokken.

1.3.5.Het is van essentieel belang om de circulaire economie en de territoriale verbanden tussen sectoren in de EU en daarbuiten te bevorderen, met name als het gaat om het nakomen van de verbintenissen in het kader van de SDG's en de COP21-doelstellingen.

1.3.6.Alle lidstaten moeten een alomvattende strategie voor de bio-economie integreren in hun beleid en programma’s en de bevoegde lokale overheden en relevante belanghebbenden (primaire producenten, onderzoeks- en onderwijsverstrekkers, het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en sociale partners enz.) daarbij betrekken.

1.3.7.De EU zou moeten streven naar een mondiaal prijsstellingssysteem voor koolstofemissies, als een neutrale en doeltreffende manier om de bio-economie te bevorderen en alle marktspelers te mobiliseren voor de bestrijding van klimaatverandering.

1.4.De naleving van de duurzaamheidsbeginselen is van essentieel belang voor een "nieuwe" bio-economie, en de natuurlijke hulpbronnen moeten in stand worden gehouden om ze productief te houden. In dit opzicht moet de bio-economie voldoen aan duurzaamheidscriteria. Om verstoring van het milieu, de economie en de samenleving te voorkomen, moeten dezelfde regels gelden voor biomassa uit de Europese Unie en uit het buitenland.

2.Algemene opmerkingen

De bio-economie omvat de productie van hernieuwbare biologische hulpbronnen en hun omzetting in levensmiddelen, diervoeders, biogebaseerde producten en bio-energie. Hieronder vallen ook landbouw, bosbouw, visserij, voedsel-, pulp- en papierproductie, alsmede delen van de chemische, biotechnologische en energie-industrie.

2.1De strategie van 2012 voor een bio-economie van de EU moest "de weg vrijmaken voor een meer innoverende, hulpbronefficiënte en concurrerende maatschappij, die voedselzekerheid verzoent met het duurzaam gebruik van biotische hernieuwbare hulpbronnen voor industriële doeleinden en de bescherming van het milieu". In 2017 heeft de Commissie een evaluatie verricht van de EU-strategie van 2012 voor de bio-economie, waarin zij tot de conclusie kwam dat de strategie de relevantie van haar doelstellingen aantoont en dat het belang van de door de bio-economie geboden kansen in Europa en daarbuiten steeds meer wordt erkend. In oktober 2018 heeft de Commissie een actieplan voorgesteld voor de ontwikkeling van een duurzame en circulaire bio-economie, gericht op "het verbeteren en opschalen van het duurzaam gebruik van hernieuwbare hulpbronnen om aldus mondiale en lokale uitdagingen, zoals klimaatverandering en duurzame ontwikkeling, aan te pakken" 1 .

2.2De wereldbevolking zal naar verwachting tegen 2050 2 zijn gegroeid tot bijna 10 miljard mensen en biologische hulpbronnen moeten dringend efficiënter worden gebruikt, zodat er veilig, voedzaam, hoogwaardig en betaalbaar voedsel beschikbaar is voor meer mensen, met minder milieu- en klimaatimpact per geproduceerde eenheid, en zodat er voldoende hernieuwbaar biologisch materiaal is om een aanzienlijk deel te produceren van wat we momenteel uit fossiele ruwe olie halen, in combinatie met wind-, zonne- en andere hernieuwbare energie. Een heroriëntatie van de acties en een actualisering van de strategie voor de bio-economie is dan ook noodzakelijk in het licht van recente beleidsontwikkelingen, zoals de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (SDG's) 3 en het Verdrag inzake klimaatverandering (COP21-verbintenissen).

2.3De Commissie geeft in de geactualiseerde strategie voor de bio-economie 4 aan dat zij in 2019 met 14 maatregelen zal komen, waaronder:

Ÿde lancering van een thematisch investeringsplatform voor de circulaire bio-economie t.w.v. 100 miljoen EUR om biogebaseerde innovaties dichter bij de markt te brengen en de risico's van particuliere investeringen in duurzame oplossingen weg te nemen; het bevorderen van de ontwikkeling van nieuwe duurzame bioraffinaderijen overal in Europa;

Ÿde ontwikkeling van een strategische implementatieagenda voor duurzame levensmiddelen- en landbouwsystemen, bosbouw en biogebaseerde productie;

Ÿhet opzetten van een ondersteuningsfaciliteit voor het bio-economiebeleid van de EU voor de lidstaten in het kader van Horizon 2020, om de ontwikkeling van nationale/regionale strategieën voor de bio-economie te ondersteunen;

Ÿhet opstarten van proefacties voor de ontwikkeling van bio-economieën in plattelands-, kust- en stedelijke gebieden, bijvoorbeeld op het gebied van afvalbeheer of koolstoflandbouw;

Ÿde invoering van een EU-breed monitoringsysteem om de vorderingen op weg naar een duurzame, circulaire bio-economie te volgen;

Ÿhet vergroten van de kennisbasis en van het begrip van specifieke gebieden van de bio-economie door gegevens te verzamelen en te zorgen voor een betere toegang daartoe via het kenniscentrum voor de bio-economie;

Ÿhet verstrekken van richtsnoeren en bevorderen van goede praktijken om de bio-economie binnen veilige ecologische grenzen te exploiteren.

2.4De bio-economie biedt kansen die kunnen bijdragen tot een vermindering van zowel de CO2-uitstoot als de afhankelijkheid van ingevoerde fossiele hulpbronnen. De bossen in de EU nemen bijv. een hoeveelheid koolstof op die overeenkomt met 10 % van de jaarlijkse emissies van de EU en zorgen voor een duurzame en constante voorziening van biomassa voor hernieuwbare energie. Voorts blijkt uit ramingen dat 100 000 chemische stoffen die momenteel worden geproduceerd, in theorie uit hernieuwbare grondstoffen kunnen worden gewonnen. Dit betekent niet per se dat ze allemaal zo moeten worden geproduceerd, maar in theorie is dat wel mogelijk. Een en ander zal niet alleen de mogelijkheid bieden om onze dagelijkse huishoudelijke artikelen lokaal en op duurzame wijze te produceren, maar zal ook bijdragen aan het creëren van banen, met name in kust- en plattelandsgebieden, en groei in Europa, waar de technologische voorsprong nog steeds groot is. Volgens schattingen van het bedrijfsleven zouden tegen 2030 één miljoen nieuwe arbeidsplaatsen kunnen worden geschapen in de biogebaseerde industrieën.

2.5Er blijven echter grote belemmeringen bestaan voor meer innovatie in de bio-economie van de EU. Een belangrijk obstakel betreft het kostenconcurrentievermogen van producten, ten opzichte van zowel fossiele alternatieven als gelijkwaardige producten uit andere delen van de wereld. Het kostenconcurrentievermogen wordt beïnvloed door tal van factoren, zoals technologische paraatheid, arbeidskosten, subsidies voor fossiele brandstoffen en afschrijving, alsook het lage niveau van marktondersteuning voor biogebaseerde producten. Dit concurrentieprobleem wordt nog verscherpt door de moeilijke toegang tot financiering voor innovatieve projecten en productiefaciliteiten, en vaak ook door het nog steeds geringe bewustzijn van eindgebruikers over biogebaseerde producten, alsmede door een gebrek aan vaardigheden en operationele relaties om de sector vooruit te helpen. Bovendien worden de vergunningsprocedures voor nieuwe biogebaseerde projecten steeds langer en omslachtiger, wat tot aanzienlijke rechtsonzekerheid en financiële risico's voor de economische actoren leidt.

3.Bijzondere opmerkingen

Het EESC is ingenomen met de mededeling over de actualisering van de strategie voor de bio-economie uit 2012. Er is een samenhangend en doeltreffend beleid voor de lange termijn nodig om de bio-economie te bevorderen. Maar deze overkoepelende strategie voor de bio-economie en andere bestaande beleidsinstrumenten worden nog steeds niet automatisch aan elkaar gekoppeld. De sleutel tot doeltreffende beleidsvorming op het gebied van de bio-economie blijft dan ook het identificeren van synergieën tussen beleidsterreinen op een manier die rekening houdt met het streven naar rendabele voedselproductie, duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, evenwichtige territoriale ontwikkeling in plattelandsgebieden en veilige, fatsoenlijke bestaansmiddelen.

3.1Hoewel in de actualisering wordt beoogd EU-investeringen te benutten en sterk de nadruk wordt gelegd op het versterken en opschalen van de biogebaseerde sectoren, door het aanboren van investeringen en markten, is er nog steeds sprake van een kloof (die meer behelst dan O&O) als het erom gaat ondernemingen in de bio-economie te helpen met fondsenwerving, go-to-market-strategie, organisatieontwikkeling en productrijping. Investeringen op nationaal en regionaal niveau in early stage growth met advies op maat voor micro- en kleine ondernemingen en start-ups zijn even noodzakelijk als het mobiliseren van EU-investeringen voor grote projecten. Er is een alomvattende financieringsaanpak voor de commercialisering van nieuwe producten nodig.

3.2In de actualisering wordt verder benadrukt dat dankzij synergieën tussen de publieke en de particuliere sector optimaal gebruik kan worden gemaakt van verschillende investeringsbronnen. In dit verband blijkt de gemeenschappelijke onderneming voor biogebaseerde industrieën cruciaal te zijn om de ontwikkeling van Europese industriële biogebaseerde infrastructuur en waardeketens rond het gebruik van hernieuwbare hulpbronnen — met inbegrip van afval — te ondersteunen.

3.3Er wordt echter onvoldoende aandacht besteed aan de particuliere sector, en met name aan primaire producenten, d.w.z. landbouwers, boseigenaren en hun coöperaties, die een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van een duurzame bio-economie. Ook kleine en middelgrote ondernemingen, die een belangrijk onderdeel van de agrovoedingsketen vormen, moeten de nodige aandacht krijgen. In dit verband zou het GLB een interessant instrument kunnen worden om landbouwers, boseigenaren en hun coöperaties te helpen om meer te investeren in hun productie en deze duurzamer te maken.

3.4Tegen deze achtergrond is het tot stand brengen van gunstige marktvoorwaarden essentieel. Dat gaat hand in hand met het vertrouwen dat de consumenten hebben in de aan hen verstrekte informatie over de producten die zij overwegen te kopen. Het zou zinvol zijn na te denken over normen voor zulke informatie. Een belangrijke eerste stap was de vaststelling van duidelijke EU-normen voor biogebaseerde producten om de door de industrie overeengekomen normen geloofwaardiger te maken, verwarring bij de consument te voorkomen en het vertrouwen van industriële afnemers en openbare aanbesteders te wekken. Met behulp van slimme communicatiestrategieën moet nog veel meer worden gedaan om consumenten te helpen een weloverwogen keuze te maken.

3.5De geactualiseerde strategie versterkt ook het idee van "opschaling", maar gaat voorbij aan het begrip "duplicatie". Het onderzoek gebeurt al, en de langetermijnstrategieën voor innovatie en bio-economie moeten gelijk opgaan. Fundamenteel en toegepast onderzoek moeten goed op elkaar worden afgestemd en bijdragen aan gemeenschappelijke strategische doelstellingen. Er moet ook aandacht worden besteed aan de ontwikkeling, toegankelijkheid en instandhouding van kwalitatief hoogwaardige onderzoeks- en innovatie-infrastructuur of -clusters. Zo zou de oprichting van mondiale expertisecentra voor toegepast onderzoek naar alle stadia van bioproductieprocessen, waardoor innovatieve en duurzame oplossingen worden gecreëerd, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) kunnen helpen alle beschikbare kennis te benutten. De kennisoverdracht zou worden bevorderd door demonstraties en voorbeelden. De demonstraties zouden kmo's een volledig beeld geven van de beschikbare technologieën in een specifieke sector van de bio-economie.

3.6De plattelandsgebieden in de EU maken ingrijpende economische, demografische en institutionele veranderingen door. Derhalve moet daar ook de nodige aandacht worden geschonken aan verbetering van infrastructuur en logistiek om bestaande en nieuwe toeleveringsketens voor biomassa te bevorderen, waarbij natuurlijke hulpbronnen op de meest duurzame wijze beheerd en zo veel mogelijk banen en toegevoegde waarde gecreëerd moeten worden.

3.7Het kan niet genoeg worden benadrukt dat de invoering van technologisch geavanceerde machines in de bio-economie betere bedienings- en onderhoudsvaardigheden vereist — waaronder verdergaande vaardigheden op het gebied van informatie- en computertechnologie (ICT) — alsmede nieuwe opleidingsprogramma's over gezondheid en veiligheid en een beter begrip van en aandacht voor aspecten van milieubehoud. Het is van het allergrootste belang dat mensen hun vaardigheden gedurende hun hele leven blijven ontwikkelen en aanpassen, en dat de vaardigheidstekorten in deze opkomende bio-economiesector worden aangepakt. Peer-to-peer-uitwisselingen, gezamenlijke activiteiten van onderzoekers, innovatieondersteunende diensten, landbouwers, bosbouwers, hun coöperaties en andere particuliere actoren komen in de geactualiseerde strategie niet aan bod, maar zijn van cruciaal belang om de uitwisseling van kennis te vergemakkelijken.

3.8We kunnen de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling niet halen en de klimaatverandering niet tegengaan 5 zonder de residuen, de parallelle afvalstromen en het afval te upgraden en de circulaire economie te bevorderen. Samenwerking tussen sectoren (levensmiddelen, non-foodsystemen en plattelandsgebieden) en continenten is hierbij van essentieel belang. Meer aandacht moet uitgaan naar territoriale en lokale verbanden (tussen stad en platteland, tussen plattelandsgebieden onderling en tussen land en zee) en de bijdrage die deze kunnen leveren aan duurzame bio-economische waardeketens en clusters in plattelandsgebieden. De ontwikkeling van deze verbanden in de landen in Midden- en Oost-Europa is belangrijk om hen te helpen bij het opstellen van hun strategische ontwikkelingsdoelstellingen voor betere biomassaverwerking. Midden- en Oost-Europa is rijk aan biomassa dankzij de omvangrijke landbouw, bosbouw en visserij. Die biomassa biedt vele, maar nog niet of te weinig benutte mogelijkheden voor levensmiddelen, diervoeders, industriële grondstoffen, biobrandstoffen en de energievoorziening. Voorts komt het idee dat internationale samenwerking noodzakelijk is om de bestaande expertise en capaciteiten op de meest doeltreffende wijze te bundelen en de synergieën met onderzoeksprogramma's van de lidstaten en derde landen te versterken, in de geactualiseerde strategie onvoldoende uit de verf. Internationale partnerschappen zijn met name belangrijk voor het testen en dupliceren van oplossingen.

 

3.9Tot slot zou bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs zo veel mogelijk gebruik moeten worden gemaakt van marktmechanismen. Het vaststellen van een mondiaal prijsstellingssysteem voor koolstofemissies zou een neutrale en doeltreffende manier zijn om alle marktspelers mee aan boord te krijgen. Het EESC moedigt de Commissie aan om actief te onderzoeken welke verschillende routes en stappen er mogelijk zijn en om met andere landen samen te werken teneinde tot mondiale koolstofbeprijzing te komen. Een efficiënt en eerlijk mondiaal systeem voor koolstofbeprijzing zou zorgen voor een gelijk speelveld voor exportbedrijven op de wereldmarkten, waarmee het gevaar zou worden verminderd dat investeringen en arbeidsplaatsen verloren gaan. Het zou ook het concurrentievoordeel wegnemen van geïmporteerde producten die goedkoper zijn als gevolg van minder strenge klimaatvereisten.

Brussel, 25 april 2019.

Maurizio Reale

Voorzitter van de afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

_____________