Europees Economisch en Sociaal Comité
TEN/669
Tenuitvoerlegging TEN-T-projecten
ADVIESEuropees Economisch en Sociaal Comité
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het stroomlijnen van maatregelen met het oog op een snellere voltooiing van het trans-Europees vervoersnetwerk
[COM(2018) 277 final- 2018/0138 (COD)]
Rapporteur: Dumitru FORNEA
|
Raadpleging
|
Europees Parlement, 11/06/2018
Raad, 15/06/2018
|
|
Rechtsgrondslag
|
Artikel 172, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
|
|
|
|
|
Besluit van de voltallige vergadering
|
22/05/2018
|
|
Bevoegde afdeling
|
Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij
|
|
Goedkeuring door de afdeling
|
04/10/2018
|
|
Goedkeuring door de voltallige vergadering
|
17/10/2018
|
|
Zitting nr.
|
538
|
|
Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)
|
210/3/4
|
1.Conclusies en aanbevelingen
1.1Het EESC is van mening dat de in het derde pakket "Europa in beweging" gegroepeerde initiatieven noodzakelijk zijn om een efficiënt rechtskader op Europees niveau tot stand te brengen en om het politieke en financiële engagement van de lidstaten om het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T) tijdig tot stand te brengen, te herbevestigen: het kernnetwerk moet in 2030 klaar zijn en het uitgebreide netwerk in 2050.
1.2Het EESC stelt vast dat het voorstel voor een verordening een toegevoegde waarde biedt, omdat hierin, op basis van de beste praktijken in de EU, enkele essentiële aspecten worden geregeld die nodig zijn om de termijnen voor de oplevering van projecten te kunnen naleven en publieke en private investeerders te blijven aantrekken en interesseren voor het indienen van inschrijvingen voor vervoersinfrastructuur.
1.3Het EESC stemt in met de aanpak van de Commissie en acht deze passend en relevant, aangezien de hoofddoelstelling van het voorstel voor een verordening het terugdringen van de vertragingen bij de uitvoering van TEN-T-infrastructuurprojecten is. Deze vertragingen kunnen aanzienlijk worden beperkt door de prioritaire status van projecten van gemeenschappelijk belang te erkennen, door één bevoegde autoriteit aan te wijzen, die over bekwaam personeel en adequate middelen moet beschikken en waarin verschillende entiteiten en organen moeten worden samengevoegd, hetgeen moet leiden tot een daadwerkelijke administratieve vereenvoudiging, door procedures te integreren en te coördineren en door één nationale wetgeving toe te passen op aankopen door een gemeenschappelijke entiteit.
1.4Het EESC is ermee ingenomen dat de Commissie een benchmark voor de duur van de vergunningsprocedures heeft vastgesteld en acht het redelijk om de hele procedure te beperken tot maximaal drie jaar, maar wijst erop dat rekening moet worden gehouden met de standpunten van de bevoegde nationale autoriteiten, om ervoor te zorgen dat de voorgestelde termijnen realistisch zijn in het licht van de specifieke situaties in de lidstaten.
1.5Het EESC is van mening dat de naleving van de in het voorstel voor een verordening vastgelegde verplichte termijnen in sommige lidstaten juridische en administratieve hervormingen zal vergen. Deze zullen de bevoegde gerechtelijke en administratieve instanties in staat stellen hun werkmethoden sneller en doeltreffender te maken om te voorkomen dat op nationaal of Europees niveau gerechtelijke stappen worden ondernomen wegens niet-naleving van de termijnen.
1.6Het EESC stemt in met de in artikel 9 voorgestelde technische bijstand, maar wijst de Commissie erop dat de subsidiabiliteitscriteria en de procedure voor het verkrijgen van de in het voorstel bedoelde technische bijstand nader moeten worden uitgewerkt.
1.7Het EESC is van mening dat het tempo van de uitvoering van infrastructuurprojecten kan worden opgevoerd als er op Europees niveau gestandaardiseerde voorwaarden en specifieke regelingen voor openbare aanbestedingen worden vastgesteld.
1.8Het EESC is van mening dat de nationale autoriteiten potentiële conflicten bij de uitvoering van TEN-T-projecten kunnen beperken door de belanghebbenden/betrokken partijen van meet af aan te betrekken bij de planning van de vervoersinfrastructuur en door efficiënt en tijdig overleg te organiseren met de burgers, maatschappelijke organisaties en relevante lokale autoriteiten.
1.9Het EESC wijst erop dat bewustmakingsactiviteiten en een tijdige opsporing van pogingen om TEN-V-projecten in en kwaad daglicht te stellen van essentieel belang zijn om een politiek en sociaal klimaat te scheppen dat bevorderlijk is voor de tenuitvoerlegging van het Europese vervoersinfrastructuurbeleid. De Europese autoriteiten kunnen de schadelijke gevolgen van desinformatie neutraliseren door in contact te blijven met de massamedia en door de institutionele instrumenten voor correcte informatieverstrekking en raadpleging van het publiek verder te ontwikkelen.
1.10Het EESC stelt vast dat de tekst van het voorstel incoherent is, aangezien bij de definities in artikel 2, onder e) "Grensoverschrijdend project van algemeen belang" dit begrip wordt beperkt tot projecten die door een gezamenlijke entiteit worden uitgevoerd, terwijl in artikel 7, lid 2, en artikel 8, lid 1, het begrip ook projecten lijkt te omvatten waarvoor geen gezamenlijke entiteit bestaat.
1.11Het EESC is van mening dat de mechanismen voor grensoverschrijdende coördinatie van het TEN-T-netwerk kunnen worden versterkt door het gezag van de Europese coördinatoren te vergroten en de instrumenten waarover zij kunnen beschikken uit te breiden. Om optimaal gebruik te maken van de ervaring en deskundigheid van de Europese coördinatoren kan het nodig zijn om de wetgeving waarin hun mandaat is vastgelegd, te herzien om hun verantwoordelijkheden uit te breiden en het Europese leiderschap bij de uitvoering van grensoverschrijdende vervoersinfrastructuurprojecten van de lidstaten te consolideren.
1.12Het EESC wijst erop dat niet duidelijk is welke sancties worden opgelegd als de in het voorstel voor een verordening opgenomen bepalingen niet worden nageleefd. Gezien de hoofddoelstelling van het voorstel, namelijk het terugdringen van vertragingen, moet dit aspect worden verduidelijkt om het juridisch bindende karakter van de verordening te versterken en ervoor te zorgen dat de Europese burgers, het maatschappelijk middenveld, de overheden en de nationale en Europese rechtbanken over een transparant en voorspelbaar rechtskader beschikken.
2.Algemene opmerkingen
2.1Het in dit advies besproken voorstel voor een verordening werd in mei 2018 uitgebracht door de Commissie. Deze laatste was van plan de in het derde pakket "Europa in beweging" gegroepeerde initiatieven aan te vullen met wetgevende en administratieve maatregelen die de uitvoering van investeringsprogramma’s kunnen versnellen om het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T) tijdig tot stand te brengen: het kernnetwerk moet in 2030 klaar zijn en het uitgebreide netwerk in 2050.
2.2Volgens ramingen van de Commissie vergt de afwerking van het TEN-T-kernnetwerk in de periode 2021-2030 investeringen ter hoogte van ongeveer 500 miljard EUR, en ongeveer 1 500 miljard EUR voor de voltooiing van het uitgebreide netwerk. De middelen die in de Europese vervoersinfrastructuur worden geïnvesteerd zullen een hefboomeffect hebben: zij zullen helpen om 13 miljoen banen te scheppen tegen 2030 en een extra inkomen van 4 500 miljard EUR te genereren (1,8 % van het bbp van de EU).
2.3In juni 2018 kondigde de Commissie aan dat zij voornemens was 30,6 miljard euro toe te wijzen aan de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (de Connecting Europe Facility) in het kader van het meerjarig financieel kader 2021-2027, een nominale stijging van 47 % in de periode 2014-2020. Het sterke engagement van de EU en haar bijdrage aan de voltooiing van het TEN-T-netwerk zullen echter niet voldoende zijn, tenzij de lidstaten echte betrokkenheid tonen en alternatieve oplossingen vinden voor de mede- of volledige financiering van vervoersinfrastructuurprojecten.
2.4Voor de uitvoering van de TEN-T-investeringsprogramma's moeten investeerders worden gevonden en moeten de nodige middelen ter beschikking worden gesteld. Ook moet de juridische en administratieve basis worden gelegd om ervoor te zorgen dat de investeringen op tijd kunnen worden gerealiseerd en aan de gestelde normen voldoen. Uit de openbare raadplegingen is gebleken dat alle belanghebbenden (publieke en private investeerders, bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers) willen dat de administratieve procedures voor de uitvoering van infrastructuurprojecten efficiënt en voorspelbaar zijn, in overeenstemming met de beginselen van duurzame ontwikkeling en met de ontwikkelingen op het gebied van digitale technologieën, en gericht op het bereiken van de doelstellingen van het Europese en nationale mobiliteitsbeleid in de EU.
2.5In artikel 6 van het voorstel voor een verordening worden fasen en termijnen vastgesteld voor het verloop van de vergunningsprocedure: een voorbereidende fase, die niet langer dan twee jaar mag duren, en een fase waarin de vergunningsaanvraag wordt beoordeeld en het besluit wordt genomen door de enige bevoegde instantie, die niet langer dan één jaar mag duren. De in het voorstel vastgestelde termijnen doen geen afbreuk - althans niet rechtstreeks - aan administratieve beroepsmogelijkheden en justitiële verweermiddelen.
2.6De voorbereidende fase omvat termijnen die de enige bevoegde instantie in acht moet nemen om de belangrijkste stappen van deze fase af te ronden. Dit houdt het volgende in:
·uiterlijk twee maanden na ontvangst van de kennisgeving door de initiatiefnemer, bevestigt de enige bevoegde instantie de ontvangst van het dossier en neemt zij deze in behandeling of, indien zij van oordeel is dat het project nog niet rijp is om de vergunningsprocedure te starten, verwerpt zij die kennisgeving schriftelijk;
·binnen drie maanden na het begin van de vergunningsprocedure en in nauwe samenwerking met de initiatiefnemer en de andere betrokken instanties, stelt de enige bevoegde instantie een gedetailleerd aanvraagschema op en stelt zij de initiatiefnemer daarvan in kennis, dus voordat de vergunningen die nodig zijn voor de uitvoering van het project kunnen worden afgegeven;
·uiterlijk twee maanden na de datum van indiening van het volledige aanvraagdossier, bevestigt de bevoegde instantie de volledigheid van het aanvraagdossier en stelt zij de initiatiefnemer hiervan in kennis.
2.7In het licht van het bovenstaande streeft de Commissie met dit wetgevingsinitiatief de verwezenlijking van vier hoofddoelstellingen na:
I.Ervoor zorgen dat de uitvoering van TEN-T-infrastructuurprojecten minder vertraging oploopt;
II.Meer duidelijkheid verschaffen over de procedures die moeten worden gevolgd door degenen die betrokken zijn bij de bevordering of uitvoering van projecten, met name in verband met vergunnings- of aanbestedingsprocedures, maar ook met betrekking tot verzoeken om staatssteun of andere situaties waarbij de overheid betrokken is;
III.Ervoor zorgen dat voor grensoverschrijdende projecten die door een gezamenlijke entiteit worden uitgevoerd systematisch één enkel regelgevingskader kan worden toegepast, tenzij de deelnemende lidstaten anders besluiten;
IV.Meer duidelijkheid verschaffen voor de burgers en het maatschappelijk middenveld dankzij de versterking van het transparantiekader en de regelingen voor de betrokkenheid van burgers en het middenveld bij de planning en uitvoering van TEN-T-projecten.
3.Specifieke opmerkingen
3.1Het EESC is van mening dat de voltooiing van het TEN-T-netwerk niet mogelijk zal zijn zonder een krachtig politiek engagement van de lidstaten, een sterk leiderschap en nauwe samenwerking op Europees niveau. Op basis van beste praktijken in de EU biedt het voorstel voor een verordening een toegevoegde waarde, omdat het een aantal essentiële aspecten regelt die nodig zijn om de termijnen voor de oplevering van projecten te kunnen naleven en publieke en private investeerders te blijven aantrekken en interesseren voor het indienen van inschrijvingen voor vervoersinfrastructuur.
3.2Het EESC staat achter de aanpak van de Commissie en acht deze passend en relevant, gezien de cruciale aspecten die worden geregeld in het voorstel. Dit zijn: de erkenning van de prioritaire status van TEN-T-projecten van gemeenschappelijk belang; de integratie van vergunningsprocedures; de aanwijzing van één enkele instantie die bevoegd is voor het verlenen van vergunningen; de vaststelling van de duur en het verloop van de vergunningsprocedure; de coördinatie van grensoverschrijdende vergunningsprocedures; eenvoudiger overheidsopdrachten voor grensoverschrijdende projecten van gemeenschappelijk belang; technische bijstand van de EU voor de toepassing van deze verordening en de tenuitvoerlegging van projecten van gemeenschappelijk belang.
3.3Het feit dat de Commissie heeft gekozen voor de beleidsoptie met beperkte bindende maatregelen die decentraal door de lidstaten moeten worden uitgevoerd is begrijpelijk in het licht van de huidige politieke ontwikkelingen in sommige lidstaten, en geeft ons een interessant beeld van de manier waarop nationale regeringen zich opstellen ten aanzien van wetgevingsinitiatieven van de EU waarbij samenwerking op Europees niveau wordt voorgesteld op gebieden waarvoor subsidiariteitsvereisten gelden.
3.4De in het voorstel vastgestelde termijnen voor de vergunningsprocedures zijn welkom, maar tamelijk optimistisch gezien de beperkingen die samenhangen met de naleving van de nationale wetgeving op het gebied van investeringen en overheidsopdrachten.
3.5Het EESC is ermee ingenomen dat de Commissie een benchmark voor de duur van de vergunningsprocedures heeft vastgesteld, maar wijst erop dat het belangrijk is dat de bevoegde nationale autoriteiten worden geraadpleegd om ervoor te zorgen dat de voorgestelde termijnen realistisch zijn in het licht van de specifieke situaties in de lidstaten. Op basis van de tot nu toe opgedane ervaring is het mogelijk dat er aanzienlijk meer tijd nodig zal zijn om elke fase van de procedure te doorlopen – met inbegrip van de goedkeuring van de technische documenten, de technische en economische indicatoren, de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten en het sluiten en uitvoeren van de desbetreffende contracten binnen de vastgestelde termijnen en in overeenstemming met de nationale wetgeving – dan met de termijnen in deze verordening wordt voorgesteld.
3.6Een deel van de vertragingen die tot nu toe bij de uitvoering van TEN-T-projecten zijn geconstateerd, is te wijten aan de ongeschikte en in sommige gevallen te zeer gepolitiseerde nationale institutionele architectuur, waarbij sommige overheden niet in staat zijn hervormingen door te voeren en moderne werkmethoden toe te passen, en nog steeds verouderde administratieve procedures gebruiken, terwijl andere overheden al lang geleden op grote schaal zijn overgestapt op digitale toepassingen.
3.7Gezien deze situatie zal de verordening rechtstreekse gevolgen hebben voor de administratieve structuren van de lidstaten die niet aan de Europese normen voldoen. Een hervorming van deze overheden moet worden overwogen, en de in artikel 9 voorgestelde technische bijstand is dan ook nuttig voor de lidstaten die daarom verzoeken met het oog op de uitvoering van projecten die relevant zijn voor de verwezenlijking van het TEN-T-kernnetwerk. De subsidiabiliteitscriteria en de procedure voor het verkrijgen van de in het voorstel bedoelde technische bijstand moeten echter nader worden uitgewerkt.
3.8Veel van de vertragingen zijn te wijten aan juridische geschillen als gevolg van conflicten tussen belanghebbenden of partijen die betrokken zijn bij de uitvoering van de projecten. Een van de aspecten van de rechtsbedeling is het vinden van een evenwicht tussen de rechten van het individu en het nationale recht. Het feit dat de lidstaten exclusieve bevoegdheid hebben op het gebied van justitie plus het zeer complexe nationale en Europese rechtskader voor de afgifte van vergunningen voor infrastructuurprojecten vormen een mozaïek van onontkoombare juridische voorwaarden die de ambitieuze doelstellingen van de Commissie aanzienlijk zouden kunnen ondermijnen.
3.9De duur van administratieve beroepen en gerechtelijke procedures en het effect van opschortende voorwaarden, de technische uitdagingen voor de voltooiing van infrastructuurwerken, het gebrek aan essentiële administratieve documenten die nodig zijn om de wettigheid van de procedure vast te stellen en het gebrek aan de nodige middelen zijn allemaal van invloed op de duur van de vergunningsprocedures voor projecten. De Europese instellingen moeten dan ook rekening houden met deze factoren wanneer zij een definitief besluit nemen over de termijnen voor het verlenen van vergunningen die op Europees niveau worden vastgesteld in het voorstel voor een verordening.
3.10Ook kan een betere, meer gespecialiseerde opleiding van magistraten, juridische medewerkers en advocaten op het gebied van infrastructuurprojecten van algemeen belang bijdragen tot verkorting van de gerechtelijke procedures en verbetering van de kwaliteit van de rechtspraak terwijl de wettelijke vereisten volledig in acht worden genomen.
3.11Aanbestedingsprocedures voor vervoersinfrastructuurwerken zijn uiterst tijdrovend en een belangrijke factor voor vertragingen bij TEN-T-projecten. Het EESC is van mening dat het tempo van de uitvoering van infrastructuurprojecten kan worden opgevoerd als er op Europees niveau gestandaardiseerde voorwaarden en specifieke regelingen voor openbare aanbestedingen worden vastgesteld.
3.12Het EESC is van mening dat de nationale autoriteiten potentiële conflicten bij de uitvoering van TEN-T-projecten kunnen beperken door de belanghebbenden/betrokken partijen van meet af aan te betrekken bij de planning van de vervoersinfrastructuur en door efficiënt en tijdig overleg te organiseren met de burgers, maatschappelijke organisaties en relevante lokale autoriteiten. De sociale en burgerdialoog op nationaal, regionaal en lokaal niveau kan in belangrijke mate helpen om het maatschappelijk draagvlak voor vervoersinfrastructuurprojecten te vergroten en de werkmethoden van de overheid te verbeteren door geïntegreerde vergunningsprocedures vast te stellen en uit te voeren.
3.12.1Het EESC stelt vast dat de tekst van het voorstel incoherent is, aangezien bij de definities in artikel 2, onder e) "Grensoverschrijdend project van algemeen belang" dit begrip wordt beperkt tot projecten die door een gezamenlijke entiteit worden uitgevoerd, terwijl in artikel 7, lid 2, en artikel 8, lid 1, het begrip ook projecten lijkt te omvatten waarvoor geen gezamenlijke entiteit bestaat.
3.13In sommige lidstaten zijn TEN-V- en TEN-E-infrastructuurprojecten onderwerp van desinformatie en denigrerende campagnes, omdat zij soms botsen met de geopolitieke belangen van staten of belangengroepen die politiek voordeel willen halen uit de vooruitgang of het gebrek aan vooruitgang bij infrastructuurprojecten die door de EU worden gesteund. Bewustmakingsactiviteiten en een tijdige opsporing van dergelijke bedreigingen zijn van essentieel belang om een politiek en sociaal klimaat te scheppen dat bevorderlijk is voor de tenuitvoerlegging van het Europese vervoersinfrastructuurbeleid. De Europese autoriteiten kunnen de schadelijke gevolgen van desinformatie neutraliseren door in contact te blijven met de massamedia en door de institutionele instrumenten voor correcte informatieverstrekking en raadpleging van het publiek verder te ontwikkelen.
3.14Het EESC is van mening dat de mechanismen voor grensoverschrijdende coördinatie van het TEN-T-netwerk kunnen worden versterkt door het gezag van de Europese coördinatoren te vergroten en de instrumenten waarover zij kunnen beschikken uit te breiden. In het voorstel voor een verordening komt dit aspect ook aan de orde en wordt de sleutelrol gespecificeerd van de TEN-T-coördinatoren, die tot taak hebben de vergunningsprocedures voor Europese projecten van gemeenschappelijk belang nauwlettend te volgen en regelmatig voortgangsverslagen uit te brengen. Om optimaal gebruik te maken van de ervaring en deskundigheid van de Europese coördinatoren kan het nodig zijn om de wetgeving waarin hun mandaat is vastgelegd, te herzien om hun verantwoordelijkheden uit te breiden en het Europese leiderschap bij de uitvoering van grensoverschrijdende vervoersinfrastructuurprojecten van de lidstaten te consolideren.
3.15Het EESC wijst erop dat het voorstel voor een verordening in geen sancties voorziet in het geval dat de daarin opgenomen bepalingen niet worden nageleefd. Een verduidelijking van dit punt zou het juridisch bindende karakter van de verordening versterken en ervoor zorgen dat de Europese burgers, het maatschappelijk middenveld, de overheden en de nationale en Europese rechtbanken over een transparant en voorspelbaar rechtskader beschikken.
Brussel, 17 oktober 2018.
Luca Jahier
Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
____________