 
               
            
            
               Europees Economisch en Sociaal Comité
            
            
            
               NAT/735
            
            
               Europees Pact voor financiën en klimaat
            
            
            
            
            
            
               ADVIES
               
               
                  
Europees Economisch en Sociaal Comité
               
               
               Europees Pact voor financiën en klimaat
                  
(initiatiefadvies)
            
            
            
               Rapporteur: Rudy DE LEEUW
            
            
            
            
               
                  | 
                        Besluit van de voltallige vergadering
                      | 
                        15/02/2018
                      | 
               
                  |  |  | 
               
                  | 
                        Rechtsgrondslag
                      | 
                        Artikel 29, lid 2, reglement van orde
                      | 
               
                  |  |  | 
               
                  | 
                        Bevoegde afdeling
                      | 
                        Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu
                      | 
               
                  | 
                        Goedkeuring door de afdeling
                      | 
                        05/10/2018
                      | 
               
                  | 
                        Goedkeuring door de voltallige vergadering
                      | 
                        17/10/2018
                      | 
               
                  | 
                        Zitting nr.
                      | 
                        538
                      | 
               
                  | 
                        Stemuitslag
                           (voor/tegen/onthoudingen)
 | 
                        172/4/1
                      | 
            
            
            
            
               
            
            
               1.Conclusies en aanbevelingen
            
            
            
               1.1Het EESC onderschrijft nadrukkelijk de Agenda 2030 van de Verenigde Naties voor duurzame ontwikkeling en de Overeenkomst van Parijs. Toch leidt ons huidige traject er in het beste geval toe dat de temperatuurstijging tot 3 °C beperkt blijft, wat veel hoger is dan hetgeen in de Overeenkomst van Parijs is vastgelegd.
            
          
         
            
            
               1.2Tegelijkertijd heeft Europa behoefte aan een nieuwe impuls en een nieuw project, gebaseerd op samenwerking en convergentie in plaats van op concurrentie, dat aantoont welke concrete meerwaarde het de burgers, en met name jongeren, kan bieden. Het is essentieel om vanaf nu een actief Europees beleid te voeren en duidelijk toe te werken naar het sociaaleconomisch model dat wij willen, voor onszelf maar vooral voor de volgende generaties. 
            
            
            
               1.3Europa moet laten zien dat het zowel een gunstig klimaat voor het scheppen van hoogwaardige, goed betaalde en milieuvriendelijke banen kan creëren als een reële economie kan aanzwengelen die iedereen – Europese werkgevers, werknemers en burgers – ten goede komt.
            
            
            
               1.4Desalniettemin zorgen enorme hoeveelheden kapitaal voor nieuwe financiële bubbels in plaats van de reële economie te oliën en kondigen instellingen zoals het IMF ons de mogelijkheid aan van een nieuwe crisis, die nog drastischere gevolgen zal hebben dan die van 2008. 
            
            
            
               1.5Het volgende meerjarig financieel kader (2021-2027) moet ten dienste staan van economische ontwikkeling en werkgelegenheid en de EU in staat stellen haar doelstellingen te halen en bij te dragen aan de overgang naar een koolstofarme economie vóór 2050. 
            
            
            
               1.6Op een dode planeet kan men niet leven, niet werken, niet ondernemen. De klimaatverandering biedt dus mogelijkheden om hoogwaardige banen te scheppen en moet werkgevers, werknemers en maatschappelijk middenveld een goede oplossing kunnen bieden. Wachten met aanpassingen of simpelweg niets doen zou de totale kosten van de klimaatverandering fors kunnen doen oplopen.
            
            
            
               1.7De Commissie, de Europese Rekenkamer en de Wereldbank noemen dezelfde bedragen: vanaf 2021 zal elk jaar het equivalent van 1 115 miljard EUR in de EU geïnvesteerd moeten worden om over te gaan tot actie en de doelstellingen van de Unie voor 2030 te halen. In deze 1 115 miljard EUR is een aanzienlijk deel van de huidige investeringen begrepen die bestemd moeten worden voor een heroriëntering in de richting van duurzame ontwikkeling (groene earmarking). Wordt er niets gedaan, dan zou dit de EU 190 miljard EUR per jaar kosten (d.w.z. 2 % van haar bbp).
            
            
            
               1.8Net als een aantal economen en vooraanstaande beleidsmakers van het maatschappelijk middenveld moeten wij aansporen tot en ons sterk maken voor elk project dat de Europese krachten kan verenigen in het belang van de Europese werknemers, werkgevers en burgers. Dat is de doelstelling van een “pact voor financiën en klimaat” voor hoogwaardige banen.
            
            
            
               1.9Het pact voor financiën en klimaat beoogt het kapitaal dat een nieuwe financiële bubbel zou kunnen veroorzaken te verschuiven naar de strijd tegen de klimaatverandering en de reële economie. Ook moet het voorwerp zijn van nieuwe financieringen, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen. Dit pact moet een nieuwe routekaart vormen voor Europees leiderschap waarvoor een geïntegreerd plan is vereist (in samenwerking met China en India, die grote spelers zijn in de strijd tegen de klimaatverandering).
            
            
            
               1.10Deze routekaart zal volgens het EESC alle aspecten van een beleid voor bestrijding van de klimaatverandering moeten integreren: een billijke overgang (te treffen maatregelen voor het verminderen van de gevolgen van de verandering, maar ook voor het vergoeden van schade en verliezen) alsook reëel beleid voor aanpassing aan de klimaatverandering. Het model van de circulaire economie moet zo veel mogelijk voorrang krijgen en het regelgevingskader ervan moet worden verbeterd. Het geheel zal moeten worden gefinancierd door passende budgetten voor de heroriëntering van de huidige investeringen (groene earmarking) en door nieuwe, toegankelijke financieringsbronnen.
            
            
            
               1.11Deze overgang zou de nodige transformatie op de arbeidsmarkt tot stand brengen en kunnen bijdragen aan het scheppen van hoogwaardige banen in het kader van de Europese pijler van sociale rechten.
            
          
         
            
            
               1.12De evolutie naar een model van een duurzame maatschappij moet op sociale wijze worden begeleid en er moet een actieplan voorhanden zijn voor een billijke overgang waarbij niemand aan zijn lot wordt overgelaten.
            
            
            
               1.13Voor deze overgang zijn grote investeringen vereist op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (O&O) en innovatie om innoverende projecten die aan de Europese taxonomie voldoen, te bewerkstelligen en te ondersteunen.
            
            
            
               1.14Het gaat erom de fouten uit het verleden niet meer te herhalen (subsidies voor brandstoffen en overexploitatie van fossiele brandstoffen) en projecten die nadelige gevolgen hebben voor het milieu en/of in strijd zijn met de Overeenkomst van Parijs niet meer te bevorderen.
            
            
            
               1.15Om de doelstellingen van de overeenkomst van Parijs te verwezenlijken moet een aanzienlijk deel van de voor de strijd tegen de klimaatverandering aan te wenden investeringen worden opgebracht door de particuliere sector, in aanvulling op de overheidsfinanciering.
            
            
            
               1.16Voor het pact is de instelling vereist van een duidelijk en op de lange termijn voorspelbaar Europees beleidskader om de planning van de investeringen veilig te stellen. Dit kader zal gepaard moeten gaan met mechanismen voor aanpassing aan de grenzen voor producten die niet aan dezelfde sociale en milieunormen zouden zijn onderworpen.
            
            
            
               1.17Naar mening van het EESC en zoals de Commissie aangeeft, dient een uniform classificatiesysteem (taxonomie) van de EU te worden uitgewerkt om duurzame projecten te kunnen kiezen (en niet-duurzame projecten uit te sluiten) en te bepalen op welke terreinen investeringen het grootste effect kunnen sorteren. Het Europees Parlement steunt deze benadering en stelt ook voor een "groen label" in te voeren. Dit label zou moeten worden toegekend aan investeringen die voldoen aan de taxonomie van de EU en aan de meest stringente normen op het gebied van duurzaamheid, met het oog op een efficiënte allocatie van investeringen.
            
            
            
               1.18De te steunen projecten, die in overeenstemming zijn met de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties en die grote investeringen in innovatie en O&O vergen, moeten worden uitgevoerd met behulp van een instrument waarmee de verschillende financieringsbronnen zichtbaar gemaakt kunnen worden (waaronder het toekomstige meerjarig financieel kader), en op verschillende acties berusten:
            
            
            
               ·de financiering herbestemmen ten bate van duurzame investeringen via een "groene earmarking" en in dit kader leningen met een "groen label" van de Europese Investeringsbank (EIB) bevorderen;
            
            
               ·de kwantitatieve versoepeling van de Europese Centrale Bank (ECB) als financieringsbron gebruiken;
            
            
               ·het aandeel van het Europees Fonds voor strategische investeringen dat is bestemd voor de strijd tegen de klimaatverandering optrekken tot 40 %;
            
            
               · de EU moet een ambitieniveau tonen dat beantwoordt aan de uitdagingen bij de bestrijding van de klimaatverandering: gemiddeld 40 % van haar totale begrotingsmiddelen (MFK 2021-2027) moet aan deze doelstelling worden toegewezen;
            
            
               ·het aandeel van het Cohesiefonds optrekken tot boven de huidige 20 %;
            
          
         
            
               ·3 % van de pensioen- en verzekeringsfondsen vrijmaken;
            
            
               ·ondernemingen, met name kleine en middelgrote, ondersteuning bij hun investeringen in O&O bieden tot een maximumbedrag van 100 miljard EUR dat hiervoor wordt bestemd;
            
            
               ·de verbintenissen inzake financiële bijstand ten aanzien van de landen van het Zuiden die deelnemen aan de strijd tegen de klimaatverandering naleven;
            
            
               ·in de handelsovereenkomsten van de EU een daadwerkelijk bindende clausule inzake de Overeenkomst van Parijs invoeren.
            
            
            
               2.Inleiding
            
            
            
               2.1Artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat de EU duurzame, milieuvriendelijke groei moet bevorderen. De klimaatproblematiek is inmiddels een absolute prioriteit geworden, ook voor het EESC, en noopt overheden, maar ook economische actoren, werknemers en burgers wereldwijd tot actie. Derhalve moet een omvangrijke economische, sociale en ecologische transitie worden georganiseerd en vooral gefinancierd.
            
            
            
               2.2De onlangs gestarte discussie over het toekomstige meerjarig financieel kader van de EU voor de periode 2021-2027 moet aldus op horizontale wijze de aan klimaatverandering gerelateerde kwesties behelzen en aansluiten bij de prioritaire doelstelling van een overgang naar een duurzamere wereld. 
            
            
            
               2.3Deze overgang zou de nodige transformatie op de arbeidsmarkt tot stand brengen en kunnen bijdragen aan het scheppen van hoogwaardige banen in het kader van de Europese pijler van sociale rechten.
            
            
            
               2.4Europa heeft behoefte aan een nieuw project om te bewijzen dat het een meerwaarde biedt en zowel kan zorgen voor een gunstig klimaat voor het scheppen van hoogwaardige, goed betaalde banen als voor een reële, duurzame economie die iedereen ten goede komt.
            
            
            
               2.5Europa zal deel uitmaken van de oplossing en zich onderscheiden van andere internationale economische actoren als het tegelijkertijd inzet op de sociale, de ecologische en de economische dimensie van duurzame ontwikkeling.
            
            
            
               2.6In recente studies van het IMF en de OESO is kritiek geuit op het feit dat de crisis van 2008 het hoofd werd geboden met economische maatregelen die burgers, bedrijven en overheden tot bezuinigingen hebben gedwongen. 
            
            
            
               2.7Er moet meer worden geïnvesteerd in innovatie en O&O als antwoord op nieuwe sociaaleconomische ontwikkelingen zoals de energietransitie, de circulaire economie, de deeleconomie en de automatisering, om zo te voorkomen dat de kwaliteit van banen wordt aangetast.
            
          
         
            
            
               2.8Bij die financiële en sociale crisis komen nog een politieke crisis, of in sommige landen grote politieke onrust, en een ecologische crisis.
            
            
            
               2.9De bestrijding van de klimaatverandering noopt ons ertoe – maar geeft ons ook de kans – onze economieën te hervormen, een duurzaam groeimodel te bevorderen, ongelijkheid beter tegen te gaan en de democratie te versterken.
            
            
            
               3.Bevindingen
            
            
            
               3.1Het EESC onderschrijft nadrukkelijk de Agenda 2030 van de Verenigde Naties, die een geheel van duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen neerlegt om armoede te bestrijden, de aarde te beschermen, de mensenrechten te doen eerbiedigen, en de welvaart van eenieder te waarborgen. De aanneming van dat programma is een mijlpaal in de overgang naar een nieuw model dat economische, sociale en ecologische ongelijkheid aanpakt binnen een universeel en geïntegreerd kader.
            
            
            
               3.2Krachtens de Overeenkomst van Parijs moet de stijging van de gemiddelde temperatuur tegen 2100 "ruim onder 2 °C ten opzichte van de pre-industriële niveaus" worden gehouden, en "moeten verdere inspanningen worden geleverd om de stijging tot 1,5 °C te beperken". Volgens de Verenigde Naties leidt ons huidige traject er evenwel in het beste geval toe dat de temperatuurstijging tot 3 °C beperkt blijft.
            
            
            
               3.3De klimaatverandering eist een zeer hoge menselijke en financiële tol, met name door de toename van het aantal natuurrampen: hittegolven en stijging van de waterspiegel hebben sinds het begin van de 20e eeuw geleid tot 8 miljoen doden wereldwijd, en 7 000 miljard USD schade. We zien tevens een stijging van het aantal klimaatvluchtelingen (250 miljoen tot 2050). De zwaksten zijn dan ook de eerste slachtoffers van klimaatverandering, met als gevolg dat de ongelijkheden worden vergroot. Zo ook stelt het IMF dat de toenemende ongelijkheid een bedreiging vormt voor duurzame economische groei.
            
            
            
               3.4Als de situatie blijft wat ze is, als geen enkele aanpassingsmaatregel wordt genomen, zou de klimaatverandering die zich naar verwachting voor 2080 gaat voltrekken, de huishoudens in de EU jaarlijks 190 miljard EUR, in constante prijzen, kosten (alleen al vanwege de verzekeringskosten voor klimaatschade).
            
            
            
               3.5Hoewel vorderingen op het gebied van financiering van de strijd tegen de opwarming van de aarde en de gevolgen ervan zijn geboekt, zijn deze ontoereikend. Duurzame financiën en een duurzame economie moeten bovenaan op de politieke agenda staan, met name middels een duidelijk, stabiel en stimulerend beleidskader, dat ook moet aanzetten tot het concretiseren van milieuvriendelijke innoverende projecten met hoge toegevoegde waarde.
            
            
            
               3.6Terwijl Europa de financiële crisis van 2008 nog niet helemaal te boven is gekomen trekt het IMF al opnieuw aan de alarmbel en waarschuwt het voor een nog zwaardere en bredere crisis dan in 2008.
            
            
            
               3.7Volgens P. Larrouturou en J. Jouzel is van de 2 200 miljard EUR die de Europese Centrale Bank sinds 2015 in de economie heeft gepompt, slechts 11 % terechtgekomen in de reële economie. Maar liefst 89 % is gebruikt voor speculatie en om een nieuwe financiële bubbel te creëren. Voorts wijst het EESC De OESO wijst erop dat in 35 OESO-landen en in zes grote opkomende economieën van de G20 ongeveer 800 programma's met betrekking tot belastinguitgaven en -verlagingen van toepassing zijn die de productie of de consumptie van fossiele brandstoffen bevorderen, wat volledig ingaat tegen de koers die in de Overeenkomst van Parijs is bepaald.
            
          
         
            
            
               3.8Dat soort financieringen, ongeacht of zij het gevolg zijn van speculatie of van allocaties die haaks staan op de EU-doelstellingen om de klimaatverandering te bestrijden, zadelen de hele Europese samenleving met hoge kosten op economisch, sociaal en milieugebied op.
            
            
            
               3.9Het Europees Parlement stelt vast dat het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 niet in staat is gebleken de bestaande behoeften te lenigen. Bovendien biedt het geen antwoord op een reeks crises en nieuwe uitdagingen (waaronder landbouw, werkgelegenheid voor jongeren, duurzame investeringen en milieu). Daarom moet dit toekomstige financiële kader nu ten dienste worden gesteld van de grote uitdaging die de strijd tegen de klimaatverandering vormt, om op die manier ook hoogwaardige banen te creëren.
            
            
            
               4.Kansen
            
            
            
               4.1Grote ondernemingen zijn zich bewust van de kansen die de klimaatverandering biedt. Velen menen dat het bedrijfsleven deel moet uitmaken van de oplossing, en merken op dat ondernemingen die op koolstofarme methoden hebben ingezet daar steeds meer voor beloond worden. 
            
            
            
               4.2Het is voor ondernemers mogelijk om banen te scheppen en te innoveren op weg naar een welvarende maar koolstofarme economie waarbij winst wordt geboekt Het is daarom des te belangrijker dat een "koolstofvrij Europa" tegen het midden van de eeuw bewerkstelligd moet zijn om de doelstelling de opwarming te beperken tot 2 °C te behalen.
            
            
            
               4.3Een pact voor financiën en klimaat moet van de nood om het hoofd te bieden aan de klimaatverandering een deugd helpen maken door de Europese industrie te hervormen en nieuwe vormen van ondernemerschap te genereren. Er zijn dan ook aanzienlijke investeringen in de reële economie en in onderzoek en ontwikkeling nodig om duurzame en hoogwaardige banen te creëren.
            
            
            
               4.4De algemene werkgelegenheidsgraad in de Europese Unie is gestegen, terwijl de werkloosheid is gedaald door de recente verbetering van de economie. De langdurige werkloosheid, het onzekere karakter van veel banen, vooral voor vrouwen, en de jeugdwerkloosheid, blijven echter grote zorgen baren. De overgang naar duurzame ontwikkeling zou dynamische en innovatieve ondernemingen in staat moeten stellen alle mogelijkheden aan te grijpen die zich voordoen en zo veel mogelijk bij te dragen aan het verbeteren van de werkloosheidssituatie.
            
            
            
               4.5Het is dan ook essentieel dat de Europese Unie samen met de lidstaten een gecoördineerde strategie uitwerkt voor het scheppen van een gunstig klimaat voor de creatie van duurzame en hoogwaardige banen. De Commissie moet nader kijken naar de mogelijkheid om overheidsinvesteringen die bijdragen aan het scheppen van hoogwaardige banen en een duurzame economie waarvan iedereen – bedrijven en werknemers – profiteert, niet mee te laten tellen bij de berekening van de overheidsschuld.
            
            
            
               4.6De EU moedigt samenwerking tussen de lidstaten aan. Zij steunt en beoordeelt hun inspanningen, met name in het kader van het Europees Semester, de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid en de follow-up van nationaal beleid (gezamenlijke verslagen over de werkgelegenheid, nationale hervormingsprogramma's en landspecifieke aanbevelingen). Zij moet evenwel ook haar eigen beleid afstemmen op de doelstelling van een gedeelde welvaart voor werkgevers, werknemers en burgers in Europa.
            
            
            
               4.7Het ADEME schat dat in verband met de klimaatverandering tot 2050 netto 5 à 6 miljoen banen zouden kunnen worden gecreëerd, terwijl de Europese Commissie tot 2020 een potentieel van 3 miljoen banen in de sector hernieuwbare energie ziet.
            
          
         
            
            
               4.8De Duitse unie van werkgevers BDI heeft aangegeven dat zij de doelstelling om in 2050 80 % minder CO2 uit te stoten kan halen mits zij in de betrokken periode elk jaar over 50 miljard EUR kan beschikken.
            
            
            
               4.9Het aantal banen in de groene economie zit in de lift (4,2 miljoen voltijdequivalenten in 2014 tegenover 2,8 miljoen in 2000). Bepaalde sectoren doen het bijzonder goed: de sector hernieuwbare energie (1 miljoen nieuwe banen sinds 2000, ofwel +182 %) en de afvalsector (van 0,8 miljoen banen in 2000 naar 1,1 miljoen in 2014, ofwel +36 %).
            
            
            
               4.10Het is echter van belang dat kleine en middelgrote ondernemingen, maar ook coöperaties en kleinere organisaties, die zich op elk lokaal niveau bevinden, eveneens aan duurzame projecten kunnen deelnemen en dat zij prioritair financiering krijgen toegewezen. Er moet dus op worden toegezien dat hun toegang tot financiering niet wordt belemmerd.
            
            
            
               4.11Bovendien moet een benadering op meerdere niveaus worden ontwikkeld waarbij alle relevante spelers, zowel openbare als particuliere, moeten worden betrokken voor het aanmoedigen en integreren van de initiatieven, plannen en acties van de netwerken van regio's, steden en gemeenten die actief zijn in de strijd tegen de klimaatverandering en de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs, zoals het Europees Comité van de Regio's in een recent advies heeft aangegeven.
            
            
            
               4.12Tot slot zal het pact voor financiën en klimaat, dat alle energie en goede wil, in zowel de openbare als de particuliere sector, moet mobiliseren, rekening moeten houden met de door de Commissie voorgestelde begeleidende maatregelen, zoals de taxonomie (classificatie), de verplichte aandacht van institutionele beleggers voor duurzaamheid, de voorlichting van beleggers, de herijking van het eigen vermogen van banken, de transparantere informatieverstrekking door ondernemingen en de EU-labels (voorgesteld door het Europees Parlement).
            
            
            
               5.De verschillende financieringsbronnen en de te ondernemen acties 
            
            
            
               Heroriëntering (groene earmarking) en nieuwe financieringsbronnen
            
            
            
               5.1De Europese Commissie – en de Europese Rekenkamer noemt dezelfde bedragen – stelt dat per jaar zo'n 1 115 miljard EUR moet worden uitgetrokken in verband met de strijd tegen de klimaatverandering en de gevolgen ervan.
            
            
            
               5.2Met dat bedrag van 1 115 miljard EUR voor de periode 2021-2030 dienen twee soorten projecten te worden gefinancierd:
            
            
            
               ·enerzijds projecten die een rendement op investeringen opleveren en vallen binnen het bereik van de EIB en van de publieke stimuleringsbanken, particuliere banken, pensioen- en verzekeringsfondsen of staatsbeleggingsfondsen;
            
          
         
            
            
               ·anderzijds projecten waarvoor overheidssubsidies nodig zijn, te financieren met Europese belastingen.
            
            
            
               5.3De huidige financiering moet geheel of gedeeltelijk worden herbestemd ten bate van duurzame investeringen, teneinde het financiële kader van de EU te "vergroenen" en de financiële middelen in te zetten in de strijd tegen de gevolgen van de klimaatverandering. Het gaat om de volgende vormen van financiering:
            
            
            
               ·leningen van de EIB: particuliere banken zouden door de EIB investeringen kunnen laten financieren die voldoen aan de taxonomie (classificatie) van de EU;
            
            
            
               ·geldschepping door de ECB: door het geld afkomstig van de kwantitatieve versoepeling in de reële en duurzame economie te pompen: met 50 % van de jaarlijkse kwantitatieve versoepeling zouden honderden miljarden euro's per jaar kunnen worden vrijgemaakt;
            
            
            
               ·40 % (in plaats van de huidige 20 %) van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EIB en Commissie) zou moeten worden ingezet voor de strijd tegen de opwarming van de aarde en de gevolgen ervan, ook wat betreft de sociale dimensie en het onderwijs);
            
            
            
               ·de EU moet een ambitieniveau tonen dat beantwoordt aan de uitdagingen bij de bestrijding van de klimaatverandering: gemiddeld 40 % van haar begroting moet aan deze klimaatdoelstelling worden toegewezen; dit geldt met name voor het Cohesiefonds, dat slechts 20 % van zijn middelen aan deze strijd toewijst in de begroting voor 2014-2020;
            
            
            
               ·naast deze vormen van financiering zou 3 % van de beleggingen van pensioen- en verzekeringsfondsen moeten worden ingezet voor de strijd tegen de opwarming van de aarde.
            
            
            
               5.4Er moet bijzondere inspanningen worden geleverd op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en beroepsopleiding; speciaal hiervoor moet jaarlijks 100 miljard EUR worden uitgetrokken. Het Comité zal tijdig met voorstellen komen om te bepalen welk(e) instrument(en) moet(en) worden gebruikt om de daartoe benodigde huidige en toekomstige financiering aan te vullen.
            
            
            
               Te ondernemen acties
            
            
            
               5.5Tal van financiële instrumenten kunnen worden ingezet voor de strijd tegen de klimaatverandering, maar de financiering zal pas op gang komen als Europa over een coherent plan met een duidelijke richting op de lange termijn beschikt. Dit plan zou de hierna uiteengezette elementen in aanmerking moeten nemen:
            
          
         
            
            
               5.5.1Er dient een duidelijk, stabiel beleidskader op de lange termijn te worden opgesteld. Voor planning en investeringen is zekerheid cruciaal. Niemand wil zich engageren als de beleidskoers voortdurend wijzigt.
            
            
            
               5.5.2De EIB is sinds januari 2018 de grootste emittent van groene obligaties ter wereld geworden. Als we de EIB in staat willen stellen tegen nog gunstigere voorwaarden leningen te verstrekken aan ontwikkelaars van projecten in het kader van het pact voor financiën en klimaat, zouden twee maatregelen kunnen worden getroffen:
            
            
            
               ·Ten eerste zou het plan-Juncker in die zin kunnen worden uitgebreid dat er meer focus op dit soort projecten komt te liggen, waardoor de EIB gebruik zou kunnen maken van de garantie van het Europees Fonds voor strategische investeringen.
            
            
            
               ·Ten tweede zou kunnen worden bepaald dat de EIB meer financiering van de ECB kan verkrijgen. De EIB heeft nu al toegang tot het ECB-programma voor de aankoop van activa, maar slechts in zeer beperkte mate. Gelet op de geplande bedragen zou de EIB echter snel in de problemen komen met haar kapitaalratio. Daarom is het denkbaar dat de EIB de bank van de duurzame ontwikkeling wordt, die vooral financiering toekent aan projecten op het gebied van energietransitie, ecologische mobiliteit en innovatie, en die afziet van het financieren van traditionele projecten, waaraan vooralsnog de meeste van haar leningen worden toegewezen.
            
            
            
               5.5.3Daarbij moet worden uitgemaakt in welke sectoren de toewijzingen het meeste effect en de meest gunstige kosten-batenverhouding voor het milieu, de burgers en de economie (energie, huisvesting, landbouw, mobiliteit, vervoer, recycling, water enz.) zouden opleveren. Hoewel een eerlijke toegang tot het net noodzakelijk is, moet rekening worden gehouden met het feit dat sommige sectoren, zoals de sector zonne-energie, voldoende rendabel zijn en geen subsidies meer vergen.
            
            
            
               5.5.4Het optreden van de EIB moet worden versterkt, niet alleen qua volume maar ook wat betreft haar vermogen om risico's te nemen. Zo zou de EIB van groter nut zijn voor de strijd tegen de klimaatverandering door het ondersteunen van opkomende sectoren, ook van kleine omvang, dan door miljarden euro's in de klassieke sectoren zonne- of windenergie te pompen, die al grotendeels door de particuliere sector worden gefinancierd.
            
            
            
               5.5.5Financiering moet sowieso, zoals de Commissie voorstelt, passen in een gemeenschappelijke taxonomie (classificatie) van de EU. Het EESC dient als vertegenwoordiger van het maatschappelijk middenveld deel te nemen aan de praktische uitwerking van deze classificatie.
            
            
            
               5.5.6Het model van de circulaire economie moet zo veel mogelijk voorrang krijgen en het regelgevingskader ervan moet worden verbeterd. Dankzij de circulaire economie moet de winning van natuurlijke hulpbronnen worden verminderd en zelfs op termijn worden beëindigd, middels de recycling van voorwerpen (mobiele telefoons worden slechts voor 3 % gerecycled; andere voorwerpen zelfs helemaal niet) en edele metalen. Deze metalen, bijvoorbeeld kobalt en lithium, die worden gebruikt bij de fabricage van producten van de toekomst, zijn slechts in kleine hoeveelheden beschikbaar vergeleken met de toekomstige behoeften – voor elektrificatie van voertuigen en opslag van elektriciteit in het algemeen – waardoor de productie van deze metalen niet in verhouding staat tot de behoeften die zullen ontstaan.
            
            
            
               5.5.7Ook investeringen op het gebied van energie-efficiëntie van gebouwen, die goed zijn voor 30 % van de CO2-uitstoot, moeten worden aangemoedigd (vooral vanwege de snelle terugverdieneffecten). Bovendien moet worden voorzien in elektriciteits- en gasleidingen met volledige interconnectie om een geïntegreerde Europese energiemarkt tot stand te brengen, verbonden met Afrika en het Midden-Oosten.
            
            
            
               5.5.8Met het oog op een billijke en sociale transitie zal, conform de Overeenkomst van Parijs en de standpunten van het Institut Jacques Delors, een deel van de financiering moeten worden toegewezen aan een aanpassingsfonds voor regio's en werknemers die met de overgangssectoren te maken hebben. In dit opzicht zou het wenselijk zijn een substantieel deel van het Cohesiefonds dat voor de regio's bestemd is te gebruiken voor klimaatdoelstellingen en hun positieve sociaaleconomische effecten. Het aanpassingsfonds zal ook in ondersteunende maatregelen moeten voorzien voor werknemers die zich omscholen. Het zal ook moeten anticiperen op veranderingen in plaats van ze te ondergaan. Een deel van de budgetten moet daarom naar innovatie en O&O gaan in de als prioritair aangemerkte sectoren.
            
          
         
            
            
               5.5.9In elk vrijhandelsakkoord moeten sociale en milieuclausules worden aangevuld met een bindende toezegging om de Overeenkomst van Parijs na te leven. (Dit zou gelden voor alle potentiële handelspartners van de EU, aangezien 195 van de 197 leden van de VN de Overeenkomst hebben ondertekend).
            
            
            
               5.5.10Om te benadrukken dat deze maatregel van het grootste politieke belang is, moeten de hiervoor beschikbaar gestelde budgettaire en financiële middelen worden ingezet door middel van een instrument waarmee de betrokken middelen op concrete en transparante wijze zichtbaar gemaakt kunnen worden.
            
            
            
               5.5.11Bovendien moet de EU – hoewel dit niet rechtstreeks onder een Europees fonds voor financiën en klimaat valt – haar internationale beleidsverbintenissen nakomen (klimaatconferentie van de Verenigde Naties van 2009), die erin bestaan tegen 2020 100 miljard USD per jaar bijeen te brengen voor het financieren van de strijd van de klimaatverandering in Afrika en in het Middellandse Zeegebied.
            
            
            
               Brussel, 17 oktober 2018
            
            
            
            
            
               Luca JAHIER
                  
Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
            
            
               _______________