TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN DE GEDELEGEERDE HANDELING

Richtlijn (EU) 2016/97 van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (“IDD”) vervangt Richtlijn 2002/92/EG van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling. Zij omvat een geactualiseerd geharmoniseerd wettelijk kader voor de regels die van toepassing zijn op de distributie van verzekerings- en herverzekeringsproducten, inclusief verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten.

IDD beoogt de bescherming van consumenten en retailbeleggers die verzekeringsproducten of verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten kopen uit te breiden door het waarborgen van grotere transparantie van verzekeringsdistributeurs met betrekking tot de prijs en kosten van hun producten, betere en meer begrijpelijke productinformatie en verbeterde gedragsregels, met name met betrekking tot advies. De nieuwe regels zijn van toepassing op alle distributiekanalen, met inbegrip van directe verkoop door verzekeringsmaatschappijen, om een gelijk speelveld te creëren voor alle distributeurs en uniforme hoge normen van bescherming voor consumenten te garanderen.

IDD omvat een specifiek hoofdstuk met extra gedragsregels voor de verkoop van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten. Deze regels zijn nodig om een consistent niveau van bescherming voor retailbeleggers te waarborgen. Verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten worden vaak verkocht als mogelijk alternatief of substituut voor retailbeleggingsproducten die worden verkocht onder Richtlijn 2014/65/EU („MiFID II”). Om regelgevingsarbitrage te vermijden, bevat IDD specifieke bepalingen over het voorkomen en beheren van belangenconflicten, de openbaarmaking van kosten en lasten voor de klanten, de acceptatie van commissies en andere betalingen door derden (inducements) en het verlenen van beleggingsgerelateerd advies. Deze bepalingen zijn grotendeels afgestemd op de normen die onder MiFID II zijn vastgesteld.

De onderhavige gedelegeerde verordening is gebaseerd op drie bevoegdheidsdelegaties in het hoofdstuk over aanvullende gedragsregels voor de verkoop van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten. Beoogd wordt de criteria en praktische details te specificeren voor de toepassing van de regels over belangenconflicten, over inducements en over de beoordeling van de geschiktheid en adequaatheid. Om coherentie te waarborgen en een omvattend beeld van de regels die van toepassing zijn op verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten te vergemakkelijken, lijkt het aangewezen de gedelegeerde handelingen onder de drie bevoegdheidsdelegaties in de onderhavige gedelegeerde verordening te combineren.

2.RAADPLEGINGEN VOORAFGAAND AAN DE VASTSTELLING VAN DE HANDELING

De Commissie heeft EIOPA opdracht gegeven haar technisch advies te verstrekken over mogelijke gedelegeerde handelingen met betrekking tot IDD. Op 24 februari 2016 hebben de Commissiediensten een formeel verzoek om technisch advies over mogelijke gedelegeerde handelingen onder IDD aan EIOPA gezonden.

Op 4 juli 2016 heeft EIOPA een raadplegingsdocument gepubliceerd over haar technisch advies over mogelijke gedelegeerde handelingen met betrekking tot IDD. Tegen 3 oktober 2016 ontving EIOPA 53 antwoorden. Op 23 september 2016 heeft EIOPA een openbare hoorzitting gehouden over haar ontwerp van technisch advies voor gedelegeerde handelingen onder IDD.

EIOPA verstrekte haar technisch advies op 1 februari 2017. Onderhavige gedelegeerde verordening is gebaseerd op het technisch advies van EIOPA. Zij wijkt op de volgende detailpunten van het technisch advies af: 1) In de indicatieve lijst van situaties die als minimumcriteria voor de beoordeling van belangenconflicten in aanmerking moeten worden genomen (artikel 3, lid 3) laat de gedelegeerde verordening een punt weg dat specifiek de ontvangst van monetaire of niet-monetaire tegemoetkomingen vermeldt om beter verschillen tot uitdrukking te brengen in de behandeling van inducements in IDD en MiFID II. De lijst omvat echter een meer algemeen punt over belangenconflicten als gevolg van alle vormen van financiële voordelen die mogelijk in het nadeel zijn van de klant. (2) In de bepaling over inducements (artikel 8) verschilt de gedelegeerde verordening van het technisch advies in de vorm van presentatie van de niet-exhaustieve lijst van criteria die geacht worden relevant te zijn voor de beoordeling van een mogelijke nadelige impact op de kwaliteit van de dienst aan de klant en door het weglaten van een bepaling over organisatorische vereisten. Dit komt door de beperking van de bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie in artikel 29, lid 4, IDD, die uitsluitend betrekking heeft op de specificatie van de criteria “om te beoordelen of „inducements” die betaald zijn of ontvangen zijn door een verzekeringstussenpersoon of een verzekeringsonderneming geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de aan de klant
verleende dienst ".

Samen met het technisch advies heeft EIOPA haar effectbeoordeling ingediend, inclusief de analyse van de kosten en baten in verband met de gedelegeerde handelingen 1 .

De diensten van de Commissie hadden in de loop van 2016 en de eerste helft van 2017 een groot aantal vergaderingen met verschillende belanghebbenden om de toekomstige gedelegeerde handelingen onder IDD te bespreken. De diensten van de Commissie overlegden ook verschillende malen met leden van de ECON-commissie van het Europees Parlement en hielden verschillende vergaderingen van de deskundigengroep Banken, Betalingen en Verzekeringen (formatie verzekering) (EGBPI), waarin de gedelegeerde handelingen werden besproken. In juni 2017 werden de EGBPI-leden geraadpleegd over de juridische tekst van de ontwerp van gedelegeerde verordening. Deze raadplegingsprocessen hebben geleid tot een brede consensus over de hoofdlijnen van deze gedelegeerde verordening.

Het ontwerp van gedelegeerde verordening is op 20 juli 2017 op het portaal voor betere regelgeving gepubliceerd met het oog op feedback van het publiek. Op 17 augustus 2017 had de Commissie feedback van 24 belanghebbende partijen in elektronische vorm ontvangen. De opmerkingen gaven grotendeels de standpunten weer die reeds tijdens de hierboven beschreven raadplegingsfase door de belanghebbende partijen naar voren waren gebracht en waarmee rekening was gehouden bij de opstelling van het ontwerp van gedelegeerde verordening. De verzoeken om meer prescriptieve regels inzake inducements en om bevestiging of verduidelijking van regels en beginselen die reeds in de richtlijn werden geformuleerd konden niet in aanmerking worden genomen vanwege de beperkingen van de delegatie van bevoegdheden aan de Commissie. Er is rekening gehouden met verdere opmerkingen over technische fouten en inconsistenties, die hebben geleid tot technische verbeteringen van het wetgevingsontwerp (zie bijvoorbeeld de presentatie van de lijst van procedures en maatregelen in het kader van het beleid inzake belangenconflicten in artikel 5, lid 1).

3.JURIDISCHE ELEMENTEN VAN DE GEDELEGEERDE HANDELING

Hoofdstuk I: Toepassingsgebied en definities

Dit hoofdstuk stelt vast dat het toepassingsgebied beperkt is tot verzekeringsdistributieactiviteiten in verband met de verkoop van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten en omvat definities in verband met het begrip "relevante persoon" voor de toepassing van de regels betreffende belangenconflicten en de termen "inducement" en "inducementregeling".

Hoofdstuk II: Belangenconflicten en inducements

Met betrekking tot belangenconflicten zijn de bepalingen van IDD nauw afgestemd op die van MiFID II. Bijgevolg volgen de relevante regels in de onderhavige gedelegeerde verordening nauw de regels inzake belangenconflicten in de gedelegeerde verordening inzake MiFID II van de Commissie 2 . Zij bestaan uit een artikel over de identificatie van belangenconflicten, waarin bepaalde situaties worden beschreven die bij de beoordeling van belangenconflicten in aanmerking moeten worden genomen, gevolgd door bepalingen over belangenconflicten waarin de organisatorische maatregelen worden gedetailleerd die door verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen moeten worden genomen om een belangenconflict te beheren.

Zowel MiFID II als IDD geven regels m.b.t. de betaling van "inducements", d.w.z. provisies, commissies of niet-geldelijke tegemoetkomingen die door een partij worden betaald of verstrekt, behalve de klant. Daartoe behoren gewoonlijk commissies die door verzekeringsmaatschappijen aan verzekeringsagenten worden betaald. Er zijn echter verschillen tussen de regels in IDD en MiFID II.

Onder IDD is de betaling van inducements alleen toegestaan als dit "(a) geen afbreuk doet aan de kwaliteit van de aan de klant verleende dienst; en b) geen afbreuk doet aan de plicht van de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming om zich op loyale, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van haar klanten”.

De Commissie is bevoegd om onder meer “de criteria te bepalen om te beoordelen of "inducements" die betaald zijn of ontvangen zijn door een verzekeringstussenpersoon of een verzekeringsonderneming geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de aan de klant verleende dienst”.

De regels inzake inducements zijn gebaseerd op het principe van een algemene beoordeling, waarbij verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen de beoordeling moeten maken van “alle relevante factoren die het risico van nadelige impact op de kwaliteit van de betreffende dienst aan de klant verhogen of verlagen". In overeenstemming met de bevoegdheidsdelegatie geven zij een lijst van criteria om te beoordelen of door een verzekeringstussenpersoon of een verzekeringsmaatschappij betaalde of ontvangen inducements het risico op een nadelige impact op de kwaliteit van de betreffende dienst verhogen.

Hoofdstuk III: Beoordeling van de geschiktheid en adequaatheid

De regels in IDD voor het verstrekken van advies bij de distributie van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten zijn grotendeels identiek aan de overeenkomstige bepalingen van MiFID II. Bijgevolg volgt de onderhavige gedelegeerde verordening, zoals in het hoofdstuk over belangenconflicten, meestal de gedelegeerde Verordening van de Commissie onder MiFID II.

De bepalingen beschrijven de gedetailleerde voorwaarden voor de beoordeling van de geschiktheid die van toepassing is bij verkopen met advies en de beoordeling van de adequaatheid die moet worden toegepast bij verkopen waarbij de klant, in overeenstemming met de toepasselijke nationale wetgeving, niet om advies verzoekt.

Onder IDD hebben de lidstaten de optie om verkopen toe te staan zonder zelfs een beoordeling van de adequaatheid ten aanzien van zogenaamde niet-complexe producten. De definitie van dergelijke producten volgt grotendeels de overeenkomstige regels van MiFID II. De Commissie krijgt de bevoegdheid om de criteria voor niet-complexe verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten te specificeren. Het relevante artikel van onderhavige gedelegeerde verordening is gebaseerd op de overeenkomstige bepaling in de gedelegeerde Verordening van de Commissie onder MiFID II. Om in de specifieke structuren van verzekeringsproducten te voorzien, geeft het echter een extra voorwaarde betreffende het bestaan van een garantie. Voor het overige volgen de voorwaarden grotendeels de regels onder MiFID II. Hetzelfde geldt voor de slotartikelen over de rapportage aan klanten en het bewaren van een dossier.

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE

van 21.9.2017

tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van informatievereisten en gedragsregels die van toepassing zijn op de distributie van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie 3 , en met name artikel 28, lid 4, artikel 29, lid 4, en artikel 30, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Richtlijn (EU) 2016/97 voorziet in een reeks specifieke normen die van toepassing zijn op verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten, naast de gedragsnormen die voor alle verzekeringsproducten zijn vastgesteld.

(2)Richtlijn (EU) 2016/97 verleent de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen om criteria en praktische details nader te specificeren voor de toepassing van die specifieke reeks regels. De relevante bevoegdheidsdelegaties hebben betrekking op de regels inzake belangenconflicten, inzake inducements en inzake de beoordeling van de geschiktheid en adequaatheid. Om te zorgen voor de coherente toepassing van de bepalingen die worden vastgesteld op basis van die bevoegdheidsdelegaties en ervoor zorgen dat die bepalingen voor marktdeelnemers begrijpelijk en toegankelijk zijn, is het wenselijk deze in één enkele rechtshandeling op te nemen. De rechtsvorm van een verordening waarborgt een coherent kader voor alle marktdeelnemers en is de best mogelijke garantie voor een gelijk speelveld, uniforme concurrentievoorwaarden en een adequaat niveau van consumentenbescherming.

(3)De omstandigheden en situaties die in aanmerking moeten worden genomen voor de bepaling van de soorten belangenconflicten die de belangen van klanten of potentiële klanten kunnen schaden, moeten betrekking hebben op gevallen waarin de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming waarschijnlijk een financiële voordeel kan behalen of een financieel verlies kan vermijden ten nadele van de klant. In dergelijke situaties mag het echter niet voldoende zijn dat de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming een voordeel kan behalen als dit niet specifiek resulteert in een nadelige impact voor de klant, of dat één klant ten opzichte van wie de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming een verplichting heeft een voordeel kan behalen of verlies kan vermijden zonder dat dit met een nadelige impact op een andere dergelijke klant gepaard gaat.

(4)Om onnodige administratieve lasten te vermijden en tegelijkertijd een adequaat niveau van klantenbescherming te waarborgen, moeten de organisatorische maatregelen en procedures voor het beheren van belangenconflicten zorgvuldig worden aangepast aan de omvang en activiteiten van de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming en van de groep waartoe zij behoren, en aan het risico van schade aan de belangen van de klant. Een niet-exhaustieve lijst van mogelijke maatregelen en procedures moet worden vastgesteld om voor verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen als richtsnoer te dienen met betrekking tot de maatregelen en procedures die normaal in aanmerking moeten worden genomen voor het beheren van belangenconflicten. Vanwege de verscheidenheid van bedrijfsmodellen kan het voorkomen dat de voorgestelde maatregelen en procedures niet relevant zijn voor alle verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen. Zij zouden met name niet adequaat kunnen zijn voor kleine verzekeringstussenpersonen en hun beperkte bedrijfsactiviteiten. In dergelijke gevallen dienen verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen in staat te zijn om alternatieve maatregelen en procedures vast te stellen die beter geschikt zijn om in hun specifieke situatie te verzekeren dat de distributieactiviteiten worden uitgevoerd in overeenstemming met het belang van de klant.

(5)Hoewel openbaarmaking van specifieke belangenconflicten vereist is onder Richtlijn (EU) 2016/97, moet dit een laatste redmiddel zijn dat alleen wordt gebruikt indien de organisatorische en administratieve regelingen niet volstaan om met een redelijke mate van zekerheid te waarborgen dat risico's van schade aan de belangen van de klant zullen worden voorkomen, omdat het te sterk vertrouwen op openbaarmaking kan leiden tot een gebrek aan effectieve bescherming van de belangen van de klant. De openbaarmaking van belangenconflicten door een verzekeringstussenpersoon of een verzekeringsonderneming kan haar niet ontslaan van de verplichting tot het onderhouden en beheren van de organisatorische en administratieve regelingen, de meest effectieve manier om schade aan klanten effectief te voorkomen.

(6)Om de praktische uitvoering van de bij deze richtlijn vastgestelde normen te vergemakkelijken, moeten de criteria voor het beoordelen van inducements betaald of ontvangen door verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen gedetailleerder worden vastgesteld. Hiertoe moet een niet-uitputtende lijst van criteria die relevant worden geacht voor de beoordeling van een mogelijke negatieve impact op de kwaliteit van de dienst aan de klant worden verstrekt als richtsnoer om te zorgen voor een adequaat niveau van consumentenbescherming.

(7)De in artikel 30, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/97 vastgestelde geschiktheidsbeoordeling en de in artikel 30, lid 2, van die richtlijn vastgestelde adequaatheidsbeoordeling zijn verschillend in toepassingsgebied met betrekking tot de distributieactiviteiten waarop zij betrekking hebben, en hebben verschillende functies en kenmerken. Bijgevolg moet duidelijk worden gespecificeerd welke normen en vereisten moeten worden nageleefd bij het verkrijgen van de voor elk van deze beoordelingen vereiste informatie en bij het uitvoeren van de beoordelingen. Ook dient te worden verduidelijkt dat de geschiktheids- en adequaatheidsbeoordelingen geen afbreuk doen aan de verplichting voor verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen om voorafgaand aan de sluiting van een verzekeringsovereenkomst op basis van de door de klant verstrekte informatie de eisen en behoeften van die klant te specificeren.

(8)De geschiktheidsbeoordeling moet niet alleen in verband met aanbevelingen om een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct te kopen, maar ook voor alle persoonlijke aanbevelingen worden uitgevoerd die tijdens de levensduur van dat product worden gedaan, omdat dergelijke situaties advies over financiële transacties kunnen inhouden dat gebaseerd moet zijn op een grondige analyse van de kennis en de ervaring en de financiële situatie van de individuele klant. Vooral met betrekking tot besluiten om onderliggende activa om te wisselen of om een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct aan te houden of te verkopen is een geschikheidsbeoordeling zeer noodzakelijk.

(9)Aangezien de marktblootstelling van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten grotendeels afhangt van de keuze van onderliggende beleggingsactiva, kan een dergelijk product ongeschikt zijn voor de klant of potentiële klant wegens de risico's van deze activa, het type of de kenmerken van het product of de frequentie waarmee onderliggende beleggingsactiva worden omgewisseld. Het kan misschien ook ongeschikt zijn indien het in een ongeschikte portefeuille van onderliggende beleggingen zou resulteren.

(10)Verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen moeten verantwoordelijk blijven voor het uitvoeren van geschiktheidsbeoordelingen indien advies over verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten geheel of gedeeltelijk via een geautomatiseerd of halfgeautomatiseerd systeem wordt verstrekt, aangezien dergelijke systemen persoonlijke beleggingsaanbevelingen doen, die gebaseerd moeten zijn op een geschiktheidsbeoordeling.

(11)Om te zorgen voor een adequaat adviesniveau met betrekking tot de langetermijnontwikkeling van het product, dienen verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen in de geschiktheidsverklaring informatie op te nemen over het feit of de aanbevolen verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten waarschijnlijk zullen vereisen dat de klant een periodieke evaluatie van de samenstelling ervan vraagt en deze informatie onder de aandacht van de klanten te brengen.

(12)Aangezien de beoordeling van de adequaatheid in beginsel moet worden uitgevoerd in alle gevallen waarin verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten worden verkocht, dienen verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen een dergelijke beoordeling te verrichten in alle situaties waarin, overeenkomstig de toepasselijke regels van het nationale recht, de klant om een verkoop zonder advies verzoekt en waarin niet voldaan is aan de voorwaarden van artikel 30, lid 3, van richtlijn (EU) 2016/97. In gevallen waarin een geschiktheidsbeoordeling niet kan worden uitgevoerd omdat de vereiste informatie over de financiële situatie en beleggingsdoelstellingen van de klant niet kan worden verkregen, kan de klant, in overeenstemming met de toepasselijke regels van het nationale recht, erin toestemmen door te gaan met het sluiten van het contract als een verkoop zonder advies. Om echter te waarborgen dat de klant over de nodige kennis en ervaring beschikt om de betrokken risico's te begrijpen, moet in dergelijke situaties een beoordeling van de adequaatheid vereist worden, tenzij de voorwaarden van artikel 30, lid 3, van Richtlijn (EU) 2016/97 zijn vervuld.

(13)Voor de toepassing van artikel 30, lid 3, onder a), punt ii), van Richtlijn (EU) 2016/97 moeten criteria worden vastgesteld om te beoordelen of een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct dat niet voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 30, lid 3, onder a), punt i), van Richtlijn (EU) 2016/97 niettemin als een niet-complex product beschouwd kan worden. In die context kan de verlening van garanties een belangrijke rol spelen. Indien een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct een garantie bij de afloop biedt die tenminste het totale door de klant betaalde bedrag, exclusief wettelijke kosten, omvat, beperkt een dergelijke garantie significant de mate waarin de klant aan marktschommelingen blootstaat. Het kan derhalve gerechtvaardigd zijn om een dergelijk product, onder voorbehoud van verdere voorwaarden, als een niet-complex product te beschouwen voor de toepassing van artikel 30, lid 3, van Richtlijn (EU) 2016/97.

(14)Richtlijn (EU) 2016/97 is gericht op minimumharmonisatie en belet derhalve niet dat de lidstaten strengere bepalingen handhaven of invoeren om klanten te beschermen, mits dergelijke bepalingen in overeenstemming zijn met het Unierecht. Alle door de Commissie met het oog op de nadere specificatie van de vereisten van Richtlijn (EU) 2016/97 vastgestelde bepalingen moeten derhalve zodanig zijn opgezet dat lidstaten de mogelijkheid hebben om in hun nationale recht aan strengere bepalingen vast te houden.

(15)Om de bevoegde autoriteiten en beoefenaars van het verzekeringsbedrijf in staat te stellen zich aan te passen aan de nieuwe vereisten van deze verordening, moet de begindatum van de toepassing van deze verordening worden afgestemd op het van toepassing worden van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn (EU) 2016/97.

(16)De Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad 4 is voor technisch advies geraadpleegd 5 ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I
Toepassingsgebied en definities

Artikel 1
Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op verzekeringsdistributie in verband met de verkoop van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten uitgevoerd door verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen.

Artikel 2
Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1)„relevante persoon” met betrekking tot een verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming, een van de volgende:

a)een bestuurder, vennoot of daarmee gelijk te stellen persoon, of manager van de tussenpersoon of onderneming, indien van toepassing;

b)een werknemer van de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming, alsmede een andere natuurlijke persoon wiens diensten ter beschikking en onder zeggenschap staan van de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming en die betrokken is bij de distributie van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten;

c)een natuurlijke persoon die rechtstreeks betrokken is bij het aanbieden van diensten aan de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming onder een uitbestedingsovereenkomst voor de distributie door de tussenpersoon of onderneming van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten;

2)'inducement': een provisie, commissie of niet-geldelijke tegemoetkoming verstrekt door of aan een dergelijke tussenpersoon of onderneming in verband met de distributie van een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct, aan of door een partij, behalve de klant die betrokken is bij de transactie in kwestie of een persoon die handelt in naam van die klant;

3)'inducementregeling': een reeks regels inzake de betaling van inducements, inclusief de voorwaarden waaronder de inducements worden betaald.

Hoofdstuk II
Belangenconflicten en inducements

Artikel 3
Identificatie van belangenconflicten

1.Met het oog op het identificeren, overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn (EU) 2016/97, van de soorten belangenconflicten die zich voordoen in de loop van het uitvoeren van verzekeringsdistributieactiviteiten in verband met verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten en die een risico met zich meebrengen van schade aan de belangen van een klant, beoordelen verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen of zij, een relevante persoon of een persoon die direct of indirect met hen is verbonden door een zeggenschapsband, een belang hebben bij het resultaat van de verzekeringsdistributieactiviteiten dat aan het volgende criteria voldoet:

a)het onderscheidt zich van het belang van de klant of potentiële klant bij het resultaat van de verzekeringsdistributieactiviteiten;

b)het heeft het potentieel om het resultaat van de distributieactiviteiten ten koste van de klant te beïnvloeden.

Verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen gaan op dezelfde manier te werk voor de identificatie van belangenconflicten tussen een klant en een andere klant.

2.Met het oog op de beoordeling overeenkomstig lid 1 nemen verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen als minimumcriteria de volgende situaties in aanmerking:

a) de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming, een relevante persoon of een persoon die direct of indirect met hen is verbonden door een zeggenschapsband, zal waarschijnlijk een financieel voordeel behalen of een financieel verlies vermijden, mogelijk ten nadele van de klant;

b)de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming, een relevante persoon of een persoon die direct of indirect met hen is verbonden door een zeggenschapsband heeft een financiële of andere prikkel om het belang van een andere klant of groep klanten te bevoordelen boven het belang van de klant;

c)de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming, een relevante persoon of een persoon die direct of indirect met een verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming is verbonden door een zeggenschapsband, is substantieel betrokken bij het beheer of de ontwikkeling van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten, met name indien een dergelijke persoon invloed heeft op de prijsbepaling van die producten of de distributiekosten ervan.

Artikel 4
Beleid inzake belangenconflicten

1.Voor de toepassing van artikel 27 van Richtlijn (EU) 2016/97 wordt van verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen verwacht dat zij een effectief beleid inzake belangenconflicten vaststellen, implementeren en handhaven dat schriftelijk is vastgelegd en aangepast is aan hun omvang en organisatie en de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf.

Indien de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming lid is van een groep, houdt het beleid ook rekening met alle omstandigheden waarvan de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming kennis heeft of zou moeten hebben die aanleiding kunnen geven tot een belangenconflict als gevolg van de structuur en bedrijfsactiviteiten van andere leden van de groep.

2.Het overeenkomstig lid 1 vastgestelde beleid inzake belangenconflicten omvat de volgende inhoud:

a)met betrekking tot de uitgevoerde specifieke verzekeringsdistributieactiviteiten, de omstandigheden die een belangenconflict vormen of kunnen opleveren dat een risico van schade aan de belangen van een of meer klanten met zich meebrengt;

b)de te volgen procedures en vast te stellen maatregelen om dergelijke conflicten te beheren en te voorkomen dat zij de belangen van de klant schaden.

Artikel 5
Procedures en maatregelen onder het beleid inzake belangenconflicten

1.De procedures en maatregelen bedoeld in artikel 4, lid 2, onder b), zijn aangepast aan de omvang en activiteiten van de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming en van de groep waartoe zij mogelijk behoren, en aan het risico van schade aan de belangen van de klant.

De overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder b), te volgen procedures en vast te stellen maatregelen omvatten eventueel het volgende:

a)effectieve procedures ter voorkoming of ter controle van de uitwisseling van informatie tussen relevante personen die verschillende activiteiten verrichten waarbij het risico bestaat op een belangenconflict indien de uitwisseling van deze informatie de belangen van een of meer klanten kan schaden;

b)het afzonderlijk toezicht op relevante personen van wie de hoofdtaken bestaan in het uitoefenen van activiteiten in naam van, of het verlenen van diensten aan, klanten van wie de belangen kunnen conflicteren, of die anderszins verschillende belangen, inclusief die van de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming vertegenwoordigen die kunnen conflicteren;

c)de opheffing van elk direct verband tussen betalingen, inclusief beloning, van relevante personen die betrokken zijn bij de ene activiteit en betalingen, inclusief beloning, van verschillende relevante personen die hoofdzakelijk betrokken zijn bij een andere activiteit, indien met betrekking tot deze activiteiten een belangenconflict kan ontstaan;

d)maatregelen om te voorkomen of te beperken dat een ​​persoon ongepaste invloed uitoefent op de wijze waarop verzekeringsdistributieactiviteiten worden uitgevoerd door de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming of hun managers of werknemers of een persoon die direct of indirect met hen is verbonden door een zeggenschapsband;

e)maatregelen ter voorkoming of ter controle van de gelijktijdige of achtereenvolgende betrokkenheid van een relevante persoon bij aparte distributieactiviteiten indien een dergelijke betrokkenheid afbreuk kan doen aan een passend beheer van belangenconflicten;

f)een giften- en voordelenbeleid dat duidelijk bepaalt onder welke voorwaarden giften en voordelen kunnen worden aanvaard of verleend en welke stappen moeten worden gedaan bij het aanvaarden en verlenen van giften en voordelen.

2.Indien verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen kunnen aantonen dat de in lid 1 bedoelde maatregelen en procedures niet adequaat zijn om ervoor te zorgen dat de verzekeringsdistributieactiviteiten worden uitgevoerd overeenkomstig het belang van de klant en niet beïnvloed worden door conflicterende belangen van de verzekeringstussenpersoon, de verzekeringsonderneming of een andere klant stellen verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen daartoe toereikende alternatieve maatregelen en procedures vast.

Artikel 6
Openbaarmaking

1.Verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen vermijden te sterk afhankelijk te zijn van openbaarmaking om ervoor te zorgen dat openbaarmaking aan klanten ingevolge artikel 28, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/97 een laatste redmiddel is dat alleen kan worden gebruikt indien de effectieve organisatorische en administratieve regelingen die door de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming zijn vastgesteld om belangenconflicten te voorkomen of te beheren overeenkomstig artikel 27 van Richtlijn (EU) 2016/97 niet volstaan om met een redelijke mate van zekerheid te waarborgen dat risico's van schade aan de belangen van de klant zullen worden voorkomen.

2.Voor een openbaarmaking van belangenconflicten doen verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen al het volgende:

a)een specifieke beschrijving van het betrokken belangenconflict geven;

b)de algemene aard en bronnen van het belangenconflict toelichten;

c)de risico's voor de consument die voortvloeien uit het belangenconflict en de stappen die zijn genomen om die risico's te beperken toelichten;

d)duidelijk vermelden dat de organisatorische en administratieve regelingen die door de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming zijn getroffen om het belangenconflict te voorkomen of te beheren, niet volstaan om met een redelijke mate van zekerheid te waarborgen dat risico's van schade aan de belangen van de klant zullen worden voorkomen.

Artikel 7
Evaluatie en bijhouden van een dossier

1.Voor de toepassing van artikel 27 van Richtlijn (EU) 2016/97 belasten verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen zich met het beoordelen en periodiek, ten minste jaarlijks, evalueren van het in overeenstemming met artikel 4 vastgestelde beleid inzake belangenconflicten en nemen zij alle adequate maatregelen om tekortkomingen aan te pakken.

2.Verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen belasten zich met het bijhouden en regelmatig actualiseren van een dossier van de situaties waarin een belangenconflict dat een risico op schade aan de belangen van een klant met zich meebrengt zich heeft voorgedaan of, bij een doorlopende dienst of activiteit, zich kan voordoen.

Het hoger management van de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming ontvangt frequent en ten minste jaarlijks schriftelijke verslagen over de in de eerste alinea bedoelde situaties.

Artikel 8
Beoordeling van inducements en inducementregelingen

1.Een inducement of inducementregeling wordt geacht een negatieve impact op de kwaliteit van de relevante dienst aan de klant te hebben indien de aard en schaal ervan van die aard is dat deze een prikkel vormt om verzekeringsdistributieactiviteiten uit te voeren op een manier die niet voldoet aan de verplichting om op eerlijke, billijke en professionele wijze te handelen in het belang van de klant.

2.Om te beoordelen of een inducement of inducementregeling een negatieve impact heeft op de kwaliteit van de relevante dienst aan de klant voeren verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen een algemene analyse uit met inachtneming van alle relevante factoren die het risico van nadelige impact op de kwaliteit van de relevante dienst aan de klant kunnen verhogen of verlagen, en de organisatorische maatregelen die door de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming die distributieactiviteiten uitvoert zijn genomen om het risico van nadelige impact te voorkomen.

Zij houden met name rekening met de volgende criteria:

a) of de inducement of inducementregeling voor de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming een prikkel zou kunnen vormen om een bepaald verzekeringsproduct of een bepaalde dienst aan de klant aan te bieden of aan te bevelen, ondanks het feit dat de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming andere verzekeringsproducten of diensten zou kunnen aanbieden die beter voldoen aan de behoeften van de klant;

b)of de inducement of inducementregeling uitsluitend of voornamelijk is gebaseerd op kwantitatieve commerciële criteria dan wel of er rekening wordt gehouden met adequate kwalitatieve criteria die naleving van de geldende voorschriften, de kwaliteit van de dienstverlening aan klanten en de klanttevredenheid tot uitdrukking brengen;

c)de waarde van de betaalde of ontvangen inducement in verhouding tot de waarde van het product en de diensten die worden aangeboden;

d)of de inducement geheel of hoofdzakelijk betaald wordt op het moment van de sluiting van het verzekeringscontract dan wel zich over de gehele looptijd van dat contract uitstrekt;

e)het bestaan van een adequaat mechanisme om de inducement terug te vorderen indien het product in een vroeg stadium vervalt of wordt afgekocht of ingeval de belangen van de klant zijn geschaad;

f)het bestaan van een vorm van variabele of voorwaardelijke drempel of een ander soort waardeversneller die geactiveerd wordt door het bereiken van een doel op basis van volume of waarde van verkopen.

Hoofdstuk III
Beoordeling van geschiktheid en adequaatheid

Afdeling 1
Beoordeling van geschiktheid

Artikel 9
Informatie die moet worden verkregen voor de beoordeling van de geschiktheid 

1.Met het oog op het verstrekken van advies over een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct overeenkomstig artikel 30, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/97 bepalen verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen in welke mate informatie van de klant of potentiële klant moet worden verzameld in het licht van alle kenmerken van het advies dat aan de klant of potentiële klant moet worden verstrekt.

2.Onverminderd het feit dat overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/97 een voorgesteld contract in overeenstemming moet zijn met de eisen en behoeften van de klant winnen verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen bij klanten of potentiële klanten de informatie in die noodzakelijk is om inzicht te verwerven in de essentiële feiten over de klant of potentiële klant en een redelijke basis te hebben om te bepalen dat hun persoonlijke aanbeveling aan de klant of potentiële klant voldoet aan alle volgende criteria:

a)zij beantwoordt aan de beleggingsdoelstellingen van de klant of potentiële klant, met inbegrip van de risicotolerantie van die persoon;

b)zij beantwoordt aan de financiële situatie van de klant of potentiële klant, met inbegrip van het vermogen van die persoon om verliezen te dragen;

c)zij is van die aard dat dat de klant of potentiële klant de nodige kennis en ervaring heeft met betrekking tot het beleggingsgebied dat relevant is voor het specifieke type product of dienst.

3.De informatie betreffende de financiële situatie van de klant of potentiële klant, inclusief het vermogen om verliezen te dragen van die persoon, omvat, indien relevant, informatie over de bron en omvang van de vaste inkomsten, activa, inclusief liquide activa, beleggingen en onroerend goed van de klant of potentiële klant en de vaste financiële verplichtingen. Het niveau van verzamelde informatie is aangepast aan het specifieke type product of dienst dat in aanmerking wordt genomen.

4.De informatie betreffende de beleggingsdoelstellingen van de klant of potentiële klant, met inbegrip van de risicotolerantie van die persoon, omvat, indien relevant, informatie over de tijd gedurende welke de klant of potentiële klant de belegging wenst aan te houden, de voorkeuren van die persoon met betrekking tot het nemen van risico, het risicoprofiel en de doelstellingen van de belegging. Het niveau van verzamelde informatie is aangepast aan het specifieke type product of dienst dat in aanmerking wordt genomen.

5.Indien de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming de in artikel 30, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/97 vereiste informatie niet verkrijgt, verstrekt de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming geen advies over verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten aan de klant of potentiële klant.

6.Bij het verstrekken van advies over een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct overeenkomstig artikel 30, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/97, doet een verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming geen aanbeveling indien geen van de producten geschikt is voor de klant of potentiële klant.

7.Bij het verstrekken van advies dat omwisseling van onderliggende beleggingsactiva met zich meebrengt, verzamelen verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen ook de nodige informatie over de bestaande onderliggende beleggingsactiva van de klant en de aanbevolen nieuwe beleggingsactiva en analyseren zij de verwachte kosten en baten van de omwisseling, zodanig dat zij redelijkerwijs kunnen aantonen dat de voordelen van omwisseling naar verwachting groter zullen zijn dan de kosten.

Artikel 10
Betrouwbaarheid van informatie

Verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen nemen redelijke stappen om ervoor te zorgen dat de informatie die over klanten en potentiële klanten wordt verzameld voor de beoordeling van de geschiktheid betrouwbaar is. Dergelijke stappen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, het volgende:

a)ervoor zorgen dat klanten op de hoogte zijn van het belang van het verstrekken van accurate en actuele informatie;

b)erop toezien dat alle in het kader van het geschiktheidsbeoordelingsproces gehanteerde instrumenten, zoals de instrumenten om risico's in te schatten en de instrumenten om de kennis en ervaring van een klant te beoordelen, geschikt zijn voor het beoogde doel en zodanig zijn ontworpen dat zij voor hun klanten kunnen worden gebruikt, waarbij eventuele beperkingen ervan zijn aangegeven en in het kader van het geschiktheidsbeoordelingsproces actief worden ondervangen;

c)ervoor zorgen dat de in het kader van het proces gebruikte vragen door klanten worden begrepen, in een correct beeld van de doelstellingen en behoeften van de klant resulteren, en de voor de uitvoering van de geschiktheidsbeoordeling vereiste informatie opleveren;

d)al naar het geval stappen ondernemen om de consistentie van de klantgegevens te waarborgen, door bijvoorbeeld na te gaan of de door de klanten verstrekte informatie geen evidente onjuistheden bevat.

Artikel 11
Communicatie met klanten met betrekking tot de beoordeling van de geschiktheid

Verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen creëren geen dubbelzinnigheid of verwarring omtrent hun verantwoordelijkheden bij de beoordeling van de geschiktheid van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten overeenkomstig artikel 30, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/97. Verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen stellen klanten op heldere en eenvoudige wijze ervan in kennis dat de reden van de geschiktheidsbeoordeling is hen in staat te stellen te handelen in het belang van de klant.

Artikel 12
Geautomatiseerd advies

De verantwoordelijkheid van de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming om de geschiktheidsbeoordeling uit te voeren overeenkomstig artikel 30, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/97 is niet minder doordat advies over verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten geheel of gedeeltelijk wordt verstrekt via een geautomatiseerd of halfgeautomatiseerd systeem.

Artikel 13
Groepsverzekeringen

Met betrekking tot groepsverzekeringen belast de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming zich met het vaststellen en implementeren van een beleid ten aanzien van de vraag wie onderworpen is aan de geschiktheidsbeoordeling ingeval een verzekeringscontract wordt gesloten namens een groep van leden en elk individueel lid geen individuele beslissing om toe te treden kan nemen. Een dergelijk beleid omvat ook regels over de wijze waarop deze beoordeling in de praktijk zal worden uitgevoerd, inclusief van wie informatie over kennis en ervaring, financiële situatie en beleggingsdoelstellingen wordt verzameld.

De verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming registreert het ingevolge het eerste lid vastgestelde beleid.

Artikel 14
Geschiktheidsverklaring

1.Bij het verstrekken van advies over de geschiktheid van een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct overeenkomstig artikel 30, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/97 verstrekken verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen een verklaring aan de klant (geschiktheidsverklaring) die het volgende omvat :

a)een overzicht van het gegeven advies;

b)informatie over de wijze waarop de verstrekte aanbeveling geschikt is voor de klant, met name hoe zij beantwoordt aan:

i)de beleggingsdoelstellingen van de klant, inclusief de risicotolerantie van die persoon;

ii)de financiële situatie van de klant, inclusief het vermogen van deze persoon om verliezen te dragen;

iii)de kennis en ervaring van de klant.

2.Verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen vestigen de aandacht van de klant op en nemen in de geschiktheidsverklaring informatie op over de vraag of de aanbevolen verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten waarschijnlijk zullen vereisen dat de klant een periodieke evaluatie van de samenstelling ervan vraagt.

3.Indien een verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming de klant ervan in kennis heeft gesteld dat zij een periodieke beoordeling van de geschiktheid zal uitvoeren, kunnen de daaropvolgende verklaringen na de initiële dienst zich beperken tot veranderingen in de diensten of onderliggende beleggingsactiva en/of de omstandigheden van de klant zonder alle details in de eerste verklaring te herhalen.

4.Verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen die een periodieke beoordeling van de geschiktheid verstrekken, evalueren ten minste jaarlijks, in overeenstemming met het belang van hun klanten, de geschiktheid van de aanbevolen verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten. De frequentie van deze beoordeling wordt verhoogd afhankelijk van de kenmerken van de klant, zoals de risicotolerantie, en de aard van het aanbevolen verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct.

Afdeling 2
Beoordeling van de adequaatheid

Artikel 15
Beoordelingsprocedure

Onverminderd het feit dat overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/97 een voorgesteld contract in overeenstemming moet zijn met de eisen en behoeften van de klant, bepalen verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen of de klant de nodige kennis en ervaring heeft om de risico's te begrijpen die verband houden met de diensten of producten die worden voorgesteld of gevraagd bij het beoordelen of een verzekeringsdienst of -product dat overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/97 wordt gedistribueerd, adequaat is voor de klant .

Artikel 16
Niet-complexe verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten 

Een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct wordt beschouwd als niet-complex voor de toepassing van artikel 30, lid 3, onder a), punt ii), van Richtlijn (EU) 2016/97 indien het aan alle volgende criteria voldoet:

a)het omvat een contractueel gegarandeerde minimumlooptijdwaarde die ten minste het door de klant betaalde bedrag na aftrek van de wettelijke kosten is;

b)het bevat geen clausule, voorwaarde of trigger waardoor de verzekeringsonderneming materieel de aard, het risico of het uitbetalingsprofiel van het verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct kan wijzigen;

c)het biedt opties om het verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct af te kopen of anderszins te realiseren tegen een waarde die beschikbaar is voor de klant;

d)het omvat geen expliciete of impliciete lasten die ertoe leiden dat, hoewel er technisch opties zijn om het verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct af te kopen of anderszins te realiseren, dit onredelijke schade kan toebrengen aan de klant omdat de lasten onevenredig zijn met de kosten voor de verzekeringsonderneming;

e)het neemt op geen andere manier een structuur op waardoor het voor de klant moeilijk is om de betrokken risico's te begrijpen.

Afdeling 3
Gemeenschappelijke bepalingen voor de beoordeling van de geschiktheid en adequaatheid

Artikel 17
Bij de klant in te winnen informatie

1.Voor de toepassing van artikel 30, leden 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2016/97 omvat de nodige informatie die door verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen moet worden verkregen met betrekking tot de kennis en ervaring van de klant of potentiële klant op het relevante beleggingsgebied indien relevant het volgende, voor zover aangepast aan de aard van de klant en de aard en het type producten of diensten die worden aangeboden of gevraagd, met inbegrip van hun complexiteit en de betroken risico's:

a)de soorten diensten, transacties, verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten of financiële instrumenten waarmee de klant of potentiële klant vertrouwd is;

b)de aard, het aantal, de waarde en de frequentie van de transacties van de klant of potentiële klant in verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten of financiële instrumenten en de periode waarover deze zijn uitgevoerd;

c)het opleidingsniveau en het beroep of, voor zover relevant, het vroegere beroep van de klant of potentiële klant.

2.De verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming ontmoedigt een klant of potentiële klant niet om informatie te verstrekken die nodig is voor de toepassing van artikel 30, leden 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2016/97.

3.Indien informatie die vereist is voor de toepassing van artikel 30, lid 1 of 2, van Richtlijn (EU) 2016/97 reeds is verkregen ingevolge artikel 20 van Richtlijn (EU) 2016/97 winnen verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen deze niet opnieuw in bij de klant.

4.De verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming is gerechtigd te vertrouwen op de door haar klanten of potentiële klanten verstrekte informatie, tenzij zij ervan op de hoogte is of zou moeten zijn dat de informatie klaarblijkelijk verouderd, onjuist of onvolledig is.

Artikel 18
Periodiek verslag

1.Onverminderd artikel 185 van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad 6 verstrekt de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming de klant op een duurzame drager een periodiek verslag van de verleende diensten en de transacties die namens de klant worden ondernomen.

2.Het krachtens lid 1 vereiste periodieke verslag geeft een eerlijke en evenwichtige evaluatie van de in de verslagperiode namens die klant verleende diensten en ondernomen transacties en omvat indien relevant de totale kosten die verband houden met deze diensten en transacties en de waarde van elk onderliggend beleggingsactief

3.Het periodieke verslag dat krachtens lid 1 vereist is, wordt ten minste jaarlijks verstrekt.

Artikel 19
Bewaren van een dossier 

1.Onverminderd de toepassing van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 7 houden verzekeringstussenpersonen en de verzekeringsondernemingen een dossier bij over de beoordeling van de geschiktheid en adequaatheid die is ondernomen overeenkomstig artikel 30, leden 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2016/97. Het dossier bevat de informatie die is verkregen van de klant en alle met de klant overeengekomen documenten, met inbegrip van documenten die de rechten van de partijen en de overige voorwaarden vaststellen waarop de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming diensten aan de klant zal verlenen. Een dergelijk dossier wordt bewaard voor tenminste de duur van de relatie tussen de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming en de klant.

2.In geval van een beoordeling van de geschiktheid die wordt ondernomen overeenkomstig artikel 30, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/97 bevat het dossier verder het volgende:

a) het resultaat van de geschiktheidsbeoordeling;

b)de aanbeveling die aan de klant is gedaan en de overeenkomstig artikel 14, lid 1, van deze verordening verstrekte verklaring;

c)de wijzigingen die door de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming zijn aangebracht met betrekking tot de geschiktheidsbeoordeling, met name een wijziging in de risicotolerantie van de klant;

d) de wijzigingen in de onderliggende beleggingsactiva.

3.In geval van een beoordeling van de adequaatheid die wordt ondernomen overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/97 bevat het dossier verder het volgende:

a)het resultaat van de adequaatheidsbeoordeling;

b)een waarschuwing die aan de klant is gegeven indien het verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct als potentieel niet adequaat voor de klant werd beoordeeld, of de klant heeft gevraagd door te gaan met het sluiten van het contract ondanks de waarschuwing en, indien toepasselijk, of de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming het verzoek van de klant heeft aanvaard om door te gaan met het sluiten van het contract;

c)een waarschuwing die aan de klant is gegeven indien de klant niet voldoende informatie heeft verstrekt om de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming in staat te stellen de adequaatheid van het verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct te beoordelen, of de klant heeft gevraagd door te gaan met het sluiten van het contract ondanks de waarschuwing en, indien toepasselijk, of de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming het verzoek van de klant heeft aanvaard om door te gaan met het sluiten van het contract.

4.Het dossier worden bewaard op een drager waarop informatie op zodanige wijze kan worden opgeslagen dat de bevoegde autoriteit deze later kan raadplegen. De bevoegde autoriteit is in staat er gemakkelijk toegang toe te krijgen, elk element op een duidelijke en nauwkeurige manier te reconstrueren en gemakkelijk alle veranderingen, correcties of andere wijzigingen en de inhoud van het dossier voorafgaand aan dergelijke wijzigingen te identificeren.

Hoofdstuk IV
Slotbepalingen

Artikel 20
Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 23 februari 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op 21.9.2017

   Voor de Commissie

   De Voorzitter
   Jean-Claude JUNCKER

(1) Technical Advice on possible delegated acts concerning the Insurance Distribution Directive, EIOPA-17/048, 1 February 2017, beschikbaar hier: https://eiopa.europa.eu/Publications/Consultations/ EIOPA%20Technical%20Advice%20on%20the%20IDD.pdf .
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (PB L 87 van 31.3.2017, blz. 1).
(3) PB L 26 van 2.2.2016, blz. 19.
(4) Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).
(5) Technical Advice on possible delegated acts concerning the Insurance Distribution Directive, EIOPA-17/048, 1 February 2017, hier beschikbaar: https://eiopa.europa.eu/Publications/Consultations/ EIOPA%20Technical%20Advice%20on%20the%20IDD.pdf .
(6) Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II), PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).
(7) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).