TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN DE GEDELEGEERDE HANDELING
De doelstelling van Verordening (EU) 2019/1021 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (de “POP-verordening”), als vastgesteld in artikel 1 ervan, is de mens en het milieu te beschermen tegen persistente organische verontreinigende stoffen (“persistent organic pollutants”, POP’s) door de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van stoffen die vallen onder het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (“het verdrag”) te verbieden, zo spoedig mogelijk geleidelijk af te schaffen of te beperken.
Perfluoroctaanzuur (PFOA), zouten daarvan en aanverwante verbindingen zijn bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/784 van de Commissie opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2019/1021 (“vermelding voor PFOA”). Overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt b), van de POP-verordening zijn in de vermelding voor PFOA in bijlage I bij die verordening grenswaarden voor onopzettelijke sporenverontreiniging (“unintentional trace contaminant”, UTC) opgenomen voor PFOA, zouten daarvan en aanverwante verbindingen in bepaalde stoffen, mengsels en voorwerpen. Overeenkomstig de vierde kolom, punten 3 en 4, van de vermelding voor PFOA zijn die UTC-grenswaarden onderworpen aan evaluatie.
In 2020 hebben de wetenschappelijke comités van het ECHA een advies uitgebracht, waarin de evaluatie was opgenomen van de twee UTC-grenswaarden voor PFOA in:
– polytetrafluorethyleenmicropoeder (PTFE-micropoeder);
– tussenproducten die worden gebruikt bij de productie van C6-alternatieven.
Bijlage I bij de POP-verordening bevat een UTC-grenswaarde voor PFOA en zouten daarvan in PTFE-micropoeder van 1 mg/kg, die uiterlijk op 5 juli 2022 moest worden geëvalueerd. De comités van het ECHA hebben geconcludeerd dat er processen zijn ontwikkeld om de PFOA-concentratie te verlagen tot onder het generieke UTC-niveau van 0,025 mg/kg (25 ppb) zoals vastgesteld in de POP-verordening. Deze processen zijn door de meeste fabrikanten van PTFE-micropoeder met succes ingevoerd. De overige fabrikanten zouden tegen 5 juli 2022 aan de grenswaarde van 0,025 mg/kg kunnen voldoen. Daarom stelt de Commissie voor dat de specifieke UTC-grenswaarde voor PTFE-micropoeder bij de inwerkingtreding van deze gedelegeerde handeling vervalt.
Deze wijziging zou gevolgen hebben voor het vervoer en de behandelingsprocessen die nodig zijn om PTFE-micropoeder in overeenstemming te brengen met de grenswaarde van 0,025 mg/kg. Vervoer naar en behandeling op een andere locatie zijn nodig voor ten minste één fabrikant van PTFE-micropoeder.
In artikel 2, punten 1) en 6), van de POP-verordening wordt verwezen naar artikel 3, punten 12 en 24, van de Reach-verordening om de begrippen “in de handel brengen” en “gebruik” te definiëren. De behandeling van PTFE-micropoeder zou als “gebruik” kunnen worden aangemerkt en de overbrenging naar een andere rechtspersoon voor behandeling zou als “in de handel brengen” kunnen worden aangemerkt. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van de POP-verordening worden het gebruik en het in de handel brengen van PFOA en zouten daarvan die voorkomen in PTFE-micropoeder dat niet aan de nieuwe UTC-grenswaarde van 0,025 mg/kg voldoet, verboden.
Om een dergelijke situatie te voorkomen, stelt de Commissie voor om, uitsluitend ten behoeve van het vervoer en de behandeling van PTFE-micropoeder om de PFOA-concentratie te verlagen, de UTC-grenswaarde van 1 mg/kg te handhaven voor de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik. De bestaande generieke UTC-grenswaarde van 0,025 mg/kg zou dan gelden voor PFOA en zouten daarvan in PTFE-micropoeder dat voor eindgebruik in de handel wordt gebracht.
Aan PFOA verwante verbindingen zijn als onzuiverheid aanwezig in vervoerde geïsoleerde tussenproducten die worden gebruikt bij de vervaardiging van fluorchemicaliën met een perfluorkoolstofketen van ten hoogste zes atomen (“C6-alternatieven”). Om de productie en het gebruik van dergelijke vervoerde geïsoleerde tussenproducten mogelijk te maken, is in de vierde kolom, punt 3, van de vermelding voor PFOA een UTC-grenswaarde van 20 mg/kg (20 ppm) vastgesteld.
De ECHA-comités hebben geconcludeerd dat de huidige grenswaarde de laagste is waaraan kan worden voldaan, rekening houdend met de beschikbare technologische oplossingen. De hantering van strikt gecontroleerde voorwaarden (zoals bedoeld in artikel 18 van de Reach-verordening en ook vereist uit hoofde van de POP-verordening overeenkomstig de vierde kolom, punt 3, van de vermelding voor PFOA in bijlage I bij die verordening) moet ervoor zorgen dat bij de vervaardiging en het gebruik van de stoffen het vrijkomen daarvan zoveel mogelijk wordt beperkt.
De tussenproducten bevatten ook C9‑C14‑PFCA’s als onzuiverheden. De onlangs in het kader van Reach vastgestelde beperking op C9‑C14‑PFCA’s voorziet in een afwijking voor het gebruik als tussenproduct bij de vervaardiging van C6-alternatieven, die uiterlijk op 25 augustus 2023 moet worden geëvalueerd. De Commissie stelt voor het tijdschema voor de evaluatie van de UTC-grenswaarde voor PFOA in tussenproducten die worden gebruikt voor de productie van C6-alternatieven uit hoofde van de POP-verordening af te stemmen op de evaluatie waarin de Reach-beperking voor C9‑C14‑PFCA’s voorziet.
Bijlage I bij de POP-verordening bevat een vrijstelling voor het gebruik van PFOA voor de vervaardiging van PTFE en polyvinylideenfluoride (PVDF) voor verschillende toepassingen (vrijstelling in de vierde kolom, punt 5, e), van de vermelding voor PFOA).
Tijdens de openbare raadpleging ter voorbereiding van het advies van het ECHA over C9‑C14‑PFCA’s en over PFOA-UTC’s hebben sommige belanghebbenden ook opmerkingen over deze vrijstelling ingediend. Fabrikanten van fluorpolymeren hebben alternatieven ontwikkeld voor PFOA en aanverwante polymerisatiehulpmiddelen met lange keten die kunnen worden gebruikt voor de productie van alle soorten fluorpolymeren, ongeacht de uiteindelijke toepassing ervan. Bovendien zijn er in de EU geen fabrikanten van fluorpolymeren meer die PFOA nog als een polymerisatiehulpmiddel gebruiken.
In het licht van de bovenstaande informatie is de Commissie van mening dat deze vrijstelling voor het gebruik van PFOA voor de productie van PTFE en PVDF voor verschillende toepassingen niet langer nodig is. De Commissie stelt daarom voor deze vrijstelling te schrappen.
2.RAADPLEGING VOORAFGAAND AAN DE AANNEMING VAN DE HANDELING
Op 23 november 2021 werd een deskundigengroep geraadpleegd (de “POP‑BA-bijeenkomst”) over de ontwerpwijziging en er werd rekening gehouden met de opmerkingen van deze groep. De groep bestaat uit vertegenwoordigers van alle relevante belanghebbenden (vertegenwoordigers van de lidstaten, het Europees Agentschap voor chemische stoffen, de chemische industrie en het maatschappelijk middenveld).
Van 17 mei tot en met 14 juni 2022 is over de ontwerphandeling een openbare raadpleging gehouden; in het kader daarvan zijn tien opmerkingen ingediend. Twee belanghebbenden steunden de voorgestelde wijzigingen met betrekking tot de UTC-grenswaarde voor PTFE-micropoeder. Eén belanghebbende vroeg om een hogere UTC-grenswaarde en om een respijtperiode voor producten die reeds in voorraad zijn. Aangezien de meeste producenten aan de nieuwe grenswaarde kunnen voldoen, zoals onderschreven in het advies van het ECHA, bevestigt de Commissie dat de generieke UTC-grenswaarde van 0,025 mg/kg van toepassing zal zijn op PTFE-micropoeder dat voor eindgebruik in de handel worden gebracht. Een belanghebbende uitte zijn bezorgdheid over de mogelijke gevolgen van de wijzigingen, met name voor complexe toeleveringsketens. Om producenten die hun processen nog niet hebben aangepast in staat te stellen aan de nieuwe regels te voldoen, stelt de Commissie voor dat de gedelegeerde handeling drie maanden na de bekendmaking van toepassing wordt. Een belanghebbende vermeldde dat PTFE-micropoeder mogelijk voor behandeling buiten de Unie wordt uitgevoerd, wat kan leiden tot emissies in landen buiten de Unie, en verzocht om een geleidelijke afschaffing van de doorstralingstechnologie in de Unie. De Commissie merkt op dat het optreden van een dergelijke situatie niet is gemeld tijdens de openbare raadpleging ter voorbereiding van het advies van het ECHA en dat de mogelijke gevolgen van een uitfasering van die technologie niet zijn beoordeeld. Deze optie zou kunnen worden beoordeeld bij een toekomstige evaluatie van de vermelding voor PFOA. Tot slot verzochten enkele burgers om de uitfasering van PFOA en poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) in het algemeen.
3.JURIDISCHE ELEMENTEN VAN DE GEDELEGEERDE HANDELING
De gedelegeerde handeling wijzigt de bestaande vermelding voor PFOA, zouten daarvan en aanverwante verbindingen in bijlage I bij Verordening (EU) 2019/1021 teneinde deze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang. De rechtsgrondslag voor de voorgestelde gedelegeerde handeling is artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1021.
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE
van 24.2.2023
tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft perfluoroctaanzuur (PFOA), zouten daarvan en aanverwante verbindingen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen, en met name artikel 15, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Verordening (EU) 2019/1021 geeft uitvoering aan de verbintenissen die de Unie is aangegaan in het kader van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (“het verdrag”) en het Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand.
(2)Bijlage A bij het verdrag bevat een lijst van chemische stoffen waarvoor elke partij bij het verdrag de productie, het gebruik, de invoer en de uitvoer ervan moet verbieden of de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen moet treffen om de productie, het gebruik, de invoer en de uitvoer ervan te beëindigen, rekening houdend met de in die bijlage vastgestelde toepasselijke specifieke vrijstellingen.
(3)Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/784 van de Commissie is bijlage I bij Verordening (EU) 2019/1021 gewijzigd om perfluoroctaanzuur (PFOA), zouten daarvan en aanverwante verbindingen op te nemen.
(4)Bijlage I bij Verordening (EU) 2019/1021 bevat een grenswaarde voor onopzettelijke sporenverontreiniging (“unintentional trace contaminant”, UTC) voor PFOA en zouten daarvan in polytetrafluorethyleenmicropoeder (PTFE-micropoeder) van 1 mg/kg, die uiterlijk op 5 juli 2022 moest worden geëvalueerd.
(5)Het Risicobeoordelingscomité en het Comité sociaaleconomische analyse van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) hebben een advies uitgebracht (“het advies van het ECHA”), waarin twee UTC-grenswaarden die waren vastgesteld voor PFOA, zouten daarvan en aanverwante verbindingen, zijn geëvalueerd.
(6)In het advies van het ECHA werd geconcludeerd dat er processen zijn ontwikkeld om de PFOA-concentratie te verlagen tot een niveau onder de generieke UTC-grenswaarde van 0,025 mg/kg zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2019/1021. Die processen zijn door de meeste fabrikanten van polytetrafluorethyleenmicropoeder (PTFE-micropoeder) met succes ingevoerd. De overige fabrikanten zouden tegen 5 juli 2022 aan de grenswaarde van 0,025 mg/kg kunnen voldoen. Daarom is de huidige specifieke UTC-grenswaarde voor PFOA en zouten daarvan in PTFE-micropoeder van 1 mg/kg niet langer nodig en moet deze vervallen op de datum van toepassing van deze verordening.
(7)Verordening (EU) 2019/1021 verwijst naar artikel 3, punten 12 en 24, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad voor de definitie van “in de handel brengen” en “gebruik”. De behandeling van PTFE-micropoeder zou als “gebruik” kunnen worden aangemerkt en de overbrenging naar een andere rechtspersoon voor behandeling zou als “in de handel brengen” kunnen worden aangemerkt.
(8)In ten minste één geval moet het PTFE-micropoeder voor behandeling naar een andere installatie worden vervoerd om de concentratie van PFOA en zouten daarvan te verlagen teneinde aan de UTC-grenswaarde van 0,025 mg/kg te voldoen. Daarom moet de huidige specifieke UTC-grenswaarde van 1 mg/kg worden gehandhaafd voor de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van PFOA en zouten daarvan in PTFE-micropoeder, uitsluitend ten behoeve van het vervoer en de behandeling van PTFE-micropoeder om de PFOA-concentratie te verlagen.
(9)Aan PFOA verwante verbindingen zijn als onzuiverheid aanwezig in vervoerde geïsoleerde tussenproducten die worden gebruikt bij de vervaardiging van fluorchemicaliën met een perfluorkoolstofketen van ten hoogste zes atomen. Om de vervaardiging en het gebruik van dergelijke vervoerde geïsoleerde tussenproducten mogelijk te maken, is in Verordening (EU) 2019/1021 een UTC-grenswaarde van 20 mg/kg vastgesteld, die uiterlijk op 5 juli 2022 moest worden geëvalueerd.
(10)In het advies van het ECHA werd geconcludeerd dat het huidige UTC-niveau het laagste is waaraan kan worden voldaan, rekening houdend met de beschikbare technologische oplossingen. Daarom moet de evaluatie van de UTC-grenswaarde worden uitgesteld.
(11)C9-C14-PFCA’s zijn ook als onzuiverheden aanwezig in vervoerde geïsoleerde tussenproducten die worden gebruikt bij de vervaardiging van fluorchemicaliën met een perfluorkoolstofketen van ten hoogste zes atomen (“C6-alternatieven”). Verordening (EU) 2021/1297 van de Commissie voorziet in een beperking uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 waarin een grenswaarde voor de concentratie van die stoffen is vastgesteld, die uiterlijk op 25 augustus 2023 moet worden geëvalueerd. Het tijdschema voor de evaluatie van de UTC voor aan PFOA verwante verbindingen in tussenproducten die worden gebruikt voor de productie van C6-alternatieven uit hoofde van Verordening (EU) 2019/1021 moet worden gewijzigd om het af te stemmen op de evaluatie waarin de beperking voor C9‑C14‑PFCA’s van Verordening (EG) nr. 1907/2006 voorziet.
(12)Bijlage I bij Verordening (EU) 2019/1021 voorziet in een vrijstelling voor het gebruik van PFOA, zouten daarvan en aanverwante verbindingen bij de vervaardiging van PTFE en polyvinylideenfluoride (PVDF) voor de vervaardiging van verschillende producten.
(13)Tijdens de openbare raadpleging ter voorbereiding van het advies van het ECHA merkten de producenten van fluorpolymeren op dat PFOA, zouten daarvan en aanverwante verbindingen niet meer worden gebruikt voor de vervaardiging van PTFE en PVDF in de Unie. Op basis van deze informatie is die specifieke vrijstelling niet langer nodig en moet deze dan ook worden geschrapt.
(14)De toepassing van deze verordening moet worden uitgesteld om de belanghebbenden voldoende tijd te geven om zich aan de nieuwe vereisten aan te passen.
(15)Verordening (EU) 2019/1021 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EU) 2019/1021 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen: 90 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening].
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24.2.2023
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
BIJLAGE
In de tabel in bijlage I, deel A, wordt in de vermelding “Perfluoroctaanzuur (PFOA), zouten daarvan en aanverwante verbindingen” de vierde kolom als volgt gewijzigd:
1)
In punt 3 wordt de tweede zin vervangen door:
“De Commissie evalueert en beoordeelt deze vrijstelling uiterlijk op 25 augustus 2023.”.
2)
Punt 4 wordt vervangen door:
“4. In verband met deze vermelding is artikel 4, lid 1, punt b), tot en met [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen = 90 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] van toepassing op concentraties PFOA en zouten daarvan van ten hoogste 1 mg/kg (0,0001 massaprocent) wanneer deze voorkomen in polytetrafluorethyleenmicropoeder (PTFE-micropoeder) die wordt geproduceerd door ioniserende doorstraling of door thermische afbraak, of in mengsels en voorwerpen voor industrieel en professioneel gebruik die PTFE-micropoeders bevatten. Alle PFOA-uitstoot tijdens de vervaardiging en het gebruik van PTFE-micropoeder moeten worden vermeden en, indien niet mogelijk, zo veel mogelijk worden beperkt. De grenswaarde van 1 mg/kg (0,0001 massaprocent) is alleen van toepassing op de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van PFOA en zouten daarvan wanneer zij voorkomen in PTFE-micropoeders die worden vervoerd of worden behandeld om de concentratie van PFOA en zouten daarvan te verlagen tot onder de grenswaarde van 0,025 mg/kg (0,0000025 % massaprocent).”.
3)
In punt 5 wordt subpunt e) geschrapt.