VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE
van 26.2.2018
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat betreft de maximumgehalten aan vetzuuresters van glycidyl in plantaardige oliën en vetten, volledige zuigelingenvoeding, opvolgzuigelingenvoeding en voeding voor medisch gebruik voor zuigelingen en peuters
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen 1 , en met name artikel 2, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie 2 zijn de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen vastgesteld.
(2)In mei van 2016 heeft het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen (Contam-panel) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid ("EFSA") een wetenschappelijk advies uitgebracht over de risico’s voor de volksgezondheid in verband met de aanwezigheid van 3- en 2-monochloorpropaandiol (MCPD), en vetzuuresters ervan, en vetzuuresters van glycidyl in levensmiddelen 3 .
(3)Op basis van de geactualiseerde richtsnoeren van haar Wetenschappelijk comité over het gebruik van de benchmarkdosisaanpak bij risicobeoordeling 4 , heeft de EFSA besloten de beoordeling van 3-MCPD en vetzuuresters ervan te heropenen na een diepgaande analyse van de verschillen van mening over die verontreiniging tussen het Gezamenlijk Comité van deskundigen voor levensmiddelenadditieven van de FAO/WHO 5 en de EFSA. Daarom is het wenselijk om te wachten op de uitkomst van de beoordeling van 3-MCPD en vetzuuresters daarvan alvorens regelgevende maatregelen te nemen.
(4)Vetzuuresters van glycidyl zijn verontreinigende stoffen in levensmiddelen waarvan de hoogste gehalten worden aangetroffen in geraffineerde plantaardige oliën en vetten. Vetzuuresters van glycidyl worden in het spijsverteringskanaal gehydrolyseerd in glycidol.
(5)De EFSA is tot de conclusie gekomen dat glycidol een genotoxische en kankerverwekkende verbinding is. Gezien het genotoxische en kankerverwekkende effect van glycidol heeft de EFSA een blootstellingsmargetechniek toegepast. Scenario’s van blootstelling voor zuigelingen, peuters en andere kinderen hebben geresulteerd in een blootstellingsmarge van 12800 tot 4900, en voor zuigelingen die alleen een volledige zuigelingenvoeding krijgen in een blootstellingsmarge van circa 5500 tot 2100. De EFSA was van mening dat een blootstellingsmarge van minder dan 25000 een gezondheidsrisico vormt. Daarom is het passend een maximumgehalte vast te stellen voor de aanwezigheid van vetzuuresters van glycidyl in plantaardige oliën en vetten die in de handel worden gebracht voor de eindverbruiker of voor gebruik als ingrediënt in levensmiddelen. Gezien het gezondheidsrisico voor zuigelingen en peuters is het wenselijk een strikter maximumgehalte vast te stellen voor plantaardige oliën en vetten die bestemd zijn voor de vervaardiging van babyvoeding en bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen voor zuigelingen en peuters.
(6)Om alle mogelijke gezondheidsrisico’s voor zuigelingen en peuters uit te sluiten – vooral waar het gaat om de mogelijke blootstelling aan vetzuuresters van glycidyl van zuigelingen die uitsluitend met volledige zuigelingenvoeding worden gevoed – moet een specifiek strikt maximumgehalte voor volledige zuigelingenvoeding, opvolgzuigelingenvoeding en voeding voor medisch gebruik voor zuigelingen en peuters worden vastgesteld. Het is echter noodzakelijk dat het gehalte aan vetzuuresters van glycidyl in volledige zuigelingenvoeding, opvolgzuigelingenvoeding en voeding voor medisch gebruik voor zuigelingen en peuters verder wordt verlaagd, en daarom moeten de maximumgehalten worden herzien zodra er een betrouwbare analysemethode beschikbaar is om de striktere gehalten te controleren en zo een doeltreffende handhaving van deze gehalten te garanderen.
(7)De exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten voldoende tijd krijgen om hun productieprocessen aan te passen.
(8)Verordening (EG) nr. 1881/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(9)De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1