UITVOERINGSVERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE
van 9.8.2017
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 615/2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de activiteitenprogramma's ter ondersteuning van de sector olijfolie en tafelolijven
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad, en met name artikel 57, lid 2, artikel 58, lid 4, artikel 62, lid 2, en artikel 66, lid 4,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, en met name artikel 31,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)In het licht van de ervaring die is opgedaan tijdens de uitvoering van de driejarige activiteitenprogramma's die aanvingen op 1 april 2015, moet een aantal bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 615/2014 van de Commissie worden vereenvoudigd of verduidelijkt. Daarnaast is het passend de administratieve lasten voor marktdeelnemers en nationale overheidsdiensten verder in te perken.
(2)Bij wijzigingen van goedgekeurde activiteitenprogramma’s naar aanleiding van een fusie van begunstigde organisaties, moeten de afzonderlijke activiteitenprogramma’s van de fuserende begunstigde organisaties parallel worden uitgevoerd tot het begin van het uitvoeringsjaar dat volgt op het uitvoeringsjaar waarin de fusie heeft plaatsgevonden, aangezien het jaar van uitvoering van de activiteitenprogramma’s aanvangt op 1 april. In dezelfde context moeten bepaalde voorwaarden voor de aanvaarding van wijzigingen in een maatregel van een activiteitenprogramma worden aangepast om duidelijk te maken dat de enveloppe voor het betrokken gebied ongewijzigd blijft.
(3)Om de aanvragen voor een voorschot beter af te stemmen op de liquide middelen van de begunstigde, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen de begunstigde organisaties toe te staan aanvragen voor een voorschot in te dienen tijdens de uitvoering van het driejarige activiteitenprogramma.
(4)Er moet worden vastgesteld wat het minimumbedrag is voor de zekerheid die moet worden gesteld bij de indiening van een aanvraag tot goedkeuring van een activiteitenprogramma zodat de uitvoering van het goedgekeurde activiteitenprogramma kan worden gewaarborgd. De voorschriften inzake de vrijgave van de zekerheden in verband met voorschotten vóór het einde van elk jaar van het activiteitenprogramma moeten flexibeler zijn en zijn afgestemd op de voorschriften inzake de betaling van EU-financiering.
(5)De belangrijkste doelstelling van strikte termijnen voor de indiening van een betalingsaanvraag is de naleving van de jaarlijkse begrotingscyclus; in die zin moeten de lidstaten meer speelruimte krijgen voor de bepaling van de termijn voor de indiening van een betalingsverzoek zolang de lidstaten de betalingen uiterlijk op 15 oktober van het kalenderjaar waarin het jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma afloopt, uitvoeren.
(6)Om liquiditeitsproblemen te voorkomen, moet voor de vergoeding van reeds gedane uitgaven worden voorzien in een systeem van gedeeltelijke betalingen in de loop van elk jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma.
(7)Omwille van de vereenvoudiging moet het mogelijk zijn om de naleving van de voorwaarden voor erkenning van begunstigden uitsluitend op basis van documenten te verifiëren.
(8)Tot slot moeten een aantal data voor de kennisgeving aan de Commissie van bepaalde informatie en verwijzingen tussen een aantal bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 615/2014 duidelijker worden geformuleerd.
(9)Uitvoeringsverordening (EU) nr. 615/2014 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(10)Voor activiteitenprogramma's die vóór 1 april 2018 zijn goedgekeurd, moeten de bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 615/2014, die van toepassing waren op het moment van de goedkeuring, blijven gelden tot deze programma's aflopen.
(11)De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 615/2014 wordt als volgt gewijzigd:
(1)Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 3, eerste alinea, wordt vervangen door:
"Begunstigde organisaties die zijn gefuseerd en voordien aparte activiteitenprogramma's uitvoerden, voeren die afzonderlijke programma's parallel uit tot en met 31 maart van het jaar na de fusie.";
(b)lid 6, onder c) en d), wordt vervangen door:
"c)de enveloppe die is toegekend voor het in artikel 3, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014 bedoelde gebied, ongewijzigd blijft;
d)bij de overdracht van middelen van de betrokken maatregel naar andere maatregelen in hetzelfde gebied, de grens van 40 000 EUR niet wordt overschreden.".
(2)De artikelen 3 en 4 worden vervangen door:
"Artikel 3
Voorschotten
1. Een begunstigde organisatie kan uiterlijk op een door de lidstaat vastgestelde datum een aanvraag voor een voorschot indienen.
2. Het totale bedrag van de voorschotten voor een bepaald jaar van uitvoering van een activiteitenprogramma mag niet meer dan 90 % van het oorspronkelijk goedgekeurde steunbedrag voor dat programma bedragen.
3. De lidstaten kunnen een minimumbedrag voor de voorschotten vaststellen, alsook de uiterste data voor de betaling ervan.
Artikel 4
Zekerheden
1. De in artikel 7, lid 3, onder g), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014 bedoelde zekerheid bedraagt ten minste 10 % van de aangevraagde financiering van de Unie.
2. De in artikel 3 bedoelde voorschotten worden slechts betaald indien een zekerheid is gesteld overeenkomstig hoofdstuk IV van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie*. Het bedrag van de zekerheid is gelijk aan 110 % van het voorschot.
3. Vóór een door de lidstaat te bepalen datum en uiterlijk vóór het einde van elk jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma kunnen de begunstigde organisaties bij de lidstaat een verzoek tot vrijgave van de in lid 2 bedoelde zekerheid indienen. Het verzoek gaat vergezeld van de in artikel 5, lid 2, onder b) en c), bedoelde documenten en van een nauwkeurige beschrijving van de uitgevoerde onderdelen van het activiteitenprogramma, uitgesplitst per actiegebied en per maatregel als bedoeld in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014. De lidstaat controleert deze documenten en uiterlijk in de loop van de tweede maand na die waarin de aanvraag is ingediend, geeft hij de zekerheid voor de betrokken uitgaven vrij.
----------------------
* Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).".
(3)Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 wordt vervangen door:
"1.
Met het oog op de betaling van de Uniefinanciering op grond van artikel 29, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 dient een begunstigde organisatie een betalingsaanvraag in bij het betaalorgaan van de lidstaat in het kalenderjaar waarin het jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma afloopt en uiterlijk op een door de lidstaat te bepalen datum die het mogelijk maakt lid 5 na te leven.
Het betaalorgaan van de lidstaat mag aan de begunstigde organisaties het saldo van de Uniefinanciering voor elk jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma betalen nadat het zich aan de hand van het in artikel 9 bedoelde jaarverslag of het in artikel 7 bedoelde controleverslag ervan heeft vergewist dat de maatregelen die overeenkomen met elk van de in artikel 3 bedoelde voorschottranches, daadwerkelijk zijn uitgevoerd.";
(b)in lid 5 wordt de eerste zin vervangen door:
"Uiterlijk op 15 oktober van het kalenderjaar waarin het jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma afloopt en zodra de lidstaat de bewijsstukken heeft onderzocht en de in artikel 6 bedoelde controles heeft uitgevoerd, betaalt de lidstaat de verschuldigde Uniefinanciering en geeft hij in voorkomend geval de in artikel 4, lid 2, bedoelde zekerheid vrij.".
(4)Het volgende artikel 5 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 5 bis
Gedeeltelijke betalingen
1.
De lidstaten kunnen de begunstigde organisaties toestaan de betaling aan te vragen van het gedeelte van de steun dat overeenkomt met de reeds in het kader van het activiteitenprogramma bestede bedragen.
2.
De in lid 1 bedoelde aanvragen kunnen op om het even welk moment worden ingediend, maar niet meer dan tweemaal per jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma. De aanvragen gaan vergezeld van de in artikel 5, lid 2, onder b) en c), bedoelde documenten en van een nauwkeurige beschrijving van de uitgevoerde onderdelen van het activiteitenprogramma, uitgesplitst per actiegebied en per maatregel als bedoeld in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014.
3.
De betalingen op grond van de in lid 1 bedoelde aanvragen bedragen niet meer dan 80 % van het deel van de steun dat overeenkomt met de bedragen die in het kader van het activiteitenprogramma reeds zijn besteed voor de betrokken periode. De lidstaten kunnen een minimumbedrag voor de gedeeltelijke betalingen vaststellen, alsook uiterste data voor de indiening van aanvragen.".
(5)In artikel 6 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:
"6.
Het is de lidstaten toegestaan de naleving van de in lid 1, onder a), bedoelde voorwaarden voor erkenning van begunstigden uitsluitend op basis van documenten te verifiëren.".
(6)Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)de inleidende zin wordt vervangen door:
"Uiterlijk op 31 januari vóór het begin van een nieuw driejarig activiteitenprogramma melden de bevoegde autoriteiten aan de Commissie welke nationale maatregelen ter uitvoering van deze verordening zijn genomen, en met name maatregelen met betrekking tot:";
ii)de punten c) en d) worden vervangen door:
"c)de minimumtoewijzing van Uniefinanciering aan specifieke, in artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 611/2014 bedoelde actiegebieden, de in artikel 6, lid 1, onder a), van die gedelegeerde verordening bedoelde beleidslijnen en prioriteiten voor de sector olijven en olijfolie en de in artikel 7, lid 3, onder f), van die gedelegeerde verordening bedoelde kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren;
d)de in artikel 5, lid 1, en artikel 5 bis, lid 3, van de onderhavige verordening bedoelde data;";
(b)in lid 3 wordt de inleidende zin vervangen door:
"Uiterlijk op 20 oktober na elk jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma verstrekken de bevoegde autoriteiten de Commissie een verslag over de uitvoering van deze verordening dat ten minste de volgende elementen omvat:".
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij zal van toepassing zijn op activiteitenprogramma's die aanvangen op 1 april 2018 en op de goedkeuringsprocedures ervan.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, op 9.8.2017
Voor de Commissie
De Voorzitter
Jean-Claude JUNCKER