Publicatieblad |
NL L-serie |
2024/2462 |
20.9.2024 |
VERORDENING (EU) 2024/2462 VAN DE COMMISSIE
van 19 september 2024
tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft undecafluorhexaanzuur (PFHxA), zouten daarvan en aanverwante stoffen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 68, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Undecafluorhexaanzuur (PFHxA), zouten daarvan en aanverwante stoffen (2) hebben een combinatie van gevaarlijke eigenschappen. PFHxA overschrijdt ruimschoots het criterium voor indeling als “zeer persistent” zoals omschreven in punt 1.2.1 van bijlage XIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006, is mobiel in het aquatisch milieu en kan nadelige gevolgen hebben voor de gezondheid en het milieu. PFHxA zelf is niet geregistreerd en wordt niet gebruikt in de Unie. Verschillende aan PFHxA verwante stoffen en het ammoniumzout van PFHxA zijn in de Unie geregistreerd met hoeveelheidsklassen van 1 tot meer dan 100 ton per jaar. Aan PFHxA verwante stoffen en het ammoniumzout van PFHxA worden in veel sectoren op grote schaal gebruikt, waarbij grote hoeveelheden worden toegepast in papier en karton dat wordt gebruikt als met levensmiddelen in contact komend materiaal, in textiel en in brandblusschuim. Door het voortgezette gebruik van PFHxA-zouten en aanverwante stoffen, met name bij brede dispersieve toepassingen, zal de hoeveelheid in het milieu toenemen en worden het milieu en de mens er steeds meer aan blootgesteld. |
(2) |
Op 20 december 2019 heeft Duitsland overeenkomstig artikel 69, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het Agentschap”) een dossier (3) ingediend (“het bijlage XV-dossier”) waarin wordt voorgesteld de vervaardiging, het gebruik en het in de handel brengen van PFHxA, zouten daarvan en aanverwante stoffen als zodanig te beperken en het gebruik ervan bij de productie en het in de handel brengen van een andere stof als bestanddeel, mengsel of voorwerp, of het gebruik ervan in een andere stof, in een mengsel of voorwerp te beperken, met een algemene overgangsperiode van 18 maanden. Om de risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu aan te pakken, heeft Duitsland concentratiegrenzen voorgesteld van 25 ppb voor de som van PFHxA en zouten daarvan, en 1 000 ppb voor de som van aan PFHxA verwante stoffen. |
(3) |
Daarnaast heeft Duitsland tijdelijke en niet-tijdelijke afwijkingen voorgesteld voor bepaalde toepassingen, rekening houdend met de sociaaleconomische gevolgen en de beschikbaarheid van alternatieven. Voor het gebruik van PFHxA, zouten daarvan en aanverwante stoffen in blusschuim heeft Duitsland een rapportageverplichting voorgesteld voor een natuurlijke of rechtspersoon op wie de voorgestelde afwijkingen van toepassing zijn. |
(4) |
Op 3 juni 2021 heeft het Comité risicobeoordeling (RAC) van het Geneesmiddelenbureau zijn advies uitgebracht, waarin wordt geconcludeerd dat niet is aangetoond dat de door Duitsland voorgestelde beperking op PFHxA, zouten daarvan en aanverwante stoffen de meest geschikte Uniebrede maatregel is om de geïdentificeerde risico’s aan te pakken. Toch is het RAC van oordeel dat een algemene Uniebrede beperking met zorgvuldig overwogen gerichte afwijkingen en overgangsperioden qua doeltreffendheid, uitvoerbaarheid en controleerbaarheid de meest geschikte Uniebrede maatregel is om de geïdentificeerde risico’s aan te pakken. |
(5) |
Het RAC steunde de door Duitsland voorgestelde beperking met betrekking tot de toepassingen waarvoor het niet mogelijk is risicobeheersmaatregelen uit te voeren om de emissies tot een minimum te beperken, met name wijdverbreid gebruik door consumenten in materialen die met levensmiddelen in contact komen, in textiel en in brandblusschuim dat wordt gebruikt voor brandbestrijding, hetgeen de drie belangrijkste emissiebronnen zijn. Op basis van de beperkte beschikbare informatie over de gebruiksvoorwaarden en de doeltreffendheid van risicobeheersmaatregelen kon het RAC echter niet concluderen of bepaalde andere toepassingen – zoals chroomplating en brandblusschuim dat in industriële installaties wordt gebruikt – bijdragen tot de geïdentificeerde risico’s. Voor die andere toepassingen zijn de onzekerheden rond de huidige gebruiksomstandigheden en de doeltreffendheid van de risicobeheersmaatregelen te groot om te concluderen dat de door Duitsland voorgestelde beperking de meest doeltreffende optie voor risicobeheer was. |
(6) |
Bovendien ondersteunde het RAC de rechtvaardiging voor de meeste door Duitsland voorgestelde afwijkingen niet, aangezien er onvoldoende informatie beschikbaar was om te concluderen dat het toestaan van die toepassingen tot een minimum werd beperkt. Indien echter een beperking zou worden opgelegd, zou het RAC afwijkingen voor de volgende toepassingen ondersteunen, aangezien geloofwaardige informatie beschikbaar was over de minimalisering van de daaruit resulterende uitstoot: halfgeleiders en aan halfgeleiders gerelateerde apparatuur, epilame in horloges, coating voor gehoorapparaten, implanteerbare medische hulpmiddelen en vervoerde geïsoleerde tussenproducten. |
(7) |
Het RAC is akkoord gegaan met de concentratiegrenzen en de algemene overgangsperiode zoals voorgesteld door Duitsland. Het RAC wees er ook op dat het nodig is dat standaardanalysemethoden voor de stoffen en matrices die binnen het toepassingsgebied van de door Duitsland voorgestelde beperking vallen, worden ontwikkeld. Het RAC concludeerde echter dat er over het algemeen analysemethoden beschikbaar zijn om de blootstelling en de toepassing van de door Duitsland voorgestelde beperking te monitoren. |
(8) |
Op 8 december 2021 heeft het Comité sociaaleconomische analyse (SEAC) van het Agentschap zijn advies uitgebracht, waarin wordt geconcludeerd dat niet is aangetoond dat de door Duitsland voorgestelde beperking op PFHxA, zouten daarvan en aanverwante stoffen de meest geschikte Uniebrede maatregel is om de geïdentificeerde risico’s aan te pakken, rekening houdend met de sociaaleconomische voordelen en kosten ervan. Het SEAC was van oordeel dat een beperking op PFHxA, zouten daarvan en aanverwante stoffen in het algemeen een passende maatregel is om de geïdentificeerde risico’s aan te pakken. Op basis van de beperkte beschikbare informatie over sociaaleconomische effecten en emissieramingen kon het SEAC echter niet concluderen of de voorwaarden van de beperking, zoals gewijzigd door het SEAC, over het geheel genomen de meest geschikte maatregelen zijn om de geïdentificeerde risico’s aan te pakken. Niettemin heeft het SEAC conclusie getrokken over de sociaaleconomische voordelen en kosten van een beperking voor bepaalde toepassingen, waarbij de informatie over de sociaaleconomische gevolgen minder onzeker was. Het SEAC heeft rekening gehouden met de conclusies van het RAC over de doeltreffendheid van risicobeheersmaatregelen en de minimalisering van emissies, de onomkeerbaarheid van PFHxA-emissies in het milieu, de beschikbare informatie over alternatieven, de mogelijke functionele verliezen en sociaaleconomische gevolgen. Het SEAC heeft geconcludeerd dat het beperken van het gebruik in kledingtextiel voor consumenten, brandbestrijdingsschuim in openbare en mobiele brandbestrijding, papier en karton dat wordt gebruikt als met levensmiddelen in contact komend materiaal en consumentenmengsels, gezien de sociaaleconomische voordelen en kosten ervan, waarschijnlijk geen ongepaste maatregel is om het risico van dat gebruik aan te pakken, en dat beperking van het gebruik in cosmetische producten — gezien de sociaaleconomische voordelen en kosten ervan — waarschijnlijk een passende maatregel is om het risico van dat gebruik aan te pakken. |
(9) |
Het SEAC was het niet eens met de voorgestelde algemene overgangsperiode van 18 maanden. Het SEAC oordeelde dat de overgangsperiode lang genoeg moet zijn om ervoor te zorgen dat producenten, importeurs en gebruikers van stoffen, mengsels en voorwerpen aan de beperking kunnen voldoen en hun activiteiten kunnen aanpassen om de geleidelijke afschaffing en vervanging van PFHxA, zouten daarvan en aanverwante stoffen mogelijk te maken en aanpassingen binnen de getroffen toeleveringsketens mogelijk te maken. Daarom heeft het SEAC een algemene overgangsperiode van 36 maanden voorgesteld. |
(10) |
Het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie van het Agentschap, als bedoeld in artikel 76, lid 1, punt f), van Verordening (EG) nr. 1907/2006, werd tijdens de beperkingsprocedure geraadpleegd en met het advies ervan is rekening gehouden. Het SEAC heeft nota genomen van het advies van het Forum dat de door Duitsland voorgestelde beperking als afdwingbaar kan worden beschouwd, mits duidelijk is welke stoffen onder de beperking vallen en er betrouwbare normatieve testmethoden voor alle soorten gereguleerde stoffen worden gedefinieerd. |
(11) |
Het Agentschap heeft de adviezen van het RAC en het SEAC (4) op 10 mei 2022 aan de Commissie voorgelegd. |
(12) |
Rekening houdend met het bijlage XV-dossier en de adviezen van het RAC en het SEAC is de Commissie van oordeel dat het gebruik en het in de handel brengen van PFHxA, zouten daarvan en aanverwante stoffen in bepaalde mengsels en bepaalde voorwerpen een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid van de mens en het milieu opleveren, dat Uniebreed moet worden aangepakt. |
(13) |
De Commissie is van mening dat niet is aangetoond dat de voorgestelde beperking, zoals gewijzigd door het RAC en het SEAC, de meest geschikte Uniebrede maatregel is om de geïdentificeerde risico’s aan te pakken, rekening houdend met het feit dat de gepresenteerde gegevens over emissies, risicovermindering en sociaaleconomische gevolgen onzeker zijn. Het RAC heeft duidelijk aangegeven dat de gerapporteerde kwantitatieve ramingen van de vrijgave onbetrouwbaar zijn als gevolg van talrijke inconsistenties tussen verschillende delen van het achtergronddocument bij het advies over het bijlage XV-dossier (5), ontoereikende motiveringen voor de gemaakte aannames en aanzienlijke lacunes in de verstrekte informatie of in de rapportage van de onderliggende berekeningsmethode voor de verschillende gebruikscategorieën. |
(14) |
Ondanks de bestaande onzekerheden over de beschikbare gegevens is de Commissie het met het RAC eens dat lozingen in het milieu en blootstelling aan mensen zijn bevestigd door een grote reeks monitoringgegevens in het milieu en bij de mens, en dat de vervaardiging van PFHxA, zouten daarvan en aanverwante stoffen, en het gebruik van die stoffen die leiden tot lozingen in het milieu die niet adequaat worden beheerst, tot een minimum moeten worden beperkt. In plaats van een brede beperking acht de Commissie een gerichte beperking de meest geschikte Uniebrede maatregel om de geïdentificeerde risico’s aan te pakken. De Commissie is van mening dat de beperking gericht moet zijn op de toepassingen waarvoor het RAC heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is risicobeheersmaatregelen uit te voeren om de emissies tot een minimum te beperken, en het SEAC heeft geconcludeerd dat het beperken van dat specifieke gebruik waarschijnlijk passend of waarschijnlijk niet ongeschikt is in termen van sociaaleconomische voordelen en kosten. Voor die toepassingen is de Commissie van mening dat het risico niet afdoende wordt beheerst, dat er alternatieven beschikbaar zijn en dat de sociaaleconomische kosten waarschijnlijk beperkt zullen zijn in vergelijking met de voordelen voor de menselijke gezondheid en het milieu. |
(15) |
Daarom acht de Commissie het noodzakelijk een Uniebrede beperking vast te stellen voor het in de handel brengen en het gebruik van PFHxA, zouten daarvan en aanverwante stoffen in textiel, leder, bont en huiden in kleding (zoals buitenkleding zoals regenjassen); toebehoren (zoals handtassen) en schoeisel voor het grote publiek; papier en karton dat wordt gebruikt als met levensmiddelen in contact komend materiaal; mengsels voor het grote publiek; cosmetica, en sommige toepassingen van brandblusschuim. |
(16) |
De Commissie is het eens met de door Duitsland, het RAC en het SEAC voorgestelde concentratiegrenzen. |
(17) |
Hoewel het SEAC geen conclusies kon trekken over de hoogte van de sociaaleconomische kosten in verhouding tot de voordelen voor textiel, leder, bont en huiden anders dan in kleding en aanverwante accessoires voor het grote publiek, is de Commissie van mening dat het gebruik in die materialen ook moet worden beperkt omdat er aanwijzingen zijn dat aanzienlijke hoeveelheden aan PFHxA verwante stoffen kunnen worden gebruikt; het is een wijdverbreid gebruik waarbij het risico niet afdoende wordt beheerst; emissies kunnen niet tot een minimum worden beperkt door de toepassing van risicobeheersmaatregelen, zoals geconcludeerd door het RAC, en er lijken alternatieven voor waterafstotende eigenschappen beschikbaar te zijn. De betrokken productsoorten omvatten tapijten, vloerkleden, gordijnen, jaloezieën, stoffering, wandbekleding van textiel en andere bekleding op basis van textiel (zoals tafellakens of beddenlinnen). Daaronder vallen productsoorten in het vervoer en op openbare plaatsen, alsook in kantoren, aangezien kan worden aangenomen dat die kantoren door het grote publiek worden bezocht. Voor deze productsoorten waarvoor beperkingen gelden, is niet goed aangetoond dat het ontbreken van olie en vlekafstotende eigenschappen zou leiden tot functionele verliezen met aanzienlijke negatieve gevolgen. Gezien de mogelijke sociaaleconomische gevolgen van functionele verliezen wanneer alternatieven onvoldoende olie en vlekwerende middelen bieden, wordt een langere overgangsperiode voor textiel anders dan in kleding en bijbehorend accessoires voor het grote publiek gerechtvaardigd geacht. |
(18) |
De Commissie is van mening dat, ondanks het wijdverbreide gebruik ervan, bepaalde textielstoffen, leder, bont en huiden en aanverwante accessoires en schoeisel waarvoor niet anderszins aan specifieke eisen voor technische prestaties kan worden voldaan, van deze beperking moeten worden vrijgesteld omdat dergelijke materialen aan specifieke veiligheids- of functionele eisen moeten voldoen. Die vrijstellingen houden rekening met de verwachte sociaaleconomische gevolgen en zijn van toepassing op toepassingen waarvoor momenteel geen alternatieven beschikbaar lijken te zijn. Vrijgestelde artikelen zijn textiel, leder, bont en huiden en aanverwante accessoires en schoeisel die worden gebruikt als (delen van) persoonlijke beschermingsmiddelen binnen het toepassingsgebied van risicocategorie III, punten a), c) tot en met f), h) en l), van bijlage I bij Verordening (EU) 2016/425 van het Europees Parlement en de Raad (6), hulpmiddelen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad (7) vallen, en hulpmiddelen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2017/746 van het Europees Parlement en de Raad (8) vallen. Bovendien moet bouwtextiel, zoals membranen voor lichtshoring of oppervlaktestructuur, versterkingsweefsel, substructuren van de textielgevel, isolerend materiaal tegen koude en hitte en dakbedekkingssystemen van textiel worden vrijgesteld, aangezien het SEAC niet kon concluderen of het beperken van dat specifieke gebruik waarschijnlijk passend of waarschijnlijk niet ongeschikt was in termen van sociaaleconomische voordelen en kosten. |
(19) |
Op 14 januari 2022 heeft het Agentschap namens de Commissie overeenkomstig artikel 69, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 een dossier (9) ingediend waarin wordt voorgesteld de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van per- en polyfluoralkylstoffen (PFAS) in blusschuim (zowel concentraten als het gebruiksklare mengsel van blusschuim) te beperken. PFHxA, zouten daarvan en aanverwante stoffen vallen binnen het toepassingsgebied van dat beperkingsvoorstel. De Commissie is van mening dat een besluit over de beperking van het gebruik van PFHxA, zouten daarvan en aanverwante stoffen in de meeste brandblusschuim beter kan worden bereikt op basis van het beperkingsdossier voor alle PFAS in brandblusschuim. Aangezien er op grote schaal alternatieven beschikbaar zijn en reeds in gebruik zijn voor het vervangen van PFHxA, zouten daarvan en aanverwante stoffen in blusschuim dat wordt gebruikt voor opleiding en tests, voor openbare brandweerdiensten en voor de burgerluchtvaart, is de Commissie van mening dat de beperking van deze toepassingen niet mag worden uitgesteld. |
(20) |
Tijdens de diensttijd kunnen de openbare brandweerdiensten te maken krijgen met verschillende soorten branden en in verschillende soorten inrichtingen. Om rekening te houden met de verschillen in de organisatie van openbare brandweerdiensten in alle lidstaten en om een hoog niveau van brandveiligheid te waarborgen, moet de beperking op het in de handel brengen en het gebruik van PFHxA, zouten daarvan en aanverwante stoffen in brandblusschuim en brandbestrijdingsschuimconcentraten worden vrijgesteld voor openbare brandweerdiensten die optreden op industriële locaties die onder Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad (10) vallen, en gebruiken zij het schuim en de apparatuur alleen voor dat doel. |
(21) |
De Commissie merkt op dat toepassingen van PFHxA, zouten daarvan en aanverwante stoffen die niet onder deze gerichte beperking vallen, ook zijn opgenomen in twee andere hangende beperkingsdossiers, met name PFAS in brandblusschuim (11) en PFAS bij alle andere toepassingen (12). De Commissie zal verder nagaan of deze toepassingen moeten worden beperkt op basis van de motivering en informatie in die dossiers en de desbetreffende adviezen. |
(22) |
De Commissie is van oordeel dat moet worden voorzien in een afwijking voor alle stoffen met een perfluoralkylgroep met de formule C6F13- die rechtstreeks met een zwavelatoom is verbonden (PFHxS, zouten daarvan en aanverwante stoffen), aangezien die stoffen krachtens Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad (13) verboden zijn. |
(23) |
De Commissie is het met het RAC en het SEAC eens dat stoffen met een perfluoralkylgroep met de formule C6F13- die rechtstreeks met een zuurstofatoom in een van de niet-eindstandige koolstoffen is verbonden, moeten worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de beperking van stoffen, aangezien die stoffen niet kunnen worden omgezet in PFHxA. Hun chemische structuur is van dien aard dat afbraak tot een carbonzuur of een carboxylaat twee afzonderlijke kortere fluoralkylketens zou vormen, waarvan de gevaren en risico’s niet in het bijlage XV-dossier zijn beoordeeld. |
(24) |
De belanghebbenden en de lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om passende maatregelen te nemen om aan de beperking te voldoen. Rekening houdend met de suggesties in het bijlage XV-dossier en met de overwegingen van het RAC en het SEAC, moet de toepassing van de beperking derhalve met 18 maanden worden uitgesteld voor brandblusschuim dat wordt gebruikt voor opleidings-, test- en openbare brandweerdiensten; 24 maanden voor textiel, leder, bont en huiden in kleding en bijbehorend toebehoren en schoeisel voor het grote publiek, papier en karton dat wordt gebruikt als met levensmiddelen in contact komend materiaal, mengsels voor het grote publiek en cosmetische producten; 36 maanden voor textiel, leder, bont en huiden anders dan in kleding en bijbehorend toebehoren voor het grote publiek; en 5 jaar voor brandblusschuim dat in de burgerluchtvaart wordt gebruikt. |
(25) |
De beperking mag om praktische en afdwingbaarheidsredenen niet van toepassing zijn op voorwerpen en mengsels waarvoor de leverancier kan aantonen dat die voorwerpen en mengsels vóór de respectieve toepassingsdatum van de beperking in de handel zijn gebracht. |
(26) |
Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(27) |
De in deze verordening vervatte bepalingen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 september 2024.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1907/oj.
(2) Aan PFHxA verwante stoffen zijn stoffen die gezien hun moleculaire structuur worden geacht te kunnen vervallen tot of worden omgezet in PFHxA. Een niet-uitputtende lijst van stoffen die onder het toepassingsgebied van het beperkingsvoorstel vallen, is beschikbaar op de website van het Europees Agentschap voor chemische stoffen: https://echa.europa.eu/documents/10162/7da473c1-7f27-df34-9e6a-46152ef10d4b.
(3) https://echa.europa.eu/documents/10162/c4e04484-c989-733d-33ed-0f023e2a200e.
(4) https://echa.europa.eu/documents/10162/97eb5263-90be-ede5-0dd9-7d8c50865c7e.
(5) https://echa.europa.eu/documents/10162/5c011606-5891-d26a-03e7-ceba0a35126f.
(6) Verordening (EU) 2016/425 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad (PB L 81 van 31.3.2016, blz. 51, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2016/425/oj).
(7) Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen, tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, Verordening (EG) nr. 178/2002 en Verordening (EG) nr. 1223/2009, en tot intrekking van Richtlijnen 90/385/EEG en 93/42/EEG van de Raad (PB L 117 van 5.5.2017, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2017/745/oj).
(8) Verordening (EU) 2017/746 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek en tot intrekking van Richtlijn 98/79/EG en Besluit 2010/227/EU van de Commissie (PB L 117 van 5.5.2017, blz. 176, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2017/746/oj).
(9) https://echa.europa.eu/documents/10162/4524f49c-ae14-b01b-71d2-ac3fa916c4e9.
(10) Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2012/18/oj).
(11) https://echa.europa.eu/documents/10162/4524f49c-ae14-b01b-71d2-ac3fa916c4e9.
(12) https://echa.europa.eu/documents/10162/1c480180-ece9-1bdd-1eb8-0f3f8e7c0c49.
(13) Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 45, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/1021/oj).
BIJLAGE
In bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt de volgende vermelding toegevoegd:
|
|
(*1) Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2012/18/oj).
(*2) Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 45, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/1021/oj).”
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2462/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)