Publicatieblad |
NL L-serie |
2024/2153 |
13.9.2024 |
BESLUIT (EU) 2024/2153 VAN DE RAAD
van 4 maart 2024
betreffende de ondertekening namens de Unie en de voorlopige toepassing van de versterkte partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Kirgizische Republiek, anderzijds
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 207 en 209, in samenhang met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 8, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 21 september 2017 heeft de Raad machtiging verleend om onderhandelingen met de Kirgizische Republiek te openen over een versterkte partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst. |
(2) |
Voortbouwend op de wens van de partijen om de betrekkingen op ambitieuze en innovatieve wijze te versterken en te verbreden, zijn de onderhandelingen over de versterkte partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Kirgizische Republiek, anderzijds, (de “overeenkomst”) met succes afgerond met de parafering van de overeenkomst op 6 juli 2019. |
(3) |
De overeenkomst dient namens de Unie te worden ondertekend, onder voorbehoud van sluiting op een latere datum. |
(4) |
De overeenkomst moet voorlopig worden toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures. |
(5) |
De ondertekening van de overeenkomst namens de Unie en de voorlopige toepassing van delen van de overeenkomst tussen de Unie en de Kirgizische Republiek laat de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en haar lidstaten overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie onverlet. |
(6) |
Er wordt aan herinnerd dat de beginselen van soevereiniteit en territoriale integriteit van alle staten, met inbegrip van de eerbiediging van de Resoluties 541 (1983) en 550 (1984) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (de “VN-Veiligheidsraad”), internationale verplichtingen zijn uit hoofde van met name het lidmaatschap van de Verenigde Naties (VN), |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening namens de Unie van de versterkte partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Kirgizische Republiek, anderzijds (1), onder voorbehoud van de sluiting van de overeenkomst.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.
Artikel 3
In afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding van de overeenkomst vereiste procedures worden, overeenkomstig artikel 318 van de overeenkomst en met inachtneming van de kennisgevingen waarin de overeenkomst voorziet, de volgende delen voorlopig toegepast tussen de Unie en de Kirgizische Republiek, voor zover zij aangelegenheden betreffen die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, waaronder aangelegenheden die vallen onder de bevoegdheid van de Unie om een gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid te bepalen en uit te voeren:
a) |
Titel I; |
b) |
Titel II: de artikelen 3, 4, 6, 9; |
c) |
Titel III: artikel 14, lid 1, en artikel 15, lid 2; |
d) |
Titel IV, met uitzondering van de artikelen 26, 81, 82, 84 en 89 voor zover die artikelen betrekking hebben op de strafrechtelijke handhaving van intellectuele-eigendomsrechten; |
e) |
Titel V: de artikelen 254 tot en met 257, artikel 258 (met uitzondering van punt d)), artikel 259, artikel 260 (met uitzondering van lid 1, punten a), c) en f)), en de artikelen 261, 277, 278; |
f) |
Titel VI: de artikelen 304 tot en met 309; |
g) |
Titel VII, met uitzondering van artikel 319, leden 1 en 2, voor zover de bepalingen van de titel enkel strekken tot de voorlopige toepassing van de overeenkomst; |
h) |
Bijlagen; |
i) |
Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken. |
Artikel 4
Indien een lidstaat of de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de “hoge vertegenwoordiger”) van oordeel is dat niet is voldaan aan een internationale verplichting uit hoofde van met name het lidmaatschap van de VN, met inbegrip van de naleving van de Resoluties 541 (1983) en 550 (1984) van de VN-Veiligheidsraad, dan legt die lidstaat of de hoge vertegenwoordiger de kwestie aan de Raad voor om te bepalen of er overeenkomstig artikel 316, lid 4, van de overeenkomst overleg onder auspiciën van de Samenwerkingsraad moet plaatsvinden.
Artikel 5
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 4 maart 2024.
Voor de Raad
De voorzitter
A. VERLINDEN
(1) De tekst van de overeenkomst wordt bekendgemaakt in PB L, 2024/2141, 13.9.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/2024/2141/oj.
ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/2153/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)