Publicatieblad |
NL L-serie |
2024/1788 |
15.7.2024 |
RICHTLIJN (EU) 2024/1788 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 13 juni 2024
betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2023/1791 en tot intrekking van Richtlijn 2009/73/EG
(herschikking)
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, moet ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die richtlijn worden overgegaan. |
(2) |
Met de interne markt voor aardgas, die sinds 1999 geleidelijk tot stand is gebracht, wordt beoogd alle consumenten in de Unie — zowel particulieren als bedrijven — echte keuzevrijheid te bieden, nieuwe kansen voor het bedrijfsleven te scheppen en grensoverschrijdende handel te bevorderen, teneinde efficiëntieverbeteringen, concurrerende prijzen en een betere dienstverlening te bewerkstelligen en de leveringszekerheid en duurzaamheid in de hand te werken. |
(3) |
Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) en Richtlijn 2009/73/EG hebben aanzienlijk bijgedragen tot de totstandbrenging van de interne markt voor aardgas. |
(4) |
Met Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad (6) en Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad (7) is een verdere stap gezet in de ontwikkeling van de interne markt voor elektriciteit, waarbij de burgers centraal staan en een bijdrage wordt geleverd aan de doelstellingen van de Unie inzake de transitie naar een schoon energiesysteem en vermindering van broeikasgasemissies. De interne markt voor aardgas moet op dezelfde beginselen berusten en met name een gelijk niveau van consumentenbescherming waarborgen. Met name moet in het energiebeleid van de Unie rekening worden gehouden met kwetsbare afnemers en moet energiearmoede worden tegengegaan. |
(5) |
Met Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (8) heeft de Unie zich ertoe verbonden de broeikasgasemissies terug te dringen. De internemarktregels voor gasvormige brandstoffen moeten op die verordening worden afgestemd. In dat verband heeft de Unie in de mededelingen van de Commissie van 8 juli 2020, getiteld “Energie voor een klimaatneutrale economie: een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem” (de “EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem”) en “Een waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa” (de “EU-waterstofstrategie”), alsook in de resolutie van het Europees Parlement van 10 juli 2020 over een alomvattende Europese benadering van energieopslag (9) uiteengezet hoe de energiemarkten kunnen worden gemoderniseerd, onder meer wat betreft het koolstofvrij maken van de gasmarkten. Deze richtlijn moet bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling van de Unie om de broeikasgasemissies te verminderen en moet tegelijkertijd de leveringszekerheid en de goede werking van de interne markten voor aardgas en waterstof waarborgen. |
(6) |
Deze richtlijn vormt een aanvulling op gerelateerde beleids- en wetgevingsinstrumenten van de Unie, met name die welke zijn voorgesteld op grond van de mededeling van de Commissie van 11 december 2019, getiteld de “Europese Green Deal”, zoals de Verordeningen (EU) 2023/857 (10), (EU) 2023/957 (11), (EU) 2023/1805 (12) en (EU) 2023/2405 (13) en de Richtlijnen (EU) 2023/959 (14), (EU) 2023/1791 (15) en (EU) 2023/2413 (16) van het Europees Parlement en de Raad, die tot doel hebben de decarbonisatie van de economie van de Unie te stimuleren en ervoor te zorgen dat niet wordt afgeweken van het traject naar een klimaatneutrale Unie uiterlijk in 2050, overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1119. De belangrijkste doelstelling van deze richtlijn is een dergelijke transitie naar klimaatneutraliteit mogelijk te maken en te faciliteren door te zorgen voor de opschaling van een markt voor waterstof en voor een efficiënte markt voor aardgas. |
(7) |
De mededeling van de Commissie van 8 maart 2022, getiteld “REPowerEU: een gemeenschappelijk Europees optreden voor betaalbaardere, veiligere en duurzamere energie” (REPowerEU), die werd aangenomen na het begin van de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne, benadrukte het belang van diversificatie van de gaslevering om de afhankelijkheid van de Unie van Russische energie af te bouwen. In de mededeling werd erkend dat het opschalen van duurzaam biomethaan en de uitrol van hernieuwbare waterstof een beslissende rol zouden kunnen spelen en werden de wetgevers daarom opgeroepen deze richtlijn en Verordening (EU) 2024/1789 van het Europees Parlement en de Raad (17) snel vast te stellen. |
(8) |
Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad (18) waarborgt een reeks verplichtingen voor gasmarktdeelnemers. Nationale regulerende instanties als bedoeld in die verordening zijn ervoor verantwoordelijk dat die verordening in de lidstaten wordt gehandhaafd. De bepalingen ervan zijn van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat de handel in gas aan transparantieverplichtingen wordt onderworpen. |
(9) |
Deze richtlijn beoogt de penetratie van hernieuwbaar gas, koolstofarm gas en koolstofarme waterstof in het energiesysteem te bevorderen en de rol van fossiel gas te verkleinen, en om hernieuwbaar gas, koolstofarm gas en koolstofarme waterstof een belangrijke rol te laten spelen bij de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en klimaatneutraliteit uiterlijk in 2050. Deze richtlijn beoogt verder een regelgevend kader op te zetten dat alle marktdeelnemers in staat stelt en ertoe aanzet fossiel gas af te bouwen en hun activiteiten te plannen om lock-in-effecten te vermijden, en beoogt een geleidelijke en tijdige uitfasering van fossiel gas te waarborgen, met name in alle relevante industriële sectoren en voor verwarmingsdoeleinden. |
(10) |
De integratie van duurzaam biomethaan overeenkomstig de criteria van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (19) in het aardgassysteem ondersteunt de klimaatdoelstellingen van de Unie en draagt bij tot de diversificatie van de energielevering. Aanvragen voor de aansluiting op het net van de productie van hernieuwbaar gas moeten binnen een redelijke termijn worden beoordeeld en door de betrokken regulerende instanties worden gemonitord. Aanvragen op transmissie- en distributieniveau voor de aansluiting van installaties voor de productie van hernieuwbaar gas moeten voorrang kunnen krijgen op aanvragen voor de aansluiting van installaties voor de productie van aardgas en koolstofarm gas. |
(11) |
De EU-waterstofstrategie onderkent dat, in het licht van het uiteenlopende potentieel van de lidstaten voor de productie van hernieuwbare waterstof, een open en concurrerende interne markt met onbeperkte grensoverschrijdende handel aanzienlijke voordelen biedt voor de mededinging, de betaalbaarheid en de leveringszekerheid. Bovendien benadrukt de EU-waterstofstrategie dat het toewerken naar een liquide markt met een op grondstoffen gebaseerde waterstofhandel de deelname van nieuwe producenten zou vergemakkelijken en gunstig zou zijn voor een verdergaande integratie met andere energiedragers, en realistische prijssignalen zou geven voor investeringsbeslissingen en operationele beslissingen. De voorschriften van deze richtlijn moeten dus de opkomst van markten voor waterstof, op grondstoffen gebaseerde waterstofhandel en liquide handelshubs faciliteren. Onnodige belemmeringen in dat verband moeten door de lidstaten worden weggenomen. Hoewel de inherente verschillen worden erkend, moeten bestaande regels die efficiënte commerciële activiteiten en handel voor de markten voor elektriciteit en aardgas mogelijk maakten, ook in overweging worden genomen voor een markt voor waterstof. Hoewel in deze richtlijn algemene beginselen betreffende de werking van de markt voor waterstof worden neergelegd, moet bij de toepassing ervan rekening worden gehouden met het ontwikkelingsniveau van die markt. |
(12) |
In overeenstemming met de EU-waterstofstrategie zal hernieuwbare waterstof naar verwachting vanaf 2030 op grote schaal worden ingezet om bepaalde sectoren koolstofvrij te maken, variërend van luchtvaart en scheepvaart tot moeilijk koolstofvrij te maken industriële sectoren. Alle op waterstofsystemen aangesloten eindafnemers moeten fundamentele consumentenrechten hebben die van toepassing zijn op eindafnemers die zijn aangesloten op het aardgassysteem, zoals het recht om van leverancier te veranderen en nauwkeurige factureringsinformatie te krijgen. Afnemers die op het waterstofnet zijn aangesloten, bijvoorbeeld industriële afnemers, moeten van dezelfde rechten inzake consumentenbescherming genieten als aardgasafnemers. Consumentenvoorzieningen die bedoeld zijn om de deelname van huishoudelijke afnemers aan de markt aan te moedigen, zoals prijsvergelijkingstools en actieve afnemers, mogen echter niet van toepassing zijn op het waterstofsysteem. |
(13) |
In overeenstemming met de EU-waterstofstrategie is de ontwikkeling van voornamelijk uit zonne- en windenergie geproduceerde hernieuwbare waterstof een prioriteit voor de Unie. Hernieuwbare energie die geproduceerd wordt met biomassa, valt onder de definitie van biogas in Richtlijn (EU) 2018/2001. Hernieuwbare waterstof is het best verenigbaar met de doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit en het streven om alle vervuiling op de lange termijn tot nul terug te brengen, en is het meest coherent met een geïntegreerd energiesysteem. De productie van hernieuwbare waterstof zal echter waarschijnlijk niet snel genoeg toenemen om te kunnen voldoen aan de verwachte toename van de vraag naar waterstof in de Unie. Daarom kunnen koolstofarme brandstoffen, zoals koolstofarme waterstof, in overeenstemming met de klimaatdoelstellingen van de Unie een rol spelen in de energietransitie, met name op korte en middellange termijn, om de emissies van bestaande brandstoffen snel te verminderen, en de transitie van de afnemers in de Unie te ondersteunen in sectoren die moeilijk koolstofvrij te maken zijn en waar geen energie- of kostenefficiëntere opties beschikbaar zijn. Om de transitie te ondersteunen, moet een drempel voor broeikasgasemissiereducties voor koolstofarme waterstof en synthetische gasvormige brandstoffen worden vastgesteld. Een dergelijke drempel moet strenger worden voor waterstof die wordt geproduceerd in installaties die vanaf 1 januari 2031 operationeel worden, teneinde rekening te houden met technologische ontwikkelingen en de dynamische vooruitgang op de weg naar broeikasgasemissiereducties door waterstofproductie beter te stimuleren. |
(14) |
In de EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem werd benadrukt dat een Uniebreed certificeringssysteem moet worden ingevoerd dat ook betrekking heeft op koolstofarme brandstoffen, teneinde de lidstaten in staat te stellen deze te vergelijken met andere decarbonisatie-opties en deze in hun energiemix als een haalbare oplossing te beschouwen. De certificering van koolstofarme brandstoffen moet in overeenstemming zijn met de certificering van hernieuwbare brandstoffen. Het is daarom passend te verwijzen naar de bepalingen voor de certificering van hernieuwbare brandstoffen in Richtlijn (EU) 2018/2001 en deze naar analogie toe te passen op de certificering van koolstofarme brandstoffen. Om ervoor te zorgen dat koolstofarme brandstoffen dezelfde decarbonisatie-effecten hebben als hernieuwbare alternatieven, is het belangrijk dat deze worden gecertificeerd aan de hand van een vergelijkbare methodische aanpak op basis van een levenscyclusbeoordeling van hun totale broeikasgasemissies. Bij een dergelijke levenscyclusbeoordeling moet rekening worden gehouden met emissies als gevolg van de productie van koolstofarme brandstoffen in de hele toeleveringsketen, met inbegrip van emissies als gevolg van de winning van primaire energie, verwerking en vervoer, en moet ook rekening worden gehouden met indirecte emissies als gevolg van de omleiding van inflexibele inputs en werkelijke koolstofafvangpercentages. Upstreamemissies van methaan moeten worden afgeleid op basis van de maatregelen van Verordening (EU) 2024/1787 van het Europees Parlement en de Raad (20). Dit zou het mogelijk maken een alomvattend Uniebreed certificeringssysteem in te voeren dat de hele energiemix van de Unie bestrijkt. Aangezien koolstofarme brandstoffen en koolstofarme waterstof geen hernieuwbare brandstoffen zijn, konden de terminologie en certificering ervan niet in het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2018/2001 worden opgenomen. Om die leemte alsnog op te vullen, worden zij in deze richtlijn opgenomen. |
(15) |
Methaan en waterstof dragen bij tot de opwarming van de aarde. Het weglekken van deze stoffen uit het aardgas- en waterstofsysteem moet dus worden vermeden in overeenstemming met het energie-efficiëntie-eerstbeginsel en om het klimaateffect ervan tot een minimum te beperken. De transmissie, distributie en ondergrondse opslag van aardgas, evenals de terminals voor vloeibaar aardgas, moeten voldoen aan de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2024/1787. In die verordening worden regels vastgelegd voor de nauwkeurige meting, kwantificering, monitoring, rapportage en verificatie van methaanemissies in de energiesector in de Unie, alsook voor de beperking van deze emissies, onder meer door lekdetectie- en -reparatieonderzoeken, reparatieverplichtingen en beperkingen voor afblazen en affakkelen. Bovendien moet deze richtlijn voorschrijven dat waterstofnet-, waterstofopslag- en waterstofterminalbeheerders maatregelen moeten nemen om waterstofemissies tijdens hun activiteiten te voorkomen of tot een minimum te beperken, en op gezette tijden alle relevante onderdelen die onder de verantwoordelijkheid van de beheerder vallen, moeten onderzoeken op waterstoflekken en deze moeten herstellen. In voorkomend geval moet de Commissie verslag uitbrengen over de milieu- en klimaatrisico’s van waterstoflekkage en, in voorkomend geval, voorstellen indienen voor maatregelen, met inbegrip van maximale waterstoflekkagepercentages, om mogelijke risico’s op waterstoflekkage tot een minimum te beperken. Wanneer dergelijke maatregelen worden vastgesteld, moeten zij in aanmerking worden genomen in de methodiek voor de beoordeling van broeikasgasemissiereducties door koolstofarme brandstoffen. |
(16) |
Naar verwachting zal de invoer van hernieuwbare en koolstofarme waterstof een aanvulling vormen op in de Unie geproduceerde waterstof om ervoor te zorgen dat grote hoeveelheden waterstof snel beschikbaar zijn om tegemoet te komen aan de vraag van de Unie. Het is derhalve zowel voor de Commissie als voor de lidstaten voordelig om, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheid, een open en constructieve dialoog aan te gaan om samenwerking met derde landen tot stand te brengen. Een dergelijke samenwerking kan met name bijdragen tot de bevordering van markten voor schone en nieuwe technologie door middel van kennisoverdracht en tot een hoge mate van milieubescherming, duurzaamheid en beperking van de klimaatverandering, waarbij negatieve sociale of milieueffecten worden vermeden. In die context zou de Unie ook een voortrekkersrol kunnen spelen bij de ontwikkeling van wereldwijde normen voor de certificering van koolstofarme brandstoffen en haar rol als wereldleider op klimaatgebied versterken, en daarbij haar klimaatdiplomatie gebruiken om een voor beide partijen voordelige samenwerking met uitvoerende partners tot stand te brengen. |
(17) |
De vrijheden die de burgers van de Unie in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden gegarandeerd, onder meer het vrij verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening, kunnen evenwel enkel verwezenlijkt worden in een volledig opengestelde markt waarop alle consumenten hun leveranciers vrijelijk kunnen kiezen en alle leveranciers vrijelijk aan hun afnemers leveren. |
(18) |
Om de doelstelling van de Unie om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn, te verwezenlijken, moeten inspanningen om de gasmarkt koolstofvrij te maken gepaard gaan met de uitrol van hernieuwbare energiebronnen in het kader van de in Richtlijn (EU) 2018/2001 vastgelegde streefcijfers van de Unie en aanvullende decarbonisatie-inspanningen op basis van andere niet-fossiele bronnen. De lidstaten moeten, wat een volledig open markt betreft, hun energiemix, inclusief het gecombineerde gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen, nog steeds kunnen plannen in het licht van hun specifieke nationale omstandigheden. Daartoe moet de Unie bij het ontwerpen van steunregelingen, met inbegrip van financiële steun, voor hernieuwbare of koolstofarme brandstoffen de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie ondersteunen, terwijl de lidstaten het recht behouden om te kiezen welke bron van hernieuwbare of koolstofarme brandstoffen zij ondersteunen, indien zij dat doen, op voorwaarde dat dergelijke brandstoffen voldoen aan de criteria van Richtlijn (EU) 2018/2001 en deze richtlijn, en dat dergelijke steunregelingen in overeenstemming zijn met het toepasselijke rechtskader inzake staatssteun op basis van de artikelen 107 en 108 VWEU. Daarnaast kunnen de lidstaten besluiten aanvullende vereisten inzake broeikasgasemissiereductie vast te stellen, in overeenstemming met hun nationale decarbonisatiestrategie. |
(19) |
De consumentenbelangen moeten in deze richtlijn centraal staan, en de kwaliteit van de dienstverlening moet een kerntaak van aardgas- en waterstofbedrijven zijn. De bestaande rechten van consumenten en de rechten op toegang tot essentiële diensten, waaronder energie, en de bestrijding van energiearmoede, zoals vermeld in de mededeling van de Commissie van 26 april 2017 inzake de oprichting van een Europese pijler van sociale rechten, die op 17 november 2017 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is afgekondigd en ondertekend tijdens de sociale top van Göteborg, moeten worden versterkt en gewaarborgd, en moeten transparanter worden. In dat verband moet kruissubsidiëring van waterstofnetten door middel van nettarieven voor aardgas of elektriciteit worden vermeden. Consumentenbescherming moet waarborgen dat alle consumenten in de ruimere context van de Unie profiteren van een concurrerende markt voor aardgas. Consumentenrechten moeten door de lidstaten worden gehandhaafd, of indien lidstaten hierin hebben voorzien, door de regulerende instanties. |
(20) |
In de Europese pijler van sociale rechten wordt energie beschouwd als een essentiële dienst waartoe iedereen toegang moet hebben en wordt er opgeroepen tot steunmaatregelen voor wie er behoefte aan heeft (beginsel 20). Ook in VN-doelstelling 7 inzake duurzame ontwikkeling wordt gevraagd toegang tot betaalbare, betrouwbare, duurzame en moderne energie voor iedereen te verzekeren. |
(21) |
Eisen inzake openbaredienstverlening en de gemeenschappelijke minimumnormen die daaruit voortvloeien, moeten verder worden versterkt om te waarborgen dat alle verbruikers, met name de kwetsbaren onder hen, voordeel hebben bij de vrije mededinging en bij billijke prijzen. De eisen inzake openbaredienstverlening moeten op nationaal niveau worden gedefinieerd, met inachtneming van nationale omstandigheden. Het Unierecht moet echter door de lidstaten worden nageleefd. |
(22) |
Om het koolstofvrij maken van de verwarmingssector op basis van inclusiviteit te vergemakkelijken, moeten consumenten worden geïnformeerd over duurzame alternatieven waarnaar zij kunnen overstappen en moeten zij toegang hebben tot geschikte financieringsmogelijkheden en subsidies. De lidstaten moeten alle nodige maatregelen nemen om het negatieve effect van de op grond van deze richtlijn uitgevoerde overschakeling op andere brandstoffen of aansluiting op stadsverwarming op eindafnemers, met inbegrip van energiearme afnemers en kwetsbare afnemers, tot een minimum te beperken. Indien van toepassing moeten de lidstaten optimaal gebruikmaken van financiering, met inbegrip van overheidsfinanciering en op Unieniveau opgezette financieringsfaciliteiten, teneinde nadelige effecten te minimaliseren en een rechtvaardige en inclusieve energietransitie te waarborgen. |
(23) |
De lidstaten moeten een ruime discretionaire bevoegdheid hebben om aan aardgasbedrijven openbaredienstverplichtingen op te leggen bij het nastreven van doelstellingen van algemeen economisch belang, zonder de transitie naar een geïntegreerd, zeer energie-efficiënt en op hernieuwbare energie gebaseerd energiesysteem te belemmeren, in overeenstemming met de desbetreffende doelstellingen, wetgeving en strategieën van de Unie. Openbaredienstverplichtingen die de vorm aannemen van prijsstelling voor de aardgaslevering, vormen evenwel een fundamenteel verstorende maatregel die vaak leidt tot de accumulatie van tarieftekorten, de beperking van de keuze van de consument, minder stimulansen voor investeringen in energiebesparing en energie-efficiëntie, lagere dienstverleningsnormen, een lager niveau van betrokkenheid en tevredenheid van consumenten, en de beperking van de mededinging, alsook tot minder aanbod van innovatieve producten en diensten op de markt. De lidstaten moeten derhalve andere beleidsinstrumenten toepassen, en dan met name gerichte sociale beleidsmaatregelen, om de betaalbare levering van aardgas aan hun burgers te waarborgen. Overheidsoptreden in de prijsstelling voor de aardgaslevering zou in beginsel een marktverstorende maatregel zijn. Dergelijk optreden mag daarom alleen in voorkomend geval als openbaredienstverplichting mogen worden toegepast en moet aan specifieke voorwaarden onderworpen zijn. Een volledig geliberaliseerde, goed functionerende retailmarkt voor aardgas zou de mededinging op prijs en op andere punten dan prijs onder bestaande leveranciers stimuleren en zou stimulansen moeten bieden aan nieuwe deelnemers op de markt, waardoor de keuze en de tevredenheid van de consument verbetert. Krachtens deze richtlijn moeten gereguleerde prijzen, ook onder de kostprijs, mogelijk zijn voor energiearme afnemers, kwetsbare huishoudelijke afnemers en, in specifieke gevallen, huishoudelijke afnemers en micro-ondernemingen. Tijdens een aardgasprijscrisis, wanneer de groothandels- en retailprijzen voor aardgas aanzienlijk stijgen, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen om de toepassing van gereguleerde prijzen tijdelijk uit te breiden tot essentiële sociale diensten, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4), van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad (21), en tot kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). De lidstaten moeten wat betreft huishoudelijke afnemers, essentiële sociale diensten en kmo’s tijdens een aardgasprijscrisis, bij uitzondering en tijdelijk, gereguleerde prijzen onder de kostprijs kunnen vaststellen op voorwaarde dat dit geen concurrentieverstoringen tussen leveranciers veroorzaakt en dat de leveranciers worden gecompenseerd voor de kosten van levering onder de kostprijs. Er moet echter voor worden gezorgd dat deze prijsregulering gericht is en geen prikkels voor een hoger verbruik creëert. Daarom moet een dergelijke uitzonderlijke en tijdelijke uitbreiding van de prijsregulering worden beperkt tot 80 % van de mediane consumptie van huishoudens voor huishoudelijke afnemers en tot 70 % van de consumptie van het voorgaande jaar voor essentiële sociale diensten en kmo’s. De Raad moet, op voorstel van de Commissie, bij uitvoeringsbesluit een Uniebrede aardgasprijscrisis kunnen afkondigen. De beoordeling of er sprake is van een dergelijke aardgasprijscrisis moet gebaseerd zijn op een vergelijking met de prijzen in tijden van normale marktwerking en moet derhalve het effect van eerdere aardgasprijscrises die op grond van deze richtlijn werden vastgesteld, uitsluiten. In een dergelijk uitvoeringsbesluit moet ook de termijn van de afkondiging van een aardgasprijscrisis worden gespecificeerd gedurende welke de gereguleerde prijzen tijdelijk breder worden toegepast. Die termijn mag niet meer dan een jaar bedragen. Indien de voorwaarden voor het afkondigen van de aardgasprijscrisis nog steeds gelden, moet de Raad op voorstel van de Commissie de geldigheidsduur van het uitvoeringsbesluit kunnen verlengen. De toekenning van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad is gerechtvaardigd gezien de aanzienlijke horizontale gevolgen voor de lidstaten van een besluit waarbij een aardgasprijscrisis wordt afgekondigd en daarmee ook de uitgebreide mogelijkheden voor overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de aardgaslevering in werking worden gesteld. Dergelijke gevolgen zijn aanzienlijk, zowel wat betreft het aantal betrokken afnemers als wat het belang van de categorieën van dergelijke afnemers betreft. De toekenning van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad houdt ook voldoende rekening met de politieke aard van een dergelijk besluit waarbij een aardgasprijscrisis wordt afgekondigd, hetgeen een delicate afweging vereist van verschillende beleidsoverwegingen die centraal staan in een besluit van de lidstaten om prijsstelling voor energie in te voeren. Bij de afkondiging van een regionale of Uniebrede aardgasprijscrisis moet te allen tijde een gelijk speelveld worden gewaarborgd in alle lidstaten waarvoor het besluit consequenties heeft, zodat de interne markt niet onrechtmatig wordt verstoord. |
(24) |
Openbaredienstverplichtingen die de vorm van prijsstelling voor de aardgaslevering aannemen, moeten worden gebruikt zonder afbreuk te doen aan het beginsel van open markten, in duidelijk omschreven omstandigheden, ten aanzien van duidelijk omschreven begunstigden, en moeten beperkt zijn in duur. Dergelijke omstandigheden kunnen zich voordoen wanneer de toevoer drastisch wordt ingeperkt, hetgeen aanleiding geeft tot aanzienlijk hogere aardgasprijzen dan normaal, of in het geval van een marktfalen indien het ingrijpen door regulerende instanties en mededingingsautoriteiten niet doeltreffend is gebleken. Dergelijke omstandigheden zouden huishoudelijke afnemers onevenredig hard treffen, en met name kwetsbare afnemers die doorgaans een groter aandeel van hun beschikbare inkomen aan energierekeningen besteden dan consumenten met een hoog inkomen. Om de verstorende effecten van openbaredienstverplichtingen bij de prijsstelling voor de aardgaslevering te beperken, moeten de lidstaten die op deze manier ingrijpen aanvullende maatregelen treffen, waaronder maatregelen om te voorkomen dat de prijsstelling voor groothandelsmarkten wordt verstoord, of maatregelen ten gunste van energie-efficiëntie, met name voor kwetsbare afnemers en energiearme afnemers. De lidstaten moeten er tevens voor zorgen dat alle begunstigden van gereguleerde prijzen, indien zij dit wensen, ten volle profijt kunnen trekken van de aanbiedingen op de concurrerende markt. Daarom moeten zij rechtstreeks en op gezette tijden worden geïnformeerd over de beschikbare aanbiedingen en besparingsmogelijkheden op de concurrerende markt en ondersteuning aangeboden krijgen om in te spelen op en te profiteren van marktgebaseerde aanbiedingen. |
(25) |
Overheidsingrijpen in de prijsstelling van de aardgaslevering mogen niet leiden tot directe kruissubsidiëring tussen verschillende categorieën afnemers. Overeenkomstig dit beginsel mogen prijssystemen bepaalde categorieën afnemers niet expliciet verplichten de kosten te dragen van prijsingrepen die nadelige gevolgen hebben voor andere categorieën afnemers. Openbaredienstverplichtingen bij de prijsstelling mogen alleen betrekking hebben op de levering van aardgas, aangezien huishoudelijke afnemers naar verwachting niet op grote schaal waterstof voor verwarmingsdoeleinden zullen gebruiken. De markt voor waterstof zal naar verwachting vooral betrekking hebben op de industrie, die geen dergelijk overheidsingrijpen vereist. |
(26) |
De consumenten moeten kunnen beschikken over duidelijke en begrijpelijke informatie over hun rechten ten aanzien van de energiesector. De Commissie heeft na raadpleging van de relevante belanghebbenden, waaronder lidstaten, regulerende instanties, consumentenorganisaties en aardgasbedrijven, een toegankelijke, gebruikersvriendelijke checklist voor energieconsumenten opgesteld met praktische informatie voor de consument over zijn rechten. Deze checklist moet actueel worden gehouden, aan alle consumenten worden uitgereikt en algemeen beschikbaar zijn. |
(27) |
De lidstaten moeten er rekening mee houden dat een succesvolle energietransitie meer investeringen vereist in onderwijs, opleiding en vaardigheden voor werknemers in de aardgas- en waterstofsectoren, onder meer wat betreft de ontwikkeling van infrastructuur, energie-efficiëntie en toepassingen voor eindgebruikers die gebruikmaken van kosteneffectievere en gedecarboniseerde alternatieven. Dergelijke investeringen zouden in overeenstemming zijn met Richtlijn (EU) 2023/1791. |
(28) |
Marktregels moeten afnemers beschermen en hun de mogelijkheid bieden de meest energie-efficiënte keuzen te maken, zodat nieuw hernieuwbaar gas en nieuwe hernieuwbare waterstof en koolstofarm gas en koolstofarme waterstof volledig kunnen worden geïntegreerd in de energietransitie. |
(29) |
Aardgas speelt nog steeds een belangrijke rol in de energielevering, aangezien huishoudens nog steeds meer energie uit aardgas dan uit elektriciteit verbruiken. Hoewel elektrificatie een essentieel onderdeel van de groene transitie is, zal het aardgasverbruik van huishoudens, met inbegrip van toenemende volumes hernieuwbaar gas, met name biomethaan, in de toekomst niet verdwijnen. |
(30) |
In de aardgassector, met inbegrip van de retailmarkt voor aardgas, zijn de bepalingen inzake betrokkenheid en bescherming van de consument niet aangepast aan de behoeften van de energietransitie. |
(31) |
De markt voor aardgas lijdt onder slechte klanttevredenheid en -betrokkenheid en het traag gebruik van nieuw hernieuwbaar gas en koolstofarm gas, wat tekenen zijn van beperkte mededinging in veel lidstaten. De aardgasprijzen voor huishoudelijke afnemers zijn de afgelopen tien jaar gestegen, waardoor zij twee tot drie keer meer betalen voor hun aardgasverbruik dan industriële afnemers. |
(32) |
Net als in de elektriciteitssector zijn marktflexibiliteit en een toereikend Unierechtskader voor consumentenrechten in de aardgassector essentieel om ervoor te zorgen dat consumenten kunnen deelnemen aan de energietransitie en kunnen profiteren van betaalbare prijzen, goede dienstverleningsnormen en daadwerkelijke keuzemogelijkheden die de technologische ontwikkelingen weerspiegelen. |
(33) |
Het wordt verwacht dat de overschakeling van fossiel gas op hernieuwbare alternatieven gerealiseerd zal worden als energie uit hernieuwbare bronnen een aantrekkelijke, niet-discriminerende keuze wordt voor consumenten op basis van echt transparante informatie, waarbij de transitiekosten eerlijk worden verdeeld over verschillende groepen consumenten en marktdeelnemers. De overschakeling van gas naar andere technologieën is echter doorgaans niet gemakkelijk vanwege het lock-in-effect dat verband houdt met de onderliggende uitrusting. Wanneer aardgasinfrastructuur buiten gebruik wordt gesteld, moet dit vergezeld gaan van maatregelen om de negatieve gevolgen voor eindafnemers, met name kwetsbare afnemers en energiearme huishoudelijke afnemers, aan te pakken, evenals maatregelen om de ongelijkheden als gevolg van de energietransitie aan te pakken. Aardgasverbruikers moeten worden beschermd tegen stijgende tarieven indien aardgasactiva moeten worden afgeschreven, tegen kruissubsidiëring tussen gebruikers van gas en waterstof en tegen stijgende aardgasprijzen als gevolg van een krimpend afnemersbestand. |
(34) |
Om de huidige lacunes op de retailmarkt voor aardgas aan te pakken, moeten de bestaande mededingingsbelemmeringen en technische obstakels voor de opkomst van een alternatieve, op hernieuwbare energiebronnen gebaseerde energielevering, nieuwe diensten, betere dienstverleningsniveaus en lagere consumentenprijzen worden aangepakt, en moeten tegelijk kwetsbare afnemers en energiearme afnemers worden beschermd. |
(35) |
Om een hoog niveau van consumentenbescherming en -empowerment consequent in alle energiesectoren te waarborgen, moet het rechtskader voor de decarbonisatie van de markt voor aardgas een weerspiegeling zijn van de bescherming van de afnemer op de elektriciteitsmarkt en, indien relevant, van de empowerment die de consument op de elektriciteitsmarkt geniet, en moet het rekening houden met de efficiëntie van het energiestelsel en de doelstellingen van de Unie inzake leveringszekerheid, energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. |
(36) |
Om coherent en doeltreffend te zijn, moet de aanpak waarbij bepaalde aspecten van de elektriciteitsmarkt worden overgenomen, alle bepalingen inzake consumentenbescherming en empowerment omvatten, indien dit mogelijk is en de bepalingen kunnen worden aangepast aan de markt voor aardgas. Dit moet contractuele basisrechten tot aan regels over factureringsinformatie omvatten, het overstappen naar een andere energieleverancier, de beschikbaarheid van betrouwbare vergelijkingsinstrumenten, de bescherming van kwetsbare afnemers en energiearme afnemers, adequate gegevensbescherming voor slimme meters en gegevensbeheer, en regels voor efficiënte alternatieve geschillenbeslechting. |
(37) |
Bij het streven naar consistentie voor bepalingen in alle sectoren, moeten de lasten voor nationale overheden en bedrijven beperkt en evenredig blijven, onder meer door voort te bouwen op de ervaring met rechtshandelingen van de Unie die zijn opgenomen in het pakket “Schone energie voor alle Europeanen”, zoals de Verordeningen (EU) 2018/1999 (22), (EU) 2019/941 (23), (EU) 2019/942 (24), (EU) 2019/943 en de Richtlijnen (EU) 2018/844 (25), (EU) 2018/2001, (EU) 2018/2002 (26) en (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad. |
(38) |
De modernisering van de aardgassector zal naar verwachting aanzienlijke economische en milieuvoordelen opleveren, zowel in de vorm van verbeterde mededinging op retailniveau als in de vorm van sociale en verdelingsvoordelen en empowerment van de afnemer, met inbegrip van een verbetering van de contractuele rechten en van de beschikbare informatie over het verbruik en energiebronnen die tot groenere keuzes leiden, en leiden tot de uitvoering van energie-efficiëntiemaatregelen en een vermindering van het gebruik van aardgas of de overstap van fossiel gas naar duurzamere energiebronnen. De betrokken energiegemeenschappen moeten bijdragen tot de ingebruikname van hernieuwbaar gas. |
(39) |
Overstappen naar een andere leverancier is een belangrijke indicator die wijst op betrokkenheid van de afnemer en is een belangrijk instrument om de mededinging op de markten voor aardgas en waterstof te stimuleren, en moet daarom worden gegarandeerd als een basisrecht voor afnemers. Het percentage afnemers dat overstapt op een andere energiebron of een andere leverancier verschilt echter nog altijd van lidstaat tot lidstaat, en overstap- en opzegvergoedingen weerhouden afnemers ervan om over te stappen. Hoewel het afschaffen van dergelijke vergoedingen de keuze van de afnemer zou kunnen beperken doordat producten die gebaseerd zijn op het belonen van de trouw van de afnemer niet langer worden aangeboden, moet het verder beperken van het gebruik ervan het welzijn en de betrokkenheid van de consument en de mededinging op de markt verbeteren. |
(40) |
Kortere overstaptijden zetten afnemers er waarschijnlijk toe aan om te zoeken naar betere energiecontracten en over te stappen op een andere leverancier. Het toegenomen gebruik van informatietechnologie moet het mogelijk maken dat uiterlijk in 2026 het technische overstapproces waarbij een nieuwe leverancier op een meetpunt bij de marktdeelnemer wordt geregistreerd, op werkdagen normaliter binnen 24 uur wordt afgerond. De garantie dat dit technische overstapproces uiterlijk in 2026 binnen 24 uur kan plaatsvinden, zou ertoe bijdragen dat de overstaptijd tot een minimum wordt beperkt, hetgeen mede leidt tot een grotere betrokkenheid van de consument en tot mededinging op retailniveau. |
(41) |
De 24-uursoverstaptijd in de markten voor aardgas en waterstof zou een afspiegeling zijn van wat reeds van toepassing is op de elektriciteitsmarkt, die vergelijkbare back-endfuncties en IT-databasevereisten heeft. Het harmoniseren van de overstaptijden tussen sectoren zou alle consumenten ten goede komen, met name die met dualfuelcontracten. Kortere overstaptijden voor consumenten mogen geen afbreuk doen aan de balanceringsverplichtingen voor leveranciers. |
(42) |
Verschillende factoren verhinderen dat afnemers toegang hebben tot de verschillende bronnen van marktinformatie die hun ter beschikking staan, en dat zij deze informatie begrijpen en ernaar handelen. Hieruit volgt dat de vergelijkbaarheid van aanbiedingen moet worden verbeterd door middel van adequate informatie op basis van vergelijkingsinstrumenten voor afnemers, en dat ongerechtvaardigde overstapbelemmeringen moeten worden weggenomen zonder de keuze van de afnemer onnodig te beperken. Essentieel is ook dat leveranciers afnemers duidelijke en begrijpelijke precontractuele informatie bezorgen, zodat afnemers zich ten volle bewust zijn van de details en gevolgen van het contract. |
(43) |
Met behulp van onafhankelijke vergelijkingsinstrumenten, waaronder websites, kunnen kleinere afnemers op een doeltreffende manier de verdiensten van de verschillende op de markt beschikbare energieaanbiedingen beoordelen. Zij moeten trachten een zo breed mogelijke waaier aan op de markt beschikbaar aanbod te tonen en de markt zo volledig mogelijk te dekken, zodat de afnemer een representatief overzicht krijgt. Indien milieuprestaties worden aangeprezen als een essentieel kenmerk van de aanbieding, moeten de vergelijkingsinstrumenten ook een beschrijving van die milieuprestaties bevatten. Het is van wezenlijk belang dat kleinere afnemers toegang hebben tot ten minste één vergelijkingsinstrument en dat de informatie die via dergelijke instrumenten wordt verstrekt, betrouwbaar, onpartijdig, transparant en gemakkelijk te begrijpen is. Daartoe kunnen de lidstaten voorzien in een vergelijkingsinstrument dat wordt beheerd door een nationale autoriteit of een particuliere onderneming en criteria voor vergelijkingsinstrumenten bespreken met de relevante belanghebbenden, waaronder organisaties die consumentenbelangen vertegenwoordigen. |
(44) |
Eindafnemers moeten ook zelf geproduceerd hernieuwbaar gas kunnen verbruiken, opslaan en verkopen, met inachtneming van het recht dat van toepassing is op de productie van hernieuwbaar gas, met name met betrekking tot broeikasgasemissies, en moeten kunnen deelnemen aan alle markten voor aardgas door ondersteunende diensten aan het systeem te verlenen, bijvoorbeeld via energieopslag, met behoud van hun rechten als eindafnemers uit hoofde van deze richtlijn. Collectieve regelingen tussen actieve afnemers bieden dienstverleners en lokale bedrijven, met name kmo’s, de kans om bij te dragen aan de balancering en de flexibiliteit van het systeem. De lidstaten moeten in hun nationale recht kunnen beschikken over verschillende bepalingen met betrekking tot belastingen en heffingen voor individuele en gezamenlijk optredende actieve afnemers. |
(45) |
Facturen en factureringsinformatie zijn een belangrijk middel om eindafnemers te informeren en slagvaardiger te maken. Energiefacturen zijn nog steeds het grootste punt van zorg en een bron van klachten van consumenten, en dus een factor die bijdraagt tot de permanent lage percentages consumententevredenheid en -betrokkenheid bij de aardgassector. De bepalingen inzake factureringsinformatie in de gassector lopen ook achter op de rechten die aan consumenten in de elektriciteitssector worden toegekend. Het is daarom noodzakelijk deze in overeenstemming te brengen en minimumeisen vast te stellen voor facturen en factureringsinformatie in de gassector, zodat consumenten toegang hebben tot transparante, volledige en gemakkelijk te begrijpen informatie. Facturen moeten de eindafnemers informatie bieden over hun verbruik en kosten, over koolstofdioxide-emissies en het aandeel van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas, zodat zij de aanbiedingen gemakkelijker kunnen vergelijken wanneer zij op een andere leverancier of energiebron overstappen, en moeten ook informatie bieden over hun consumentenrechten, zoals inzake alternatieve geschillenbeslechting. Bovendien moeten facturen een instrument zijn om consumenten actief bij de markt te betrekken, zodat zij hun consumptiepatronen kunnen beheren en groenere keuzes kunnen maken. Het is belangrijk consumenten uitgebreide en nauwkeurige informatie te verstrekken om ervoor te zorgen dat zij zich bewust zijn van hun effect op het milieu en dat zij dus hun voorkeur kunnen uiten voor de meest duurzame energiedragers. Richtlijn (EU) 2023/1791 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(46) |
De regelmatige verstrekking van accurate factureringsinformatie op basis van het feitelijke aardgasverbruik is belangrijk om afnemers te helpen hun aardgasverbruik en de bijbehorende kosten te controleren. Afnemers, met name huishoudelijke afnemers, moeten niettemin toegang hebben tot flexibele regelingen voor het betalen van hun facturen. |
(47) |
Toegang tot objectieve en transparante verbruiksgegevens is bij de levering aan afnemers een belangrijk aspect. De consumenten moeten dan ook over hun verbruiksgegevens en de bijbehorende prijzen en servicekosten kunnen beschikken, inclusief de prijs van extra diensten zoals verzekeringen en energie-efficiëntiediensten, indien relevant, zodat zij concurrenten kunnen uitnodigen een op die informatie gebaseerd aanbod te doen. De consument moet ook het recht hebben om naar behoren te worden geïnformeerd over zijn energieverbruik. Bij vooruitbetaling mogen de gebruikers daarvan niet buitenproportioneel worden benadeeld en uiteenlopende betalingssystemen mogen niet discrimineren. Voldoende regelmatig aan de consument verstrekte informatie over de energiekosten moet een stimulans zijn voor energiebesparing aangezien de afnemer hierdoor rechtstreeks feedback krijgt over het effect van investeringen in energie-efficiëntie en het effect van gedragswijziging. |
(48) |
Nationale besluiten over de uitrol van slimme metersystemen voor aardgas moeten worden genomen na de uitvoering van kosten-batenanalyses. Bij dergelijke analyses moet rekening worden gehouden met de langetermijnvoordelen van de uitrol van slimme-metersystemen voor consumenten en de hele waardeketen. Indien uit die analyses blijkt dat de invoering van dergelijke meetsystemen alleen economisch haalbaar en kosteneffectief is voor afnemers met een zeker aardgasverbruik, moeten de lidstaten daar rekening mee kunnen houden bij de uitrol. De analyses moeten echter geregeld worden geëvalueerd om ze aan te passen aan belangrijke veranderingen in de onderliggende veronderstellingen, en in ieder geval ten minste om de vier jaar, gezien de snelle technologische ontwikkelingen. Beperkte toepassingen van slimme metersystemen, zoals proefprojecten en testfasen, worden niet beschouwd als uitrol van dergelijke systemen in de zin van deze richtlijn. |
(49) |
Om de actieve marktdeelname van eindafnemers te ondersteunen, moet bij de uitrol van slimme-metersystemen terdege rekening worden gehouden met het gebruik van desbetreffende beschikbare normen, waaronder normen die interoperabiliteit op het niveau van het datamodel en de applicatielaag mogelijk maken, met beste praktijken en het belang van de ontwikkeling van gegevensuitwisseling, en met toekomstige en innovatieve energiediensten. Bovendien mogen de slimme-metersystemen die worden uitgerold geen belemmering vormen voor het overstappen naar een andere leverancier in het geval van aardgasverbruikers, en moeten zij zijn uitgerust met functionaliteiten die geschikt zijn voor het beoogde doel en de eindafnemers in staat stellen tijdig toegang te krijgen tot hun verbruiksgegevens, hun energiegedrag aan te passen, daarvoor beloond te worden en op hun factuur te besparen. Consumentengroepen moeten advies krijgen over hoe slimme meters te gebruiken om hun energie-efficiëntie te verbeteren. |
(50) |
De lidstaten die niet systematisch slimme-metersystemen uitrollen in het aardgassysteem, moeten het de afnemers mogelijk maken, op hun verzoek en onder eerlijke en redelijke voorwaarden, waarbij die lidstaten de daaraan verbonden kosten voor hun rekening nemen, te profiteren van de installatie van een slimme meter, en moeten hun alle relevante informatie verstrekken. |
(51) |
In de lidstaten zijn, of worden momenteel, verschillende modellen voor het beheer van gegevens ontwikkeld in verband met de invoering van slimme-metersystemen. Onafhankelijk van het gegevensbeheermodel is het belangrijk dat lidstaten transparante regels instellen voor de toegang tot gegevens onder niet-discriminerende voorwaarden, en het hoogste niveau van cyberbeveiliging en gegevensbescherming garanderen, alsmede de onpartijdigheid van de entiteiten die gegevens verwerken. |
(52) |
Efficiënte en voor alle consumenten toegankelijke middelen van geschillenbeslechting zijn een garantie voor betere consumentenbescherming. De lidstaten moeten voorzien in procedures voor een snelle en doeltreffende afhandeling van klachten. Informatie over klachtenbehandeling moet worden verstrekt in afnemerscontracten en factureringsinformatie. |
(53) |
Bij de beoordeling van de werking van hun mechanismen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting moeten de lidstaten rekening houden met de deelname van en naleving door aardgasbedrijven. |
(54) |
De lidstaten moeten passende maatregelen nemen, zoals het bieden van steun door middel van hun socialezekerheidsstelsels om te waarborgen dat kwetsbare afnemers van gas voorzien blijven, en het bieden van steun voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de uitrol van hernieuwbare energie, teneinde energiearmoede op duurzame wijze aan te pakken, ook in de bredere context van armoedebestrijding. Dergelijke maatregelen zouden kunnen verschillen naargelang de bijzondere omstandigheden in de betrokken lidstaat, en zouden maatregelen op het gebied van sociaal en energiebeleid kunnen omvatten in verband met de betaling van alle gas- en waterstoffacturen, met investeringen in de energie-efficiëntie van woningen of met consumentenbescherming, zoals waarborgen tegen afsluiting. |
(55) |
De Aanbevelingen (EU) 2020/1563 (27) van 14 oktober 2020 en (EU) 2023/2407 (28) van 20 oktober 2023 van de Commissie over energiearmoede reiken goede praktijken aan voor het definiëren van energiearmoede op nationaal niveau, met inbegrip van passende indicatoren voor het meten van energiearmoede, en voor structurele maatregelen en verbeteringen die de lidstaten kunnen uitvoeren om de onderliggende oorzaken van energiearmoede aan te pakken. Investeringen in structurele maatregelen om de lage energieprestaties van woningen en apparaten aan te pakken, decarbonisatie en het gebruik van hernieuwbare bronnen worden benadrukt, evenals andere maatregelen om informatie te verstrekken over hoe de energiefacturen kunnen worden verlaagd en hoe energiebesparende praktijken kunnen worden ingevoerd, en om burgers te helpen om zich bij energiegemeenschappen aan te sluiten of een verschuiving naar hernieuwbare-energieoplossingen aan te moedigen. |
(56) |
Het afsluiten heeft aanzienlijke gevolgen voor de toegang van afnemers tot de aardgaslevering die zij met name nodig hebben om hun woning te verwarmen. Energiearme afnemers en kwetsbare afnemers worden in het bijzonder getroffen door afsluiting van de aardgaslevering en de lidstaten moeten maatregelen nemen om te voorkomen dat die afnemers om economische of commerciële redenen worden afgesloten. De lidstaten beschikken over allerlei instrumenten en goede praktijken, onder meer een verbod op afsluiting gedurende het hele jaar of tijdens een bepaalde periode van het jaar, schuldpreventie en duurzame oplossingen om afnemers te ondersteunen die het moeilijk hebben om hun energiefacturen betalen. De lidstaten moeten op basis van hun nationale omstandigheden nagaan welke de meest geschikte instrumenten zijn. Dergelijke maatregelen mogen geen afbreuk doen aan de tijdelijke afsluiting van afnemers door netwerkexploitanten in een noodsituatie, zonder voorafgaande kennisgeving wanneer die afsluiting gebeurt om veiligheidsredenen, en met voorafgaande kennisgeving, waar mogelijk, indien het om onderhoudsredenen is. |
(57) |
Afnemers hebben het recht gebruik te maken van klachtenprocedures die door hun leveranciers worden beheerd, alsook van buitengerechtelijke geschillenbeslechting, om ervoor te zorgen dat hun rechten doeltreffend worden gehandhaafd en zij niet worden benadeeld in geval van onenigheid met leveranciers, met name met betrekking tot facturen of het verschuldigde bedrag. Indien afnemers van deze procedures gebruikmaken, mogen leveranciers de contracten niet opzeggen op basis van feiten die op dat ogenblik worden betwist. Zowel leveranciers als afnemers moeten hun contractuele rechten en verplichtingen blijven nakomen, met name wat betreft de levering van aardgas en het betalen van dat aardgas, en klachtenprocedures mogen geen grond worden voor misbruik waardoor afnemers hun contractuele verplichtingen, met inbegrip van de betaling van hun facturen, kunnen ontlopen. De lidstaten moeten passende maatregelen nemen om misbruik van die klachten- of geschillenbeslechtingsprocedures te voorkomen. |
(58) |
Om de continuïteit van de levering voor de consumenten te waarborgen, met name bij falen van de leverancier, moeten de lidstaten een regeling voor noodleveranciers instellen of gelijkwaardige maatregelen nemen. Het moet mogelijk zijn de noodleverancier aan te wijzen vóór of op het moment van falen van de leverancier. Een noodleverancier kan als aanbieder van de universele dienst worden behandeld. Een noodleverancier kan de verkoopafdeling zijn van een verticaal geïntegreerd bedrijf dat ook distributiefuncties verricht, mits het voldoet aan de vereisten voor ontvlechting van deze richtlijn. Dit moet voor de lidstaten echter geen verplichting inhouden om tegen een bepaalde vaste minimumprijs te leveren. Indien een lidstaat een noodleverancier ertoe verplicht aardgas te leveren aan een afnemer die geen marktgebaseerde aanbiedingen ontvangt, moeten de in artikel 4 van deze richtlijn bedoelde voorwaarden van toepassing zijn en kan de verplichting enkel een gereguleerde prijs inhouden voor zover de afnemer recht heeft op gereguleerde prijzen. Bij de beoordeling of aanbiedingen van niet-huishoudelijke afnemers marktgebaseerd zijn, moeten de lidstaten de afzonderlijke commerciële en technische omstandigheden in aanmerking nemen. Indien een lidstaat vóór de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn reeds een noodleverancier van aardgas heeft aangewezen door middel van een eerlijke, transparante en niet-discriminerende procedure, hoeft er voor de aanwijzing van de noodleverancier geen nieuwe procedure te worden ingeleid. |
(59) |
Door de administratieve vergunningsprocedures te vereenvoudigen en te stroomlijnen en duidelijke termijnen vast te leggen voor besluiten die moeten worden genomen door de autoriteiten die bevoegd zijn voor het afgeven van vergunningen, moeten waterstofproductiefaciliteiten en infrastructuurvoorzieningen voor waterstofsystemen in een passend tempo kunnen worden uitgerold, zonder openbare raadplegingen te belemmeren. De lidstaten moet worden verzocht verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang. Grandfathering van toestemmingen, zoals vergunningen, machtigingen, concessies of goedkeuringen, die krachtens nationaal recht worden verleend voor de aanleg en exploitatie van bestaande aardgaspijpleidingen en andere netwerkactiva, is nodig zodra de getransporteerde gasvormige energiedrager in een aardgaspijpleiding verandert van aardgas in (zuivere) waterstof. Die grandfathering van toestemmingen mag geen afbreuk doen aan de geldigheid van technische veiligheidseisen voor waterstofinfrastructuur, noch aan de mogelijkheid voor de bevoegde instanties om de naleving van die eisen te monitoren en passende en evenredige handhavingsmaatregelen te nemen, waaronder eventuele intrekking van de gegrandfatherde toestemmingen, indien gerechtvaardigd. Dit moet onnodige vertraging bij het herbestemmen van bestaande aardgaspijpleidingen en andere netwerkactiva voor waterstoftransport voorkomen. Er moet worden vermeden dat de voorwaarden voor het verlenen van vergunningen voor infrastructuurvoorzieningen van waterstofsystemen wezenlijk verschillen, tenzij dit voldoende wordt gemotiveerd. Technische veiligheidsoverwegingen kunnen een gedifferentieerde aanpak bij de grandfathering van bestaande vergunningen of de afgifte van nieuwe vergunningen rechtvaardigen. De bepalingen inzake toestemmingsprocedures moeten van toepassing zijn onverminderd het internationaal recht en het recht van de Unie, met inbegrip van bepalingen ter bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid. In naar behoren gerechtvaardigde buitengewone omstandigheden moet het mogelijk zijn de termijnen voor toestemmingsprocedures met maximaal een jaar te verlengen. |
(60) |
Door aanvragers gedurende de procedures voor het aanvragen en verlenen van vergunningen via een administratief contactpunt advies te geven, wordt getracht de complexiteit voor projectontwikkelaars te reduceren en de efficiëntie en transparantie te vergroten. De efficiëntie kan ook worden vergroot door aanvragers de mogelijkheid te bieden relevante documenten in digitale vorm in te dienen en hun een procedurehandboek ter beschikking te stellen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de autoriteiten die de toestemmingsprocedures toepassen, actief betrokken worden bij het aanpakken van resterende belemmeringen, met inbegrip van niet-financiële belemmeringen zoals een gebrek aan kennis, digitale en personele middelen die de verwerking van een toenemend aantal toestemmingsprocedures in de weg staan. Vergunningsprocedures voor de aansluiting op het transmissie- of distributienet mogen niet worden belemmerd door een gebrek aan administratieve capaciteit. Bovendien mogen dergelijke vergunningsprocedures geen belemmering vormen voor de verwezenlijking van het nationale streefcijfer voor hernieuwbare energie. |
(61) |
Zonder een effectieve scheiding tussen netten en productie- en leveringsactiviteiten (“effectieve ontvlechting”) bestaat er een risico op discriminatie, niet alleen bij de exploitatie van de netten, maar ook wat betreft de stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven om in toereikende mate in hun netten te investeren. |
(62) |
Uitsluitend het wegwerken van stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven om hun concurrenten met betrekking tot nettoegang en netinvesteringen te discrimineren, kan een effectieve ontvlechting waarborgen. Ontvlechting van de eigendom, hetgeen met zich brengt dat de neteigenaar wordt aangewezen als de systeembeheerder en onafhankelijk is van belangen bij de productie en levering, is duidelijk een effectieve en stabiele manier om het inherente belangenconflict op te lossen en de leveringszekerheid te waarborgen. Om deze reden heeft het Europees Parlement in zijn resolutie van 10 juli 2007 inzake de vooruitzichten voor de interne markten voor gas en elektriciteit gesteld dat het ontvlechting van de eigendom op het niveau van de transmissie ziet als het efficiëntste middel om investeringen in infrastructuur op niet-discriminerende wijze te bevorderen en te zorgen voor eerlijke toegang tot het net voor nieuwkomers en transparantie op de markt. In het kader van ontvlechting van de eigendom moet van de lidstaten derhalve worden geëist dat zij ervoor waken dat dezelfde persoon zeggenschap kan uitoefenen over een productie- of leveringsbedrijf en tegelijk zeggenschap of rechten kan dan wel kunnen uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem. Omgekeerd moet zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder de mogelijkheid uitsluiten zeggenschap of rechten uit te oefenen over een productie- of leveringsbedrijf. Binnen deze grenzen mogen productie- of leveringsbedrijven minderheidsbelangen hebben in transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen. |
(63) |
Eventuele systemen voor ontvlechting moeten doeltreffend zijn bij het wegnemen van eventuele belangenconflicten tussen producenten, leveranciers en transmissiesysteembeheerders, teneinde prikkels te creëren voor de nodige investeringen en de toegang van nieuwkomers op de markt met een transparant, efficiënt reguleringsstelsel te waarborgen, en zij mogen voor regulerende instanties geen te bezwaarlijk reguleringsstelsel opleveren. |
(64) |
De definitie van de term “zeggenschap” in deze richtlijn is in overeenstemming gebracht met de bepalingen van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (29). |
(65) |
Gezien de verticale verbanden tussen de elektriciteits- en de aardgassector moeten de ontvlechtingsbepalingen gelden voor de aardgas-, waterstof- en elektriciteitssectoren samen, zoals omschreven in deze richtlijn. |
(66) |
Wat de waterstofsector betreft, moeten de regels inzake verticale ontvlechting onverwijld worden toegepast. Dit verdient de voorkeur boven dure ontvlechting achteraf, die nodig zou kunnen zijn indien de sector een sterke verticale integratie ontwikkelt. |
(67) |
Om in het kader van de ontvlechting van de eigendom volledige onafhankelijkheid van de netexploitatie ten aanzien van productie- en leveringsbelangen te waarborgen en de uitwisseling van vertrouwelijke informatie te voorkomen, mag eenzelfde persoon geen lid zijn van de raad van bestuur van zowel een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem als een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht. Om dezelfde reden mag eenzelfde persoon niet over de bevoegdheid beschikken om leden van de raad van bestuur van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem aan te wijzen, én zeggenschap of rechten uit te oefenen over een productie- of leveringsbedrijf. |
(68) |
De aanwijzing van een systeem- of transmissiebeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen, moet het voor een verticaal geïntegreerd bedrijf mogelijk maken om zijn netactiva in eigendom te handhaven en toch een effectieve scheiding van belangen te bewerkstelligen, op voorwaarde dat deze onafhankelijke systeembeheerder of onafhankelijke transmissiebeheerder alle functies van een systeembeheerder vervult en er is voorzien in gedetailleerde regulerings- en toezichtsmechanismen. |
(69) |
Indien op 3 september 2009 een bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, deel uitmaakte van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moeten de lidstaten de keuze krijgen tussen, hetzij ontvlechting van de eigendom, hetzij het aanwijzen van een systeem- of transmissiebeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen. |
(70) |
Teneinde de belangen van de aandeelhouders van verticaal geïntegreerde bedrijven volledig te vrijwaren, moeten de lidstaten de keuze hebben ontvlechting van de eigendom in te voeren, hetzij via directe desinvestering, hetzij via splitsing van de aandelen van het geïntegreerde bedrijf in aandelen in het netbedrijf en aandelen in het resterende productie- en leveringsbedrijf, mits wordt voldaan aan de eisen ten gevolge van ontvlechting van de eigendom. |
(71) |
De volledige doeltreffendheid van de oplossingen van een onafhankelijke systeem- of transmissiebeheerder moet worden gewaarborgd met behulp van specifieke aanvullende regels. De regels van de onafhankelijke transmissiebeheerder verschaffen een geschikt regelgevingskader voor de waarborging van eerlijke mededinging, voldoende investeringen, toegang voor nieuwkomers op de markt en integratie van de markten voor aardgas en waterstof. Effectieve ontvlechting door middel van de onafhankelijke transmissiebeheerder moet berusten op een pijler met organisatorische maatregelen en maatregelen inzake het bestuur van transmissiesysteembeheerders en op een pijler met maatregelen op het gebied van investeringen, de aansluiting van nieuwe productiecapaciteiten op het net en marktintegratie door middel van regionale samenwerking. De onafhankelijkheid van de transmissiebeheerder moet tevens onder meer gewaarborgd worden door bepaalde afkoelingsperiodes tijdens welke in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen bestuurs- of andere toepasselijke activiteiten worden uitgeoefend die toegang geven tot dezelfde informatie als die welke zou kunnen worden verkregen in een bestuursfunctie. |
(72) |
Om de mededinging op de interne markten voor aardgas en waterstof verder uit te breiden, moeten grote niet-huishoudelijke afnemers die grootschalige commerciële activiteiten uitoefenen, hun leveranciers kunnen kiezen alsmede, teneinde hun aardgas- en waterstofbehoeften veilig te stellen, contracten met diverse leveranciers kunnen afsluiten. Zulke afnemers moeten worden beschermd tegen exclusiviteitsbepalingen die tot gevolg hebben dat concurrerende of aanvullende aanbiedingen worden uitgesloten. |
(73) |
Een lidstaat moet kunnen kiezen voor volledige ontvlechting van de eigendom op zijn grondgebied. Indien een lidstaat dat recht heeft uitgeoefend, mag een bedrijf niet het recht hebben een onafhankelijke systeem- of transmissiesysteembeheerder aan te wijzen, tenzij bij deze richtlijn anders is bepaald. Bovendien mag een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, geen directe of indirecte zeggenschap, noch rechten uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder uit een lidstaat die wel voor volledige ontvlechting van de eigendom heeft gekozen. |
(74) |
Op de interne markt voor aardgas bestaan verschillende types van marktorganisatie. De maatregelen die de lidstaten kunnen nemen om gelijke mededingingsvoorwaarden te waarborgen, moeten gebaseerd zijn op dwingende redenen van algemeen belang. Over de vraag of maatregelen verenigbaar zijn met het VWEU en ander relevant Unierecht moet de Commissie worden geraadpleegd. |
(75) |
Bij de toepassing van effectieve ontvlechting moet het beginsel van niet-discriminatie tussen de openbare en de particuliere sector in acht worden genomen. Daartoe mag eenzelfde persoon niet over de mogelijkheid beschikken om, in strijd met de regels van de ontvlechting van de eigendom of met de optie van de onafhankelijke systeembeheerder enige zeggenschap of recht uit te oefenen, alleen dan wel gezamenlijk, ten aanzien van de samenstelling, stemming of besluitvorming in de organen van zowel de transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen als de productie- of leveringsbedrijven. Wat betreft de ontvlechting van de eigendom en de oplossing van de onafhankelijke systeembeheerder, moeten, mits de lidstaten in kwestie kunnen aantonen dat aan deze eis wordt voldaan, twee afzonderlijke overheidsinstanties zeggenschap kunnen hebben over enerzijds productie- en leveringsactiviteiten en anderzijds transmissieactiviteiten. |
(76) |
De volledige effectieve scheiding van, enerzijds, netwerkactiviteiten en, anderzijds, leverings- en productieactiviteiten moet in de gehele Unie toegepast worden op zowel bedrijven van de Unie als bedrijven uit derde landen. Om te waarborgen dat netactiviteiten en leverings- en productieactiviteiten overal in de Unie onafhankelijk van elkaar worden gehouden, moeten de regulerende instanties de bevoegdheid krijgen de certificering te weigeren van transmissiesysteembeheerders die de ontvlechtingsregels niet naleven. Om overal in de Unie een samenhangende toepassing van die regels te waarborgen, moeten de regulerende instanties ten volle rekening houden met het advies van de Commissie wanneer zij certificeringsbesluiten nemen. Om tevens de naleving van de internationale verplichtingen van de Unie en de solidariteit en de energiezekerheid in de Unie te waarborgen, moet de Commissie gerechtigd zijn een advies te geven betreffende de certificering in verband met een transmissiesysteemeigenaar of -beheerder waarover een persoon uit een derde land zeggenschap heeft. Bij het verrichten van die beoordeling moet de Commissie rekening houden met commerciële betrekkingen die de prikkels voor en het vermogen van de beheerder om zijn of haar taken te vervullen, negatief kunnen beïnvloeden, alsmede met de internationale verplichtingen van de Unie en andere specifieke feiten en omstandigheden van het geval. Dergelijke feiten en omstandigheden moeten onder meer betrekking hebben op de als wapen ingezette verminderingen van de aardgaslevering en manipulatie van de markten door opzettelijke verstoringen van de aardgasstromen die duidelijk directe en ernstige gevolgen kunnen hebben voor de essentiële internationale veiligheidsbelangen van de lidstaten en de Unie. |
(77) |
Pijpleidingnetten voor waterstof moeten een belangrijk middel zijn voor efficiënt en duurzaam transport van waterstof, zowel onshore als offshore. Aangezien de kapitaaluitgaven voor de aanleg ervan hoog zijn, kunnen dergelijke netten natuurlijke monopolies vormen. De ervaring met de regulering van de markten voor aardgas heeft aangetoond hoe belangrijk het is om voor een open en niet-discriminerende toegang tot pijpleidingnetten te zorgen teneinde de mededinging op de grondstoffenmarkten veilig te stellen. Daarom moeten beproefde beginselen inzake netbeheer, zoals derdentoegang, van toepassing zijn op onshore- en offshorewaterstofnetten in de Unie. |
(78) |
De definities van “waterstoftransmissie” en “waterstofdistributie” in deze richtlijn moeten gebaseerd zijn op de functies van de desbetreffende netwerkcategorieën en op de soorten verbonden infrastructuur. |
(79) |
Waterstofinterconnectoren, als waterstofnetten die het belangrijke doel dienen om de nationale waterstofnetten van de lidstaten op elkaar aan te sluiten, moeten worden beheerd door waterstoftransmissienetbeheerders. In zeer beperkte gevallen en indien er in het desbetreffende netontwikkelingsplan in een waterstofdistributienet is voorzien, kan dat op een waterstoftransmissienet in een andere lidstaat worden aangesloten. Mits dat distributienet daarnaast niet ook is aangesloten op een waterstoftransmissie- of -distributienet in de lidstaat waar het waterstofdistributienet zich bevindt, moet het als waterstofdistributienet worden beheerd. |
(80) |
Voor waterstofdistributienetten, die voornamelijk dienen om rechtstreeks aangesloten afnemers te bevoorraden, moeten minder strenge regels gelden wat verticale ontvlechting en netplanning betreft. Deze netten mogen geen waterstofinterconnectoren omvatten of aansluitingen op belangrijke infrastructuur, zoals terminals of grootschalige ondergrondse opslaginstallaties, tenzij het betrokken net een herbestemd aardgasnet is, of op waterstofinterconnectoren. Als verbinding tussen een grootschalig ondergronds opslagsysteem en een distributiesysteem, die beide voor waterstofgebruik zijn herbestemd, kan een nieuwe korteafstandspijpleiding voor waterstoftransport worden aangelegd waarmee het bestaande distributiesysteem wordt uitgebreid. De aansluiting van kleinere onder- of bovengrondse waterstofopslaginstallaties, inclusief gemakkelijk repliceerbare waterstofopslagtanks, op waterstofdistributienetten mag echter niet worden beperkt, aangezien die naar verwachting een belangrijke rol zullen spelen bij het balanceren van die netten. |
(81) |
Het beheer van waterstofnetten moet worden gescheiden van activiteiten op het gebied van energieproductie en -levering om het risico van belangenconflicten vanwege de netbeheerders te voorkomen. De structurele scheiding tussen eigendom van waterstoftransmissienetten enerzijds en deelneming in energieproductie en -levering anderzijds garandeert dat er geen dergelijke belangenconflicten ontstaan. De lidstaten moeten kunnen gebruikmaken van het alternatieve ontvlechtingsmodel van de geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder voor transmissiesysteembeheerders voor aardgas die onderworpen zijn aan het ontvlechtingsmodel van de onafhankelijke transmissiebeheerder en voor bestaande verticaal geïntegreerde waterstofnetten. Transmissiesysteembeheerders voor aardgas voor wie op grond van deze richtlijn een afwijking geldt, moeten worden geacht gecertificeerd te zijn om te bepalen of zij in aanmerking komen voor het model van geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder. De lidstaten moeten ook kunnen toestaan dat het model van de onafhankelijke waterstofnettransmissiebeheerder wordt gebruikt, zodat verticaal geïntegreerde eigenaren van waterstoftransmissienetten de eigendom van hun netten kunnen behouden en tegelijkertijd de niet-discriminerende exploitatie van deze netten wordt gewaarborgd. |
(82) |
Hoewel de gezamenlijke exploitatie van waterstofnetten en aardgas- of elektriciteitsnetten synergieën kan creëren en derhalve moet worden toegestaan, moeten de activiteiten inzake waterstoftransmissienetbeheer in een afzonderlijke juridische entiteit worden georganiseerd om transparantie met betrekking tot de financiering en het gebruik van toegangstarieven te waarborgen. Afwijkingen van dat vereiste van juridische horizontale ontvlechting mogen slechts tijdelijk worden toegestaan, op grond van een positieve kosten-batenanalyse en een effectbeoordeling door de regulerende instanties. Gezien de perifere ligging en de beperkte marktomvang van Estland, Letland en Litouwen, moeten dergelijke afwijkingen tot 2031 automatisch aan deze landen worden verleend. In elk geval moet transparantie met betrekking tot de financiering en het gebruik van toegangstarieven worden gewaarborgd door middel van een duidelijke en transparante boekhoudkundige scheiding onder toezicht van de regulerende instanties. Indien een waterstofnetbeheerder deel uitmaakt van een bedrijf dat actief is op het gebied van transmissie of distributie van aardgas of elektriciteit, moet de netbeheerder bij de regulerende instantie een lijst indienen met de infrastructuurassets van de bedrijven met betrekking tot de toewijzing van het net voor het gebruik van waterstof of aardgas, teneinde volledige transparantie te waarborgen met betrekking tot de scheiding van de gereguleerde assets. Die lijst moet worden bijgewerkt overeenkomstig de gebruikelijke controleprocedures voor de boekhouding. |
(83) |
Met het oog op transparantie met betrekking tot de kosten en de financiering van gereglementeerde activiteiten moeten activiteiten in verband met waterstoftransmissienetbeheer worden gescheiden van andere netbeheersactiviteiten voor andere energiedragers, ten minste met betrekking tot de rechtsvorm en de rekeningen van de netbeheerders. Voor de juridische ontvlechting van waterstoftransmissienetbeheerders moet de oprichting van een dochteronderneming of een afzonderlijke juridische entiteit binnen de groepsstructuur van de aardgastransmissie- of -distributiesysteembeheerder als voldoende worden beschouwd, zonder dat een functionele ontvlechting van de governance of scheiding van beheer of personeel nodig is. Aldus moet transparantie met betrekking tot de kosten en de financiering van gereguleerde activiteiten worden bereikt zonder dat de synergieën en kostenvoordelen die de exploitatie van meerdere netwerken kan opleveren, verloren gaan. |
(84) |
Derden moeten toegang krijgen tot waterstofnetten om concurrentie en een gelijk speelveld op de markt voor waterstoflevering te waarborgen. Gereguleerde derdentoegang op basis van gereguleerde toegangstarieven moet op lange termijn de standaardregel worden. Om de beheerders de nodige flexibiliteit te bieden en de administratieve kosten tijdens de opstartfase van de markt voor waterstof te verminderen, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om het gebruik van via onderhandelingen tot stand gekomen derdentoegang tot en met 31 december 2032 toe te staan. |
(85) |
Alleen de delen van de natuurlijk gevormde ondergrondse opslagplaatsen die voor aardgas worden gebruikt, zoals zoutholten, waterhoudende grondlagen en uitgeputte aardgasvelden, kunnen ook voor waterstof worden gebruikt. Zulke grootschalige ondergrondse opslaginstallaties voor waterstof zijn slechts in beperkte mate beschikbaar en zijn ongelijk verdeeld over de lidstaten. Gezien de potentieel gunstige rol voor de werking van waterstoftransport en markten voor waterstof, moeten derden uiteindelijk gereguleerde toegang krijgen tot dergelijke grootschalige ondergrondse opslaginstallaties, teneinde een gelijk speelveld voor marktdeelnemers te waarborgen. In de opstartfase van een markt voor waterstof moet er echter flexibiliteit zijn voor de lidstaten om tot en met 31 december 2032 ook gebruik te maken van via onderhandelingen tot stand gekomen toegangsregelingen. |
(86) |
Het valt te verwachten dat waterstof en waterstofderivaten, zoals ammoniak, of vloeibare organische waterstofdragers zullen worden ingevoerd in en getransporteerd binnen de Unie. Het is echter nog onzeker met welke middelen en in welke vorm waterstof zal worden getransporteerd, daar er waarschijnlijk verschillende middelen en vormen naast elkaar zullen bestaan en met elkaar zullen concurreren. Deze richtlijn voorziet in een regelgevingskader voor infrastructuur en markten voor gasvormige waterstof. Bijgevolg moeten, alleen indien andere vormen van waterstof of derivaten en de faciliteiten waarin deze worden behandeld, relevant zijn om de opkomst van een concurrerende markt voor gasvormige waterstof te waarborgen, hun rol en de regels daarvoor in deze richtlijn worden omschreven. |
(87) |
Terminals voor de verlading en omzetting van per schip getransporteerde vloeibare waterstof of vloeibare ammoniak in gasvormige waterstof zijn een middel om waterstof in te voeren, maar concurreren met andere wijzen van waterstoftransport. Hoewel de derdentoegang tot dergelijke terminals moet worden gewaarborgd, moeten de lidstaten voorzien in een systeem van via onderhandelingen overeengekomen derdentoegang teneinde de administratieve kosten voor beheerders en regulerende instanties te verminderen. De opslagplaats die aan de terminal is verbonden en waartoe derdentoegang wordt verleend, moet in verhouding staan tot de capaciteit van de terminal om waterstof om te zetten en in het net te injecteren. Derdentoegang tot laaddiensten voor vrachtwagens hoeft echter niet noodzakelijk te zijn, mits die exploitatie geen ondersteunende dienst is die verband houdt met de daaropvolgende omzetting en injectie van waterstof in het net. |
(88) |
De lidstaten kunnen ervoor kiezen aardgas uit te faseren om de doelstelling inzake klimaatneutraliteit van Verordening (EU) 2021/1119 te verwezenlijken of om technische redenen. Het is belangrijk te voorzien in een duidelijk regelgevingskader dat het mogelijk maakt de weigering van toegang en de eventuele afsluiting van netgebruikers toe te staan om die beleidsdoelstellingen te verwezenlijken. Het moet mogelijk zijn netgebruikers toegang te weigeren of hun toevoer af te sluiten met betrekking tot infrastructuur die overeenkomstig het netontwikkelingsplan zal worden ontmanteld op transmissieniveau of indien er in ontmanteling wis voorzien op distributieniveau. Tegelijkertijd moeten er passende maatregelen worden genomen om netgebruikers in dergelijke omstandigheden te beschermen en is het ook belangrijk dat de besluiten tot weigering van toegang en tot afsluiting worden genomen op basis van door de regulerende instanties opgestelde objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria. |
(89) |
Bestaande verticaal geïntegreerde waterstofnetten moeten om afwijkingen van de vereisten van deze richtlijn kunnen verzoeken, mits die netten niet aanzienlijk worden uitgebreid en die afwijkingen geen nadelige gevolgen hebben voor de mededinging, de waterstofinfrastructuur of de marktontwikkeling, wat regelmatig moet worden gecontroleerd. |
(90) |
Lokale waterstofclusters moeten een belangrijke bouwsteen van de waterstofeconomie van de Unie zijn. Die clusters zouden kunnen profiteren van vereenvoudigde regelgevingsvereisten in de opstartfase van de markt voor waterstof, met name wat betreft de toepassing van ontvlechting van eigendom op netten die in die clusters aan marktdeelnemers leveren. De overeenkomstige vereenvoudigde regelgevingsvereisten moeten ook betrekking hebben op de noodzaak van flexibiliteit in de regelgeving voor rechtstreekse pijpleidingverbindingen tussen waterstofproducenten en individuele afnemers. |
(91) |
Interconnectoren voor pijpleidingen met derde landen kunnen dienen als een transportmiddel voor de in- of uitvoer van waterstof. De toepasselijkheid van deze richtlijn op waterstofpijpleidingen van en naar derde landen moet worden beperkt tot het grondgebied van de lidstaten. De exploitatievoorschriften voor waterstofinterconnectoren met derde landen moeten worden vastgelegd in een internationale overeenkomst tussen de Unie en de verbonden derde landen. Een dergelijke internationale overeenkomst mag niet als noodzakelijk worden beschouwd indien de lidstaat die door de waterstofinterconnector is aangesloten of voornemens is te worden aangesloten, onderhandelt over en overgaat tot de sluiting van een intergouvernementele overeenkomst met de betrokken derde landen of de betrokken derde landen overeenkomstig de machtigingsprocedure waarin deze richtlijn voorziet, dit om te zorgen voor een samenhangend regelgevingskader en de consistente toepassing ervan voor de gehele infrastructuur. |
(92) |
Om het efficiënte beheer van de waterstofnetten in de Unie te waarborgen, moeten de waterstofnetbeheerders verantwoordelijk zijn voor de werking, het onderhoud en de ontwikkeling van het net, in nauwe samenwerking met andere waterstofnetbeheerders en andere systeembeheerders waarmee hun netten verbonden zijn of kunnen worden, onder meer om energiesysteemintegratie te bevorderen. |
(93) |
Waterstoftransmissienetbeheerders moeten voldoende grensoverschrijdende capaciteit voor het transport van waterstof opbouwen om aan elke economisch redelijke en technisch haalbare vraag naar capaciteit te voldoen, en marktintegratie mogelijk te maken. |
(94) |
In lijn met de EU-waterstofstrategie is het belangrijk dat de nadruk ligt op het transport en het gebruik van waterstof in zuivere vorm. In die zin is het belangrijk dat het waterstofsysteem waterstof met een hoge zuiverheidsgraad transporteert, opslaat en behandelt en dat daarbij rekening wordt gehouden met de kwaliteitseisen van de waterstofeindgebruikers, anders dan bij waterstof die in het aardgassysteem wordt gemengd. Daarnaast is het van belang dat de waterstofkwaliteitsnormen verdere criteria opleveren ter bepaling van de algemeen aanvaardbare zuiverheidsniveaus van waterstof. De Europese normalisatie-instellingen moeten via een technisch normalisatieproces een bandbreedte van aanvaardbare zuiverheidsniveaus van waterstof en andere relevante kwaliteitsparameters voor waterstof (bijvoorbeeld contaminanten) vaststellen. |
(95) |
In sommige gevallen kan, afhankelijk van onder meer de topografie van waterstofnetten en de populatie van eindgebruikers die met de waterstofnetten zijn verbonden, waterstofkwaliteitsbeheer door waterstofnetbeheerders noodzakelijk worden (bijvoorbeeld zuivering). Daarom moeten de regulerende instanties de waterstofnetbeheerders opdragen een efficiënt beheer van de waterstofkwaliteit in hun netten te waarborgen indien dat nodig is voor het systeembeheer. Bij het uitvoeren van dergelijke activiteiten moeten de waterstofnetbeheerders een stabiele waterstofkwaliteit voor eindgebruikers waarborgen, ook in moeilijk koolstofvrij te maken sectoren, door te voldoen aan de toepasselijke waterstofkwaliteitsnormen. |
(96) |
Wanneer aardgassysteembeheerders of waterstofnetbeheerders verzoeken om toegang of aansluiting weigeren wegens een gebrek aan capaciteit, moeten zij een dergelijke weigering naar behoren motiveren en de beheerders worden verplicht hun systeem te verbeteren om de gevraagde aansluitingen of toegang mogelijk te maken indien dat economisch efficiënt is en met de lopende planning strookt. |
(97) |
Obstakels voor de voltooiing van de interne markt voor aardgas die het gevolg zijn van de niet-toepassing van de marktregels van de Unie op aardgastransmissieleidingen van en naar derde landen, moeten ook worden aangepakt. Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat de regels die gelden voor aardgastransmissieleidingen tussen twee of meer lidstaten, binnen de Unie ook gelden voor aardgastransmissieleidingen van en naar derde landen. Dit moet zorgen voor de samenhang van het rechtskader binnen de Unie, terwijl concurrentieverstoringen op de interne Uniemarkt voor energie en negatieve effecten op de leveringszekerheid worden voorkomen. Dit moet ook meer transparantie en rechtszekerheid bieden aan marktdeelnemers, in het bijzonder aan investeerders in aardgasinfrastructuur en systeemgebruikers, met betrekking tot de toepasselijke wettelijke regeling. |
(98) |
De lidstaten en de landen die partij zijn bij het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap (30) moeten nauw samenwerken wat betreft alle aangelegenheden die verband houden met de ontwikkeling van een geïntegreerde en koolstofvrije markt voor aardgas, en zij mogen geen maatregelen treffen die verdere integratie van de markten voor aardgas of de leveringszekerheid van de lidstaten en de verdragsluitende partijen in het gedrang brengen. Daarbij kan het gaan om samenwerking op het gebied van aardgasopslagcapaciteit en het uitnodigen van deskundigen voor regionale aardgasrisicogroepen. |
(99) |
Pijpleidingen die een olie- of aardgasproductieproject van een derde land verbinden met een verwerkingsinstallatie of met een aanlandingsterminal binnen een lidstaat, dienen als upstreampijpleidingnetten te worden beschouwd. Pijpleidingen die een olie- of aardgasproductieproject in een lidstaat verbinden met een verwerkingsinstallatie of met een aanlandingsterminal binnen een derde land, mogen voor de toepassing van deze richtlijn niet als upstreampijpleidingnetten worden beschouwd, aangezien zulke pijpleidingen normaliter geen groot effect hebben op de interne energiemarkt. |
(100) |
Transmissiesysteembeheerders dienen de vrijheid te hebben technische overeenkomsten met transmissiesysteembeheerders of andere entiteiten in derde landen te sluiten over kwesties in verband met de exploitatie en de interconnectie van transmissiesystemen, mits de inhoud van die overeenkomsten verenigbaar is met het Unierecht. |
(101) |
Bestaande technische overeenkomsten tussen transmissiesysteembeheerders of andere entiteiten over de exploitatie van transmissieleidingen dienen van kracht te blijven, mits zij stroken met het Unierecht en de desbetreffende besluiten van de regulerende instantie. |
(102) |
Indien dergelijke technische overeenkomsten bestaan, is het krachtens deze richtlijn niet noodzakelijk dat een internationale overeenkomst tussen een lidstaat en een derde land of een overeenkomst tussen de Unie en een derde land wordt gesloten met betrekking tot de exploitatie van de betrokken aardgastransmissieleiding. |
(103) |
De toepasselijkheid van deze richtlijn op aardgastransmissieleidingen van en naar derde landen moet worden beperkt tot het grondgebied van de lidstaten. Wat offshore-aardgastransmissieleidingen betreft, dient deze richtlijn van toepassing te zijn in de territoriale wateren van de lidstaat waar zich het eerste interconnectiepunt met het net van de lidstaten bevindt. |
(104) |
Bestaande overeenkomsten tussen een lidstaat en een derde land over de exploitatie van transmissieleidingen moeten van kracht kunnen blijven, overeenkomstig deze richtlijn. |
(105) |
Wat overeenkomsten of gedeelten van overeenkomsten met derde landen betreft die gevolgen kunnen hebben voor de gemeenschappelijke regels van de Unie, moet er een coherente en transparante procedure worden ingesteld waarbij een lidstaat op eigen verzoek kan worden gemachtigd tot wijziging, uitbreiding, aanpassing, verlenging of sluiting van een overeenkomst met een derde land over de exploitatie van een transmissieleiding of een upstreampijpleidingnet tussen de lidstaat en een derde land. De procedure mag de uitvoering van deze richtlijn niet vertragen, dient de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten onverlet te laten, en dient van toepassing te zijn op zowel bestaande als nieuwe overeenkomsten. |
(106) |
Indien duidelijk is dat het voorwerp van een overeenkomst deels een bevoegdheid van de Unie is en deels van een lidstaat, is het van wezenlijk belang te zorgen voor nauwe samenwerking tussen die lidstaat en de instellingen van de Unie. |
(107) |
Om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden overgedragen zodat zij kan besluiten een lidstaat te machtigen een overeenkomst met een derde land te wijzigen, uit te breiden, aan te passen, te verlengen of te sluiten, of besluiten om die machtiging te weigeren. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (31). |
(108) |
De zekerheid van de energielevering is een essentieel element voor de openbare veiligheid en is daarom inherent verbonden met de efficiënte functionering van de interne markt voor aardgas en met de integratie van de geïsoleerde markten voor aardgas van de lidstaten. Aardgas kan de burgers van de Unie slechts bereiken via het net. Functionerende open markten voor aardgas en met name netten en andere assets die met de levering van aardgas verbonden zijn, zijn essentieel voor de openbare veiligheid, het concurrentievermogen van de economie en het welzijn van de burgers van de Unie. Personen uit derde landen mogen bijgevolg alleen zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder krijgen, indien zij voldoen aan de eisen van daadwerkelijke scheiding die binnen de Unie van toepassing zijn. Onverminderd haar internationale verplichtingen is de Unie van oordeel dat de sector van de aardgastransmissiesystemen van groot belang is voor de Unie en dat er dus extra beschermingsmaatregelen vereist zijn met betrekking tot het in stand houden van de energieleveringszekerheid van de Unie, teneinde bedreigingen voor de openbare orde en de openbare veiligheid in de Unie en het welzijn van de burgers van de Unie te voorkomen. De energieleveringszekerheid in de Unie noopt met name tot een beoordeling van de onafhankelijkheid van het netbeheer, van de mate waarin de Unie en de afzonderlijke lidstaten afhankelijk zijn van de levering van energie uit derde landen, alsmede van de behandeling van binnenlandse en buitenlandse handel en investeringen in energie in een bepaald derde land. De leveringszekerheid moet derhalve worden beoordeeld in het licht van de feitelijke omstandigheden van elk geval, alsmede in het licht van de rechten en verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, in het bijzonder de internationale overeenkomsten tussen de Unie en het betrokken derde land. De Commissie moet in voorkomend geval aanbevelingen doen om te onderhandelen over toepasselijke overeenkomsten met derde landen waarin de energieleveringszekerheid in de Unie aan bod komt of om daartoe de nodige elementen op te nemen in andere onderhandelingen met deze derde landen. |
(109) |
Er moeten verdere maatregelen worden getroffen om te zorgen voor transparante en niet-discriminerende tarieven voor de toegang tot transport. Deze tarieven moeten op een niet-discriminerende basis voor alle gebruikers gelden. Indien een aardgasopslaginstallatie, leidingbuffer of ondersteunende dienst op een voldoende concurrerende markt functioneert, kan toegang worden verleend op basis van transparante en niet-discriminerende, op de markt gebaseerde mechanismen. |
(110) |
De onafhankelijkheid van aardgasopslagsysteembeheerders moet worden gewaarborgd teneinde derden een betere toegang te geven tot aardgasopslaginstallaties die in technische of economische zin noodzakelijk zijn voor een efficiënte toegang tot het systeem voor levering aan de afnemers. Het is daarom passend dat aardgasopslaginstallaties worden beheerd door juridisch gescheiden entiteiten die over effectieve beslissingsbevoegdheid beschikken met betrekking tot de activa die noodzakelijk zijn voor het onderhoud, de exploitatie en de ontwikkeling van aardgasopslaginstallaties. Ook moet er meer transparantie komen wat betreft de aardgasopslagcapaciteit die aan derden ter beschikking wordt gesteld, meer bepaald door de lidstaten te verplichten een duidelijk, niet-discriminerend kader in te stellen en bekend te maken waarin het voor aardgasopslaginstallaties geldende reguleringsstelsel omschreven staat. Deze verplichting mag geen nieuw besluit over toegangsregelingen vereisen, maar moet de transparantie met betrekking tot de regeling inzake toegang tot aardgasopslag verbeteren. Vertrouwelijkheidsvoorschriften voor commercieel gevoelige informatie zijn van groot belang als het gegevens met een strategisch karakter betreft of als een aardgasopslaginstallatie slechts één gebruiker heeft. |
(111) |
Niet-discriminerende toegang tot het distributienet is bepalend voor de toegang tot afnemers op retailniveau. De ruimte voor discriminatie wat toegang voor derden en investeringen betreft, is echter kleiner op distributieniveau dan op transmissieniveau omdat congestie en de invloed van de productiebelangen op het distributieniveau doorgaans minder groot zijn dan op transmissieniveau. Om gelijke mededingingsvoorwaarden op retailniveau vast te stellen, moeten de activiteiten van de distributiesysteembeheerders worden gemonitord om te voorkomen dat zij profiteren van hun verticale integratie ten gunste van hun concurrentiepositie op de markt, met name ten aanzien van huishoudelijke afnemers en kleine niet-huishoudelijke afnemers. |
(112) |
De lidstaten moeten concrete maatregelen nemen ter ondersteuning van een breder gebruik van duurzaam biomethaan of andere soorten gas die technisch en veilig kunnen worden geïnjecteerd in, en getransporteerd via, het aardgassysteem, alsook van de producenten waarvan zonder discriminatie toegang tot dat systeem moet worden verleend, mits die toegang permanent verenigbaar is met de toepasselijke technische voorschriften en veiligheidsnormen en tenzij in deze richtlijn anders is bepaald. |
(113) |
Producenten van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas zijn vaak aangesloten op het distributienet. Om hun acceptatie en marktintegratie te vergemakkelijken, is het van essentieel belang dat zij ongehinderd toegang krijgen tot de groothandelsmarkt en de relevante virtuele handelspunten. De toegang van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas tot de groothandelsmarkt moet worden vergemakkelijkt door een definitie van een entry-exitsysteem vast te stellen die de opneming van distributiesystemen mogelijk maakt en er uiteindelijk voor zorgt dat alle productiefaciliteiten toegang hebben tot de markt, ongeacht of zij op het distributie- of het transmissiesysteem zijn aangesloten. Bovendien bepaalt Verordening (EU) 2024/1789 dat distributiesysteembeheerders en transmissiesysteembeheerders met elkaar moeten samenwerken om tweerichtingsstromen van het distributienet naar het transmissienet of alternatieve middelen voor gemakkelijkere marktintegratie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas mogelijk te maken. |
(114) |
Teneinde kleine distributiesysteembeheerders geen onevenredige financiële en administratieve lasten op te leggen, moeten de lidstaten, waar nodig, in staat zijn de betrokken bedrijven te ontheffen van de voorschriften inzake juridische ontvlechting. |
(115) |
Indien gebruikgemaakt wordt van een gesloten distributiesysteem om optimale efficiëntie van een geïntegreerde energielevering te waarborgen waarbij specifieke exploitatienormen nodig zijn, of indien een gesloten distributiesysteem primair ten behoeve van de eigenaar van het systeem wordt gehandhaafd, moet de distributiesysteembeheerder kunnen worden vrijgesteld van verplichtingen die een onnodige administratieve belasting zouden vormen gezien de bijzondere aard van de betrekking tussen de distributiesysteembeheerder en de gebruikers van het systeem. Industrie- of commerciële locaties of locaties met gedeelde diensten, zoals spoorwegstations, luchthavens, ziekenhuizen, grote campings met geïntegreerde faciliteiten of chemische-industrielocaties zouden een gesloten distributiesysteem kunnen hebben wegens de specifieke aard van hun activiteiten. |
(116) |
Door de integratie van toenemende volumes hernieuwbaar gas en koolstofarm gas in het aardgassysteem verandert de kwaliteit van het in de Unie getransporteerde en verbruikte gas. Met het oog op het efficiënte beheer van het aardgassysteem moeten transmissiesysteembeheerders verantwoordelijk zijn voor het management van de gaskwaliteit in hun installaties. Indien er hernieuwbaar gas en koolstofarm gas wordt geïnjecteerd op distributieniveau, en het nodig is om het effect daarvan op de gaskwaliteit te beheren, kunnen regulerende instanties de distributiesysteembeheerders opdragen het efficiënte beheer van de gaskwaliteit in hun faciliteiten te waarborgen. Bij het uitvoeren van taken inzake gaskwaliteitsbeheer moeten transmissie- en distributiesysteembeheerders voldoen aan de toepasselijke gaskwaliteitsnormen. |
(117) |
Om de interne markt voor aardgas goed te laten functioneren, moeten de regulerende instanties besluiten kunnen nemen over alle relevante reguleringskwesties en moeten zij volledig onafhankelijk zijn van alle andere publieke of particuliere belangen. De bepalingen met betrekking tot de autonomie bij de uitvoering van de toegewezen begroting van de regulerende instantie dienen te worden toegepast in het kader dat bij nationale wet- en regelgeving inzake begrotingszaken is ingesteld. De lidstaten dragen door middel van een adequaat roulatiesysteem bij aan de onafhankelijkheid van de regulerende instantie van politieke of economische belangen of van inmenging, en daarbij moeten de lidstaten rekening kunnen houden met de beschikbaarheid van personele middelen en de omvang van het bestuur. |
(118) |
Om ervoor te zorgen dat alle marktdeelnemers, waaronder nieuwkomers, daadwerkelijk toegang tot de markt hebben, zijn niet-discriminerende balanceringsmechanismen nodig die de kosten weerspiegelen. Dit moet worden verwezenlijkt door de invoering van transparante, op de markt gebaseerde mechanismen voor de levering en aankoop van de hoeveelheden aardgas die nodig zijn in het kader van de balanceringsbehoeften. De regulerende instanties moeten een actieve rol spelen om te garanderen dat de balanceringsprijzen niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen. Tegelijkertijd moeten passende stimuleringsmaatregelen worden vastgesteld om de input en output van gas op elkaar af te stemmen en het systeem niet in gevaar te brengen. |
(119) |
De regulerende instanties moeten in staat zijn de tarieven of de methoden voor de berekening van de tarieven vast te stellen of goed te keuren op basis van een voorstel van de transmissiesysteembeheerder, de distributiesysteembeheerder of de LNG-systeembeheerder, dan wel op basis van een voorstel dat is overeengekomen tussen deze systeembeheerders en de gebruikers van het net. Bij de uitvoering van deze taken moeten de regulerende instanties ervoor zorgen dat de transmissie- en distributietarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen, en rekening houden met de op lange termijn, marginale, vermeden netkosten van vraagzijdebeheersmaatregelen. |
(120) |
De regulerende instanties moeten, in nauwe samenwerking met het bij Verordening (EU) 2019/942 opgerichte Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (Agency for the Cooperation of Energy Regulators — ACER), een open, concurrerende, veilige en ecologisch duurzame interne markt voor waterstof met ongehinderde grensoverschrijdende stromen bevorderen. Om de interne markt voor waterstof goed te laten functioneren, moeten de regulerende instanties besluiten kunnen nemen over alle relevante reguleringskwesties. |
121) |
De regulerende instanties moeten de bevoegdheid krijgen om bindende besluiten in verband met aardgas- of waterstofbedrijven vast te stellen en doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties op te leggen aan aardgas- of waterstofbedrijven die hun verplichtingen niet nakomen of een bevoegde rechterlijke instantie daartoe voorstellen te doen. Daarnaast moeten de regulerende instanties de bevoegdheid krijgen om, ongeacht de toepassing van de concurrentieregels, een besluit te nemen over passende maatregelen om voordelen voor de afnemers te waarborgen door middel van bevordering van daadwerkelijke mededinging die noodzakelijk is voor de goede werking van de interne markt voor aardgas en voor waterstof. Het opzetten van gasafzetprogramma’s is een van de mogelijke maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen en een goede werking van de markt te garanderen. |
(122) |
De regulerende instanties moeten ook de bevoegdheid krijgen om bij te dragen aan het waarborgen van een hoog niveau van openbare dienstverlening voor de openstelling van de markt, aan de bescherming van kwetsbare afnemers, en aan een optimale effectiviteit van de maatregelen ter bescherming van de consument. Deze bepalingen laten de bevoegdheden van de Commissie op het gebied van de toepassing van de mededingingsregels, inclusief het onderzoek naar fusies met een EU-dimensie, en de regels betreffende de interne markt, zoals het vrije verkeer van kapitaal, onverlet. De onafhankelijke instantie waarbij een door de beslissing van een regulerende instantie getroffen partij beroep kan aantekenen, zou een rechtbank of een andere rechterlijke instantie kunnen zijn met de bevoegdheid om een rechterlijke toetsing uit te voeren. |
(123) |
Het harmoniseren van de bevoegdheden van regulerende instanties moet de bevoegdheden omvatten om stimulansen te bieden aan bedrijven, en effectieve, evenredige en afschrikkende sancties op te leggen aan die bedrijven of een bevoegde rechtbank voor te stellen dergelijke sancties op te leggen. Bovendien moeten regulerende instanties gemachtigd zijn relevante informatie van de bedrijven te verkrijgen, aangewezen en toereikend onderzoek te verrichten en geschillen te beslechten. |
(124) |
De regulerende instanties en ACER moeten informatie over de markt voor waterstof verstrekken om transparantie te waarborgen, onder meer over aspecten als vraag en aanbod, transportinfrastructuur, kwaliteit van de dienstverlening, grensoverschrijdende handel, investeringen, groothandels- en verbruikerstarieven, en marktliquiditeit. |
(125) |
Transmissiesysteembeheerders spelen een belangrijke rol bij het waarborgen van kosteneffectieve investeringen in aardgas- en waterstofnetten. Er moeten aanvullende vereisten worden ingevoerd zodat de planning consistenter verloopt voor alle energiedragers, en de kloof tussen de diverse nationale en Uniebrede netplanningsbenaderingen wordt overbrugd. Om een kosteneffectieve uitrol van infrastructuur te waarborgen en gestrande activa te voorkomen, moet bij de netplanning ook rekening worden gehouden met de toegenomen onderlinge verbanden tussen aardgas, elektriciteit en waterstof en, in voorkomend geval, stadsverwarming. Naast activa voor omzetting van elektriciteit in aardgas kunnen de onderlinge verbanden tussen waterstof en elektriciteit ook waterstofcentrales omvatten. De netplanning moet transparant zijn en de relevante belanghebbenden de mogelijkheid bieden om aan de ontwikkeling ervan deel te nemen. Daartoe moeten de beheerders worden verplicht de belanghebbenden uitgebreid te raadplegen. De op grond van Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad (32) opgerichte Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering kan advies uitbrengen over de gezamenlijke scenario’s. Het netontwikkelingsplan voor waterstof moet gericht zijn op het gebruik van waterstof in moeilijk koolstofvrij te maken sectoren waar verder geen energie- en kostenefficiënte alternatieven meer voorhanden zijn. |
(126) |
Door colocatie vinden de productie en het verbruik van waterstof plaats op dezelfde locatie of zo dicht mogelijk daarbij, zodat een stabiele waterstofkwaliteit voor eindgebruik wordt gewaarborgd en de kosten en milieueffecten, alsmede waterstoflekken in samenhang met transport tot een minimum worden beperkt. Waterstofnetbeheerders moeten samenwerken met beheerders van aangesloten en naburige netten om een zo efficiënt mogelijke aansluiting te waarborgen. |
(127) |
Bij de ontwikkeling van het netontwikkelingsplan is het belangrijk dat de infrastructuurbeheerders rekening houden met de beginselen “energie-efficiëntie eerst” en systeemefficiëntie, die door de Commissie zijn geponeerd in haar aanbeveling van 28 september 2021, getiteld “Energie-efficiëntie eerst: van beginselen tot praktijk — Richtsnoeren en voorbeelden voor de toepassing ervan in de besluitvorming in de energiesector en daarbuiten”, met name met het verwachte verbruik voor de ontwikkeling van het gezamenlijke scenario. Oplossingen aan de vraagzijde moeten voorrang krijgen als die kosteneffectiever zijn dan infrastructuurinvesteringen. |
(128) |
In de EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem wordt gewezen op het belang van de gecoördineerde planning en werking van het energiesysteem voor de verwezenlijking van de decarbonisatiedoelstellingen. Daarom moeten er netontwikkelingsplannen worden opgesteld op basis van een gezamenlijk scenario dat sectoroverschrijdend wordt ontwikkeld. Met behoud van de mogelijkheid tot vaststelling van afzonderlijke sectorale netmodellen, en afzonderlijke hoofdstukken in het geval van een gezamenlijk netontwikkelingsplan, moeten infrastructuurbeheerders streven naar een hogere mate van integratie en daarbij rekening houden met systeembehoeften die verder gaan dan specifieke energiedragers. |
(129) |
Netontwikkelingsplannen zijn een belangrijk element om tekorten in de infrastructuurvoorzieningen op te sporen en informatie te geven over infrastructuurvoorzieningen die moeten worden gebouwd of worden ontmanteld en voor andere doeleinden, zoals waterstoftransport, kunnen worden gebruikt. Dit geldt ongeacht welk ontvlechtingsmodel is gekozen voor de netbeheerders. |
(130) |
Wanneer in het kader van het netontwikkelingsplan informatie wordt gegeven over infrastructuurvoorzieningen die kunnen worden ontmanteld, kan dit betekenen dat de infrastructuur permanent buiten gebruik wordt gesteld door deze ongebruikt te laten, te ontmantelen of beschikbaar te stellen voor gebruik voor andere doeleinden, zoals waterstoftransport. De achterliggende reden van de grotere transparantie inzake infrastructuur is dat herbestemde infrastructuur relatief goedkoper is dan nieuw aangelegde infrastructuur en derhalve een kosteneffectieve transitie mogelijk moet maken. |
(131) |
In lidstaten waar het de bedoeling is een waterstofdistributienet te ontwikkelen, moet de ontwikkeling van de waterstofinfrastructuur gebaseerd zijn op een realistische en toekomstgerichte vraagprognose, waarbij ook rekening moet worden gehouden met potentiële behoeften vanuit het oogpunt van het elektriciteitssysteem en de moeilijk koolstofvrij te maken sectoren. Indien de lidstaten besluiten specifieke heffingen toe te staan om bij te dragen aan de financiering van nieuwe waterstofinfrastructuur, moet het plan de regulerende instantie helpen bij de beoordeling van die heffingen. Het plan moet om de vier jaar worden ingediend. Vóór 31 december 2032 moeten plannen worden ingediend bij de regulerende instantie of een andere bevoegde instantie. Indiening na die datum kan alleen nog bij de regulerende instantie. |
(132) |
De informatie in het netontwikkelingsplan over de planning, ontmanteling of herbestemming die van invloed is op de gereguleerde assets, moet een raming van de gevolgen voor de tarieven mogelijk maken. |
(133) |
In plaats van een nationaal netontwikkelingsplan op lidstaatniveau te verstrekken, moeten de lidstaten ervoor kunnen kiezen een netontwikkelingsplan op regionaal niveau op te stellen dat meer dan één lidstaat omvat en in overeenstemming is met de vrijwillige regionale integratie van de markt voor aardgas. |
(134) |
In tegenstelling tot elektriciteit zal de rol van aardgas in de toekomst steeds kleiner worden, wat ook van invloed is op de vraag naar investeringen in infrastructuur. In het netontwikkelingsplan moet daarom op een evenwichtige manier rekening worden gehouden met mededingingsbezwaren en moeten gestrande activa worden vermeden. |
(135) |
De lidstaten moeten ervoor kunnen kiezen een deel van hun distributiesysteem strategisch te sluiten en aan te passen om de levering van aardgas aan huishoudelijke afnemers geleidelijk af te bouwen teneinde de transitie naar een duurzaam en doeltreffend systeem te waarborgen. |
(136) |
De lidstaten moeten van waterstofdistributienetbeheerders verlangen dat zij in waterstofdistributienetplannen de waterstofnetinfrastructuur presenteren die zij willen ontwikkelen en herbestemmen. Van aardgasdistributiesysteembeheerders moet worden verlangd dat zij netontmantelingsplannen ontwikkelen wanneer een daling van de vraag naar aardgas wordt verwacht waardoor aardgasdistributiesystemen of delen daarvan moeten worden ontmanteld. Aardgasdistributiesysteembeheerders en waterstofdistributienetbeheerders kan worden toegestaan gezamenlijke plannen te ontwikkelen indien zij in hetzelfde gebied actief zijn en er delen van het net moeten worden herbestemd. Die plannen moeten in overeenstemming zijn met de tienjarige netontwikkelingsplannen. De distributienetontwikkelingsplannen en de ontmantelingsplannen voor aardgas moeten energie-efficiëntie en energiesysteemintegratie bevorderen, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de lokale verwarmings- en koelingsplannen. Die plannen moeten bijdragen tot de verwezenlijking van de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie en gebaseerd zijn op redelijke veronderstellingen over de vraag naar en de productie van aardgas en waterstof. Bij het opstellen van het plan moeten de beheerders worden verplicht een raadplegingsproces te voeren waarbij de relevante belanghebbenden worden betrokken, en de ontwerpplannen openbaar te maken. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de regulerende instanties sturing geven indien er delen van het distributiesysteem ontmanteld zouden moeten worden, met name indien dat het geval is vóór het einde van hun oorspronkelijk verwachte afschrijvingstermijn. |
(137) |
Het kader voor het berekenen en aanrekenen van aansluitkosten en vergoedingen aan producenten van biomethaan is een belangrijk element om duurzaam biomethaan in de aardgasnetten van de Unie te kunnen integreren. De lidstaten moeten een regelgevingskader scheppen voor het faciliteren van een efficiënte aansluiting van de installaties voor de productie van biomethaan op de transmissie- of distributiesystemen. Bij het vaststellen of goedkeuren van tarieven of de door de transmissie- en distributiesysteembeheerders te gebruiken methoden, moeten de regulerende instanties, onverminderd hun onafhankelijkheid bij de uitvoering van die taken, rekening kunnen blijven houden met de door die systeembeheerders gemaakte kosten en gedane investeringen. |
(138) |
Er moet vooruitgang worden geboekt in de richting van onderling verbonden markten voor waterstof in de Unie en daartoe moeten investeringen in grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur worden bevorderd. |
(139) |
Het marktvertrouwen, de liquiditeit van de markt en het aantal marktdeelnemers moeten stijgen en daarvoor moet het regulerend toezicht op bedrijven die actief zijn in de aardgaslevering worden versterkt. Dergelijke eisen moeten verenigbaar zijn met het bestaande Unierecht betreffende de financiële markten en laten bedoelde wetgeving onverlet. Regulerende instanties en de regelgevende instanties voor de financiële markten moeten samenwerken teneinde het voor elkaar mogelijk te maken een overzicht over de betrokken markten te krijgen. De lidstaten moeten de financiële soliditeit van aardgasleveringsbedrijven als criterium kunnen hanteren voor het verlenen van een vergunning voor de verkoop, met inbegrip van wederverkoop, van aardgas. Een dergelijk criterium moet volledig transparant en niet-discriminerend zijn. |
(140) |
Aardgas wordt voornamelijk, en in toenemende mate, uit derde landen ingevoerd in de Unie. De Uniewetgeving dient rekening te houden met de kenmerken van aardgas, zoals een bepaalde structurele starheid als gevolg van de concentratie van leveranciers, langetermijncontracten of het gebrek aan liquiditeit downstream. Daarom is meer transparantie nodig, onder meer bij de totstandkoming van de prijs. |
(141) |
Voordat de Commissie richtsnoeren aanneemt waarin voorts de eisen met betrekking tot het bijhouden van gegevens worden omschreven, moeten ACER en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority — ESMA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (33), gezamenlijk de kwestie bestuderen en de Commissie van advies dienen over de inhoud van die richtsnoeren. ACER en de ESMA moeten ook samenwerken om verder onderzoek te verrichten en advies te verlenen over de vraag of transacties in gasleveringscontracten en aardgasderivaten vóór of na de transactie moeten worden onderworpen aan transparantie-eisen en, zo ja, wat dan de inhoud van die eisen moet zijn. |
(142) |
De lidstaten, of, indien lidstaten hierin hebben voorzien, de regulerende instanties, dienen de ontwikkeling van afschakelbare leveringscontracten te stimuleren. |
(143) |
De lidstaten moeten waarborgen dat, rekening houdend met de nodige kwaliteitsvoorschriften, biomethaan en andere soorten gas een niet-discriminerende toegang tot het aardgassysteem krijgen, op voorwaarde dat deze toegang permanent verenigbaar is met de desbetreffende technische regels en veiligheidsnormen. Deze regels en normen moeten het technisch mogelijk en veilig maken dat biomethaan en andere soorten gas worden ingevoerd in en getransporteerd via het aardgassysteem, en moeten ook rekening houden met de chemische kenmerken van deze gassen. |
(144) |
Langetermijncontracten maken een belangrijk deel van de aardgaslevering van de lidstaten uit. Omdat zij evenwel geen belemmering mogen zijn voor de toetreding van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas, mogen contracten voor de levering van onbehandeld fossiel gas geen looptijd hebben tot na 31 december 2049. Dergelijke contracten moeten dus altijd in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze richtlijn en verenigbaar zijn met het VWEU, met inbegrip van de mededingingsregels. Er moet met deze contracten rekening worden gehouden bij de planning van de leverings- en transportcapaciteit van bedrijven. Hoewel onbehandelde fossiele gassen nog steeds een belangrijke rol spelen, zal het belang ervan voor het veiligstellen van de energielevering van de Unie geleidelijk afnemen. De lidstaten moeten zorgen voor de uitfasering van fossiel gas, en daarbij rekening houden met de beschikbaarheid van alternatieven. Indien hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen daarin voorzien, moeten de lidstaten een einddatum voor de looptijd van langetermijncontracten voor onbehandeld fossiel gas kunnen vaststellen die eerder is dan 31 december 2049. |
(145) |
Teneinde de handhaving van hoge normen van de openbare dienstverlening in de Unie te waarborgen, moet de Commissie op gezette tijden in kennis worden gesteld van alle door de lidstaten genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn. De Commissie moet op gezette tijden een verslag publiceren waarin de op nationaal niveau genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van openbare dienstverlening worden geanalyseerd en de doelmatigheid ervan wordt vergeleken, teneinde aanbevelingen te kunnen doen betreffende maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken. |
(146) |
Naleving van de eisen inzake openbaredienstverlening is een fundamentele eis van deze richtlijn, en het is belangrijk dat in deze richtlijn gemeenschappelijke, door alle lidstaten nageleefde minimumnormen worden vastgelegd waarbij rekening wordt gehouden met de doelstellingen op het gebied van algemene bescherming, bestrijding van energiearmoede, prijsmonitoring, leveringszekerheid, milieubescherming en gelijkwaardige mededingingsniveaus in alle lidstaten. Het is belangrijk dat de eisen inzake openbaredienstverlening op nationale basis kunnen worden geïnterpreteerd, rekening houdend met de nationale omstandigheden en met inachtneming van het Unierecht. |
(147) |
De maatregelen van de lidstaten om de doelstellingen inzake sociale en economische cohesie te verwezenlijken moeten met name adequate economische stimulansen kunnen behelzen, waarbij, indien nodig, alle bestaande Unie- en nationale instrumenten worden gebruikt. Tot die instrumenten kunnen ook aansprakelijkheidsmechanismen, die de nodige investeringen moeten garanderen, behoren. |
(148) |
Voor zover de door de lidstaten genomen maatregelen ter vervulling van openbaredienstverplichtingen, steunmaatregelen van de staten, in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU vormen, moeten zij overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU ter kennis van de Commissie worden gebracht. |
(149) |
De marktprijzen dienen de juiste stimulansen te bieden voor ontwikkeling van het netwerk. |
(150) |
Sommige lidstaten moeten als gevolg van de historische kenmerken en maturiteitsniveaus van hun markten voor aardgas de mogelijkheid hebben om af te wijken van specifieke voorschriften van deze richtlijn om ongerechtvaardigde benadeling te voorkomen, en een efficiënte ontwikkeling van de markten voor aardgas in die lidstaten te bevorderen. Dit geldt met name voor Luxemburg, vanwege zijn specifieke marktkenmerken, en voor alle lidstaten die nog niet zijn aangesloten op het stelsel van systemen van andere lidstaten of die de eerste commerciële levering van hun eerste langetermijncontract voor de levering van aardgas nog niet hebben ontvangen. Om een eenvormige toepassing van het Unierecht te waarborgen, moeten afwijkingen voor lidstaten die nog niet zijn aangesloten op het stelsel van systemen van andere lidstaten of die de eerste commerciële levering in het kader van hun eerste langetermijncontract voor de levering van gas nog niet hebben ontvangen, tijdelijk zijn en alleen gelden totdat die lidstaten hogere normen kunnen halen wat betreft openstelling van de markt en interconnectiviteit met het geïntegreerde aardgassysteem van de Unie. Indien een dergelijke afwijking van toepassing is, moet zij ook betrekking hebben op bepalingen in deze richtlijn die een aanvulling vormen op of voorafgaande toepassing vereisen van een van de bepalingen waarvan een afwijking is toegestaan. |
(151) |
De bevordering van eerlijke concurrentie en gemakkelijke toegang voor verschillende leveranciers moeten voor de lidstaten zaken van het grootste belang zijn, willen de consumenten ten volle kunnen profiteren van de voordelen van een geliberaliseerde interne markt voor aardgas. |
(152) |
Met het oog op de totstandbrenging van een interne markt voor aardgas moeten de lidstaten de integratie van hun nationale markten en de samenwerking van de systeembeheerders op Unie- en regionaal niveau bevorderen, waarbij de geïsoleerde systemen die gaseilanden in de Unie blijven vormen, ook worden geïntegreerd. |
(153) |
Vrijwillige regionale marktintegratie, met name marktsamenvoegingen, kan verschillende voordelen opleveren, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de markten. Marktintegratie kan een kans zijn om het gebruik van infrastructuur te optimaliseren, mits dit geen negatieve gevolgen heeft voor naburige markten, bijvoorbeeld door hogere grensoverschrijdende tarieven. Het is ook een kans om de mededinging, de liquiditeit en de handel te versterken ten voordele van de eindafnemers in de regio, door leveranciers aan te trekken die anders niet zouden komen door de kleine omvang van de markt. Door marktintegratie kunnen ook grotere zones worden gecreëerd die toegang hebben tot meer bevoorradingsbronnen. Een dergelijke diversificatie kan gevolgen hebben voor de groothandelsprijzen, dankzij een betere concurrentie tussen de bronnen, maar kan ook de leveringszekerheid ten goede komen als er in de nieuwe samengevoegde zone geen interne congestie overblijft. Marktintegratie kan een basis vormen voor de verdere ondersteuning van de transformatie van de markt voor aardgas, onder meer voor het gebruik van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas. De lidstaten, de regulerende instanties en de transmissiesysteembeheerders moeten samenwerken om regionale integratie te bevorderen. |
(154) |
De ontwikkeling van een daadwerkelijke interne markt voor aardgas via een heel de Unie bestrijkend onderling gekoppeld netwerk dient een van de voornaamste doelstellingen van deze richtlijn te zijn en de behandeling van reguleringsvraagstukken met betrekking tot grensoverschrijdende koppelingen en regionale markten moeten daarom een van de belangrijkste taken van de regulerende instanties zijn, die waar nodig in nauwe samenwerking met ACER verricht worden. |
(155) |
Tot gemeenschappelijke regels komen voor een werkelijke interne markt en een ruime aardgaslevering moet ook een van de belangrijkste doelstellingen van deze richtlijn uitmaken. Hiertoe zouden onvervalste marktprijzen een prikkel voor grensoverschrijdende handel bieden en tot prijsconvergentie leiden. |
(156) |
De regulerende instanties moeten informatie over de markt verstrekken, ook om het voor de Commissie mogelijk te maken zich te kwijten van haar taak inzake observatie en monitoring van de interne markt voor aardgas en de ontwikkeling daarvan op korte, middellange en lange termijn, met inbegrip van aspecten zoals vraag en aanbod, transmissie- en distributie-infrastructuur, kwaliteit van de dienstverlening, grensoverschrijdende handel, congestiebeheer, investeringen, groothandels- en verbruikerstarieven, marktliquiditeit, alsmede milieu- en efficiëntieverbeteringen. De regulerende instanties moeten de nationale mededingingsautoriteiten en de Commissie meedelen in welke lidstaten de mededinging en een goede werking van de markt worden belemmerd door de prijzen. |
(157) |
Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de totstandbrenging van volledig operationele interne markten voor aardgas en waterstof, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(158) |
Krachtens Verordening (EU) 2024/1789 kan de Commissie richtsnoeren of netcodes vaststellen om het vereiste niveau van harmonisatie te bewerkstelligen. Dergelijke richtsnoeren of netcodes, die bijgevolg bindende, als uitvoeringsverordeningen van de Commissie vastgestelde regels zijn, vormen, ook ten aanzien van sommige bepalingen van deze richtlijn, een nuttig instrument dat zo nodig snel kan worden aangepast. |
(159) |
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om de richtsnoeren vast te stellen die nodig zijn voor het bewerkstelligen van de minimale harmonisatie om het met deze richtlijn beoogde doel te kunnen bereiken. |
(160) |
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd, in het bijzonder naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-543/17 (34). |
(161) |
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het handvest”) worden erkend. Deze richtlijn moet bijgevolg worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met deze rechten en beginselen, met name het recht op bescherming van persoonsgegevens dat door artikel 8 van het Handvest wordt gewaarborgd. Het is van essentieel belang dat elke verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze richtlijn in overeenstemming is met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (35). |
(162) |
Teneinde de niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen of de richtlijn aan te vullen op bepaalde specifieke gebieden die van fundamenteel belang zijn ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen teneinde te voorzien in richtsnoeren betreffende de minimumcriteria ter waarborging van de onafhankelijkheid van de transmissiesysteem- of waterstoftransmissieneteigenaar en de aardgasopslagsysteem- of waterstofopslagbeheerder, gedetailleerde richtsnoeren voor de procedure voor de certificering van een transmissiesysteembeheerder of waterstoftransmissienetbeheerder, richtsnoeren over de omvang van de taken van de regulerende instanties inzake onderlinge samenwerking en samenwerking met ACER, gedetailleerde richtsnoeren voor de procedure inzake de overeenstemming van een besluit van een regulerende instantie met netcodes en richtsnoeren die worden vastgesteld op grond van deze richtlijn en van Verordening (EU) 2024/1789, en richtsnoeren voor de methoden en regelingen voor het bijhouden van gegevens en voor de vorm en de inhoud van door leveringsbedrijven te verstrekken gegevens over transacties in het kader van aardgas- en waterstofleveringscontracten en in aardgas- en waterstofderivaten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (36). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(163) |
Teneinde eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling van interoperabiliteitsvoorschriften en niet-discriminerende en transparante procedures voor gegevenstoegang. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011. |
(164) |
Met het oog op een soepele en doeltreffende uitvoering van deze richtlijn ondersteunt de Commissie de lidstaten door middel van het instrument voor technische ondersteuning, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad (37) en waarmee technische expertise op maat wordt geboden voor het ontwerpen en uitvoeren van hervormingen, met inbegrip van hervormingen die concurrerende interne markten voor aardgas en waterstof bevorderen, de integratie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas mogelijk maken en de samenwerking en coördinatie tussen transmissie- en distributiesysteembeheerders verbeteren. De technische ondersteuning behelst bijvoorbeeld versterking van de bestuurlijke capaciteit, harmonisatie van de wetgevingskaders en uitwisseling van beste praktijken op dit gebied. |
(165) |
Richtlijn 2009/73/EG moet derhalve worden ingetrokken en de verplichting tot omzetting van de onderhavige richtlijn in intern recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van Richtlijn 2009/73/EG materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit die richtlijn. |
(166) |
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in deel B van bijlage III bij deze richtlijn genoemde termijnen voor omzetting in intern recht en toepassingsdata van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Bij deze richtlijn wordt een gemeenschappelijk kader vastgesteld voor de decarbonisatie van de markten voor aardgas en waterstof, teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie.
2. Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de transmissie, de distributie, de levering en de opslag van aardgas met gebruikmaking van het aardgassysteem, evenals bepalingen voor de bescherming van consumenten, teneinde een geïntegreerde, concurrerende en transparante markt voor aardgas in de Unie te creëren. Bij deze richtlijn worden de regels vastgesteld voor de organisatie en de werking van die sector, de toegang tot de markt, de criteria en procedures voor de verlening van vergunningen voor de transmissie, de distributie, de levering en de opslag van aardgas met gebruikmaking van het aardgassysteem en het beheer ervan.
3. Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor het transport, de levering en de opslag van aardgas, alsook voor de transitie van het aardgassysteem naar een geïntegreerd en uiterst efficiënt systeem op basis van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas.
4. Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor het transport, de levering en de opslag van waterstof met gebruikmaking van het waterstofsysteem. Bij deze richtlijn worden regels vastgesteld voor de organisatie en de werking van die sector, de toegang tot de markt, de criteria en procedures voor de verlening van vergunningen voor netten, de levering en de opslag van waterstof en de exploitatie van dat systeem.
5. Bij deze richtlijn worden regels vastgesteld voor de geleidelijke totstandbrenging van een Uniebreed stelsel van waterstofsystemen dat bijdraagt tot de flexibiliteit op lange termijn van het elektriciteitssysteem en tot de vermindering van de nettobroeikasgasemissies van moeilijk koolstofvrij te maken sectoren, waarbij rekening wordt gehouden met het broeikasgasreductiepotentieel en de energie- en kostenefficiëntie in verhouding tot andere opties, en dat zo de decarbonisatie van het energiesysteem van de Unie ondersteunt.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:
1) |
“aardgas”: gas dat voornamelijk bestaat uit methaan, met inbegrip van biomethaan, of andere typen gas die technisch gezien veilig kunnen worden geïnjecteerd in en getransporteerd via het aardgassysteem; |
2) |
“hernieuwbaar gas”: biogas zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 28, van Richtlijn (EU) 2018/2001, waaronder biogas dat is opgewerkt tot biomethaan, en hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 36, van diezelfde richtlijn; |
3) |
“aardgassysteem”: een infrastructuursysteem, met inbegrip van pijpleidingen, vloeibaar-aardgasterminals (LNG-terminals) en aardgasopslaginstallaties, dat aardgas transporteert; |
4) |
“waterstofsysteem”: een systeem van infrastructuurvoorzieningen, waaronder waterstofnetten, waterstofopslaginstallaties en waterstofterminals, dat waterstof met een hoge zuiverheidsgraad bevat; |
5) |
“waterstofopslaginstallatie”: een installatie die wordt gebruikt voor de opslag van waterstof met een hoge zuiverheidsgraad:
|
6) |
“waterstofopslagbeheerder”: natuurlijk persoon of rechtspersoon die de opslagfunctie voor waterstof verricht en verantwoordelijk is voor het beheer van een waterstofopslaginstallatie; |
7) |
“waterstofleidingbuffer”: de opslag van waterstof met een hoge zuiverheidsgraad door middel van compressie in waterstofnetten, met uitzondering van voorzieningen die bestemd zijn voor waterstofnetbeheerders in het kader van de uitoefening van hun functies; |
8) |
“waterstofterminal”: een installatie die wordt gebruikt voor de aflading en omzetting van vloeibare waterstof of vloeibare ammoniak in gasvormige waterstof voor injectie in het waterstofnet of het aardgassysteem of voor het vloeibaar maken van gasvormige waterstof en het laden daarvan, met inbegrip van ondersteunende diensten en tijdelijke opslag noodzakelijk voor het omzettingsproces en de daaropvolgende injectie in het waterstofnet, maar exclusief de onderdelen van de waterstofterminal die voor opslag worden gebruikt; |
9) |
“waterstofterminalbeheerder”: natuurlijk of rechtspersoon die als functie heeft vloeibare waterstof of vloeibare ammoniak te verladen en om te zetten in gasvormige waterstof voor injectie in het waterstofnet of het aardgassysteem of voor het vloeibaar maken en het laden van gasvormige waterstof, en verantwoordelijk is voor het beheer van een waterstofterminal; |
10) |
“waterstofkwaliteit”: de zuiverheid van de waterstof en de verontreinigende stoffen in waterstof in overeenstemming met de toepasselijke normen inzake waterstofkwaliteit voor het waterstofsysteem; |
11) |
“koolstofarme waterstof”: waterstof waarvan het energiegehalte afkomstig is uit niet-hernieuwbare bronnen en die voldoet aan de minimumdrempel voor broeikasgasemissiereductie van 70 % ten opzichte van de fossiele referentiebrandstof voor hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong zoals vastgelegd in de methode voor de beoordeling van broeikasgasemissiereducties door hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof, vastgesteld op grond van artikel 29 bis, lid 3, van Richtlijn (EU) 2018/2001; |
12) |
“koolstofarm gas”: het deel gasvormige brandstoffen in brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 35, van Richtlijn (EU) 2018/2001, koolstofarme waterstof en synthetische gasvormige brandstoffen waarvan het energiegehalte afkomstig is uit koolstofarme waterstof, die voldoen aan de minimumdrempel voor broeikasgasemissiereductie van 70 % ten opzichte van de fossiele referentiebrandstof voor hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong zoals vastgelegd in de op grond van artikel 29 bis, lid 3, van Richtlijn (EU) 2018/2001 vastgestelde methode; |
13) |
“koolstofarme brandstoffen”: brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 35, van Richtlijn (EU) 2018/2001, koolstofarme waterstof en synthetische gasvormige en vloeibare brandstoffen waarvan het energiegehalte afkomstig is uit koolstofarme waterstof, die voldoen aan de minimumdrempel voor broeikasgasemissiereductie van 70 % ten opzichte van de fossiele referentiebrandstof voor hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong zoals vastgelegd in de op grond van artikel 29 bis, lid 3, van Richtlijn (EU) 2018/2001 vastgestelde methode; |
14) |
“waterstofbedrijf”: natuurlijk persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: productie, transport, levering, aankoop of opslag van waterstof, of de exploitatie van een waterstofterminal, en die verantwoordelijk is voor de met die functies verband houdende commerciële, technische en/of onderhoudswerkzaamheden, met uitzondering van eindafnemers; |
15) |
“aardgasbedrijf”: natuurlijk persoon of rechtspersoon die zorgt voor de productie, transmissie, distributie, levering, aankoop of opslag van aardgas, met inbegrip van LNG, en die verantwoordelijk is voor de met die functies verband houdende commerciële, technische of onderhoudswerkzaamheden, met uitzondering van eindafnemers; |
16) |
“upstreampijpleidingnet”: pijpleiding of pijpleidingnet gebruikt of gebouwd als onderdeel van een olie- of aardgasproductieproject, of gebruikt om aardgas afkomstig van een of meer van dergelijke projecten te transporteren naar een verwerkingsinstallatie, terminal of aanlandingsterminal; |
17) |
“transmissie”: transport van aardgas door een net dat vooral bestaat uit hogedrukpijpleidingen, anders dan een upstreampijpleidingnet en dan het gedeelte van hogedrukpijpleidingen dat in de eerste plaats voor lokale aardgasdistributie wordt gebruikt, met het oog op de belevering van afnemers, met uitzondering van de levering zelf; |
18) |
“transmissiesysteembeheerder”: natuurlijk persoon of rechtspersoon die de transmissiefunctie verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van het transmissiesysteem alsook, indien van toepassing, voor de interconnecties ervan met andere systemen, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transport van aardgas; |
19) |
“distributie”: transport van aardgas langs lokale of regionale pijpleidingnetten met het oog op de belevering van afnemers, met uitzondering van de levering zelf; |
20) |
“distributiesysteembeheerder”: natuurlijk persoon of rechtspersoon die de distributiefunctie voor aardgas verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van het distributiesysteem alsook, indien van toepassing, voor de interconnecties met andere systemen, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar distributie van aardgas; |
21) |
“waterstofnet”: een netwerk van onshore- en offshorepijpleidingen dat wordt gebruikt om waterstof met een hoge zuiverheidsgraad te transporteren met het oog op de belevering van afnemers, met uitzondering van de levering zelf; |
22) |
“waterstoftransport”: de transmissie of distributie van waterstof via een waterstofnet met het oog op de belevering van afnemers, met uitzondering van de levering zelf; |
23) |
“waterstoftransmissienet”: een netwerk van pijpleidingen voor het transport van waterstof met een hoge zuiverheidsgraad, met name een net dat waterstofinterconnectoren omvat of dat rechtstreeks is aangesloten op waterstofopslagfaciliteiten, waterstofterminals of twee of meer waterstofinterconnectoren, of dat voornamelijk dient voor het transport van waterstof naar andere waterstofnetten, waterstofopslag of waterstofterminals, zonder de mogelijkheid uit te sluiten voor zulke netten om rechtstreeks aangesloten afnemers te beleveren; |
24) |
“waterstofdistributienet”: een pijpleidingnetwerk voor lokaal of regionaal transport van waterstof met een hoge zuiverheidsgraad, dat in de eerste plaats dient voor de belevering van rechtstreeks aangesloten afnemers, geen waterstofinterconnectoren omvat en niet rechtstreeks is aangesloten op waterstofopslaginstallaties of waterstofterminals, tenzij het net in kwestie op 4 augustus 2024 een aardgasdistributiesysteem was en gedeeltelijk of volledig is herbestemd voor het transport van waterstof, of op twee of meer waterstofinterconnectoren; |
25) |
“waterstofnetbeheerder”: natuurlijk persoon of rechtspersoon die de waterstoftransportfunctie verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van het waterstofnet alsook, indien van toepassing, voor de interconnecties ervan met andere waterstofnetten, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transport van waterstof; |
26) |
“waterstoftransmissienetbeheerder”: natuurlijk persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van een waterstoftransmissienet alsook, indien van toepassing, voor de interconnecties ervan met andere waterstofnetten, en die ervoor moet zorgen dat het net op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transport van waterstof; |
27) |
“waterstofdistributienetbeheerder”: natuurlijk persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van een waterstofdistributienet alsook, indien van toepassing, voor de interconnecties ervan met andere waterstofnetten, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transport van waterstof; |
28) |
“levering”: de verkoop, waaronder de wederverkoop, van aardgas, inclusief LNG, of waterstof, ook in de vorm van vloeibare organische waterstofdragers of vloeibare waterstof en waterstofderivaten, met inbegrip van ammoniak of methanol, aan afnemers; |
29) |
“leveringsbedrijf”: natuurlijk persoon of rechtspersoon die de leveringsfunctie verricht; |
30) |
“noodleverancier”: een leverancier die wordt aangewezen om de aardgaslevering aan afnemers over te nemen van een leverancier die zijn activiteiten heeft gestaakt; |
31) |
“aardgasopslaginstallatie”: installatie die wordt gebruikt voor de opslag van aardgas en die eigendom is van of geëxploiteerd wordt door een aardgasbedrijf, met inbegrip van het gedeelte van LNG-installaties dat voor aardgasopslag gebruikt wordt, met uitzondering van het gedeelte dat in gebruik is voor productiedoeleinden en van installaties die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies; |
32) |
“aardgasopslagsysteembeheerder”: natuurlijk persoon of rechtspersoon die de opslagfunctie voor aardgas verricht en verantwoordelijk is voor het beheer van een aardgasopslaginstallatie; |
33) |
“LNG-installatie”: terminal die voor het vloeibaar maken van aardgas, de invoer of de verlading, en de hervergassing van LNG gebruikt wordt, met inbegrip van ondersteunende diensten en installaties voor tijdelijke opslag die nodig zijn voor de hervergassing en de daaropvolgende doorlevering aan het transmissiesysteem, met uitzondering van alle gedeelten van LNG-terminals die voor opslag gebruikt worden; |
34) |
“LNG-systeembeheerder”: natuurlijk persoon of rechtspersoon die de functie van het vloeibaar maken van aardgas of de invoer, de verlading en de hervergassing van LNG verricht en verantwoordelijk is voor de exploitatie van een LNG-installatie; |
35) |
“systeem”: alle transmissienetten of distributienetten, LNG-installaties of aardgasopslaginstallaties die eigendom zijn van of geëxploiteerd worden door een aardgasbedrijf, met inbegrip van de leidingbuffer en de installaties die ondersteunende diensten verlenen, alsmede die van verwante bedrijven die nodig zijn voor de toegang tot transmissie, distributie en LNG; |
36) |
“ondersteunende diensten”: een dienst die nodig is voor de toegang tot en de exploitatie van transmissienetten, distributienetten, of LNG-installaties of aardgasopslaginstallaties, met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in systeembelasting, menging en injecteren van inert gas, maar niet inbegrepen installaties die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies; |
37) |
“aardgasleidingbuffer”: opslag van aardgas door middel van compressie in transmissie- en gasdistributiesystemen, uitgezonderd installaties die ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies; |
38) |
“stelsel van systemen”: een aantal systemen die met elkaar verbonden zijn; |
39) |
“interconnector”: transmissieleiding die een grens tussen lidstaten overschrijdt of overspant met de bedoeling de nationale transmissiesystemen van die lidstaten aan elkaar te koppelen, of een transmissieleiding tussen een lidstaat en een derde land tot aan het grondgebied van de lidstaten of tot aan de territoriale wateren van die lidstaat; |
40) |
“waterstofinterconnector”: waterstofnet dat een grens tussen lidstaten overschrijdt of overspant met de bedoeling de nationale waterstofnetten van die lidstaten aan elkaar te koppelen, of een waterstofnet tussen een lidstaat en een derde land tot aan het grondgebied van de lidstaten of tot aan de territoriale wateren van die lidstaat; |
41) |
“directe leiding”: aardgaspijpleiding ter aanvulling van het stelsel van systemen; |
42) |
“geïntegreerd aardgasbedrijf”: verticaal of horizontaal geïntegreerd bedrijf; |
43) |
“verticaal geïntegreerd bedrijf”: aardgasbedrijf of groep van aardgasbedrijven, waterstofbedrijf of groep van waterstofbedrijven, waarin dezelfde persoon of dezelfde personen, direct of indirect, het recht hebben zeggenschap uit te oefenen en waarbij het bedrijf of de groep van bedrijven ten minste één van de functies van transmissie, distributie, waterstoftransport, exploitatie van een waterstofterminal, opslag van LNG, aardgas of waterstof en ten minste één van de functies van productie of levering van aardgas of waterstof verricht; |
44) |
“horizontaal geïntegreerd bedrijf”: bedrijf dat ten minste één van de functies van productie, transmissie, distributie, levering of opslag van aardgas, evenals een niet op het gebied van aardgas liggende activiteit verricht; |
45) |
“verwant bedrijf”: een verbonden onderneming zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 12, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (38), of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort; |
46) |
“systeemgebruiker”: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die aardgas of waterstof levert aan of afneemt van het systeem; |
47) |
“afnemer”: een grootafnemer of een eindafnemer van aardgas of waterstof, of een aardgas- of waterstofbedrijf dat aardgas of waterstof koopt; |
48) |
“huishoudelijk afnemer”: een afnemer die aardgas of waterstof koopt voor diens eigen huishoudelijk gebruik; |
49) |
“niet-huishoudelijk afnemer”: een afnemer die aardgas of waterstof koopt dat niet bestemd is voor eigen huishoudelijk verbruik; |
50) |
“eindafnemer”: een afnemer die aardgas of waterstof koopt voor diens eigen gebruik; |
51) |
“grootafnemer”: natuurlijk persoon of rechtspersoon die geen transmissiesysteembeheerder of distributiesysteembeheerder is en die aardgas of waterstof koopt voor wederverkoop binnen of buiten het systeem waarop die persoon aangesloten is; |
52) |
“micro-onderneming”, “kleine onderneming” of “middelgrote onderneming”: een micro-onderneming, een kleine onderneming of een middelgrote onderneming zoals gedefinieerd in artikel 2 van de bijlage bij de aanbeveling van de Commissie 2003/361/EG (39); |
53) |
“aardgasleveringscontract”: een contract voor de levering van aardgas of waterstof, met uitzondering van een aardgasderivaat; |
54) |
“aardgasderivaat”: een financieel instrument, zoals omschreven in deel C, punt 5, 6 of 7, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (40), en dat betrekking heeft op aardgas; |
55) |
“zeggenschap”: rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of tezamen, met inachtneming van alle feitelijke of juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name:
|
56) |
“langetermijncontract”: een gasleveringscontract dat langer dan één jaar loopt; |
57) |
“entry-exitsysteem”: een toegangsmodel voor aardgas of waterstof waarbij systeemgebruikers onafhankelijk capaciteitsrechten boeken bij entry- en exitpunten, dat het transmissiesysteem omvat en het gehele distributiesysteem of een deel daarvan, of waterstofnetten, kan omvatten; |
58) |
“balanceringszone”: een systeem waarop een specifiek balanceringsregime van toepassing is, dat het transmissiesysteem omvat en het gehele distributiesysteem of een deel daarvan kan omvatten; |
59) |
“virtueel handelsplatform”: een niet-fysiek commercieel punt in een entry-exitsysteem waar aardgas of waterstof worden uitgewisseld tussen een verkoper en een koper zonder dat hiervoor capaciteit moet worden geboekt; |
60) |
“netgebruiker”: een afnemer of mogelijke afnemer van een systeembeheerder of een systeembeheerder zelf, voor zover het voor die systeembeheerder nodig is om zijn functies met betrekking tot het transport van aardgas of waterstof uit te voeren; |
61) |
“entrypunt”: een punt waarvoor boekingsprocedures voor netgebruikers gelden en dat toegang biedt tot een entry-exitsysteem; |
62) |
“exitpunt”: een punt waarvoor boekingsprocedures voor netgebruikers gelden en dat gasstromen uit het entry-exitsysteem mogelijk maakt; |
63) |
“interconnectiepunt”: fysiek of virtueel punt dat aangrenzende entry-exitsystemen met elkaar verbindt of dat een entry-exitsysteem verbindt met een interconnector, voor zover voor een dergelijk punt boekingsprocedures voor netgebruikers gelden; |
64) |
“virtueel interconnectiepunt”: twee of meer interconnectiepunten die dezelfde twee aangrenzende entry-exitsystemen verbinden en die zijn geïntegreerd met het doel één enkele capaciteitsdienst te leveren; |
65) |
“marktdeelnemer”: natuurlijk persoon of rechtspersoon die aardgas of waterstof aankoopt, verkoopt of produceert, of die opslagdiensten verstrekt, onder meer door het plaatsen van handelsorders op een of meerdere markten voor aardgas- of waterstof, waaronder balanceringsmarkten; |
66) |
“opzegvergoeding”: een heffing of boete die wordt opgelegd aan afnemers door leveranciers of marktdeelnemers voor opzegging van een contract voor gaslevering of -diensten; |
67) |
“overstapgerelateerde vergoeding”: iedere heffing of boete die direct of indirect door leveranciers, marktdeelnemers of systeembeheerders aan afnemers wordt opgelegd vanwege het overstappen op een andere leverancier of op een andere marktdeelnemer, waaronder opzegvergoedingen; |
68) |
“factureringsinformatie”: informatie die wordt verstrekt op een factuur van een eindafnemer, afgezien van een betalingsverzoek; |
69) |
“conventionele meter”: een analoge meter of een elektronische meter zonder capaciteit om gegevens zowel te verzenden als te ontvangen; |
70) |
“slimme-metersysteem”: een elektronisch systeem dat aardgas of waterstof dat in het net wordt geïnjecteerd of dat uit het net wordt verbruikt kan meten, dat meer informatie verstrekt dan een conventionele meter, en dat data kan verzenden en ontvangen voor informatie-, monitoring- en controledoeleinden door middel van een vorm van elektronische communicatie; |
71) |
“interoperabiliteit”: in de context van slimme-metersystemen, de mogelijkheid van twee of meer energie- of communicatienetwerken, -systemen, -apparaten, -toepassingen of -componenten om samen te werken om informatie uit te wisselen en te gebruiken om bepaalde vereiste functies uit te oefenen; |
72) |
“meest recent beschikbaar”: in de context van slimmemetergegevens, dat deze worden verstrekt binnen een periode die overeenkomt met de kortste vereffeningsperiode op de nationale markt; |
73) |
“beste beschikbare technieken”: in de context van gegevensbescherming en -beveiliging in een omgeving van slimme-metersystemen, de meest doeltreffende, geavanceerde en praktisch bruikbare technieken, waarmee in principe de basis wordt gelegd voor de naleving van de gegevensbeschermings- en beveiligingsvoorschriften van de Unie; |
74) |
“energiearmoede”: energiearmoede zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 52, van Richtlijn (EU) 2023/1791; |
75) |
“actieve afnemer”: een eindafnemer van aardgas, of een groep gezamenlijk optredende eindafnemers van aardgas, die:
|
76) |
“energie-efficiëntie eerst”: energie-efficiëntie eerst zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 18, van Verordening (EU) 2018/1999; |
77) |
“herbestemming”: herbestemming zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 18, van Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad (41). |
HOOFDSTUK II
ALGEMENE REGELS VOOR DE ORGANISATIE VAN DE MARKT
Artikel 3
Concurrerende, afnemersgerichte, flexibele en niet-discriminerende markten voor aardgas en waterstof
1. De lidstaten zien erop toe dat alle afnemers vrij zijn om aardgas en waterstof te kopen bij de leverancier van hun keuze en dat alle afnemers vrij zijn om op hetzelfde moment over meer dan één leveringscontract voor aardgas of waterstof te beschikken, mits de vereiste aansluit- en meetpunten zijn aangelegd.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale recht geen onnodige belemmering vormt voor grensoverschrijdende handel in aardgas en waterstof, de werking en het ontstaan van liquide verhandeling voor aardgas en waterstof, deelname van de consument, investeringen in, met name, hernieuwbaar gas en koolstofarm gas, of energieopslag tussen lidstaten, en zorgen ervoor dat de prijzen voor aardgas en waterstof in overeenstemming zijn met de feitelijke vraag en het feitelijke aanbod.
3. De lidstaten zien erop toe dat er op de interne markten voor aardgas en waterstof geen onnodige belemmeringen bestaan voor de toetreding tot, de handel op, de werking van en het verlaten van de markt.
4. De lidstaten en de regulerende instanties zorgen ervoor dat energiebedrijven worden onderworpen aan transparante, evenredige en niet-discriminerende regels en vergoedingen, en aan een transparante, evenredige en niet-discriminerende behandeling, in het bijzonder wat betreft aansluiting op het net, toegang tot groothandelsmarkten, toegang tot gegevens, het overstapproces en factureringsstelsels en, indien van toepassing, vergunningverlening.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat marktdeelnemers uit derde landen wanneer die actief zijn op de interne markt voor aardgas en waterstof, het toepasselijke Unierecht en nationale recht naleven, ook op het gebied van milieu en veiligheid.
6. De lidstaten waarborgen een afnemersgerichte en energie-efficiënte benadering van de markt voor waterstof. Het gebruik van waterstof is gericht op afnemers in moeilijk koolstofvrij te maken sectoren met een groot broeikasgasreductiepotentieel waar geen energie- en kostenefficiëntere opties voorhanden zijn.
7. De lidstaten zorgen ervoor dat deze richtlijn ten uitvoer wordt gelegd op een wijze die energiesysteemintegratie bevordert zonder dat energie-efficiëntere oplossingen, zoals directe elektrificatie, onnodig worden gediscrimineerd, in overeenstemming met het “energie-efficiëntie-eerstbeginsel”.
Artikel 4
Marktgebaseerde leveringsprijzen
1. Leveranciers zijn vrij de prijs waarvoor zij aardgas en waterstof aan afnemers leveren, vast te stellen. De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat er sprake is van daadwerkelijke concurrentie tussen leveranciers, en om redelijke prijzen voor eindafnemers te waarborgen.
2. De lidstaten zorgen op grond van de artikelen 26 tot en met 29 voor de bescherming van energiearme afnemers en kwetsbare huishoudelijke afnemers, met sociaal beleid of op andere manieren dan via overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van aardgas en waterstof.
3. In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen de lidstaten overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van aardgas aan energiearme afnemers of kwetsbare huishoudelijke afnemers toepassen. Dergelijk overheidsingrijpen is onderworpen aan de in de leden 4 en 5 bepaalde voorwaarden.
4. Overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van aardgas:
a) |
streeft een algemeen economisch belang na en gaat niet verder dan wat nodig is voor dat algemene economische belang; |
b) |
is duidelijk omschreven, transparant, niet-discriminerend en verifieerbaar; |
c) |
garandeert aardgasbedrijven in de Unie gelijke toegang tot afnemers; |
d) |
is van beperkte duur en is proportioneel wat betreft de begunstigden ervan; |
e) |
leidt niet op discriminerende wijze tot extra kosten voor marktdeelnemers; |
f) |
vormt geen belemmering voor de geleidelijke en tijdige uitfasering van fossiel gas met het oog op de verwezenlijking van de klimaatdoelstelling van de Unie voor 2030 en de in Verordening (EU) 2021/1119 vastgelegde doelstelling inzake klimaatneutraliteit. |
5. Lidstaten die overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van aardgas toepassen overeenkomstig lid 3 van dit artikel, leven ook artikel 3, lid 3, punt d), en artikel 24 van Verordening (EU) 2018/1999 na, ongeacht of de lidstaat in kwestie een aanzienlijk aantal energiearme huishoudelijke afnemers heeft. Voordat het overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van aardgas wordt opgeheven, zorgen de lidstaten voor passende steunmaatregelen voor energiearme afnemers en kwetsbare huishoudelijke afnemers overeenkomstig lid 2 van dit artikel.
6. Met het oog op een overgangsperiode om doeltreffende mededinging tot stand te brengen voor aardgasleveringscontracten tussen leveranciers en om een doeltreffende, marktgebaseerde en betaalbare retailprijs voor aardgas tot stand te brengen overeenkomstig lid 1, mogen de lidstaten overheidsingrijpen toepassen in de prijsstelling voor de levering van aardgas aan huishoudelijke afnemers die niet profiteren van overheidsingrijpen op grond van lid 3, en aan micro-ondernemingen.
7. Overheidsingrijpen op grond van lid 6 voldoet aan de criteria van lid 4 en:
a) |
gaat vergezeld van een reeks maatregelen om doeltreffende mededinging tot stand te brengen en van een methode om de geboekte vooruitgang ten aanzien van deze maatregelen te beoordelen; |
b) |
wordt vastgesteld middels een methode waarmee de niet-discriminerende behandeling van leveranciers wordt gewaarborgd; |
c) |
wordt vastgesteld op een prijs boven de kostprijs, op een niveau waarbij doeltreffende prijsconcurrentie mogelijk is; |
d) |
wordt zodanig ingericht dat eventuele negatieve gevolgen voor de groothandelsmarkt voor aardgas tot een minimum beperkt blijven; |
e) |
waarborgt dat alle begunstigden van dergelijk overheidsingrijpen een concurrerend marktaanbod kunnen kiezen en rechtstreeks ten minste elk kwartaal worden geïnformeerd over de beschikbaarheid van aanbiedingen en besparingsmogelijkheden op de concurrerende markt, en waarborgt dat zij ondersteuning aangeboden krijgen om over te stappen op een marktgebaseerd aanbod; |
f) |
waarborgt dat, indien de lidstaat slimme-metersystemen invoert overeenkomstig artikel 17, alle begunstigden van dergelijk overheidsingrijpen rechtstreeks worden geïnformeerd over de mogelijkheid slimme meters te installeren en hierbij de nodige hulp krijgen; |
g) |
leidt niet tot directe kruissubsidiëring tussen afnemers die worden bevoorraad tegen vrijemarktprijzen en afnemers die worden bevoorraad tegen gereguleerde leverprijzen. |
8. De lidstaten stellen de Commissie binnen één maand na goedkeuring ervan in kennis van de overeenkomstig de leden 3 en 6 genomen maatregelen en mogen deze onmiddellijk toepassen. De kennisgeving gaat vergezeld van een uitleg waarom andere instrumenten de beoogde doelstelling in onvoldoende mate konden verwezenlijken, hoe de vereisten in de leden 4, 5 en 7 worden vervuld en wat de effecten op de mededinging zijn van de maatregelen waarvan kennis is gegeven. In de kennisgeving worden het toepassingsgebied van de begunstigden, met name energiearme afnemers, kwetsbare huishoudelijke afnemers en potentiële andere begunstigden, de duur van de maatregelen en het aantal huishoudelijke afnemers dat te maken heeft met de maatregelen vermeld, en wordt uitgelegd hoe de gereguleerde prijzen zijn bepaald.
9. Uiterlijk op 15 maart 2025, en vervolgens om de twee jaar, dienen de lidstaten in het kader van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslagen verslagen in bij de Commissie over de tenuitvoerlegging van dit artikel en de noodzaak en de evenredigheid van het overheidsingrijpen op grond van dit artikel, en een beoordeling van de vooruitgang die is geboekt op weg naar doeltreffende mededinging tussen leveranciers en de overgang naar marktgebaseerde prijzen. Lidstaten die in overeenstemming met lid 6 gereguleerde prijzen hanteren, brengen verslag uit over de naleving van de voorwaarden in lid 7, waaronder naleving door leveranciers die dergelijk ingrijpen moeten doorvoeren, en over de impact van gereguleerde prijzen op de financiën van die leveranciers.
10. De Commissie voert een evaluatie uit over de uitvoering van dit artikel teneinde een marktgebaseerde retailprijs voor aardgas tot stand te brengen en dient een verslag bij het Europees Parlement en de Raad in. Het verslag bevat, in voorkomend geval, een beoordeling van het effect van die maatregelen op de vooruitgang bij het verwezenlijken van de klimaatneutraliteitdoelstelling van de Unie en de andere energie- en klimaatdoelstellingen. Het kan worden gecombineerd met het in artikel 5, lid 10, van Richtlijn (EU) 2019/944 genoemde verslag over de uitvoering van dat artikel. In voorkomend geval gaat het verslag vergezeld van of wordt het gevolgd door een wetgevingsvoorstel. In dergelijk wetgevingsvoorstel kan een einddatum voor gereguleerde prijzen worden opgenomen.
Artikel 5
Toegang tot betaalbare energie tijdens een aardgasprijscrisis
1. De Raad kan, op voorstel van de Commissie, door middel van een uitvoeringsbesluit een regionale of Uniebrede aardgasprijscrisis afkondigen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
het bestaan van zeer hoge gemiddelde prijzen op de groothandelsmarkten voor aardgas — ten minste tweeënhalf maal zo hoog als de gemiddelde prijs van de voorgaande vijf jaar en ten minste 180 EUR/MWh — die naar verwachting minstens zes maanden zullen aanhouden; bij de berekening van de gemiddelde prijs van de voorgaande vijf jaar wordt geen rekening gehouden met perioden waarin er een regionale of Uniebrede aardgasprijscrisis was afgekondigd; |
b) |
een sterke stijging van de retailprijzen voor aardgas van ongeveer 70 %, die naar verwachting minstens drie maanden zal aanhouden. |
2. In het in lid 1 bedoelde uitvoeringsbesluit, wordt de geldigheidsduur van dat besluit, die ten hoogste één jaar kan bedragen, gespecificeerd. Die duur kan volgens de procedure van lid 8 worden verlengd voor opeenvolgende perioden van ten hoogste een jaar.
3. Indien op grond van lid 1 een regionale of Uniebrede aardgasprijscrisis wordt afgekondigd, wordt eerlijke concurrentie en handel gewaarborgd in alle lidstaten waarvoor het uitvoeringsbesluit consequenties heeft, zodat de interne markt niet onrechtmatig wordt verstoord.
4. Indien aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, dient de Commissie een voorstel in voor het afkondigen van een aardgasprijscrisis op regionaal of Unieniveau, met daarin de voorgestelde geldigheidsduur van het besluit.
5. De Raad kan een op grond van lid 4 of 8 ingediend voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen.
6. Indien de Commissie een uitvoeringsbesluit heeft vastgesteld op grond van lid 1 van dit artikel, kunnen de lidstaten voor de geldigheidsduur van dat besluit tijdelijk gericht overheidsingrijpen toepassen in de prijsstelling voor de levering van aardgas aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), huishoudelijke afnemers en essentiële sociale diensten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4, van Verordening (EU) 2017/1938. Dergelijk overheidsingrijpen:
a) |
blijft beperkt tot 70 % van het verbruik van de begunstigde in dezelfde periode van het voorgaande jaar en blijft de begunstigde stimuleren om zijn vraag te verminderen; |
b) |
voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, leden 4 en 7; |
c) |
voldoet in voorkomend geval aan de voorwaarden van lid 7; |
d) |
wordt zodanig ingericht dat eventuele versnippering van de interne markt tot een minimum beperkt blijft. |
7. Wanneer de Raad op grond van lid 1 van dit artikel een uitvoeringsbesluit heeft vastgesteld, kunnen de lidstaten voor de geldigheidsduur van dat besluit, in afwijking van artikel 4, lid 7, punt c), wanneer zij op grond van artikel 4, lid 6, of op grond van lid 6 van dit artikel gericht overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van aardgas toepassen, bij wijze van uitzondering en tijdelijk een prijs voor de levering van aardgas vaststellen die onder de kostprijs ligt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) |
de voor huishoudelijke afnemers vastgestelde prijs geldt slechts voor maximaal 80 % van het mediane verbruik van huishoudens en blijft huishoudelijke afnemers stimuleren om hun vraag te verminderen; |
b) |
er is geen sprake van discriminatie tussen leveranciers; |
c) |
alle leveranciers worden op een transparante en niet-discriminerende manier gecompenseerd voor levering onder de kostprijs; |
d) |
alle leveranciers komen in aanmerking om op dezelfde basis aanbiedingen te doen voor de leveringsprijs van aardgas onder de kostprijs; |
e) |
de voorgestelde maatregelen verstoren de interne markt voor aardgas niet. |
8. Tijdig vóór het verstrijken van de op grond van lid 2 bepaalde geldigheidsduur beoordeelt de Commissie of nog steeds aan de voorwaarden van lid 1 wordt voldaan. Indien de Commissie van oordeel is dat nog steeds aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, dient zij bij de Raad een voorstel in tot verlenging van de geldigheidsduur van een op grond van lid 1 vastgesteld uitvoeringsbesluit. Indien de Raad besluit de geldigheidsduur te verlengen, zijn de leden 6 en 7 van toepassing gedurende die verlengde periode.
De Commissie beoordeelt en monitort voortdurend de effecten van uit hoofde van dit artikel genomen maatregelen, en publiceert regelmatig de resultaten van die beoordelingen.
Artikel 6
Openbaredienstverplichtingen
1. De lidstaten waarborgen op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel dat aardgas- en waterstofbedrijven, onverminderd lid 2, volgens de beginselen van deze richtlijn worden geëxploiteerd met het oog op de totstandbrenging van door concurrentie gekenmerkte, zekere en in milieuopzicht duurzame markten voor aardgas en waterstof. De lidstaten mogen, wat rechten en plichten betreft, deze bedrijven niet verschillend behandelen.
2. Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het VWEU, met name artikel 106, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan aardgas- en waterstofbedrijven openbaredienstverplichtingen opleggen, die betrekking kunnen hebben op de zekerheid, met inbegrip van leveringszekerheid, regelmaat en kwaliteit van de leveringen, en milieubescherming, waaronder energie-efficiëntie, energie uit hernieuwbare bronnen en klimaatbescherming, alsook op de prijs van de aardgaslevering. Deze verplichtingen zijn duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar, en waarborgen de gelijke toegang van aardgas- en waterstofbedrijven van de Unie tot nationale consumenten. Openbaredienstverplichtingen die verband houden met overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van aardgas voldoen aan de vereisten van de artikelen 4 en 5 van deze richtlijn.
3. Openbaredienstverplichtingen met betrekking tot de veiligstelling van de gasleveringszekerheid zorgen ervoor dat aardgasbedrijven de gasleveringsnorm naleven op grond van artikel 6 van Verordening (EU) 2017/1938, en in overeenstemming zijn met de resultaten van de op grond van artikel 7, lid 3, uitgevoerde nationale risicobeoordelingen, zoals nader uiteengezet in de preventieve actieplannen die worden opgesteld op grond van artikel 9, lid 1, punten c), d) en k), van dezelfde verordening. Openbaredienstverplichtingen die verdergaan dan nodig is om de naleving van artikel 6 van Verordening (EU) 2017/1938 te garanderen, voldoen aan de in artikel 8, lid 1, van die verordening vastgelegde criteria.
4. Indien een lidstaat financiële compensatie of andere vormen van compensatie voor het nakomen van de in dit artikel bedoelde verplichtingen verleent, gebeurt dat op een niet-discriminerende en transparante manier.
5. De lidstaten delen de Commissie na de omzetting van deze richtlijn alle maatregelen mede die zijn vastgesteld om openbaredienstverplichtingen na te komen, met inbegrip van consumenten- en milieubescherming en de mogelijke gevolgen van deze maatregelen voor de nationale en internationale concurrentie, ongeacht of deze maatregelen een afwijking van deze richtlijn vereisen. Zij stellen de Commissie vervolgens om de twee jaar in kennis van alle wijzigingen in deze maatregelen, ongeacht of deze maatregelen een afwijking van deze richtlijn vereisen.
6. Bij het opleggen van openbaredienstverplichtingen op grond van lid 2 raadplegen de lidstaten de relevante belanghebbenden in een vroeg stadium en op een open, inclusieve en transparante wijze. Alle officiële documenten in verband met de raadplegingen en de documenten die voor de ontwikkeling van de openbaredienstverplichting worden gebruikt, worden openbaar gemaakt met inachtneming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie en de gegevensbescherming.
Artikel 7
Bevordering van regionale samenwerking en integratie
1. De lidstaten en de regulerende instanties werken onderling samen met het doel hun nationale markten op een of meer regionale niveaus te integreren, op weg naar de creatie van regionale markten, indien daartoe besloten is door lidstaten of hun regulerende instanties, en verder op de weg naar de creatie van een volledig geliberaliseerde interne markt. Met name moedigen de lidstaten of de regulerende instantie, indien de lidstaten hierin voorzien, de samenwerking van aardgastransmissiesysteembeheerders en waterstoftransmissienetbeheerders op regionaal niveau aan en faciliteren zij deze, ook bij grensoverschrijdende vraagstukken en bij de ontmanteling van assets, teneinde een kosteneffectieve decarbonisatie in overeenstemming met de doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit te waarborgen en concurrerende interne markten voor aardgas en waterstof tot stand te brengen, bevorderen zij de samenhang van hun wettelijk, regelgevings- en technisch kader en vergemakkelijken zij de integratie van de geïsoleerde systemen die nog steeds “gaseilanden” in de Unie vormen. Het geografische gebied waarop deze regionale samenwerking betrekking heeft, omvat de geografische gebieden zoals omschreven overeenkomstig artikel 31, lid 3, van Verordening (EU) 2024/1789. Deze samenwerking kan aanvullend ook andere geografische gebieden bestrijken. Indien de Commissie van oordeel is dat de regels op Unieniveau relevant zijn voor de regionale integratie van de markten voor aardgas en waterstof, verstrekt zij passende, niet-bindende richtsnoeren waarin rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van die markten en de gevolgen voor aangrenzende markten.
2. Het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (“ACER”) werkt samen met regulerende instanties en transmissiesysteembeheerders en waterstoftransmissienetbeheerders ter waarborging van de compatibiliteit van de regelgevingskaders tussen en in de regio’s met het oog op de totstandbrenging van concurrerende interne markten voor aardgas en waterstof. Wanneer ACER bindende voorschriften voor een dergelijke samenwerking nodig acht, doet het aanbevelingen ter zake.
3. Ingeval verticaal geïntegreerde transmissiesysteembeheerders deelnemen aan een gemeenschappelijke onderneming die is opgericht ter uitvoering van zulke samenwerking, ontwerpt en implementeert de gemeenschappelijke onderneming een nalevingsprogramma met de maatregelen die moeten worden genomen om discriminerend en concurrentieverstorend gedrag uit te sluiten. Dit programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van de doelstelling van uitsluiting van discriminerend en concurrentieverstorend gedrag. Het wordt door ACER goedgekeurd. De naleving van het programma wordt op onafhankelijke wijze gemonitord door de nalevingsfunctionarissen van de verticaal geïntegreerde transmissie-systeembeheerders.
Artikel 8
Toestemmingsprocedure
1. In gevallen waarin toestemming, zoals een vergunning, toelating, concessie, instemming of goedkeuring, vereist is voor de bouw of exploitatie van aardgasinstallaties, waterstofproductiefaciliteiten en infrastructuurvoorzieningen voor waterstofsystemen, verlenen de lidstaten of de door hen aangewezen bevoegde instanties overeenkomstig de leden 2 tot en met 11 toestemming voor de bouw of exploitatie van dergelijke installaties, infrastructuurvoorzieningen, pijpleidingen of bijbehorende uitrusting op hun grondgebied. De lidstaten of de door hen aangewezen bevoegde instanties kunnen op dezelfde basis tevens toestemming verlenen voor de levering van aardgas en waterstof, ook aan grootafnemers.
2. Lidstaten met een toestemmingsregeling leggen objectieve en niet-discriminerende criteria en transparante procedures vast waaraan moet worden voldaan wanneer een bedrijf een aanvraag indient voor de levering van aardgas en waterstof of de bouw of exploitatie van aardgasinstallaties, waterstofproductiefaciliteiten of infrastructuurvoorzieningen voor waterstofsystemen. De criteria en procedures voor het verlenen van toestemming worden openbaar gemaakt. De lidstaten dragen er zorg voor dat in de toestemmingsprocedures voor dergelijke installaties, infrastructuurvoorzieningen, pijpleidingen of aanverwante uitrusting waar nodig rekening wordt gehouden met het belang van het project voor de interne markten voor aardgas en waterstof. De lidstaten zorgen ervoor dat de toestemmingsregeling voor waterstofsysteeminfrastructuur consistent is met de op grond van de artikelen 55 en 56 vastgestelde netontwikkelingsplannen voor waterstoftransmissie- en -distributienetten.
3. Wat aardgasleveranciers betreft, kunnen de lidstaten de financiële draagkracht en de technische capaciteiten van aanvragers beoordelen als criteria voor toestemming. Die criteria zijn volledig transparant en niet-discriminerend.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat alle nationale regels met betrekking tot de toestemmingsprocedure als bedoeld in dit artikel evenredig en noodzakelijk zijn en bijdragen tot de uitvoering van de algemene regels voor de organisatie van de markten voor aardgas en waterstof en toegang tot infrastructuur, tot het energie-efficiëntie-eerstbeginsel, tot de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie en tot de uitvoering van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen van de lidstaten en hun langetermijnstrategieën die zijn vastgesteld op grond van Verordening (EU) 2018/1999.
5. De toestemmingsprocedures voor de in lid 1 bedoelde activiteiten duren niet langer dan twee jaar, met inbegrip van alle desbetreffende procedures van de bevoegde instanties. In naar behoren gerechtvaardigde buitengewone omstandigheden kan de termijn van twee jaar met maximaal één jaar worden verlengd.
6. De lidstaten beoordelen welke nationale wetgevende en niet-wetgevende maatregelen nodig zijn om de toestemmingsprocedures te stroomlijnen, zonder daarbij procedurele stappen met betrekking tot milieueffectbeoordelingsprocedures en openbare raadplegingen in de weg te staan. De lidstaten brengen aan de Commissie verslag uit over de resultaten van een dergelijke beoordeling in het kader van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EU) 2018/1999 en overeenkomstig de procedure van de artikelen 7 tot en met 12 van die verordening, en in het kader van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslagen op grond van artikel 17 van die verordening.
7. De in lid 5 van dit artikel vastgelegde termijnen gelden onverminderd de verplichtingen krachtens het toepasselijke milieu- en energierecht van de Unie, met inbegrip van Richtlijn (EU) 2018/2001, onverminderd beroepsprocedures in rechte en andere procedures voor een rechterlijke instantie, en onverminderd alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen, waaronder klachtprocedures en administratieve beroepsprocedures, en kunnen met de duur van dergelijke procedures worden verlengd.
8. De lidstaten richten een of meer contactpunten op of wijzen deze aan. Deze contactpunten bieden de aanvrager op verzoek door de hele toestemmingsprocedure heen kosteloos begeleiding en steun voor de in lid 1 bedoelde activiteiten, tot wanneer de verantwoordelijke autoriteiten een besluit hebben genomen. De aanvrager dient gedurende de gehele administratieve procedure slechts met één contactpunt contact te hebben.
9. De lidstaten zorgen ervoor dat toestemmingen uit hoofde van de nationale wetgeving voor de bouw en exploitatie van infrastructuurvoorzieningen voor aardgas ook van toepassing zijn op infrastructuurvoorzieningen voor waterstofsystemen. Dit doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om die toestemmingen in te trekken indien de waterstofinfrastructuur niet voldoet aan de technische veiligheidsvoorschriften voor infrastructuurvoorzieningen voor waterstofsystemen die zijn vastgelegd in het Unierecht of het nationale recht.
10. De lidstaten zorgen ervoor dat bestaande grondgebruiksrechten voor de bouw en exploitatie van aardgaspijpleidingen en andere assets van het net ook van toepassing zijn op pijpleidingen en andere assets van het net voor het transport van waterstof.
11. In geval van eigendomsoverdracht van infrastructuur binnen dezelfde onderneming om aan de vereisten van artikel 69 te voldoen, worden de toestemmingen en grondgebruiksrechten voor die infrastructuur eveneens overgedragen aan de nieuwe eigenaar.
12. De lidstaten dragen er zorg voor dat de redenen waarom toestemming wordt geweigerd objectief en niet-discriminerend zijn en aan de aanvrager worden meegedeeld. De Commissie wordt ingelicht over de redenen van de weigering. De lidstaten stellen een procedure vast die de aanvrager de mogelijkheid biedt om tegen weigeringen beroep aan te tekenen.
13. Met het oog op de ontwikkeling van gebieden waar sinds kort geleverd wordt en met het oog op een doelmatige exploitatie in het algemeen, kunnen de lidstaten onverminderd artikel 34 verdere toestemming voor de bouw en exploitatie van distributiepijpleidingsystemen voor aardgas in een bepaald gebied weigeren als die pijpleidingsystemen in dat gebied zijn aangelegd of daartoe vergunningen zijn afgegeven en de bestaande of geplande capaciteit niet volledig wordt benut.
14. De lidstaten weigeren toestemming te verlenen voor de bouw en exploitatie van een transmissie- of distributie-infrastructuur voor aardgas in gebieden waar het netontwikkelingsplan op grond van artikel 55 voorziet in de ontmanteling van het transmissiesysteem of belangrijke delen daarvan of waar een plan voor de ontmanteling van het distributienet op grond van artikel 57 is goedgekeurd.
15. Indien een toestemming in de zin van lid 1 van dit artikel binnen het toepassingsgebied van artikel 15 en de artikelen 15 ter tot en met 17 van Richtlijn (EU) 2018/2001 valt, zijn alleen die bepalingen van toepassing.
Artikel 9
Certificering van hernieuwbare gas en koolstofarme brandstoffen
1. Hernieuwbaar gas wordt gecertificeerd overeenkomstig de artikelen 29, 29 bis en 30 van Richtlijn (EU) 2018/2001. Koolstofarme brandstoffen worden gecertificeerd overeenkomstig dit artikel.
2. Om ervoor te zorgen dat de broeikasgasemissiereductie door het gebruik van koolstofarme brandstoffen ten minste 70 % bedraagt, verplichten de lidstaten de marktdeelnemers aan te tonen dat die drempel en de vereisten die zijn vastgelegd in de in lid 5 van dit artikel bedoelde methode in acht zijn genomen. Daartoe verplichten zij de marktdeelnemers een massabalanssysteem te gebruiken overeenkomstig artikel 30, leden 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2018/2001.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de marktdeelnemers betrouwbare informatie indienen over naleving van de in lid 2 bedoelde drempel van 70 % voor broeikasgasemissiereductie en de in lid 5 bedoelde methode voor broeikasgasemissiereductie, en dat de marktdeelnemers de gegevens die zijn gebruikt om die informatie te verstrekken, op verzoek ter beschikking stellen van de betrokken lidstaat. De lidstaten verplichten de marktdeelnemers om een passende norm vast te stellen voor onafhankelijke audits van de door hen ingediende informatie, en om aan te tonen dat dit gebeurd is. Tijdens de audits wordt nagegaan of de door de marktdeelnemers gebruikte systemen nauwkeurig en betrouwbaar zijn en bestand zijn tegen fraude.
4. De in lid 2 vastgelegde verplichtingen zijn van toepassing ongeacht of de koolstofarme brandstoffen in de Unie worden geproduceerd of worden ingevoerd. Informatie per brandstofleverancier over de geografische oorsprong en het soort grondstof van koolstofarme brandstoffen of koolstofarme waterstof wordt aan consumenten beschikbaar gesteld op de websites van de beheerders, de leveranciers of de betrokken bevoegde instanties en wordt jaarlijks bijgewerkt.
5. Uiterlijk op 5 augustus 2025 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen vast om deze richtlijn aan te vullen door de methode voor de beoordeling van broeikasgasemissiereducties door gebruikmaking van koolstofarme brandstoffen te specificeren. De methode zorgt ervoor dat er geen kredieten voor voorkomen emissies worden verstrekt voor het afvangen van koolstofdioxide uit fossiele bronnen waarvoor reeds uit hoofde van andere wettelijke bepalingen emissiekredieten zijn verstrekt, geldt gedurende de levenscyclus van broeikasgasemissies en houdt rekening met indirecte emissies als gevolg van de omleiding van inflexibele inputs. Die methode is consistent met de methode voor de beoordeling van broeikasgasemissiereducties door gebruikmaking van hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong en door gebruikmaking van brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof, met inbegrip van de behandeling van emissies als gevolg van waterstoflekkage, en houdt rekening met upstreamemissies van methaan en werkelijke koolstofafvangpercentages.
6. Zo nodig dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met een evaluatie van de waterstoflekkage, met inbegrip van de milieu- en klimaatrisico’s, de specifieke technische kenmerken en passende maximumwaarden voor waterstoflekkage. Op basis van dat verslag dient de Commissie, in voorkomend geval, een wetgevingsvoorstel in met daarin maatregelen die de mogelijke risico’s op waterstoflekkage tot een minimum beperken, maximumwaarden voor waterstoflekkage bepalen en nalevingsmechanismen vaststellen. De betreffende maximumwaarden voor waterstoflekkage worden opgenomen in de in lid 5 bedoelde methode.
7. De Commissie kan besluiten vaststellen waarin wordt erkend dat vrijwillige nationale of internationale regelingen waarbij normen worden vastgesteld voor de productie van koolstofarme brandstoffen of koolstofarme waterstof, accurate gegevens over broeikasgasemissiereducties opleveren voor de toepassing van dit artikel en aantonen dat de in lid 5 van dit artikel bedoelde methode wordt nageleefd. De Commissie stelt dergelijke besluiten alleen vast als de regeling in kwestie voldoet aan passende normen inzake betrouwbaarheid, transparantie en onafhankelijke auditing overeenkomstig de vereisten van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 van de Commissie (42) voor de certificering van hernieuwbare brandstoffen.
8. Wanneer een marktdeelnemer bewijzen of gegevens verstrekt die zijn verkregen overeenkomstig een regeling die op grond van lid 7 is erkend, verplicht een lidstaat de marktdeelnemer niet nader aan te tonen dat hij voldoet aan de criteria waarvoor de regeling door de Commissie is erkend.
9. De bevoegde instanties van de lidstaten houden toezicht op de werking van de certificeringsorganen die in het kader van een vrijwillige regeling onafhankelijke audits uitvoeren. Op verzoek van de bevoegde instanties leggen de certificeringsorganen alle informatie over die noodzakelijk is voor het toezicht op de audits, met inbegrip van de precieze locatie en datum en het precieze tijdstip van de audits. Indien de lidstaten problemen in verband met non-conformiteit constateren, brengen zij de vrijwillige regeling daar onverwijld van op de hoogte.
10. Naar aanleiding van een verzoek van een lidstaat, dat gebaseerd kan zijn op een verzoek van een marktdeelnemer, onderzoekt de Commissie, op basis van alle beschikbare bewijzen, of de in dit artikel vastgelegde criteria inzake broeikasgasemissiereductie, de overeenkomstig lid 5 van dit artikel ontwikkelde methode en de in artikel 2, punten 11, 12 en 13, vastgelegde drempels voor broeikasgasemissiereductie zijn gehaald. Binnen zes maanden na ontvangst van een dergelijk verzoek besluit de Commissie of de betrokken lidstaat:
a) |
het reeds verstrekte bewijs mag aanvaarden om aan te tonen dat wordt voldaan aan de criteria inzake broeikasgasemissiereductie voor koolstofarme brandstoffen, of |
b) |
in afwijking van lid 8, van leveranciers van koolstofarme brandstoffen mag verlangen dat zij nader aantonen dat zij voldoen aan de criteria inzake broeikasgasemissiereductie en de drempel van 70 % voor broeikasgasemissiereductie. |
11. De lidstaten verplichten de betrokken marktdeelnemers om in de databank van de Unie die is opgezet op grond van artikel 31 bis, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001, of in nationale databanken die aan die databank van de Unie zijn gekoppeld overeenkomstig artikel 31 bis, lid 2, van die richtlijn, informatie in te voeren over de verrichte transacties en de duurzaamheidskenmerken van hernieuwbaar gas en koolstofarme brandstoffen overeenkomstig de vereisten voor hernieuwbare brandstoffen van artikel 31 bis van die richtlijn. Indien garanties van oorsprong zijn afgegeven voor de productie van een levering van koolstofarm gas, zijn zij onderworpen aan dezelfde regels als de regels die zijn vastgelegd in dat artikel voor garanties van oorsprong die zijn afgegeven voor de productie van hernieuwbaar gas.
12. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen besluiten inzake erkenning vast op grond van lid 7 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 91, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Dergelijke besluiten hebben een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaar.
Artikel 10
Technische voorschriften
1. De lidstaten of, indien de lidstaten hierin voorzien, de regulerende instanties zorgen ervoor dat er technische veiligheidscriteria worden opgesteld en dat er technische voorschriften worden vastgesteld met de minimumeisen inzake het technisch ontwerp en de exploitatie, waaraan moet worden voldaan voor de aansluiting op het systeem van LNG-installaties, aardgasopslaginstallaties, andere transmissie- en distributiesystemen of directe leidingen, alsook op het waterstofsysteem, en dat deze openbaar worden gemaakt. Die technische voorschriften waarborgen de interoperabiliteit van de systemen en zijn objectief en niet-discriminerend. ACER kan waar nodig passende aanbevelingen doen met betrekking tot het bereiken van compatibiliteit van deze voorschriften. De voorschriften worden aan de Commissie meegedeeld overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (43).
2. In voorkomend geval verplichten de lidstaten of, indien de lidstaten die hebben aangewezen, de regulerende instanties de transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders en waterstofnetbeheerders op hun grondgebied om technische voorschriften bekend te maken overeenkomstig dit artikel, met name met betrekking tot netaansluitingsregels die voorschriften voor gaskwaliteit, geurtoevoeging en gasdruk bevatten. De lidstaten verplichten de transmissie- en distributiesysteembeheerders tevens om de aansluitingsvergoedingen voor gas uit hernieuwbare bronnen bekend te maken; die vergoedingen zijn gebaseerd op transparante en niet-discriminerende criteria.
HOOFDSTUK III
EMPOWERMENT EN BESCHERMING VAN DE CONSUMENT EN RETAILMARKTEN
Artikel 11
Contractuele basisrechten
1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle eindafnemers aanspraak hebben op de voorziening van aardgas en waterstof door een leverancier, onder voorbehoud van de toestemming van de leverancier, ongeacht de lidstaat waar de leverancier is geregistreerd, mits de leverancier de geldende handels- en balanceringsregels, alsook de geldende regels inzake leveringszekerheid en de criteria overeenkomstig artikel 8, lid 2 in acht neemt. In dat verband nemen de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat administratieve procedures geen discriminatie inhouden ten aanzien van leveranciers die reeds in een andere lidstaat zijn geregistreerd.
2. Onverminderd de voorschriften van de Unie inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad (44) en Richtlijn 93/13/EEG van de Raad (45), zorgen de lidstaten ervoor dat eindafnemers de in de leden 3 tot en met 11 van dit artikel vastgelegde rechten hebben.
3. Eindafnemers hebben recht op een contract met hun leverancier waarin zijn opgenomen:
a) |
de identiteit en contactgegevens van de leverancier, met inbegrip van adres, e-mailadres en een telefonische hulpdienst voor afnemers; |
b) |
de geleverde diensten (met inbegrip van de naam van het product en het tarief), de belangrijkste kenmerken van de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting; |
c) |
de aangeboden soorten onderhoudsdiensten; |
d) |
de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven, onderhoudskosten en gebundelde producten of diensten kan worden verkregen; |
e) |
de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en opzegging van het contract en diensten, met inbegrip van producten of diensten die gebundeld zijn met die diensten, en of kosteloze opzegging van het contract is toegestaan; |
f) |
alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald, met inbegrip van onnauwkeurige of te late facturering; |
g) |
indien de milieuprestaties, met inbegrip van, in voorkomend geval, kooldioxide-emissies, als essentieel kenmerk worden gepromoot, duidelijke, objectieve, openbaar beschikbare en verifieerbare toezeggingen van de leverancier en in het geval van levering van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas, certificering van het geleverde hernieuwbare en koolstofarme gas overeenkomstig artikel 9; |
h) |
de methode voor het inleiden van een buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 25; |
i) |
informatie over consumentenrechten, met inbegrip van duidelijke en begrijpelijke informatie over klachtenbehandeling en hoe en waar een klacht kan worden ingediend, en alle in dit lid bedoelde gegevens, die duidelijk wordt meegedeeld op de factuur of via de website van het waterstof- of aardgasbedrijf; |
j) |
in voorkomend geval, informatie over de aanbieder en de prijs van producten of diensten die gekoppeld zijn aan of gebundeld zijn met de levering van aardgas of waterstof. De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval wordt de informatie voorafgaand aan de sluiting of bevestiging van het contract in klantvriendelijke, duidelijke en ondubbelzinnige taal verstrekt. Indien contracten door middel van tussenpersonen worden gesloten, wordt de in dit lid bedoelde informatie eveneens voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt. Informatie over de aanbieder van producten of diensten en de prijs van die producten of diensten, die gekoppeld zijn aan of gebundeld zijn met de gaslevering, worden voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt. Eindafnemers ontvangen één in het oog springende samenvatting van de belangrijkste contractuele voorwaarden in beknopte en eenvoudige taal. De lidstaten verplichten de leverancier om een gemeenschappelijke terminologie te gebruiken. De Commissie verstrekt in dit verband niet-bindende richtsnoeren. |
4. Eindafnemers worden op toereikende wijze in kennis gesteld van ieder voornemen om de contractuele voorwaarden te wijzigen en worden op de hoogte gesteld van hun recht om de overeenkomst op te zeggen wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Leveranciers stellen hun eindafnemer op een transparante en begrijpelijke manier rechtstreeks in kennis van aanpassingen van de leveringsprijs, alsmede van de redenen en voorwaarden voor de aanpassing en de reikwijdte ervan, en doen dit uiterlijk twee weken, en voor zover het huishoudelijke afnemers betreft, uiterlijk één maand vóór de aanpassing in werking treedt. De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers de mogelijkheid krijgen om contracten op te zeggen indien zij de hun door de leverancier meegedeelde nieuwe contractuele voorwaarden of aanpassingen van de leveringsprijs niet aanvaarden.
5. Eindafnemers ontvangen van leveranciers transparante informatie over de geldende prijzen, tarieven en standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van diensten voor aardgas en waterstof, met name informatie over de aard van de prijzen, namelijk vast of variabel, en, in voorkomend geval, over promoties en kortingen. De belangrijkste contractinformatie wordt duidelijk aangeduid door de leverancier.
6. Leveranciers bieden eindafnemers een ruime keuze aan betalingswijzen. Dergelijke betalingswijzen discrimineren niet tussen afnemers. Kwetsbare afnemers als bedoeld in artikel 26 van deze richtlijn en energiearme afnemers, kunnen een gunstigere behandeling krijgen. Ieder verschil in tarief in verband met betalingswijzen of vooruitbetalingsregelingen is objectief, niet-discriminerend en evenredig en bedraagt niet meer dan de directe kosten die door de begunstigde worden gedragen voor het gebruik van een specifieke betalingsmethode of van een vooruitbetalingsregeling, in overeenstemming met artikel 62 van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad (46).
7. Huishoudelijke afnemers die toegang hebben tot vooruitbetalingssystemen ondervinden geen nadeel als gevolg van die systemen.
8. Eindafnemers krijgen van leveranciers eerlijke en transparante algemene voorwaarden aangeboden die gesteld zijn in duidelijke en begrijpelijke taal en die geen niet-contractuele belemmeringen bevatten voor het uitoefenen van de rechten van afnemers, zoals overdreven contractuele documentatie. Afnemers worden beschermd tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden.
9. Eindafnemers hebben recht op dienstverlening en klachtenbehandeling door hun leveranciers. Leveranciers handelen klachten eenvoudig, eerlijk en snel af.
10. Huishoudelijke afnemers van aardgas krijgen van de leveranciers ruim op tijd vóór een geplande afsluiting voldoende informatie over alternatieve maatregelen om afsluiting te voorkomen. Deze alternatieve maatregelen kunnen informatie bevatten over het aanbod van ondersteuning om afsluiting te voorkomen, vooruitbetalingssystemen, energieaudits, energieadviesdiensten, alternatieve betalingsregelingen, schuldbeheeradvies of afsluitingsmoratoria, en brengen geen extra kosten mee voor de afnemer voor wie afsluiting dreigt.
11. Eindafnemers ontvangen van de leveranciers, nadat zij naar een andere leverancier zijn overgestapt, ten laatste zes weken na de overstap een definitieve afsluitingsrekening.
Artikel 12
Het recht om over te stappen en regels inzake overstapgerelateerde vergoedingen
1. Afnemers hebben het recht om van aardgas- of waterstofleverancier of van aardgas- of waterstofmarktdeelnemer te veranderen. De lidstaten zorgen ervoor dat een afnemer die wil overstappen op een andere leverancier of marktdeelnemer, wanneer hij zich houdt aan de contractuele voorwaarden, het recht heeft om op zo kort mogelijke termijn, en in elk geval binnen drie weken vanaf de datum van het verzoek van de afnemer over te stappen. Uiterlijk op 1 januari 2026 neemt het technische proces van het overstappen op een andere leverancier of marktdeelnemer niet langer dan 24 uur in beslag en is overstappen op elke werkdag mogelijk.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat het recht om over te stappen op een andere leverancier of marktdeelnemer voor alle afnemers geldt, zonder discriminatie in termen van kosten, moeite en tijd.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste huishoudelijke afnemers, micro-ondernemingen en kleine ondernemingen geen overstapgerelateerde vergoedingen voor aardgas en waterstof hoeven te betalen, ook niet als de gaslevering gekoppeld is aan of gebundeld is met andere diensten, toestellen of producten. De lidstaten kunnen leveranciers of marktdeelnemers evenwel toestaan opzegvergoedingen aan te rekenen aan hun afnemers die vrijwillig een leveringscontract met een vaste looptijd en een vaste prijs vóór het einde van de looptijd opzeggen, voor zover zulke vergoedingen:
a) |
deel uitmaken van een contract dat de afnemer vrijwillig is aangegaan, en |
b) |
duidelijk aan de afnemer worden meegedeeld voordat het contract wordt aangegaan. Dergelijke vergoedingen zijn evenredig en mogen niet méér bedragen dan het rechtstreekse economische verlies dat de leverancier of marktdeelnemer lijdt als gevolg van het opzeggen van het contract door de afnemer. In geval van gebundelde aanbiedingen zijn afnemers in staat losse diensten van een contract te beëindigen. De bewijslast voor het rechtstreekse economische verlies ligt bij de leverancier of de marktdeelnemer. De toelaatbaarheid van opzegvergoedingen wordt gemonitord door de regulerende instantie of een andere bevoegde nationale instantie. |
4. Huishoudelijke afnemers van aardgas of waterstof hebben het recht om deel te nemen aan collectieve overstapregelingen. De lidstaten nemen alle regelgevings- en administratieve belemmeringen voor collectief overstappen weg en zorgen voor een kader dat consumentenbescherming biedt tegen wanpraktijken.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers gebruikersvriendelijke informatie ontvangen over het veranderen van leverancier, evenals informatie over de overstap via de centrale contactpunten als bedoeld in artikel 24.
6. De lidstaten zorgen ervoor dat afnemers het recht krijgen om hun gasleveringscontracten op korte termijn te beëindigen.
Artikel 13
Consumentenrechten en -bescherming met betrekking tot de uitfasering van aardgas
Indien afsluiting van netgebruikers op grond van artikel 38, lid 6, is toegestaan, zorgen de lidstaten ervoor dat:
a) |
de betrokken netgebruikers en andere relevante belanghebbenden, in het bijzonder consumentenorganisaties, zijn geraadpleegd; |
b) |
de netgebruikers, eindafnemers en relevante belanghebbenden lang genoeg van tevoren in kennis worden gesteld van de geplande datum, de procedure voor afsluiting, de geplande stappen en het bijbehorende tijdschema; |
c) |
de eindafnemers informatie krijgen over en toegang hebben tot voldoende advies over duurzame verwarmingsmogelijkheden, alsook informatie over financiële steun via door de nationale autoriteiten aan te wijzen relevante instanties, waaronder op grond van de artikelen 21 en 22 van Richtlijn (EU) 2023/1791 en artikel 18 van Richtlijn (EU) 2024/1275 van het Europees Parlement en de Raad (47) opgerichte éénloketsystemen, en op grond van artikel 16, lid 3 van Richtlijn (EU) 2018/2001 opgezette of aangewezen contactpunten; |
d) |
bij het plannen en uitvoeren van de uitfasering van aardgas terdege rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van kwetsbare afnemers als bedoeld in artikel 26 en energiearme afnemers en, in voorkomend geval worden passende maatregelen om de negatieve effecten van de uitfasering van aardgas weg te nemen, rekening houdend met de in artikel 27 bedoelde richtsnoeren, dewelke maatregelen het gebruik van overheidsfinanciering en op Unieniveau opgezette financieringsfaciliteiten kunnen omvatten; |
e) |
elke financiële overdracht tussen gereguleerde diensten volgens de regels van artikel 5 van Verordening (EU) 2024/1789 verloopt en er geen sprake is van discriminatie tussen verschillende categorieën afnemers en tussen energiedragers. |
Artikel 14
Vergelijkingsinstrumenten voor aardgas
1. De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste huishoudelijke afnemers van aardgas, alsmede micro-ondernemingen en kleine ondernemingen met een verwacht jaarlijks verbruik van minder dan 100 000 kW, kosteloos toegang hebben tot ten minste één instrument om de aanbiedingen van leveranciers, met inbegrip van gebundelde aanbiedingen, te vergelijken. Afnemers worden geïnformeerd over de beschikbaarheid van dergelijke instrumenten, op of bij hun factuur of op een andere manier. De instrumenten voldoen ten minste aan het volgende:
a) |
ze zijn onafhankelijk van marktdeelnemers en waarborgen dat aardgasbedrijven in zoekresultaten gelijk worden behandeld; |
b) |
ze vermelden duidelijk wie de eigenaars zijn en welke natuurlijke of rechtspersoon het instrument beheert en controleert, alsook hoe de instrumenten worden gefinancierd; |
c) |
ze hanteren duidelijke en objectieve criteria als basis voor de vergelijking, waaronder diensten, en vermelden deze; |
d) |
ze maken gebruik van gewone en ondubbelzinnige bewoordingen; |
e) |
ze geven nauwkeurige en geactualiseerde informatie, met vermelding van het tijdstip van de meest recente actualisering van de informatie; |
f) |
ze zijn toegankelijk voor personen met een handicap door waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust te zijn; |
g) |
ze bieden een doeltreffende procedure om onjuiste informatie over gepubliceerde aanbiedingen te melden; |
h) |
ze voeren vergelijkingen uit waarbij de opgevraagde persoonlijke gegevens strikt beperkt blijven tot gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor de vergelijkingen; |
i) |
ze geven duidelijk aan of de prijs vast of variabel is en wat de duur van het contract is. De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste één instrument de gehele markt voor aardgas bestrijkt. Indien de markt door verschillende instrumenten wordt bestreken, omvatten deze instrumenten een zo volledig mogelijke reeks aardgasaanbiedingen waarmee een significant deel van de markt wordt bestreken, en als de markt met die instrumenten niet volledig wordt bestreken, bevatten deze instrumenten een duidelijke verklaring daarvoor die wordt verstrekt voordat de zoekresultaten worden getoond. Leveranciers en belangrijke tussenpersonen verstrekken hun aanbiedingen aan ten minste één prijsvergelijkingsinstrument dat de gehele markt bestrijkt. Leveranciers zorgen ervoor dat de aan de beheerder van het vergelijkingsinstrument verstrekte informatie nauwkeurig en actueel is. |
2. De instrumenten kunnen door om het even welke entiteit worden beheerd, onder meer door particuliere ondernemingen en overheidsinstanties of -organen.
3. De lidstaten kunnen eisen dat de in lid 1 bedoelde vergelijkingsinstrumenten vergelijkingscriteria bevatten die verband houden met de aard van de diensten die door de leveranciers worden geboden, met inbegrip van de eenheidsprijs, alle kosten en informatie over kortingen en, indien van toepassing, de milieuprestaties.
Bij de vaststelling van deze criteria plegen de lidstaten overleg met de relevante belanghebbenden.
4. De lidstaten benoemen een bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor het uitbrengen van vertrouwensmerken voor vergelijkingsinstrumenten die voldoen aan de in lid 1 vastgelegde vereisten, en voor het waarborgen dat vergelijkingsinstrumenten met een dergelijk vertrouwensmerk blijven voldoen aan die vereisten. Die bevoegde instantie is onafhankelijk van marktdeelnemers en beheerders van vergelijkingsinstrumenten.
5. Ieder instrument dat het aanbod van marktdeelnemers vergelijkt, komt op vrijwillige en niet-discriminerende wijze in aanmerking voor een vertrouwensmerk als bedoeld in lid 4.
6. In afwijking van de leden 4 en 5 kunnen de lidstaten ervoor kiezen niet te voorzien in de afgifte van een vertrouwensmerk bij vergelijkingsinstrumenten, indien een overheidsinstantie of -orgaan een vergelijkingsinstrument ter beschikking stelt dat voldoet aan de in lid 1 vastgelegde vereisten.
Artikel 15
Actieve afnemers op de markt voor aardgas
1. De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers, met name uit de landbouw- en publieke sector, met behoud van hun rechten als eindafnemer zoals vastgelegd in deze richtlijn, het recht hebben om op te treden als actieve afnemers zonder te worden onderworpen aan onevenredige of discriminerende technische vereisten, administratieve voorschriften, procedures en vergoedingen, en aan nettarieven die de kosten niet weerspiegelen.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat actieve afnemers:
a) |
het recht hebben rechtstreeks te opereren; |
b) |
het recht hebben door henzelf geproduceerd hernieuwbaar aardgas te verkopen met gebruikmaking van het aardgassysteem; |
c) |
het recht hebben deel te nemen aan energie-efficiëntie- en vraagverschuivingsregelingen; |
d) |
het recht hebben het beheer van de installaties die nodig zijn voor hun activiteiten aan een derde te delegeren, ook wat betreft de installatie, de exploitatie, de verwerking van gegevens en het onderhoud, waarbij de derde niet als actieve afnemer wordt beschouwd; |
e) |
onderwerpen worden aan transparante en niet-discriminerende nettarieven, waarbij ervoor wordt gezorgd dat zij op een passende en evenwichtige wijze bijdragen aan de totale kosten van het systeem; |
f) |
financieel verantwoordelijk zijn voor de onbalansen die zij in het aardgassysteem veroorzaken of dat zij hun balanceringsverantwoordelijkheid delegeren overeenkomstig artikel 3, punt e), van Verordening (EU) 2024/1789. |
3. De lidstaten kunnen in hun nationaal recht voorzien in verschillende bepalingen ten aanzien van individuele en gezamenlijk optredende actieve afnemers, mits alle rechten en verplichtingen uit hoofde van dit artikel op alle actieve afnemers worden toegepast. Elk verschil in behandeling van gezamenlijk optredende actieve afnemers is evenredig en wordt terdege gemotiveerd.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat actieve afnemers met eigen installaties voor de opslag van hernieuwbaar gas:
a) |
het recht hebben om binnen een redelijke termijn nadat zij een aanvraag hebben ingediend, een netaansluiting te krijgen, mits is voldaan aan alle noodzakelijke voorwaarden, bijvoorbeeld inzake balanceringsverantwoordelijkheid; |
b) |
geen dubbele tarieven aangerekend krijgen, waaronder nettarieven, voor opgeslagen hernieuwbaar gas op hun terreinen en in hun gebouwen; |
c) |
niet worden onderworpen aan onevenredige vergunningsvereisten of vergoedingen; |
d) |
gelijktijdig verschillende diensten mogen verlenen, indien dit technisch mogelijk is. |
Artikel 16
Facturen en factureringsinformatie
1. De lidstaten zorgen ervoor dat facturen en factureringsinformatie correct, gemakkelijk te begrijpen, duidelijk, beknopt en gebruiksvriendelijk zijn, zodanig worden gepresenteerd dat vergelijking door de eindafnemer wordt vergemakkelijkt en voldoen aan de minimumvereisten van bijlage I. Op verzoek ontvangen de eindafnemers duidelijke en begrijpelijke uitleg over hoe hun factuur tot stand is gekomen, zeker als de factuur niet gebaseerd is op het daadwerkelijke verbruik.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de eindafnemers al hun facturen en factureringsinformatie gratis ontvangen.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers kunnen kiezen voor elektronische facturen en factureringsinformatie en voor flexibele regelingen voor de feitelijke betaling van de facturen.
4. Indien het contract in een toekomstige wijziging van het product of de prijs, of in een korting, voorziet, wordt dit samen met de datum waarop de wijziging in werking treedt op de factuur vermeld.
5. De lidstaten raadplegen consumentenorganisaties wanneer zij wijzigingen in de voorschriften voor de inhoud van facturen overwegen.
Artikel 17
Slimme-metersystemen in het aardgassysteem
1. Teneinde op grond van Richtlijn (EU) 2023/1791 en Richtlijn (EU) 2024/1275 genomen energie-efficiëntiemaatregelen aan te vullen en eindafnemers nog meer zeggenschap te geven, bevelen de lidstaten, of, indien zo bepaald door de lidstaten, de regulerende instanties ten sterkste aan dat aardgasbedrijven en andere marktdeelnemers het gebruik van aardgas optimaliseren, door onder meer het aanbieden van diensten op het gebied van energiebeheer en door het invoeren van slimme-metersystemen overeenkomstig lid 2 van dit artikel die interoperabel zijn, met name met energiebeheersystemen voor afnemers en slimme netten (smart grids), overeenkomstig de gegevensbeschermingsregels van de Unie.
2. De lidstaten gaan pas over tot de invoering op hun grondgebied van slimme-metersystemen na een positieve kosten-batenanalyse die overeenkomstig de in bijlage II neergelegde beginselen wordt uitgevoerd, waarin de netto voordelen voor afnemers in kaart worden gebracht die voortvloeien uit het gebruik van slimme meters en het aanvaarden van aanbiedingen op basis van slimme meters. In hun kosten-batenanalyse kunnen de lidstaten afzonderlijke analyses uitvoeren en het effect beoordelen van de invoering van slimme-metersystemen voor verschillende categorieën afnemers en afnemersgroepen, zoals huishoudelijke afnemers, micro-ondernemingen, kmo’s en de industrie.
3. De lidstaten die slimme-metersystemen invoeren, stellen overeenkomstig artikel 19 en bijlage II de minimale functionele en technische vereisten vast voor de slimme-metersystemen die op hun grondgebied zullen worden ingevoerd, en publiceren deze. De lidstaten zorgen ervoor dat de slimme-metersystemen interoperabel zijn en de mogelijkheid bieden output te leveren voor energiebeheersystemen voor consumenten. In dat verband houden de lidstaten terdege rekening met het gebruik van de desbetreffende beschikbare normen, waaronder die op het gebied van interoperabiliteit, alsook met beste praktijken en met het belang van de ontwikkeling van smart grids en van de ontwikkeling van de interne markt voor aardgas.
4. Lidstaten die slimme-metersystemen invoeren, zorgen in overleg met consumentenorganisaties en andere betrokken organisaties voor de verstrekking van duidelijke en begrijpelijke informatie en advies aan de consument over de voordelen van slimme meters. Die informatie moet ten minste:
a) |
adviezen bevatten voor afnemersgroepen over hoe zij gebruik kunnen maken van hun slimme-metersysteem om een efficiënter energieverbruik te verwezenlijken; |
b) |
voorzien in de specifieke behoeften van energiearme afnemers of kwetsbare afnemers als bedoeld in artikel 26 van deze richtlijn, zoals personen met een visuele of auditieve beperking en personen met een laag niveau van geletterdheid, onder meer door middel van betrokkenheidsstrategieën zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 55, van Richtlijn (EU) 2023/1791. |
5. De lidstaten die slimme-metersystemen invoeren, zorgen ervoor dat de eindafnemers op een transparante en niet-discriminerende wijze delen in de met de invoering verbonden kosten, en houden daarbij rekening met de baten die de invoering op lange termijn voor de gehele waardeketen oplevert, met inbegrip van de baten voor het netbeheer, bij de berekening van de netkosten die in rekening worden gebracht bij of de nettarieven die worden betaald door afnemers. De lidstaten, of, indien lidstaten dat zo hebben bepaald, de aangewezen regulerende instanties, monitoren de invoering op hun grondgebied regelmatig om de verwezenlijkte voordelen voor de afnemer te volgen.
6. Indien de invoering van slimme-metersystemen negatief is beoordeeld als gevolg van de in lid 2 bedoelde kosten-batenanalyse, zorgen de lidstaten ervoor dat de beoordeling wordt herzien in respons op wezenlijke veranderingen in de onderliggende aannames en op de technologische en de marktontwikkelingen. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de uitkomst van hun geactualiseerde kosten-batenanalyse, wanneer die beschikbaar is.
7. De bepalingen van deze richtlijn op het gebied van slimme-metersystemen zijn van toepassing op toekomstige installaties en op installaties die oudere slimme meters vervangen. Slimme-metersystemen die reeds vóór 4 augustus 2024 zijn geïnstalleerd of waarvoor de “aanvang van de werkzaamheden” vóór die datum viel, kunnen gedurende de hele levensduur ervan in bedrijf blijven. Slimme-metersystemen die niet aan de vereisten van artikel 19 en bijlage II voldoen, mogen echter niet meer in bedrijf zijn na 5 augustus 2036.
8. Voor de toepassing van lid 7 betekent “aanvang van de werkzaamheden” hetzij de start van de bouwwerkzaamheden, hetzij de eerste vaste toezegging om uitrusting te bestellen, hetzij een andere toezegging die de investering onomkeerbaar maakt, naargelang wat als eerste plaatsvindt. De aankoop van gronden en voorbereidende werkzaamheden zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van voorbereidende haalbaarheidsstudies worden niet als “aanvang van de werkzaamheden” beschouwd. Bij overnames is de aanvang van de werkzaamheden het tijdstip van de verwerving van de activa die rechtstreeks met de overgenomen vestiging verband houden.
Artikel 18
Slimme-metersystemen in het waterstofsysteem
1. De lidstaten zorgen voor de invoering van slimme-metersystemen die het verbruik nauwkeurig kunnen meten en informatie kunnen verstrekken over de werkelijke verbruiksduur, en die in staat zijn gegevens te verzenden en ontvangen voor informatie-, monitoring- en controledoeleinden door middel van een vorm van elektronische communicatie.
2. Niettegenstaande lid 1 van dit artikel is een dergelijke invoerverplichting, ten minste voor huishoudelijke afnemers, afhankelijk van een kosten-batenanalyse die overeenkomstig de in bijlage II neergelegde beginselen wordt uitgevoerd.
3. De lidstaten zorgen voor de beveiliging van de slimme-metersystemen en de desbetreffende datacommunicatie, voor de privacy van de eindafnemers, in overeenstemming met het Unierecht inzake gegevensbescherming en privacy, alsook voor de interoperabiliteit ervan en met inachtneming van passende normen.
4. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen interoperabiliteitsvereisten voor slimme-metersystemen en procedures vast om ervoor te zorgen dat degenen die daarvoor in aanmerking komen, toegang hebben tot gegevens die afkomstig zijn van slimme-metersystemen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 91, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
5. De lidstaten die slimme-metersystemen invoeren, zorgen ervoor dat eindafnemers op een transparante en niet-discriminerende wijze delen in de met de invoering verbonden kosten, en houden daarbij rekening met de baten die de invoering op lange termijn voor de gehele waardeketen oplevert, onder meer voor het netbeheer, bij de berekening van de netkosten die in rekening worden gebracht bij of de nettarieven die worden betaald door afnemers. De lidstaten monitoren de invoering op hun grondgebied regelmatig om de verwezenlijkte voordelen voor de afnemer te volgen.
6. Indien de invoering van slimme-metersystemen negatief is beoordeeld als gevolg van de in lid 2 bedoelde kosten-batenanalyse, zorgen de lidstaten ervoor dat de beoordeling periodiek wordt herzien in respons op wezenlijke veranderingen in de onderliggende aannames en op de technologische en de marktontwikkelingen. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de uitkomst van hun geactualiseerde kosten-batenanalyse, wanneer die beschikbaar is.
Artikel 19
Functionaliteiten van slimme-metersystemen in het aardgassysteem
Indien de invoering van slimme-metersystemen positief wordt beoordeeld op basis van een kosten-batenanalyse als bedoeld in artikel 17, lid 2, of systematisch wordt ingevoerd na 4 augustus 2024, voeren de lidstaten deze systemen in overeenkomstig de Europese normen, bijlage II, en de volgende vereisten:
a) |
de slimme-metersystemen meten het werkelijke aardgasverbruik nauwkeurig en zijn in staat de eindafnemer informatie te verstrekken over de werkelijke verbruiksduur, met inbegrip van gevalideerde historische verbruiksgegevens die gemakkelijk, veilig en zonder extra kosten op verzoek ter beschikking van de eindafnemers worden gesteld en worden gevisualiseerd, alsmede niet-gevalideerde meest recent beschikbare verbruiksgegevens die ook gemakkelijk, veilig en zonder extra kosten ter beschikking van de eindafnemers worden gesteld, via een gestandaardiseerde interface of via toegang op afstand, ter ondersteuning van geautomatiseerde energie-efficiëntieprogramma's en andere diensten; |
b) |
de beveiliging van slimme-metersystemen en datacommunicatie voldoet aan de desbetreffende beveiligingsregels van de Unie, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de beste beschikbare technieken om te zorgen voor het hoogste niveau van bescherming van de cyberveiligheid en rekening houdend met de kosten en het evenredigheidsbeginsel; |
c) |
de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van eindafnemers en van hun gegevens voldoet aan de toepasselijke regels van de Unie inzake gegevensbescherming en persoonlijke levenssfeer; |
d) |
op verzoek van eindafnemers worden hun de gegevens omtrent hun aardgasverbruik ter beschikking gesteld, overeenkomstig de op grond van artikel 23 vastgestelde uitvoeringshandeling, door middel van een gestandaardiseerde communicatie-interface of door toegang op afstand, of aan een derde partij die namens hen optreedt, in een gemakkelijk te begrijpen formaat, waardoor zij aanbiedingen kunnen vergelijken op basis van gelijke criteria; |
e) |
de eindafnemer krijgt passend advies en informatie voorafgaand aan of op het moment dat de slimme meters worden geïnstalleerd, met name over hun volle potentieel ten aanzien van het meterstandbeheer en de monitoring van het energieverbruik, en over de verzameling en verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig de geldende gegevensbeschermingsvoorschriften van de Unie; |
f) |
slimme-metersystemen maken het mogelijk dat de meter van eindafnemers wordt afgelezen en dat hun rekening wordt vereffend binnen dezelfde tijdspanne als de kortste vereffeningsperiode op de nationale markt. Voor de toepassing van punt d), worden eindafnemers in de gelegenheid gesteld hun meetgegevens op te zoeken of zonder extra kosten door te sturen naar derden en in overeenstemming met hun bij de gegevensbeschermingsregels van de Unie verleende recht op gegevensoverdraagbaarheid. |
Artikel 20
Recht op een slimme meter voor aardgas
1. Indien de invoering van slimme-metersystemen negatief is beoordeeld als gevolg van de in artikel 17, lid 2, bedoelde kosten-batenanalyse, en indien slimme-metersystemen niet systematisch worden ingevoerd, zorgen de lidstaten ervoor dat afnemers op verzoek en onder eerlijke, redelijke en kostenefficiënte voorwaarden het recht hebben op de installatie, of, in voorkomend geval, de upgrade, van een slimme meter — waarvan de extra kosten voor zijn rekening komen — die:
a) |
indien technisch mogelijk, uitgerust is met functionaliteiten als bedoeld in artikel 19, of met een minimumreeks functionaliteiten die door de lidstaten op nationaal niveau en overeenkomstig bijlage II moet worden vastgesteld en gepubliceerd; |
b) |
interoperabel is en in staat is de gewenste connectiviteit van de meterinfrastructuur met energiebeheersystemen voor afnemers te leveren. |
2. Indien een afnemer op grond van lid 1 om de installatie van een slimme meter verzoekt, zorgen de lidstaten, of, indien zo bepaald door de lidstaten, de aangewezen bevoegde instanties ervoor:
a) |
dat in het aanbod aan de afnemer die om installatie van een slimme meter vraagt, expliciet wordt vermeld:
|
b) |
dat de slimme meter binnen een redelijke termijn en in ieder geval niet meer dan vier maanden na het verzoek van de afnemer wordt geïnstalleerd; |
c) |
dat zij regelmatig, en in ieder geval elke twee jaar, de daarmee samenhangende kosten opnieuw bekijken en openbaar maken, en dat zij de ontwikkeling van die kosten als gevolg van technologische ontwikkelingen en mogelijke metersysteemupgrades volgen. |
Artikel 21
Conventionele meters voor aardgas
1. Indien eindafnemers van aardgas geen slimme meters hebben, zorgen de lidstaten ervoor dat eindafnemers individuele conventionele meters krijgen die hun feitelijke verbruik nauwkeurig meten. De lidstaten kunnen huishoudelijke afnemers die geen aardgas voor verwarmingsdoeleinden gebruiken, vrijstellen van deze eis indien het gebruik van dergelijke meters technisch niet mogelijk of financieel onredelijk is of niet in verhouding staat tot de potentiële energiebesparingen. Die vrijstelling kan ook worden uitgebreid tot niet-huishoudelijke afnemers in gebouwen waar de meeste afnemers huishoudelijke afnemers zijn die voor vrijstelling in aanmerking komen, indien de toepassing van verschillende systemen technisch niet haalbaar is.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers van aardgas hun conventionele meter gemakkelijk kunnen aflezen, hetzij rechtstreeks hetzij indirect via een online interface of via een andere passende interface.
Artikel 22
Gegevensbeheer
1. Bij het opstellen van de regels betreffende het beheer en de uitwisseling van gegevens, specificeren de lidstaten, of, indien lidstaten dat hebben bepaald, de aangewezen bevoegde instanties, de regels over de toegang tot gegevens van de eindafnemer voor in aanmerking komende partijen in overeenstemming met dit artikel en het toepasselijke rechtskader van de Unie. Voor de toepassing van deze richtlijn omvatten gegevens meter- en verbruiksgegevens, alsmede gegevens die nodig zijn voor het overstappen van de afnemer naar een andere leverancier en gegevens voor andere diensten.
2. De lidstaten organiseren het beheer van gegevens en zorgen daarmee voor efficiënte en beveiligde toegang tot en uitwisseling van gegevens evenals gegevensbescherming en gegevensbeveiliging.
Ongeacht het gegevensbeheermodel dat in elke lidstaat wordt toegepast, verstrekken de partijen die verantwoordelijk zijn voor het gegevensbeheer aan elke in aanmerking komende partij toegang tot de gegevens van de eindafnemer in overeenstemming met lid 1. In aanmerking komende partijen kunnen op niet-discriminerende wijze en op hetzelfde moment beschikken over de gevraagde gegevens. De toegang tot gegevens is gemakkelijk en de procedures om toegang tot gegevens te verkrijgen, worden openbaar gemaakt.
3. De regels over toegang tot en opslag van gegevens voor de toepassing van deze richtlijn zijn in overeenstemming met het desbetreffende recht van de Unie.
De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679.
4. De lidstaten of, indien lidstaten dat hebben bepaald, de aangewezen bevoegde instanties, machtigen en certificeren de partijen die verantwoordelijk zijn voor het gegevensbeheer, of houden daar in voorkomend geval toezicht op, om ervoor te zorgen dat deze partijen aan de vereisten van deze richtlijn voldoen.
Onverminderd de taken van de functionarissen voor gegevensbescherming als neergelegd in Verordening (EU) 2016/679, kunnen de lidstaten ervoor kiezen om van de partijen die verantwoordelijk zijn voor het gegevensbeheer te verlangen dat nalevingsfunctionarissen worden benoemd die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de uitvoering van de maatregelen die door de betrokken partijen zijn genomen om te zorgen voor niet-discriminerende toegang tot gegevens en de naleving van de vereisten van deze richtlijn.
De lidstaten kunnen de in artikel 46, lid 2, punt d), bedoelde nalevingsfunctionarissen of -instanties benoemen om aan de verplichtingen krachtens dit lid te voldoen.
5. De eindafnemers wordt geen extra kosten in rekening gebracht voor de toegang tot hun gegevens of voor het verzoek om hun gegevens beschikbaar te stellen.
De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de vaststelling van de betrokken tarieven voor de toegang tot gegevens door de in aanmerking komende partijen.
De lidstaten zorgen ervoor dat de tarieven die worden opgelegd door gereguleerde entiteiten die gegevensdiensten verstrekken, redelijk en naar behoren verantwoord zijn.
Artikel 23
Interoperabiliteitsvereisten en procedures voor toegang tot gegevens op de markt voor aardgas
1. Teneinde de mededinging op de retailmarkt voor aardgas te bevorderen en buitensporige administratieve kosten voor de in aanmerking komende partijen te voorkomen, faciliteren de lidstaten de volledige interoperabiliteit van energiediensten binnen de Unie.
2. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen interoperabiliteitsvereisten en niet-discriminerende en transparante procedures vast voor toegang tot de in artikel 22, lid 1, bedoelde gegevens. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 91, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat aardgasbedrijven de in lid 2 bedoelde interoperabiliteitsvereisten en procedures voor toegang tot gegevens toepassen. Die voorschriften en procedures zijn op bestaande nationale praktijken gebaseerd.
Artikel 24
Centraal contactpunt
Elke lidstaat zorgt voor een centraal contactpunt waar alle afnemers, ook die zonder internettoegang, alle nodige informatie kunnen krijgen over hun rechten, gecertificeerde vergelijkingsinstrumenten, beschikbare steunmaatregelen — waaronder die voor kwetsbare afnemers als bedoeld in artikel 26 van deze richtlijn —, het toepasselijk recht en de buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmechanismen in geval van een geschil. Dit centrale contactpunt kan deel uitmaken van een algemeen consumentenvoorlichtingsloket en kan dezelfde entiteit zijn als het één enkele contactpunt voor elektriciteit als bedoeld in artikel 25 van Richtlijn (EU) 2019/944 of het op grond van artikel 16, lid 3, van Richtlijn (EU) 2018/2001 opgerichte contactpunt en het op grond van de artikelen 21 en 22 van Richtlijn (EU) 2023/1791 en artikel 18 van Richtlijn (EU) 2024/1275 opgerichte éénloketsysteem. De lidstaten bevorderen de onderlinge afstemming tussen de op grond van deze richtlijn opgerichte centrale contactpunten en de op grond van die rechtshandelingen van de Unie opgerichte organen.
Artikel 25
Buitengerechtelijke geschillenbeslechting
1. De lidstaten waarborgen dat de eindafnemers toegang hebben tot eenvoudige, eerlijke, redelijke, transparante, onafhankelijke, kostenefficiënte en doeltreffende buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmechanismen over de uit hoofde van deze richtlijn vastgestelde rechten en plichten, en wel via een onafhankelijk mechanisme zoals een energie-ombudsman of consumentenorganisatie, of via een nationale regulerende instantie. Indien de eindafnemer een consument is in de zin van Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad (48), voldoen dergelijke buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmechanismen aan de kwaliteitsvereisten van die richtlijn en voorzien deze zo nodig in systemen van terugbetaling of vergoeding.
2. Indien nodig waarborgen de lidstaten dat entiteiten voor alternatieve geschillenbeslechting samenwerken om een eenvoudige, eerlijke, transparante, onafhankelijke, kostenefficiënte en doeltreffende buitengerechtelijke mechanismen voor de beslechting van geschillen te bieden voor elk geschil dat voortkomt uit producten of diensten die gekoppeld zijn aan, of gebundeld zijn met, een product dat, of een dienst die, onder het toepassingsgebied van deze richtlijn valt.
3. De deelname van aardgasbedrijven aan buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmechanismen voor huishoudelijke afnemers is verplicht tenzij de betrokken lidstaat aan de Commissie aantoont dat andere mechanismen even doeltreffend zijn.
4. Onverminderd Richtlijn 2013/11/EU beoordelen de lidstaten de werking van hun buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmechanismen als bedoeld in dit artikel.
Artikel 26
Bescherming van kwetsbare afnemers en energiearme afnemers
1. De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare afnemers en energiearme afnemers. In dat verband definieert elke lidstaat het begrip “kwetsbare afnemer”, dat kan verwijzen naar energiearmoede. De definitie van kwetsbare afnemer strookt met het begrip kwetsbare afnemer als gedefinieerd door een lidstaat uit hoofde van artikel 28 van Richtlijn (EU) 2019/944.
2. De lidstaten nemen met name passende maatregelen ter bescherming van op het aardgas- of waterstofsysteem aangesloten eindafnemers in afgelegen gebieden. De lidstaten zorgen voor een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van contractvoorwaarden, alsook voor concurrerende, transparante en niet-discriminerende prijzen, algemene informatie en mechanismen voor geschillenbeslechting.
Artikel 27
Energiearmoede en ontmanteling van het aardgasdistributienet
De Commissie verstrekt richtsnoeren over de bescherming van kwetsbare afnemers en energiearme afnemers tijdens het plannen en uitvoeren van de uitfasering van aardgas of wanneer aardgasdistributienetten worden ontmanteld, met name om ervoor te zorgen dat terdege rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van die afnemers overeenkomstig artikel 13, lid 1, punt d).
Artikel 28
Bescherming tegen afsluiting
1. De lidstaten nemen maatregelen om te voorkomen dat de toevoer van kwetsbare afnemers en energiearme afnemers wordt afgesloten. Wat kwetsbare afnemers betreft, vallen die maatregelen onder artikel 26.
Wanneer de lidstaten de Commissie in kennis stellen van hun omzettingsmaatregelen voor deze richtlijn, lichten zij het verband toe tussen de eerste alinea en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat leveranciers geen contracten opzeggen met afnemers, noch de toevoer van afnemers afsluiten om redenen met betrekking waartoe de betrokken leverancier een klacht behandelt overeenkomstig artikel 11, lid 9, of die het voorwerp vormen van buitengerechtelijke geschillenbeslechting overeenkomstig artikel 25, en tasten de contractuele rechten en verplichtingen van de partijen niet aan. De lidstaten kunnen passende maatregelen nemen om misbruik van procesrecht te voorkomen.
3. De lidstaten nemen passende maatregelen om afnemers de mogelijkheid te bieden afsluiting te voorkomen, zoals:
a) |
het bevorderen van vrijwillige codes van leveranciers en afnemers teneinde situaties te voorkomen en te beheren waarin afnemers een betalingsachterstand hebben, waarbij het kan gaan om de ondersteuning van afnemers bij het beheer van hun energiegebruik en -kosten, onder meer door waarschuwingen bij ongebruikelijk hoge stijgingen van de energieprijzen of van het energieverbruik, passende en flexibele betalingsregelingen, maatregelen inzake schuldadvies, betere communicatie met de afnemers en ondersteunende instanties; |
b) |
het bevorderen van voorlichting en bewustmaking van afnemers over hun rechten en schuldbeheer, en |
c) |
toegang tot financiering, vouchers of subsidies ter ondersteuning van de betaling van facturen. |
Artikel 29
Noodleverancier
1. De lidstaten zetten een noodleveranciersregeling op of nemen gelijkwaardige maatregelen om ten minste voor huishoudelijke afnemers een ononderbroken dienstverlening te waarborgen. Noodleveranciers worden aangewezen volgens een eerlijke, transparante en niet-discriminerende procedure.
2. Eindafnemers die worden overgedragen aan noodleveranciers behouden hun rechten als afnemers.
3. De lidstaten zien erop toe dat noodleveranciers hun algemene voorwaarden onmiddellijk aan de overgedragen afnemers meedelen en dat de dienstverlening voor die afnemers wordt voortgezet gedurende de periode die nodig is om een nieuwe leverancier te vinden.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers informatie krijgen en aangemoedigd worden om op een marktgebaseerd aanbod over te stappen.
5. De lidstaten kunnen van een noodleverancier verlangen aardgas te leveren aan huishoudelijke afnemers en kleine en middelgrote ondernemingen die geen marktgebaseerde aanbiedingen ontvangen, onder meer voor de doeleinden van artikel 28, lid 3. In dergelijke gevallen zijn de in artikel 4 vastgelegde voorwaarden van toepassing.
HOOFDSTUK IV
DERDENTOEGANG TOT INFRASTRUCTUUR
Artikel 30
Toegang van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas tot de markt
De lidstaten maken de toegang van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas tot de markt en infrastructuurvoorzieningen mogelijk, ongeacht of de installaties voor de productie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas zijn aangesloten op distributie- of transmissienetten, rekening houdend met aannames over de evolutie van de productie, de levering en het verbruik van aardgas overeenkomstig artikel 55, lid 2, punt f).
Artikel 31
Derdentoegang tot aardgasdistributie en -transmissie en LNG-terminals
1. De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor derdentoegang tot het transmissie- en distributiesysteem en LNG-installaties, gebaseerd op bekendgemaakte tarieven die gelden voor alle afnemers, inclusief leveringsbedrijven, en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen systeemgebruikers. De lidstaten zorgen ervoor dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methoden voorafgaand aan hun toepassing overeenkomstig artikel 78 worden goedgekeurd door een regulerende instantie, en dat deze tarieven en, indien alleen de methoden zijn goedgekeurd, de methoden worden bekendgemaakt voordat zij in werking treden.
2. Transmissiesysteembeheerders hebben, indien nodig ten behoeve van de uitvoering van hun functies, waaronder die met betrekking tot grensoverschrijdende transmissie, toegang tot het net van andere transmissiesysteembeheerders.
3. Deze richtlijn laat de sluiting van langlopende contracten inzake hernieuwbaar gas en koolstofarm gas onverlet, voor zover die in overeenstemming zijn met de mededingingsregels van de Unie en bijdragen tot decarbonisatie. Er worden geen langetermijncontracten voor de levering van onbehandelde fossiele gassen gesloten die doorlopen na 31 december 2049.
Artikel 32
Toegang tot upstreampijpleidingnetten voor aardgas
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers, ongeacht hun locatie, overeenkomstig dit artikel toegang kunnen krijgen tot upstreampijpleidingnetten, met inbegrip van installaties voor technische diensten in verband met die toegang, maar niet tot delen van dergelijke netten en installaties die gebruikt worden voor plaatselijke productieactiviteiten op de plaats binnen een veld waar de aardgasproductie plaatsvindt. Overeenkomstig artikel 94 stellen zij de Commissie van deze maatregelen in kennis.
2. De in lid 1 bedoelde toegang wordt verschaft op een wijze die door de lidstaat wordt vastgesteld overeenkomstig de toepasselijke rechtsinstrumenten. De lidstaten passen de doelstellingen inzake eerlijke en vrije toegang, de totstandbrenging van een competitieve markt voor aardgas en het vermijden van misbruik van dominante marktposities toe en houden daarbij rekening met de zekerheid en de regelmaat van de leveringen, de beschikbare of redelijkerwijs beschikbaar te maken capaciteit en de bescherming van het milieu. Zij kunnen tevens rekening houden met:
a) |
de noodzaak om toegang te weigeren vanwege een redelijkerwijs niet te verhelpen onverenigbaarheid van technische specificaties; |
b) |
de noodzaak om problemen te vermijden die redelijkerwijs niet op te lossen zijn en die de doelmatige productie van koolwaterstoffen nu en in de toekomst in de weg zouden kunnen staan, met inbegrip van de productie in winningsgebieden met een marginale economische levensvatbaarheid; |
c) |
de noodzaak om rekening te houden met de naar behoren gemotiveerde redelijke behoeften van de eigenaar of exploitant van het upstreampijpleidingnet met betrekking tot het transport en de verwerking van aardgas, alsook met de belangen van alle andere gebruikers van het upstreampijpleidingnet of de bijbehorende verwerkings- of behandelingsinstallatie, en |
d) |
de noodzaak om, overeenkomstig het Unierecht, hun wettelijke en bestuursrechtelijke procedures toe te passen voor het verlenen van toestemming voor productie of upstreamontwikkeling. |
3. De lidstaten zorgen ervoor dat zij over regelingen voor geschillenbeslechting beschikken, met inbegrip van een instantie die onafhankelijk van de partijen opereert en toegang heeft tot alle relevante informatie, zodat geschillen over de toegang tot upstreampijpleidingnetten met bekwame spoed beslecht kunnen worden, met inachtneming van de in lid 2 bedoelde noden en rekening houdend met het aantal partijen dat betrokken kan zijn bij de onderhandelingen over de toegang tot dergelijke netten.
4. In geval van een grensoverschrijdend geschil wordt de regeling voor geschillenbeslechting toegepast van de lidstaat die rechtsmacht heeft over het upstreampijpleidingnet waartoe de toegang wordt geweigerd. Indien bij grensoverschrijdende geschillen meer dan één lidstaat bevoegd is voor het betrokken net, plegen de betrokken lidstaten overleg met elkaar om ervoor te zorgen dat deze richtlijn consequent wordt toegepast. Indien het upstreampijpleidingnet begint in een derde land en ten minste met één lidstaat verbonden is, overleggen de betrokken lidstaten met elkaar, en raadpleegt de lidstaat waar zich het eerste entrypunt met het net van de lidstaten bevindt, het betrokken derde land waar het upstreampijpleidingnet begint, teneinde ervoor te zorgen dat, wat het betrokken net betreft, deze richtlijn consequent wordt toegepast op het grondgebied van de lidstaten.
Artikel 33
Toegang tot opslag van aardgas
1. Met het oog op de organisatie van de toegang tot aardgasopslaginstallaties en -leidingbuffer, indien dit technisch of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan afnemers, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot ondersteunende diensten, kunnen de lidstaten een of beide van de in de leden 3 en 4 bedoelde procedures kiezen. Bij deze procedures worden objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria gehanteerd.
Bij de keuze van de procedure voor toegang tot aardgasopslag uit hoofde van dit artikel houden de lidstaten rekening met de resultaten van de gemeenschappelijke en nationale risicobeoordelingen die overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) 2017/1938 zijn uitgevoerd.
De regulerende instanties stellen criteria vast op basis waarvan de toegangsregeling moet worden bepaald die van toepassing is op aardgasopslaginstallaties en -leidingbuffer, en maken die bekend. Zij maken bekend, of verplichten aardgasopslagsysteembeheerders en -transmissiesysteembeheerders daartoe, welke aardgasopslaginstallaties, of welke onderdelen daarvan, en welke leidingbuffer wordt aangeboden overeenkomstig de verschillende procedures van de leden 3 en 4.
2. Lid 1 is niet van toepassing op ondersteunende diensten en tijdelijke opslag die gerelateerd zijn aan een LNG-installatie en die nodig zijn voor de hervergassing en de daaropvolgende toelevering aan het transmissiesysteem.
3. Bij via onderhandelingen overeengekomen toegang nemen de regulerende instanties de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat bedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het stelsel van systemen bestreken grondgebied kunnen onderhandelen over toegang tot aardgasopslaginstallaties en -leidingbuffer, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot andere ondersteunende diensten. De partijen zijn verplicht te goeder trouw over toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten te onderhandelen.
Over contracten voor toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten wordt met de betrokken aardgasopslagsysteembeheerder onderhandeld. De regulerende instanties schrijven aardgasopslagsysteembeheerders en aardgasbedrijven voor dat zij hun belangrijkste commerciële voorwaarden voor het gebruik van opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten elk jaar publiceren.
Bij het opstellen van die voorwaarden raadplegen de aardgasopslagsysteembeheerders de systeemgebruikers.
4. Bij gereguleerde toegang nemen de regulerende instanties de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het stelsel van systemen bestreken grondgebied een recht van toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten krijgen op basis van gepubliceerde tarieven of andere voorwaarden en verplichtingen voor het gebruik van die opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot andere ondersteunende diensten. De regulerende instanties raadplegen de systeemgebruikers bij het opstellen van de tarieven of de methoden voor de berekening hiervan. Dit recht van toegang voor in aanmerking komende afnemers kan worden verleend door hen in staat te stellen leveringscontracten te sluiten met andere concurrerende bedrijven dan de eigenaar of beheerder van het systeem of een verwant bedrijf.
Artikel 34
Directe leidingen voor aardgas
1. De lidstaten nemen maatregelen om het mogelijk te maken dat:
a) |
de op hun grondgebied gevestigde aardgasbedrijven via een directe leiding kunnen leveren aan de in aanmerking komende afnemers, en |
b) |
elke dergelijke afnemer die op hun grondgebied gevestigd is, via een directe leiding kan worden bevoorraad door een producent en door een aardgasbedrijf. |
2. In gevallen waarin toestemming (zoals een vergunning, toelating, concessie, instemming of goedkeuring) vereist is voor de aanleg of exploitatie van directe leidingen, stellen de lidstaten of een door hen aangewezen bevoegde instantie criteria vast voor het verlenen van toestemming voor de aanleg of exploitatie van die directe leidingen op hun grondgebied. De criteria zijn objectief, transparant en niet-discriminerend.
3. De lidstaten kunnen de toestemming voor de aanleg van een directe leiding afhankelijk stellen van de weigering van toegang tot het systeem op basis van artikel 38, dan wel van de start van een geschillenbeslechtingsprocedure op grond van artikel 79.
Artikel 35
Derdentoegang tot waterstofnetten
1. De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor gereguleerde derdentoegang tot waterstofnetten gebaseerd op bekendgemaakte tarieven die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen waterstofnetgebruikers.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methoden voorafgaand aan hun toepassing overeenkomstig artikel 78 worden goedgekeurd door een regulerende instantie, en dat deze tarieven en, indien alleen de methoden zijn goedgekeurd, de methoden worden bekendgemaakt voordat zij in werking treden.
3. Waterstofnetbeheerders hebben, indien nodig ten behoeve van de uitvoering van hun functies, waaronder die met betrekking tot grensoverschrijdend waterstoftransport, toegang tot het net van andere waterstofnetbeheerders.
4. Tot en met 31 december 2032 kan een lidstaat ervoor kiezen lid 1 niet toe te passen. In dat geval zorgt de lidstaat voor de invoering van een systeem van via onderhandelingen overeengekomen derdentoegang tot waterstofnetten op basis van objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria. De regulerende instanties nemen de nodige maatregelen om waterstofnetgebruikers in de gelegenheid te stellen te onderhandelen over de toegang tot waterstofnetten en om de partijen te verplichten te goeder trouw over de toegang tot waterstofnetten te onderhandelen.
5. Indien gebruik wordt gemaakt van via onderhandelingen overeengekomen toegang als bedoeld in lid 4, geven de regulerende instanties waterstofnetgebruikers richtsnoeren over de wijze waarop de overeengekomen tarieven dienen te worden beïnvloed wanneer gereguleerde derdentoegang wordt ingevoerd.
Artikel 36
Derdentoegang tot waterstofterminals
1. De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor derdentoegang tot waterstofterminals op basis van objectieve, transparante en niet-discriminerende via onderhandelingen overeengekomen toegang, waarbij de regulerende instanties de nodige maatregelen nemen om waterstofterminalgebruikers in staat te stellen te onderhandelen over toegang tot dergelijke terminals. De partijen zijn verplicht te goeder trouw over toegang te onderhandelen.
2. De regulerende instanties houden toezicht op de voorwaarden voor de derdentoegang tot waterstofterminals en de gevolgen daarvan voor de markt voor waterstof en nemen, indien nodig om de mededinging te waarborgen, maatregelen om de toegang te verbeteren overeenkomstig de criteria van lid 1.
Artikel 37
Toegang tot waterstofopslag
1. De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor gereguleerde derdentoegang tot waterstofopslag en, wanneer dat technisch en economisch noodzakelijk is voor het verlenen van efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan afnemers, toegang tot leidingbuffers, alsmede voor de organisatie van toegang tot ondersteunende diensten op basis van gepubliceerde tarieven en objectief en zonder discriminatie tussen waterstofsysteemgebruikers. De lidstaten zorgen ervoor dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methoden voorafgaand aan hun toepassing overeenkomstig artikel 78 worden goedgekeurd door de regulerende instantie.
2. Tot en met 31 december 2032 kan een lidstaat ervoor kiezen lid 1 niet toe te passen. In dat geval zorgt de lidstaat voor de invoering van een systeem voor via onderhandelingen overeengekomen derdentoegang tot waterstofopslag en, wanneer dat technisch en economisch noodzakelijk is voor het verlenen van efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan afnemers, toegang tot leidingbuffers, alsmede voor de organisatie van toegang tot ondersteunende diensten, overeenkomstig objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria. De regulerende instanties nemen de nodige maatregelen om waterstofopslaggebruikers in de gelegenheid te stellen te onderhandelen over de toegang tot waterstofopslag en om de partijen te verplichten te goeder trouw over de toegang tot waterstofopslag te onderhandelen.
3. De lidstaten kunnen bepalen dat capaciteitsrechten die vóór 5 augustus 2026 zijn toegewezen in het kader van een systeem voor via onderhandelingen overeengekomen derdentoegang op grond van lid 2, blijven gelden tot aan hun vervaldatum en dat de invoering van een gereguleerde derdentoegang op grond van lid 1 dergelijke capaciteitsrechten onverlet laat.
Artikel 38
Weigering van toegang en aansluiting
1. Transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders en waterstofnetbeheerders kunnen toegang tot of aansluiting op het aardgas- of waterstofsysteem weigeren op grond van een gebrek aan capaciteit of het ontbreken van een verbinding.
2. Onverminderd de decarbonisatiedoelstellingen op Unie- en nationaal niveau en de geldende vereisten om het verbruik van fossiel gas te verminderen of daarvan af te stappen, nemen de lidstaten passende maatregelen om ervoor te zorgen dat transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders of waterstofnetbeheerders die toegang tot of aansluiting op het aardgas- of waterstofsysteem weigeren op grond van een gebrek aan capaciteit of het ontbreken van een verbinding, de nodige uitbreidingswerkzaamheden verrichten voor zover dat economisch verantwoord is of wanneer een potentiële afnemer bereid is daarvoor te betalen.
3. De toegang tot het systeem voor hernieuwbaar gas en koolstofarm gas kan uitsluitend worden geweigerd met inachtneming van de artikelen 20 en 36 van Verordening (EU) 2024/1789.
4. In afwijking van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel zorgt een lidstaat ervoor dat het transmissiesysteembeheerders en distributiesysteembeheerders is toegestaan aardgasnetgebruikers toegang of aansluiting te weigeren of hen af te sluiten, met name om ervoor te zorgen dat de verwezenlijking van de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 vastgelegde doelstelling inzake klimaatneutraliteit wordt nagestreefd, mits:
a) |
het op grond van artikel 55 opgestelde netontwikkelingsplan voorziet in de ontmanteling van het transmissiesysteem of van belangrijke onderdelen daarvan; |
b) |
de bevoegde nationale autoriteit het netontmantelingsplan op grond van artikel 57, lid 3, heeft goedgekeurd; |
c) |
de betrokken distributienetbeheerder, die vrijgesteld is van het indienen van een netontmantelingsplan op grond van artikel 57, lid 5, de bevoegde nationale autoriteit in kennis heeft gesteld van de ontmanteling van het distributienet of van belangrijke onderdelen daarvan. |
5. Lidstaten waar de weigering van toegang en aansluiting of de afsluiting van netgebruikers op grond van lid 4 van dit artikel is toegestaan, voorzien in een regelgevingskader daarvoor op basis van objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria die door de regulerende instantie zijn vastgesteld rekening houdend met de desbetreffende belangen, de geldende vereisten om het verbruik van fossiel gas te verminderen of daarvan af te stappen, en de toepasselijke lokale verwarmings- en koelingsplannen die zijn opgesteld op grond van artikel 25, lid 6, van Richtlijn (EU) 2023/1791. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om netgebruikers overeenkomstig artikel 13 van deze richtlijn te beschermen indien afsluiting is toegestaan.
6. Elke weigering van toegang of aansluiting en elke afsluiting op grond van dit artikel worden naar behoren gemotiveerd.
HOOFDSTUK V
VOORSCHRIFTEN VOOR TRANSMISSIE-, OPSLAG- EN LNG-SYSTEEMBEHEERDERS VOOR AARDGAS
Artikel 39
Taken van transmissie-, opslag- of LNG-systeembeheerders voor aardgas
1. Elke transmissie-, opslag- of LNG-systeembeheerder voor aardgas:
a) |
beheert, onderhoudt, ontwikkelt of ontmantelt onder economische voorwaarden veilige, betrouwbare en efficiënte transmissie-, opslag- of LNG-installaties voor aardgas om een open markt te waarborgen, met inachtneming van het milieu en het klimaat en de in Verordening (EU) 2024/1787 vastgelegde verplichtingen, en zorgt voor afdoende middelen om aan zijn dienstverleningsverplichtingen te voldoen; |
b) |
maakt geen onderscheid tussen systeemgebruikers of categorieën van systeemgebruikers, met name ten gunste van verwante bedrijven; |
c) |
verstrekt elke andere transmissiesysteembeheerder, aardgasopslagsysteembeheerder, LNG-systeembeheerder of elke distributiesysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas kunnen geschieden op een wijze die verenigbaar is met de zekere en doelmatige exploitatie van het stelsel van systemen; |
d) |
verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij voor een efficiënte toegang tot het systeem nodig hebben. |
2. Elke transmissiesysteembeheerder bouwt voldoende grensoverschrijdende capaciteit op om Europese transmissie-infrastructuur te integreren die voldoet aan alle economisch redelijke en technisch haalbare vraag naar capaciteit, rekening houdend met de leverings- en leveringszekerheid van gas.
3. Transmissiesysteembeheerders werken samen met distributiesysteembeheerders om de effectieve deelname van met hun net verbonden marktdeelnemers op de retail-, de groothandels- en de balanceringsmarkten te garanderen.
4. Transmissiesysteembeheerders zorgen voor een efficiënt gaskwaliteitsbeheer in hun installaties in overeenstemming met de toepasselijke gaskwaliteitsnormen.
5. De door transmissiesysteembeheerders vastgestelde regels voor het in evenwicht houden van het gastransmissiesysteem, waaronder de regels voor de tarieven die zij hun systeemgebruikers aanrekenen voor verstoring van de energiebalans, zijn objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door transmissiesysteembeheerders worden volgens een methode die strookt met artikel 78, lid 7, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kostprijs weerspiegelt; de voorwaarden worden gepubliceerd.
6. De lidstaten, of indien lidstaten dat hebben bepaald, de regulerende instanties kunnen verlangen dat transmissiesysteembeheerders voldoen aan minimumnormen voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief interconnectiecapaciteit.
7. De lidstaten kunnen bepalen dat één of meer van de in lid 1 van dit artikel vermelde taken worden toegewezen aan een andere transmissiesysteembeheerder dan die welke eigenaar is van het transmissiesysteem waarop de desbetreffende verantwoordelijkheden van toepassing zijn. De transmissiesysteembeheerder waaraan de taken zijn toegewezen, wordt gecertificeerd in het kader van het model van de ontvlechting van de eigendom, de onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiebeheerder, en voldoet aan de in artikel 60 vastgelegde vereisten, maar wordt niet vereist het onder zijn verantwoordelijkheid vallende transmissiesysteem te bezitten.
8. Een transmissiesysteembeheerder die eigenaar is van het transmissiesysteem, voldoet aan de vereisten van hoofdstuk IX en wordt gecertificeerd overeenkomstig artikel 71. Dit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor transmissiesysteembeheerders die in het kader van het model van de ontvlechting van eigendom, de onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiebeheerders zijn gecertificeerd, om op hun initiatief en onder hun toezicht, bepaalde taken te delegeren aan andere transmissiesysteembeheerders die in het kader van het model van de ontvlechting van eigendom, de onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiebeheerder zijn gecertificeerd, indien de delegatie van taken de effectieve en onafhankelijke besluitvormingsbevoegdheden van de delegerende transmissiesysteembeheerder niet in het gedrang brengt.
9. LNG-, transmissie- en aardgasopslagsysteembeheerders werken binnen een lidstaat en op regionaal niveau samen om te zorgen voor een zo efficiënt mogelijk gebruik van de capaciteit van de installaties en synergieën tussen die installaties, waarbij zij rekening houden met de integriteit en de werking van het systeem en beperkingen bij het beheer van LNG- en aardgasopslaginstallaties voorkomen.
10. Transmissiesysteembeheerders schaffen de energie die zij ter uitvoering van hun taken gebruiken aan volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures.
Artikel 40
Vertrouwelijkheid voor transmissiesysteembeheerders en transmissiesysteemeigenaars
1. Onverminderd artikel 74 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt elke transmissie-, opslag- of LNG-systeembeheerder voor aardgas en elke transmissiesysteemeigenaar de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven. Indien de transmissie-, opslag- of LNG-systeembeheerder voor aardgas, of de transmissiesysteemeigenaar tot een verticaal geïntegreerd bedrijf behoort, geeft hij met name geen commercieel gevoelige gegevens vrij aan de andere onderdelen van het verticaal geïntegreerde bedrijf dan transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders of waterstofnetbeheerders, tenzij dat noodzakelijk is voor de uitvoering van een zakelijke transactie. Om de volledige inachtneming van de regels betreffende de ontvlechting van informatie te verzekeren, zien de lidstaten erop toe dat de transmissiesysteemeigenaar alsook, in het geval van een gecombineerde beheerder, de distributiesysteembeheerder, en de overige onderdelen van het bedrijf die geen transmissie- of distributiesysteembeheerders of waterstofnetbeheerders zijn, niet van gezamenlijke diensten gebruikmaken, zoals gezamenlijke juridische diensten, afgezien van zuiver administratieve en IT-functies.
2. Transmissie-, opslag- of LNG-systeembeheerders voor aardgas maken bij de aan- of verkoop van aardgas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.
3. Informatie die nodig is voor doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt wordt openbaar gemaakt. Deze verplichting laat de bescherming van gevoelige handelsinformatie onverlet.
Artikel 41
Besluitvormingsbevoegdheden inzake de aansluiting van installaties voor de productie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas op het transmissiesysteem
1. De transmissiesysteembeheerder stelt transparante en efficiënte procedures op voor de niet-discriminerende aansluiting van installaties voor de productie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas en publiceert deze in overeenstemming met de vastgestelde capaciteit in het in artikel 55 bedoelde tienjarige netontwikkelingsplan. Deze procedures worden door de regulerende instanties goedgekeurd. De lidstaten kunnen installaties voor de productie van biomethaan bij de aansluiting voorrang geven.
2. De transmissiesysteembeheerders hebben niet het recht om economisch redelijke en technisch haalbare aansluitingsverzoeken van een nieuwe of bestaande maar nog niet aangesloten installatie voor de productie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas te weigeren, behalve onder de voorwaarden van artikel 38.
3. Met het oog op een snelle aansluiting van biomethaanproductie op het net, zorgen de lidstaten ervoor dat de transmissiesysteembeheerder redelijke termijnen hanteert om verzoeken om injectie van biomethaan te beoordelen, een aanbod te doen en de aansluiting tot stand te brengen, onder toezicht van de regulerende instanties overeenkomstig artikel 78, lid 1, punt t).
Artikel 42
Besluitvormingsbevoegdheden inzake de aansluiting op het transmissiesysteem en het waterstoftransmissienet
1. De transmissiesysteembeheerder en de waterstoftransmissienetbeheerder stellen transparante en efficiënte procedures en tarieven op voor de niet-discriminerende aansluiting van aardgas- of waterstofopslaginstallaties, LNG-installaties, waterstofterminals en industriële afnemers op het transmissiesysteem en het waterstoftransmissienet, en publiceert deze. Deze procedures worden door de regulerende instantie goedgekeurd.
2. De transmissiesysteembeheerder en de waterstoftransmissienetbeheerder hebben niet het recht de aansluiting van een nieuwe aardgas- of waterstofopslaginstallatie, LNG-installatie, waterstofterminal of industriële afnemer te weigeren op grond van mogelijke toekomstige beperkingen van de beschikbare netcapaciteit of het argument dat extra kosten zijn verbonden aan de noodzakelijke capaciteitsvergroting. De transmissiesysteembeheerder en de waterstoftransmissienetbeheerder zorgen voor voldoende entry- en exitcapaciteit voor de nieuwe aansluiting.
HOOFDSTUK VI
DISTRIBUTIESYSTEEMBEHEER VOOR AARDGAS EN WATERSTOF
Artikel 43
Aanwijzing van distributiesysteembeheerders en waterstofdistributienetbeheerders
De lidstaten wijzen één of meer distributiesysteembeheerders aan, of verlangen van de bedrijven die eigenaar zijn van of verantwoordelijk zijn voor distributiesystemen of waterstofdistributienetten, dat zij aan de hand van een transparante procedure één of meer distributiesysteembeheerders of waterstofdistributienetbeheerders aanwijzen voor een termijn die door de lidstaten op grond van economische en energie-efficiëntie en economisch evenwicht wordt vastgesteld, en zien erop toe dat deze beheerders de artikelen 44, 46, 47 en 50 naleven.
Artikel 44
Taken van distributiesysteembeheerders
1. Elke distributiesysteembeheerder is verantwoordelijk voor het waarborgen van het systeem op lange termijn om te voldoen aan een redelijke vraag naar de distributie van aardgas overeenkomstig de artikelen 55 en 57 van deze richtlijn, ook voor biomethaaninjectie, en voor het beheren, onderhouden en ontwikkelen of ontmantelen onder economische voorwaarden in zijn gebied van een veilig, betrouwbaar en efficiënt systeem, met inachtneming van het milieu, de in Verordening (EU) 2024/1787 vastgelegde verplichtingen en energie-efficiëntie.
2. Indien de regulerende instanties daartoe besluiten, kunnen distributiesysteembeheerders verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van een efficiënt gaskwaliteitsbeheer in hun systemen, in overeenstemming met de toepasselijke gaskwaliteitsnormen, indien nodig voor systeembeheer als gevolg van de injectie van hernieuwbaar en koolstofarm gas.
3. De distributiesysteembeheerder mag niet tussen systeemgebruikers of categorieën van systeemgebruikers discrimineren, met name niet ten gunste van verwante bedrijven.
4. Elke distributiesysteembeheerder verstrekt elke andere distributiesysteembeheerder, transmissiesysteembeheerder, LNG-systeembeheerder of aardgasopslagsysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas geschieden op een wijze die verenigbaar is met de zekere en doelmatige exploitatie van het stelsel van systemen.
5. Elke distributiesysteembeheerder verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij nodig hebben voor efficiënte toegang tot het systeem, inclusief het gebruik ervan.
6. Indien een distributiesysteembeheerder verantwoordelijk is voor het balanceren van het gasdistributiesysteem, zijn de daartoe door hem vastgestelde regels, waaronder de regels voor de vaststelling van de tarieven die zij systeemgebruikers voor energie-onbalans in rekening brengen, objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door distributiesysteembeheerders worden volgens een methode die strookt met artikel 78, lid 7, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kostprijs weerspiegelt; de voorwaarden worden gepubliceerd.
7. Distributiesysteembeheerders werken samen met transmissiesysteembeheerders om te zorgen voor de effectieve deelname van op hun infrastructuur aangesloten marktdeelnemers op de retail-, de groothandels- en de balanceringsmarkt in het entry-exitsysteem waartoe het distributiesysteem behoort of waaraan het verbonden is.
8. De distributiesysteembeheerders hebben niet het recht om economisch redelijke en technisch haalbare aansluitingsverzoeken van een nieuwe of bestaande maar nog niet aangesloten installatie voor de productie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas te weigeren, behalve onder de voorwaarden van artikel 38.
Artikel 45
Besluitvormingsbevoegdheden inzake de aansluiting van installaties voor de productie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas op het distributiesysteem
De regulerende instanties verlangen van de distributiesysteembeheerder dat hij transparante en efficiënte procedures opstelt en publiceert voor de niet-discriminerende aansluiting van installaties voor de productie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas. Deze procedures worden door de regulerende instanties goedgekeurd. De lidstaten kunnen installaties voor de productie van biomethaan bij de aansluiting voorrang geven.
Met het oog op een snelle aansluiting van biomethaanproductie op het net, zorgen de lidstaten ervoor dat de distributiesysteembeheerder redelijke termijnen hanteert om verzoeken om injectie van biomethaan te beoordelen, een aanbod te doen en de aansluiting tot stand te brengen, onder toezicht van de regulerende instanties overeenkomstig artikel 78, lid 1, punt t).
Artikel 46
Ontvlechting van distributiesysteembeheerders en waterstofdistributienetbeheerders
1. Indien de distributiesysteembeheerder of de waterstofdistributienetbeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, is hij, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk van andere, niet met distributie of waterstofdistributie samenhangende activiteiten. Deze regels houden geen verplichting in om de eigendom van de assets van de distributiesysteembeheerder of het waterstofdistributienet af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf. De lidstaten kunnen bepalen dat waterstofdistributienetbeheerders waterstofnetassets kunnen huren of leasen van andere eigenaars van distributiesystemen, distributiesysteembeheerders of waterstofdistributienetbeheerders binnen hetzelfde bedrijf. Die huur of leasing mag niet leiden tot kruissubsidiëring tussen verschillende beheerders.
2. Indien de distributiesysteembeheerder of de waterstofdistributienetbeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, is hij, naast de in lid 1 vastgelegde vereisten, met betrekking tot zijn organisatie en besluitvorming onafhankelijk van andere, niet met distributie of waterstofdistributie samenhangende activiteiten. Om dit te verwezenlijken, gelden de volgende minimumcriteria:
a) |
het bestuur van de distributiesysteembeheerder of de waterstofdistributienetbeheerder maakt geen deel uit van bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf of het verticaal geïntegreerde bedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, de transmissie en de levering van aardgas en waterstof; |
b) |
er worden passende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de distributiesysteembeheerder of de waterstofdistributienetbeheerder, zodat zij onafhankelijk kunnen functioneren; |
c) |
de distributiesysteembeheerder of de waterstofdistributienetbeheerder beschikt over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde aardgasbedrijf of het verticaal geïntegreerde bedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het net. Om deze taken te vervullen beschikt de distributiesysteembeheerder of de waterstofdistributienetbeheerder over de nodige middelen, inclusief personele, technische, financiële en fysieke middelen. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moederonderneming op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 78, lid 7, in een dochteronderneming worden beschermd. Hierdoor wordt de moederonderneming met name in staat gesteld haar goedkeuring te hechten aan het jaarlijks financieel plan, of elk equivalent instrument, van de distributiesysteembeheerder of de waterstofdistributienetbeheerder, en algemene limieten vast te stellen voor de schuldenlast van haar dochteronderneming. Het biedt de moederonderneming echter niet de mogelijkheid instructies te geven met betrekking tot de dagelijkse bedrijfsvoering of individuele besluiten over de aanleg of de verbetering van distributielijnen, die niet verder gaan dan de voorwaarden van het goedgekeurde financiële plan of enig equivalent instrument; |
d) |
de distributiesysteembeheerder of de waterstofdistributienetbeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten, en zorgt ervoor dat de nakoming van dat nalevingsprogramma op adequate wijze wordt gemonitord. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of de instantie die belast is met de monitoring van het nalevingsprogramma, of de nalevingsfunctionaris van de distributiesysteembeheerder of de waterstofdistributienetbeheerder dient bij de regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld, en dit verslag wordt bekendgemaakt. De nalevingsfunctionaris van de distributiesysteembeheerder of de waterstofdistributienetbeheerder is volledig onafhankelijk en heeft toegang tot alle informatie van de distributiesysteembeheerder of de waterstofdistributienetbeheerder en eventuele verbonden ondernemingen die hij nodig heeft om de taak van nalevingsfunctionaris te vervullen. |
3. Indien de distributiesysteembeheerder of de waterstofdistributienetbeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf zien de lidstaten erop toe dat de activiteit van de distributiesysteembeheerder of de waterstofdistributienetbeheerder wordt gemonitord door de regulerende instanties of andere bevoegde instanties om erover te waken dat hij die verticale integratie niet benut om de mededinging te vervalsen. Met name vermijden verticaal geïntegreerde distributiesysteembeheerders of de waterstofdistributienetbeheerder om via communicatie en merknamen verwarring te scheppen wat de afzonderlijke identiteit betreft van de leveringstak van het verticaal geïntegreerde bedrijf.
4. De lidstaten kunnen besluiten de leden 1, 2 en 3 niet toe te passen op distributiesysteembeheerders die deel uitmaken van een geïntegreerd aardgasbedrijf dat minder dan 100 000 aangesloten afnemers bedient. Indien voor een distributiesysteembeheerder op 4 augustus 2024 een afwijking overeenkomstig dit lid geldt, kunnen de lidstaten ervoor kiezen de leden 1, 2 en 3 niet toe te passen op een waterstofdistributienetbeheerder binnen hetzelfde bedrijf, mits het aantal aangesloten afnemers van de distributiesysteembeheerder en de waterstofdistributienetbeheerder samen onder de 100 000 blijft.
Artikel 47
Vertrouwelijkheid voor distributiesysteembeheerders
1. Onverminderd artikel 74 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie eerbiedigt elke distributiesysteembeheerder de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven.
2. Distributiesysteembeheerders maken bij de aan- of verkoop van aardgas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.
Artikel 48
Gesloten distributiesystemen voor aardgas
1. De lidstaten kunnen bepalen dat regulerende instanties of andere bevoegde organen een systeem dat aardgas distribueert binnen een geografisch afgebakende industrie- of commerciële locatie of een locatie met gedeelde diensten en dat niet, onder onverminderd lid 4, huishoudelijke afnemers van aardgas voorziet, als gesloten distributiesysteem aanmerken, mits:
a) |
de exploitatie of het productieproces van de gebruikers van dat systeem om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd is, of |
b) |
het systeem primair aardgas distribueert aan de eigenaar of beheerder van het systeem of de daarmee verwante bedrijven. |
2. De lidstaten kunnen bepalen dat de regulerende instanties de beheerder van een gesloten aardgasdistributiesysteem kunnen ontheffen van het in artikel 31, lid 1, vastgelegde vereiste dat tarieven of de methoden voor de berekening hiervan moeten worden goedgekeurd alvorens zij overeenkomstig artikel 78 van kracht worden.
3. Indien er een ontheffing wordt toegestaan op grond van lid 2 van dit artikel, worden de geldende tarieven of de methoden voor de berekening hiervan herzien en goedgekeurd overeenkomstig artikel 78 op verzoek van een gebruiker van het gesloten aardgasdistributiesysteem.
4. Incidenteel gebruik van een klein aantal huishoudelijke afnemers die werkzaam zijn bij of vergelijkbare betrekkingen hebben met de eigenaar van het distributiesysteem en in het gebied dat door een gesloten distributiesysteem bediend wordt, sluit niet uit dat een ontheffing op grond van lid 2 wordt toegestaan.
5. Gesloten distributiesystemen worden als distributiesystemen beschouwd voor de toepassing van deze richtlijn.
Artikel 49
Gecombineerde beheerder
1. Artikel 46, lid 1, vormt geen beletsel voor de exploitatie van infrastructuur voor transmissie, opslag- of LNG-installaties voor aardgas of distributiesysteem door één enkele beheerder, mits de beheerder voldoet aan de toepasselijke bepalingen van hoofdstuk IX.
2. Artikel 46, lid 1, vormt geen beletsel voor de exploitatie van infrastructuur voor waterstoftransmissienetten, waterstofterminals, waterstofopslaginstallaties of waterstofdistributienetten door één enkele beheerder, mits de beheerder voldoet aan de artikelen 68 en 69.
3. De leden 1 en 2 van dit artikel vormen geen beletsel voor de exploitatie van gecombineerde systemen voor aardgas en waterstof door één enkele beheerder, mits aan de vereisten van artikel 69wordt voldaan.
HOOFDSTUK VII
VOORSCHRIFTEN VOOR WATERSTOFNETTEN
Artikel 50
Taken van waterstofnet-, waterstofopslag- en waterstofterminalbeheerders
1. Elke waterstofnet-, waterstofopslag- en waterstofterminalbeheerder is verantwoordelijk om:
a) |
veilige en betrouwbare infrastructuurvoorzieningen voor het transport of de opslag van waterstof onder economische voorwaarden te beheren, onderhouden en ontwikkelen, inclusief herbestemmen, met inachtneming van het milieu, in nauwe samenwerking met beheerders van verbonden en naburige waterstofnetten, teneinde de colocatie van productie en gebruik van waterstof te optimaliseren en op basis van het in artikel 55 bedoelde tienjarige netontwikkelingsplan; |
b) |
ervoor te zorgen dat het waterstofsysteem op lange termijn kan voldoen aan een vastgestelde redelijke vraag naar transport en opslag van waterstof in overeenstemming met het in artikel 55 bedoelde tienjarige netontwikkelingsplan; |
c) |
te zorgen voor afdoende middelen teneinde aan zijn verplichtingen te voldoen; |
d) |
de beheerder van andere netten of systemen waaraan zijn systeem is gekoppeld, voldoende informatie, onder meer over de waterstofkwaliteit, te verschaffen om het zekere en efficiënte beheer, de gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van het stelsel van systemen te waarborgen; |
e) |
geen onderscheid te maken tussen waterstofsysteemgebruikers of categorieën van infrastructuurgebruikers, met name ten gunste van verwante bedrijven; |
f) |
de waterstofsysteemgebruikers de informatie te verstrekken die zij voor een efficiënte toegang tot de infrastructuur nodig hebben; |
g) |
alle redelijke beschikbare maatregelen te nemen om waterstofemissies tijdens hun activiteiten te voorkomen of tot een minimum te beperken, en op gezette tijden alle belangrijke onderdelen die onder de verantwoordelijkheid van de beheerder vallen te onderzoeken op waterstoflekken en deze te herstellen; |
h) |
bij de bevoegde instanties een verslag over de opsporing van waterstoflekken en, indien nodig, een reparatie- of vervangingsprogramma in te dienen, en daarbij jaarlijks statistische informatie over de opsporing en de reparatie van waterstoflekken openbaar te maken. |
2. Waterstoftransmissienetbeheerders stellen zich tot doel te zorgen voor voldoende grensoverschrijdende capaciteit om Europese waterstofinfrastructuur te integreren die voldoet aan alle economisch redelijke en technisch haalbare vraag naar capaciteit die is vastgesteld in het in artikel 55 van deze richtlijn bedoelde tienjarige netontwikkelingsplan en in het in artikel 60 van Verordening (EU) 2024/1789 bedoelde Uniebrede tienjarige netontwikkelingsplan voor waterstof, rekening houdend met de leveringszekerheid van waterstof. Na certificering op grond van artikel 71 van deze richtlijn en artikel 14 van Verordening (EU) 2024/1789, kunnen de bevoegde instanties van de lidstaten besluiten één of een beperkt aantal waterstoftransmissienetbeheerders ermee te belasten voor grensoverschrijdende capaciteit te zorgen.
3. Voor zover noodzakelijk voor systeembeheer en eindgebruikers belast de regulerende instantie waterstofnetbeheerders ermee te zorgen voor een efficiënt beheer van de waterstofkwaliteit en een stabiele waterstofkwaliteit in hun netten, conform de toepasselijke kwaliteitsnormen voor waterstof.
4. Met ingang van 1 januari 2033 of met ingang van een eerdere datum indien de regulerende instantie dat zo bepaalt, zijn waterstofnetbeheerders verantwoordelijk voor het balanceren van hun netten. De door waterstofnetbeheerders vastgestelde regels voor het balanceren van het waterstofnet, waaronder de regels voor de tarieven die zij hun systeemgebruikers aanrekenen voor verstoring van de energiebalans, zijn objectief, transparant en niet-discriminerend.
Artikel 51
Bestaande waterstofnetten
1. De lidstaten kunnen bepalen dat de regulerende instanties met betrekking tot waterstofnetten die op 4 augustus 2024 eigendom waren van een verticaal geïntegreerd bedrijf, een afwijking kunnen toestaan van de vereisten van een of meer van de artikelen 35 en 46 en de artikelen 68 tot en met 71 van deze richtlijn en de artikelen 7 en 65 van Verordening (EU) 2024/1789.
2. Elke op grond van lid 1 toegestane afwijking vervalt indien:
a) |
de regulerende instantie op verzoek van het verticaal geïntegreerde bedrijf besluit een einde te maken aan de afwijking; |
b) |
het waterstofnet waarvoor de afwijking geldt, wordt aangesloten op een ander waterstofnet; |
c) |
het waterstofnet waarvoor de afwijking geldt of de capaciteit ervan wordt uitgebreid met meer dan 5 % wat betreft de lengte of capaciteit ervan ten opzichte van 4 augustus 2024, of |
d) |
de regulerende instantie tot de vaststelling komt dat het blijven toepassen van de afwijking zou dreigen de mededinging te belemmeren of de efficiënte uitrol van waterstofinfrastructuur of de ontwikkeling en werking van de markt voor waterstof in de lidstaat of in de Unie negatief te beïnvloeden. |
3. Om de zeven jaar vanaf de datum waarop een afwijking wordt toegestaan op grond van lid 1, publiceert de regulerende instantie een beoordeling van het effect van die afwijking op de mededinging, de waterstofinfrastructuur en de ontwikkeling en werking van de markt voor waterstof in de Unie of de lidstaat.
4. De regulerende instanties kunnen de beheerders van bestaande waterstofnetten verzoeken hun alle informatie te verstrekken die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken.
Artikel 52
Geografisch afgebakende waterstofnetten
1. De lidstaten kunnen bepalen dat de regulerende instanties voor waterstofnetten die waterstof vervoeren binnen een geografisch afgebakend, industrieel of commercieel gebied, een afwijking kunnen toestaan van de artikelen 68 en 71 of van artikel 46. Zolang de afwijking geldt, moet dat net aan alle volgende voorwaarden voldoen:
a) |
het omvat geen waterstofinterconnectoren; |
b) |
er zijn geen directe verbindingen met waterstofopslaginstallaties of waterstofterminals, tenzij die opslaginstallaties of terminals ook zijn aangesloten op een waterstofnet waarvoor geen afwijking op grond van dit artikel of artikel 51 is toegestaan; |
c) |
het dient in de eerste plaats voor de levering van waterstof aan rechtstreeks op dit net aangesloten afnemers, en |
d) |
het wordt niet aangesloten op een ander waterstofnet, behalve op netten waarvoor ook een op grond van dit artikel toegestane afwijking geldt en die door dezelfde waterstofnetbeheerder worden beheerd. |
2. De regulerende instantie neemt een besluit tot intrekking van de afwijking op grond van lid 1 indien zij tot de vaststelling komt dat het blijven toepassen van de afwijking zou dreigen de mededinging te belemmeren of de efficiënte uitrol van waterstofinfrastructuur of de ontwikkeling en de werking van de markt voor waterstof in de Unie of de lidstaat negatief te beïnvloeden, of indien niet langer wordt voldaan aan een of meer van de in lid 1 genoemde voorwaarden.
Om de zeven jaar vanaf de datum waarop een afwijking wordt toegestaan op grond van lid 1, publiceert de regulerende instantie een beoordeling van het effect van die afwijking op de mededinging, de waterstofinfrastructuur en de ontwikkeling en werking van de markt voor waterstof in de Unie of de lidstaat.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat toegangsverzoeken van waterstofproducenten en aansluitingsverzoeken van industriële afnemers worden gemeld bij de regulerende instantie, openbaar worden gemaakt en worden behandeld op grond van artikel 42. Bij de openbaarmaking van toegangsverzoeken wordt het vertrouwelijke karakter van commercieel gevoelige informatie geëerbiedigd.
Artikel 53
Waterstofinterconnectoren met derde landen
1. Voorafgaand aan de ingebruikname van elke waterstofinterconnector tussen de lidstaten en derde landen sluit de Unie een internationale overeenkomst overeenkomstig artikel 218 VWEU met de betrokken aangesloten derde landen, waarin de exploitatievoorschriften voor de betrokken waterstofinterconnector zijn vastgelegd, indien dat nodig is om te zorgen voor samenhang en consistentie met de in deze richtlijn en in Verordening (EU) 2024/1789 vastgelegde voorschriften voor waterstofnetten. Een internationale overeenkomst wordt niet nodig geacht indien de lidstaat die aan een waterstofinterconnector is aangesloten of aangesloten wil worden overeenkomstig artikel 89 van deze richtlijn met de aangesloten derde landen over een internationale overeenkomst onderhandelt en die sluit, waarin de regels voor de exploitatie van de betrokken waterstofinterconnector worden bepaald teneinde samenhang en consistentie met de in deze richtlijn en in Verordening (EU) 2024/1789 vastgelegde op waterstofnetten toepasselijke regels te waarborgen.
2. Lid 1 van dit artikel laat artikel 85 en de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten onverlet.
3. Lid 1 laat tevens de mogelijkheid onverlet dat de Unie en de lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheid en met inachtneming van de toepasselijke procedures, in gesprek gaan met aangesloten derde landen, onder meer om samenwerking tot stand te brengen met betrekking tot aangelegenheden die van belang zijn voor de productie van waterstof, zoals sociale en milieuaangelegenheden.
Artikel 54
Vertrouwelijkheid voor beheerders van waterstofnetten, waterstofopslaginstallaties en waterstofterminals
1. Onverminderd de wettelijke verplichtingen om informatie openbaar te maken, eerbiedigt elke beheerder van een waterstofnet, waterstofopslaginstallatie of waterstofterminal en elke eigenaar van een waterstofnet de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven. Met name indien de beheerder van een waterstofnet, waterstofopslaginstallatie of waterstofterminal, of de eigenaar van een waterstofnet deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, geeft hij geen commercieel gevoelige informatie vrij aan de andere onderdelen van het verticaal geïntegreerde bedrijf dan transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders of waterstofnetbeheerders, tenzij dit noodzakelijk is voor de uitvoering van een zakelijke transactie.
2. De beheerder van een waterstofnet, waterstofopslaginstallatie of waterstofterminal maakt bij de aan- of verkoop van waterstof door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens die hij van derden heeft verkregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.
3. Informatie die nodig is voor doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt wordt openbaar gemaakt. Deze verplichting laat de bescherming van gevoelige handelsinformatie onverlet.
HOOFDSTUK VIII
GEÏNTEGREERDE NETPLANNING
Artikel 55
Netontwikkeling voor aardgas en waterstof en bevoegdheden om investeringsbeslissingen te nemen
1. Alle transmissiesysteembeheerders en waterstoftransmissienetbeheerders leggen, overeenkomstig lid 2, punt f), na de relevante belanghebbenden geraadpleegd te hebben, de betrokken regulerende instantie ten minste om de twee jaar een tienjarig netontwikkelingsplan voor dat gebaseerd is op het bestaande en te verwachten niveau van vraag en aanbod. Per lidstaat wordt één enkel netontwikkelingsplan voor aardgas en één enkel netontwikkelingsplan voor waterstof of één gezamenlijk plan voor aardgas en waterstof opgesteld.
De lidstaten die één dergelijke gezamenlijk plan toestaan zorgen ervoor dat een dergelijk plan voldoende transparant is om de regulerende instantie in staat te stellen duidelijk vast te stellen op welke specifieke behoeften van de aardgassector en welke specifieke behoeften van de waterstofsector het plan betrekking heeft. Er worden verschillende modellen gemaakt voor elke energiedrager, met aparte hoofdstukken met netkaarten voor aardgas en netkaarten voor waterstof.
De lidstaten waarin voor aardgas en waterstof afzonderlijke plannen worden opgesteld, zorgen ervoor dat transmissiesysteembeheerders en waterstoftransmissienetbeheerders nauw samenwerken wanneer er besluiten moeten worden genomen teneinde voor alle energiedragers systeemefficiëntie, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4, van Richtlijn (EU) 2023/1791, te waarborgen, bijvoorbeeld voor herbestemming.
Waterstoftransmissienetbeheerders werken nauw samen met elektriciteitstransmissiesysteembeheerders en elektriciteitsdistributiesysteembeheerders, indien van toepassing, om de gezamenlijke infrastructuurvereisten te coördineren, zoals de locatie van elektrolyse-installaties en de relevante transmissie-infrastructuur, en houden zoveel mogelijk rekening met hun inzichten.
De lidstaten streven naar gecoördineerde stappen in de planning voor de tienjarige netontwikkelingsplannen voor aardgas, waterstof en elektriciteit.
Infrastructuurbeheerders, met inbegrip van LNG-terminalbeheerders, aardgasopslagsysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, waterstofdistributienetbeheerders, waterstofterminalbeheerders, waterstofopslagbeheerders, infrastructuurbeheerders voor stadsverwarming en elektriciteitsbeheerders zijn verplicht alle relevante informatie te verstrekken aan en te delen met de transmissiesysteembeheerders en waterstoftransmissienetbeheerder van het tienjarige netwerkontwikkelingsplannen. Het tienjarige netontwikkelingsplan voor aardgas bevat efficiënte maatregelen om de toereikendheid van het aardgassysteem en de leveringszekerheid te garanderen, in het bijzonder naleving van de in Verordening (EU) 2017/1938 neergelegde infrastructuurnormen. De tienjarige netontwikkelingsplannen worden, samen met de uitkomst van de raadpleging van belanghebbenden, gepubliceerd en zijn openbaar toegankelijk op een website. Die website wordt regelmatig bijgewerkt zodat de relevante belanghebbenden geïnformeerd worden over het tijdstip, het verloop en de reikwijdte van de raadpleging.
2. De in lid 1 bedoelde tienjarige netontwikkelingsplannen moeten met name:
a) |
uitvoerige en gedetailleerde informatie bevatten over de belangrijkste infrastructuur die de eerstvolgende tien jaar aangelegd of vernieuwd moet worden, rekening houdend met eventuele infrastructurele versterkingen die nodig zijn voor het aansluiten van installaties voor hernieuwbaar en koolstofarm gas en met inbegrip van infrastructuur die is ontwikkeld om terugstroming naar het transmissienet mogelijk te maken; |
b) |
informatie bevatten over alle investeringen waartoe reeds besloten is en aangeven welke nieuwe investeringen en oplossingen aan de vraagzijde waarvoor geen nieuwe infrastructuurinvesteringen vereist zijn de eerstkomende drie jaar gedaan moeten worden; |
c) |
met betrekking tot aardgas, uitvoerige en gedetailleerde informatie bevatten over infrastructuur die kan of zal worden ontmanteld; |
d) |
met betrekking tot waterstof, uitvoerige en gedetailleerde informatie bevatten over infrastructuur die kan of zal worden herbestemd voor de transmissie van waterstof, met name om waterstof te leveren aan eindgebruikers in moeilijk koolstofvrij te maken sectoren, rekening houdend met broeikasgasreductiepotentieel en de energie- en kostenefficiëntie in vergelijking met andere opties; |
e) |
een tijdschema bevatten voor alle investerings- en ontmantelingsprojecten; |
f) |
gebaseerd zijn op een gezamenlijk scenario dat om de twee jaar wordt ontwikkeld door de betrokken infrastructuurbeheerders, met inbegrip van betrokken distributiesysteembeheerders, van ten minste aardgas, waterstof, elektriciteit en, indien van toepassing, stadsverwarming; |
g) |
met betrekking tot aardgas, consistent zijn met de resultaten van de gemeenschappelijke en nationale risico-evaluaties op grond van artikel 7 van Verordening (EU) 2017/1938; |
h) |
in overeenstemming zijn met het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan en de actualiseringen daarvan, rekening houden met de stand van zaken in de geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslagen die zijn ingediend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999, stroken met streefcijfers die zijn vastgelegd door Richtlijn (EU) 2018/2001, en de in artikel 2, lid 1, en artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 bedoelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit ondersteunen; |
i) |
stroken met het in artikel 32 van Verordening (EU) 2024/1789 bedoelde tienjarige Uniebrede netontwikkelingsplan voor aardgas en het in artikel 60 van die verordening bedoelde tienjarige Uniebrede netontwikkelingsplan voor waterstof, naargelang van toepassing; |
j) |
rekening houden met het in artikel 56 bedoelde ontwikkelingsplan voor het waterstofdistributienet en de in artikel 57 bedoelde aardgasnetontmantelingsplannen. |
De in de eerste alinea, punt f), bedoelde gezamenlijke scenario’s zijn gebaseerd op redelijke aannames over de evolutie van de productie, de levering en het verbruik, met name de behoeften van moeilijk koolstofvrij te maken sectoren gelet op het broeikasgasreductiepotentieel en de energie- en kostenefficiëntie in vergelijking met andere opties, en houden rekening met oplossingen aan de vraagzijde waarvoor geen nieuwe infrastructuurinvesteringen vereist zijn. Voor deze scenario’s wordt ook rekening gehouden met grensoverschrijdende uitwisseling, ook met derde landen, en de rol van waterstofopslag en de integratie van waterstofterminals. Infrastructuurbeheerders organiseren voor deze scenario’s een uitvoerige raadpleging die openstaat voor de relevante belanghebbenden, waaronder de distributiesysteembeheerders voor aardgas en elektriciteit, waterstofdistributienetbeheerders, organisaties die betrokken zijn bij de markten voor elektriciteit, aardgas en waterstof, verwarming en koeling, leverings- en productiebedrijven, onafhankelijke aankoopgroeperingen, vraagresponsoperatoren, organisaties die betrokken zijn bij energie-efficiëntieoplossingen, verenigingen van energieverbruikers en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. De raadplegingen vinden in een vroeg stadium en op open, inclusieve en transparante wijze plaats voorafgaand aan de opstelling van het tienjarige netontwikkelingsplan. Alle documenten die door de infrastructuurbeheerders worden aangeleverd om de raadplegingen mogelijk te maken, worden openbaar gemaakt, evenals de uitkomst van de raadpleging van belanghebbenden. De relevante website wordt tijdig bijgewerkt zodra die documenten beschikbaar zijn, zodat relevante belanghebbenden over voldoende informatie beschikken om doeltreffend deel te kunnen nemen aan de raadpleging.
De in de eerste alinea, punt f), van dit lid bedoelde gezamenlijke scenario’s stroken met de overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) 2022/869 opgestelde Uniebrede scenario’s en de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de actualiseringen daarvan overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999, en ondersteunen de in artikel 2, lid 1, en artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 vastgelegde doelstelling inzake klimaatneutraliteit. Dergelijke gezamenlijke scenario’s worden goedgekeurd door de bevoegde nationale instantie. De op grond van artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 401/2009 opgerichte Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering kan, op eigen initiatief, advies verstrekken over de verenigbaarheid van de gezamenlijke scenario’s met de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en haar doelstelling inzake klimaatneutraliteit voor 2050. Met dat advies wordt rekening gehouden door de bevoegde nationale instantie.
3. Bij het opstellen van de tienjarige netontwikkelingsplannen houden de transmissiesysteembeheerder en de waterstoftransmissienetbeheerder ten volle rekening met het potentieel van alternatieven voor uitbreiding van het systeem, zoals het gebruik van vraagrespons, alsook met het verwachte verbruik na toepassing van het energie-efficiëntie-eerstbeginsel overeenkomstig artikel 27 van Richtlijn (EU) 2023/1791, de handel met andere landen en de Uniebrede netontwikkelingsplannen. Met het oog op de energiesysteemintegratie gaan de transmissiesysteembeheerder en de waterstoftransmissienetbeheerder na hoe, waar mogelijk, tegemoet kan worden gekomen aan een behoefte met betrekking tot zowel elektriciteits-, aardgas- als waterstofsystemen, en indien van toepassing warmtesystemen, en verstrekken daarbij informatie over de optimale locatie en omvang van energieopslag en activa voor de omzetting van elektriciteit in gas, alsook over de colocatie van productie en gebruik van waterstof. De waterstoftransmissienetbeheerder verstrekt hierbij ook informatie over de locatie van eindgebruikers in moeilijk koolstofvrij te maken sectoren met het oog op het bevorderen van het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme waterstof in die sectoren.
4. De regulerende instantie raadpleegt op een open en transparante wijze alle daadwerkelijke en potentiële systeemgebruikers over het tienjarige netontwikkelingsplan. Personen of bedrijven die beweren potentiële systeemgebruikers te zijn, kunnen worden verzocht die bewering te onderbouwen. De regulerende instantie maakt het resultaat van de raadpleging bekend, met inbegrip van de mogelijke behoeften aan investeringen, ontmanteling van assets en oplossingen aan de vraagzijde waarvoor geen nieuwe infrastructuurinvesteringen vereist zijn.
5. De regulerende instantie gaat na of het tienjarige netontwikkelingsplan voldoet aan de leden 1, 2 en 3 van dit artikel, alle investeringsbehoeften bestrijkt die tijdens de raadpleging zijn opgetekend en of het, in voorkomend geval, consistent is met de meest recente Uniebrede simulatie van verstoringsscenario’s die door het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas (ENTSB voor gas) is uitgevoerd op grond van artikel 7 van Verordening (EU) 2017/1938, met de regionale en nationale risico-evaluaties op grond van artikel 7 van Verordening (EU) 2017/1938 en met de niet-bindende Uniebrede tienjarige netontwikkelingsplannen (de “Uniebrede netontwikkelingsplannen”) zoals bedoeld in artikel 30, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2019/943, en met de artikelen 32 en 60 van Verordening (EU) 2024/1789. Als betwijfeld wordt of het consistent is met de Uniebrede netontwikkelingsplannen, raadpleegt de regulerende instantie ACER. De regulerende instantie kan eisen dat de transmissiesysteembeheerder zijn tienjarige netontwikkelingsplan wijzigt.
De bevoegde nationale autoriteiten gaan na of het tienjarige netontwikkelingsplan consistent is met de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 vastgelegde doelstelling inzake klimaatneutraliteit, met het nationale energie- en klimaatplan en de actualiseringen daarvan, en met de geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslagen die zijn ingediend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999, en kunnen de regulerende instantie, in geval van inconsistentie, een met redenen omkleed advies met een beschrijving van de afwijking verstrekken, waarmee terdege rekening moet worden gehouden.
6. De regulerende instantie houdt toezicht op en evalueert de uitvoering van het tienjarige netontwikkelingsplan.
7. Als de onafhankelijke systeembeheerder of onafhankelijke transmissiebeheerder of de geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder of onafhankelijke waterstoftransmissienetbeheerder, om andere dan dwingende redenen buiten zijn macht een investering die volgens het tienjarige netontwikkelingsplan in de eerstvolgende drie jaar uitgevoerd had moeten worden, niet uitvoert, zorgen de lidstaten ervoor dat de regulerende instantie ten minste een van de volgende maatregelen moet nemen opdat de investering wordt gedaan indien zij in het licht van het meest recente tienjarige netontwikkelingsplan nog relevant is:
a) |
eisen dat de transmissiesysteembeheerder of de waterstoftransmissienetbeheerder de investering uitvoert; |
b) |
voor de investering een aanbestedingsprocedure organiseren die openstaat voor alle investeerders; |
c) |
de transmissiesysteembeheerder of de waterstoftransmissienetbeheerder verplichten in te stemmen met een kapitaalverhoging om de investering te financieren en onafhankelijke investeerders de mogelijkheid te geven deel te nemen in het kapitaal. |
Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden krachtens de eerste alinea, punt b), kan zij de transmissiesysteembeheerder of de waterstoftransmissienetbeheerder verplichten in te stemmen met:
a) |
financiering door een derde partij; |
b) |
bouw, herbestemming of ontmanteling door een derde partij; |
c) |
opbouw van de nieuwe betrokken assets door de beheerder zelf; |
d) |
exploitatie van de betrokken assets door de beheerder zelf. |
De transmissiesysteembeheerder of de waterstoftransmissienetbeheerder verstrekt de investeerders alle nodige gegevens om de investeringen te verrichten, sluit nieuwe assets aan op het transmissiesysteem of het waterstoftransmissienet en stelt algemeen beschouwd alles in het werk om de uitvoering van het investeringsproject te vergemakkelijken.
De toepasselijke financieringsregelingen zijn onderworpen aan goedkeuring door de regulerende instantie.
8. Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden krachtens lid 7, dekken de toepasselijke tarieven voor netwerktoegang, zoals vastgesteld of goedgekeurd door de regulerende instantie, de kosten van de betrokken investering.
Artikel 56
Ontwikkelingsplan voor het waterstofdistributienet
1. De waterstofdistributienetbeheerders dienen bij de regulerende instantie om de vier jaar een plan in voor de waterstofnetinfrastructuur die zij willen ontwikkelen. Het plan wordt ontwikkeld in nauwe samenwerking met distributiesysteembeheerders voor aardgas en elektriciteit en, indien van toepassing, beheerders van stadsverwarming en -koeling, waarbij wordt gezorgd voor een doeltreffende integratie van de energiesystemen en zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met hun inzichten. De lidstaten mogen toestaan dat waterstofdistributienetbeheerders overeenkomstig dit artikel en distributiesysteembeheerders overeenkomstig artikel 57 die actief zijn in dezelfde regio een gezamenlijk plan opstellen.
De lidstaten die een gezamenlijk plan toestaan zorgen ervoor dat het plan voldoende transparant is om duidelijk vast te stellen op welke specifieke behoeften van de aardgassector en welke specifieke behoeften van de waterstofsector het plan betrekking heeft. Er worden verschillende modellen gemaakt voor elke energiedrager, met aparte hoofdstukken opgesteld met netkaarten voor aardgas en netkaarten voor waterstof.
De lidstaten waarin voor aardgas en waterstof afzonderlijke plannen worden opgesteld, zorgen ervoor dat distributiesysteembeheerders en waterstofdistributienetbeheerders nauw samenwerken wanneer er besluiten moeten worden genomen teneinde voor alle energiedragers systeemefficiëntie te waarborgen, bijvoorbeeld voor herbestemming.
2. Het ontwikkelingsplan voor het waterstofdistributienet moet met name:
a) |
informatie bevatten over de capaciteitsbehoeften, zowel qua volume als qua duur, zoals overeengekomen tussen waterstofdistributienetgebruikers en waterstofdistributienetbeheerders, over de waterstoflevering, en over de capaciteitsbehoeften, zowel qua volume als qua duur, van bestaande en potentiële toekomstige moeilijk koolstofvrij te maken eindgebruikers, rekening houdend met het broeikasgasreductiepotentieel en de energie- en kostenefficiëntie in vergelijking met andere opties en de locatie van die eindgebruikers met het oog op het bevorderen van het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme waterstof in die sectoren; |
b) |
rekening houden met de op grond van artikel 25, lid 6, van Richtlijn (EU) 2023/1791 opgestelde verwarmings- en koelingsplannen en de vraag van sectoren die niet onder de verwarmings- en koelingsplannen vallen, en nagaan hoe het energie-efficiëntie-eerstbeginsel op grond van artikel 27 van die richtlijn wordt nageleefd wanneer wordt overwogen het waterstofdistributienet uit te breiden in sectoren waarin energie-efficiëntere alternatieven beschikbaar zijn; |
c) |
informatie bevatten over de mate waarin herbestemde aardgaspijpleidingen zullen worden gebruikt voor het transport van waterstof, en de mate waarin die herbestemming noodzakelijk is om te voldoen aan de overeenkomstig punt a) vastgestelde capaciteitsbehoeften; |
d) |
gebaseerd zijn op een raadplegingsproces dat openstaat voor de relevante belanghebbenden, zodat deze vroegtijdig en doeltreffend kunnen deelnemen aan het planningsproces en alle relevante informatie wordt verstrekt en gedeeld; |
e) |
samen met de uitkomst van de raadpleging van belanghebbenden worden gepubliceerd op de website van de waterstofdistributienetbeheerder en worden ingediend bij de regulerende instantie; deze website wordt regelmatig bijgewerkt zodat de relevante belanghebbenden over voldoende informatie beschikken om doeltreffend deel te kunnen nemen aan de raadpleging; |
f) |
in lijn zijn met het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan en de actualiseringen daarvan, en met de geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslagen die zijn ingediend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999, en de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 vastgelegde doelstelling inzake klimaatneutraliteit ondersteunen; |
g) |
stroken met het in artikel 60 van Verordening (EU) 2024/1789 bedoelde Uniebrede netontwikkelingsplan voor waterstof en de overeenkomstig artikel 55 van deze richtlijn opgestelde nationale tienjarige netontwikkelingsplannen. |
3. Waterstofdistributienetbeheerders delen alle relevante informatie die nodig is voor het opstellen van het plan met andere waterstofnetbeheerders, met inbegrip van waterstofnetbeheerders in naburige lidstaten indien er een rechtstreekse verbinding is.
4. De regulerende instantie gaat na of het ontwikkelingsplan voor het waterstofdistributienet voldoet aan lid 1 van dit artikel. De regulerende instantie onderzoekt het plan en kan vragen om het plan te wijzigen in lijn met de beoordeling. Bij dit onderzoek houdt zij rekening met de algemene energetisch-economische noodzaak van het waterstofnet en met het op grond van artikel 55, lid 2, punt f), ontwikkelde gezamenlijke scenario. Voor plannen die worden ingediend met betrekking tot waterstofnetten waarvoor op grond van artikel 51 of 52 een afwijking geldt, kan de regulerende instantie ervoor kiezen het plan niet te onderzoeken en geen wijzigingen aan te bevelen.
5. De regulerende instantie houdt bij de goedkeuring van specifieke heffingen in de zin van artikel 5 van Verordening (EU) 2024/1789 rekening met het onderzoek van het ontwikkelingsplan voor het waterstofdistributienet.
6. Tot en met 31 december 2032 kunnen de lidstaten, onverminderd de bevoegdheden van de regulerende instantie om te waken over de netwerktoegangsvoorschriften, een andere bevoegde instantie belasten met het onderzoek van het ontwikkelingsplan voor het waterstofdistributienet en het doen van aanbevelingen voor wijzigingen in het plan door de waterstofdistributienetbeheerder om te zorgen voor samenhang met het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan en de actualiseringen daarvan.
7. In afwijking van de leden 1 tot en met 5 van dit artikel, kunnen de lidstaten ervoor kiezen om op waterstofdistributienetbeheerders vanaf 4 augustus 2024 de vereisten van artikel 55 toe te passen.
Artikel 57
Netontmantelingsplannen voor distributiesysteembeheerders
1. De lidstaten zorgen ervoor dat distributiesysteembeheerders netontmantelingsplannen ontwikkelen wanneer een daling van de aardgasvraag wordt verwacht waardoor aardgasdistributienetten of delen daarvan moeten worden ontmanteld. Deze plannen worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met waterstofdistributienetbeheerders, distributiesysteembeheerders voor elektriciteit en beheerders van stadsverwarming en -koeling, waarbij wordt gezorgd voor een doeltreffende integratie van de energiesystemen en rekening wordt gehouden met hun verminderde gebruik van aardgas voor het verwarmen en koelen van gebouwen waar energie- en kostenefficiëntere alternatieven beschikbaar zijn. De lidstaten mogen toestaan dat distributiesysteembeheerders overeenkomstig dit artikel en waterstofdistributienetbeheerders overeenkomstig artikel 56 die actief zijn in dezelfde regio een gezamenlijk plan opstellen indien delen van de aardgasinfrastructuur moeten worden herbestemd. De lidstaten die één gezamenlijk plan toestaan zorgen ervoor dat het plan voldoende transparant is om duidelijk vast te stellen op welke specifieke behoeften van de aardgassector en welke specifieke behoeften van de waterstofsector het plan betrekking heeft. Indien van toepassing, worden er verschillende modellen gemaakt voor elke energiedrager, met aparte hoofdstukken opgesteld met netkaarten voor aardgas en netkaarten voor waterstof.
De lidstaten waarin voor aardgas en waterstof afzonderlijke plannen worden opgesteld, zorgen ervoor dat distributiesysteembeheerders en waterstofdistributienetbeheerders nauw samenwerken wanneer er besluiten moeten worden genomen teneinde voor alle energiedragers systeemefficiëntie te waarborgen, bijvoorbeeld voor herbestemming.
2. De distributienetontmantelingsplannen voldoen ten minste aan de volgende beginselen:
a) |
de plannen zijn gebaseerd op de overeenkomstig artikel 25, lid 6, van Richtlijn (EU) 2023/1791 opgestelde verwarmings- en koelingsplannen en houden naar behoren rekening met de vraag van sectoren die niet onder de verwarmings- en koelingsplannen vallen; |
b) |
de plannen zijn gebaseerd op redelijke aannames over de evolutie van de productie, de injectie en de levering van aardgas, met inbegrip van biomethaan, enerzijds, en het aardgasverbruik in alle sectoren op distributieniveau, anderzijds; |
c) |
distributiesysteembeheerders bepalen welke aanpassingen aan de infrastructuur nodig zijn, waarbij ze prioriteit geven aan oplossingen aan de vraagzijde die geen nieuwe infrastructuurinvesteringen vergen, en de plannen bevatten een lijst van infrastructuur die moet worden ontmanteld, ook om duidelijkheid te creëren over de mogelijke herbestemming van dergelijke infrastructuur voor waterstoftransport; |
d) |
bij de ontwikkeling van het plan organiseren distributiesysteembeheerders een raadpleging die openstaat voor de relevante belanghebbenden, zodat deze vroegtijdig en doeltreffend kunnen deelnemen aan het planningsproces en alle relevante informatie wordt verstrekt en gedeeld. De resultaten van de raadpleging en het netontmantelingsplan worden ingediend bij de bevoegde nationale autoriteit; |
e) |
de plannen en de resultaten van de raadpleging van belanghebbenden worden gepubliceerd op de websites van de distributiesysteembeheerders en die websites worden regelmatig bijgewerkt om ervoor te zorgen dat de relevante belanghebbenden over voldoende informatie beschikken om doeltreffend te kunnen deelnemen aan de raadpleging; |
f) |
de plannen worden ten minste om de vier jaar bijgewerkt, op basis van de meest recente prognoses voor de vraag naar en het aanbod van aardgas in de betrokken regio, en bestrijken een periode van tien jaar; |
g) |
distributiesysteembeheerders die in hetzelfde regionale gebied actief zijn, kunnen ervoor kiezen één enkel gezamenlijk netontmantelingsplan op te stellen; |
h) |
de plannen stroken met het in artikel 32 van Verordening (EU) 2024/1789 bedoelde Uniebrede netontwikkelingsplan voor aardgas en de overeenkomstig artikel 55 van deze richtlijn opgestelde nationale tienjarige netontwikkelingsplannen; |
i) |
de plannen stroken met het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, het geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslag en de langetermijnstrategie van de lidstaat die op grond van Verordening (EU) 2018/1999 zijn ingediend, en ondersteunen de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 vastgelegde doelstelling inzake klimaatneutraliteit. |
3. De desbetreffende nationale autoriteiten beoordelen of de distributienetontmantelingsplannen in overeenstemming zijn met de beginselen van lid 2. Het distributienetontmantelingsplan wordt door hen goedgekeurd of afgewezen en zij kunnen verlangen dat er wijzigingen worden aangebracht in dat plan.
4. Bij de ontwikkeling van de distributienetontmantelingsplannen wordt de bescherming van eindafnemers overeenkomstig artikel 13 bevorderd en rekening gehouden met hun rechten uit hoofde van artikel 38, lid 6.
5. De lidstaten kunnen ervoor kiezen de in de leden 1 tot en met 4 opgenomen verplichtingen niet toe te passen op distributiesysteembeheerders die op 4 augustus 2024 minder dan 45 000 verbonden afnemers hebben. Indien distributiesysteembeheerders zijn vrijgesteld van de verplichting een distributienetontmantelingsplan in te dienen, stellen zij de regulerende instantie in kennis van de ontmanteling van de distributienetten of delen daarvan.
6. Wanneer het vereist is delen van het aardgasdistributienet vóór het oorspronkelijk geplande einde van hun levenscyclus worden ontmanteld, stelt de regulerende instantie richtsnoeren vast voor een structurele aanpak voor de afschrijving van dergelijke assets en de vaststelling van de tarieven, overeenkomstig artikel 78, lid 7. Bij het opstellen van deze richtsnoeren raadplegen de regulerende instanties de relevante belanghebbenden, met name distributiesysteembeheerders en consumentenorganisaties.
Artikel 58
Aansluitvergoedingen en -kosten voor installaties voor de productie van biomethaan
1. De lidstaten voorzien in een ondersteunend regelgevingskader voor installaties voor de productie van biomethaan met betrekking tot aansluitvergoedingen en kosten die voortvloeien uit hun aansluiting op de transmissie- of distributienetten. Dit regelgevingskader waarborgt dat:
a) |
bij de aansluitvergoedingen en -kosten rekening wordt gehouden met het energie-efficiëntie-eerstbeginsel dat van toepassing is op netontwikkeling overeenkomstig artikel 3 en artikel 27, lid 2, van Richtlijn (EU) 2023/1791; |
b) |
aansluitvergoedingen en -kosten worden bekendgemaakt als onderdeel van de procedures voor de aansluiting van nieuwe productiefaciliteiten voor hernieuwbaar gas en koolstofarm gas op het transmissie- en distributiesysteem als vastgesteld in de artikelen 41 en 45 van deze richtlijn en op grond van artikel 20, lid 2, van Richtlijn (EU) 2018/2001; |
c) |
rekening wordt gehouden met de beginselen van transparantie en non-discriminatie, de noodzaak van stabiele financiële kaders voor bestaande investeringen, de bevordering van de uitrol van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas in de betrokken lidstaat en het bestaan van alternatieve ondersteuningsmechanismen voor het opschalen van het gebruik van hernieuwbaar of koolstofarm gas, in voorkomend geval. |
2. Bij de vaststelling of goedkeuring van tarieven of de door de transmissiesysteembeheerders en distributiesysteembeheerders te gebruiken methoden, kunnen de regulerende instanties rekening houden met de ontstane kosten en investeringen die deze systeembeheerders hebben gedaan om aan hun verplichtingen te voldoen en die niet direct worden terugverdiend uit de aansluitkosten en -vergoedingen, voor zover de kosten overeenkomen met die van een efficiënte en structureel vergelijkbare gereguleerde beheerder.
Artikel 59
Financiering van grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur
1. Indien de lidstaten op grond van artikel 35, lid 1, een systeem van gereguleerde derdentoegang tot waterstoftransmissienetten toepassen en indien een waterstofinterconnectorproject geen project van gemeenschappelijk belang is als bedoeld in hoofdstuk II van Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad (49) en punt 3 van bijlage I bij die verordening, dragen de aangrenzende en betrokken waterstoftransmissienetbeheerders de kosten van het project en kunnen zij deze verrekenen in hun respectieve tariefsysteem, indien de regulerende instantie dit goedkeurt. Als de waterstoftransmissienetbeheerders een aanzienlijk verschil tussen de opbrengsten en de kosten vaststellen, kunnen zij een projectplan opstellen, met daarin een verzoek om grensoverschrijdende kostenverdeling, en dit gezamenlijk ter gezamenlijke goedkeuring indienen bij de betrokken regulerende instanties.
2. Indien waterstoftransmissienetbeheerders een projectplan als vastgesteld in lid 1 indienen, gaan het projectplan en het verzoek om grensoverschrijdende kostenverdeling vergezeld van een projectspecifieke kosten-batenanalyse, waarin rekening wordt gehouden met de voordelen van het project buiten de grenzen van de betrokken lidstaten, en van een bedrijfsplan waarin de financiële levensvatbaarheid van het project wordt beoordeeld, waarin een financieringsoplossing wordt opgenomen en waarin wordt gespecificeerd of de betrokken waterstoftransmissienetbeheerders instemmen met een onderbouwd voorstel voor een grensoverschrijdende kostenverdeling.
De betrokken regulerende instanties nemen, na raadpleging van de waterstoftransmissienetbeheerders, een gezamenlijk besluit over de verdeling van de investeringskosten die door elke waterstoftransmissienetbeheerder moeten worden gedragen voor het project.
3. Vanaf 1 januari 2033 onderhandelen alle betrokken waterstoftransmissienetbeheerders over een systeem van financiële compensatie om de financiering van grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur te waarborgen indien er geen tarieven worden gehanteerd voor toegang tot waterstoftransmissienetten bij interconnectiepunten tussen lidstaten, op grond van artikel 7, lid 8, van Verordening (EU) 2024/1789. Bij de ontwikkeling van dat systeem organiseren de waterstoftransmissienetbeheerders een uitvoerige raadpleging waarbij alle relevante marktdeelnemers worden betrokken.
4. De betrokken waterstoftransmissienetbeheerders bereiken uiterlijk op 31 december 2035 overeenstemming over het systeem van financiële compensatie en leggen dit ter gezamenlijke goedkeuring voor aan de betrokken regulerende instanties. Indien binnen die termijn geen overeenstemming wordt bereikt, nemen de betrokken regulerende instanties binnen twee jaar gezamenlijk een besluit. Wanneer de betrokken regulerende instanties er niet in slagen binnen twee jaar overeenstemming te bereiken, neemt ACER een besluit overeenkomstig de procedure op grond van artikel 6, lid 10, van Verordening (EU) 2019/942.
5. Het systeem van financiële compensatie wordt toegepast in lijn met artikel 78, lid 1, punt c).
6. Bij de transitie naar een systeem van financiële compensatie worden bestaande capaciteitscontracten niet beïnvloed door het vastgestelde financiële compensatiemechanisme.
7. Nadere bijzonderheden die nodig zijn voor de uitvoering van het in dit artikel beschreven proces, met inbegrip van de vereiste processen en tijdschema’s, het proces voor de evaluatie en, zo nodig, de wijziging van het systeem van financiële compensatie teneinde rekening te houden met de tariefontwikkeling en de ontwikkeling van de waterstofnetten, worden vastgelegd in een op grond van artikel 72 van Verordening (EU) 2024/1789 vastgestelde netcode.
HOOFDSTUK IX
ONTVLECHTING VAN TRANSMISSIESYSTEEMBEHEERDERS EN WATERSTOFTRANSMISSIENETBEHEERDERS
Artikel 60
Ontvlechting van transmissiesystemen en van transmissiesysteembeheerders
1. De lidstaten zorgen ervoor dat:
a) |
ieder bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, handelt als een transmissiesysteembeheerder; |
b) |
dezelfde persoon niet het recht heeft om:
|
c) |
dezelfde persoon niet het recht heeft om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en om op directe of indirecte wijze zeggenschap uit te oefenen of rechten uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht; |
d) |
dezelfde persoon niet het recht heeft om lid te zijn van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van zowel een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, als een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem. |
2. De in lid 1, punten b) en c), bedoelde rechten omvatten met name:
a) |
het recht om stemrechten uit te oefenen; |
b) |
de bevoegdheid om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, of |
c) |
het hebben van een meerderheidsaandeel. |
3. Voor de toepassing van lid 1, punt b), wordt onder de term “bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht” ook begrepen “bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht” in de zin van Richtlijn (EU) 2019/944, en wordt onder de termen “transmissiesysteembeheerder” en “transmissiesysteem” ook “transmissiesysteembeheerder”, respectievelijk “transmissiesysteem” in de zin van die richtlijn begrepen.
4. De in lid 1, punt a), van dit artikel vervatte verplichting wordt geacht te zijn vervuld in een situatie waarin twee of meer bedrijven die eigenaar zijn van transmissiesystemen, een gemeenschappelijke onderneming hebben opgericht die in twee of meer lidstaten optreedt als transmissiesysteembeheerder van de betrokken transmissiesystemen. Geen ander bedrijf mag deel uitmaken van de gemeenschappelijke onderneming, tenzij het op grond van artikel 61 is erkend als onafhankelijke systeembeheerder of als onafhankelijke transmissiebeheerder voor de toepassing van afdeling 3.
5. Indien de in lid 1, punten b), c) en d), bedoelde persoon de lidstaat of een ander overheidsorgaan is, worden voor de toepassing van dit artikel twee afzonderlijke overheidsorganen die zeggenschap uitoefenen over, enerzijds, een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem en, anderzijds, over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, niet als dezelfde persoon beschouwd.
6. De lidstaten zorgen ervoor dat noch de in artikel 40 bedoelde commercieel gevoelige gegevens in de handen van een transmissiesysteembeheerder die deel heeft uitgemaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, noch het personeel van die transmissiesysteembeheerder, worden overgedragen aan bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten.
7. Indien het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan een lidstaat besluiten lid 1 niet toe te passen. Wat betreft het gedeelte van het transmissiesysteem dat een lidstaat met een derde land verbindt tussen de grens van die lidstaat en het eerste connectiepunt met het net van die lidstaat, indien het transmissiesysteem op 23 mei 2019 toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan een lidstaat besluiten lid 1 niet toe te passen.
In dat geval besluit de betrokken lidstaat:
a) |
een onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen overeenkomstig artikel 61, of |
b) |
de bepalingen van afdeling 3 na te leven. |
8. Indien het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf en er regelingen van kracht zijn die een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van afdeling 3, kan een lidstaat besluiten lid 1 van dit artikel niet toe te passen.
Wat betreft het gedeelte van het transmissiesysteem dat een lidstaat met een derde land verbindt tussen de grens van die lidstaat en het eerste connectiepunt met het net van die lidstaat, indien het transmissiesysteem op 23 mei 2019 toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf en er regelingen van kracht zijn die een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van afdeling 3, kan die lidstaat besluiten lid 1 van dit artikel niet toe te passen.
9. Voordat een bedrijf wordt goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder krachtens lid 8 van dit artikel, wordt het gecertificeerd volgens de procedures van artikel 71, leden 4 tot en met 6, van deze richtlijn, en van artikel 14 van Verordening (EU) 2024/1789. Daarna controleert de Commissie of de bestaande regelingen duidelijk een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van afdeling 3.
10. Een verticaal geïntegreerd bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, mag in geen geval worden belet maatregelen te treffen om te voldoen aan lid 1.
11. Bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten, mogen in geen geval in staat zijn op directe of indirecte wijze zeggenschap of enig recht uit te oefenen ten aanzien van ontvlochten transmissiesysteembeheerders in lidstaten die lid 1 toepassen.
Artikel 61
Onafhankelijke systeembeheerders
1. Indien het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan een lidstaat besluiten artikel 60, lid 1, niet toe te passen en op voorstel van de transmissiesysteemeigenaar een onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen.
Wat betreft het gedeelte van het transmissiesysteem dat een lidstaat met een derde land verbindt tussen de grens van die lidstaat en het eerste connectiepunt met het net van die lidstaat, indien het transmissiesysteem op 23 mei 2019 toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan die lidstaat besluiten artikel 60, lid 1, niet toe te passen en op voorstel van de transmissiesysteemeigenaar een onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen.
De aanwijzing van een onafhankelijke systeembeheerder wordt door de Commissie goedgekeurd.
2. De lidstaat mag een onafhankelijke systeembeheerder alleen goedkeuren en aanwijzen indien:
a) |
de kandidaat-beheerder heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van artikel 60, lid 1, punten b), c) en d); |
b) |
de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij beschikt over de financiële, technische, fysieke en personele middelen om de taken op grond van artikel 39 uit te voeren; |
c) |
de kandidaat-beheerder heeft toegezegd een tienjarig netontwikkelingsplan uit te voeren dat door de regulerende instantie wordt gemonitord; |
d) |
de transmissiesysteemeigenaar heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen op grond van lid 5 kan nakomen; daartoe stelt de eigenaar alle ontwerpen van contractuele regelingen ter beschikking van de kandidaat-systeembeheerder en van alle andere relevante entiteiten; |
e) |
de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen op grond van Verordening (EU) 2024/1789 kan nakomen, inclusief de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders op Europees en regionaal niveau. |
3. Bedrijven die door de regulerende instantie zijn gecertificeerd omdat zij voldoen aan de voorschriften van artikel 72 en van lid 2 van dit artikel, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als onafhankelijke systeembeheerders. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 71 van deze richtlijn en artikel 14 van Verordening (EU) 2024/1789, hetzij van artikel 72 van deze richtlijn, is van toepassing.
4. Iedere onafhankelijke systeembeheerder is verantwoordelijk voor het verlenen en beheren van derdentoegang tot het net, inclusief het innen van een toegangsheffing en congestielasten voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, en zorgt ervoor dat door een afdoende investeringsplanning wordt gewaarborgd dat het systeem op langere termijn in staat is aan een redelijke vraag te voldoen. Wat de ontwikkeling van het transmissiesysteem betreft, is de onafhankelijke systeembeheerder verantwoordelijk voor de planning, met inbegrip van de toestemmingsprocedure, de bouw en de bestelling van nieuwe infrastructuur. In die zin treedt de onafhankelijke systeembeheerder op als transmissiesysteembeheerder overeenkomstig dit hoofdstuk. De transmissiesysteemeigenaar is niet bevoegd voor het verlenen en beheren van toegang voor derden, noch voor de investeringsplanning.
5. Indien een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zorgt de transmissiesysteemeigenaar voor:
a) |
de nodige samenwerking met en ondersteuning van de onafhankelijke systeembeheerder voor de uitvoering van zijn taken, inclusief meer bepaald alle toepasselijke informatie; |
b) |
de financiering van door de onafhankelijke systeembeheerder geplande en door de regulerende instantie goedgekeurde investeringen, of hij stemt ermee in dat die investeringen door een betrokken partij, waaronder de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd; de toepasselijke financiële regelingen moeten worden goedgekeurd door de regulerende instantie; alvorens deze goedkeuring te geven, raadpleegt de regulerende instantie de transmissiesysteemeigenaar samen met andere betrokken partijen; |
c) |
het dekken van de aansprakelijkheid met betrekking tot de netactiva, met uitzondering van de aansprakelijkheid die verband houdt met de taken van de onafhankelijke systeembeheerder; |
d) |
waarborgen teneinde de financiering van netuitbreidingen te vergemakkelijken, met uitzondering van die investeringen waarvoor hij er op grond van punt b) mee heeft ingestemd dat zij door een betrokken partij, inclusief de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd. |
6. In nauwe samenwerking met de regulerende instantie, worden aan de betrokken nationale mededingingsautoriteit alle toepasselijke bevoegdheden verleend om de naleving door de transmissiesysteemeigenaar van zijn verplichtingen op grond van lid 5 daadwerkelijk te monitoren.
Artikel 62
Ontvlechting van transmissiesysteemeigenaren, waterstoftransmissieneteigenaren, aardgasopslagsysteembeheerders en waterstofopslagbeheerders
1. Transmissiesysteem- en waterstoftransmissieneteigenaren, indien een onafhankelijke systeembeheerder of een onafhankelijke waterstoftransmissienetbeheerder is aangewezen, en aardgasopslagsysteembeheerders of waterstofopslagbeheerders die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerd bedrijf, zijn onafhankelijk, althans wat hun rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft, van andere, niet met transmissie, distributie, transport en opslag van aardgas en waterstof samenhangende activiteiten.
Dit artikel geldt uitsluitend voor aardgasopslaginstallaties die in technische of economische zin noodzakelijk zijn voor een efficiënte toegang voor de levering aan afnemers op grond van artikel 33.
2. Teneinde de in lid 1 bedoelde onafhankelijkheid van de transmissiesysteem- of waterstoftransmissieneteigenaar en de aardgasopslagsysteembeheerder of waterstofopslagbeheerder te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:
a) |
de personen die verantwoordelijk zijn voor het management van de transmissiesysteem- of waterstoftransmissieneteigenaar v en de aardgasopslagsysteembeheerder of waterstofopslagbeheerder nemen niet deel aan bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie en levering van aardgas en waterstof; |
b) |
er worden passende maatregelen genomen teneinde ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het management van de transmissiesysteem- of waterstoftransmissieneteigenaar en de aardgasopslagsysteembeheerder of waterstofopslagbeheerder, zodat zij onafhankelijk kunnen functioneren; |
c) |
de aardgasopslagsysteembeheerder of waterstofopslagbeheerder heeft effectieve beslissingsbevoegdheid, onafhankelijk van het geïntegreerde aardgasbedrijf, wat de activa betreft die noodzakelijk zijn voor de exploitatie, het onderhoud, en de ontwikkeling van de opslaginstallaties. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moederonderneming op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 78, lid 7, in een dochteronderneming beschermd worden; hierdoor wordt met name de moederonderneming in staat gesteld haar goedkeuring te hechten aan het jaarlijks financieel plan, of elk equivalent instrument, van de aardgasopslagsysteembeheerder of de waterstofopslagbeheerder, en algemene limieten vast te stellen voor de schuldenlast van haar dochteronderneming. De moederonderneming kan echter geen instructies geven voor het dagelijks beheer van de opslagfaciliteit, noch inzake specifieke besluiten betreffende de bouw of modernisering van opslaginstallaties die niet verder gaan dan het goedgekeurde financieringsplan, of een gelijkwaardig instrument; |
d) |
de transmissiesysteem- of waterstoftransmissieneteigenaar en de aardgasopslagsysteembeheerder of waterstofopslagbeheerder stellen een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten en zorgen ervoor dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord; dat programma bevat ook de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen. De persoon of de instantie die belast is met het toezicht op het nalevingsprogramma dient bij de regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld; dit verslag wordt bekendgemaakt. |
3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn teneinde richtsnoeren vast te stellen om ervoor te zorgen dat de transmissiesysteem- of waterstoftransmissieneteigenaar en de aardgasopslagsysteembeheerder of waterstofopslagbeheerder lid 2 van dit artikel volledig en daadwerkelijk naleven.
Artikel 63
Activa, apparatuur, personeel en identiteit
1. Transmissiesysteembeheerders beschikken over alle menselijke, technische, fysieke en financiële middelen die nodig zijn om hun uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen na te komen en de werkzaamheden van transmissie van aardgas uit te voeren, met name:
a) |
de activa die nodig zijn voor de werkzaamheden van transmissie van aardgas, waaronder het transmissiesysteem, zijn eigendom van de transmissiesysteembeheerder; |
b) |
het personeel dat nodig is voor de werkzaamheden van transmissie van aardgas, met inbegrip van de uitvoering van alle bedrijfstaken, is in dienst van de transmissiesysteembeheerder; |
c) |
het is verboden personeel in te huren c.q. te verhuren en diensten te verrichten aan en vanuit andere onderdelen van een verticaal geïntegreerd bedrijf, maar een transmissiesysteembeheerder mag wel diensten verrichten ten behoeve van het verticaal geïntegreerde bedrijf, mits:
|
d) |
onverminderd de besluiten van het controleorgaan op grond van artikel 66, worden passende financiële middelen voor toekomstige investeringsprojecten of voor de vervanging van de bestaande activa tijdig beschikbaar gesteld door het verticaal geïntegreerde bedrijf, na een passend verzoek van de transmissiesysteembeheerder. |
2. De werkzaamheden van transmissie van aardgas omvatten, naast de in artikel 39 genoemde, ten minste de volgende activiteiten:
a) |
vertegenwoordigen van de transmissiesysteembeheerder en contacten onderhouden met derde partijen en de regulerende instanties; |
b) |
vertegenwoordiging van de transmissiesysteembeheerder binnen het ENTSB voor gas; |
c) |
toewijzen en beheren van de toegang van derde partijen, zodanig dat niet gediscrimineerd wordt tussen systeemgebruikers of groepen van systeemgebruikers; |
d) |
inning van alle heffingen in verband met het transmissiesysteem, inclusief toegangsheffingen en balanceringsheffingen voor ondersteunende diensten zoals de behandeling van aardgas en de aankoop van diensten (balanceringskosten, energie voor verlies); |
e) |
exploitatie, onderhoud en ontwikkeling van een veilig, efficiënt en economisch transmissiesysteem; |
f) |
investeringsplanning zodat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag en de leveringszekerheid kan waarborgen; |
g) |
het opzetten van passende gemeenschappelijke ondernemingen, inclusief met een of meer transmissiesysteembeheerders, aardgasbeurzen, en de andere relevante marktdeelnemers, bedoeld om regionale markten te creëren of het liberaliseringsproces te faciliteren; |
h) |
alle bedrijfsdiensten, waaronder juridische diensten, boekhouding en IT-diensten. |
3. De transmissiesysteembeheerder krijgt een rechtsvorm als bedoeld in bijlage II bij Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad (50).
4. De transmissiesysteembeheerder sticht, wat betreft de identiteit van het bedrijf, communicatie, merken en gebouwen, geen verwarring aangaande de afzonderlijke identiteit van het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel daarvan.
5. De transmissiesysteembeheerder heeft met het verticaal geïntegreerde bedrijf of met een onderdeel daarvan geen gemeenschappelijke IT-systemen of gemeenschappelijke apparatuur, geen gemeenschappelijke fysieke gebouwen noch beveiligingssystemen inzake toegang en maakt geen gebruik van dezelfde consultants of externe contractanten voor IT-systemen of -apparatuur of voor beveiligingssystemen inzake toegang.
6. De boekhouding van transmissiesysteembeheerders wordt door een andere accountant gecontroleerd dan de accountant die het verticaal geïntegreerde bedrijf of een deel ervan controleert.
Artikel 64
Onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder
1. Onverminderd de besluiten van het controleorgaan op grond van artikel 66:
a) |
beschikt de distributiesysteembeheerder over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het transmissiesysteem; |
b) |
is de transmissiesysteembeheerder bevoegd geld te verwerven op de kapitaalmarkt, met name door leningen en kapitaalverhoging. |
2. De transmissiesysteembeheerder zorgt ervoor dat hij op elk moment beschikt over de nodige middelen om de transmissiefunctie naar behoren en efficiënt uit te voeren en om een efficiënt, veilig en rendabel transmissiesysteem te ontwikkelen en te onderhouden.
3. Dochterondernemingen van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering verrichten, hebben geen directe of indirecte belangen in de transmissiesysteembeheerder. De transmissiesysteembeheerder heeft geen directe of indirecte belangen in een dochteronderneming van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering verricht, en ontvangt van die dochteronderneming geen dividenden of ander financieel voordeel.
4. De algehele beheersstructuur en de bedrijfsstatuten van de transmissiesysteembeheerder zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk onafhankelijk is, in overeenstemming met deze afdeling. Het verticaal geïntegreerde bedrijf bepaalt direct noch indirect het marktgedrag van de transmissiesysteembeheerder met betrekking tot de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of met betrekking tot activiteiten die nodig zijn voor de opstelling van het op grond van artikel 55 ontwikkelde tienjarige netontwikkelingsplan.
5. Bij het vervullen van de in artikel 39 en artikel 63, lid 2, van deze richtlijn genoemde taken, alsmede bij de naleving van artikel 6, lid 1, punt a), artikel 10, leden 2, 3 en 4, artikel 13, lid 1, artikel 17, lid 1, en artikel 33, lid 6, van Verordening (EU) 2024/1789, discrimineren transmissiesysteembeheerders geen personen of entiteiten en beperken, verstoren of voorkomen zij de mededinging bij de productie of levering niet.
6. De commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, met inbegrip van leningen van de transmissiesysteem-beheerder aan het verticaal geïntegreerde bedrijf, voldoen aan de marktvoorwaarden. De transmissiesysteembeheerder houdt gedetailleerde gegevens bij van die commerciële en financiële betrekkingen en stelt die desgevraagd ter beschikking aan de regulerende instantie.
7. De transmissiesysteembeheerder legt alle commerciële en financiële overeenkomsten met het verticaal geïntegreerde bedrijf ter goedkeuring voor aan de regulerende instantie.
8. De transmissiesysteembeheerder informeert de regulerende instantie over de in artikel 63, lid 1, punt d), bedoelde financiële middelen die beschikbaar zijn voor toekomstige investeringsprojecten of voor de vervanging van bestaande assets.
9. Het verticaal geïntegreerde bedrijf onthoudt zich van elke handeling die de transmissiesysteembeheerder hindert of benadeelt bij de naleving van de in deze afdeling neergelegde verplichtingen, en verlangt niet van de transmissiesysteembeheerder dat hij het verticaal geïntegreerde bedrijf voor de naleving van die verplichtingen om toestemming verzoekt.
10. Een bedrijf dat door de regulerende instantie gecertificeerd is als bedrijf dat aan de voorschriften van deze afdeling voldoet, wordt door de betrokken lidstaat goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 71 van deze richtlijn en artikel 14 van Verordening (EU) 2024/1789 hetzij artikel 72 van deze richtlijn is van toepassing.
11. De transmissiesysteembeheerder maakt gedetailleerde informatie openbaar over de kwaliteit van het in zijn netten getransporteerde aardgas, op basis van de artikelen 16 en 17 van Verordening (EU) 2015/703 van de Commissie (51).
Artikel 65
Onafhankelijkheid van het personeel en het management van de transmissiesysteembeheerder
1. Besluiten over benoeming en herbenoeming, arbeidsvoorwaarden zoals salariëring en beëindiging van de ambtstermijn van de personen die verantwoordelijk zijn voor het management of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder worden genomen door het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder dat is benoemd overeenkomstig artikel 66.
2. De identiteit en de voorwaarden voor de duur en de beëindiging van de ambtstermijn van de personen die door het controleorgaan zijn aangewezen voor benoeming of herbenoeming voor de algemene directie of als lid van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en de redenen voor het voorgestelde besluit tot beëindiging van een ambtstermijn, worden aan de regulerende instantie meegedeeld. Deze voorwaarden en de in lid 1 bedoelde besluiten zijn pas bindend als de regulerende instantie binnen drie weken na de kennisgeving geen bezwaar heeft aangetekend.
De regulerende instantie mag bezwaar aantekenen tegen de in lid 1 bedoelde besluiten:
a) |
als er twijfel bestaat ten aanzien van de professionele onafhankelijkheid van een benoemd persoon die verantwoordelijk is voor het management of een lid van de bestuursorganen, of |
b) |
in geval van een voortijdige beëindiging van de ambtstermijn, indien er twijfel is aan de terechtheid ervan. |
3. In de drie jaar voor de benoeming van de personen die verantwoordelijk zijn voor het management of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder op wie dit lid van toepassing is, hebben zij direct en indirect geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel ervan of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen, anders dan de transmissiesysteembeheerder.
4. De personen die verantwoordelijk zijn voor het management of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een andere professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een ander onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.
5. De personen die verantwoordelijk zijn voor het management of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een belang bij of een ander financieel voordeel van een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf, anders dan de transmissiesysteembeheerder. Hun bezoldiging hangt niet af van andere activiteiten of resultaten van het verticaal geïntegreerde bedrijf dan die van de transmissiesysteembeheerder.
6. Bij de regulerende instantie kunnen personen die verantwoordelijk zijn voor het management of leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk in beroep gaan tegen een voortijdige beëindiging van hun ambtstermijn.
7. Na de beëindiging van hun ambtstermijn binnen de transmissiesysteembeheerder hebben de personen die verantwoordelijk zijn voor het management ervan of de leden van de bestuursorganen ervan gedurende ten minste vier jaar geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf anders dan de transmissiesysteembeheerder, of bij de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.
8. Lid 3 is van toepassing op de meerderheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor het management of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder.
De personen die verantwoordelijk zijn voor het management of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder die niet onderworpen zijn aan lid 3 mogen gedurende een tijdvak van ten minste zes maanden voor hun benoeming in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen beheers- of andere relevante activiteit hebben uitgeoefend.
De eerste alinea van dit lid en de leden 4 tot en met 7 zijn van toepassing op alle personen die tot de algemene directie behoren en op alle personen die daaraan rechtstreeks rapporteren over aangelegenheden in verband met de werking, het onderhoud of de ontwikkeling van het net.
Artikel 66
Controleorgaan
1. De transmissiesysteembeheerder heeft een controleorgaan dat de besluiten neemt die van aanzienlijke invloed kunnen zijn op de waarde van de activa van de aandeelhouders binnen de transmissiesysteembeheerder, met name besluiten aangaande de goedkeuring van de jaarlijkse en langetermijnfinancieringsplannen, de schuldenlast van de transmissiesysteembeheerder en de aan de aandeelhouders uitgekeerde dividenden. Besluiten betreffende de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of in verband met de voorbereidingswerkzaamheden betreffende het tienjarig netontwikkelingsplan dat is ontwikkeld op grond van artikel 55, vallen buiten de bevoegdheid van het controleorgaan.
2. Het controleorgaan wordt samengesteld uit leden die het verticaal geïntegreerde bedrijf vertegenwoordigen, leden die derde aandeelhouders vertegenwoordigen en, indien het nationale recht dat voorschrijft, leden die andere betrokken partijen vertegenwoordigen zoals de werknemers van de transmissiesysteembeheerder.
3. Artikel 65, lid 2, eerste alinea, en artikel 65, leden 3 tot en met 7, zijn van toepassing op ten minste de helft min één van de leden van het controleorgaan.
Artikel 65, lid 2, tweede alinea, punt b), is van toepassing op alle leden van het controleorgaan.
Artikel 67
Nalevingsprogramma en nalevingsfunctionaris
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerders een nalevingsprogramma opstellen en uitvoeren met maatregelen die waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is, en dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving van dat programma. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen. Het moet door de regulerende instantie worden goedgekeurd. Onverminderd de bevoegdheden van de regulerende instantie wordt de naleving van het programma gemonitord door een onafhankelijke nalevingsfunctionaris.
2. Het controleorgaan benoemt een nalevingsfunctionaris, mits de regulerende instantie hiermee akkoord gaat. De regulerende instantie mag de goedkeuring van een nalevingsfunctionaris alleen weigeren vanwege een gebrek aan onafhankelijkheid of een beroepsbekwaamheid. De nalevingsfunctionaris kan een natuurlijke of een rechtspersoon zijn. Artikel 65, leden 2 tot en met 8, zijn van toepassing op de nalevingsfunctionaris.
3. De nalevingsfunctionaris wordt belast met het volgende:
a) |
monitoren van de uitvoering van het nalevingsprogramma; |
b) |
opstellen van een jaarverslag met de maatregelen die zijn genomen om het nalevingsprogramma uit te voeren, en het voorleggen ervan aan de regulerende instantie; |
c) |
verslag uitbrengen aan het controleorgaan en aanbevelingen doen over het nalevingsprogramma en de uitvoering ervan; |
d) |
in kennis stellen van de regulerende instantie van elke ernstige inbreuk bij de uitvoering van het nalevingsprogramma; |
e) |
verslag uitbrengen aan de regulerende instantie over de commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder. |
4. De nalevingsfunctionaris legt de voorgestelde besluiten over het investeringsplan of de individuele investeringen in het net voor aan de regulerende instantie. Dit gebeurt uiterlijk wanneer de bedrijfsleiding of het bevoegde bestuursorgaan van de transmissiesysteembeheerder die aan het controleorgaan voorlegt.
5. Wanneer het verticaal geïntegreerde bedrijf in een algemene vergadering of met een stemming door de leden van het controleorgaan die het heeft benoemd, de aanneming van een besluit dat in het kader van het tienjarige netontwikkelingsplan de komende drie jaar had moeten worden genomen, heeft voorkomen met als gevolg dat investeringen in een net voorkomen of uitgesteld worden, meldt de nalevingsfunctionaris dit aan de regulerende instantie, die vervolgens overeenkomstig artikel 55 handelt.
6. De voorwaarden betreffende het mandaat of de arbeidsvoorwaarden van de nalevingsfunctionaris, met inbegrip van de duur van zijn of haar mandaat, worden goedgekeurd door de regulerende instantie. Deze voorwaarden waarborgen de onafhankelijkheid van de nalevingsfunctionaris, onder meer door hem te voorzien van alle middelen die nodig zijn om zijn of haar taken te vervullen. Tijdens zijn of haar mandaat mag de nalevingsfunctionaris — al dan niet rechtstreeks — geen professionele positie, verantwoordelijkheid of belang hebben in het verticaal geïntegreerd bedrijf of in een deel ervan of ten aanzien van de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.
7. De nalevingsfunctionaris brengt regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit aan de regulerende instantie en heeft het recht om regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit te brengen aan het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder.
8. De nalevingsfunctionaris mag alle vergaderingen bijwonen van de bedrijfsleiding of de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en van het controleorgaan en de algemene vergadering. De nalevingsfunctionaris woont alle vergaderingen bij waarin de volgende punten op de agenda staan:
a) |
voorwaarden voor toegang tot het bij Verordening (EU) 2024/1789 opgerichte net, met name wat betreft tarieven, toegangsdiensten aan derden, capaciteitstoewijzing, congestiebeheer, transparantie, balancering en secundaire markten; |
b) |
projecten om het transmissiesysteem te exploiteren, te onderhouden en te ontwikkelen, inclusief investeringen in nieuwe transportverbindingen, in het vergroten van de capaciteit en in de optimalisering van de bestaande capaciteit; |
c) |
aankoop en verkoop van energie die nodig is voor de exploitatie van het transmissiesysteem. |
9. De nalevingsfunctionaris ziet erop toe dat de transmissiesysteembeheerder artikel 40 naleeft.
10. De nalevingsfunctionaris heeft toegang tot alle relevante gegevens en de kantoren van de transmissiesysteembeheerder, en tot alle informatie die voor de uitvoering van de taak van de nalevingsfunctionaris nodig is.
11. Het controleorgaan kan de nalevingsfunctionaris ontslaan na goedkeuring door de regulerende instantie. Het ontslaat de nalevingsfunctionaris op verzoek van de regulerende instantie wegens gebrek aan onafhankelijkheid of aan beroepsbekwaamheid.
12. De kantoren van de transmissiesysteembeheerder zijn toegankelijk voor de nalevingsfunctionaris zonder voorafgaande aankondiging.
Artikel 68
Ontvlechting van waterstoftransmissienetbeheerders
1. De lidstaten zorgen ervoor dat waterstoftransmissienetbeheerders vanaf 5 augustus 2026 ontvlecht worden overeenkomstig de regels voor aardgastransmissiesysteembeheerders van artikel 60.
2. Voor de toepassing van dit artikel, van de artikelen 46 en 60 van deze richtlijn, en van de artikelen 35 en 43 van Richtlijn (EU) 2019/944 omvat productie of levering de productie en levering van waterstof en omvat transmissie ook het transport van waterstof.
3. Een lidstaat kan besluiten lid 1 van dit artikel niet toe te passen op waterstoftransmissienetten die toebehoren aan een verticaal geïntegreerd bedrijf. In dat geval wijst de betrokken lidstaat een onafhankelijke waterstoftransmissienetbeheerder aan die is ontvlochten overeenkomstig de in artikel 61 vastgelegde regels voor onafhankelijke aardgassysteembeheerders. Waterstoftransmissienetbeheerders en transmissiesysteembeheerders voor aardgas die ontvlecht zijn overeenkomstig artikel 60, lid 1, kunnen optreden als onafhankelijke waterstoftransmissienetbeheerder, met inachtneming van de vereisten op grond van artikel 69.
4. Indien een waterstoftransmissienet toebehoort aan een of meer gecertificeerde transmissiesysteembeheerders voor aardgas, of indien een waterstoftransmissienet op 4 augustus 2024 tot een verticaal geïntegreerd bedrijf behoort dat actief is op het gebied van waterstofproductie of -levering, kunnen de lidstaten besluiten lid 1 van dit artikel niet toe te passen en een entiteit onder het uitsluitende beheer van de transmissiesysteembeheerder of onder het gezamenlijke beheer van twee of meer transmissiesysteembeheerders, of onder het uitsluitende beheer van het verticaal geïntegreerde bedrijf dat actief is op het gebied van waterstofproductie of -levering, aan te wijzen als een verticaal geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder die is ontvlochten overeenkomstig de in afdeling 3 van dit hoofdstuk vastgelegde regels voor onafhankelijke transmissiesysteembeheerders voor aardgas.
Niettegenstaande de eerste alinea van dit lid kunnen de lidstaten, wanneer een lidstaat op grond van lid 2 van artikel 69 een afwijking van de vereisten van dat artikel heeft toegestaan en een waterstoftransmissienet toebehoort aan een of meer gecertificeerde transmissiesysteembeheerders voor aardgas die zijn ontvlochten overeenkomstig de in afdeling 3 van dit hoofdstuk vastgelegde regels voor onafhankelijke transmissiesysteembeheerders voor aardgas, besluiten lid 1 van dit artikel niet toe te passen en deze entiteit of een entiteit onder het gezamenlijke beheer van twee of meer transmissiesysteembeheerders, aan te wijzen als geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder die is ontvlochten overeenkomstig de in afdeling 3 van dit hoofdstuk vastgelegde regels voor onafhankelijke transmissiebeheerders voor aardgas.
Indien een bedrijf een overeenkomstig artikel 60, lid 1, ontvlochten transmissiesysteembeheerder en een geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder omvat, kan dat bedrijf actief zijn op het gebied van de productie of levering van waterstof, maar niet op het gebied van de productie of levering van aardgas of elektriciteit. Indien een dergelijk bedrijf zich bezighoudt met de productie of levering van waterstof, voldoet de transmissiesysteembeheerder voor aardgas aan de eisen van afdeling 3 van dit hoofdstuk, en boeken of gebruiken het bedrijf en alle delen daarvan geen capaciteitsrechten om waterstof te injecteren in een door het bedrijf geëxploiteerd transmissie- of distributiesysteem voor aardgas.
5. De in artikel 72 bepaalde regels die van toepassing zijn op waterstoftransmissienetbeheerder, zijn van toepassing op waterstofnetbeheerders.
Artikel 69
Horizontale ontvlechting van waterstoftransmissienetbeheerders
1. Wanneer een waterstoftransmissienetbeheerder deel uitmaakt van een bedrijf dat actief is op het gebied van transmissie of distributie van aardgas of elektriciteit, is deze ten minste wat rechtsvorm betreft onafhankelijk.
2. De lidstaten kunnen op basis van een openbaar toegankelijke positieve kosten-batenanalyse afwijkingen van de in lid 1 vastgelegde vereisten toestaan aan waterstoftransmissienetbeheerders, onder voorbehoud van een positieve beoordeling door de regulerende instantie overeenkomstig lid 4.
3. De op grond van lid 2 toegestane afwijkingen worden bekendgemaakt en ter kennis van de Commissie gebracht, vergezeld van de in lid 4 bedoelde betrokken beoordeling, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.
4. Op het moment dat op grond van lid 2 een afwijking wordt toegestaan, en vervolgens ten minste om de zeven jaar, of op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie, maakt de regulerende instantie van de lidstaat die de afwijking verleent, een beoordeling bekend van het effect van de afwijking op de transparantie, de kruissubsidies, de nettarieven en de grensoverschrijdende handel. Een dergelijke beoordeling omvat ten minste het tijdschema van verwachte overdrachten van activa van de aardgassector naar de waterstofsector.
Indien de regulerende instantie op basis van een beoordeling tot de vaststelling komt dat het blijven toepassen van de afwijking negatieve gevolgen zou hebben voor de transparantie, kruissubsidies, nettarieven en grensoverschrijdende handel, of wanneer de overdracht van activa van de aardgassector naar de waterstofsector heeft plaatsgevonden, trekt de lidstaat de afwijking in.
5. In afwijking van de leden 2, 3 en 4 mogen Estland, Letland en Litouwen aan waterstoftransmissienetbeheerders afwijkingen van de in lid 1 bedoelde vereisten toestaan. De Commissie wordt in kennis gesteld van dergelijke afwijkingen, die op 31 december 2030 aflopen. Na de datum waarop een op grond van dit lid verleende afwijking verstrijkt, kunnen Estland, Letland en Litouwen afwijkingen toestaan op grond van de leden 2, 3 en 4.
Artikel 70
Ontvlechting van de boekhouding voor waterstofnetbeheerders
De lidstaten zorgen ervoor dat de boekhouding van waterstofnetbeheerders wordt gevoerd overeenkomstig artikel 75.
Artikel 71
Aanwijzing en certificering van transmissiesysteembeheerders en waterstoftransmissienetbeheerders
1. Voordat een bedrijf wordt goedgekeurd en als transmissiesysteembeheerder of waterstoftransmissienetbeheerder wordt aangewezen, wordt zij gecertificeerd volgens de procedures van de leden 4, 5 en 6 van dit artikel en artikel 14 van Verordening (EU) 2024/1789.
2. Bedrijven die overeenkomstig de certificeringsprocedure door de regulerende instantie gecertificeerd zijn als zijnde in overeenstemming met de eisen van artikel 60 of artikel 68, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerders of waterstoftransmissienetbeheerder. De aanwijzing van transmissiesysteembeheerders en waterstoftransmissienetbeheerders wordt ter kennis van de Commissie gebracht en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
3. De gecertificeerde bedrijven stellen de regulerende instantie in kennis van elke geplande transactie die een herevaluatie kan vereisen van hun naleving van de vereisten van artikel 60 of artikel 68.
4. De regulerende instanties zien erop toe dat of de gecertificeerde bedrijven de eisen van artikel 60 of artikel 68 permanent naleven. Zij starten een certificeringsprocedure om bedoelde naleving te waarborgen:
a) |
wanneer zij op grond van lid 3 een kennisgeving van het gecertificeerd bedrijf ontvangen; |
b) |
op eigen initiatief wanneer zij er kennis van hebben dat een geplande wijziging van rechten of invloed ten aanzien van gecertificeerde bedrijven of transmissiesysteemeigenaars kan leiden tot een inbreuk op artikel 60 of artikel 68, of wanneer zij redenen hebben om aan te nemen dat een dergelijke inbreuk heeft plaatsgevonden, of |
c) |
na een met redenen omkleed verzoek van de Commissie. |
5. De regulerende instanties nemen een besluit over de certificering van een beheerder van een transmissiesysteem of een waterstoftransmissienetbeheerder binnen 100 werkdagen na de datum van kennisgeving door de beheerder van een transmissiesysteem of een waterstoftransmissienetbeheerder of de datum van het verzoek van de Commissie. Na het verstrijken van deze periode wordt de certificering geacht te zijn toegekend. Het expliciete of stilzwijgende besluit van de regulerende instantie wordt pas van kracht na de afronding van de procedure van lid 6.
6. Het expliciete of stilzwijgende besluit betreffende de certificering wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met dit besluit. De Commissie besluit volgens de procedure van artikel 14 van Verordening (EU) 2024/1789.
7. De regulerende instanties en de Commissie kunnen bij transmissiesysteembeheerders, waterstoftransmissienetbeheerders en bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten, alle informatie opvragen die van toepassing is voor de uitvoering van hun taken op grond van dit artikel.
8. De regulerende instanties en de Commissie nemen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht.
Artikel 72
Certificering met betrekking tot derde landen
1. Indien een transmissiesysteemeigenaar, een transmissiesysteembeheerder, een waterstoftransmissienetbeheerder of een waterstoftransmissieneteigenaar waarover een persoon uit een derde land zeggenschap heeft, om certificering verzoekt, stelt de regulerende instantie de Commissie daarvan in kennis.
De regulerende instantie stelt de Commissie tevens onverwijld in kennis van omstandigheden die ertoe zouden leiden dat een persoon uit een derde land zeggenschap over een transmissiesysteem, een transmissiesysteembeheerder, een waterstoftransmissienet of een waterstoftransmissienetbeheerder verkrijgt.
2. De transmissiesysteembeheerder of waterstoftransmissienetbeheerder stelt de regulerende instantie in kennis van omstandigheden die ertoe zouden leiden dat een persoon uit een derde land zeggenschap over het transmissiesysteem, de transmissiesysteembeheerder, het waterstoftransmissienet of de waterstoftransmissienetbeheerder verkrijgt.
3. De regulerende instantie neemt binnen 100 werkdagen na de datum van kennisgeving door een transmissiesysteembeheerder of waterstoftransmissienetbeheerder een ontwerpbesluit over de certificering van een transmissiesysteembeheerder of waterstofnetbeheerder. Zij weigert de certificering indien niet is aangetoond:
a) |
dat de betrokken entiteit voldoet aan de vereisten van artikel 60 of artikel 68, en |
b) |
ten overstaan van de regulerende instantie of een andere bevoegde instantie, aangewezen door de lidstaat die de certificering toekent, dat het toekennen van de certificering geen bedreiging vormt voor de energieleveringszekerheid of de essentiële veiligheidsbelangen van de lidstaat en de Unie; bij het beraad over deze vraag houdt de regulerende instantie of de andere aldus aangewezen bevoegde instantie rekening met:
|
4. Het ontwerpbesluit wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie over het besluit.
5. De lidstaten bepalen dat de regulerende instantie of de aangewezen bevoegde instantie, bedoeld in lid 3, punt b) van dit artikel, alvorens de regulerende instantie een besluit neemt over de certificering, bij de Commissie advies moeten inwinnen over:
a) |
de vraag of de betrokken entiteit voldoet aan de vereisten van artikel 60 of artikel 68, en |
b) |
de vraag of het toekennen van de certificering een bedreiging vormt voor de energieleveringszekerheid van de Unie. |
6. De Commissie onderzoekt het in lid 5 bedoelde verzoek om een advies zodra zij dat heeft ontvangen. Binnen 50 werkdagen na ontvangst van het verzoek geeft de Commissie een advies aan de regulerende instantie of aan de aangewezen bevoegde instantie, indien het verzoek afkomstig was van laatstgenoemde instantie.
Wanneer de Commissie haar advies opstelt, mag zij de standpunten vragen van ACER, de betrokken lidstaat en belanghebbenden. De periode van 50 werkdagen wordt in geval van dergelijke vraag van de Commissie met 50 werkdagen verlengd.
Als de Commissie niet binnen de in de eerste en de tweede alinea bedoelde periode advies uitbrengt, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben tegen het besluit van de regulerende instantie.
7. Bij de beoordeling of zeggenschap door een persoon uit een derde land een bedreiging vormt voor de energieleverings- en leveringszekerheid of de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie of van een lidstaat, houdt de Commissie rekening met:
a) |
de specifieke feiten van het betrokken geval en het betrokken derde land, met inbegrip van bewijs van de invloed van het betrokken derde land op de in lid 3, punt b), iii), beschreven situatie, en |
b) |
de rechten en verplichtingen van de Unie met betrekking tot dat derde land krachtens het internationaal recht, met inbegrip van een overeenkomst die is gesloten met een of meer derde landen waarbij de Unie partij is en waarin de leveringszekerheid aan bod komt. |
8. De regulerende instantie neemt, binnen 50 werkdagen na de in lid 6 bedoelde periode, een definitief besluit over de certificering. Bij het nemen van haar definitieve besluit houdt de regulerende instantie ten volle rekening met het advies van de Commissie. In ieder geval heeft een lidstaat het recht certificering te weigeren wanneer toekenning van een certificering een bedreiging vormt voor de energieleverings- en leveringszekerheid van de lidstaat of de energieleverings- en leveringszekerheid van een andere lidstaat. Indien de lidstaat op grond van lid 3, punt b) een andere bevoegde instantie heeft aangewezen, mag hij van de nationale regulerende instantie verlangen dat zij haar definitieve besluit afstemt op het oordeel van die bevoegde instantie. Het definitieve besluit van de regulerende instantie en het advies van de Commissie worden samen bekendgemaakt. Indien het definitieve besluit afwijkt van het advies van de Commissie, verstrekt en publiceert de betrokken lidstaat tezamen met dit besluit de motivering ervan.
9. Niets in dit artikel doet afbreuk aan het recht van de lidstaten om, in overeenstemming met het Unierecht, nationale wettelijke controles uit te voeren ter bescherming van legitieme belangen op het gebied van de openbare veiligheid.
10. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze richtlijn aan te vullen met richtsnoeren waarin de voor de toepassing van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven.
Artikel 73
Aanwijzing van beheerders van aardgasopslag-, waterstofopslag-, LNG-installaties en waterstofterminals
De lidstaten of door hen daartoe aangezochte bedrijven met eigen aardgasopslag-, waterstofopslag-, LNG-installaties en waterstofterminals wijzen een of meer beheerders voor dergelijke infrastructuurvoorzieningen aan voor een termijn die door de lidstaten op grond van efficiëntie en economisch evenwicht wordt vastgesteld.
Artikel 74
Recht op inzage van de boekhouding
1. De lidstaten of de bevoegde instantie die zij aanwijzen, waaronder de regulerende instanties en de in artikel 32, lid 3, bedoelde instanties voor geschillenbeslechting, hebben recht op inzage van de boekhouding van de aardgas- en waterstofbedrijven als vastgesteld in artikel 75, voor zover dat voor de uitvoering van hun taken nodig is.
2. De lidstaten en de aangewezen bevoegde instanties, waaronder de regulerende instanties en de instanties voor geschillenbeslechting, eerbiedigen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens. De lidstaten kunnen regelingen treffen voor het openbaar maken van dergelijke gegevens waar dit voor de uitvoering van de functies van de bevoegde instanties nodig is.
Artikel 75
Ontvlechting van de boekhouding
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de boekhouding van aardgas- en waterstofbedrijven wordt gevoerd overeenkomstig de leden 2 tot en met 5.
2. Ongeacht hun eigendomsregeling of rechtsvorm houden aardgas- en waterstofbedrijven zich bij de opstelling, indiening voor accountantscontrole en publicatie van hun jaarrekening aan de nationale voorschriften inzake de jaarrekening van kapitaalvennootschappen die zijn vastgesteld op grond van Richtlijn 2013/34/EU.
Bedrijven die niet bij wet verplicht zijn hun jaarrekening te publiceren, dienen op hun hoofdkantoor een kopie daarvan ter beschikking van het publiek te houden.
3. Om discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentievervalsing te voorkomen, voeren bedrijven intern een afzonderlijke boekhouding voor al hun transmissie-, distributie-, LNG-, waterstofterminal-, aardgasopslag-; waterstofopslag- en waterstoftransportactiviteiten, zoals zij zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende ondernemingen werden uitgevoerd. De infrastructuuractiva van de bedrijven worden toegewezen aan de relevante boekhoudingen en gereguleerde activa afzonderlijk voor aardgas-, elektriciteits- of waterstofactiva en deze allocatie wordt transparant gemaakt. Bedrijven stellen ook al dan niet geconsolideerde jaarrekeningen op voor andere activiteiten die geen verband houden met transmissie-, distributie-, LNG-, waterstofterminal-, aardgas- of waterstofopslag- of waterstoftransportactiviteiten. Inkomsten die voortkomen uit de eigendom van het transmissie-, distributie- of waterstofnet worden in de boekhouding gespecificeerd. In voorkomend geval voeren bedrijven een boekhouding op geconsolideerde basis voor hun andere, niet op aardgas- of waterstofgebied liggende activiteiten. De interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst-en-verliesrekening. De boekhoudkundige scheiding wordt gecontroleerd overeenkomstig de regels van lid 2 en gerapporteerd aan de betrokken regulerende instantie.
4. Bij de accountantscontrole zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel wordt in het bijzonder nagegaan dat de verplichting tot voorkoming van discriminatie en kruissubsidies zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel wordt nagekomen. Onverminderd artikel 5 van Verordening (EU) 2024/1789 vindt geen kruissubsidiëring plaats tussen gebruikers van het aardgassysteem en gebruikers van het waterstofnet.
5. Onverminderd de nationaal geldende boekhoudvoorschriften specificeren de bedrijven in hun interne boekhouding welke regels zij bij de opstelling van de in lid 3 genoemde afzonderlijke rekeningen volgen voor de toerekening van de activa en passiva, de lasten en baten, alsmede de regels voor de afschrijving. Die interne regels mogen slechts in uitzonderlijke gevallen worden gewijzigd. Dergelijke wijzigingen worden aan de regulerende instantie gemeld en naar behoren gemotiveerd.
6. De bedrijven specificeren in de toelichting bij de jaarrekening alle transacties van een zekere omvang met verwante bedrijven.
HOOFDSTUK X
REGULERENDE INSTANTIES
Artikel 76
Aanwijzing en onafhankelijkheid van regulerende instanties
1. Iedere lidstaat wijst één enkele regulerende instantie op nationaal niveau aan.
2. Lid 1 van dit artikel belet niet dat in de lidstaten op regionaal niveau andere regulerende instanties worden aangewezen, mits er voor representatie- en contactdoeleinden op EU-niveau in de raad van regelgevers van ACER één hooggeplaatste vertegenwoordiger is, overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) 2019/942.
3. In afwijking van lid 1 van dit artikel kan een lidstaat regulerende instanties voor kleine systemen aanwijzen in een geografisch afgescheiden landgedeelte dat in het jaar 2008 een verbruik had van minder dan 3 % van het verbruik van de lidstaat waarvan het deel uitmaakt. De aanwijzing van een hooggeplaatste vertegenwoordiger voor representatie- en contactdoeleinden op EU-niveau in de raad van regelgevers van ACER overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) 2019/942 wordt door deze afwijking onverlet gelaten.
4. De lidstaten waarborgen de onafhankelijkheid van de regulerende instantie en zorgen ervoor dat zij haar bevoegdheid op onpartijdige en transparante wijze uitoefent. Te dien einde waken de lidstaten erover dat de regulerende instantie, bij de uitvoering van de reguleringstaken die haar bij deze richtlijn en de aanverwante rechtshandelingen worden opgelegd:
a) |
juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk is van enige andere publieke of particuliere entiteit; |
b) |
ervoor zorgt dat haar personeel en de personen die belast zijn met haar beheer:
|
5. Om de onafhankelijkheid van de regulerende instantie te beschermen, zorgen de lidstaten er met name voor dat:
a) |
de regulerende instantie zelfstandig besluiten kan nemen, onafhankelijk van enig politiek orgaan; |
b) |
de regulerende instantie beschikt over alle benodigde personele en financiële middelen om haar taken en bevoegdheden op doeltreffende en efficiënte wijze uit te voeren; |
c) |
de regulerende instantie een afzonderlijke jaarlijkse begrotingstoewijzing en autonomie bij de uitvoering van die toegewezen begroting heeft; |
d) |
de leden van het bestuur van de regulerende instantie, of bij afwezigheid van een bestuur, de hogere leiding van de regulerende instantie, worden aangesteld voor een vaste termijn van vijf tot zeven jaar, die eenmaal kan worden verlengd; |
e) |
de leden van het bestuur van de regulerende instantie, of bij afwezigheid van een bestuur, de hogere leiding van de regulerende instantie, worden aangesteld op grond van objectieve, transparante en bekendgemaakte criteria, volgens een onafhankelijke en onpartijdige procedure, waarmee wordt gegarandeerd dat de kandidaten voor de relevante positie in de regulerende instantie over de vereiste vaardigheden en ervaring beschikken; |
f) |
bepalingen inzake belangenconflicten worden vastgesteld en de vertrouwelijkheidsverplichtingen zich over een periode uitstrekken die het einde van het mandaat van de leden van het bestuur van de regulerende instantie, of bij afwezigheid van een bestuur, het einde van het mandaat van de hogere leiding van de regulerende instantie, overschrijdt; |
g) |
de leden van het bestuur van de regulerende instantie, of bij afwezigheid van een bestuur, de hogere leiding van de regulerende instantie, uitsluitend op basis van geldende transparante criteria kunnen worden ontslagen. |
In verband met de eerste alinea, punt d), voorzien de lidstaten in een adequaat rouleringsschema voor het bestuur of de hogere leiding. De leden van het bestuur, of bij afwezigheid van een bestuur, de leden van de hogere leiding, mogen in die termijn uitsluitend van hun ambt worden ontheven als ze niet langer voldoen aan de in dit artikel omschreven voorwaarden of volgens de nationale wetgeving schuldig zijn geweest aan wangedrag.
De lidstaten kunnen voorzien in de controle achteraf van de jaarrekeningen van de regulerende instanties door een onafhankelijke auditor.
6. Uiterlijk op 5 juli 2026 en vervolgens om de vier jaar dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de naleving door de nationale instanties van het in dit artikel vastgelegde onafhankelijkheidsbeginsel. De Commissie maakt dergelijke verslagen openbaar.
Artikel 77
Algemene doelstellingen van de regulerende instantie
Bij de uitvoering van de in deze richtlijn omschreven reguleringstaken neemt de regulerende instantie alle redelijke maatregelen om de volgende doelstellingen te bereiken binnen het kader van haar taken en bevoegdheden zoals vastgelegd in artikel 78, waar nodig in nauw overleg met de andere betrokken nationale autoriteiten, waaronder mededingingsautoriteiten en de betrokken autoriteiten van aangrenzende lidstaten en aangrenzende derde landen, en zonder dat wordt geraakt aan hun bevoegdheden:
a) |
bevordering, in nauwe samenwerking met de regulerende instanties van andere lidstaten, de Commissie en ACER, van door concurrentie gekenmerkte, flexibele, zekere en vanuit milieuoogpunt duurzame interne markten voor aardgas, hernieuwbaar gas, koolstofarm gas en waterstof binnen de Unie, waarborging dat aardgas- en waterstofnetten op een doeltreffende en betrouwbare manier werken en versnelling van de energiesysteemintegratie, rekening houdend met doelstellingen op lange termijn, zodat wordt bijgedragen tot de samenhangende, efficiënte en effectieve toepassing van het Unierecht met het oog op de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie; |
b) |
ontwikkeling van door concurrentie gekenmerkte en goed functionerende regionale grensoverschrijdende markten binnen de Unie met het oog op het bereiken van de in a) genoemde doelstelling; |
c) |
opheffen van alle beperkingen voor handel in aardgas en waterstof tussen de lidstaten, inclusief het opheffen van beperkingen als gevolg van verschillen in kwaliteit van aardgas en waterstof, verschillen qua volume waterstof dat wordt bijgemengd in het aardgassysteem, of van verschillen in kwaliteit van waterstof in het waterstofsysteem, ontwikkelen van afdoende grensoverschrijdende transmissiecapaciteit of transportcapaciteit om aan de vraag te voldoen en versterken van de integratie van nationale markten door de interoperabiliteit van het stelsel van aardgassystemen of waterstofsystemen in de Unie te verzekeren, hetgeen de aardgasstroom in de Unie kan faciliteren; |
d) |
op de meest kosteneffectieve manier en rekening houdend met het energie-efficiëntie-eerstbeginsel bijdragen aan de ontwikkeling van veilige, betrouwbare en efficiënte niet-discriminerende systemen die klantgericht zijn, de adequaatheid van systemen bevorderen, alsmede, in overeenstemming met de algemene energie- en klimaatdoelstellingen, energie-efficiëntie en de integratie van groot- en kleinschalige productie van gas uit hernieuwbare bronnen en gedistribueerde productie in transmissie- en distributienetten bevorderen, en de exploitatie ervan in verhouding tot andere energienetten voor elektriciteit en warmte vergemakkelijken; |
e) |
de aansluiting en toegang van nieuwe productiecapaciteit op respectievelijk tot het net vergemakkelijken, met name door de belemmeringen voor de aansluiting en toegang van nieuwkomers op de markten voor gas en waterstof uit hernieuwbare bronnen weg te nemen; |
f) |
ervoor zorgen dat de systeembeheerders en -gebruikers de nodige stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie, en met name de energie-efficiëntie, van netprestaties te verbeteren en de marktintegratie te versterken; |
g) |
ervoor zorgen dat afnemers baat hebben bij een efficiënte werking van hun nationale markt, bevorderen van daadwerkelijke mededinging en bijdragen tot het waarborgen van een hoog niveau van consumentenbescherming in nauwe samenwerking met de desbetreffende consumentenbeschermingsautoriteiten en overleg met de desbetreffende consumentenorganisaties; |
h) |
bijdragen tot het bereiken van een hoog niveau van openbare dienstverlening voor aardgas, tot de bescherming van kwetsbare afnemers en tot de compatibiliteit van de processen voor de uitwisseling van gegevens die nodig zijn voor het veranderen van leverancier. |
Artikel 78
Taken en bevoegdheden van de regulerende instantie
1. De regulerende instantie heeft de volgende taken:
a) |
vaststellen of goedkeuren, volgens transparante criteria, van transmissie- of distributietarieven of de berekeningsmethoden hiervoor, of beide; |
b) |
goedkeuren van de gezamenlijke scenario’s voor de tienjarige netontwikkelingsplannen overeenkomstig artikel 55, lid 2, punt f), indien de lidstaat in dergelijke goedkeuring voorziet; |
c) |
vaststellen of goedkeuren volgens transparante criteria, van tarieven voor toegang tot waterstofnetten of de methoden daarvoor, of beide, onverminderd de besluiten van de lidstaten op grond van artikel 35, lid 4; |
d) |
vaststellen of goedkeuren, volgens transparante criteria, van…:
|
e) |
waarborgen van de naleving door transmissiesysteembeheerders en distributiesysteembeheerders en in voorkomend geval systeemeigenaars, alsook waterstofnetbeheerders, aardgas- en waterstofbedrijven en andere marktdeelnemers van hun verplichtingen op grond van deze richtlijn en Verordening (EU) 2024/1789, de netcodes en richtsnoeren die zijn vastgesteld op grond van de artikelen 70, 71 en 72 van Verordening (EU) 2024/1789, Verordening (EU) 2017/1938 en andere relevant Unierecht, inclusief bij grensoverschrijdende kwesties, alsmede van beslissingen van ACER; |
f) |
er in nauwe samenwerking met de andere regulerende instanties voor zorgen dat het ENTSB voor gas, de overeenkomstig de artikelen 52 tot en met 57 van Verordening (EU) 2019/943 opgerichte Europese entiteit van distributiesysteembeheerders (de “EU-DSB-entiteit”) en het overeenkomstig artikel 57 van Verordening (EU) 2024/1789 opgerichte Europees netwerk van waterstofnetbeheerders (European Network of Network Operators for Hydrogen — ENNOH) hun verplichtingen op grond van deze richtlijn en Verordening (EU) 2024/1789, de netcodes en richtsnoeren die zijn vastgesteld op grond van de artikelen 70 tot en met 74 van Verordening (EU) 2024/1789, en ander relevant Unierecht, waaronder wat betreft grensoverschrijdende kwesties, evenals de besluiten van ACER naleven, en gezamenlijk de niet-naleving door het ENTSB voor gas, de EU-DSB-entiteit en het ENNOH van hun respectievelijke verplichtingen vaststellen; indien de regulerende instanties er niet in zijn geslaagd overeenstemming te bereiken binnen een periode van vier maanden na het begin van de raadplegingen met het oog op de gezamenlijke vaststelling van niet-naleving, het voorleggen van de kwestie aan ACER voor een beslissing op grond van artikel 6, lid 10, van Verordening (EU) 2019/942; |
g) |
toezicht houden op de ontwikkeling van de gaskwaliteit en het beheer van de gaskwaliteit door transmissiesysteembeheerders en, in voorkomend geval, distributiesysteembeheerders, met inbegrip van toezicht op de ontwikkeling van de kosten in verband met het beheer van de gaskwaliteit door systeembeheerders en de ontwikkelingen in verband met het bijmengen van waterstof in het aardgassysteem en het isoleren ervan uit dat systeem, door aardgasopslagsysteembeheerders en door LNG-installatiebeheerders en, indien een lidstaat reeds een andere bevoegde instantie met het vergaren van deze informatie heeft belast, deelt die bevoegde instantie de informatie met de regulerende instantie; |
h) |
toezicht houden op de ontwikkeling van de waterstofkwaliteit en het beheer van de waterstofkwaliteit door waterstofnetbeheerders, in voorkomend geval zoals bedoeld in artikel 50, met inbegrip van toezicht op de ontwikkeling van de kosten in verband met het beheer van de waterstofkwaliteit; |
i) |
rekening houden met het onderzoek en de beoordeling van de plannen voor de ontwikkeling van de waterstoftransportinfrastructuur die de waterstofnetbeheerders op grond van de artikelen 55 en 56 van deze richtlijn hebben ingediend, wanneer zij de specifieke heffingen in de zin van artikel 5 van Verordening (EU) 2024/1789 goedkeurt; |
j) |
samenwerken in verband met grensoverschrijdende kwesties met de regulerende instantie of instanties van de betrokken lidstaten en met ACER, met name door deel te nemen aan de werkzaamheden van de raad van regulators van ACER op grond van artikel 21 van Verordening (EU) 2019/942. Met betrekking tot de infrastructuur van en naar een derde land kan de regulerende instantie van de lidstaat waar zich het eerste interconnectiepunt met het net van de lidstaten bevindt, samenwerken met de bevoegde autoriteiten van het derde land, met inbegrip van de bevoegde autoriteiten van de landen die partij zijn bij de Energiegemeenschap, na overleg met de regulerende instanties van de andere betrokken lidstaten, teneinde, wat die infrastructuur betreft, deze richtlijn consequent toe te passen op het grondgebied van de lidstaten; |
k) |
naleven en uitvoeren van alle desbetreffende wettelijk bindende besluiten van ACER en de Commissie; |
l) |
op jaarlijkse basis verslag uitbrengen over haar activiteit en de uitvoering van haar taken aan de relevante autoriteiten van de lidstaten, ACER en de Commissie, en over de genomen maatregelen en behaalde resultaten voor elk van de in dit artikel genoemde taken; |
m) |
erover waken dat er geen kruissubsidies zijn tussen activiteiten met betrekking tot transmissie, distributie, waterstoftransport, aardgas- en waterstofopslag, LNG- en waterstofterminals en levering van aardgas en waterstof, onverminderd artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1789; |
n) |
toezicht houden op de investeringsplannen van de transmissiesysteembeheerders en waterstoftransmissienetbeheerders, in haar jaarverslag de samenhang beoordelen tussen het investeringsplan van de transmissiesysteembeheerders en waterstoftransmissienetbeheerders en de Uniebrede netontwikkelingsplannen die worden bedoeld in de artikelen 32 en 60 van Verordening (EU) 2024/1789, en in die beoordeling aanbevelingen opnemen tot wijziging van die investeringsplannen; |
o) |
toezicht houden op de naleving en controleren van de eerdere resultaten van de regels inzake zekerheid en betrouwbaarheid van het net, alsook vaststelling of goedkeuring van de normen en voorschriften van de kwaliteit van de diensten en de levering, of hier tezamen met andere bevoegde instanties toe bijdragen; |
p) |
toezicht houden op het transparantieniveau, met inbegrip van groothandelsprijzen, en waken over de naleving van de transparantieverplichtingen door de aardgas- en waterstofbedrijven; |
q) |
toezicht houden op het niveau en de doeltreffendheid van openstelling van de markt en de mededinging op groothandels- en retailniveau, inclusief aardgas- en waterstofbeurzen, tarieven voor huishoudelijke afnemers, inclusief systemen voor vooruitbetaling, transparantie van aanbiedingen, prijspieken en het effect daarvan op groothandels- en consumentenprijzen, het verband tussen de prijzen voor huishoudens en de groothandelsprijzen, overstappercentages, afsluitingspercentages, kosten en uitvoering van onderhoudsdiensten, klachten van huishoudelijke afnemers, en toezicht op vervalsing of beperking van de mededinging, inclusief toepasselijke informatie verstrekken en relevante gevallen onder de aandacht van de betrokken mededingingsautoriteiten te brengen, met name met betrekking tot kwetsbare afnemers en energiearme afnemers; |
r) |
toezicht houden op het vóórkomen van restrictieve contractuele praktijken, met inbegrip van exclusiviteitsbepalingen, die grote niet-huishoudelijke afnemers kunnen weerhouden van, of hen beperkingen kunnen opleggen met betrekking tot een keuze voor, het gelijktijdig sluiten van overeenkomsten met meer dan een leverancier, en in voorkomend geval de nationale mededingingsautoriteiten van dergelijke praktijken in kennis stellen; |
s) |
respecteren van de contractuele vrijheid met betrekking tot langetermijncontracten, mits deze voldoen aan het Unierecht, aansluiten bij het beleid van de Unie en bijdragen tot de decarbonisatiedoelstellingen, mits geen langetermijncontracten voor de levering van onbehandelde fossiele gassen worden gesloten die doorlopen na 31 december 2049; |
t) |
toezicht houden op de tijd die transmissie- en distributiesysteembeheerders voor aardgas of waterstofnetbeheerders nodig hebben om aansluitingen en herstellingen uit te voeren, met inbegrip van verzoeken om aansluiting op het net door installaties voor de productie van biomethaan; |
u) |
toezicht op en toetsing van de voorwaarden voor toegang tot aardgasopslag, aardgasleidingbuffer en andere ondersteunende diensten als bedoeld in artikel 33 of 37, met uitzondering van, indien de toegangsregeling voor aardgasopslag is ingesteld op grond van artikel 33, lid 3, de toetsing van de tarieven; |
v) |
tezamen met andere betrokken instanties helpen waarborgen dat de in bijlage I genoemde maatregelen ter bescherming van de consument doeltreffend zijn en gehandhaafd worden, en met name nagaan of er voor afnemers belemmeringen bestaan om rechten zoals overstappen, beëindigen van hun contract en toegang tot buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmechanismen, uit te oefenen; |
w) |
publiceren van aanbevelingen, ten minste jaarlijks, betreffende de conformiteit van de leveringsprijzen met artikel 7, en deze waar nodig aan de mededingingsautoriteiten doen toekomen; |
x) |
waarborgen van de niet-discriminerende toegang tot de verbruiksgegevens van de consument, het verstrekken, voor facultatief gebruik, van een gemakkelijk te begrijpen, geharmoniseerd formaat op nationaal niveau voor verbruiksgegevens en voor de onverwijlde toegang voor alle afnemers tot dergelijke gegevens op grond van de artikelen 23 en 24; |
y) |
toezicht houden op de uitvoering van regels betreffende de taken en verantwoordelijkheden van de transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, waterstofnetbeheerders, leveranciers en afnemers en andere marktdeelnemers op grond van Verordening (EU) 2024/1789; |
z) |
toezicht houden op de correcte toepassing van de criteria die bepalen of een aardgasopslaginstallatie onder artikel 33, lid 3 of lid 4, valt; |
aa) |
toezicht houden op de uitvoering van beschermingsmaatregelen als bedoeld in artikel 83; |
bb) |
bijdragen tot de compatibiliteit van gegevensuitwisselingsprocessen voor de belangrijkste marktprocessen op regionaal niveau; |
cc) |
uitvoeren van de op grond van de artikelen 70 tot en met 74 van Verordening (EU) 2024/1789. vastgestelde netcodes en richtsnoeren door middel van nationale maatregelen of, in voorkomend geval, gecoördineerde regionale maatregelen of maatregelen op Unieniveau; |
dd) |
zorgen voor een open, transparant, efficiënt en inclusief proces voor het opstellen van het nationale tienjarige netontwikkelingsplan overeenkomstig de in artikel 55 vastgelegde eisen, van het waterstofdistributienetontwikkelingsplan overeenkomstig de in artikel 56 vastgelegde eisen en, in voorkomend geval, van het netontmantelingsplan overeenkomstig de in artikel 57 vastgelegde eisen; |
ee) |
de in artikel 55 en, waar relevant, artikel 57 bedoelde netontwikkelingsplannen goedkeuren en wijzigen; |
ff) |
onderzoeken en, indien van toepassing, voorschrijven van wijzigingen van het in artikel 56, lid 4, bedoelde ontwikkelingsplan voor het waterstofdistributienet, indien op grond van lid 6 van dat artikel door een lidstaat in een dergelijke taak is voorzien; |
gg) |
opstellen van richtsnoeren als bedoeld in artikel 57, lid 6, met criteria en methoden voor een structurele aanpak van de ontmanteling van delen van het aardgasdistributienet, rekening houdend met de ontmantelingskosten en het specifieke geval van de assets die vóór hun oorspronkelijk geplande levenscyclus mogelijk moeten worden ontmanteld, en richtsnoeren verstrekken met betrekking tot de vaststelling van tarieven in dergelijke gevallen; |
hh) |
toezicht houden op de beschikbaarheid van vergelijkingswebsites, met inbegrip van vergelijkingsinstrumenten die voldoen aan de criteria van artikel 14; |
ii) |
toezicht houden op het wegnemen van ongerechtvaardigde belemmeringen en beperkingen voor het verbruik van zelfgeproduceerd hernieuwbaar aardgas; |
jj) |
alle andere taken uitvoeren die op grond van deze richtlijn en Verordening (EU) 2024/1789 aan de regulerende instantie zijn opgedragen. |
2. Indien het in een lidstaat aldus is geregeld, kunnen de in lid 1 bedoelde toezichtstaken door andere instanties dan de regulerende instantie worden uitgevoerd. In dat geval wordt de uit dit toezicht verkregen informatie zo spoedig mogelijk aan de regulerende instantie ter beschikking gesteld.
Bij de uitvoering van haar taken als bedoeld in lid 1, raadpleegt de regulerende instantie de beheerders van aardgastransmissiesystemen en waterstofnetten en werkt zij in voorkomend geval nauw samen met andere betrokken nationale instanties, zonder daarbij afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, onverminderd haar eigen specifieke bevoegdheden en overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving.
Goedkeuringen die op grond van deze richtlijn door een regulerende instantie of ACER zijn verleend, doen geen afbreuk aan een naar behoren gemotiveerd toekomstig gebruik van de bevoegdheden waarover de regulerende instantie krachtens dit artikel beschikt, noch aan eventuele sancties die door andere betrokken autoriteiten of de Commissie worden opgelegd.
3. Indien een onafhankelijke systeembeheerder of een onafhankelijke waterstoftransmissienetbeheerder is aangewezen op grond van artikel 61 of artikel 68, heeft de regulerende instantie naast de haar krachtens lid 1 van dit artikel toevertrouwde taken de volgende taken:
a) |
toezicht houden op de naleving door de transmissiesysteemeigenaar, de onafhankelijke systeembeheerder of de waterstoftransmissieneteigenaar en de onafhankelijke waterstoftransmissienetbeheerder van hun verplichtingen op grond deze richtlijn, en sancties opleggen bij niet-naleving van hun verplichtingen, op grond van lid 4, punt d); |
b) |
toezien op de betrekkingen en de communicatie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de transmissiesysteemeigenaar, of tussen de waterstoftransmissieneteigenaar en de onafhankelijke waterstoftransmissienetbeheerder, teneinde ervoor te zorgen dat de onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke waterstoftransmissienetbeheerder zijn verplichtingen naleeft, en in het bijzonder contracten goedkeuren en optreden als geschillenbeslechtingsinstantie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de transmissiesysteemeigenaar, of tussen de waterstoftransmissieneteigenaar en de onafhankelijke waterstoftransmissienetbeheerder, ten aanzien van een klacht die door één van beide is ingediend op grond van lid 11; |
c) |
onverminderd de in artikel 61, lid 2, punt c), vastgelegde procedure, in het kader van het eerste tienjarige netontwikkelingsplan, de investeringsplanning en het meerjarige netontwikkelingsplan goedkeuren dat door de onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke waterstoftransmissienetbeheerder wordt ingediend; |
d) |
ervoor zorgen dat de door de onafhankelijke systeembeheerders of de onafhankelijke waterstofnetbeheerders aangerekende tarieven voor nettoegang een vergoeding omvatten voor neteigenaars, die voorziet in een adequate vergoeding voor netactiva en nieuwe investeringen daarin, mits die op economisch verantwoorde en efficiënte wijze zijn uitgevoerd; |
e) |
inspecties uitvoeren, ook onaangekondigde, in de gebouwen van de eigenaren van de transmissiesystemen en de onafhankelijke systeembeheerders, of van de waterstoftransmissieneteigenaren en de onafhankelijke waterstoftransmissienetbeheerders. |
4. De lidstaten zorgen ervoor dat de regulerende instantie de bevoegdheden krijgt die haar in staat stelt de in de leden 1, 3 en 6 bedoelde taken op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren. Daartoe beschikt de regulerende instantie ten minste over de volgende bevoegdheden:
a) |
vaststellen van bindende besluiten voor aardgasbedrijven en waterstofbedrijven; |
b) |
onderzoeken uitvoeren naar de werking van de markten voor aardgas en waterstof en besluiten tot en opleggen van noodzakelijke en evenredige maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen en de goede werking van de markten voor aardgas en waterstof te waarborgen en, in passende gevallen, om samen te werken met de nationale mededingingsautoriteit en de regelgevende instanties voor de financiële markt of de Commissie in het kader van een onderzoek in verband met het mededingingsrecht; |
c) |
opvragen bij aardgasbedrijven en waterstofbedrijven van informatie die relevant is voor de uitvoering van haar taken, met inbegrip van verklaringen voor de weigering een derde toegang te geven en informatie over maatregelen die nodig zijn om het net te versterken; |
d) |
opleggen van effectieve, evenredige en afschrikkende sancties aan aardgasbedrijven en waterstofbedrijven die hun verplichtingen op grond van deze richtlijn of enig toepasselijk wettelijk bindend besluit van de regulerende instantie of ACER niet naleven, dan wel een bevoegde rechtbank voorstellen dergelijke sancties op te leggen, waaronder de bevoegdheid om aan de transmissiesysteembeheerder, de waterstofnetbeheerder of het verticaal geïntegreerde bedrijf, naargelang het geval, sancties van maximaal 10 % van de jaaromzet van de transmissiesysteembeheerder, de waterstofnetbeheerder of van het verticaal geïntegreerde bedrijf op te leggen of voor te stellen deze op te leggen, wegens niet-naleving van hun respectieve verplichtingen op grond van deze richtlijn; |
e) |
passende bevoegdheden om onderzoek uit te voeren en onderzoeksbevoegdheden met het oog op geschillenbeslechting op grond van de leden 11 en 12. |
5. De regulerende instantie die is gevestigd in de lidstaat waar het ENTSB voor gas, het ENNOH of de EU-DSB-entiteit is gevestigd, heeft de bevoegdheid om effectieve, evenredige en afschrikkende sancties aan deze entiteiten op te leggen wanneer zij hun verplichtingen op grond van deze richtlijn, Verordening (EU) 2024/1789 of enig toepasselijk juridisch bindend besluit van de regulerende instantie of ACER niet naleven, of om voor te stellen een bevoegde rechtbank dergelijke sancties te laten opleggen.
6. Naast de haar op grond van de leden 1 en 4 van dit artikel verleende taken en bevoegdheden worden aan de regulerende instantie, indien een onafhankelijke transmissiebeheerder of een geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder is aangewezen overeenkomstig hoofdstuk IX, afdeling 3, ten minste de volgende taken en bevoegdheden toegekend:
a) |
sancties opleggen op grond van lid 4, punt d), wegens discriminerend gedrag ten gunste van het verticaal geïntegreerd bedrijf; |
b) |
toezicht houden op de communicatie tussen de transmissiesysteembeheerder of de geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder en het verticaal geïntegreerde bedrijf om ervoor te zorgen dat de transmissiesysteembeheerder of de geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder zijn verplichtingen naleeft; |
c) |
optreden als instantie voor het beslechten van geschillen die zich tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder of de geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder kunnen voordoen naar aanleiding van krachtens lid 11 ingediende klachten; |
d) |
toezien op de commerciële en financiële betrekkingen, waaronder leningen, tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder of de geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder; |
e) |
haar goedkeuring hechten aan alle commerciële en financiële overeenkomsten tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder of de geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder, mits deze in overeenstemming zijn met de marktvoorwaarden; |
f) |
het verticaal geïntegreerde bedrijf na een melding door de nalevingsfunctionaris overeenkomstig artikel 67, lid 4, om een rechtvaardiging verzoeken die met name bewijsmateriaal bevat waaruit blijkt dat geen discriminerend gedrag ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf heeft plaatsgevonden; |
g) |
inspecties, ook onaangekondigde, verrichten in de gebouwen van het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder of de geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder; |
h) |
alle of bepaalde taken van de transmissiesysteembeheerder of de geïntegreerde waterstoftransmissienetbeheerder aan een overeenkomstig artikel 68 aangewezen onafhankelijke systeembeheerder of onafhankelijke waterstoftransmissienetbeheerder toevertrouwen in geval van voortdurende overtreding, door de transmissiesysteembeheerder of de geïntegreerde waterstofnetbeheerder van diens verplichtingen op grond van deze richtlijn, en met name in geval van herhaalde discriminerende gedragingen ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf. |
7. De regulerende instanties zijn bevoegd om ten minste de methoden voor het berekenen of tot stand komen van de volgende voorwaarden vast te stellen of voldoende ruim vóór hun inwerkingtreding goed te keuren:
a) |
de aansluiting op en toegang tot nationale aardgasnetten, inclusief de transmissie- en distributietarieven en voorwaarden en tarieven voor toegang tot LNG-installaties, waarbij tarieven of methoden het mogelijk maken dat de noodzakelijke investeringen in de netten en LNG-installaties op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat deze investeringen de levensvatbaarheid van de netten en de LNG-installaties kunnen waarborgen; |
b) |
de aansluiting op en toegang tot nationale waterstofnetten, met inbegrip van de tarieven voor waterstofnetten, indien van toepassing, en de voorwaarden en tarieven voor toegang tot waterstofopslag en waterstofterminals; |
c) |
de verstrekking van balanceringsdiensten, die zo economisch mogelijk worden uitgevoerd en passende stimuleringsmaatregelen bieden voor netgebruikers om hun input en output op elkaar af te stemmen op een billijke en niet-discriminerende wijze en op basis van objectieve criteria; |
d) |
de goedkeuring van en het toezicht op specifieke heffingen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2024/1789; |
e) |
de toegang tot grensoverschrijdende infrastructuren, inclusief de procedures voor de toewijzing van capaciteit en congestiebeheer. |
8. De in lid 7 vermelde methoden of de voorwaarden worden gepubliceerd.
9. Bij de vaststelling of goedkeuring van de in lid 7 bedoelde tarieven of methoden en de balanceringsdiensten zorgen de regulerende instanties ervoor dat de transmissie- en distributiesysteembeheerders en, onverminderd de besluiten van de lidstaten krachtens artikel 35, lid 4, waterstofnetbeheerders passende stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie te verbeteren, de marktintegratie en de leveringszekerheid te versterken en verwante onderzoeksactiviteiten te ondersteunen.
10. De regulerende instanties monitoren het congestiebeheer van de nationale transmissienetten en waterstoftransmissienetten, inclusief interconnectoren en waterstofinterconnectoren, en de uitvoering van de regels inzake congestiebeheer. Hiertoe leggen de transmissiesysteembeheerders, waterstoftransmissienetbeheerders of marktdeelnemers hun congestiebeheersprocedures, inclusief de toewijzing van capaciteit, aan de regulerende instanties ter goedkeuring voor. De regulerende instanties mogen verzoeken om wijzigingen in deze procedures.
Artikel 79
Beslissingen en klachten
1. De regulerende instanties zijn bevoegd om zo nodig van aardgas transmissie-, aardgasopslag-, LNG- en distributiesysteembeheerders, alsook van waterstofopslag- en waterstofterminalbeheerders en van waterstofnetbeheerders te verlangen dat zij de voorwaarden, inclusief de in dit artikel bedoelde tarieven en methoden, wijzigen om ervoor te zorgen dat deze evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast. Indien de toegangsregeling voor aardgasopslag is ingevoerd op grond van artikel 33, lid 3, omvat deze taak niet de wijziging van de tarieven. Indien de toegangsregeling voor waterstofnetten, waterstofinstallaties of waterstofopslag stoelt op via onderhandelingen tot stand gekomen toegang van derden overeenkomstig artikel 35, lid 4, artikel 36, lid 1, of artikel 37, lid 2, omvat deze taak niet de wijziging van de tarieven. In geval van vertraging bij de vaststelling van transmissie- en distributietarieven voor aardgas en, waar nodig, waterstofnettarieven hebben de regulerende instanties de bevoegdheid om transmissie- en distributietarieven of de berekeningswijzen hiervan, alsook waterstofnettarieven of de berekeningswijzen daarvan, voorlopig vast te stellen of goed te keuren en een besluit te nemen over passende compensatiemaatregelen indien de definitieve tarieven of berekeningswijzen afwijken van deze voorlopige tarieven of berekeningswijzen.
2. Partijen die een klacht hebben tegen een aardgastransmissie-, aardgasopslag-, LNG- of distributiesysteembeheerder of tegen een waterstofnet-, waterstofopslag- of waterstofterminalbeheerder met betrekking tot diens verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, kunnen deze klacht voorleggen aan de nationale regulerende instantie die fungeert als geschillenbeslechtingsinstantie en een besluit neemt binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. Deze periode kan met twee maanden worden verlengd indien de regulerende instantie aanvullende informatie behoeft. Deze periode kan met instemming van de klager nog eens worden verlengd. De beslissing van de regulerende instantie heeft bindende kracht tenzij of totdat zij in beroep wordt herroepen.
3. Benadeelde partijen die gerechtigd zijn om bezwaar te maken tegen een op grond van dit artikel genomen besluit over de gehanteerde methoden of, wanneer de regulerende instantie een raadplegingsplicht heeft met betrekking tot de voorgestelde tarieven of methoden, kunnen binnen twee maanden of binnen een door de lidstaten vastgestelde kortere termijn, na de bekendmaking van het besluit of voorstel voor een besluit, een bezwaar maken met het oog op herziening. Een dergelijk bezwaar heeft geen schorsende werking.
4. De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regulering, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van afnemers, en eventueel roofzuchtig marktgedrag te voorkomen. Bij deze mechanismen worden de bepalingen van het VWEU, en met name artikel 102, in acht genomen.
5. De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer de door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen.
6. Klachten en bezwaren zoals bedoeld in de leden 2 en 3 doen geen afbreuk aan de uitoefening van de beroepsmogelijkheden op grond van het Unierecht of het nationale recht.
7. De door de regulerende instantie genomen besluiten worden volledig gemotiveerd en verantwoord, ten einde door de rechter te kunnen worden getoetst. Deze besluiten zijn voor het publiek beschikbaar waarbij de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie behouden blijft.
8. De lidstaten zorgen ervoor dat er geschikte mechanismen op nationaal niveau bestaan krachtens welke een partij die getroffen wordt door een besluit van de regulerende instantie beroep kan aantekenen bij een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen en van regeringen.
Artikel 80
Regionale samenwerking tussen regulerende instanties voor grensoverschrijdende kwesties
1. De regulerende instanties werken onderling nauw samen en raadplegen elkaar, en met name binnen ACER, en voorzien elkaar en ACER van alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken uit hoofde van deze richtlijn. Wat de ontvangen informatie betreft, waarborgt de ontvangende instantie dezelfde graad van vertrouwelijkheid als van de verzendende instantie wordt verlangd.
2. De regulerende instanties werken ten minste samen op regionaal niveau om:
a) |
de invoering van operationele regelingen te bevorderen, teneinde een optimaal beheer van het net mogelijk te maken, gemeenschappelijke aardgas- en waterstofbeurzen en de toewijzing van grensoverschrijdende capaciteit te stimuleren, en een adequaat niveau van interconnectiecapaciteit binnen de regio en tussen de regio’s mogelijk te maken, mede door nieuwe interconnecties, om de ontwikkeling van daadwerkelijke mededinging mogelijk te maken en de leveringszekerheid te verbeteren zonder tussen leveringsbedrijven uit verschillende lidstaten te discrimineren; |
b) |
de ontwikkeling van alle netcodes voor de relevante transmissiesysteembeheerders, waterstofnetbeheerders en andere marktdeelnemers te coördineren; |
c) |
de ontwikkeling van de regels inzake congestiebeheer te coördineren; |
d) |
te waarborgen dat juridische entiteiten die de taken van transmissiesysteembeheerders en netbeheerders op grensoverschrijdend of regionaal niveau vervullen, de regelgeving naleven. |
3. De regulerende instanties hebben het recht om met elkaar regelingen aan te gaan ter bevordering van samenwerking op het gebied van regulering.
4. De in lid 2 bedoelde taken worden, zo mogelijk, uitgevoerd in nauwe samenwerking met andere betrokken nationale instanties en onverminderd hun eigen specifieke bevoegdheden.
5. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze richtlijn aan te vullen door richtsnoeren vast te stellen betreffende de omvang van de taken van regulerende instanties wat betreft hun onderlinge samenwerking en de samenwerking met ACER.
6. De regulerende instanties, of in voorkomend geval andere bevoegde instanties, kunnen overleg plegen en samenwerken met de betrokken autoriteiten van derde landen, met inbegrip van de landen die partij zijn bij de Energiegemeenschap, wat de exploitatie van de aardgas- en waterstofinfrastructuur van en naar derde landen betreft, om ervoor te zorgen dat deze richtlijn met betrekking tot de betrokken infrastructuur consequent wordt toegepast op het grondgebied en in de territoriale wateren van een lidstaat.
Artikel 81
Overeenstemming met de netcodes en de richtsnoeren
1. Elke regulerende instantie en de Commissie kunnen ACER verzoeken na te gaan of een door een regulerende instantie genomen besluit strookt met de netcodes en de op grond van deze richtlijn of Verordening (EU) 2024/1789 vastgestelde richtsnoeren.
2. ACER geeft binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van het verzoek zijn advies aan de regulerende instantie die hierom heeft verzocht of, in voorkomend geval, aan de Commissie, alsmede aan de regulerende instantie die het besluit heeft genomen.
3. Indien de regulerende instantie die het besluit heeft genomen niet binnen een termijn van vier maanden volgende op de datum van ontvangst van het advies daaraan voldoet, brengt ACER de Commissie daarvan op de hoogte.
4. Indien een regulerende instantie van oordeel is dat een voor grensoverschrijdende handel relevant besluit van een andere regulerende instantie niet in overeenstemming is met de netcodes en de op grond van deze richtlijn of Verordening (EU) 2024/1789 vastgestelde richtsnoeren, kan zij de Commissie daarvan in kennis stellen binnen een termijn van twee maanden nadat het besluit is genomen.
5. Indien de Commissie, binnen twee maanden na de in lid 3 bedoelde kennisgeving van ACER of de in lid 4 bedoelde kennisgeving van een regulerende instantie, of op eigen initiatief binnen een termijn van drie maanden nadat het besluit is genomen, van oordeel is dat er ernstige twijfels bestaan over de overeenstemming van dit besluit met de netcodes en de op grond van deze richtlijn of Verordening (EU) 2024/1789 vastgestelde richtsnoeren, kan zij besluiten de zaak verder te bestuderen. In dat geval verzoekt zij de regulerende instantie en de betrokken partijen hun opmerkingen in te dienen.
6. Indien de Commissie besluit om de zaak overeenkomstig lid 5 verder te bestuderen, neemt zij binnen een termijn van maximaal vier maanden na dit besluit het definitieve besluit:
a) |
geen bezwaar te maken tegen het besluit van de regulerende instantie, of |
b) |
de desbetreffende regulerende instantie te verzoeken haar besluit te herroepen, wanneer zij van oordeel is dat het niet in overeenstemming is met de netcodes en de richtsnoeren. |
7. Indien de Commissie niet binnen de in lid 5 of 6 gestelde termijn heeft besloten de zaak verder te bestuderen of tot een definitief besluit is gekomen, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van de regulerende instantie.
8. De regulerende instantie voert het besluit van de Commissie tot herroeping van haar besluit uit binnen een termijn van twee maanden en stelt de Commissie daarvan in kennis.
9. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze richtlijn aan te vullen door richtsnoeren vast te stellen waarin de voor de toepassing van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven.
Artikel 82
Bijhouden van gegevens
1. De lidstaten eisen van hun leveringsbedrijven dat zij gedurende ten minste vijf jaar de relevante gegevens met betrekking tot al hun transacties in aardgas- en waterstofleveringscontracten en aardgas- en waterstofderivaten met grootafnemers en aardgastransmissiesysteembeheerders, aardgasopslag- en LNG-systeembeheerders, alsook waterstofnet-, waterstofopslag- en waterstofterminalbeheerders ter beschikking houden van hun nationale instanties, waaronder de regulerende instantie en de nationale mededingingsautoriteiten, en de Commissie, voor de uitvoering van hun taken.
2. Deze gegevens omvatten bijzonderheden betreffende de kenmerken van de betrokken transacties, zoals looptijd, leverings- en betalingsregels, hoeveelheden, uitvoeringsdata en -tijdstippen, transactieprijzen en middelen om de betrokken grootafnemer te identificeren, alsmede specifieke nadere gegevens over alle openstaande aardgas- en waterstofleveringscontracten en aardgas- en waterstofderivaten.
3. De regulerende instantie kan besluiten om delen van deze informatie ter beschikking te stellen van marktdeelnemers, op voorwaarde dat commercieel gevoelige gegevens inzake afzonderlijke marktdeelnemers of afzonderlijke transacties niet worden vrijgegeven. Dit lid is niet van toepassing op informatie over financiële instrumenten die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/65/EU vallen.
4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 90 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze richtlijn aan te vullen door richtsnoeren vast te stellen waarin de methoden en regelingen voor het bijhouden van gegevens en de vorm en inhoud van bedoelde verslagen worden omschreven.
5. Voor transacties in aardgas- en waterstofderivaten van leveringsbedrijven met grootafnemers en aardgastransmissiesysteembeheerders, aardgasopslag- en LNG-systeembeheerders, alsook waterstofnet-, waterstofopslag- en waterstofterminalbeheerders, geldt dit artikel enkel zodra de Commissie de in lid 4 bedoelde richtsnoeren heeft vastgesteld.
6. Dit artikel doet voor de binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/65/EU vallende entiteiten geen extra verplichtingen ontstaan ten aanzien van de in lid 1 van dit artikel genoemde autoriteiten.
7. Ingeval de in lid 1 van dit artikel genoemde autoriteiten toegang moeten hebben tot gegevens die door de binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/65/EU vallende entiteiten worden bijgehouden, verstrekken uit hoofde van die richtlijn verantwoordelijke autoriteiten de in lid 1 genoemde autoriteiten de opgevraagde gegevens.
HOOFDSTUK XI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 83
Beschermingsmaatregelen
Bij een plotselinge crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van apparatuur of installaties of de systeemintegriteit wordt bedreigd, kan een lidstaat de in het nationale noodplan voorziene maatregelen treffen en, zo nodig, een van de crisisniveaus op grond van artikel 11 van Verordening (EU) 2017/1938 afkondigen.
Artikel 84
Gelijke mededingingsvoorwaarden
1. De maatregelen die de lidstaten krachtens deze richtlijn kunnen nemen om voor gelijke mededingingsvoorwaarden te zorgen, zijn verenigbaar met het VWEU, met name met artikel 36, en met ander Unierecht.
2. De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn evenredig, niet-discriminerend en transparant. Zij mogen uitsluitend worden toegepast na kennisgeving aan en goedkeuring door de Commissie.
3. De Commissie reageert binnen twee maanden na de datum van ontvangst ervan op de in lid 2 bedoelde kennisgeving. Deze termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de volledige informatie. Indien de Commissie niet binnen de periode van twee maanden heeft gereageerd, wordt zij geacht geen bezwaren te hebben tegen de maatregelen waarvan kennis is gegeven.
Artikel 85
Technische overeenkomsten over de exploitatie van aardgas- en waterstofpijpleidingen met derde landen
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de vrijheid van transmissiesysteembeheerders, waterstofnetbeheerders of andere marktdeelnemers om technische overeenkomsten over kwesties in verband met de exploitatie van pijpleidingen tussen een lidstaat en een derde land van kracht te laten blijven of te sluiten, voor zover die overeenkomsten verenigbaar zijn met het Unierecht en met desbetreffende besluiten van de regulerende instanties van de betrokken lidstaten. Van dergelijke overeenkomsten wordt kennisgegeven aan de regulerende instanties van de betrokken lidstaten.
Artikel 86
Afwijkingen voor het aardgassysteem
1. Lidstaten die niet rechtstreeks verbonden zijn met het stelsel van systemen van een andere lidstaat, kunnen afwijken van artikel 3, 8, 34 of 60, of artikel 31, lid 1. Een dergelijke afwijking vervalt vanaf het moment waarop de eerste interconnector met de lidstaat is voltooid. De Commissie wordt van een dergelijke afwijking in kennis gesteld.
2. Lidstaten kunnen een aanvraag bij de Commissie indienen om afwijkingen wat betreft de toepassing van artikel 3, 8, 60 of 31 op ultraperifere gebieden in de zin van artikel 349 VWEU of andere geografisch geïsoleerde gebieden. Een dergelijke afwijking vervalt zodra een verbinding tussen het gebied en een lidstaat met een stelsel van systemen is voltooid.
3. Luxemburg mag afwijken van artikel 60. De Commissie wordt van een dergelijke afwijking in kennis gesteld.
4. De Commissie stelt de lidstaten in kennis over aanvragen om afwijkingen op grond van lid 2 alvorens een besluit te nemen, rekening houdend met gerechtvaardigde verzoeken om vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.
5. Door de Commissie op grond van lid 2 verleende afwijkingen zijn beperkt in de tijd en zijn onderworpen aan voorwaarden die erop gericht zijn de mededinging op en de integratie van de interne markt te vergroten en ervoor te zorgen dat de afwijkingen de overgang naar hernieuwbare energie of de toepassing van het energie-efficiëntie-eerstbeginsel niet belemmeren.
6. Afwijkingen die zijn verleend krachtens Richtlijn 2009/73/EG zonder vervaldatum of afgebakende toepassingstermijn verstrijken op 31 december 2025. Lidstaten die op 4 augustus 2024 van dergelijke afwijkingen gebruikmaken, kunnen besluiten een nieuwe afwijking op grond van lid 1 of lid 7 van dit artikel toe te passen, of kunnen bij de Commissie een nieuwe afwijking aanvragen op grond van lid 2 van dit artikel.
7. Lidstaten die na 4 augustus 2024 de eerste commerciële levering van hun eerste langlopende aardgasleveringscontract ontvangen, kunnen afwijken van artikel 3, leden 1 tot en met 4, artikel 4, lid 1, artikel 31, lid 1, artikel 32, lid 1, artikel 34, artikel 39, leden 1 tot en met 5, artikel 43, artikel 44, lid 6, en de artikelen 46, 60, 61 en 75. De Commissie wordt van een dergelijke afwijking in kennis gesteld. De afwijking vervalt 10 jaar na ontvangst van de eerste commerciële levering van hun eerste langlopende aardgasleveringscontract.
8. Kennisgevingen van door de lidstaten verleende afwijkingen op grond van de leden 1, 3 en 7, en van besluiten van de Commissie om de afwijkingen op grond van de leden 2, 5 en 6 te verlenen, worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 87
Waterstofnetten in afgelegen gebieden
1. De lidstaten kunnen afwijkingen verlenen van de toepassing van artikel 46, 68 of 71 op waterstofnetten die gelegen zijn in ultraperifere gebieden in de zin van artikel 349 VWEU en in geïsoleerde regio’s met de volgende NUTS 2- en NUTS 3-codes van de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (52):
i) |
Cyprus (NUTS 2 CY00); |
ii) |
Kainuu (NUTS 3 FI1D8); |
iii) |
Lapland (NUTS 3 FI1D7); |
iv) |
Malta (NUTS 2 MT00); |
v) |
Noord-Ostrobothnië (NUTS 3 FI1D9); |
vi) |
Noord-Norrland (NUTS 2 SE33). |
2. Elke op grond van lid 1 verleende afwijking wordt openbaar gemaakt en gemeld aan de Commissie.
3. Op grond van lid 1 verleende afwijkingen verstrijken 15 jaar na de verleningsdatum en in elk geval uiterlijk op 31 december 2044. Dergelijke afwijkingen wordt niet verlengd. De lidstaten trekken een op grond van lid 1 verleende afwijking in, in het geval dat een waterstofnet waarvoor een dergelijke afwijking geldt tot buiten het afgelegen gebied wordt uitgebreid of wordt aangesloten op waterstofnetten die zijn gelegen buiten het gebied.
4. Om de zeven jaar vanaf de datum van verlening van een afwijking op grond van lid 1 of op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie publiceert de regulerende instantie van de lidstaat die de afwijking heeft verleend een beoordeling van het effect van die afwijking op de mededinging, de ontwikkeling van de infrastructuur en de werking van de markt. De lidstaat herroept de afwijking indien de regulerende instantie na dergelijke beoordeling tot de vaststelling komt dat handhaving van de afwijking de mededinging zou kunnen belemmeren of de efficiënte uitrol van waterstofinfrastructuur of de ontwikkeling van de markt voor waterstof in de lidstaat of in de Unie negatief zou kunnen beïnvloeden.
Artikel 88
Afwijkingen met betrekking tot transmissieleidingen voor aardgas van en naar derde landen
1. Wat aardgastransmissieleidingen tussen een lidstaat en een derde land betreft die vóór 23 mei 2019 voltooid zijn, kan de lidstaat waar zich het eerste connectiepunt van die transmissieleiding met het net van de lidstaat bevindt, ertoe besluiten af te wijken van de artikelen 31, 60, 71 en 72 en artikel 78, leden 7 en 9, en artikel 79, lid 1, voor de gedeelten van de aardgastransmissieleiding die zich op zijn grondgebied en in zijn territoriale wateren bevinden, indien daarvoor objectieve redenen bestaan zoals de mogelijkheid om de gedane investering terug te verdienen of de behoefte aan leveringszekerheid, mits de afwijking niet ten koste gaat van de mededinging op of het efficiënte functioneren van de interne markt voor aardgas, of van de leveringszekerheid in de Unie.
De afwijking is in de tijd beperkt tot maximaal 20 jaar op basis van een objectieve rechtvaardiging, kan, mits gerechtvaardigd, worden verlengd, en kan onderworpen zijn aan voorwaarden die bijdragen tot de verwezenlijking van de in de eerste alinea vermelde voorwaarden.
Dergelijke afwijkingen zijn niet van toepassing op transmissieleidingen tussen een lidstaat en een derde land dat ertoe gehouden is deze richtlijn om te zetten en deze effectief in zijn rechtsorde ten uitvoer legt overeenkomstig een met de Unie gesloten overeenkomst.
2. Indien de betrokken transmissieleiding zich op het grondgebied van meer dan één lidstaat bevindt, besluit de lidstaat op wiens grondgebied zich het eerste connectiepunt met het net van de lidstaten bevindt, na overleg met alle betrokken lidstaten, of hij een afwijking voor die transmissieleiding verleent.
Op verzoek van de betrokken lidstaten kan de Commissie besluiten om als waarnemer te fungeren in het overleg tussen de lidstaat op wiens grondgebied zich het eerste connectiepunt bevindt en het derde land met betrekking tot de consequente toepassing van deze richtlijn op het grondgebied en in de territoriale wateren van de lidstaat waar het eerste interconnectiepunt zich bevindt, ook met betrekking tot het verlenen van afwijkingen voor zulke transmissielijnen.
3. Besluiten op grond van de leden 1 en 2 worden uiterlijk op 24 mei 2020 genomen. De lidstaten stellen de Commissie van dergelijke besluiten in kennis en maken deze bekend.
4. Uiterlijk op 5 augustus 2026 dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de krachtens dit artikel verleende afwijkingen. Dit verslag bevat met name een beoordeling van het effect van deze afwijkingen op de doeltreffende werking van de interne markt voor aardgas en op de energieleveringszekerheid en de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie en de lidstaten.
Artikel 89
Machtigingsprocedure
1. Onverminderd andere Unierechtelijke verplichtingen en de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten kunnen bestaande overeenkomsten tussen een lidstaat en een derde land over de exploitatie van een transmissieleiding of een upstreampijpleidingnet van kracht blijven tot de inwerkingtreding van een latere overeenkomst tussen de Unie en het betrokken derde land of totdat de in de leden 2 tot en met 15 uiteengezette procedure van toepassing wordt.
2. Onverminderd de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten stelt een lidstaat die voornemens is onderhandelingen met een derde land aan te knopen teneinde een overeenkomst over de exploitatie van een transmissieleiding of een waterstofinterconnector met dit land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten betreffende zaken die geheel of gedeeltelijk onder deze richtlijn of Verordening (EU) 2024/1789 vallen, de Commissie schriftelijk van dat voornemen in kennis.
Een dergelijke kennisgeving gaat vergezeld van de relevante ondersteunende stukken en van een opgave van de bepalingen waarover zal worden onderhandeld of heronderhandeld, de onderhandelingsdoelen en alle andere relevante informatie, en wordt ten minste vijf maanden voor de beoogde start van de onderhandelingen aan de Commissie toegezonden.
3. Na een kennisgeving op grond van lid 2 machtigt de Commissie de betrokken lidstaat om formele onderhandelingen met een derde land aan te knopen voor wat betreft het gedeelte dat van invloed kan zijn op de gemeenschappelijke regels van de Unie, tenzij zij oordeelt dat het aanknopen van die onderhandelingen:
a) |
in strijd zou zijn met het Unierecht op een andere grond dan een onverenigbaarheid die voortvloeit uit de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten; |
b) |
schadelijk zou zijn voor het functioneren van de interne markt voor aardgas of waterstof, het concurrentievermogen of de leveringszekerheid in een lidstaat of in de Unie, rekening houdend met het beginsel van solidariteit tussen de lidstaten op grond van artikel 194, lid 1, VWEU; |
c) |
afbreuk zou doen aan de doelstellingen van lopende onderhandelingen of internationale overeenkomsten tussen de Unie en een derde land; |
d) |
discriminerend zou zijn. |
4. Bij het verrichten van de beoordeling op grond van lid 3 houdt de Commissie rekening met de vraag of de beoogde overeenkomst betrekking heeft op een transmissieleiding of upstreampijpleiding die met nieuwe aardgasbronnen bijdraagt tot de diversificatie van de aardgastoevoer en -leveranciers.
5. Binnen negentig dagen na ontvangst van de in lid 2 bedoelde kennisgeving stelt de Commissie een besluit vast waarbij een lidstaat wordt gemachtigd, of waarbij het een lidstaat wordt geweigerd, om onderhandelingen aan te knopen teneinde een overeenkomst met een derde land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten. Als aanvullende informatie vereist is voor de vaststelling van een besluit, gaat de termijn van negentig dagen in op de datum waarop die aanvullende informatie is ontvangen.
6. Ingeval de Commissie een besluit vaststelt waarbij het een lidstaat wordt geweigerd om onderhandelingen aan te knopen teneinde een overeenkomst met een derde land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis en geeft zij een motivering hiervoor.
7. Besluiten waarbij een lidstaat wordt gemachtigd, of waarbij het een lidstaat wordt geweigerd, om onderhandelingen aan te knopen teneinde een overeenkomst met een derde land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten, worden door middel van uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 90, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.
8. De Commissie kan richtsnoeren beschikbaar stellen en kan verzoeken om in de voorgestelde overeenkomst bepaalde clausules op te nemen om ervoor te zorgen dat de overeenkomst verenigbaar is met het Unierecht, overeenkomstig Besluit (EU) 2017/684 van het Europees Parlement en de Raad (53).
9. De Commissie wordt in de verschillende stadia op de hoogte gehouden van de voortgang en de resultaten van de onderhandelingen tot wijziging, verlenging, aanpassing, vernieuwing of sluiting van een overeenkomst, en kan overeenkomstig Besluit (EU) 2017/684 verzoeken aan de onderhandelingen tussen de lidstaat en het derde land deel te nemen.
10. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van de op grond van lid 5 vastgestelde besluiten.
11. Alvorens een overeenkomst met een derde land te ondertekenen, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van het resultaat van de onderhandelingen en zendt hij de Commissie de tekst van de onderhandelde overeenkomst toe.
12. Na ontvangst van de kennisgeving op grond van lid 11, beoordeelt de Commissie de door onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst op grond van lid 3. Wanneer de Commissie oordeelt dat de onderhandelingen hebben geleid tot een overeenkomst die voldoet aan lid 3, machtigt zij de lidstaat de overeenkomst te ondertekenen en te sluiten.
13. Binnen negentig dagen na ontvangst van de in lid 11 bedoelde kennisgeving neemt de Commissie een besluit waarbij een lidstaat wordt gemachtigd, of waarbij het een lidstaat wordt geweigerd, om een overeenkomst met een derde land te ondertekenen en te sluiten. Als aanvullende informatie vereist is voor de vaststelling van een besluit, gaat de termijn van negentig dagen in op de datum waarop die aanvullende informatie is ontvangen.
14. Indien de Commissie op grond van lid 13 een besluit neemt waarbij een lidstaat wordt gemachtigd om een overeenkomst met een derde land te ondertekenen en te sluiten, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van de sluiting en inwerkingtreding van de overeenkomst, alsook van alle toekomstige wijzigingen in de status van die overeenkomst.
15. Indien de Commissie op grond van lid 13 een besluit neemt waarbij het een lidstaat wordt geweigerd om een overeenkomst met een derde land te ondertekenen en te sluiten, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis en geeft zij een motivering hiervoor.
Artikel 90
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in de artikelen 9, 62, 72, 80, 81 en 82 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 4 augustus 2024.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 9, 62, 72, 80, 81 en 82 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een op grond van artikel 9, 62, 72, 80, 81 of 82 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 91
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 92
Evaluatie en verslaglegging
1. Uiterlijk op 31 december 2030 evalueert de Commissie deze richtlijn en dient zij hiertoe een verslag, zo nodig vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen, in bij het Europees Parlement en de Raad. Bij de evaluatie zal in het bijzonder worden gekeken naar de toepassing van artikel 9 en de daarmee verband houdende definities in artikel 2, om te bepalen of installaties die operationeel worden vanaf 1 januari 2031, teneinde certificering te ontvangen op grond van dat artikel, aantonen dat zij door gebruik te maken van koolstofarme brandstoffen en koolstofarme waterstof meer broeikasgasemissiereducties realiseren.
2. Uiterlijk op 5 augustus 2035 brengt de Commissie een mededeling uit met een beoordeling van de uitvoering van artikel 46 met betrekking tot waterstofdistributienetbeheerders en de uitvoering van de artikelen 68 en 69 met betrekking tot waterstoftransmissienetbeheerders.
3. Uiterlijk op 5 augustus 2034 brengt ACER, met het oog op de mededeling van de Commissie op grond van lid 2 van dit artikel, een verslag uit over het effect van de artikelen 46, 68 en 69 op de werking van, de mededinging op, de liquiditeit van, de ontwikkeling van waterstofinfrastructuur op en de transparantie van de markt voor waterstof. Voor dit ACER-verslag worden de relevante belanghebbenden geraadpleegd.
Artikel 93
Wijzigingen in Richtlijn (EU) 2023/1791
Richtlijn (EU) 2023/1791 wordt als volgt gewijzigd:
(1) |
de artikelen 17 en 19 worden geschrapt; |
(2) |
in artikel 39 wordt de tweede alinea vervangen door: “De artikelen 13 tot en met 16, de artikelen 18 en 20 en de bijlagen II, IX, XII, XIII en XIV zijn van toepassing met ingang van 12 oktober 2025.” ; |
(3) |
Bijlage VIII wordt geschrapt. |
Artikel 94
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 5 augustus 2026 te voldoen aan de artikelen 2 tot en met 6, de artikelen 8 tot en met 31, artikel 33, de artikelen 35 tot en met 38, artikel 39, lid 1, punt a), artikel 39, leden 3, 4, 7, 8 en 9, artikel 40, lid 1, de artikelen 41, 42 en 43, artikel 44, leden 1, 2, 7 en 8, artikel 45, artikel 46, leden 2 en 3, de artikelen 50 tot en met 59, artikel 62, artikel 64, lid 11, de artikelen 68 tot en met 75, artikel 76, lid 5, de artikelen 77 tot en met 79, artikel 81, leden 1 en 6, de artikelen 82 en 83 en de bijlagen I en II. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 95
Intrekking
Richtlijn 2009/73/EG, als gewijzigd door de in bijlage III, deel A, bij deze richtlijn genoemde handelingen, wordt met ingang van 4 augustus 2024 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor omzetting en de datum van toepassing van de in bijlage III, deel B, bij deze richtlijn genoemde richtlijnen.
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en worden gelezen overeenkomstig de concordantietabel in bijlage IV.
Artikel 96
Inwerkingtreding en toepassing
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 93 is van toepassing met ingang van 5 augustus 2026.
Artikel 97
Geadresseerden
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 13 juni 2024.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
R. METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
H. LAHBIB
(1) PB C 323 van 26.8.2022, blz. 101.
(2) PB C 498 van 30.12.2022, blz. 83.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 11 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 21 mei 2024.
(4) Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).
(5) Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57).
(6) Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 54).
(7) Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 125).
(8) Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
(9) PB C 371 van 15.9.2021, blz. 58.
(10) Verordening (EU) 2023/857 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/842 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en van Verordening (EU) 2018/1999 (PB L 111 van 26.4.2023, blz. 1).
(11) Verordening (EU) 2023/957 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2015/757 om maritieme vervoersactiviteiten in het EU-emissiehandelssysteem op te nemen en te voorzien in de monitoring, rapportage en verificatie van emissies van aanvullende broeikasgassen en emissies van aanvullende scheepstypes (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 105).
(12) Verordening (EU) 2023/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in het zeevervoer, en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 234 van 22.9.2023, blz. 48).
(13) Verordening (EU) 2023/2405 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 inzake het waarborgen van een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer (ReFuelEU Luchtvaart) (PB L, 2023/2405, 31.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2405/oj).
(14) Richtlijn (EU) 2023/959 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en Besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 134).
(15) Richtlijn (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (PB L 231 van 20.9.2023, blz. 1).
(16) Richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, Verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad (PB L, 2023/2413, 31.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2023/2413/oj).
(17) Verordening (EU) 2024/1789 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 betreffende de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1227/2011, (EU) 2017/1938, (EU) 2019/942 en (EU) 2022/869 en Besluit (EU) 2017/684 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 715/2009 (PB L, 2024/1789, 15.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1789/oj).
(18) Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1).
(19) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
(20) Verordening (EU) 2024/1787 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 inzake de vermindering van methaanemissies in de energiesector en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/942 (PB L, 2024/1787, 15.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1787/oj).
(21) Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1).
(22) Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
(23) Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 1).
(24) Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 22).
(25) Richtlijn (EU) 2018/844 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen en Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 75).
(26) Richtlijn (EU) 2018/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 houdende wijziging van Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 210).
(27) Aanbeveling (EU) 2020/1563 van de Commissie van 14 oktober 2020 over energiearmoede (PB L 357 van 27.10.2020, blz. 35).
(28) Aanbeveling (EU) 2023/2407 van de Commissie van 20 oktober 2023 over energiearmoede (PB L, 2023/2407, 23.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2023/2407/oj).
(29) Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de EG-concentratieverordening) (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).
(30) PB L 198 van 20.7.2006, blz. 18.
(31) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(32) Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (PB L 126 van 21.5.2009, blz. 13).
(33) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(34) Arrest van het Hof van Justitie van 8 juli 2019 in zaak C-543/17, Europese Commissie/Koninkrijk België, ECLI:EU:C:2019:573.
(35) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(36) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(37) Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 1).
(38) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(39) Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
(40) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
(41) Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2009, (EU) 2019/942 en (EU) 2019/943 en Richtlijnen 2009/73/EG en (EU) 2019/944, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 347/2013 (PB L 152 van 3.6.2022, blz. 45).
(42) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 van de Commissie van 14 juni 2022 betreffende de voorschriften om de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria alsmede de criteria inzake laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik te controleren (PB L 168 van 27.6.2022, blz. 1).
(43) Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).
(44) Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).
(45) Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29).
(46) Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).
(47) Richtlijn (EU) 2024/1275 van het Europees Parlement en de Raad van 24 april 2024 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L, 2024/1275, 8.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1275/oj).
(48) Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (richtlijn ADR consumenten) (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63).
(49) Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2009, (EU) 2019/942 en (EU) 2019/943 en Richtlijnen 2009/73/EG en (EU) 2019/944, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 347/2013 (PB L 152 van 3.6.2022, blz. 45).
(50) Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).
(51) Verordening (EU) 2015/703 van de Commissie van 30 april 2015 tot vaststelling van een netcode inzake interoperabiliteit en gegevensuitwisseling (PB L 113 van 1.5.2015, blz. 13).
(52) Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).
(53) Besluit (EU) 2017/684 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 tot instelling van een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten tussen lidstaten en derde landen op energiegebied, en tot intrekking van Besluit nr. 994/2012/EU (PB L 99 van 12.4.2017, blz. 1).
BIJLAGE I
Minimumeisen voor facturering en factureringsinformatie voor aardgas en waterstof
1. Minimumgegevens op de factuur en in de factureringsinformatie voor aardgas en waterstof
1.1. |
Op zijn facturen, duidelijk onderscheiden van andere gedeelten van de factuur, wordt de eindafnemer duidelijk geattendeerd op de volgende essentiële informatie:
|
1.2. |
Op zijn facturen en in zijn factureringsinformatie, duidelijk onderscheiden van andere gedeelten van de factuur, wordt de eindafnemer duidelijk geattendeerd op de volgende essentiële informatie:
|
1.3. |
Indien facturen gebaseerd zijn op het daadwerkelijke verbruik of uitlezing op afstand door de exploitant, wordt aan de eindafnemer op, bij of als verwijzing op zijn facturen of in periodieke afrekeningen de volgende informatie ter beschikking gesteld:
|
2. Frequentie van de facturering en verstrekking van factureringsinformatie:
a) |
de facturering op basis van het daadwerkelijke verbruik vindt ten minste eenmaal per jaar plaats; |
b) |
indien een eindafnemer geen meter heeft die op afstand door de exploitant kan worden uitgelezen, of wanneer de eindafnemers er uit eigen beweging voor hebben gekozen de uitlezing op afstand te deactiveren overeenkomstig het nationaal recht, wordt aan hen ten minste eenmaal per zes maanden nauwkeurige factureringsinformatie beschikbaar gesteld op basis van het daadwerkelijke verbruik, of eenmaal per drie maanden wanneer daarom wordt verzocht of wanneer de eindafnemer heeft gekozen voor elektronische facturering; |
c) |
indien een eindafnemer geen meter heeft die op afstand door de exploitant kan worden uitgelezen, of wanneer de eindafnemer er actief voor heeft gekozen de uitlezing op afstand te deactiveren overeenkomstig het nationaal recht, kan aan de onder a) en b) bedoelde verplichtingen worden voldaan door middel van een systeem waarbij de eindafnemer zelf op regelmatige basis de gegevens van de meter uitleest en meedeelt aan de exploitant; alleen indien de eindafnemer voor een bepaalde factureringsperiode geen metergegevens heeft verstrekt, wordt de facturering of de factureringsinformatie gebaseerd op het geschatte verbruik of op een forfaitair tarief. Het geschatte verbruik wordt gebaseerd op het verbruik van de eindafnemer in het voorgaande jaar of het verbruik door een vergelijkbare eindafnemer; |
d) |
indien de eindafnemer geen meter heeft die op afstand door de exploitant kan worden uitgelezen, wordt ten minste maandelijks nauwkeurige factureringsinformatie verstrekt op basis van het daadwerkelijke verbruik. Deze informatie kan ook via het internet beschikbaar worden gesteld en zo vaak worden bijgewerkt als de gebruikte meetapparatuur en -systemen dat toelaten. |
3. Uitsplitsing van de prijs voor de eindafnemer
De prijs voor eindafnemers is gelijk aan de som van de volgende drie componenten: de component energie en levering, de netwerkcomponent (transmissie, distributie, transport) en de component bestaande uit belastingen, heffingen, vergoedingen en kosten.
Wanneer in facturen een uitsplitsing van de prijs voor eindafnemers wordt opgenomen, worden in de hele Unie de in Verordening (EU) 2016/1952 van het Europees Parlement en de Raad (1) geformuleerde gemeenschappelijke definities van de drie componenten van die uitsplitsing gebruikt.
4. Toegang tot aanvullende informatie over het verbruiksverleden
De lidstaten schrijven voor dat, voor zover er aanvullende gegevens over eerder verbruik beschikbaar zijn, deze op verzoek van de eindafnemer beschikbaar worden gesteld aan de door hem aangewezen leverancier of dienstverlener.
Wanneer de eindafnemer een meter heeft die uitlezing op afstand door de exploitant toelaat, krijgt deze gemakkelijk toegang tot aanvullende informatie om zelf hun verbruiksverleden in detail te kunnen controleren.
Aanvullende informatie over het verbruiksverleden omvat:
a) |
cumulatieve gegevens over de periode van ten minste de drie voorgaande jaren of over de periode sinds de aanvang van het gasleveringscontract, indien deze korter is. De gegevens hebben betrekking op de termijnen waarvoor frequente factureringsinformatie is verstrekt, en |
b) |
gedetailleerde gegevens over de verbruiksduur per dag, week, maand en jaar. Deze gegevens worden op het internet of op de meterinterface onverwijld ter beschikking gesteld van de eindafnemer en hebben betrekking op een periode van ten minste de voorgaande 24 maanden of de periode sinds de aanvang van het gasleveringscontract, indien deze korter is. |
5. Verstrekking van informatie over energiebronnen
Leveranciers vermelden in de facturen het aandeel hernieuwbaar gas en afzonderlijk het aandeel koolstofarm gas dat door de eindafnemer is aangekocht in overeenstemming met het leveringscontract voor aardgas en waterstof (informatieverschaffing op productniveau). In het geval van een mix verstrekt de leverancier dezelfde informatie afzonderlijk voor verschillende gascategorieën, met inbegrip van hernieuwbaar gas of koolstofarm gas.
De volgende informatie wordt aan de eindafnemer beschikbaar gesteld in, bij of als verwijzing op zijn facturen en factureringsinformatie:
a) |
het aandeel hernieuwbaar gas en koolstofarm gas in de mix die de leverancier in het voorgaande jaar heeft gebruikt (op nationaal niveau, namelijk in de lidstaat waar het leveringscontract voor gas is afgesloten, alsook op het niveau van de leverancier indien de leverancier in meerdere lidstaten actief is); |
b) |
informatie over het milieueffect, ten minste wat betreft kooldioxide-emissies afkomstig van het aardgas en de waterstof die de leverancier in het voorgaande jaar geleverd heeft. |
In verband met punt a) van de tweede alinea kunnen, voor het aardgas en de waterstof die zijn verkregen via een gasbeurs of die zijn ingevoerd van een buiten de Unie gelegen bedrijf, door de elektriciteitsbeurs of het betrokken bedrijf verstrekte geaggregeerde cijfers over het voorgaande jaar worden gebruikt.
Informatie over het aandeel van het door de eindafnemer aangekochte hernieuwbare gas wordt verstrekt aan de hand van garanties van oorsprong op basis van Richtlijn (EU) 2018/2001. Wanneer een afnemer aardgas of waterstof van een waterstof- of aardgasnet verbruikt, waaronder gasvormige hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong en biomethaan, zoals blijkt uit de commerciële aanbieding van de leverancier, zorgen de lidstaten ervoor dat de garanties van oorsprong die daartoe worden afgeboekt overeenkomen met de relevante netwerkkenmerken.
De regulerende instantie of een andere bevoegde nationale instantie neemt de nodige stappen om ervoor te zorgen dat de op grond van dit punt door de leveranciers aan hun eindafnemers verstrekte informatie betrouwbaar is en op een duidelijk vergelijkbare wijze op nationaal niveau wordt verstrekt.
(1) Verordening (EU) 2016/1952 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende Europese statistieken over de prijzen van aardgas en elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 2008/92/EG (PB L 311 van 17.11.2016, blz. 1).
BIJLAGE II
Slimme-metersystemen voor aardgas en waterstof
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied slimme-metersystemen pas worden ingevoerd na uitvoering van een economische evaluatie van de kosten en baten op lange termijn voor de markt en de individuele consument of van een onderzoek ter bepaling van welke vorm van slim meten economisch haalbaar en kosteneffectief is en welke termijn haalbaar is voor de distributie ervan.
2.
Bij deze economische beoordeling wordt rekening gehouden met de netontwikkelingsplannen als bedoeld in artikel 55, en met name in lid 2, punt c), daarvan, betreffende de ontmanteling van netwerken.
3.
Bij die evaluatie wordt rekening gehouden met de methode voor de kosten-batenanalyse en de minimumfunctionaliteiten voor slimme-metersystemen waarin Aanbeveling 2012/148/EU van de Commissie (1) voorziet, voor zover deze van toepassing zijn op aardgas en waterstof, alsook met de beste beschikbare technieken om het hoogste niveau van cyberbeveiliging en gegevensbescherming te waarborgen.Bij die evaluatie wordt ook terdege rekening gehouden met potentiële synergieën met een reeds uitgerolde slimme-elektriciteitsmeterinfrastructuur, of met opties voor selectieve uitrol in gevallen die snel nettovoordelen kunnen opleveren om de kosten beheersbaar te houden.
4.
Onder voorbehoud van deze evaluatie stellen de lidstaten een tijdschema met een horizon van maximaal tien jaar op voor de invoering van slimme-metersystemen. Indien de invoering van slimme-metersystemen positief wordt geëvalueerd, wordt minstens 80 % van de eindafnemers binnen zeven jaar volgend op de datum van de positieve evaluatie uitgerust met slimme meters.
(1) Aanbeveling 2012/148/EU van de Commissie van 9 maart 2012 inzake de voorbereiding van de uitrol van slimme-metersystemen (PB L 73 van 13.3.2012, blz. 9).
BIJLAGE III
Deel A
Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan (bedoeld in artikel 95)
Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94) |
|
Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1) |
Alleen artikel 51 |
Richtlijn (EU) 2019/692 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 3.5.2019, blz. 1) |
|
Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 3.6.2022, blz. 45) |
Alleen artikel 41, lid 1, punt v) |
Deel B
Termijnen voor omzetting in intern recht en toepassingsdatum (bedoeld in artikel 95)
Richtlijn |
Omzettingstermijn |
Toepassingsdatum |
Richtlijn 2009/73/EG |
3 maart 2011 |
3 maart 2011, behalve wat betreft artikel 11 3 maart 2013 wat betreft artikel 11 |
Richtlijn (EU) 2019/692 |
24 februari 2020 |
|
BIJLAGE IV
Concordantietabel
Richtlijn 2009/73/EG |
Deze richtlijn |
— |
Artikel 1, lid 1 |
Artikel 1, lid 1 |
Artikel 1, lid 2 |
Artikel 1, lid 2 |
— |
— |
Artikel 1, lid 3 |
— |
Artikel 1, lid 4 |
— |
Artikel 1, lid 5 |
Artikel 2, aanhef |
Artikel 2, aanhef |
— |
Artikel 2, punten 1 tot en met 14 |
Artikel 2, punt 1 |
Artikel 2, punt 15 |
Artikel 2, punt 2 |
Artikel 2, punt 16 |
Artikel 2, punt 3 |
Artikel 2, punt 17 |
Artikel 2, punt 4 |
Artikel 2, punt 18 |
Artikel 2, punt 5 |
Artikel 2, punt 19 |
Artikel 2, punt 6 |
Artikel 2, punt 20 |
— |
Artikel 2, punten 21 tot en met 27 |
Artikel 2, punt 7 |
Artikel 2, punt 28 |
Artikel 2, punt 8 |
Artikel 2, punt 29 |
— |
Artikel 2, punt 30 |
Artikel 2, punt 9 |
Artikel 2, punt 31 |
Artikel 2, punt 10 |
Artikel 2, punt 32 |
Artikel 2, punt 11 |
Artikel 2, punt 33 |
Artikel 2, punt 12 |
Artikel 2, punt 34 |
Artikel 2, punt 13 |
Artikel 2, punt 35 |
Artikel 2, punt 14 |
Artikel 2, punt 36 |
Artikel 2, punt 15 |
Artikel 2, punt 37 |
Artikel 2, punt 16 |
Artikel 2, punt 38 |
Artikel 2, punt 17 |
Artikel 2, punt 39 |
— |
Artikel 2, punt 40 |
Artikel 2, punt 18 |
Artikel 2, punt 41 |
Artikel 2, punt 19 |
Artikel 2, punt 42 |
Artikel 2, punt 20 |
Artikel 2, punt 43 |
Artikel 2, punt 21 |
Artikel 2, punt 44 |
Artikel 2, punt 22 |
Artikel 2, punt 45 |
Artikel 2, punt 23 |
Artikel 2, punt 46 |
Artikel 2, punt 24 |
Artikel 2, punt 47 |
Artikel 2, punt 25 |
Artikel 2, punt 48 |
Artikel 2, punt 26 |
Artikel 2, punt 49 |
Artikel 2, punt 27 |
Artikel 2, punt 50 |
Artikel 2, punt 29 |
Artikel 2, punt 51 |
— |
Artikel 2, punt 52 |
Artikel 2, punt 34 |
Artikel 2, punt 53 |
Artikel 2, punt 35 |
Artikel 2, punt 54 |
Artikel 2, punt 36 |
Artikel 2, punt 55 |
— |
Artikel 2, punten 56 tot en met 77 |
Artikel 37 |
Artikel 3, lid 1 |
— |
Artikel 3, leden 2 tot en met 7 |
Artikel 3, lid 2 |
Artikel 4 |
— |
Artikel 5 |
Artikel 3, leden 1 en 2 |
Artikel 6, leden 1 en 2 |
— |
Artikel 6, leden 3 en 4 |
Artikel 5, lid 11 |
Artikel 6, lid 5 |
— |
Artikel 6, lid 6 |
Artikel 7, leden 1 en 2 |
Artikel 7, leden 1 en 2 |
Artikel 7, lid 3 |
— |
Artikel 7, lid 4 |
Artikel 7, lid 3 |
Artikel 4, leden 1 en 2 |
Artikel 8, leden 1 en 2 |
— |
Artikel 8, leden 3 tot en met 11 |
Artikel 4, leden 3 en 4 |
Artikel 8, leden 12 en 13 |
— |
Artikel 8, leden 14 en 15 |
— |
Artikel 9 |
Artikel 8 |
Artikel 10 |
Artikel 3, leden 3 en 12, en bijlage I, punt 1, a), b), c), d), e), f), g) en j) |
Artikel 11 |
— |
Artikel 12 |
— |
Artikel 13 |
— |
Artikel 14 |
— |
Artikel 15 |
Bijlage I, punt 1, i) |
Artikelen 16 en 19 |
Bijlage I, punt 2 |
Artikel 17 |
— |
Artikel 18 |
— |
Artikel 20 |
— |
Artikel 21 |
Bijlage I, punt 1, h) |
Artikel 22 |
— |
Artikel 23 |
Artikel 3, lid 9 |
Artikel 24 |
Artikel 3, lid 9, en bijlage I, punt 1, f) |
Artikel 25 |
Artikel 3, lid 3 |
Artikel 26 |
— |
Artikel 27 |
— |
Artikel 28 |
— |
Artikel 29 |
— |
Artikel 30 |
Artikel 32 |
Artikel 31 |
Artikel 34 |
Artikel 32 |
Artikel 33 |
Artikel 33 |
Artikel 38 |
Artikel 34 |
— |
Artikel 35 |
— |
Artikel 36 |
— |
Artikel 37 |
Artikel 35 |
Artikel 38, leden 1 en 2 |
— |
Artikel 38, leden 3 tot en met 6 |
Artikel 13, leden 1 en 2 |
Artikel 39, leden 1 en 2 |
— |
Artikel 39, leden 3 en 4 |
Artikel 13, leden 3 en 4 |
Artikel 39, leden 5 en 6 |
— |
Artikel 39, leden 7, 8 en 9 |
Artikel 13, lid 5 |
Artikel 39, lid 10 |
Artikel 16 |
Artikel 40 |
— |
Artikel 41 |
Artikel 23 |
Artikel 42 |
Artikel 24 |
Artikel 43 |
Artikel 25, lid 1 |
Artikel 44, lid 1 |
— |
Artikel 44, lid 2 |
Artikel 25, leden 2 tot en met 5 |
Artikel 44, leden 3 tot en met 6 |
— |
Artikel 44, leden 7 en 8 |
— |
Artikel 45 |
Artikel 26 |
Artikel 46 |
Artikel 27 |
Artikel 47 |
Artikel 28, leden 1 tot en met 4 |
Artikel 48, leden 1 tot en met 4 |
— |
Artikel 48, lid 5 |
Artikel 29 |
Artikel 49, lid 1 |
— |
Artikel 49, leden 2 en 3 |
— |
Artikel 50 |
— |
Artikel 51 |
— |
Artikel 52 |
— |
Artikel 53 |
— |
Artikel 54 |
Artikel 22, lid 1 |
Artikel 55, lid 1, eerste alinea |
— |
Artikel 55, lid 1, tweede tot en met vijfde alinea |
Artikel 22, lid 2 |
Artikel 55, lid 2 |
— |
Artikel 55, lid 3 |
Artikel 22, leden 4 tot en met 8 |
Artikel 55, leden 4 tot en met 8 |
— |
Artikel 56 |
— |
Artikel 57 |
— |
Artikel 58 |
— |
Artikel 59 |
Artikel 9 |
Artikel 60 |
Artikel 14 |
Artikel 61 |
Artikel 15 |
Artikel 62 |
Artikel 17 |
Artikel 63 |
Artikel 18, leden 1 tot en met 10 |
Artikel 64, leden 1 tot en met 10 |
— |
Artikel 64, lid 11 |
Artikel 19 |
Artikel 65 |
Artikel 20 |
Artikel 66 |
Artikel 21 |
Artikel 67 |
— |
Artikel 68 |
— |
Artikel 69 |
— |
Artikel 70 |
Artikel 10 |
Artikel 71 |
Artikel 11 |
Artikel 72 |
Artikel 12 |
Artikel 73 |
Artikel 30 |
Artikel 74 |
Artikel 31 |
Artikel 75 |
Artikel 39 |
Artikel 76, leden 1 tot en met 5 |
— |
Artikel 76, lid 6 |
Artikel 40 |
Artikel 77 |
Artikel 41, leden 1 tot en met 4 |
Artikel 78, leden 1 tot en met 4 |
— |
Artikel 78, lid 5 |
Artikel 41, leden 5 tot en met 9 |
Artikel 78, leden 6 tot en met 10 |
Artikel 41, leden 10 tot en met 17 |
Artikel 79, leden 1 tot en met 8 |
Artikel 42 |
Artikel 80 |
Artikel 43 |
Artikel 81 |
Artikel 44 |
Artikel 82 |
Artikel 46, lid 1 |
Artikel 83 |
Artikel 46, leden 2 en 3 |
— |
Artikel 47 |
Artikel 84 |
Artikel 48 bis |
Artikel 85 |
— |
Artikel 86 |
— |
Artikel 87 |
Artikel 49 bis |
Artikel 88, leden 1, 2 en 3 |
— |
Artikel 88, lid 4 |
Artikel 49 ter |
Artikel 89 |
— |
Artikel 90 |
— |
Artikel 91 |
— |
Artikel 92 |
— |
Artikel 93 |
Artikel 54 |
Artikel 94 |
Artikel 53 |
Artikel 95 |
Artikel 55 |
Artikel 96 |
Artikel 56 |
Artikel 97 |
— |
Bijlage I |
— |
Bijlage II |
— |
Bijlage III |
Bijlage II |
Bijlage IV |
ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1788/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)