Publicatieblad |
NL L-serie |
2024/1103 |
19.4.2024 |
VERORDENING (EU) 2024/1103 VAN DE COMMISSIE
van 18 april 2024
tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp van toestellen voor lokale ruimteverwarming en afzonderlijke aanverwante regelaars, en tot intrekking van Verordening (EU) 2015/1188 van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 15, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Richtlijn 2009/125/EG moet de Commissie eisen inzake ecologisch ontwerp vaststellen voor energiegerelateerde producten met een significant omzet- en handelsvolume en een significant milieueffect waarvan het milieueffect zonder buitensporige kosten aanzienlijk kan worden verminderd. |
(2) |
Het voorstel voor een herziene energie-efficiëntierichtlijn (2) verplicht de lidstaten tot de verdere ontwikkeling van hun nationale energie- en klimaatplannen als bedoeld in artikel 4, lid 2, door het opnemen van maatregelen om het energieverbruik van de Unie tegen 2030 met ten minste 9 % te doen afnemen ten opzichte van het in 2020 vastgestelde referentiescenario. In dit verband zijn de regels inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering voor producten essentieel om de energie- en decarbonisatiedoelstellingen van de EU te bereiken. |
(3) |
Volgens het Werkplan inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering 2022-2024 (3) vormen toestellen voor lokale ruimteverwarming een van de productgroepen waarvoor de eisen inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering volgens plan of naar verwachting voor eind 2025 worden geëvalueerd. |
(4) |
Met de maatregelen uit het Werkplan inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering 2022-2024 kan tegen 2030 jaarlijks naar schatting in totaal meer dan 170 TWh aan eindenergieverbruik worden bespaard. Dit komt overeen met een broeikasgasemissiereductie van ongeveer 24 miljoen ton per jaar tegen 2030. Toestellen voor lokale ruimteverwarming kunnen tegen 2030 mogelijk 11 TWh per jaar besparen. |
(5) |
In Verordening (EU) 2015/1188 (4) heeft de Commissie eisen inzake ecologisch ontwerp voor toestellen voor lokale ruimteverwarming vastgesteld. De Commissie heeft deze verordening overeenkomstig artikel 7 ervan geëvalueerd. Daarbij heeft zij de technische, economische en milieuaspecten van toestellen voor lokale ruimteverwarming alsook het gedrag van eindgebruikers in de praktijk geanalyseerd. De bevindingen van de evaluatie zijn openbaar gemaakt en voorgelegd aan het overlegforum dat is opgericht bij artikel 18 van Richtlijn 2009/125/EG. |
(6) |
Uit de evaluatie blijkt dat de maatregelen voor ecologisch ontwerp in Verordening (EU) 2015/1188 significant hebben bijgedragen aan de vermindering van energieverbruik en broeikasgasemissies. Zonder verdere regelgeving zal de energiebesparing echter na 2030 stagneren. De milieuaspecten van toestellen voor lokale ruimteverwarming die in de evaluatie voor de toepassing van Verordening (EU) 2015/1188 als significant zijn beschouwd, zijn het energieverbruik tijdens de gebruiksfase, de productie van afval aan het einde van de levensduur en de emissies in lucht en water in de productiefase (door de winning en verwerking van grondstoffen). |
(7) |
In 2020 verbruikten toestellen voor lokale ruimteverwarming jaarlijks 200 TWh aan energie, oftewel 1,7 % van het totale eindenergieverbruik in de Unie en 4 % van het totale eindenergieverbruik door huishoudens en diensten. Het geraamde energieverbruik van toestellen voor lokale ruimteverwarming in het basisscenario (“business as usual”) zal afnemen naar 140 TW/h per jaar in 2030. Indien de bestaande eisen inzake ecologisch ontwerp worden bijgewerkt, kan deze afname worden versterkt. |
(8) |
De Commissie heeft een beoordeling gemaakt van het effect van verschillende beleidsopties om het energieverbruik van toestellen voor lokale ruimteverwarming na 2025 te verminderen. Volgens de effectbeoordeling kunnen nieuwe maatregelen voor ecologisch ontwerp het energieverbruik en de broeikasgasemissies tegen 2030 terugdringen met respectievelijk 23 TWh en 1,8 Mt CO2 per jaar. |
(9) |
Daarom moet het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2015/1188 worden verduidelijkt en uitgebreid, zodat voor meerdere uitleg vatbare bepalingen worden geschrapt en bestaande lacunes in verband met producten die warmtecomfort bieden en daarom als toestellen voor lokale ruimteverwarming moeten worden beschouwd, worden gedicht. Gezien deze doelstelling moet beter worden gedefinieerd welke producten zijn uitgezonderd, zodat het risico van een verkeerde interpretatie afneemt. Daarnaast moet de verklaring van de fabrikant, importeur of bevoegd vertegenwoordiger betreffende het beoogde gebruik van een uitgezonderd product en het ontwerp zoals die in de technische documentatie staan vermeld, overeenkomen met de beschrijving en definitie van de uitgezonderde producttypen. Die verklaring en dat ontwerp mogen niet worden tegengesproken door aanprijzende boodschappen of andere informatie die de fabrikant, importeur of bevoegd vertegenwoordiger bij dat product verstrekt. |
(10) |
Het is passend om toestellen voor lokale ruimteverwarming zonder temperatuurregeling, waaronder zelfregelende verwarmingskabels en -matten, op te nemen in het toepassingsgebied van de verordening. Hierdoor wordt energie bespaard, en, zeer belangrijk, wordt de wettelijke lacune gedicht die toelaat dat toestellen voor lokale ruimteverwarming zonder of met apart verkochte regelaars in de handel kunnen worden gebracht om de toepassing van de eisen inzake ecologisch ontwerp te omzeilen. |
(11) |
Om de relevante typen in de handel gebrachte toestellen voor lokale ruimteverwarming te omvatten, moeten de eisen inzake ecologisch ontwerp gelden voor de volgende categorieën huishoudelijke toestellen voor lokale ruimteverwarming: toestellen voor lokale ruimteverwarming met open voorkant, toestellen voor lokale ruimteverwarming met open afvoer naar de schoorsteen, toestellen voor lokale ruimteverwarming met gesloten voorkant en open verbranding, toestellen voor lokale ruimteverwarming met concentrisch rookkanaal, draagbare elektrische toestellen voor lokale ruimteverwarming, vaste elektrische toestellen voor lokale ruimteverwarming, elektrische opslagtoestellen voor lokale ruimteverwarming, elektrische vloerverwarmingstoestellen voor lokale ruimteverwarming, elektrische zichtbaar gloeiende stralers voor lokale ruimteverwarming, draagbare elektrische zichtbaar gloeiende stralers voor lokale ruimteverwarming, lichtgevende toestellen voor lokale ruimteverwarming, buistoestellen voor lokale ruimteverwarming, handdoekradiatoren en verwarmingstoestellen zonder rookkanaal. |
(12) |
Vaste toestellen voor lokale ruimteverwarming en elektrische zichtbaar gloeiende stralers voor lokale ruimteverwarming omvatten een breed assortiment producten van verschillende grootte en met een verschillende warmteafgifte. Aan producten die meer warmte afgeven en dus meer energie verbruiken binnen dezelfde productcategorie moeten strengere eisen inzake ecologisch ontwerp worden gesteld. |
(13) |
Elektrische zichtbaar gloeiende stralers voor lokale ruimteverwarming beschikken over verwarmingselementen die zeer heet worden en van buiten toegankelijk zijn, zodat zij per ongeluk in aanraking kunnen komen met ontvlambare artikelen. Daarom mogen elektrische zichtbaar gloeiende stralers voor lokale ruimteverwarming, die tussen verschillende ruimten kunnen worden verplaatst, uitsluitend met de hand worden bediend en mogen zij niet worden onderworpen aan energie-efficiëntieniveaus die vereisen dat er een automatische regelaar moet worden geplaatst die het product zonder menselijke tussenkomst kan inschakelen en ingeschakeld laten blijven. |
(14) |
Voor een grotere representativiteit en relevantie van de eisen inzake ecologisch ontwerp voor op de markt aangeboden toestellen voor lokale ruimteverwarming voor commerciële doeleinden, moeten de eisen van deze verordening van toepassing zijn op lichtgevende toestellen voor lokale ruimteverwarming en buistoestellen voor lokale ruimteverwarming van 300 kW of minder. |
(15) |
Regelaars die gescheiden van toestellen voor lokale ruimteverwarming in de handel worden gebracht, moeten worden onderworpen aan de relevante eisen inzake ecologisch ontwerp om te voorkomen dat het potentieel van ecologisch ontwerp om het energieverbruik te verminderen wordt ondermijnd. |
(16) |
Handdoekradiatoren zijn niet alleen bedoeld om handdoeken te verwarmen of te drogen, maar kunnen ook de betreffende ruimte verwarmen en als toestellen voor lokale ruimteverwarming bijdragen aan het warmtecomfort. Voor een gelijk speelveld voor fabrikanten, ongeacht of zij hun producten als toestellen voor lokale ruimteverwarming in de handel brengen, moeten met het oog op een hogere energiebesparing voor al deze producten eisen inzake ecologisch ontwerp gelden. |
(17) |
Het voornaamste gebruik van een handdoekradiator hangt af van de hoeveelheid warmte die deze afgeeft. Handdoekradiatoren met een middelhoge tot hoge warmteafgifte dragen bij aan het warmtecomfort, zodat het verwarmen of drogen van handdoeken een secundaire gebruikstoepassing is. Indien de warmteafgifte ervan laag is, worden zij met name gebruikt voor het verwarmen of drogen van handdoeken en dragen zij maar weinig bij aan het warmtecomfort. De stringentheid van de eisen inzake ecologisch ontwerp moet daarom afhangen van het hoofdgebruik van het product zoals bepaald door de warmteafgifte. |
(18) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/807 van de Commissie (5) stelt een primaire-energiefactor voor elektriciteit van 1,9 (omrekeningscoëfficiënt) vast, die moet worden toegepast wanneer energiebesparingen worden berekend als primaire energie, op basis van het eindenergieverbruik. Deze primaire-energiefactor moet worden toegepast bij de berekening van de seizoensgebonden energie-efficiëntie van de ruimteverwarming voor elektrische toestellen voor lokale ruimteverwarming. |
(19) |
Alle momenteel geïnstalleerde spaarstanden in toestellen voor lokale ruimteverwarming verbruiken meer energie. In de onderhavige verordening moeten specifieke eisen inzake ecologisch ontwerp voor spaarstanden worden opgenomen, zoals een ruststand of een netwerkgebonden standby-stand, zowel voor toestellen voor lokale ruimteverwarming als voor afzonderlijke regelaars. |
(20) |
Het is passend dat de strengere eisen voor spaarstanden van toestellen voor lokale ruimteverwarming en afzonderlijke regelaars worden toegepast samen met die voor elektriciteitsverbruik in de uitstand volgens Verordening (EU) 2023/826 van de Commissie (6). |
(21) |
Maatregelen inzake ecologisch ontwerp moeten uitsluitend op het niveau van de Unie worden ingevoerd, omdat zij rechtstreeks van toepassing zijn op het product, waarvan de uniformiteit moet worden gewaarborgd om te voorkomen dat de interne markt voor dat product wordt ondergraven door uiteenlopende nationale regels. |
(22) |
Het Actieplan van de Commissie voor een circulaire economie (7) en het Werkplan inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering 2022-2024 onderstrepen het belang van ecologisch ontwerp voor de transitie naar een meer hulpbronnenefficiënte en circulaire economie. De onderhavige verordening moet daarom passende circulariteitsgerelateerde eisen bevatten die waarborgen dat producten daadwerkelijk worden gerepareerd dankzij de beschikbaarheid van reserveonderdelen, een maximale levertijd voor reserveonderdelen en vastlegging van de reparatie- en onderhoudsinformatie die aan professionele reparateurs en eindgebruikers moet worden verstrekt. Ook moeten toestellen voor lokale ruimteverwarming zodanig worden ontworpen dat materialen en onderdelen gemakkelijker kunnen worden teruggewonnen. |
(23) |
De overgangsperiode voor de invoering van de nieuwe eisen inzake ecologisch ontwerp moet zo lang zijn dat fabrikanten de toestellen voor lokale ruimteverwarming aan die eisen kunnen aanpassen. Bij het vaststellen van deze periode moet rekening worden gehouden met kosteneffecten voor fabrikanten, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), en moet tegelijk worden gewaarborgd dat de doelstellingen van deze verordening worden verwezenlijkt. |
(24) |
De wezenlijke ecologische ontwerpkenmerken van toestellen voor lokale ruimteverwarming moeten worden gemeten en berekend met gebruikmaking van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden die, voor zover beschikbaar, voldoen aan de geharmoniseerde normen die op verzoek van de Commissie door Europese normalisatie-instellingen zijn vastgesteld overeenkomstig de procedures van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (8). Indien er geen geharmoniseerde normen zijn, moet aan de hand van de overgangsmethoden in bijlage IV worden geverifieerd of de toestellen voor lokale ruimteverwarming aan deze verordening voldoen. Wanneer er geharmoniseerde normen worden vastgesteld, moet bijlage IV bij deze verordening worden ingetrokken. |
(25) |
De energie-efficiëntie van toestellen voor lokale ruimteverwarming moet, wat het verlies aan warmteafgifte en de terugwinning van warmteafgifte betreft, door regelaars zodanig worden berekend dat deze representatief is voor het werkelijke fysische effect van een ingeschakeld toestel. Het verlies en de terugwinning van warmteafgifte moet daarom worden gebaseerd op factoren waarmee de eindenergie wordt vermenigvuldigd in plaats van op factoren die van de primaire energie worden afgetrokken. |
(26) |
Om de doeltreffendheid van de verordening en de bescherming van consumenten te waarborgen, mogen de prestaties van toestellen voor lokale ruimteverwarming niet worden gewijzigd in testomstandigheden om de opgegeven waarden inzake ecologisch ontwerp te verbeteren. Dit geldt voor, maar is niet beperkt tot, toestellen voor lokale ruimteverwarming die zijn ontworpen om te herkennen dat zij worden getest (door herkenning van de testomstandigheden of de testcyclus) en hun gedrag of eigenschappen als reactie daarop automatisch aanpassen, en voor toestellen die vooraf zijn ingesteld om hun gedrag of eigenschappen ten tijde van een test aan te passen. Evenmin mag worden voorgeschreven dat een toestel voor lokale ruimteverwarming ter voorbereiding op een test handmatig wordt gewijzigd zodat de gedragingen of eigenschappen ervan anders worden dan bij normaal gebruik. Om dezelfde redenen mogen software-updates van toestellen voor lokale ruimteverwarming de aangemelde kenmerken niet verslechteren. |
(27) |
Om ervoor te zorgen dat de toestellen effectief kunnen worden gerepareerd, moet voor professionele reparateurs en eindgebruikers een reeks reserveonderdelen beschikbaar zijn. Ook moeten reserveonderdelen redelijk zijn geprijsd, waardoor reparatie niet wordt ontmoedigd. Om voor transparantie te zorgen en de redelijke prijzen te stimuleren, moet de indicatieve prijs, exclusief belastingen, voor reserveonderdelen die krachtens deze verordening worden verstrekt op een vrij toegankelijke website beschikbaar zijn. |
(28) |
Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG moet in deze verordening worden gespecificeerd welke overeenstemmingsbeoordelingsprocedures gelden. |
(29) |
Ter ondersteuning van de controles op de naleving moeten de fabrikanten de in de technische documentatie genoemde informatie als bedoeld in de bijlagen IV en V bij Richtlijn 2009/125/EG verstrekken, voor zover die informatie betrekking heeft op de eisen van deze verordening. |
(30) |
Naast de in deze verordening vastgestelde juridisch bindende eisen, moeten indicatieve benchmarks voor de beste op de markt beschikbare technologieën worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat informatie over de milieuprestaties tijdens de levensduur van toestellen voor lokale ruimteverwarming breed beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk is. |
(31) |
Deze verordening moet worden geëvalueerd om na te gaan of de bepalingen ervan passend en doeltreffend zijn om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Het moment van de evaluatie moet zodanig worden gekozen dat alle bepalingen zijn uitgevoerd en een impact hebben op de markt. |
(32) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2009/125/EG ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Bij deze verordening worden eisen inzake ecologisch ontwerp vastgesteld voor het in de handel brengen en in werking stellen van huishoudelijke toestellen voor lokale ruimteverwarming met een nominale warmteafgifte van maximaal 50 kW en van toestellen voor lokale ruimteverwarming voor commerciële doeleinden met een nominale warmteafgifte door het product of door één buissegment daarvan van maximaal 300 kW. Tevens worden bij deze verordening eisen inzake ecologisch ontwerp vastgesteld voor afzonderlijke aanverwante regelaars.
2. Deze verordening is niet van toepassing op:
(a) |
toestellen voor lokale ruimteverwarming die voor de opwekking van warmte een door elektriciteit of brandstof aangedreven dampcompressiecyclus of sorptiecyclus gebruiken; |
(b) |
toestellen voor lokale ruimteverwarming die uitsluitend zijn ontworpen, getest, verhandeld en aangeduid voor gebruik buitenshuis; |
(c) |
toestellen voor lokale ruimteverwarming waarvan de directe warmteafgifte minder bedraagt dan 6 % van de gecombineerde directe en indirecte warmteafgifte bij nominale warmteafgifte; |
(d) |
luchtverwarmingsproducten; |
(e) |
saunakachels; |
(f) |
kooktoestellen. |
3. Fabrikanten, importeurs of bevoegde vertegenwoordigers beschouwen een product niet als buiten het toepassingsgebied van deze Verordening krachtens artikel 2 vallend indien het ontwerp, de technische eigenschappen, het beoogde gebruik, de commerciële verklaringen of andere informatie die door de fabrikant, importeur of bevoegd vertegenwoordiger bij dat product worden verstrekt onvoldoende onderscheid maken met toestellen voor lokale ruimteverwarming die onder deze verordening vallen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(1) |
“toestel voor lokale ruimteverwarming”: een toestel dat met behulp van een of meer warmtegeneratoren elektriciteit van het elektriciteitsnet of gasvormige dan wel vloeibare brandstoffen rechtstreeks omzet in warmteafgifte, teneinde door rechtstreekse warmteoverdracht, mogelijk met warmteafgifte naar andere ruimten of met warmteafgifte aan een vloeistof, warmtecomfort voor de mens te bereiken en te handhaven binnen de gesloten ruimte waarin het product zich bevindt; |
(2) |
“huishoudelijk toestel voor lokale ruimteverwarming”: een toestel voor lokale ruimteverwarming dat geen toestel voor lokale ruimteverwarming voor commerciële doeleinden is; |
(3) |
“nominale warmteafgifte” (Pnom): de door de fabrikant in kW opgegeven warmteafgifte van een toestel voor lokale ruimteverwarming, met inbegrip van zowel de directe warmteafgifte als de indirecte warmteafgifte (indien van toepassing), wanneer dit toestel werkt op de stand voor de maximale warmteafgifte die over een langere periode kan worden gehandhaafd; |
(4) |
“toestel voor lokale ruimteverwarming voor commerciële doeleinden”: hetzij een lichtgevend toestel voor lokale ruimteverwarming, hetzij een buistoestel voor lokale ruimteverwarming; |
(5) |
“lichtgevend toestel voor lokale ruimteverwarming”: een met gas of vloeibare brandstof gestookt toestel voor lokale ruimteverwarming dat met een brander is uitgerust, dat boven hoofdhoogte moet worden geïnstalleerd en moet worden gericht naar de plaats van gebruik zodat de warmteafgifte van de brander, die voornamelijk bestaat uit infrarode straling, op directe wijze de te verwarmen personen verwarmt, waarbij de verbrandingsproducten worden uitgestoten in de ruimte waarin het toestel zich bevindt; |
(6) |
“buistoestel voor lokale ruimteverwarming”: een met gas of vloeibare brandstof gestookt toestel voor lokale ruimteverwarming dat met een brander is uitgerust, dat boven hoofdhoogte dicht bij de te verwarmen personen moet worden geïnstalleerd, dat de ruimte voornamelijk verwarmt via de infrarode straling, uitgezonden door een of meer buizen of strips die worden verwarmd door de interne doortocht van verbrandingsproducten, en waarvan de verbrandingsproducten worden afgevoerd via een rookkanaal; |
(7) |
“buissegment”: een onderdeel van een buistoestel voor lokale ruimteverwarming dat alle elementen omvat voor een autonome werking en dat derhalve onafhankelijk van de andere onderdelen van het buisverwarmingssysteem kan worden getest; |
(8) |
“warmteafgifte van het buissegment”: de warmteafgifte van het segment van het buisverwarmingssysteem dat samen met andere segmenten van het buisverwarmingssysteem onderdeel is van een configuratie van een buisverwarmingssysteem, uitgedrukt in kW; |
(9) |
“buisverwarmingssysteem”: een buistoestel voor lokale ruimteverwarming dat meer dan één buissegment bevat, waarvan de verbrandingsproducten van één buissegment kunnen worden toegeleid naar het volgende buissegment en waarvan de verbrandingsproducten van meervoudige buissegmenten worden geëvacueerd met behulp van één ventilator; |
(10) |
“directe warmteafgifte”: de warmteafgifte van het product via straling en convectie, als afgegeven door of vanuit het product aan de lucht, exclusief de warmteafgifte van het product aan een warmteoverdrachtsvloeistof, uitgedrukt in kW; |
(11) |
“indirecte warmteafgifte”: de warmteafgifte van het product aan een warmteoverdrachtsvloeistof via hetzelfde warmteopwekkingsproces dat zorgt voor de directe warmteafgifte van het product, uitgedrukt in kW; |
(12) |
“luchtverwarmingsproduct”: een luchtverwarmingsproduct als gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) 2016/2281 van de Commissie (9); |
(13) |
“saunakachel”: een ruimteverwarmingsproduct dat ontworpen, getest, in de handel gebracht en volgens de verklaring uitsluitend te gebruiken is in droge of natte sauna’s of soortgelijke omgevingen; |
(14) |
“kooktoestel”: een toestel of deel daarvan met een of meer holle ruimten, waarmee op elektriciteit, gas of beide voedsel wordt bereid op conventionele of door een ventilator bijgestane wijze; |
(15) |
“toestel voor lokale ruimteverwarming dat gasvormige brandstof gebruikt”: een toestel voor lokale ruimteverwarming met behulp van een gasvormige brandstof; |
(16) |
“toestel voor lokale ruimteverwarming dat vloeibare brandstof gebruikt”: een toestel voor lokale ruimteverwarming met behulp van een vloeibare brandstof; |
(17) |
“equivalent model” een model dat in de handel wordt gebracht met dezelfde technische parameters, zoals opgegeven in tabel 1 tot en met 6 van bijlage II, als een ander door dezelfde fabrikant in de handel gebracht model; |
(18) |
“regelaar”: het apparaat waarmee een of meer regelfuncties worden uitgevoerd en dat de eindgebruiker gebruikt om de warmteafgifte te regelen van een toestel voor lokale ruimteverwarming onder deze verordening; |
(19) |
“regelfunctie”: een van de verschillende regelfuncties volgens tabel 10 en tabel 11 van bijlage III voor het regelen van een toestel voor lokale ruimteverwarming; |
(20) |
“afzonderlijke aanverwante regelaar”: een met toestellen voor lokale ruimteverwarming binnen het toepassingsgebied van deze verordening te gebruiken regelaar die afzonderlijk in de handel is gebracht; |
(21) |
“opgegeven waarden”: de door de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger verstrekte waarden voor de opgegeven, berekende of gemeten technische parameters overeenkomstig artikel 4 voor de controle op de naleving door de autoriteiten van de lidstaat; |
(22) |
“typeaanduiding”: de doorgaans alfanumerieke code waarmee een specifiek model van een product wordt onderscheiden van andere modellen met hetzelfde handelsmerk of dezelfde naam van de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger. |
Artikel 3
Eisen inzake ecologisch ontwerp
1. De in artikel 1 bedoelde toestellen voor lokale ruimteverwarming en afzonderlijke aanverwante regelaars voldoen aan de eisen inzake ecologisch ontwerp zoals vermeld in bijlage II.
2. De naleving van de eisen inzake ecologisch ontwerp wordt gemeten en berekend volgens de in bijlage III en bijlage IV beschreven methoden.
Artikel 4
Overeenstemmingsbeoordeling
1. De in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedure bestaat in de in bijlage IV bij die richtlijn beschreven interne ontwerpcontrole of het in bijlage V bij die richtlijn beschreven beheersysteem.
2. Met het oog op de overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG bevat de technische documentatie de opgegeven waarden van de in punt 6 van bijlage II bij deze verordening vermelde parameters en de details en resultaten van de berekeningen overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.
3. Indien de informatie in de technische documentatie voor een bepaald model op een van de volgende wijzen is verkregen, bevat de technische documentatie de details van de berekening, de beoordeling door de fabrikant om de nauwkeurigheid van de berekening te verifiëren en, in voorkomend geval, de verklaring van overeenkomstigheid tussen de modellen van verschillende fabrikanten:
(a) |
op basis van een model met dezelfde technische kenmerken die relevant zijn voor de te verstrekken technische informatie, maar dat door een andere fabrikant wordt geproduceerd, of |
(b) |
door berekeningen op basis van het ontwerp of door extrapolatie van een ander model van dezelfde of een andere fabrikant, of beide. |
4. De technische documentatie omvat een lijst van alle equivalente modellen, met inbegrip van de typeaanduiding.
Artikel 5
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Bij het uitvoeren van de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG bedoelde markttoezichtcontroles gebruiken de lidstaten de in bijlage IV bij die verordening vastgestelde controleprocedure.
Artikel 6
Omzeiling
1. Fabrikanten, importeurs of gemachtigde vertegenwoordigers brengen geen toestellen voor lokale ruimteverwarming of afzonderlijke aanverwante regelaars in de handel en stellen deze niet in gebruik indien zij zijn ontworpen om bij tests hun gedrag of eigenschappen te wijzigen om op die manier een gunstiger resultaat te bereiken voor een opgegeven waarde van de in deze verordening gereguleerde parameters.
2. Fabrikanten, importeurs of bevoegde vertegenwoordigers stellen geen specifieke instructies op voor het testen van toestellen voor lokale ruimteverwarming of afzonderlijke aanverwante regelaars waardoor het gedrag of de eigenschappen van deze toestellen of regelaars wordt gewijzigd om een gunstiger resultaat te bereiken voor een opgegeven waarde van de in deze verordening gereguleerde parameters.
3. Fabrikanten, importeurs of gemachtigde vertegenwoordigers brengen geen producten in de handel en stellen ze niet in gebruik indien zij zijn ontworpen om hun gedrag of eigenschappen te wijzigen kort nadat zij in gebruik zijn gesteld op een manier die een verslechtering inhoudt van een opgegeven waarde van de in deze verordening gereguleerde parameters.
Artikel 7
Bijwerken van software
1. Wanneer software of firmware wordt bijgewerkt, verslechteren geen van de opgegeven waarden voor de parameters van een toestel voor lokale ruimteverwarming of afzonderlijke aanverwante regelaar wanneer deze worden gemeten met behulp van de testmethode die van toepassing is op het moment dat het toestel of de regelaar in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt gesteld.
2. Geen van de opgegeven waarden voor de parameters van een toestel voor lokale ruimteverwarming of een afzonderlijke aanverwante regelaar, gemeten volgens de testmethode die van toepassing was op het moment dat het toestel of de regelaar in de handel werd gebracht of in gebruik werd gesteld, wijzigt als gevolg van de afwijzing van het bijwerken.
Artikel 8
Indicatieve benchmarks
De indicatieve benchmarks voor best presterende toestellen voor lokale ruimteverwarming die op de markt beschikbaar zijn op het ogenblik dat deze verordening in werking treedt, zijn vastgelegd in bijlage VI.
Artikel 9
Evaluatie
Vóór 9 mei 2029 evalueert de Commissie deze verordening in het licht van de technologische vooruitgang en legt zij het resultaat van deze evaluatie met in voorkomend geval een ontwerp voor herziening voor aan het Overlegforum.
In de evaluatie wordt met name onderzocht of:
— |
het passend is om strengere eisen inzake ecologisch ontwerp vast te stellen voor de energie-efficiëntie en voor vervuilende uitstoot; |
— |
de controletoleranties moeten worden gewijzigd; |
— |
de correctiefactoren die worden gebruikt voor de vaststelling van de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming van een toestel voor lokale ruimteverwarming geldig zijn; |
— |
het passend is om certificatie door een derde partij in te voeren; |
— |
het passend is om toestellen voor lokale ruimteverwarming voor uitsluitend buitengebruik, saunakachels en software-regelaars op te nemen in het toepassingsgebied van deze verordening; |
— |
het passend is om aanvullende eisen inzake efficiënt gebruik van hulpbronnen vast te stellen op basis van de doelstellingen van de circulaire economie, onder andere inzake meer beschikbare reserveonderdelen, kritieke voorwaarden voor grondstoffen en de beschikbaarheid van reserveonderdelen; |
— |
de levensduur van toestellen voor lokale ruimteverwarming is gedaald doordat meer geavanceerde regelaars zijn ingevoerd, en of het passend is om de eisen voor regelaars en hun toepassing te herzien teneinde de levensduur zo veel mogelijk te verlengen; |
— |
het passend is om aanvullende eisen te stellen inzake de mogelijkheid om regelaars bij te werken. |
Artikel 10
Intrekking
Verordening (EU) 2015/1188 wordt ingetrokken met ingang van 1 juli 2025.
Artikel 11
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2025.
Artikel 6 is evenwel van toepassing met ingang van 9 mei 2024.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 april 2024.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.
(2) Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende energie-efficiëntie (herschikking) (COM(2021) 558 final van 14.7.2021).
(3) Mededeling van de Commissie: Werkplan inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering 2022-2024 (2022/C 182/01) (C/2022/2026) (PB C 182 van 4.5.2022, blz. 1).
(4) Verordening (EU) 2015/1188 van de Commissie van 28 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor toestellen voor lokale ruimteverwarming betreft (PB L 193 van 21.7.2015, blz. 76).
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/807 van de Commissie van 15 december 2022 over de herziening van de primaire-energiefactor voor elektriciteit overeenkomstig Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (PB L 101 van 14.4.2023, blz. 16).
(6) Verordening (EU) 2023/826 van de Commissie van 17 april 2023 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor het energieverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparaten in de uitstand, de standby-stand en de netwerkgebonden standby-stand overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie en Verordening (EG) nr. 107/2009 van de Commissie (PB L 103 van 18.4.2023, blz. 29).
(7) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Een nieuw actieplan voor een circulaire economie, COM(2020) 98 final van 11 maart 2020.
(8) Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).
(9) Verordening (EU) 2016/2281 van de Commissie van 30 november 2016 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten, wat betreft eisen inzake ecologisch ontwerp voor luchtverwarmingsproducten, koelproducten, hogetemperatuurproces-chillers en ventilatorluchtkoelers (PB L 346 van 20.12.2016, blz. 1).
BIJLAGE I
Definities voor de bijlagen II tot en met VI
Voor de doeleinden van de bijlagen II tot en met V gelden de volgende definities:
1. |
“seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming” (ηs): de verhouding tussen de vraag naar door een toestel voor lokale ruimteverwarming verstrekte ruimteverwarming en het jaarlijkse energieverbruik dat nodig is om aan die vraag te voldoen, uitgedrukt in %; |
2. |
“toestel voor lokale ruimteverwarming met open voorkant”: een toestel voor lokale ruimteverwarming dat gasvormige of vloeibare brandstoffen gebruikt, waarvan de verbrandingskamer in verbinding staat met de ruimte waarin het toestel is geplaatst en dat is verbonden met een rookkanaal voor de afvoer van de verbrandingsproducten; |
3. |
“toestel voor lokale ruimteverwarming met open afvoer naar de schoorsteen”: een toestel voor lokale ruimteverwarming dat gasvormige of vloeibare brandstoffen gebruikt, dat bedoeld is om onder een schoorsteen of in een open haard te worden geplaatst zonder afdichting tussen het product en de opening van de schoorsteen of open haard, en dat de verbrandingsproducten ongehinderd laat vrijkomen tussen het verbrandingsbed en de schoorsteen of het rookkanaal; |
4. |
“toestel voor lokale ruimteverwarming met gesloten voorkant en open verbranding”: een toestel voor lokale ruimteverwarming dat gasvormige of vloeibare brandstoffen gebruikt, waarvan de verbrandingskamer door een paneel of een soortgelijk middel is gescheiden van de ruimte waarin het toestel is geplaatst maar de lucht voor verbranding wel uit die ruimte haalt, en dat is verbonden met een rookkanaal voor de afvoer van de verbrandingsproducten; |
5. |
“toestel voor lokale ruimteverwarming met concentrisch rookkanaal”: een toestel voor lokale ruimteverwarming dat gasvormige of vloeibare brandstoffen gebruikt, waarvan de verbrandingskamer is afgesloten van de ruimte waarin het toestel is geplaatst, en dat is verbonden met een buis bestaande in twee concentrische rookkanalen, waarvan het buitenste de lucht voor verbranding aanvoert van buiten het gebouw en het binnenste de verbrandingsgassen ook buiten het gebouw afvoert; |
6. |
“draagbaar elektrisch toestel voor lokale ruimteverwarming”: een elektrisch toestel voor lokale ruimteverwarming dat geen draagbare elektrische zichtbaar gloeiende straler voor lokale ruimteverwarming is en dat door de fabrikant is uitgerust met een snoer en stekker zodat het naar de verwarmingsbehoefte van de gebruiker naar een andere ruimte kan worden verplaatst en niet op een bepaalde plaats hoeft te worden vastgemaakt; |
7. |
“elektrisch toestel voor lokale ruimteverwarming”: een toestel voor lokale ruimteverwarming dat warmte opwekt met gebruikmaking van het joule-effect; |
8. |
“elektrische zichtbaar gloeiende straler voor lokale ruimteverwarming”: een elektrisch toestel voor lokale ruimteverwarming waarin het verwarmingselement zichtbaar is van buiten het verwarmingstoestel en een temperatuur heeft van minimaal 650 oC bij normaal gebruik; |
9. |
“draagbare elektrische zichtbaar gloeiende straler voor lokale ruimteverwarming”: een elektrische zichtbaar gloeiende straler voor lokale ruimteverwarming die door de fabrikant is uitgerust met een snoer en stekker zodat deze naar de verwarmingsbehoefte van de gebruiker naar een andere ruimte kan worden verplaatst en niet op een bepaalde plaats hoeft te worden vastgemaakt. Elektrische zichtbaar gloeiende stralers voor lokale ruimteverwarming met kenmerken die deze geschikt maken voor plafond-, wand- of vloermontage worden beschouwd als elektrische zichtbaar gloeiende stralers voor lokale ruimteverwarming; aangebrachte wielen zijn niet voldoende om een elektrische zichtbaar gloeiende straler voor lokale ruimteverwarming als draagbaar te beschouwen; |
10. |
“vast elektrisch toestel voor lokale ruimteverwarming”: een elektrisch toestel voor lokale ruimteverwarming dat geen elektrisch opslagtoestel voor lokale ruimteverwarming of elektrisch vloerverwarmingstoestel voor lokale ruimteverwarming is en ontworpen is om te worden gebruikt terwijl het is bevestigd of vastgemaakt op een specifieke locatie, dan wel bevestigd is aan de wand; een draagbaar toestel met kenmerken die het geschikt maken voor wand- en/of vloermontage wordt beschouwd als een elektrisch toestel voor lokale ruimteverwarming; |
11. |
“elektrisch opslagtoestel voor lokale ruimteverwarming”: een elektrisch toestel voor lokale ruimteverwarming dat ontworpen is om warmte in een accumulerende geïsoleerde kern op te slaan en die warmte gedurende verschillende uren na de accumulatiefase af te geven; |
12. |
“elektrisch vloerverwarmingstoestel voor lokale ruimteverwarming”: een elektrisch toestel voor lokale ruimteverwarming dat ontworpen is om te worden gebruikt terwijl het geïntegreerd is in de structuur of de afwerking van het gebouw, met inbegrip van zelfregelende verwarmingskabels en -matten; |
13. |
“handdoekradiator”: een vast elektrisch toestel voor lokale ruimteverwarming waarvan het ontwerp het plaatsen van handdoeken voor verwarming mogelijk maakt; |
14. |
“elektronische regeling van de warmteopslag, met kamer- en/of buitentemperatuurfeedback”: een automatische, in het product geïntegreerde sensor die de kerntemperatuur van het product meet en de geaccumuleerde hoeveelheid warmte varieert naar gelang van de warmtevraag in de kamer- en/of de buitentemperatuur; |
15. |
“door een ventilator bijgestane warmteafgifte”: het product is uitgerust met een of meer geïntegreerde en stuurbare ventilatoren om de afgifte van de opgeslagen warmte te kunnen variëren overeenkomstig de warmtevraag; |
16. |
„uitstoot van stikstofoxiden”: de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) bij nominale warmteafgifte, uitgedrukt in mg/kWhinput, gebaseerd op de GCV, voor toestellen voor lokale ruimteverwarming die gasvormige of vloeibare brandstof gebruiken; |
17. |
“brutoverbrandingswaarde vrij van vocht” (gross calorific value moisture free, GCV): de totale hoeveelheid warmte die wordt geproduceerd door een eenheidshoeveelheid brandstof waaruit het vocht is verwijderd, wanneer deze eenheidshoeveelheid brandstof volledig met zuurstof wordt verbrand en de verbrandingsproducten tot de omgevingstemperatuur zijn afgekoeld; deze hoeveelheid omvat de condensatiewarmte van de waterdamp die ontstaat bij de verbranding van de waterstof in de brandstof; |
18. |
“toestel voor lokale ruimteverwarming zonder rookkanaal”: een toestel voor lokale ruimteverwarming voor niet-commerciële doeleinden dat gasvormige of vloeibare brandstof gebruikt en de verbrandingsproducten afgeeft aan de ruimte waarin het product zich bevindt; |
19. |
“uitstand”: stand waarbij het product is aangesloten op het elektriciteitsnet en geen enkele functie biedt, of in een toestand is die alleen:
|
20. |
“standby-stand”: een toestand waarin het product aan het elektriciteitsnet is gekoppeld en gedurende onbepaalde tijd uitsluitend een of meer van de volgende functies uitvoert:
|
21. |
“reactiveringsfunctie”: een functie die via een schakelaar op afstand, een afstandsbediening, een interne sensor of een timer een overschakeling mogelijk maakt van de standby-stand naar een andere stand zoals de aanstand, die aanvullende functies biedt; |
22. |
“aanstand”: toestand waarin de apparatuur aan het elektriciteitsnet is gekoppeld en ten minste één van de hoofdfuncties voor de bedoelde werking van de apparatuur geactiveerd is; |
23. |
“ruststand”: toestand waarin het product aan het elektriciteitsnet is gekoppeld en de ruimte automatisch kan verwarmen overeenkomstig de temperatuur op het instelpunt; |
24. |
“netwerk”: een communicatie-infrastructuur met een topologie van verbindingen, een architectuur, inclusief de fysieke componenten daarvan, organisatiebeginselen, communicatieprocedures en formaten (protocollen); |
25. |
“indirecte verwarmingsfunctionaliteit”: het product kan een deel van zijn totale warmteafgifte overdragen aan een warmteoverdrachtsvloeistof, ten behoeve van ruimteverwarming of waterverwarming voor huishoudelijke doeleinden; |
26. |
“minimale warmteafgifte” (Pmin): de opgegeven warmteafgifte van een toestel voor lokale ruimteverwarming, waarin vervat zowel de directe als de indirecte warmteafgifte (wanneer van toepassing), wanneer dit toestel werkt op de stand voor de laagste warmteafgifte, als opgegeven door de fabrikant, uitgedrukt in kW; |
27. |
„nuttig rendement”: de verhouding bij hetzij “nominale” hetzij “minimale warmteafgifte” (respectievelijk ηth,nom of ηth,min) tussen de nuttige warmteafgifte en de totale energietoevoer van een toestel voor lokale ruimteverwarming, uitgedrukt in %, waarbij:
|
28. |
“calorische benedenwaarde” (net caloric value, NCV): de totale hoeveelheid warmte die wordt afgegeven door een eenheidshoeveelheid brandstof met een geschikt vochtgehalte wanneer deze eenheidshoeveelheid volledig met zuurstof wordt verbrand en wanneer de verbrandingsproducten niet tot de omgevingstemperatuur worden afgekoeld; |
29. |
“omrekeningscoëfficiënt” (conversion coefficient, CC): de standaardcoëfficiënt voor de primaire energie per kWh elektriciteit waarnaar wordt verwezen in Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (2); de waarde van de omrekeningscoëfficiënt is CC = 1,9; |
30. |
“vochtgehalte”: de massa water in de brandstof in verhouding tot de totale massa van de brandstof als gebruikt in het toestel voor lokale ruimteverwarming; |
31. |
“aanvullend elektriciteitsverbruik bij nominale warmteafgifte” (elmax): het verbruik van elektrisch vermogen door het toestel voor lokale ruimteverwarming wanneer het de nominale warmteafgifte levert. Het verbruik van elektrisch vermogen wordt vastgesteld zonder rekening te houden met het stroomverbruik van een circulator in het geval het product een indirecte verwarmingsfunctionaliteit biedt en er een circulator is ingebouwd, uitgedrukt in kW; |
32. |
“aanvullend elektriciteitsverbruik bij minimale warmteafgifte” (elmin): het verbruik van elektrisch vermogen door het toestel voor lokale ruimteverwarming wanneer het de minimale warmteafgifte levert. Het verbruik van elektrisch vermogen wordt vastgesteld zonder rekening te houden met het stroomverbruik van een circulator in het geval het product een indirecte verwarmingsfunctionaliteit biedt en er een circulator is ingebouwd, uitgedrukt in kW; |
33. |
“eentrapswarmteafgifte, geen regeling van de kamertemperatuur”: het product is niet in staat om zijn warmteafgifte automatisch te variëren en er is geen feedback van de kamertemperatuur op basis waarvan de warmteafgifte automatisch kan worden aangepast; |
34. |
“twee of meer handmatig in te stellen trappen, geen regeling van de kamertemperatuur”: het product is in staat om zijn warmteafgifte via handbediening te variëren tussen twee of meer niveaus van warmteafgifte en is niet uitgerust met een apparaat dat de warmteafgifte automatisch bijregelt naar gelang van de gewenste temperatuur binnenshuis; |
35. |
“mechanische regeling van de kamertemperatuur door thermostaat”: een niet-elektronisch apparaat dat het product in staat stelt zijn warmteafgifte binnen een bepaald tijdsinterval automatisch te variëren ter aanpassing aan een bepaald gevraagd niveau van verwarmingscomfort binnenshuis; |
36. |
“elektronische regeling van de kamertemperatuur”: een elektronisch apparaat, geïntegreerd dan wel extern, dat het product in staat stelt zijn warmteafgifte binnen een bepaald tijdsinterval automatisch te variëren ter aanpassing aan een bepaald gevraagd niveau van verwarmingscomfort binnenshuis; |
37. |
“elektronische regeling van de kamertemperatuur plus dag-tijdschakelaar”: een elektronisch apparaat, geïntegreerd dan wel extern, dat het product in staat stelt zijn warmteafgifte binnen een bepaald tijdsinterval automatisch te variëren ter aanpassing aan een bepaald door de gebruiker ingesteld niveau van verwarmingscomfort binnenshuis, met welk apparaat de gebruiker de tijdsduur en de temperatuur kan instellen gedurende een tijdsinterval van 24 uur; |
38. |
“elektronische regeling van de kamertemperatuur plus week-tijdschakelaar”: een elektronisch apparaat, geïntegreerd dan wel extern, dat het product in staat stelt zijn warmteafgifte binnen een bepaald tijdsinterval automatisch te variëren ter aanpassing aan een bepaald door de gebruiker ingesteld niveau van verwarmingscomfort binnenshuis, met welk apparaat de gebruiker de tijdsduur en de temperatuur kan instellen gedurende een tijdsinterval van een hele week. Gedurende die periode van zeven dagen moet de instelling een dagsgewijze variatie mogelijk maken; |
39. |
“regeling van de kamertemperatuur, met aanwezigheidsdetectie”: een elektronisch apparaat, geïntegreerd dan wel extern, dat het instelpunt voor de kamertemperatuur automatisch verlaagt wanneer in de kamer geen persoon wordt gedetecteerd; |
40. |
“regeling van de kamertemperatuur, met openraamdetectie”: een elektronisch apparaat, geïntegreerd dan wel extern, dat automatisch de vorstbeschermingsstand inschakelt of het energieverbruik van het toestel voor lokale ruimteverwarming beperkt tot dat van de ruststand wanneer een raam of deur is geopend. Indien een sensor wordt gebruikt om het openen van een raam of deur te detecteren, kan die met het product zijn geïnstalleerd, dan wel extern aan het product zijn of ingebouwd zijn in de structuur van het gebouw of geïnstalleerd zijn als een combinatie van die opties; |
41. |
“vorstbeschermingsstand”: een functie waarmee het toestel voor lokale ruimteverwarming een binnentemperatuur van 7 °C ± 3 oC handhaaft; |
42. |
“optie van regeling op afstand”: een functie waarbij het toestel voor lokale ruimteverwarming met een regelaar op afstand kan worden geregeld van buiten het gebouw waarin het toestel is geïnstalleerd; |
43. |
“adaptieve regeling van de start”: een functie die de optimale start voor de verwarmingsfunctie voorspelt en initieert teneinde het instelpunt van de zonetemperatuur op het gewenste tijdstip te bereiken; |
44. |
“instelpunt van de zonetemperatuur”: de door de gebruiker ingestelde temperatuur; |
45. |
“beperking van de werkingstijd”: een functie die het toestel voor lokale ruimteverwarming automatisch inactiveert na een van tevoren ingestelde tijdsperiode; |
46. |
“zwartebolsensor”: een elektronisch apparaat, geïntegreerd dan wel extern, dat de lucht- en de stralingstemperatuur meet; |
47. |
“zelfleren”: een functie die automatisch vastlegt hoe de gebruiker het toestel voor lokale ruimteverwarming gebruikt en op basis daarvan zelf perioden van hoge en lage temperatuur instelt; |
48. |
“regelnauwkeurigheid” (control of accuracy – CA): de mate waarin de regelaar van een toestel voor lokale ruimteverwarming kan reageren op veranderingen in de zonetemperatuur, om die zo dicht mogelijk bij het instelpunt te houden; |
49. |
“zonetemperatuur”: de werkelijke temperatuur van de omsloten te verwarmen ruimte; |
50. |
“vermogenseis voor de permanente waakvlam” (Ppilot): het verbruik door het toestel voor lokale ruimteverwarming van een gasvormige of vloeibare brandstof om een vlam brandende te houden die als ontstekingsbron dient voor het ontsteken van het krachtigere verbrandingsproces dat vereist is voor de nominale warmteafgifte of voor de warmteafgifte bij deellast, wanneer brandend gedurende meer dan 5 minuten voordat de hoofdbrander in de aanstand staat, uitgedrukt in kW; |
51. |
“maximale continue warmteafgifte” (Pmax,c): de warmteafgifte van een elektrisch toestel voor lokale ruimteverwarming wanneer dit toestel werkt op de stand voor de maximale warmteafgifte die continu over een langere tijdsperiode kan worden gehandhaafd, als opgegeven door de fabrikant, uitgedrukt in kW; |
52. |
“warmteafgifte van het buissysteem”: de gecombineerde warmteafgifte van de buissegmenten van de configuratie als in de handel gebracht, uitgedrukt in kW; |
53. |
“stralingsfactor”: de verhouding bij “nominale” of “minimale warmteafgifte” (respectievelijk RFnom of RFmin) tussen de infrarode warmteafgifte van het toestel voor lokale ruimteverwarming en de totale energietoevoer, uitgedrukt in %; |
54. |
“isolatie van de omhulling”: het niveau van thermische isolatie van de omhulling of de mantel van het product als gebruikt om de warmteverliezen van het product te minimaliseren wanneer het buitenshuis wordt geplaatst; |
55. |
“verliesfactor van de omhulling”: de warmteverliezen van het deel van het product dat geïnstalleerd is buiten de omsloten te verwarmen ruimte en die worden bepaald door de warmtedoorlating van de omhulling van dat deel, uitgedrukt in %; |
56. |
“eentraps-”: het product is niet in staat om zijn warmteafgifte automatisch te variëren; |
57. |
“tweetraps-”: het product is in staat automatisch zijn warmteafgifte te reguleren op twee onderscheiden niveaus, naar gelang van de feitelijke luchttemperatuur binnenshuis en de gewenste luchttemperatuur binnenshuis, gestuurd door temperatuursensoren en een interface die niet noodzakelijk zijn/is geïntegreerd in het product zelf; |
58. |
“modulerend”: het product is in staat automatisch zijn warmteafgifte te reguleren op drie of meer onderscheiden niveaus, naar gelang van de feitelijke luchttemperatuur binnenshuis en de gewenste luchttemperatuur binnenshuis, gestuurd door temperatuursensoren en een interface die niet noodzakelijk zijn/is geïntegreerd in het product zelf; |
59. |
“afwijking regelaar-instelpunt” (control to setpoint deviation, CSD): het verschil tussen de gemiddelde zonetemperatuur over een bepaalde tijdsperiode en het instelpunt van de zonetemperatuur; |
60. |
“reserveonderdeel”: een afzonderlijk onderdeel dat een onderdeel met dezelfde of een soortgelijke functie in een product kan vervangen; |
61. |
„professionele reparateur”: een zelfstandige of onderneming die professionele reparatie- en onderhoudsdiensten voor toestellen voor lokale ruimteverwarming aanbiedt; |
62. |
“garantie”: elke verbintenis van de verkoper of fabrikant ten opzichte van de consument om de betaalde prijs terug te betalen of het toestel voor lokale ruimteverwarming op enigerlei wijze te vervangen, te repareren of te behandelen, indien het niet voldoet aan de specificaties in de garantieverklaring of in de desbetreffende reclame. |
(1) Richtlijn 2014/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 79).
(2) Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).
BIJLAGE II
In artikel 3 bedoelde eisen inzake ecologisch ontwerp
1. Eisen aan de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming
1. |
Toestellen voor lokale ruimteverwarming voldoen aan de volgende eisen:
|
2. |
Elektrische opslagtoestellen voor lokale ruimteverwarming zijn uitgerust met een elektronische regeling van de warmteopslag, met kamer- en/of buitentemperatuurfeedback en door een ventilator bijgestane warmteafgifte. |
3. |
Handdoekradiatoren met een nominale warmteafgifte tot 60 W kunnen gedurende een beperkte ingestelde tijd van maximaal zes uur worden gebruikt. |
4. |
Elektrische toestellen voor lokale ruimteverwarming die zonder regelaar in de handel worden gebracht, kunnen zonder regelaar geen warmte afgeven. |
2. Eisen aan de uitstoot
Voor de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) door toestellen voor lokale ruimteverwarming die vloeibare of gasvormige brandstoffen gebruiken, gelden de volgende maximale waarden op basis van de GCV:
1. |
de uitstoot van NOx door toestellen voor lokale ruimteverwarming met open voorkant, toestellen voor lokale ruimteverwarming met open afvoer naar de schoorsteen, toestellen voor lokale ruimteverwarming met gesloten voorkant en open verbranding, toestellen voor lokale ruimteverwarming met concentrisch rookkanaal en toestellen voor lokale ruimteverwarming zonder rookkanaal bedraagt maximaal 120 mg/kWhinput; |
2. |
de uitstoot van NOx door lichtgevende toestellen voor lokale ruimteverwarming en buistoestellen voor lokale ruimteverwarming bedraagt maximaal 180 mg/kWhinput. |
3. Eisen aan spaarstanden
Toestellen voor lokale ruimteverwarming met regelaars en afzonderlijke aanverwante regelaars voldoen aan de volgende eisen:
1. |
zij hebben een uitstand, een standby-stand of beide. Het elektriciteitsverbruik in de uitstand (Po ) bedraagt maximaal 0,50 W en het verbruik in de standby-stand (Psm ) bedraagt maximaal 0,50 W; met ingang van 9 mei 2027 bedraagt het elektriciteitsverbruik in de uitstand maximaal 0,30 W; |
2. |
indien in de standby-stand ook informatie of statusgegevens worden weergegeven, bedraagt het elektriciteitsverbruik van die stand maximaal 1,00 W; |
3. |
indien in de standby-stand een verbinding met een netwerk in stand wordt gehouden en netwerkgebonden standby beschikbaar is volgens artikel 2, punt 10, van Verordening (EU) 2023/826, bedraagt het elektriciteitsverbruik van deze stand (Pnsm ) maximaal 2,00 W; indien de communicatie tussen de warmtebron en de regelaar draadloos of via een elektriciteitskabel werkt, bedraagt het elektriciteitsverbruik van deze stand maximaal 3,00 W; |
4. |
indien een ruststand beschikbaar is, bedraagt het elektriciteitsverbruik van deze stand (Pidle ) niet meer dan gemiddeld 1,00 W per uur, tenzij de ruststand afhangt van de toevoer van een netwerkverbinding om de ruimte automatisch te verwarmen. In dat geval bedraagt het elektriciteitsverbruik maximaal gemiddeld 3,00 W per uur. |
4. Eisen aan productinformatie
1. |
De handleidingen voor installateurs en gebruikers en de vrij toegankelijke websites van de fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers en hun importeurs bevatten de volgende elementen:
|
2. |
De handleiding voor installateurs en gebruikers, de vrij toegankelijke websites van de fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers en hun importeurs, en de productverpakking bevatten de volgende duidelijk zichtbare en leesbare productinformatie in een taal die gemakkelijk wordt verstaan door de gebruikers in de lidstaat waarin het product wordt verhandeld:
|
3. |
voor afzonderlijke aanverwante regelaars bevatten de handleiding voor installateurs en gebruikers, de vrij toegankelijke websites van de fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers en hun importeurs en de productverpakking de volgende duidelijk zichtbare en leesbare productinformatie, in een taal die gemakkelijk wordt verstaan door de gebruikers in de lidstaat waarin het product wordt verhandeld:
“Deze regelaar heeft de volgende regelfuncties”: [lijst van regelfuncties overeenkomstig het format in tabel 7. De vorm van de code is TC (f1/f2/f3/f4/f5/f6/f7/f8), waarbij TC de code voor de functie F(2) is en f1 tot en met f8, indien aanwezig, de codes voor de functie F(3) zijn, of anders een “0”]. |
4. |
De handleiding voor installateurs en gebruikers, de vrij toegankelijke websites van de fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers en hun importeurs en de productverpakking kunnen aanvullende informatie bevatten over de kenmerken van het product die nuttig kunnen zijn voor installateurs en gebruikers, waaronder informatie over de mate waarin verwarmingstoestellen en regelaars aan de eisen in de punten 1 en 3 van deze bijlage voldoen. |
5. Eisen inzake efficiënt gebruik van hulpbronnen
1. |
Beschikbaarheid van reserveonderdelen:
|
2. |
Maximale levertijd van reserveonderdelen:
Gedurende de beschikbaarheidsperiode van de reserveonderdelen zorgt de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger ervoor dat de reserveonderdelen binnen 10 werkdagen na ontvangst van de bestelling worden geleverd. |
3. |
Toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie:
Gedurende de periode van punt 1, onder (b), stelt de fabrikant, importeur of gemachtigde vertegenwoordiger de reparatie- en onderhoudsinformatie als volgt beschikbaar aan professionele reparateurs:
|
4. |
Ontmantelingseisen met het oog op materiaalterugwinning en recycling en voorkoming van verontreiniging:
|
6. Technische documentatie
1. |
De technische documentatie op grond waarvan de conformiteit van toestellen voor lokale ruimteverwarming wordt beoordeeld overeenkomstig artikel 4 en de verificatieprocedure in bijlage V, bevat de volgende gegevens:
|
2. |
Voor toestellen voor lokale ruimteverwarming die zonder regelaar in de handel worden gebracht, wordt de informatie in de tabellen 2 en 4 opgegeven voor de combinatie van het toestel voor lokale ruimteverwarming en de regelfuncties overeenkomstig punt 4, onder 1, (g); |
3. |
De technische documentatie op grond waarvan de conformiteit van afzonderlijke aanverwante regelaars wordt beoordeeld overeenkomstig artikel 4 en de verificatieprocedure in bijlage V, bevat de volgende gegevens:
|