European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2024/795

29.2.2024

VERORDENING (EU) 2024/795 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 29 februari 2024

tot oprichting van het platform voor strategische technologieën voor Europa (“STEP”) en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG en Verordeningen (EU) 2021/1058, (EU) 2021/1056, (EU) 2021/1057, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) 2021/1060, (EU) 2021/523, (EU) 2021/695, (EU) 2021/697 en (EU) 2021/241

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 164 en 173, artikel 175, derde alinea, de artikelen 176, 177 en 178, artikel 182, lid 1, en artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het versterken van het concurrentievermogen en de veerkracht van de Europese economie door middel van de groene en digitale transformatie is de afgelopen jaren het kompas van de Unie geweest. De groene en de digitale transitie, die verankerd zijn in de Europese Green Deal, uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 getiteld “De Europese Green Deal”, en het beleidsprogramma voor het digitale decennium 2030, vastgesteld bij Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad (4), stimuleren de groei en de modernisering van de economie van de Unie, bieden nieuwe zakelijke kansen en dragen bij tot een concurrentievoordeel voor de Unie op de wereldmarkten. De Europese Green Deal bevat de routekaart om de economie van de Unie op een billijke en inclusieve manier klimaatneutraal en duurzaam te maken en klimaat- en milieugerelateerde uitdagingen aan te pakken. Het beleidsprogramma voor het digitale decennium 2030 zet een duidelijke koers uit voor de digitale transformatie van de Unie en voor de verwezenlijking van digitale streefcijfers op het niveau van de Unie uiterlijk in 2030, in het bijzonder wat betreft digitale vaardigheden, digitale infrastructuur en de digitale transformatie van ondernemingen en overheidsdiensten.

(2)

De industrie van de Unie heeft haar ingebouwde veerkracht bewezen, maar haar concurrentievermogen moet ook in de toekomst worden gewaarborgd. De hoge inflatie, tekorten aan arbeidskrachten, verstoringen van de toeleveringsketens na COVID-19, de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, stijgende rentevoeten en pieken in energiekosten en inputprijzen drukken op het concurrentievermogen van de industrie van de Unie en hebben duidelijk gemaakt hoe belangrijk het is dat de Unie haar open strategische autonomie veiligstelt en haar strategische afhankelijkheid van derde landen in diverse sectoren vermindert. Die druk op de industrie van de Unie gaat gepaard met hevige, maar niet altijd billijke mededinging op de gefragmenteerde wereldmarkt. De Unie heeft al verscheidene initiatieven genomen om haar industrie te ondersteunen, zoals het industrieel plan voor de Green Deal, uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 1 februari 2023 getiteld “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk”, een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader om een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen (de “verordening kritieke grondstoffen”), een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader van maatregelen ter versterking van het Europese ecosysteem voor de productie van nettonultechnologieproducten (de “verordening voor een nettonulindustrie”), het nieuwe tijdelijke crisis- en transitiekader voor staatssteun, uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 17 maart 2023 getiteld “Tijdelijke crisis- en transitiekader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne, het herstelinstrument van de Europese Unie vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad (5) en Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (6). Hoewel die oplossingen snelle, gerichte en, in sommige gevallen, tijdelijke steun bieden, heeft de Unie een structureler antwoord nodig op de investeringsbehoeften van haar industrieën, om de cohesie te bewaren, hoogwaardige banen te creëren en het gelijke speelveld in de interne markt te behouden, en tegelijkertijd de toegang tot financiering te vergemakkelijken. De Unie moet zich inzetten om verplaatsing te voorkomen, productiefaciliteiten van kritieke technologieën terug te halen uit derde landen en nieuwe faciliteiten aan te trekken om strategische afhankelijkheden te voorkomen.

(3)

De interne markt heeft aanzienlijke economische, sociale en politieke voordelen opgeleverd voor de hele Unie, met inbegrip van haar burgers en bedrijven. Hoewel die voordelen algemeen worden erkend, is het absoluut noodzakelijk om te blijven zoeken naar manieren om het onbenutte maatschappelijke potentieel ervan verder te benutten. De interne markt moet aanpasbaar blijven in het licht van de veranderende geopolitieke dynamiek, technologische ontwikkelingen en de groene en de digitale transitie, en tegelijkertijd de veerkracht van gezondheidsstelsels bevorderen gezien de vergrijzende bevolking en bijdragen tot het versterken van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie op lange termijn.

(4)

De uitrol en schaalvergroting in de Unie van digitale technologieën en deeptech-innovatie, van schone en hulpbronnenefficiënte technologieën en van biotechnologieën zullen van essentieel belang zijn om de strategische afhankelijkheden van de Unie te verminderen, en de kansen van de groene en de digitale transitie te grijpen en de doelstellingen ervan te verwezenlijken, en zo de soevereiniteit en strategische autonomie van de Unie te waarborgen en het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de industrie van de Unie te bevorderen. Daarom moet onmiddellijk actie worden ondernomen om de ontwikkeling en vervaardiging van kritieke technologieën in de Unie te ondersteunen, hetgeen tot de belangrijkste strategische tekortkomingen van de Unie behoort. Bij de ontwikkeling en vervaardiging van kritieke technologieën wordt voortgebouwd op de waardeketens van onderling verbonden economische actoren die actief zijn in diverse ondernemingen van verschillende omvang, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), in verschillende sectoren en over de grenzen heen. Om die reden moet de Unie ook de waardeketens van die kritieke technologieën en de bijbehorende diensten die van cruciaal belang en specifiek zijn voor de activiteiten gericht op de ontwikkeling of vervaardiging van die kritieke technologieën beschermen en versterken, en zo de strategische afhankelijkheid van de Unie verminderen en de integriteit van de interne markt bewaren, en moet zij de bestaande tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden in deze sectoren aanpakken door middel van projecten op het gebied van een leven lang leren, onderwijs, opleidingen leer-werktrajecten en het creëren van aantrekkelijke, hoogwaardige banen die voor iedereen toegankelijk zijn.

(5)

Om als kritiek te worden aangemerkt, moeten technologieën ofwel een innovatief element met een aanzienlijk potentieel op de interne markt brengen, ofwel bijdragen tot het verminderen of voorkomen van de strategische afhankelijkheden van de Unie. Bij de beoordeling van het economische potentieel van kritieke technologieën voor de interne markt moet rekening worden gehouden met het feit dat maatregelen die in één lidstaat worden uitgevoerd overloopeffecten kunnen hebben in andere lidstaten. Bij de beoordeling van de vraag of een technologie bijdraagt tot het verminderen of voorkomen van de strategische afhankelijkheden van de Unie, moet rekening worden gehouden met de op Unieniveau uitgevoerde analyse om de risico’s met mogelijke gevolgen voor de hele Unie vast te stellen. De Commissie moet richtsnoeren uitvaardigen waarin wordt verduidelijkt hoe de technologieën in de drie sectoren die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen als kritiek kunnen worden beschouwd, alsook over de voorwaarden op basis waarvan die kritieke technologie kunnen worden aangemerkt, teneinde een gemeenschappelijke interpretatie te bevorderen van de projecten, bedrijven en sectoren die in het kader van de relevante programma’s worden gesteund in het licht van de gemeenschappelijke strategische doelstellingen van de relevante programma’s en deze verordening. In die richtsnoeren moet de Commissie ook het begrip waardeketen en bijbehorende diensten verduidelijken die van cruciaal belang en specifiek zijn voor de ontwikkeling of vervaardiging van de eindproducten. Die richtsnoeren moeten andere richtsnoeren over specifieke programma’s onverlet laten.

(6)

Er is behoefte aan ondersteuning van kritieke technologieën in de volgende sectoren: digitale technologieën en deeptech-innovatie, schone en hulpbronnenefficiënte technologieën, en biotechnologieën. Deeptech-innovatie moet worden opgevat als die innovaties die het potentieel hebben transformatieve oplossingen te bieden en die geworteld zijn in geavanceerde wetenschap, technologie en engineering, met inbegrip van innovatie die een combinatie is van ontwikkelingen in de fysische, biologische en digitale sfeer. Digitale technologieën moeten met name technologieën omvatten die bijdragen tot de streefcijfers en doelstellingen van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030, alsook meerlandenprojecten zoals gedefinieerd in Besluit (EU) 2022/2481. Schone en hulpbronnenefficiënte technologieën moeten met name nettonultechnologieën zoals gedefinieerd in de verordening voor een nettonulindustrie omvatten. Biotechnologieën moeten worden opgevat als de toepassing van wetenschap en technologie op levende organismen, alsook onderdelen, producten en modellen daarvan, om levende of niet-levende materialen te veranderen voor de productie van kennis, goederen en diensten, met inbegrip van de technologieën waarnaar wordt verwezen in de statistische definitie van biotechnologie van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, alsook de Unielijst van kritieke geneesmiddelen zoals bedoeld in de mededeling van de Commissie van 24 oktober 2023 getiteld “Het aanpakken van geneesmiddelentekorten in de EU” en bestanddelen daarvan. Projecten die als strategisch zijn erkend in het kader van de verordening voor een nettonulindustrie, indien die projecten voldoen aan de criteria van veerkracht en concurrentievermogen die zijn gedefinieerd in de verordening voor een nettonulindustrie, en uit hoofde van de verordening kritieke grondstoffen, moeten automatisch worden geacht bij te dragen tot de doelstellingen van deze verordening. Digitale technologieën en deeptech-innovatie, schone en hulpbronnenefficiënte technologieën, en biotechnologieën die onderwerp zijn van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI) dat door de Commissie is goedgekeurd op grond van artikel 107, lid 3, punt b) van het Verdrag van de werking van de Europese Unie (VWEU), moeten als kritiek worden beschouwd, en individuele projecten binnen het toepassingsgebied van een dergelijk IPCEI moeten in aanmerking komen voor financiering, overeenkomstig de regels van het betrokken programma, voor zover het vastgestelde financieringstekort en de subsidiabele kosten nog niet volledig zijn gedekt.

(7)

Versterking van de ontwikkelings- en productiecapaciteit van technologieën in de Unie is niet mogelijk zonder een groot aantal geschoolde arbeidskrachten. De tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden, die zijn toegenomen in alle sectoren, ook in de sectoren die als cruciaal worden beschouwd voor de groene en de digitale transities, zullen naar verwachting echter verder toenemen in het licht van demografische veranderingen en de opkomst van technologieën in gevaar brengen in de betrokken sectoren die zijn vastgesteld in deze verordening. Daarom is het nodig de activering van meer mensen op de arbeidsmarkt die relevant is voor de betrokken sectoren te stimuleren, met name door investeringen in leren en een leven lang leren, het verbeteren van relevante vaardigheden en het creëren van hoogwaardige banen en leer-werktrajecten voor jonge en kansarme personen die geen baan hebben en geen onderwijs of opleiding volgen. Dergelijke steun zal een aanvulling vormen op een aantal andere acties die tot doel hebben om aan de behoeften aan vaardigheden die voortvloeien uit de groene en digitale transities, zoals uiteengezet in de EU-agenda voor vaardigheden die is vastgelegd in de mededeling van de Commissie van 1 juli 2020 getiteld “Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht” te voldoen. Die acties zullen een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van een mentaliteit van om- en bijscholing, het stimuleren van het concurrentievermogen van ondernemingen in de Unie, met name kmo’s, en bijdragen tot het creëren van hoogwaardige banen met het oog op de verwezenlijking van het volledige potentieel van de groene en de digitale transitie op een wijze die vanuit sociaal oogpunt eerlijk, inclusief en rechtvaardig is.

(8)

De omvang van de investering die nodig is voor de groene en digitale transitie vereist een volledige mobilisering van de financiering die beschikbaar is in het kader van bestaande programma’s van de Unie, met inbegrip van die welke een begrotingsgarantie bieden voor financierings- en investeringsverrichtingen en de uitvoering van financieringsinstrumenten en gecombineerde verrichtingen. Dergelijke financiering moet flexibeler worden ingezet, zodat tijdig en gericht steun kan worden verleend aan kritieke technologieën in strategische sectoren. Daarom moet een platform voor strategische technologieën voor Europa (“STEP”) worden opgezet dat ertoe bijdraagt een structureel antwoord te bieden op investeringsbehoeften van de Unie door de bestaande Uniefondsen beter te kanaliseren naar kritieke investeringen, onder meer in Uniebrede en grensoverschrijdende projecten, die tot doel hebben de ontwikkeling of vervaardiging van kritieke technologieën in strategische sectoren te ondersteunen, met behoud van gelijke voorwaarden op de interne markt en waarbij cohesie behouden blijft en die tot doel hebben een geografisch evenwichtige verdeling te realiseren van de in het kader van het STEP gefinancierde projecten overeenkomstig de respectieve programmadoelstellingen.

(9)

Bij de uitvoering van programma’s en activiteiten uit hoofde van deze verordening worden de Commissie en de lidstaten ertoe aangemoedigd prioriteit toe te kennen aan de bevordering van projecten in nettonulindustrievalleien zoals gedefinieerd in de verordening voor een nettonulindustrie, projecten in gebieden die zijn opgenomen in het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie als bedoeld in Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad (7), en in minder ontwikkelde en overgangsregio’s, alsook in meer ontwikkelde regio’s in lidstaten waarvan het gemiddelde bbp per hoofd van de bevolking lager is dan het EU-27-gemiddelde, gemeten in koopkrachtstandaarden en berekend op basis van de cijfers van de Unie voor de periode 2015 tot en met 2017.

(10)

Het STEP moet middelen mobiliseren binnen de bestaande programma’s van de Unie, met inbegrip van InvestEU vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad (8), Horizon Europa vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (9), het Europees Defensiefonds opgericht bij Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement (10) en het Innovatiefonds vastgesteld bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (11), het Europees Fonds voor regionaal ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad (12), het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) opgericht bij Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad (13),

het Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF) opgericht bij Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad (14), de herstel- en veerkrachtfaciliteit ingesteld bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (15), het EU4Health-programma vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/522 van het Europees Parlement en de Raad (16) en het Digitaal Europa programma opgericht bij Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad (17). Met die programma’s van de Unie ter beschikking gestelde middelen moeten gepaard gaan met aanvullende financiering ter hoogte van 1,5 miljard EUR aan het Europees Defensiefonds voor projecten die bijdragen tot de STEP-doelstellingen.

(11)

Er moet een soevereiniteitszegel worden toegekend aan projecten die bijdragen aan de STEP-doelstellingen, op voorwaarde dat het project is beoordeeld en voldoet aan de minimale kwaliteitseisen, met name de subsidiabiliteits-, uitsluitings- en toekenningscriteria, die zijn opgenomen in oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van Horizon Europa, het Europees Defensiefonds, het Innovatiefonds, het EU4Health-programma of het programma Digitaal Europa, en ongeacht of het project financiering uit hoofde van één van die instrumenten heeft ontvangen. Deze minimale kwaliteitseisen worden vastgesteld met het oog op het identificeren van projecten van hoge kwaliteit. Het soevereiniteitszegel moet worden toegekend in overeenstemming met de specifieke subsidiabiliteitsvoorwaarden die zijn vastgesteld in de oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van de betrokken programma’s, die geografische beperkingen kunnen inhouden, waar passend en indien hierin is voorzien in de desbetreffende wetgevingshandelingen die deze programma’s regelen. Bij de voorbereiding van het toepassingsgebied van de oproepen tot het indienen van voorstellen waaraan een soevereiniteitszegel kan worden toegekend, moet de Commissie, waar passend, de eis opnemen dat in de projectvoorstellen wordt aangegeven hoe zij naar verwachting zullen bijdragen tot de versterking en structurering van lokale netwerken van industriële actoren en tot het creëren van banen. Die oproepen moeten, waar mogelijk en passend, permanent open zijn. Het soevereiniteitszegel moet worden gebruikt als kwaliteitslabel om projecten te helpen publieke en private investeringen aan te trekken door de bijdrage aan de STEP-doelstellingen te certificeren. Bovendien moet het soevereiniteitszegel een betere toegang tot Uniefinanciering bevorderen, met name door cumulatieve of gecombineerde financiering uit verschillende Unie-instrumenten te vergemakkelijken. De lidstaten moeten er ook toe worden aangemoedigd om bij de toekenning van financiële steun uit hun eigen programma’s rekening te houden met het soevereiniteitszegel.

(12)

Daartoe moet gebruik kunnen worden gemaakt van beoordelingen die in het kader van andere programma’s van de Unie zijn uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (18), om de administratieve lasten voor begunstigden van middelen van de Unie te verminderen en investeringen in prioritaire technologieën aan te moedigen. Op voorwaarde dat ze voldoen aan de bepalingen van Verordening (EU) 2021/241 moeten de lidstaten overwegen om projecten waaraan het soevereiniteitszegel is toegekend mee te nemen bij het herzien van hun herstel- en veerkrachtplannen en moeten zij de mogelijkheid hebben te overwegen projecten mee te nemen bij het beslissen over investeringsprojecten die gefinancierd worden uit hun aandeel in het Moderniseringsfonds dat is opgericht op grond van Richtlijn 2003/87/EG. De Commissie moet in het kader van de procedure van artikel 19 van Protocol nr. 5 betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank, welke aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU zijn gehecht (het “EIB-statuut) en van de in Verordening (EU) 2021/523 vastgestelde beleidscontrole ook rekening houden met het soevereiniteitszegel. Bovendien moeten de uitvoerende partners worden verplicht om projecten waaraan het soevereiniteitszegel is toegekend te onderzoeken indien deze binnen hun geografische reikwijdte en activiteitenbereik overeenkomstig die verordening vallen. Autoriteiten die belast zijn met de programma’s die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moeten overwegen steun te verlenen voor strategische projecten die zijn erkend in overeenstemming met de verordening voor een nettonulindustrie en de verordening kritieke grondstoffen die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen en waarvoor regels inzake cumulatieve financiering van toepassing zouden kunnen zijn.

(13)

Het STEP moet op doeltreffende, efficiënte, eerlijke en transparante wijze worden uitgevoerd. Daartoe moet de Commissie worden belast met de toekenning en bevordering van het soevereiniteitszegel, het beheer van een nieuw publiek toegankelijke website (het “soevereiniteitsportaal”) en de contacten met nationale bevoegde autoriteiten en belanghebbenden die relevant zijn voor het verwezenlijken van de STEP-doelstellingen. De Commissie moet ook consistentie, samenhang, synergie en complementariteit tussen de programma’s van de Unie bevorderen ter ondersteuning van projecten die bijdragen tot de STEP-doelstellingen.

(14)

De Commissie moet een nieuwe openbaar toegankelijke website (het “soevereiniteitsportaal”) opzetten om informatie te verstrekken over de beschikbare steun voor projecten die bijdragen tot de STEP-doelstellingen. Om tegemoet te komen aan de behoeften van bedrijven en projectontwikkelaars die middelen voor STEP-projecten zoeken in het kader van financieringsprogramma’s van de Unie, moet het soevereiniteitsportaal op een toegankelijke en gebruiksvriendelijke manier de financieringsmogelijkheden voor STEP-investeringen in het kader van de Uniebegroting weergeven. Dat moet onder meer informatie bevatten over rechtstreeks beheerde programma’s van de Unie zoals Horizon Europa, het Europees Defensiefonds, het Innovatiefonds, het EU4Health-programma, het Digitaal Europa programma en andere financieringsbronnen van de Unie, zoals InvestEU, de herstel- en veerkrachtfaciliteit, het EFRO, het Cohesiefonds, het ESF+ en het JTF. Bovendien moet het soevereiniteitsportaal helpen om de zichtbaarheid van STEP-investeringen voor investeerders te vergroten door de projecten op te sommen waaraan een soevereiniteitszegel is toegekend. Het soevereiniteitsportaal moet ook een lijst bevatten van de nationale bevoegde autoriteiten die optreden als contactpunten voor de uitvoering van het STEP op nationaal niveau. De Commissie moet ervoor zorgen dat het soevereiniteitsportaal complementair is aan soortgelijke platforms en moet overregulering en administratieve lasten vermijden.

(15)

Om de vorderingen op het gebied van de STEP-doelstellingen van de Unie te volgen, moet de Commissie toezicht houden op de uitvoering van de doelstellingen van het platform. Dat toezicht moet op gerichte wijze plaatsvinden en in verhouding staan tot de activiteiten die in het kader van het STEP worden uitgevoerd, om overregulering en administratieve lasten te voorkomen, met name voor de begunstigden van financiering. Om verantwoordingsplicht ten aanzien van de burgers van de Unie te waarborgen, moet de Commissie jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de voortgang bij de uitvoering van de STEP-doelstellingen in het kader van de respectieve programma’s, over de totale STEP-uitgaven, uitgesplitst naar programma, en over de prestaties van het STEP op basis van de prestatie-indicatoren waarin is voorzien in die programma’s. Indien beschikbaar moet er informatie worden verstrekt over de kwalitatieve en kwantitatieve bijdrage van het STEP aan grensoverschrijdende projecten en aan projecten van de afzonderlijke lidstaten.

(16)

Hoewel het STEP afhankelijk is van de herprogrammering en versterking van bestaande programma’s ter ondersteuning van strategische investeringen en ter vermindering van de strategische afhankelijkheden van de Unie, is het ook een belangrijk element voor het testen van de haalbaarheid en voorbereiding van mogelijke nieuwe interventies ter ondersteuning van soevereiniteit en concurrentievermogen in strategische sectoren en ter versterking van het industriebeleid van de Unie. Het STEP moet in het bijzonder als basis dienen voor het overwegen van mogelijke soortgelijke acties, zoals een Europees soevereiniteitsfonds.

(17)

De Commissie moet een tussentijdse evaluatie van deze verordening verrichten waarin zij beoordeelt of de in het kader van deze verordening ondernomen acties relevant zijn om de strategische afhankelijkheden van de Unie te verminderen en haar autonomie te versterken. Ook moet zij beoordelen of het haalbaar is het soevereiniteitsportaal uit te breiden om alle bestaande openbaar beschikbare websites te combineren en informatie over programma’s van de Unie onder direct, gedeeld en indirect beheer te verstrekken op één portaal, alsook of het haalbaar is een simulator op te zetten om projectontwikkelaars richtsnoeren te verstrekken over de programma’s of fondsen van de Unie waarvoor hun specifieke project in aanmerking kan komen.

(18)

Het Innovatiefonds ondersteunt investeringen in innovatieve koolstofarme technologieën, hetgeen binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt. Daarom zal het Innovatiefonds een belangrijke rol spelen om de ontwikkeling of de vervaardiging in de Unie van kritieke schone en hulpbronnenefficiënte technologieën te ondersteunen. Bij het opstellen en uitvoeren van oproepen tot het indienen van voorstellen of concurrerende biedingen in het kader van het Innovatiefonds moet de Commissie rekening houden met projecten die in het kader van de verordening voor een nettonulindustrie zijn erkend als strategische projecten, die worden geacht bij te dragen aan de STEP-doelstellingen.

(19)

Om de mogelijkheden voor het steunen van investeringen die tot doel hebben de industriële ontwikkeling te versterken en de waardeketens in strategische sectoren uit te breiden, moet de reikwijdte van de steun uit het EFRO worden uitgebreid door nieuwe specifieke doelstellingen in het kader van het EFRO te bieden, onverminderd de regels inzake de subsidiabiliteit van uitgaven en klimaatuitgaven vastgelegd in Verordening (EU) 2021/1058 en Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (19). In strategische sectoren moet het ook mogelijk zijn steun te verlenen aan productieve investeringen in andere ondernemingen dan kmo’s, waarbij de nadruk evenwel blijft liggen op kmo’s, die een aanzienlijke bijdrage zouden kunnen leveren aan de ontwikkeling van minder ontwikkelde en overgangsregio’s, alsook in meer ontwikkelde regio’s van lidstaten met een bbp per hoofd van de bevolking dat onder het EU-27-gemiddelde ligt. Beheersautoriteiten worden aangemoedigd om de samenwerking tussen grote ondernemingen en lokale kmo’s, toeleveringsketens, innovatie en technologie-ecosystemen te bevorderen. Dat zou het mogelijk maken de algehele capaciteit van de Unie te versterken om zijn positie in die sectoren te versterken door alle lidstaten toegang te verlenen tot dergelijke investeringen, waardoor het risico van toenemende ongelijkheid wordt tegengegaan. Overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1060 moeten de geprogrammeerde middelen voor die nieuwe specifieke doelstellingen worden beperkt tot maximaal 20 % van de initiële nationale toewijzing van het EFRO.

(20)

Om een hoog ambitieniveau te behouden bij de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen in het kader van het cohesiebeleid en tegelijkertijd flexibiliteit tussen het Cohesiefonds en het EFRO mogelijk te maken, moet het enerzijds mogelijk zijn om bij de berekening van de klimaatbijdrage van het EFRO rekening te houden met het bedrag van de klimaatbijdrage van het Cohesiefonds dat meer dan 37 % van de totale toewijzing bedraagt, en moet het anderzijds mogelijk zijn om bij de berekening van de klimaatbijdrage van het Cohesiefonds rekening te houden met het bedrag van de klimaatbijdrage van het EFRO dat meer dan 30 % van de totale toewijzing bedraagt.

(21)

Het toepassingsgebied van de steun van het JTF moet ook worden uitgebreid tot investeringen in technologieën die onder deze verordening vallen en om tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden aan te pakken die nodig zijn om die investeringen te realiseren, die bijdragen tot de doelstellingen van het STEP door grote ondernemingen, waarbij de nadruk evenwel blijft liggen op kmo’s, op voorwaarde dat dergelijke investeringen verenigbaar zijn met de verwachte bijdrage aan de transitie naar klimaatneutraliteit zoals uiteengezet in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1056. De steun voor die investeringen mag geen herziening van het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie vereisen wanneer die herziening uitsluitend verband houdt met de kloofanalyse die de investering rechtvaardigt vanuit het oogpunt van het scheppen van banen. In het kader van de steun voor andere ondernemingen dan kmo’s moet ook aandacht worden besteed aan investeringen die ertoe bijdragen leer-werktrajecten en banen te creëren of te voorzien in onderwijs of opleidingen voor nieuwe vaardigheden.

(22)

Het ESF+, dat het belangrijkste fonds van de Unie voor investeringen in mensen is, levert een belangrijke bijdrage aan de bevordering van de ontwikkeling van vaardigheden. Om het gebruik van het ESF+ voor de STEP-doelstellingen te vergemakkelijken, moet het mogelijk zijn om het ESF+ te gebruiken voor investeringen die tot doel hebben een geschoolde en veerkrachtige beroepsbevolking die klaar is voor de toekomstige arbeidswereld tot stand te brengen.

(23)

Om de investeringen te helpen versnellen en onmiddellijke liquiditeit te verschaffen voor investeringen ter ondersteuning van de STEP-doelstellingen in het kader van het EFRO, het ESF+ en het JTF, moet een extra bedrag aan uitzonderlijke voorfinanciering worden verstrekt in de vorm van een eenmalige betaling met betrekking tot de prioriteiten die zijn toegewezen aan investeringen ter ondersteuning van de STEP-doelstellingen. De aanvullende voorfinanciering moet van toepassing zijn op de volledige JTF-toewijzing, gezien de noodzaak om de uitvoering ervan te versnellen en de sterke banden van het JTF om de lidstaten te ondersteunen bij de verwezenlijking van de STEP-doelstellingen. De regels die gelden voor deze bedragen aan uitzonderlijke voorfinanciering moeten stroken met de regels voor voorfinanciering van Verordening (EU) 2021/1060. Om het gebruik van die investeringen verder aan te moedigen en een snellere uitvoering ervan te garanderen, moet bovendien de mogelijkheid worden geboden voor een verhoogd maximaal Uniemedefinancieringspercentage van 100 % voor de STEP-prioriteiten. Bij de implementatie van de STEP-doelstellingen moeten beheersautoriteiten worden aangemoedigd om bepaalde sociale criteria toe te passen en positieve sociale resultaten te bevorderen, zoals het creëren van leer-werktrajecten en hoogwaardige banen voor kansarme jongeren, in het bijzonder jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, het toepassen van de sociale gunningscriteria die zijn vastgelegd in de Richtlijnen 2014/23/EU (20), 2014/24/EU (21) en 2014/25/EU (22) van het Europees Parlement en de Raad wanneer een project wordt uitgevoerd door een onder die richtlijnen vallende instantie, en het betalen van de toepasselijke lonen zoals via collectieve onderhandelingen tot stand gekomen.

(24)

Verordening (EU) 2021/1060 moet worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat projecten waaraan een soevereiniteitszegel is toegekend in aanmerking komen voor een betere toegang tot Uniefinanciering, in het bijzonder door cumulatieve of gecombineerde financiering uit verschillende Unie-instrumenten te vergemakkelijken. Daartoe moet het voor beheersautoriteiten mogelijk zijn rechtstreeks steun uit het EFRO of het ESF+ te verlenen voor activiteiten waaraan een soevereiniteitszegel is toegekend.

(25)

Om de administratieve lasten te verminderen en te zorgen voor een tijdige uitrol van het STEP, moet het mogelijk zijn om, in afwijking van de toepasselijke regels, prioriteiten die zijn opgenomen om in te spelen op investeringen die bijdragen tot de STEP-doelstellingen uit te sluiten van de in Verordening (EU) 2021/1060 voorziene tussentijdse evaluatie van het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het JTF. Met dergelijke programmawijzigingen moet het ook mogelijk zijn de het volledige flexibiliteitsbedrag of van een deel van dat bedrag voor de jaren 2026 en 2027 definitief toe te wijzen. De Commissie moet haar goedkeuring hechten aan programmawijzigingen die uitsluitend betrekking hebben op de invoering van prioriteiten die bijdragen tot de STEP-doelstellingen en die uiterlijk op 31 augustus 2024 zijn ingediend, en zij doet dit binnen twee maanden na de indiening ervan door een lidstaat. Bovendien moet het ook mogelijk zijn overeenkomstige wijzigingen van de partnerschapsovereenkomsten bedoeld in Verordening (EU) 2021/1060 in te voeren en deze versneld door de Commissie te laten goedkeuren.

(26)

Het regelgevingskader voor de uitvoering van de programma’s 2014-2020 is de afgelopen jaren aangepast om de lidstaten en regio’s extra flexibiliteit te bieden wat betreft de uitvoering en meer liquiditeit om de gevolgen van de COVID-19-pandemie en de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne aan te pakken. Deze maatregelen, die aan het einde van de programmeringsperiode zijn ingevoerd, vereisen voldoende tijd en administratieve middelen om volledig te kunnen worden benut en uitgevoerd; in het bijzonder in een tijd waarin de lidstaten de middelen zullen richten op de herziening van de operationele programma’s 2021-2027 in verband met de STEP-doelstellingen. Om de administratieve last voor de programma-autoriteiten te verlichten en mogelijk verlies van middelen bij de afsluiting om louter administratieve redenen te voorkomen, moeten de termijnen voor de administratieve afsluiting van de programma’s voor de periode 2014-2020 in Verordening (EU) nr. 1303/2013 (23) en Verordening (EU) nr. 223/2014 (24) van het Europees Parlement en de Raad worden verlengd. Meer in het bijzonder moet de termijn voor de indiening van die aanvraag voor de eindbetaling met 12 maanden worden verlengd. Bovendien moet de termijn voor de indiening van de afsluitingsdocumenten met 12 maanden worden verlengd. In het kader van die wijzigingen is het passend te verduidelijken dat de distributie van voedsel en materiaal dat voor het einde van de subsidiabiliteitsperiode (einde van 2023) is aangekocht, na die datum mag worden voortgezet.

Om een deugdelijke uitvoering van de Uniebegroting en de inachtneming van de betalingsmaxima te waarborgen, moeten de in 2025 te verrichten betalingen worden beperkt per programma tot 1 % van de financiële kredieten uit de middelen uit hoofde van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021 tot 2027 vastgesteld in Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (25). Verschuldigde bedragen die het plafond van 1 % van de programmakredieten per fonds voor 2025 overschrijden, mogen niet in 2025 of de daaropvolgende jaren worden betaald, maar alleen gebruikt voor de vereffening van voorfinancieringen. Ongebruikte bedragen moeten worden vrijgemaakt overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1303/2013 bij afsluiting. Om ervoor te zorgen dat de ultraperifere gebieden ten volle gebruik kunnen maken van de steun uit de fondsen die onder deze verordening vallen, moet worden verduidelijkt dat, met het oog op de flexibiliteit waarin is voorzien in Verordening (EU) nr. 1303/2013, de extra speciale toewijzingen voor ultraperifere gebieden moeten worden beschouwd als deel van de EFRO-toewijzing voor dezelfde regiocategorie als de betrokken ultraperifere regio. Ondanks de verschillende subsidiabiliteitsregels die van toepassing zijn op de extra speciale toewijzing, moet het mogelijk zijn om die flexibiliteit ook toe te passen tussen de extra speciale toewijzing en andere EFRO-toewijzingen voor dezelfde regiocategorie binnen een programma.

(27)

De flexibiliteit voor de programmeringsperiode 2014-2020 heeft de lidstaten geholpen bij hun crisisrespons en herstelinspanningen en heeft hen geholpen bij het opvangen van de extra druk op de overheidsbegrotingen als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Om de lidstaten in staat te stellen de aanhoudende begrotingsdruk het hoofd te bieden, moet, in lijn met de in Verordening (EU) nr. 1303/2013 geboden mogelijkheid, de mogelijkheid om op cohesieprogramma’s een Uniemedefinancieringspercentage van 100 % toe te passen met terugwerkende kracht worden uitgebreid tot het laatste boekjaar van 1 juli 2023 tot 30 juni 2024, indien een lidstaat de Commissie daarvan in kennis stelt vóór de indiening van de laatste aanvraag voor een tussentijdse betaling voor het definitieve boekjaar, in overeenstemming met de begrotingskredieten en onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen.

(28)

InvestEU is het vlaggenschipprogramma van de Unie om investeringen te stimuleren, met name in de groene en digitale transitie, door vraaggestuurde financiering, onder meer via mengmechanismen, en technische bijstand te bieden. Een dergelijke aanpak draagt bij tot het aantrekken van extra publiek en particulier kapitaal in het kader van de huidige beleidsterreinen. Om een volledige absorptie van de beschikbare middelen te waarborgen en op voorwaarde dat uitvoerende partners niet over voldoende capaciteit beschikken om de voor hen bestemde 25 % van de EU-garantie, die is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/523, op te nemen, moet de Commissie meer dan 75 % van de EU-garantie aan de EIB-groep kunnen toekennen. Tegen deze achtergrond moet de Commissie de andere uitvoerende partners dan de EIB-groep ertoe aansporen en helpen om de beschikbare financiering volledig op te nemen. De lidstaten worden aangemoedigd om bij te dragen aan het lidstaatcompartiment van InvestEU ter ondersteuning van financiële producten die in overeenstemming zijn met de STEP-doelstellingen in het kader van de huidige beleidsterreinen, onverminderd de toepasselijke staatssteunregels. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om als maatregel in hun herstel- en veerkrachtplannen een bijdrage in contanten op te nemen ten behoeve van het lidstaatcompartiment van InvestEU ter ondersteuning van de doelstellingen van het STEP in het kader van de huidige beleidsterreinen. Die extra bijdrage ter ondersteuning van de STEP-doelstellingen moet kunnen oplopen tot 6 % van de totale financiële toewijzing van hun herstel- en veerkrachtplan aan het compartiment van InvestEU voor de lidstaten. Er moeten ook extra flexibiliteit en verduidelijkingen worden ingevoerd om de STEP-doelstellingen beter kunnen bereiken. Voor projecten die bijdragen tot de STEP-doelstellingen moet alles in het werk worden gesteld om ervoor te zorgen dat aan het eind van de investeringsperiode een breed scala van sectoren en regio’s aan bod is gekomen en buitensporige sectorale of geografische concentratie is voorkomen.

(29)

Horizon Europa is het belangrijkste financieringsprogramma van de Unie voor onderzoek en innovatie en de Europese Innovatieraad (EIC) biedt ondersteuning, met name voor innovaties met een baanbrekend potentieel en ontwrichtend karakter met opschalingspotentieel die te riskant kunnen zijn voor particuliere investeerders. In het kader van Horizon Europa moet worden voorzien in extra flexibiliteit, zodat de EIC-Accelerator uitsluitend in de vorm van eigen vermogen verleende steun kan verlenen aan niet-bankabele kmo’s, waaronder startende ondernemingen, en niet-bankabele kleine midcapondernemingen die innovatie uitvoeren, met name als ze werken aan de door het STEP ondersteunde technologieën, ongeacht of zij eerder andere soorten steun van de EIC Accelerator hebben ontvangen. De uitvoering van het financiële instrument dat deel uitmaakt van de EIC-Accelerator die investeringen verstrekt in de vorm van eigen vermogen of een andere terugbetaalbare vorm (het “EIC-fonds”) is momenteel beperkt tot een maximaal investeringsbedrag van 15 miljoen EUR, behalve in uitzonderlijke gevallen, en voorziet niet in vervolgfinancieringsronden of grotere investeringsbedragen. Het toestaan van uitsluitend in de vorm van eigen vermogen verleende steun aan niet-bankabele kmo’s en kleine midcapondernemingen zou de bestaande marktkloof dichten, met name voor investeringsbehoeften van 15 tot 50 miljoen EUR. Bovendien heeft de ervaring geleerd dat de bedragen die in het kader van Horizon 2020, vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (26) voor het EIC-proefproject zijn vastgelegd, niet volledig zijn benut. Verordening (EU) 2021/695 moet ook worden gewijzigd om de verhoogde middelen voor het Europees Defensiefonds te weerspiegelen.

(30)

De EIC speelt een cruciale rol bij het aanbieden van startkapitaal aan snelgroeiende start-ups en kleine midcapondernemingen. Met zijn gespecialiseerde kennis is de EIC bij uitstek geschikt om financieringsmogelijkheden te verruimen voor ondernemingen die op zoek zijn naar kapitaal om na de initiële innovatiefase op te schalen. Gezien de cruciale rol die het EIC-fonds vervult voor het welslagen van het STEP moeten de wetgevingsbepalingen inzake de werking van de EIC worden verduidelijkt.

(31)

Het Europees Defensiefonds is het belangrijkste programma voor het vergroten van het concurrentievermogen, de innovatie, de efficiëntie en de technologische autonomie van de defensie-industrie van de Unie en draagt daarmee bij aan de open strategische autonomie van de Unie. De ontwikkeling van defensiecapaciteiten is van cruciaal belang, omdat het de capaciteit en de autonomie van de Europese industrie om defensieproducten te ontwikkelen en de onafhankelijkheid van de lidstaten als eindgebruikers van dergelijke producten ondersteunt. Extra middelen moeten daarom beschikbaar worden gesteld voor de ondersteuning van projecten die bijdragen tot de ontwikkeling van defensietoepassingen binnen het toepassingsgebied van deze verordening.

(32)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het versterken van de soevereiniteit en veiligheid van de Unie, het versnellen van de groene en de digitale transitie van de Unie, het versterken van haar concurrentievermogen en het verminderen van haar strategische afhankelijkheid, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk 1

STEP

Artikel 1

Onderwerp

1.   Bij deze verordening wordt een platform voor strategische technologieën voor Europa (“STEP”) opgericht ter ondersteuning van kritieke en opkomende strategische technologieën en de respectieve waardeketens ervan in de betrokken sectoren.

2.   Deze verordening legt de doelstellingen van het STEP vast, het bedrag aan financiële steun dat in het kader van het STEP beschikbaar is, en regels voor de uitvoering van het soevereiniteitszegel en het soevereiniteitsportaal en voor de verslaglegging over de STEP-doelstellingen.

Artikel 2

STEP-doelstellingen

1.   Om de soevereiniteit en veiligheid van de Unie te waarborgen, de strategische afhankelijkheden van de Unie in strategische sectoren te verminderen, het concurrentievermogen van de Unie te vergroten door haar veerkracht en productiviteit te versterken en door financiering vrij te maken, gelijke voorwaarden voor investeringen op de interne markt te bevorderen, grensoverschrijdende participatie, ook van kmo’s, te bevorderen, economische, sociale en territoriale cohesie en solidariteit tussen de lidstaten en regio’s te versterken en inclusieve toegang tot aantrekkelijke, hoogwaardige banen te stimuleren door in de vaardigheden van de toekomst te investeren en haar economische, industriële en technologische basis geschikt te maken voor de groene en de digitale transitie, heeft het STEP de volgende doelstellingen:

a)

het ondersteunen van de ontwikkeling of vervaardiging in de hele Unie van kritieke technologieën, of het beschermen en versterken van de respectieve waardeketens ervan als bedoeld in lid 3, in de volgende sectoren:

i)

digitale technologieën, met inbegrip van technologieën die bijdragen tot de streefcijfers en doelstellingen van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030, meerlandenprojecten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Besluit (EU) 2022/2481, en deeptech-innovatie;

ii)

schone en hulpbronnenefficiënte technologieën, met inbegrip van nettonultechnologieën zoals gedefinieerd in de verordening voor een nettonulindustrie;

iii)

biotechnologie, met inbegrip van geneesmiddelen die zijn opgenomen op de Unielijst van kritieke geneesmiddelen en bestanddelen;

b)

het aanpakken van tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden die van cruciaal belang zijn voor alle soorten kwaliteitsbanen ter ondersteuning van de in punt a) genoemde doelstelling, met name door middel van projecten voor een leven lang leren, onderwijs- en opleidingsprojecten, met inbegrip van de Europese academies voor nettonultechnologie die zijn opgericht op grond van de desbetreffende bepaling van de verordening voor een nettonulindustrie, en in nauwe samenwerking met de sociale partners en reeds bestaande onderwijs- en opleidingsinitiatieven.

2.   De in de lid 1, punt a), bedoelde technologieën worden als kritiek beschouwd indien zij aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

a)

zij brengen een innovatief, opkomend en geavanceerd element met een aanzienlijk economisch potentieel naar de interne markt;

b)

zij dragen bij aan het verminderen of voorkomen van strategische afhankelijkheden van de Unie.

3.   De in lid 1, punt a), van dit artikel genoemde waardeketen voor de ontwikkeling of vervaardiging van kritieke technologieën heeft betrekking op eindproducten, maar ook op specifieke onderdelen en specifieke machines die hoofdzakelijk worden gebruikt voor de productie van de eindproducten en kritieke grondstoffen die zijn vermeld in een bijlage bij de verordening kritieke grondstoffen, en op bijbehorende diensten die van cruciaal belang en specifiek zijn voor de ontwikkeling of vervaardiging van die eindproducten.

In afwijking van de eerste alinea van dit lid, heeft de waardeketen voor de ontwikkeling of vervaardiging van technologieën die binnen het toepassingsgebied van de verordening voor een nettonulindustrie vallen en die technologieën zijn zoals bedoeld in lid 1, punt a), ii), van dit artikel, betrekking op eindproducten, alsook op specifieke onderdelen en specifieke machines die hoofdzakelijk voor de productie van de eindproducten worden gebruikt, zoals gedefinieerd in de verordening voor een nettonulindustrie, en op bijbehorende diensten die van cruciaal belang en specifiek zijn voor de ontwikkeling of vervaardiging van die eindproducten.

4.   Overeenkomstig de desbetreffende bepaling van de verordening voor een nettonulindustrie erkende strategische projecten die voldoen aan de criteria inzake veerkracht of de criteria inzake concurrentievermogen van de verordening voor een nettonulindustrie, worden geacht bij te dragen tot de verwezenlijking van de STEP-doelstelling als bedoeld in lid 1, punt a), ii).

5.   Overeenkomstig de desbetreffende bepaling van de verordening kritieke grondstoffen erkende strategische projecten worden geacht bij te dragen tot de verwezenlijking van de STEP-doelstelling als bedoeld in lid 1, punt a).

6.   Wanneer een door de Commissie op grond van artikel 107, lid 3, punt b), VWEU goedgekeurd belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang (important project of common European interest — IPCEI) betrekking heeft op een van de in lid 1, punt a), van dit artikel bedoelde technologieën, worden de desbetreffende technologieën als kritiek beschouwd.

7.   Uiterlijk op 2 mei 2024 verstrekt de Commissie richtsnoeren over de wijze waarop de technologieën in de in lid 1, punt a), van dit artikel bedoelde sectoren als kritiek kunnen worden beschouwd en over de wijze waarop aan de in lid 2 van dit artikel beschreven voorwaarden wordt voldaan. In die richtsnoeren verduidelijkt de Commissie ook het in lid 3 van dit artikel bedoelde begrip waardeketen en bijbehorende diensten die van cruciaal belang en specifiek zijn voor de ontwikkeling of vervaardiging van de eindproducten. Die richtsnoeren worden zo nodig herzien, in het licht van het in artikel 8 bedoelde tussentijdse evaluatieverslag.

Artikel 3

Financiële ondersteuning

1.   Financiële steun voor de uitvoering van het STEP wordt verleend uit bestaande programma’s van de Unie.

2.   Om het STEP beter in staat te stellen de STEP-doelstellingen te verwezenlijken wordt de uitvoering van het STEP ondersteund door een bedrag van 1 500 000 000 EUR in lopende prijzen van de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2021/697 bedoelde financiële middelen. Dat bedrag wordt uitgevoerd overeenkomstig die Verordening en wordt gebruikt om de STEP-doelstellingen te bereiken.

Artikel 4

Soevereiniteitszegel en gecombineerde en cumulatieve financiering

1.   De Commissie kent een soevereiniteitszegel toe aan elk project dat bijdraagt tot een van de STEP-doelstellingen, op voorwaarde dat het project is beoordeeld en voldoet aan de minimale kwaliteitseisen, met name subsidiabiliteits-, uitsluitings- en toekenningscriteria, die zijn vastgesteld in een oproep tot het indienen van voorstellen uit hoofde van Verordeningen (EU) 2021/522, (EU) 2021/694, (EU) 2021/695 of (EU) 2021/697, of uit hoofde van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/856 van de Commissie (27).

2.   Een oproep tot het indienen van voorstellen als bedoeld in lid 1 kan geografische beperkingen omvatten en omvat, in voorkomend geval, in overeenstemming met de desbetreffende sectorspecifieke Uniewetgeving, verplichtingen tot eerbiediging van de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden uit hoofde van toepasselijke Unie- en nationale recht, verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie en collectieve overeenkomsten.

3.   Het soevereiniteitszegel wordt gebruikt als kwaliteitslabel, met name voor:

a)

het ontvangen van steun voor het project in het kader van een ander programma van de Unie overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op dat programma, of

b)

financiering van het project door cumulatieve of gecombineerde financiering met een ander instrument van de Unie in overeenstemming met de regels die van toepassing zijn op die instrumenten.

4.   Bij de herziening van hun herstel- en veerkrachtplannen overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241 beschouwen de lidstaten, onverminderd de bepalingen van die verordening, als prioritaire projecten die projecten waaraan op grond van lid 1 van dit artikel een soevereiniteitszegel is toegekend.

5.   Bij het nemen van een besluit over investeringsprojecten die moeten worden gefinancierd uit hun respectieve aandelen van het Moderniseringsfonds overeenkomstig artikel 10 quinquies van Richtlijn 2003/87/EG, kunnen de lidstaten die projecten die overeenkomstig lid 1 van dit artikel het soevereiniteitszegel hebben gekregen, als prioritaire projecten voor kritieke schone en hulpbronnenefficiënte technologieën beschouwen. Daarnaast kunnen de lidstaten besluiten nationale steun toe te kennen aan projecten waaraan een soevereiniteitszegel is toegekend en die bijdragen tot de in artikel 2, lid 1, punt a), ii), van deze verordening, bedoelde STEP-doelstelling.

6.   Overeenkomstig Verordening (EU) 2021/523 wordt in het kader van de procedure van artikel 19 van de statuten van de EIB en van de beleidscontrole als bedoeld in artikel 23, lid 3, van die verordening rekening gehouden met het soevereiniteitszegel. Daarnaast onderzoeken de uitvoerende partners tijdig projecten waaraan het soevereiniteitszegel is toegekend indien deze binnen hun geografische reikwijdte en activiteitenbereik zoals bepaald in artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) 2021/523, vallen.

7.   Strategische projecten die zijn erkend overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de verordening voor een nettonulindustrie en de verordening kritieke grondstoffen en die binnen het toepassingsgebied van artikel 2 van deze verordening vallen en een bijdrage ontvangen uit hoofde van de in artikel 3 van deze verordening bedoelde programma’s, kunnen ook een bijdrage ontvangen uit andere programma’s van de Unie, met inbegrip van fondsen onder gedeeld beheer, op voorwaarde dat die bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van het desbetreffende programma van de Unie zijn van toepassing op de overeenkomstige bijdrage aan het strategische project. De cumulatieve financiering bedraagt niet meer dan de totale subsidiabele kosten van het strategische project. De steun uit de verschillende programma’s van de Unie kan op een pro-ratabasis worden berekend in overeenstemming met de documenten waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.

8.   De toekenning van een soevereiniteitszegel en de verstrekking van cumulatieve financiering laat de toepasselijke staatssteunregels en de internationale verplichtingen van de Unie onverlet.

9.   Het soevereiniteitszegel is geldig voor de uitvoeringsperiode van het project waaraan het is toegekend en is niet langer geldig indien dat project niet binnen vijf jaar na de toekenning van start is gegaan of indien het project naar landen buiten de Unie is verplaatst.

Artikel 5

Uitvoering van het STEP

Met het oog op de uitvoering van het STEP onderneemt de Commissie met name het volgende:

a)

het in artikel 4, lid 1, bedoelde soevereiniteitszegel bevorderen, met name om de zichtbaarheid te vergroten van projecten waaraan het soevereiniteitszegel is toegekend en van projecten die financiering hebben ontvangen uit hoofde van het EFRO, het Cohesiefonds, het ESF+ of het JTF;

b)

het in artikel 6 bedoelde soevereiniteitsportaal opzetten en beheren, met name om alle financieringsmogelijkheden van de Unie dichter bij potentiële begunstigden te brengen en de transparantie ten aanzien van de burgers van de Unie te vergroten;

c)

contacten onderhouden met de overeenkomstig artikel 6, lid 4, aangewezen nationale bevoegde autoriteiten en andere relevante belanghebbenden, met het oog op de coördinatie en uitwisseling van informatie over de financiële behoeften, bestaande knelpunten en beste praktijken op het gebied van toegang tot financiering binnen het toepassingsgebied van deze verordening;

d)

contacten bevorderen tussen de sectoren van de in artikel 2 bedoelde technologieën, door bijzonder gebruik te maken van bestaande industriële allianties, netwerken en structuren, waaronder het platform voor nettonultechnologie dat door de verordening voor een nettonulindustrie is opgericht en de Europese raad voor kritieke grondstoffen die door de verordening kritieke grondstoffen is opgericht;

e)

consistentie, samenhang, synergie en complementariteit bevorderen tussen de programma’s van de Unie ter ondersteuning van projecten die bijdragen tot de STEP-doelstellingen.

Artikel 6

Soevereiniteitsportaal

1.   De Commissie zet een speciaal voor het publiek toegankelijke website op (het “soevereiniteitsportaal”), die informatie verschaft over financieringsmogelijkheden voor projecten die verband houden met de STEP-doelstellingen en die projecten zichtbaarder maakt, met name door de volgende informatie te tonen:

a)

informatie over programma’s van de Unie binnen het toepassingsgebied van deze verordening en lopende en komende oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen in verband met de STEP-doelstellingen in het kader van die respectieve programma’s;

b)

details van projecten waaraan overeenkomstig artikel 4 het kwaliteitslabel soevereiniteitszegel is toegekend;

c)

details van projecten die zijn erkend als strategische projecten uit hoofde van de verordening voor een nettonulindustrie en de verordening kritieke grondstoffen, voor zover zij binnen het toepassingsgebied van artikel 2 van deze verordening vallen;

d)

details van projecten ter ondersteuning van de STEP-doelstellingen die zijn geselecteerd voor steun uit hoofde van het EFRO, het Cohesiefonds, het ESF+ of het JTF, voor zover zij aan de Commissie zijn meegedeeld overeenkomstig lid 5 van dit artikel.

e)

contacten met de overeenkomstig lid 4 aangewezen nationale bevoegde autoriteiten.

2.   Het soevereiniteitsportaal bevat ook informatie over de uitvoering van het STEP en informatie met betrekking tot de in artikel 7 bedoelde uitgaven uit de begroting van de Unie, alsook informatie over de in het kader van de respectieve programma’s vastgestelde prestatie-indicatoren.

3.   Het soevereiniteitsportaal wordt gelanceerd op 1 maart 2024 en wordt regelmatig door de Commissie bijgewerkt.

4.   Uiterlijk op 2 juni 2024 wijst elke lidstaat één enkele nationale bevoegde autoriteit aan die fungeert als zijn belangrijkste contactpunt voor de uitvoering van het STEP op nationaal niveau.

5.   Indien beschikbaar delen de in lid 4 van dit artikel bedoelde nationale bevoegde autoriteiten details van projecten ter ondersteuning van de STEP-doelstellingen die zijn geselecteerd voor steun uit hoofde van het EFRO, het Cohesiefonds, het ESF+ of het JTF, aan de Commissie mee voor weergave op het soevereiniteitsportaal.

Artikel 7

Monitoring en jaarlijkse verslaglegging

1.   De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van het STEP en meet de verwezenlijking van de STEP-doelstellingen, op basis van de monitoringkaders van de programma’s van de Unie die zijn bedoeld in artikel 3. Het toezicht op de uitvoering is gericht op en staat in verhouding tot de activiteiten die in het kader van het STEP worden uitgevoerd.

2.   De Commissie ziet erop toe dat gegevens voor het toezicht houden op de activiteiten die in het kader van het STEP worden uitgevoerd op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe dragen ontvangers van financiering van de Unie, indien nodig en op evenredige wijze, bij met gegevens voor toezicht op basis van bestaande rapportagevereisten.

3.   De Commissie dient jaarlijks een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van het STEP en maakt dat verslag openbaar.

4.   Het jaarverslag bevat geconsolideerde informatie over de vooruitgang die is geboekt bij de uitvoering van de STEP-doelstellingen in het kader van elk van de programma’s die zijn bedoeld in artikel 3, indien beschikbaar met inbegrip van kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de STEP-steun per lidstaat en over grensoverschrijdende projecten.

5.   Het jaarverslag bevat ook de volgende informatie:

a)

de totale uitgaven van het STEP, uitgesplitst naar programma;

b)

de resultaten van het STEP op basis van de prestatie-indicatoren die in de respectieve programma’s zijn gedefinieerd;

c)

een overzicht van de bijdrage van het STEP aan de strategische doelstellingen van de Unie bij het waarborgen van het concurrentievermogen op lange termijn;

d)

een analyse van de geografische en technologische spreiding van de projecten waaraan het soevereiniteitszegel is toegekend.

Artikel 8

Evaluatie van het STEP

1.   Uiterlijk op 31 december 2025 legt de Commissie een tussentijds evaluatieverslag over de uitvoering van het STEP voor aan het Europees Parlement en de Raad, ter onderbouwing van de toekomstige besluitvorming.

2.   In het tussentijdse evaluatieverslag wordt met name beoordeeld in hoeverre de doelstellingen van het STEP zijn bereikt, of de middelen efficiënt zijn ingezet en of het STEP Europese meerwaarde heeft opgeleverd.

Het tussentijdse evaluatieverslag moet ook:

a)

voorzien in een overzicht van de regio’s van de Unie waarvoor de cohesieprogramma’s met naleving van het partnerschapsbeginsel zijn gewijzigd;

b)

nagaan of de STEP-doelstellingen en maatregelen, met inbegrip van de kritieke technologieën die via het STEP worden ondersteund, relevant zijn;

c)

beoordelen of het haalbaar is informatie over programma’s van de Unie op één Unieportaal te verstrekken, teneinde alle financieringsmogelijkheden van de Unie dichter bij potentiële begunstigden te brengen en de transparantie ten aanzien van de burgers van de Unie te vergroten;

d)

beoordelen of het haalbaar is een simulator op te zetten om projectontwikkelaars, met name kmo’s, richtsnoeren te verstrekken over de financieringsmogelijkheden van de Unie waarvoor hun specifieke project in aanmerking kan komen.

3.   Het tussentijdse evaluatieverslag gaat in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze verordening met als doel de strategische afhankelijkheden van de Unie te verminderen en het industriebeleid van de Unie te versterken, en tegelijkertijd de correcte werking van de interne markt te waarborgen, marktverstoringen te voorkomen en een gelijk speelveld in de Unie te creëren, of van wetgevingsvoorstellen voor andere initiatieven waarmee soortgelijke doelstellingen worden nagestreefd.

4.   Aan het einde van de uitvoering van de programma’s van de Unie waardoor het STEP financieel wordt ondersteund, doch uiterlijk op 31 december 2031, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een definitief evaluatieverslag in over de uitvoering van het STEP, waarin zij met name voortbouwt op alle elementen uit het tussentijdse evaluatieverslag en een samenvatting verstrekt van de elementen uit de in artikel 7 bedoelde jaarverslagen.

Hoofdstuk 2

Wijzigingen

Artikel 9

Wijziging van Richtlijn 2003/87/EG

In artikel 10 bis, lid 8 van Richtlijn 2003/87/EG wordt de volgende alinea na de vijfde alinea ingevoegd:

“Bij het opstellen en uitvoeren van oproepen tot het indienen van voorstellen of openbare inschrijvingen in het kader van het Innovatiefonds houdt de Commissie rekening met strategische projecten die zijn erkend overeenkomstig een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader van maatregelen ter versterking van het Europese ecosysteem voor de productie van nettonultechnologieproducten en die geacht worden bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad (*1). De lidstaten overwegen steun te verlenen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds opgericht bij Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad (*2) en het Fonds voor een rechtvaardige transitie opgericht bij Verordening (EU) 2021/1056 aan projecten op hun grondgebied in het kader van financiële mechanismen die in het kader van het Innovatiefonds zijn ontwikkeld, zoals de “auction-as-a-service”-regeling.

Artikel 10

Wijzigingen van Verordening (EU) 2021/1058

Verordening (EU) 2021/1058 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1, punt a), wordt het volgende punt toegevoegd:

“vi)

het ondersteunen van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) die zijn bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad (*3) .

(*3)  Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot oprichting van het platform voor strategische technologieën voor Europa (“STEP”) en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG en Verordeningen (EU) 2021/1058, (EU) 2021/1056, (EU) 2021/1057, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) 2021/1060, (EU) 2021/523, (EU) 2021/695, (EU) 2021/697 en (EU) 2021/241 (PB L, 2024/795, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/795/oj).”;"

b)

aan lid 1, punt b), wordt het volgende punt toegevoegd:

“ix)

het ondersteunen van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de STEP-doelstelling die is bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), ii), van Verordening (EU) 2024/795.”;

c)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“1 bis.   De middelen in het kader de in lid 1, punt a), vi), en punt b), ix), bedoelde specifieke doelstelling worden geprogrammeerd in het kader van specifieke prioriteiten die met de respectieve beleidsdoelstelling overeenstemmen en zijn beperkt tot maximaal 20 % van de initiële nationale toewijzing van het EFRO.

De Commissie betaalt 30 % van de toewijzing aan de in de eerste alinea van dit lid bedoelde prioriteiten zoals vastgesteld in het besluit tot goedkeuring van de programmawijziging als uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering naast de jaarlijkse voorfinanciering voor het programma waarin artikel 90, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2021/1060 of artikel 51, leden 2, 3 en 4, van Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad (*4) voorziet. Die uitzonderlijke voorfinanciering wordt betaald binnen 60 dagen na de vaststelling van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de programmawijziging, mits de programmawijziging uiterlijk op 31 maart 2025 bij de Commissie is ingediend.

Overeenkomstig artikel 90, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1060 en artikel 51, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1059 wordt het als uitzonderlijke voorfinanciering betaalde bedrag uiterlijk in het laatste boekjaar in de rekeningen van de Commissie vereffend.

Overeenkomstig artikel 90, lid 6, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt rente die wordt gegenereerd door de uitzonderlijke voorfinanciering op dezelfde wijze voor het betrokken programma worden gebruikt als het EFRO en opgenomen in de rekeningen voor het laatste boekjaar.

Overeenkomstig artikel 97, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt de uitzonderlijke voorfinanciering niet geschorst.

Overeenkomstig artikel 105, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 omvat de voorfinanciering die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de vrij te maken bedragen, de buitengewone voorfinanciering die is betaald.

In afwijking van artikel 112 van Verordening (EU) 2021/1060 bedragen de maximale medefinancieringspercentages voor specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld ter ondersteuning van de STEP-doelstellingen 100 %.

(*4)  Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en door externe financieringsinstrumenten (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 94).”."

2)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 2 wordt het volgende punt toegevoegd:

“e)

wanneer zij bijdragen aan de specifieke doelstelling in het kader van BD 1 als vastgelegd in artikel 3, lid 1, punt a), vi), of aan de specifieke doelstelling in het kader van BD 2 als vastgelegd in artikel 3, lid 1, punt b), ix), in minder ontwikkelde en overgangsregio’s, alsook in meer ontwikkelde regio’s in lidstaten waarvan het gemiddelde bbp per hoofd van de bevolking lager is dan het EU-27-gemiddelde, gemeten in koopkrachtstandaarden (KKS) en berekend op basis van de cijfers van de Unie voor de periode 2015-2017, waarbij de nadruk blijft liggen op kmo’s.”;

b)

aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Punt e) is van toepassing op Interreg-programma’s wanneer het geografische toepassingsgebied van het programma binnen de Unie uitsluitend bestaat uit de in dat punt vermelde categorieën regio’s.”;

c)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“3 bis.   Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen in het kader van BD 1 als vastgelegd in artikel 3, lid 1, punt a), vi), en van BD 2 in, punt b), ix), van die alinea steunt het EFRO ook activiteiten op het gebied van opleiding, een leven lang leren, omscholing en onderwijs.”

.

3)

In Bijlage I wordt tabel I als volgt gewijzigd:

a)

onder beleidsdoelstelling 1 wordt de volgende rij toegevoegd:

 

“vi)

het ondersteunen van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de STEP-doelstellingen als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795

Elke VRK die is opgenomen voor specifieke doelstellingen i), iii) en iv) RCO125 Ondernemingen: Ondernemingen die steun ontvangen, voornamelijk in verband met productieve investeringen in digitale technologieën en deeptech-innovatie RCO126 Ondernemingen: Ondernemingen die steun ontvangen, voornamelijk in verband met productieve investeringen in schone en hulpbronnenefficiënte technologieën RCO127 Ondernemingen: Ondernemingen die steun ontvangen, voornamelijk in verband met productieve investeringen in biotechnologieën [Deze indicatoren moeten worden gerapporteerd als subsets van RCO01-RCO04]

Alle RCR vermeld voor specifieke doelstellingen i), iii) en iv)”

b)

onder beleidsdoelstelling 2 wordt de volgende rij toegevoegd:

 

“ix)

het ondersteunen van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de STEP-doelstellingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), ii), van Verordening (EU) 2024/795

Elke VRK die is opgenomen voor specifieke doelstellingen i), iii), iv) en vi) onder beleidsdoelstelling 1 RCO125 Ondernemingen: Ondernemingen die steun ontvangen, voornamelijk in verband met productieve investeringen in digitale technologieën en deeptech-innovatie RCO126 Ondernemingen: Ondernemingen die steun ontvangen, voornamelijk in verband met productieve investeringen in schone en hulpbronnenefficiënte technologieën RCO127 Ondernemingen: Ondernemingen die steun ontvangen, voornamelijk in verband met productieve investeringen in biotechnologieën [Deze indicatoren moeten worden gerapporteerd als subsets van RCO01-RCO04]

Alle RCR vermeld voor specifieke doelstellingen i), iii) en iv) onder beleidsdoelstelling 1”

4)

In Bijlage II wordt de tabel als volgt gewijzigd:

a)

onder beleidsdoelstelling 1 wordt de volgende rij toegevoegd:

 

“vi)

het ondersteunen van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de STEP-doelstellingen als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795

Alle CCO’s vermeld voor specifieke doelstellingen i), iii) en iv) onder beleidsdoelstelling 1

Alle CCR vermeld voor specifieke doelstellingen i), iii) en iv) onder beleidsdoelstelling 1”

b)

onder beleidsdoelstelling 2 wordt de volgende rij toegevoegd:

 

“ix)

het ondersteunen van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de STEP-doelstellingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), ii), van Verordening (EU) 2024/795

Alle CCO’s vermeld voor specifieke doelstellingen i), iii) en iv) onder beleidsdoelstelling 1

Alle CCR vermeld voor specifieke doelstellingen i), iii) en iv) onder beleidsdoelstelling 1”

Artikel 11

Wijzigingen van Verordening (EU) 2021/1056

Verordening (EU) 2021/1056 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt vervangen door:

“Artikel 2

Specifieke doelstelling

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/1060 draagt het JTF bij tot de specifieke doelstelling “regio’s en mensen in staat te stellen om te gaan met de sociale, werkgelegenheids-, economische en milieueffecten van de transitie naar de 2030-streefcijfers voor energie en klimaat van de Unie en een klimaatneutrale economie van de Unie uiterlijk in 2050, op basis van de Overeenkomst van Parijs”. Het JTF kan ook investeringen ondersteunen die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) dat is bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad (*5).

(*5)  Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot oprichting van het platform voor strategische technologieën voor Europa (“STEP”) en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG en Verordeningen (EU) 2021/1058, (EU) 2021/1056, (EU) 2021/1057, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) 2021/1060, (EU) 2021/523, (EU) 2021/695, (EU) 2021/697 en (EU) 2021/241 (PB L, 2024/795, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/795/oj).”."

2)

Aan artikel 8, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Het JTF kan ook steun verlenen voor productieve investeringen in andere ondernemingen dan kleine en middelgrote ondernemingen, terwijl de nadruk blijft liggen op kleine en middelgrote ondernemingen, aldus bijdragend tot de STEP-doelstellingen die zijn bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795. Die steun kan worden verleend ongeacht of de kloofanalyse is uitgevoerd overeenkomstig artikel 11, lid 2, punt h), van deze verordening en ongeacht het resultaat ervan. Dergelijke investeringen komen alleen voor steun in aanmerking wanneer zij niet leiden tot een verplaatsingen als gedefinieerd in artikel 2, punt 27, van Verordening (EU) 2021/1060. Voor het verlenen van dergelijke steun is geen herziening van het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie vereist indien die herziening uitsluitend verband houdt met de kloofanalyse. In de selectieprocedure wordt rekening gehouden met leer-werktrajecten en banen, onderwijs of opleidingen voor nieuwe vaardigheden.”.

3)

Aan artikel 10 wordt het volgende lid toegevoegd:

“4.   De Commissie betaalt 30 % van de JTF-toewijzing, met inbegrip van de bedragen die in overeenstemming met artikel 27 van Verordening (EU) 2021/1060 zijn overgedragen, aan een programma als vermeld in het besluit tot goedkeuring van het programma als uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering naast de jaarlijkse voorfinanciering voor het programma bepaald in artikel 90, leden 1 en 2, van die verordening. Die uitzonderlijke voorfinanciering wordt betaald vanaf 1 maart 2024.

Overeenkomstig artikel 90, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt het als uitzonderlijke voorfinanciering betaalde bedrag uiterlijk in het laatste boekjaar in de rekeningen van de Commissie vereffend.

Overeenkomstig artikel 90, lid 6, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt rente die wordt gegenereerd door de uitzonderlijke voorfinanciering op dezelfde wijze voor het betrokken programma worden gebruikt als het JTF en opgenomen in de rekeningen voor het laatste boekjaar.

Overeenkomstig artikel 97, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt de uitzonderlijke voorfinanciering niet geschorst.

Overeenkomstig artikel 105, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 omvat de voorfinanciering die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de vrij te maken bedragen, de betaalde uitzonderlijke voorfinanciering.

In afwijking van artikel 112 van Verordening (EU) 2021/1060 bedraagt het maximale medefinancieringspercentage voor specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld ter ondersteuning van de STEP-doelstellingen 100 %.”

.

Artikel 12

Wijziging van Verordening (EU) 2021/1057

In Verordening (EU) 2021/1057 wordt het volgende artikel ingevoegd:

“Artikel 12 bis

Ondersteuning van de STEP-doelstellingen

1.   De lidstaten kunnen het ESF+ gebruiken ter ondersteuning van de doelstellingen van het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) dat wordt bedoeld in artikel 2, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad (*6) in het kader van de relevante specifieke doelstellingen van artikel 4, lid 1, van deze verordening, ook door de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van nettonultechnologieën te ondersteunen, onder meer deze op basis van leerprogramma’s die zijn opgezet door Europese academies voor vaardigheden, alsook de opleidingen voor jongeren en de scholing, bijscholing en omscholing van werknemers op het gebied van nettonultechnologieën.

2.   In aanvulling op de voorfinanciering voor het programma bepaald in artikel 90, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2021/1060, betaalt de Commissie, indien zij een wijziging van een programma dat een of meer specifieke prioriteiten voor concrete acties die worden ondersteund door het ESF+ en die bijdragen aan de STEP-doelstellingen die worden bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795 een uitzonderlijke voorfinanciering van 30 % op basis van de toewijzing aan die prioriteiten. Die uitzonderlijke voorfinanciering wordt binnen 60 dagen na de vaststelling van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de programmawijziging betaald, mits de programmawijziging uiterlijk op 31 maart 2025 bij de Commissie is ingediend.

Overeenkomstig artikel 90, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt het als uitzonderlijke voorfinanciering betaalde bedrag uiterlijk in het laatste boekjaar in de rekeningen van de Commissie vereffend.

Overeenkomstig artikel 90, lid 6, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt rente die wordt gegenereerd door de uitzonderlijke voorfinanciering op dezelfde wijze voor het betrokken programma gebruikt als het ESF+ en opgenomen in de rekeningen voor het laatste boekjaar.

Overeenkomstig artikel 97, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt de uitzonderlijke voorfinanciering niet geschorst.

Overeenkomstig artikel 105, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 omvat de voorfinanciering die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de vrij te maken bedragen, de betaalde uitzonderlijke voorfinanciering.

In afwijking van artikel 112 van Verordening (EU) 2021/1060 bedraagt het maximale medefinancieringspercentage voor specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld ter ondersteuning van de STEP-doelstellingen 100 %.

Artikel 13

Wijzigingen van Verordening (EU) 2021/1060

Verordening (EU) 2021/1060 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt punt 45) vervangen door:

“45)

“Excellentiekeurmerk”: het door de Commissie ten aanzien van een voorstel toegekend kwaliteitskeurmerk, waaruit blijkt dat het voorstel dat in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen uit hoofde van een instrument van de Unie is beoordeeld, geacht wordt te voldoen aan de minimumkwaliteitseisen van dat instrument van de Unie, maar bij gebrek aan beschikbare begrotingsmiddelen voor die oproep tot het indienen van voorstellen niet kon worden gefinancierd, en steun zou kunnen ontvangen uit andere Unie- of nationale financieringsbronnen; of het “soevereiniteitszegel” bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad (*7).

(*7)  Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot oprichting van het platform voor strategische technologieën voor Europa (“STEP”) en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG en Verordeningen (EU) 2021/1058, (EU) 2021/1056, (EU) 2021/1057, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) 2021/1060, (EU) 2021/523, (EU) 2021/695, (EU) 2021/697 en (EU) 2021/241 (PB L, 2024/795, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/795/oj).”."

2)

Aan artikel 6, lid 1, worden de volgende alinea toegevoegd:

“Wanneer, als gevolg van een programmawijziging voor het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/795, de klimaatbijdrage van het Cohesiefonds het einddoel van 37 % van de totale toewijzing ervan zou overschrijden, kan het bedrag dat dat einddoel overschrijdt in aanmerking worden genomen bij de berekening van de klimaatbijdrage van het EFRO om het einddoel van 30 % van de totale toewijzing ervan te halen. De bedragen die het EFRO-streefcijfer voor klimaatbijdragen van 30 % van de totale toewijzing ervan overschrijden in aanmerking worden genomen bij de berekening van de klimaatbijdrage van het Cohesiefonds.”.

3)

Aan artikel 13 worden de volgende leden toegevoegd:

“5.   Onverminderd de in lid 1 van dit artikel bedoelde mogelijkheid om de partnerschapsovereenkomst uiterlijk op 31 maart 2025 te wijzigen, kan een lidstaat bij de Commissie een gewijzigde partnerschapsovereenkomst indienen om rekening te houden met de invoering in de programma’s van prioriteiten die bijdragen tot de STEP-doelstellingen die worden bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795.

6.   In afwijking van de leden 2 en 4 van dit artikel keurt de Commissie de in lid 5 bedoelde gewijzigde partnerschapsovereenkomst uiterlijk drie maanden na de eerste indiening ervan door de lidstaat goed.”

.

4)

In artikel 14, lid 5, wordt de eerste alinea vervangen door:

“Indien binnen 12 maanden na de sluiting van de bijdrageovereenkomst geen garantieovereenkomst overeenkomstig artikel 10, lid 4, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/523 is gesloten, wordt de bijdrageovereenkomst in onderlinge overeenstemming beëindigd of verlengd.”.

5)

Aan artikel 24 worden de volgende leden toegevoegd:

“9.   In afwijking van artikel 18 van deze verordening, worden, wanneer prioriteiten met betrekking tot investeringen die bijdragen tot de STEP-doelstellingen die worden bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795 in een programma zijn opgenomen als gevolg van de goedkeuring van een programmawijziging die uiterlijk op 31 augustus 2024 door de lidstaat is ingediend, die prioriteiten niet in aanmerking genomen bij de tussentijdse evaluatie. Het besluit tot goedkeuring van dergelijke programmawijzigingen kan een definitieve toewijzing omvatten van het geheel of een deel van het flexibiliteitsbedrag voor de jaren 2026 en 2027 voor specifieke prioriteiten met betrekking tot investeringen die bijdragen tot de STEP-doelstellingen. Wanneer het volledige flexibiliteitsbedrag van een programma definitief aan dergelijke prioriteiten wordt toegewezen, wordt de tussentijdse evaluatie voor dat programma niet uitgevoerd.

10.   In afwijking van lid 4 van dit artikel stelt de Commissie het besluit tot goedkeuring van een programmawijziging die uiterlijk op 31 augustus 2024 is ingediend binnen twee maanden na de indiening ervan door een lidstaat vast, mits deze uitsluitend betrekking heeft op het opnemen van prioriteiten met betrekking tot investeringen die bijdragen tot de STEP-doelstellingen die worden bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795.”

.

6)

Aan artikel 49 wordt het volgende lid toegevoegd:

“7.   Wanneer steun wordt geprogrammeerd voor de STEP-doelstellingen die worden bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795 ziet de beheersautoriteit erop toe dat alle overeenkomstig lid 2 van dit artikel bekend te maken informatie ook bij de Commissie wordt ingediend in het in lid 4 van dit artikel vastgestelde formaat voor publicatie op het op grond van artikel 6 van Verordening (EU) 2024/795 opgerichte soevereiniteitsportaal, inclusief een kalender van de geplande uitnodigingen tot het indienen van voorstellen die ten minste drie keer per jaar wordt bijgewerkt, evenals de link naar de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen op de dag van bekendmaking daarvan.”

.

7)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan tabel 1 worden de volgende rijen toegevoegd:

STEUNVERLENINGSGEBIED

Coëfficiënt voor de berekening van steun voor klimaatveranderingsdoelstellingen

Coëfficiënt voor de berekening van steun voor milieudoelstellingen

“145a

Steun voor de ontwikkeling van vaardigheden of toegang tot werkgelegen-heid in digitale technologieën en deeptech-innovaties, biotechno-logieën.

0  %

0  %

145b

Steun voor de ontwikkeling van vaardigheden of toegang tot werkgelegen-heid in schone en hulpbronnen-efficiënte technologieën.

100  %

40  %

188

Productieve investeringen in grote ondernemingen die voornamelijk verband houden met schone en hulpbronnen-efficiënte technologieën.

100  %

40  %

189

Productieve investeringen in kleine en middelgrote ondernemingen die voornamelijk verband houden met schone en hulpbronnen-efficiënte technologieën.

100  %

40  %

190

Productieve investeringen in grote ondernemingen die voornamelijk verband houden met biotechno-logieën.

0  %

0  %

191

Productieve investeringen in kleine en middelgrote ondernemingen die voornamelijk verband houden met biotechno-logieën.

0  %

0  %

192

Productieve investeringen in grote ondernemingen die voornamelijk verband houden met digitale technologieën en deeptech-innovatie.

0  %

0  %

193

Productieve investeringen in kleine en middelgrote ondernemingen die voornamelijk verband houden met digitale technologieën en deeptech-innovatie.

0  %

0  %”

b)

aan tabel 6 wordt de volgende rij toegevoegd:

“11.

Bijdragen aan vaardigheden en banen op het gebied van digitale technologieën en deeptech-innovatie, schone en hulpbronnen-efficiënte technologieën, en biotechnologieën

0 %

0 %”

Artikel 14

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013

Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 25 bis wordt het volgende lid ingevoegd:

“1 ter.   In afwijking van artikel 60, lid 1, en artikel 120, lid 3, eerste en vierde alinea, kan een medefinancieringspercentage van 100 % worden toegepast op uitgaven die in betalingsaanvragen voor het gehele boekjaar dat begint op 1 juli 2023 en eindigt op 30 juni 2024, zijn gedeclareerd voor een of meer prioritaire assen in een door het EFRO, het ESF of het Cohesiefonds ondersteund programma.

In afwijking van artikel 30, leden 1 en 2, en artikel 96, lid 10, is voor de toepassing van het medefinancieringspercentage van 100 % geen besluit van de Commissie tot goedkeuring van een programmawijziging vereist. De lidstaat stelt de Commissie in kennis van de herziene financiële tabellen na goedkeuring door het toezichtcomité. Het medefinancieringspercentage van 100 % is alleen van toepassing als de Commissie van de financiële tabellen in kennis is gesteld vóór de indiening van de laatste aanvraag voor een tussentijdse betaling voor het laatste boekjaar dat begint op 1 juli 2023 en eindigt op 30 juni 2024, overeenkomstig artikel 135, lid 2.”

.

2)

In artikel 130, lid 3, wordt de eerste alinea vervangen door:

“3.   In afwijking van lid 2 is de bijdrage uit de Fondsen of het EFMZV via betalingen van het eindsaldo voor elke prioriteit per fonds en per regiocategorie in het laatste boekjaar hoogstens 15 % hoger dan de in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het operationele programma vastgestelde bijdrage uit de Fondsen of het EFMZV voor elke prioriteit per fonds en per regiocategorie. Voor de toepassing van dit lid wordt de aanvullende speciale toewijzing voor de ultraperifere gebieden beschreven in artikel 92, lid 1, punt e), beschouwd als onderdeel van de EFRO-toewijzing aan de categorie regio’s van het betrokken ultraperifere gebied.”

.

3)

Aan artikel 135 wordt het volgende lid toegevoegd:

“6.   In afwijking van lid 2 is de uiterste datum voor de indiening van de laatste aanvraag voor een tussentijdse betaling voor het laatste boekjaar 31 juli 2025. De laatste aanvraag voor tussentijdse betaling die uiterlijk op 31 juli 2025 is ingediend, wordt beschouwd als de laatste aanvraag voor een tussentijdse betaling voor het laatste boekjaar.

Bedragen uit andere middelen dan REACT-EU die door de Commissie als tussentijdse betalingen in 2025 worden terugbetaald, mogen niet meer bedragen dan 1 % van de totale financiële kredieten per fonds voor het betrokken programma, REACT-EU-middelen niet meegerekend. De bedragen die de Commissie in 2025 boven dit percentage zou moeten betalen, worden niet betaald en worden uitsluitend gebruikt voor de vereffening van voorfinanciering bij afsluiting.”

.

4)

Aan artikel 138 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“In afwijking van de in de eerste alinea vastgestelde termijn kunnen de lidstaten de in de punten a), b), en c), bedoelde documenten voor het laatste boekjaar uiterlijk op 15 februari 2026 indienen.”.

Artikel 15

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 223/2014

Verordening (EU) nr. 223/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 13 wordt lid 5 vervangen door:

“5.   De lidstaat dient uiterlijk op 15 februari 2026 een eindverslag in over de uitvoering van het operationele programma, samen met de in artikel 52 bedoelde afsluitingsdocumenten.”

.

2)

In artikel 22 wordt het volgende punt ingevoegd:

“2 bis.   In het geval van kosten die worden vergoed op grond van artikel 26, lid 2, punten b) tot en met e), worden de overeenkomstige acties die worden vergoed, uitgevoerd door de indiening van de laatste aanvraag voor een tussentijdse betaling voor het laatste boekjaar overeenkomstig artikel 45, lid 6.”

.

3)

Aan artikel 45 wordt het volgende lid toegevoegd:

“6.   In afwijking van lid 2 is de uiterste datum voor de indiening van de laatste aanvraag voor een tussentijdse betaling voor het laatste boekjaar 31 juli 2025. De laatste aanvraag voor tussentijdse betaling die uiterlijk op 31 juli 2025 is ingediend, wordt beschouwd als de laatste aanvraag voor een tussentijdse betaling voor het laatste boekjaar.

De door de Commissie als tussentijdse betalingen in 2025 terugbetaalde bedragen mogen niet meer bedragen dan 1 % van de totale financiële kredieten voor het betrokken programma. De bedragen die de Commissie in 2025 boven dit percentage zou moeten betalen, worden niet betaald en worden uitsluitend gebruikt voor de vereffening van voorfinanciering bij afsluiting.”

.

4)

Aan artikel 48 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“In afwijking van de in de eerste alinea vastgestelde termijn kunnen de lidstaten de in de punten a), b), en c), bedoelde documenten voor het laatste boekjaar uiterlijk op 15 februari 2026 indienen.”.

Artikel 16

Wijzigingen van Verordening (EU) 2021/523

Verordening (EU) 2021/523 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 wordt het volgende punt toegevoegd:

“h)

het ondersteunen van investeringen die bijdragen tot de doelstellingen van het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) die worden bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad (*8).

(*8)  Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot oprichting van het platform voor strategische technologieën voor Europa (“STEP”) en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG en Verordeningen (EU) 2021/1058, (EU) 2021/1056, (EU) 2021/1057, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) 2021/1060, (EU) 2021/523, (EU) 2021/695, (EU) 2021/697 en (EU) 2021/241 (PB L, 2024/795, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/795/oj).”."

2)

Aan artikel 7, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“In afwijking van de eerste alinea kunnen, wanneer steun uit de financieringsinstrumenten wordt gecombineerd in een financieel product in een achtergestelde positie ten opzichte van de EU-garantie uit hoofde van deze verordening en/of de EU-garantie die is ingesteld bij Verordening (EU) 2015/1017, de verliezen, inkomsten en terugbetalingen uit hoofde van financiële producten als bedoeld in lid 1, alsmede mogelijke terugvorderingen, ook pro rata tussen de financieringsinstrumenten en de EU-garantie in het kader van deze verordening en/of de bij Verordening (EU) 2015/1017 vastgestelde EU-garantie worden toegerekend.”.

3)

In artikel 10, lid 4, wordt de tweede alinea vervangen door:

“Indien binnen 12 maanden na de sluiting van de bijdrageovereenkomst geen garantieovereenkomst is gesloten, wordt de bijdrageovereenkomst in onderlinge overeenstemming beëindigd of verlengd. Indien het bedrag van een bijdrageovereenkomst niet binnen twaalf maanden na de sluiting van de bijdrageovereenkomst volledig is vastgelegd door middel van een of meer garantieovereenkomsten, wordt dat bedrag dienovereenkomstig gewijzigd. Het ongebruikte bedrag van de voorziening dat toe te schrijven is aan bedragen die door de lidstaten zijn toegewezen op grond van de in Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (*9) vastgestelde bepalingen over de aanwending van het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het EFMZVA die door middel van het InvestEU-programma worden verleend of op grond van de in de verordening inzake de strategische GLB-plannen vastgestelde bepalingen over de aanwending van het Elfpo dat door middel van het InvestEU-programma wordt verleend, wordt hergebruikt overeenkomstig die respectieve verordeningen. Het ongebruikte bedrag van de voorziening dat toe te schrijven is aan bedragen die door een lidstaat uit hoofde van artikel 4, lid 1, derde alinea van deze verordening zijn toegewezen, wordt aan de lidstaat terugbetaald.

(*9)  Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).”."

4)

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   De resterende 25 % van de EU-garantie in het kader van het EU-compartiment wordt toegekend aan andere uitvoerende partners, die ook een financiële bijdrage leveren waarvan het bedrag wordt vastgesteld in de garantieovereenkomsten. Indien de Commissie vaststelt dat dergelijke andere uitvoerende partners de resterende 25 % van de EU-garantie in het kader van het EU-compartiment niet volledig benutten, mogen de onbenutte bedragen aan de EIB-groep worden toegekend. In dat geval verstrekt de EIB-groep een aanvullende overeenkomstige financiële bijdrage die in overeenstemming is met de vereisten van de derde zin van lid 4.”

;

b)

in lid 7 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Contracten tussen de uitvoerende partner en de eindontvanger of de financiële intermediair of een andere entiteit als bedoeld in artikel 16, lid 1, punt a), in het kader van de in artikel 4, lid 2, eerste alinea, bedoelde EU-garantie worden uiterlijk op 31 augustus 2026 ondertekend. In andere gevallen worden contracten tussen de uitvoerende partner en de eindontvanger of de financiële intermediair of een andere entiteit als bedoeld in artikel 16, lid 1, punt a), uiterlijk op 31 december 2028 ondertekend.”.

5)

Aan artikel 23 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3.   In het kader van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde procedures houdt de Commissie rekening met alle soevereiniteitszegels die overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) 2024/795 zijn toegekend aan een project.”

.

6)

Aan artikel 26 wordt het volgende lid toegevoegd:

“5.   In aanvulling op lid 4 onderzoeken de uitvoerende partners ook projecten waaraan overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) 2024/795 het soevereiniteitszegel is toegekend, wanneer die projecten binnen hun geografische reikwijdte en activiteitenbereik vallen.”

.

Artikel 17

Wijzigingen van Verordening (EU) 2021/695

Verordening (EU) 2021/695 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 12 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 bedragen 86 123 000 000 EUR in lopende prijzen voor het in artikel 1, lid 2, punt a), bedoelde specifieke programma en voor het EIT en 9 453 000 000 EUR in lopende prijzen voor het in artikel 1, lid 2, punt c), bedoelde specifieke programma.”

.

2)

In artikel 48 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

a)

in de tweede alinea wordt punt c) vervangen door:

“c)

uitsluitend in de vorm van eigen vermogen verleende steun aan niet-bankabele kmo’s, waaronder start-ups, die werken aan baanbrekende en disruptieve niet-financierbare innovatie;

d)

uitsluitend in de vorm van eigen vermogen verleende steun die noodzakelijk is voor schaalvergroting aan niet-bankabele kmo’s, met inbegrip van start-ups, en niet-bankabele kleine midcapondernemingen, met inbegrip van entiteiten die reeds steun hebben ontvangen overeenkomstig de punten a) tot en met c), die werken aan baanbrekende en disruptieve niet-financierbare innovatie op het gebied van de kritieke technologieën die worden bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad (*10).

(*10)  Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot oprichting van het platform voor strategische technologieën voor Europa (“STEP”) en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG en Verordeningen (EU) 2021/1058, (EU) 2021/1056, (EU) 2021/1057, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) 2021/1060, (EU) 2021/523, (EU) 2021/695, (EU) 2021/697 en (EU) 2021/241 (PB L, 2024/795, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/795/oj).”;"

b)

de volgende alinea wordt toegevoegd:

“Bij het verlenen van eigenvermogenssteun streeft de EIC ernaar andere investeerders aan te trekken. Om niet-financierbare innovatie doeltreffend te ondersteunen, kan er echter eigenvermogenssteun worden verleend zonder andere investeerders aan te trekken, vooral voor, maar niet beperkt tot, baanbrekende en disruptieve niet-financierbare innovatie op het gebied van de technologieën die worden bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2024/795.”.

Artikel 18

Wijziging van Verordening (EU) 2021/697

Artikel 4 van Verordening (EU) 2021/697 wordt als volgt gewijzigd:

1)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2021/695 bedragen de financiële middelen voor de uitvoering van het Fonds in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 20279 453 000 000 EUR in lopende prijzen.”

;

2)

in lid 2 worden de punten a) en b) vervangen door:

“a)

3 151 000 000 EUR voor onderzoeksacties;

b)

6 302 000 000 EUR voor ontwikkelingsacties.”;

3)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“5.   Een bedrag van 1 500 000 000 EUR in lopende prijzen van het in lid 2 bedoelde bedrag wordt toegewezen aan oproepen tot het indienen van voorstellen of toekenning van financiering ter ondersteuning van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) die worden bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad (*11).

(*11)  Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot oprichting van het platform voor strategische technologieën voor Europa (“STEP”) en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG en Verordeningen (EU) 2021/1058, (EU) 2021/1056, (EU) 2021/1057, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) 2021/1060, (EU) 2021/523, (EU) 2021/695, (EU) 2021/697 en (EU) 2021/241 (PB L, 2024/795, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/795/oj).”."

Artikel 19

Wijzigingen van Verordening (EU) 2021/241

Verordening (EU) 2021/241 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 7 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3.   Onverminderd lid 2 van dit artikel kunnen de lidstaten ook voorstellen om in hun herstel- en veerkrachtplan, als geraamde kosten, het bedrag van de bijdrage in contanten voor het lidstaatcompartiment op grond van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad (*12) op te nemen, uitsluitend voor maatregelen ter ondersteuning van investeringsverrichtingen die bijdragen tot de doelstellingen van het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) die worden bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad (*13). Die kosten bedragen niet meer dan 6 % van de totale financiële toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan, en de desbetreffende maatregelen, zoals uiteengezet in het herstel- en veerkrachtplan, voldoen aan de vereisten van deze verordening.

(*12)  Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30)."

(*13)  Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot oprichting van het platform voor strategische technologieën voor Europa (“STEP”) en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG en Verordeningen (EU) 2021/1058, (EU) 2021/1056, (EU) 2021/1057, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) 2021/1060, (EU) 2021/523, (EU) 2021/695, (EU) 2021/697 en (EU) 2021/241 (PB L, 2024/795, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/795/oj).”."

2)

In artikel 21 wordt het volgende lid ingevoegd:

“1 bis.   Uitsluitend om gebruik te maken van de in artikel 7, lid 3, van deze verordening en artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) 2024/795 geboden mogelijkheid, kunnen de lidstaten een met redenen omkleed verzoek aan de Commissie richten om een voorstel te doen tot wijziging van het in artikel 20, leden 1 en 3, van deze verordening bedoelde uitvoeringsbesluit van de Raad teneinde daarin maatregelen op te nemen die de doelstellingen van Verordening (EU) 2024/795 ondersteunen, onverminderd de bepalingen van deze verordening.”

.

3)

Aan artikel 29 wordt het volgende lid toegevoegd:

“6.   Voorafgaand aan het uitschrijven van oproepen tot het indienen van voorstellen of aanbestedingsprocedures in verband met de STEP-doelstellingen die zijn beschreven in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795 stellen de lidstaten de volgende informatie beschikbaar in het in artikel 6 van die verordening bedoelde soevereiniteitsportaal:

a)

geografisch gebied waarop de oproep tot het indienen van voorstellen betrekking heeft;

b)

betrokken investering;

c)

type in aanmerking komende aanvragers;

d)

totaal bedrag aan steun voor de oproep;

e)

begin- en einddatum van de oproep;

f)

link naar de website waar de oproep wordt gepubliceerd.”

.

Hoofdstuk 3

Slotbepalingen

Artikel 20

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 29 februari 2024.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

M. MICHEL


(1)   PB C, C/2023/866, 8.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/866/oj.

(2)   PB C, C/2023/1331, 22.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/1331/oj.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 27 februari 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 28 februari 2024.

(4)  Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot vaststelling van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030 (PB L 323 van 19.12.2022, blz. 4).

(5)  Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 23).

(6)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).

(9)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(10)  Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot oprichting van het Europees Defensiefonds en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1092 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 149).

(11)  Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(12)  Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 60).

(13)  Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 21).

(14)  Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 1).

(15)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(16)  Verordening (EU) 2021/522 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van een actieprogramma voor de Unie op het gebied van gezondheid (“EU4Health-programma”) voor de periode 2021-2027, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 282/2014 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 1).

(17)  Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot oprichting van het programma Digitaal Europa en tot intrekking van Besluit (EU) 2015/2240 (PB L 166 van 11.5.2021, blz. 1).

(18)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(19)  Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).

(20)  Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).

(21)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

(22)  Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

(23)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(24)  Verordening (EU) nr. 223/2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (PB L 72 van 12.3.2014, blz. 1).

(25)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 11).

(26)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).

(27)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/856 van de Commissie van 26 februari 2019 houdende aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de werking van het innovatiefonds (PB L 140 van 28.5.2019, blz. 6).


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/795/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)