ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 179

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

66e jaargang
14 juli 2023


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een diplomatiek of dienstpaspoort

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1448 van de Commissie van 10 mei 2023 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 wat betreft de betaling van voorschotten in het kader van de schoolregeling en tot rectificatie van die verordening

2

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1449 van de Commissie van 12 juni 2023 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 wat betreft de betaling van de steun, overdrachten tussen toewijzingen en administratieve controles

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1450 van de Commissie van 13 juli 2023 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

9

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1451 van de Commissie van 13 juli 2023 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 wat betreft de melding van ziekten en de informatie die de lidstaten moeten indienen voor de goedkeuring en rapportage van verplichte en optionele uitroeiingsprogramma’s en in aanvragen voor de ziektevrije status ( 1 )

48

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1452 van de Commissie van 13 juli 2023 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde continuglasvezelproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

57

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1453 van de Commissie van 13 juli 2023 tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1533 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima ( 1 )

90

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1454 van de Commissie van 13 juli 2023 tot verlening van een toelating van de Unie voor het uniek biocide WESSOCLEAN GOLD LINE overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

93

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1455 van de Commissie van 13 juli 2023 tot urgente verlening van een voorlopige vergunning voor kobalt(II)acetaat-tetrahydraat, kobalt(II)carbonaat, kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat en kobalt(II)sulfaat-heptahydraat als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor herkauwers met een functionele pens, paardachtigen en lagomorfen ( 1 )

103

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2023/1456 van de Raad van 10 juli 2023 tot benoeming van een lid van de Rekenkamer

113

 

*

Besluit van het Politiek en Veiligheidscomité (GBVB) 2023/1457 van 13 juli 2023 betreffende de benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen aan maritieme veiligheid in het westelijke deel van de Indische Oceaan en in de Rode Zee (EUNAVFOR Atalanta), en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2023/311 (EUNAVFOR ATALANTA/2/2023)

114

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/1458 van de Commissie van 11 juli 2023 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke noodmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Griekenland (Kennisgeving geschied onder nummer C(2023) 4794)  ( 1 )

116

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit Nr. 1/2023 van het Gemengd Comité luchtvervoer Europese Unie/Zwitserland opgericht bij de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 9 juni 2023 tot vervanging van de bijlage bij de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat [2023/1459]

119

 

*

Besluit Nr. 2/2023 van het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid dat is opgericht bij artikel 8, lid 1, punt p), van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, van 28 juni 2023 betreffende de aanwijzing van de financiële instelling die als referentie zal dienen voor de bepaling van de moratoire rentevoet en de wisselkoers voor valutaomrekeningen, alsook van de peildatum voor de berekening van de valutaomrekeningskoersen [2023/1460]

147

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

14.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/1


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een diplomatiek of dienstpaspoort

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een diplomatiek of dienstpaspoort is op 1 oktober 2022 in werking getreden nadat de in artikel 2 van deze overeenkomst bedoelde procedure op 4 april 2022 is afgerond.


VERORDENINGEN

14.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/2


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2023/1448 VAN DE COMMISSIE

van 10 mei 2023

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 wat betreft de betaling van voorschotten in het kader van de schoolregeling en tot rectificatie van die verordening

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (1), en met name artikel 44, lid 5, en artikel 64, lid 3, punt b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie (2) vult Verordening (EU) 2021/2116 aan met regels inzake de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro.

(2)

Krachtens artikel 44, lid 3 ter, van Verordening (EU) 2021/2116 kunnen de lidstaten besluiten om in het kader van de steunregeling van deel II, titel I, hoofdstuk II, afdeling 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) voorschotten te betalen op de steun voor het schooljaar 2023/2024 en de daaropvolgende schooljaren. Om te garanderen dat voorschotten op een coherente en niet-discriminerende wijze worden betaald en dat de middelen van de Unie worden beschermd, is het passend specifieke voorwaarden voor de betaling van voorschotten vast te stellen in de vorm van een maximumpercentage van de steun waarop de aanvragers recht hebben, en te bepalen dat de steunaanvragers een zekerheid moeten stellen.

(3)

In artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 zijn de specifieke situaties vastgesteld waarin de bevoegde autoriteit vrijstelling kan verlenen van de verplichting tot zekerheidsstelling. Aangezien het risico op niet-naleving van de verplichtingen in het kader van de schoolregeling gering is wanneer steunaanvragers overheidsinstanties zijn, is het passend de bevoegde autoriteit toe te staan ook voor die steunaanvragers vrijstelling te verlenen van de verplichting tot zekerheidsstelling.

(4)

In artikel 28 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 moet in de titel ook naar het verbeuren van zekerheden worden verwezen en duidelijkheidshalve moet aan lid 2 een verwijzing worden toegevoegd naar artikel 56 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie (4), waarin de procedure voor het verbeuren van zekerheden is vastgesteld.

(5)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127

Aan hoofdstuk III bis van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 wordt het volgende artikel toegevoegd:

“Artikel 15 ter

Specifieke voorwaarden voor de betaling van voorschotten als bedoeld in artikel 44, lid 3 ter, van Verordening (EU) 2021/2116

1.   De in artikel 44, lid 3 ter, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde voorschotbetalingen bedragen niet meer dan 80 % van de steun waarop de steunaanvragers recht hebben voor de uitvoering van een of meer van de volgende activiteiten in de loop van het schooljaar:

a)

de verstrekking of distributie van producten aan kinderen;

b)

begeleidende educatieve maatregelen;

c)

monitoring- of evaluatieacties;

d)

publiciteit.

2.   Voor de in lid 1 bedoelde voorschotbetalingen moet een zekerheid worden gesteld die minstens even groot is als het voorschotbedrag.

3.   In afwijking van artikel 19 kan de bevoegde autoriteit ook vrijstelling van de verplichting tot zekerheidsstelling verlenen wanneer de partij die voor het nakomen van de verplichting verantwoordelijk is, een overheidsinstantie is.”.

Artikel 2

Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127

Artikel 28 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 wordt als volgt gerectificeerd:

1)

De titel wordt vervangen door:

“Vrijgeven en verbeuren van zekerheden”.

2)

Lid 2 wordt vervangen door:

“2.   Wanneer de uiterste termijn om aan te tonen dat de betrokkene definitief recht heeft op het voorschot, is verstreken zonder dat dit bewijs is geleverd, verbeurt de bevoegde autoriteit onmiddellijk de zekerheid overeenkomstig de procedure van artikel 56 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie (*).

Voor zover specifieke regels van de Unie daarin voorzien, kan het bewijs evenwel nog na de bovenbedoelde termijn worden geleverd, waarna de zekerheid gedeeltelijk wordt terugbetaald.

(*)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie van 21 december 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, controles, zekerheden en transparantie (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 131).”."

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 435 van 6.12.2021, blz. 187.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie van 7 december 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad met regels inzake de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 95).

(3)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie van 21 december 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, controles, zekerheden en transparantie (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 131).


14.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1449 VAN DE COMMISSIE

van 12 juni 2023

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 wat betreft de betaling van de steun, overdrachten tussen toewijzingen en administratieve controles

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 25, eerste alinea, punten a) en b) en e),

Gezien Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (2), en met name artikel 60, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 44, lid 3 ter, van Verordening (EU) 2021/2116 is voor de lidstaten de mogelijkheid ingevoerd om voorschotten te betalen in het kader van de steunregeling van deel II, titel I, hoofdstuk II, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (“de schoolregeling”) voor steun voor schooljaar 2023/2024 en de daaropvolgende schooljaren. Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie (3) vult Verordening (EU) 2021/2116 aan door onder meer regels vast te stellen inzake zekerheden, met inbegrip van specifieke voorwaarden voor de betaling van voorschotten op steun in het kader van de schoolregeling in de vorm van een maximumpercentage van de steun waarop de aanvragers recht hebben en de verplichting voor steunaanvragers om een zekerheid te stellen.

(2)

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 van de Commissie (4) stelt toepassingsbepalingen voor de schoolregeling vast, waaronder inzake de inhoud van de strategieën van de lidstaten, en inzake de aanvraag en betaling van de steun nadat de activiteiten in het kader van de schoolregeling zijn uitgevoerd. Er moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld op grond waarvan de lidstaten voorschotten in het kader van de schoolregeling mogen betalen.

(3)

Er moeten regels inzake de inhoud en de frequentie van de door de steunaanvragers in te dienen steunaanvragen, alsmede regels inzake de door de steunaanvragers in te dienen bewijsstukken worden vastgesteld.

(4)

In artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 zijn de minimumeisen vastgesteld waaraan steunaanvragen moeten voldoen om steunaanvragers in staat te stellen deze na de uitvoering van de activiteiten waarop hun steunaanvragen betrekking hebben bij de bevoegde autoriteiten in te dienen met het oog op de terugbetaling van de gedane uitgaven. In dat artikel worden ook de bewijsstukken gespecificeerd die vereist zijn ter staving van deze aanvragen. De verplichting om een steunaanvraag in te dienen moet ook gelden wanneer de steunaanvrager een voorschot op de steun heeft ontvangen. Het is evenwel passend specifieke eisen vast te stellen met betrekking tot de steunaanvragen waarvoor voorschotten zijn betaald.

(5)

In artikel 5 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 zijn de voorwaarden vastgesteld voor de betaling van de steun door de bevoegde autoriteiten aan steunaanvragers voor de terugbetaling van de kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de activiteiten in het kader van de schoolregeling. Het is passend de regels vast te stellen voor de betaling van voorschotten op steun door de bevoegde autoriteiten aan steunaanvragers en voorwaarden te bepalen voor de betaling van de steun wanneer een voorschot op de steun is betaald. Voorts moeten de voorwaarden inzake de in de leden 1 en 2 van dat artikel bedoelde bewijsstukken worden vastgesteld in artikel 4, aangezien ze de steunaanvragen staven.

(6)

In artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 zijn de termijnen vastgesteld voor overdrachten tussen de financiële toewijzingen voor schoolgroenten en -fruit en voor schoolmelk, en voor de indiening van kennisgevingen van die overdrachten aan de Commissie in de in artikel 3 van die verordening bedoelde verzoeken om Uniesteun. Overeenkomstig artikel 23 bis, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 kunnen de overdrachten één keer per schooljaar plaatsvinden, hetzij voorafgaand aan de vaststelling van de definitieve toewijzingen voor het volgende schooljaar, tussen de indicatieve toewijzingen van de lidstaat, of na het begin van het schooljaar, tussen de definitieve toewijzingen van de lidstaat, indien die toewijzingen zijn vastgesteld voor de betrokken lidstaat. Op grond van de artikelen 3 en 6 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 moeten de lidstaten de Commissie uiterlijk op 31 januari van het schooljaar waarin dergelijke overdrachten tussen definitieve toewijzingen zijn gedaan, in kennis stellen van het bedrag daarvan. Om de lidstaten meer flexibiliteit te bieden bij het beheer van hun toewijzingen en om de absorptie ervan te maximaliseren, is het passend de lidstaten toe te staan om na die datum overdrachten tussen de definitieve toewijzingen van de lidstaat te verrichten en de Commissie daarvan uiterlijk op 31 augustus na het betrokken schooljaar in kennis te stellen.

(7)

Artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 bevat specifieke regels voor de door de lidstaten te verrichten controles op de naleving van de wetgeving inzake de schoolregeling. Ze omvatten een systematische administratieve controle van alle steunaanvragen en vereisten inzake de controles van de bewijsstukken die samen met de steunaanvragen zijn ingediend. Er moet worden bepaald dat dezelfde regels van toepassing zijn op aanvragen voor voorschotten op steun. Daarnaast is het, op basis van de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van de schoolregeling en met het oog op een goed financieel beheer, passend te bepalen dat administratieve controles moeten worden uitgevoerd voordat de steun wordt betaald.

(8)

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Aangezien de lidstaten alleen voorschotten mogen toekennen voor steun voor het schooljaar 2023/2024 en de daaropvolgende schooljaren, en om hen voldoende tijd te geven om hun controlesysteem aan te passen, moet worden bepaald dat de wijzigingen van de bepalingen inzake betalingen van voorschotten en controles alleen van toepassing zijn op steun voor schooljaar 2023/2024 en de daaropvolgende schooljaren.

(10)

De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2, lid 2, wordt het volgende punt e bis) ingevoegd:

“e bis)

wanneer de lidstaten besluiten voorschotten te betalen overeenkomstig artikel 44, lid 3 ter, van Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad (*1), het maximumbedrag van het voorschot, uitgedrukt in een percentage van de steun waarop de steunaanvragers recht hebben, en de regelingen voor de toekenning van het voorschot;

(*1)  Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 187).”."

2)

Na artikel 3 wordt het volgende artikel 3 bis ingevoegd:

“Artikel 3 bis

Door de steunaanvragers ingediende aanvragen voor voorschotten op steun

1.   De lidstaten die besluiten om overeenkomstig artikel 44, lid 3 ter, van Verordening (EU) 2021/2116 voorschotten op steun te betalen, stellen de vorm, de inhoud, de frequentie en de termijn van de door de steunaanvragers ingediende aanvragen voor voorschotten op steun vast.

2.   De lidstaten specificeren de documenten die ter staving van de aanvragen voor voorschotten op steun moeten worden ingediend, met inbegrip van de documenten die nodig zijn voor de berekening van het bedrag waarop de aanvragers recht hebben.”

.

3)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

“1 bis.   Steunaanvragers dienen een steunaanvraag in, ook wanneer een voorschot is betaald, om te verzoeken om terugbetaling van de kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de activiteiten in het kader van de schoolregeling. De steunaanvraag mag pas worden ingediend nadat de activiteiten waarop de steunaanvraag betrekking heeft, volledig zijn uitgevoerd.”

;

b)

het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

“2 bis.   Wanneer een voorschot is betaald, bevat de steunaanvraag informatie over het bedrag van dat voorschot.”

;

c)

lid 6 wordt vervangen door:

“6.   De lidstaten specificeren de ter staving van steunaanvragen in te dienen documenten. De in de steunaanvragen gevraagde bedragen worden ten minste gestaafd met bewijsstukken waaruit het volgende blijkt:

a)

dat de hoeveelheden zijn geleverd of gedistribueerd en/of de materialen of diensten zijn geleverd in het kader van de schoolregeling, en

b)

indien de lidstaat gebruikmaakt van een op kosten gebaseerd systeem, de prijs van de verstrekte, gedistribueerde of geleverde producten, materialen of diensten, samen met een ontvangstbewijs of een bewijs van betaling of gelijkwaardig.

Als de steunaanvragen betrekking hebben op begeleidende educatieve maatregelen, monitoring, evaluatie of publiciteit, bevatten de bewijsstukken ook de financiële opsplitsing per activiteit en nadere gegevens over aanverwante kosten.”

.

4)

Artikel 5 wordt vervangen door:

“Artikel 5

Betaling van de steun, met inbegrip van voorschotten op die steun

1.   Voorschotten op de steun worden door de bevoegde autoriteit slechts betaald na indiening van een aanvraag overeenkomstig artikel 3 bis van de onderhavige verordening en, indien de in artikel 15 ter van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie (*2) bedoelde zekerheid moet worden gesteld, van de bewijsstukken voor het stellen van de zekerheid, tenzij de bevoegde autoriteit reeds over het bewijs beschikt dat de zekerheid is gesteld.

2.   Steun voor de terugbetaling van de kosten voor de uitvoering van de schoolregeling wordt door de bevoegde autoriteit slechts betaald na indiening van een aanvraag die vergezeld gaat van de vereiste bewijsstukken overeenkomstig artikel 4. De bevoegde autoriteit betaalt de steun binnen drie maanden te rekenen vanaf de datum van indiening van de steunaanvraag, behalve wanneer een administratief onderzoek is ingesteld.

Wanneer een voorschot is betaald, is de betaling van de steun gelijk aan het verschil tussen het bedrag van de te betalen steun en het bedrag van het betaalde voorschot.

(*2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie van 7 december 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad met regels inzake de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 95).”."

5)

In artikel 6 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Overdrachten tussen definitieve toewijzingen overeenkomstig artikel 23 bis, lid 4, derde alinea, punt b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden, wanneer geen overdrachten tussen indicatieve toewijzingen zijn verricht, gemeld in het in artikel 3 van deze verordening bedoelde verzoek om Uniesteun of in de in de tweede alinea van dit lid bedoelde kennisgeving.

Lidstaten die overdrachten van definitieve toewijzingen verrichten na 31 januari overeenkomstig de eerste alinea van dit lid, stellen de Commissie daarvan uiterlijk op 31 augustus na het betrokken schooljaar in kennis.”.

6)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om aan deze verordening te voldoen. Deze maatregelen bestaan onder meer uit een systematische administratieve controle van alle steunaanvragen als bedoeld in artikel 3 bis en steunaanvragen als bedoeld in artikel 4, voorafgaand aan de betaling. De lidstaten controleren voor elke aanvraag een representatieve steekproef van de bewijsstukken die samen met de steunaanvraag zijn ingediend.”

;

b)

lid 2 wordt geschrapt;

c)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   Als het gaat om steun voor de verstrekking en de distributie van producten en voor begeleidende educatieve maatregelen, worden de administratieve controles van steunaanvragen als bedoeld in artikel 4 aangevuld met controles ter plaatse overeenkomstig artikel 10.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, punten 2 tot en met 4 en 6, zijn van toepassing op de steun met ingang van het schooljaar 2023/2024.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 juni 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 435 van 6.12.2021, blz. 187.

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie van 7 december 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad met regels inzake de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 95).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/39 van de Commissie van 3 november 2016 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft Uniesteun voor de verstrekking van groenten, fruit, bananen en melk in onderwijsinstellingen (PB L 5 van 10.1.2017, blz. 1).


14.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1450 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2023

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (de “basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Voorafgaande onderzoeken en geldende maatregelen

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/804 (2) heeft de Europese Commissie een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de oorspronkelijke maatregelen”). Het onderzoek dat tot de instelling van de oorspronkelijke maatregelen heeft geleid, wordt hierna “het oorspronkelijke onderzoek” genoemd.

(2)

De momenteel geldende antidumpingrechten bedragen 29,2 % tot 41,4 % voor invoer van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, 45,6 % voor de niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen en 54,9 % voor alle andere ondernemingen in de Volksrepubliek China (“VRC” of “China”).

1.2.   Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen

(3)

Na de bekendmaking van een bericht dat de maatregelen op korte termijn zouden vervallen, heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) een verzoek om een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening ontvangen.

(4)

Het verzoek om een nieuw onderzoek is op 10 februari 2022 ingediend door de European Steel Tube Association (“de indiener van het verzoek” of “ESTA”) namens de bedrijfstak van de Unie van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm in de zin van artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Het verzoek om een nieuw onderzoek is ingediend op grond dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en tot voortzetting of herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

1.3.   Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(5)

Daar de Commissie na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 12 mei 2022 op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen geopend met betrekking tot de invoer in de Unie van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“het betrokken land”). Zij heeft daartoe een bericht van opening gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (3) (“het bericht van opening”).

1.4.   Opmerkingen over de opening van het onderzoek

(6)

Na de bekendmaking van het bericht van opening vroegen de medewerkende Chinese producenten-exporteurs zich af of het feit dat geen van de in de steekproef van het oorspronkelijke onderzoek opgenomen producenten in de Unie aan het verzoek om het onderhavige nieuwe onderzoek heeft deelgenomen, betekende dat de betrokken ondernemingen zich volledig hadden hersteld van de schade veroorzakende invoer met dumping.

(7)

Ten eerste merkte de Commissie op dat de producenten-exporteurs niet betwijfelden dat het verzoek voldeed aan de voorwaarden van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Het was immers ingediend door de European Steel Tube Association, die meer dan 25 % van de totale productie in de Unie vertegenwoordigen, en werd ondersteund door producenten in de Unie die meer dan 50 % van de totale productie in de EU voor hun rekening nemen. Ten tweede werd de producent in de Unie Huta Batory in beide onderzoeken — het oorspronkelijke onderzoek en het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen — in de steekproef opgenomen. Ten derde steunde Valcovni Trub Chomutov AS, de tweede in de steekproef van het oorspronkelijke onderzoek opgenomen producent, het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, maar had de Commissie deze onderneming niet opgenomen in de steekproef. Tot slot hebben de twee andere in de steekproef van het oorspronkelijke onderzoek opgenomen ondernemingen, Arcelor Mittal Tubular Products Roman en Vallourec Deutschland GmbH, de markt van de Unie verlaten of zijn zij daarmee bezig. Het argument werd derhalve afgewezen.

(8)

Bovendien voerden de producenten-exporteurs aan dat een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van een maatregel wordt geopend wanneer het verzoek daartoe voldoende bewijs bevat dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk tot voortzetting of herhaling van dumping en schade zou leiden en dat een positieve vaststelling met feitelijk bewijsmateriaal moet worden gestaafd. Om hun argument kracht bij te zetten, benadrukten zij dat de Chinese producenten-exporteurs de normale waarde nooit zullen kennen vanwege de verschillende methoden die worden gehanteerd bij de toepassing van prijzen in een representatief land.

(9)

De Commissie heeft opgemerkt dat zij de juistheid en de toereikendheid van het ingediende bewijsmateriaal heeft beoordeeld en heeft vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om het onderhavige onderzoek te openen, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening. In elk geval hebben de producenten-exporteurs geen voorbeeld gegeven dat duidt op ontoereikend bewijsmateriaal, zodat dit argument niet deugdelijk werd onderbouwd. Wat de normale waarde betreft, hebben de producenten-exporteurs ruimschoots de gelegenheid gehad om de in het verzoek gebruikte methode(n) en de daarin berekende normale waarde te controleren. Bijgevolg werd hun argument afgewezen.

(10)

Bovendien verklaarden de producenten-exporteurs dat de bedrijfsactiviteiten van de producenten in de Unie in verband met het betrokken product veel sterker afhangen van de omstandigheden van de overzeese markten dan van de omstandigheden in de Unie en dat de verslechtering van de uitvoerprestaties van de indieners van het verzoek sinds 2019 niet kan worden toegeschreven aan de invoer van oorsprong uit de VRC. Zij voerden ook aan dat, naast de slechte uitvoerprestaties, een deel van de negatieve ontwikkelingen in de Unie ook was toe te schrijven aan de uitbraak van de COVID-19-pandemie, met name in 2020. Bovendien brachten zij in dat de in het verzoek vermelde productiekosten per ton, namelijk tussen 1 245 EUR en 1 291 EUR, aanzienlijk lager waren dan in het oorspronkelijke onderzoek.

(11)

De Commissie merkte op dat het op het tijdstip van indiening van het verzoek volstaat om, op basis van de informatie waarover de indiener van het verzoek redelijkerwijs beschikt, bewijsmateriaal te verstrekken waaruit blijkt dat voortzetting of herhaling van schade waarschijnlijk is indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Zelfs indien de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie inderdaad verslechterde door andere factoren dan de invoer uit de VRC, zoals aangevoerd door de producenten-exporteurs, deden de aangevoerde argumenten geen afbreuk aan het feit dat de invoer uit de VRC zowel in absolute cijfers als qua marktaandeel aanzienlijk bleef. Bovendien wees het in het verzoek verstrekte bewijsmateriaal erop dat zich waarschijnlijk opnieuw schade zal voordoen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Het argument werd derhalve afgewezen.

(12)

De producenten-exporteurs voerden ook aan dat Tenaris voor en na de pandemie sterke, normale economische prestaties boekte. Bij Tubos Reunidos SA bleef de verkoopwaarde vanaf 2018 gedurende drie opeenvolgende jaren op hetzelfde niveau en was er vanaf 2020 sprake van een stijging. Alleen de uitvoer naar derde landen is gedaald, met uitzondering van de Amerikaanse markt. Ter staving van hun argumenten inzake de situatie van de producenten in de Unie hebben zij bewijzen ingediend voor de ambitieuze plannen van beide ondernemingen om te investeren in uitbreiding of opwaardering van hun productiefaciliteiten in de Unie.

(13)

De Commissie merkte op dat de schade-indicatoren niet worden geanalyseerd op het niveau van individuele producenten, maar op het niveau van de gehele bedrijfstak van de Unie. Zoals vermeld in overweging 11 bevatte het verzoek voldoende bewijsmateriaal met betrekking tot de gehele bedrijfstak van de Unie wat betreft de voortzetting of herhaling van schade indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Derhalve werd dit argument verworpen.

(14)

De producenten-exporteurs voerden ook aan dat de markt van de Unie te maken heeft met een snelle stijging van de invoer uit Thailand, die een grote invloed heeft op de uitwerking van de genomen maatregelen en de marktpositie van de indieners van het verzoek. Bovendien hebben de vrijwaringsmaatregelen ook betrekking op het betrokken product en blijven zij van kracht tot en met 30 juni 2024.

(15)

De Commissie merkte op dat de partijen, wat de invoer uit Thailand betreft, niet hebben aangetoond hoe hun argument het bewijsmateriaal in het verzoek betreffende de voortzetting of herhaling van schade ter discussie zou stellen. Voorts hebben antidumpingmaatregelen betrekking op een andere situatie dan vrijwaringsmaatregelen. Bovendien vormen de vrijwaringsmaatregelen voor staal geen beletsel voor de instelling van antidumpingmaatregelen binnen de contingenten waarvoor geen vrijwaringsrechten gelden. Het argument werd daarom afgewezen.

1.5.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(16)

Het onderzoek naar voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of “TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2018 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”).

1.6.   Belanghebbenden

(17)

In het bericht van opening is de belanghebbenden verzocht contact met de Commissie op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de indiener van het verzoek, de producenten in de Unie, vakbonden, de haar bekende producenten in de VRC en de autoriteiten van de VRC alsook de haar bekende betrokken importeurs, gebruikers, handelaren en verenigingen specifiek op de hoogte gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en hen uitgenodigd daaraan mee te werken.

(18)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

a)   Steekproeven

(19)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

b)   Steekproef van producenten in de Unie

(20)

In het bericht van opening kondigde de Commissie aan dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie heeft de steekproef samengesteld op basis van de grootste representatieve productie- en verkoophoeveelheden van het soortgelijke product in de Unie die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kunnen worden onderzocht, overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening; zij zorgde daarbij ook voor een geografische spreiding. Deze steekproef bestond uit drie producenten in de Unie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden bijna 76 % en 67 % van respectievelijk de totale productie- en verkoophoeveelheden van de bekende producenten in de Unie van het soortgelijke product. De Commissie heeft de belanghebbenden overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening verzocht opmerkingen te maken over de voorlopige steekproef, maar heeft er geen ontvangen. Daarop werd de steekproef bevestigd. De steekproef is representatief voor de bedrijfstak van de Unie.

c)   Steekproef van importeurs

(21)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

(22)

Slechts één niet-verbonden importeur heeft de gevraagde informatie geleverd en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Gezien het zeer geringe aantal heeft de Commissie besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was.

d)   Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

(23)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van de VRC bij de Europese Unie verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, te achterhalen en/of met hen contact op te nemen.

(24)

Twee producenten-exporteurs of groepen van producenten-exporteurs in de VRC verstrekten de gevraagde informatie en stemden ermee in om in de steekproef te worden opgenomen. Gezien het geringe aantal heeft de Commissie besloten dat een steekproef niet nodig was en dat zij alle producenten-exporteurs die zich bij haar meldden, moest onderzoeken.

e)   Vragenlijsten en controles ter plaatse

(25)

De Commissie heeft de overheid van de Volksrepubliek China (“de Chinese overheid”) een vragenlijst toegezonden betreffende het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening in de VRC.

(26)

De Commissie heeft ook vragenlijsten gestuurd naar de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, niet-verbonden importeurs, gebruikers, een vereniging van producenten in de Unie en producenten-exporteurs. De vragenlijsten zijn ook online beschikbaar gesteld (4).

(27)

De Commissie heeft antwoorden op de vragenlijst ontvangen van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, één niet-verbonden importeur, de vereniging van producenten in de Unie en de twee producenten-exporteurs/groep producenten-exporteurs.

(28)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk was, en om het belang van de Unie vast te stellen. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden controles ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:

 

Producenten in de Unie

Dalmine S.p.A., Bergamo, Italië;

Tubos Reunidos Group S.L.U., Trápaga, Vizcaya, Spanje;

Alchemia SA, Chorzow, Polen.

 

Ondernemersvereniging

(29)

De Commissie verrichte ook een controle ter plaatse bij de volgende ondernemersvereniging:

European Steel Tube Association, Parijs, Frankrijk.

Producenten-exporteurs in de VRC

(30)

Wegens de uitbraak van de COVID-19-pandemie en de maatregelen die daarop werden genomen om de uitbraak het hoofd te bieden (“de COVID-19-mededeling”) (5) kon de Commissie geen controlebezoeken afleggen bij de producenten-exporteurs. In plaats daarvan heeft de Commissie alle informatie die zij voor haar vaststellingen nodig achtte, op afstand getoetst in overeenstemming met de COVID-19-mededeling. De Commissie heeft videoconferenties gehouden met de volgende producenten-exporteurs/groep producenten-exporteurs:

CITIC Pacific Group:

Daye Special Steel Co., Ltd;

Zhejiang Pacific Seamless Steel Tube Co., Ltd;

Yangzhou Chengde Steel Pipe Co., Ltd.

1.7.   Opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen

(31)

In hun opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen hebben de medewerkende producenten-exporteurs, Daye Special Steel Co. Ltd, Zhejiang Pacific Seamless Steel Tube Co. en Yangzhou Chengde Steel Pipe, Co. Ltd, vraagtekens geplaatst bij de beweerde afwezigheid van de producenten in de Unie die in het oorspronkelijke onderzoek in de steekproef waren opgenomen in dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en bij de redenen waarom zij deze keer niet in de steekproef waren opgenomen. Bovendien merkten zij op dat Huta Batory in dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen niet werd vermeld als een van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Verder stelden zij dat zij niet konden beoordelen of de vaststelling van herhaling van schade verband hield met veranderingen in de steekproef tussen de twee onderzoeken.

(32)

De Commissie merkte op dat het argument van de medewerkende producenten-exporteurs in overweging 7 is behandeld. In het bijzonder werd de producent in de Unie Huta Batory in beide onderzoeken — het oorspronkelijke onderzoek en het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen — in de steekproef opgenomen. Deze onderneming staat nu bekend als Alchemia S.A.

(33)

Wat de andere ondernemingen betreft, zijn de producenten in de Unie, zoals uiteengezet in overweging 20, in de steekproef opgenomen op basis van de grootste representatieve productie- en verkoophoeveelheden van het soortgelijke product in de Unie die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kunnen worden onderzocht. Aangezien er geen opmerkingen over de steekproef werden ontvangen, werd de steekproef bevestigd en representatief bevonden voor de bedrijfstak van de Unie. Hoewel de steekproef tussen het oorspronkelijke onderzoek en dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen is gewijzigd, hebben de producenten-exporteurs bovendien geen bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de steekproef niet representatief is. Bij de beoordeling van de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de herhaling van de schade baseert de Commissie haar analyse bovendien op macro-economische indicatoren die betrekking hebben op alle producenten in de Unie, met inbegrip van de producenten die in het oorspronkelijke onderzoek in de steekproef waren opgenomen. Op grond hiervan heeft de Commissie dit argument afgewezen.

2.   VERVOLG VAN DE PROCEDURE

(34)

Op 21 april 2023 heeft de Commissie de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens was de van kracht zijnde antidumpingrechten te handhaven. Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen.

(35)

De Commissie heeft de opmerkingen van belanghebbenden overwogen en, voor zover van toepassing, in aanmerking genomen. De partijen die hierom verzochten, werden gehoord.

3.   ONDERZOCHT PRODUCT, BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

3.1.   Onderzocht product

(36)

Het onderzochte product is hetzelfde als in het oorspronkelijk onderzoek, namelijk bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7304 19 90, ex 7304 29 90, 7304 39 88 en 7304 59 89 (Taric-code 7304299090) (“het onderzochte product”).

(37)

Bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, worden gebruikt voor een breed scala aan toepassingen, zoals het transport van olie, gas en vloeistoffen, als stutten in de bouwnijverheid, voor de machinebouw, als ketelbuizen en als bekledingsbuizen voor de oliewinning.

3.2.   Betrokken product

(38)

Het betrokken product in dit onderzoek is het onderzochte product van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

3.3.   Soortgelijk product

(39)

Dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen heeft bevestigd wat was vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek, namelijk dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

het betrokken product;

het onderzochte product dat in de VRC wordt vervaardigd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht, en

het in de Unie door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde en verkochte onderzochte product.

(40)

Deze producten worden derhalve beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

4.   DUMPING

4.1.   Ontwikkeling van de invoer na de instelling van de maatregelen

(41)

In het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (6) voerden de Chinese producenten-exporteurs meer dan 42 000 ton van het betrokken product uit naar de Unie, waarmee zij toen in de markt van de Unie een marktaandeel van ongeveer 26 % hadden.

(42)

In het onderhavige onderzoek lieten de in Comext en de databank van artikel 14, lid 6, gerapporteerde statistische gegevens over de invoer van het betrokken product voor de beoordelingsperiode en het tijdvak van het nieuwe onderzoek een aanzienlijk lager invoervolume zien dan het door de medewerkende producenten-exporteurs opgegeven uitvoervolume. Daarom was de Commissie van oordeel dat de statistische informatie in dit specifieke geval niet betrouwbaar was en niet kon worden gebruikt om het volume van de invoer uit de VRC en het marktaandeel van de Chinese producenten-exporteurs vast te stellen. Zij baseerde haar bevindingen met betrekking tot het volume van de invoer van het betrokken product in de Unie en het marktaandeel van de Chinese producenten-exporteurs daarom op de gecontroleerde gegevens van de medewerkende producenten-exporteurs en de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek.

(43)

Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek hebben de medewerkende producenten-exporteurs ongeveer 2 900 ton van het betrokken product naar de Unie uitgevoerd, wat neerkomt op een marktaandeel van [2,5-3,5] % van de markt van de Unie (zie tabel 3).

(44)

De productie van de medewerkende producenten-exporteurs in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vertegenwoordigde slechts ongeveer 12 % van de totale geschatte productie van het onderzochte product in de VRC (7). Daarom achtte de Commissie het waarschijnlijk dat het totale volume van de invoer in de Unie afkomstig van alle Chinese producenten-exporteurs (die niet in de steekproef waren opgenomen en in het kader van het onderzoek werden gecontroleerd) in het tijdvak van het nieuwe onderzoek hoger was dan de door de medewerkende Chinese producenten-exporteurs opgegeven 2 900 ton, en dat het marktaandeel van de Chinese producenten-exporteurs naar alle waarschijnlijkheid hoger was dan de in tabel 3 vermelde [2,5-3,5] %.

(45)

Op basis hiervan heeft de Commissie geconcludeerd dat de Chinese producenten-exporteurs het onderzochte product in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bleven uitvoeren naar de Unie, zij het in kleinere hoeveelheden.

4.2.   Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening

(46)

Aangezien er ten tijde van de opening van het onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat met betrekking tot de VRC wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, heeft de Commissie het onderzoek geopend op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

(47)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis nodig achtte, heeft de Commissie de Chinese overheid een vragenlijst toegezonden. Bovendien heeft de Commissie in punt 5.3.2 van het bericht van opening alle belanghebbenden uitgenodigd om binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van dat bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie in te dienen en ondersteunend bewijsmateriaal te verstrekken ten aanzien van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. De Chinese overheid reageerde niet binnen de daarvoor gestelde termijn op de vragenlijst, en diende evenmin opmerkingen in over de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Daarop heeft de Commissie de Chinese overheid ervan in kennis gesteld dat zij overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening de beschikbare gegevens zou gebruiken om de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de VRC vast te stellen.

(48)

In punt 5.3.2 van het bericht van opening heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijsmateriaal, op grond van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening voorlopig Mexico had geselecteerd als passend representatief land voor de vaststelling van de normale waarde aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks. De Commissie heeft verder opgemerkt dat zij andere mogelijke passende landen zou onderzoeken overeenkomstig de criteria in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening.

(49)

Op 14 juli 2022 heeft de Commissie de belanghebbenden middels een mededeling in het dossier (“mededeling over productiefactoren en het representatieve land” of “mededeling”) in kennis gesteld van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken voor de vaststelling van de normale waarde. In die mededeling heeft de Commissie een lijst verstrekt van alle productiefactoren zoals grondstoffen, arbeid en energie die bij de productie van het onderzochte product een rol spelen. Daarnaast heeft de Commissie op basis van de criteria voor de keuze van niet-verstoorde prijzen of benchmarks Mexico aangewezen als het mogelijke representatieve land. Voorts heeft zij de belanghebbenden ervan op de hoogte gesteld dat zij de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) en de winst zou vaststellen op basis van de beschikbare informatie over de onderneming Tubos de Acero de México SA (“Tamsa”), een producent in Mexico.

4.3.   Normale waarde

(50)

Artikel 2, lid 1, van de basisverordening bepaalt: “De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald.”

(51)

Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening bepaalt echter het volgende: “Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”, en “[deze] omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst” (hierna wordt naar “administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten” verwezen met “VAA-kosten”).

(52)

Zoals hieronder nader toegelicht, heeft de Commissie in het onderhavige onderzoek geconcludeerd dat, op basis van het beschikbare bewijsmateriaal en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid, het passend was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen.

4.3.1.   Bestaan van verstoringen van betekenis

(53)

In recente onderzoeken betreffende de staalsector in de VRC (8) heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening.

(54)

In die onderzoeken heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen in de VRC, wat leidt tot een verstoring van de effectieve toewijzing van middelen overeenkomstig de marktbeginselen (9). De Commissie heeft met name geconcludeerd dat in de sector staal — de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging van het onderzochte product — er niet alleen sprake blijft van een aanzienlijke mate van eigendom van de Chinese overheid in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening (10), maar dat de Chinese overheid ook in de gelegenheid is zich te mengen in prijzen en kosten door overheidsaanwezigheid in ondernemingen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening (11). De Commissie heeft verder vastgesteld dat de aanwezigheid van de staat op de financiële markten en het ingrijpen door de staat op die markten, alsmede bij de verstrekking van grondstoffen en basisproducten, een aanvullend verstorend effect hebben op de markt. Inderdaad leidt het planningssysteem van de VRC er over de gehele linie toe dat er middelen worden geconcentreerd in sectoren die door de Chinese overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat de allocatie plaatsvindt door de werking van de markt (12). Bovendien heeft de Commissie geconcludeerd dat de Chinese faillissements- en eigendomswetgeving niet naar behoren functioneert in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening, en dus verstoringen veroorzaakt, met name wanneer in de VRC insolvente ondernemingen op de been worden gehouden en grondgebruiksrechten worden toegewezen (13). In dezelfde geest heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van verstoringen van loonkosten in de staalsector in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening (14), alsmede van verstoringen op de financiële markten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening, met name wat betreft de toegang tot kapitaal voor ondernemingen in de VRC (15).

(55)

Evenals in de voorafgaande onderzoeken met betrekking tot de staalsector in de VRC is de Commissie in het huidige onderzoek nagegaan of het wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening al dan niet passend was om gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. Daartoe heeft de Commissie gebruikgemaakt van het beschikbare bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in het verzoek, alsmede in het werkdocument van de diensten van de Commissie over verstoringen van betekenis in de economie van de Volksrepubliek China met het oog op handelsbeschermingsonderzoeken (16) (“het rapport”), dat op openbaar beschikbare bronnen is gebaseerd. Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van de VRC in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de betrokken sector, met inbegrip van het onderzochte product. De Commissie heeft deze bewijselementen verder aangevuld met haar eigen onderzoek naar de verschillende criteria die relevant zijn om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC te bevestigen, zoals die ook in het kader van haar eerdere onderzoeken in dit verband zijn vastgesteld.

(56)

In het verzoek werd aangevoerd dat de Chinese economie als geheel sterk wordt beïnvloed door en de gevolgen ondervindt van verschillende alomvattende interventies van de Chinese overheid of andere overheidsinstanties op verschillende overheidsniveaus, waardoor de binnenlandse prijzen en kosten van de Chinese staalindustrie niet kunnen worden gebruikt in dit onderzoek. Ter ondersteuning van zijn standpunt verwees de verzoeker in het verzoek naar de recente onderzoeken van de Commissie betreffende de Chinese staalsector (17).

(57)

In het verzoek wordt meer specifiek opgemerkt dat de Chinese overheid op verschillende wijzen ingrijpt (op administratief, financieel en regelgevend gebied), gelet op de doctrine van de “socialistische markteconomie” zoals verankerd in de grondwet van de VRC, de alomtegenwoordigheid van de CCP en haar invloed op de economie door middel van strategische planningsinitiatieven — zoals het 13e en het 14e vijfjarenplan.

(58)

Het verzoek bevat voorbeelden van elementen die duiden op het bestaan van verstoringen als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste tot en met zesde streepje, van de basisverordening. Onder verwijzing naar eerdere onderzoeken van de Commissie met betrekking tot de staalsector en naar het rapport heeft de indiener van het verzoek met name het volgende aangevoerd:

de wijze waarop de Chinese economie is ingericht, maakt niet alleen aanzienlijk overheidsingrijpen in de economie mogelijk, maar dergelijk ingrijpen is ook uitdrukkelijk voorgeschreven. Het gehele rechtsstelsel is doordrongen van de notie dat publieke eigendom superieur is aan particulier eigendom en deze notie wordt in alle belangrijke wetgeving als algemeen beginsel benadrukt. De Chinese eigendomswetgeving vormt een voorbeeld bij uitstek hiervan: zij verwijst naar de eerste fase van het socialisme en geeft de staat de opdracht het fundamentele economische stelsel in stand te houden waarin de publieke eigendom een overheersende rol speelt. Andere vormen van eigendom worden gedoogd, waarbij de wet toestaat dat deze zich naast staatseigendom ontwikkelen;

de Chinese Staat speelt niet alleen een actieve rol in het formuleren van het algemeen economisch beleid en het toezicht op de uitvoering ervan door individuele staatsondernemingen, maar eist ook het recht op om deel te nemen aan de operationele besluitvorming in staatsondernemingen. Dit gebeurt doorgaans door de roulatie van leidinggevend personeel tussen overheidsinstanties en staatsondernemingen, door de aanwezigheid van partijleden in de uitvoerende organen van staatsondernemingen en van partijcellen in ondernemingen, alsook door het vormgeven van de bedrijfsstructuur van de sector staatsondernemingen. In ruil daarvoor genieten staatsondernemingen een bijzondere status binnen de Chinese economie. Deze status brengt een aantal economische voordelen mee, zoals met name de afscherming tegen mededinging en preferentiële toegang tot relevante basisproducten, waaronder financiële middelen. Een hoger hefboomeffect en een grotere arbeidsproductiviteit leiden tot een stijging van de schuld van staatsondernemingen, aangewakkerd door dalende rentekosten. Dit illustreert hoe soepele monetaire regels een snelle groei van de schulden van staatsondernemingen in de hand kunnen werken (18);

op het niveau van de toewijzing van financiële middelen wordt het financiële systeem van de VRC gedomineerd door handelsbanken in staatseigendom. Die banken moeten hun kredietbeleid ontwikkelen en uitvoeren in overeenstemming met de doelstellingen van het industriebeleid van de overheid in plaats van zich in de eerste plaats te buigen over de economische merites van een bepaald project. Hetzelfde geldt voor de andere componenten van het Chinese financiële stelsel, zoals de aandelen-, de obligatie- en de private-equitymarkten enz. Bovendien zijn de financieringskosten kunstmatig laag gehouden om de groei van investeringen te stimuleren, wat heeft geleid tot een buitensporig gebruik van kapitaalinvesteringen met een steeds lager rendement;

de Chinese overheid beschouwt de staalindustrie als fundamentele sector van de Chinese economie en een hoeksteen van de natie (19); als zodanig wordt de staalindustrie bijzonder sterk ondersteund (20). Bovendien zijn vier van de vijf Chinese staalproducenten die tot de tien grootste staalproducenten ter wereld behoren, staatsondernemingen. Door de hoge mate van overheidsingrijpen in de staalindustrie en een groot aandeel van staatsondernemingen in de sector, worden zelfs particuliere staalproducenten verhinderd om onder marktomstandigheden te opereren;

het Chinese faillissementsstelsel lijkt niet in staat te zijn om zijn eigen hoofddoelstellingen te realiseren zoals het eerlijk voldoen van vorderingen en schulden en de bescherming van de wettige rechten en belangen van crediteuren en debiteuren;

de tekortkomingen van het systeem van eigendomsrechten zijn met name evident met betrekking tot de eigendom van grond en het recht op het gebruik van grond in de VRC. Alle grond is eigendom van de Chinese Staat (landbouwgrond in collectief bezit en stedelijke grond in staatseigendom). De toewijzing hiervan is volledig afhankelijk van de staat (21);

het recht van werknemers en werkgevers op collectieve organisatie wordt belemmerd en mobiliteit wordt beperkt door het systeem van registratie van huishoudens, dat de toegang tot het volledige scala van socialezekerheids- en andere voorzieningen beperkt. Hierdoor worden de loonkosten verstoord, aangezien zij niet het resultaat zijn van een normale marktwerking of onderhandelingen tussen ondernemingen en werknemers.

(59)

De Chinese overheid heeft geen opmerkingen gemaakt of bewijsmateriaal verstrekt ter ondersteuning of weerlegging van het bestaande bewijsmateriaal in het dossier, waaronder het rapport en het door de indiener verstrekte aanvullende bewijsmateriaal, over de aanwezigheid van verstoringen van betekenis en/of de juistheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in het onderhavige geval.

(60)

De sector van het onderzochte product — de staalsector — is nog steeds in sterke mate in handen van de Chinese overheid in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening. Het onderzoek bevestigde dat twee belangrijke producenten van het onderzochte product, namelijk Daye Special Steel Ltd en Zhejiang Pacific Seamless Tube, staatseigendom zijn. Daye Special Steel Ltd en Zhejiang Pacific Seamless Tube zijn dochterondernemingen van CITIC Pacific Special Steel. CITIC Pacific Special Steel is een van de grootste producenten van speciaal staal in de VRC (22) en is eigendom van CITIC Limited, een staatsonderneming en een van de grootste conglomeraten van de VRC (23). In zijn jaarverslag 2021 verklaart CITIC dat “CITIC zich ertoe verbindt de nationale strategie, met inbegrip van de groene en koolstofarme transformatie, uit te voeren om aan het 14e vijfjarenplan te voldoen. Wij zullen ook inspanningen leveren om een pionier te worden onder de staatsondernemingen door bij te dragen aan onze tweeledige koolstofdoelstelling en om een rolmodel op milieu-, sociaal en bestuursgebied te worden op de kapitaalmarkt” (24) .

(61)

Zowel publieke als particuliere ondernemingen in de staalsector zijn onderworpen aan beleidstoezicht en beleidsadvies. De meest recente Chinese beleidsdocumenten met betrekking tot de staalsector bevestigen dat de Chinese overheid belang blijft hechten aan de sector en voornemens is in de sector in te grijpen om die vorm te geven in overeenstemming met het overheidsbeleid. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van het ontwerp voor een richtsnoeradvies van het Ministerie van Industrie en Informatietechnologie over de bevordering van een hoogwaardige ontwikkeling van de staalindustrie, waarin wordt opgeroepen tot een verdere consolidatie van de industriële basis en tot aanzienlijke verbeteringen bij de modernisering van de industriële keten (25), het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, waarin wordt gesteld dat de sector zal “vasthouden aan de combinatie van marktleiderschap en stimulering door de overheid” en “een groep leidende, ecologisch toonaangevende ondernemingen met een groot concurrentievermogen zal promoten” (26), of het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de staalschrootindustrie, waarvan de belangrijkste doelstellingen bestaan in het “voortdurend verhogen van de gebruiksratio van staalschroot en de verwezenlijking van een totaal aandeel schroot in de nationale staalproductie van 30 % tegen het einde van het 14e vijfjarenplan” (27).

(62)

Op provinciaal niveau zijn soortgelijke voorbeelden te vinden van het voornemen van de Chinese autoriteiten om toezicht te houden op en sturing te geven aan de ontwikkelingen in de sector, zoals in Hebei, waar het de bedoeling is “geleidelijk over te gaan op de groepsontwikkeling van organisaties, de hervorming van de gemengde eigendom van staatsondernemingen te versnellen, zich te richten op het bevorderen van de regio-overschrijdende fusie en reorganisatie van particuliere ijzer- en staalbedrijven, en ernaar te streven 1 à 2 grote concerns van wereldklasse op te richten, alsook 3 tot 5 grote concerns met invloed in het binnenland ter ondersteuning” en “de recycling- en circulatiekanalen van staalschroot uit te breiden, en de screening en classificatie van staalschroot te versterken” (28). Het plan van Hebei voor de staalsector vermeldt voorts: “Vasthouden aan structurele aanpassing en benadrukken van productdiversificatie. Bevorderen van de structurele aanpassing en de optimalisering van de indeling van de ijzer- en staalsector, bevorderen van de consolidatie, reorganisatie, transformatie en verbetering van ondernemingen, en bevorderen van de ontwikkeling van de ijzer- en staalsector naar grootschalige ondernemingen, modernisering van technische apparatuur, diversificatie van productieprocessen en diversificatie van downstreamproducten.”

(63)

Evenzo voorziet het uitvoeringsplan voor de transformatie en modernisering van de staalindustrie van Henan tijdens het 14e vijfjarenplan in de “bouw van kenmerkende staalproductiebases […], de bouw van zes kenmerkende staalproductiebases in Anyang, Jiyuan, Pingdingshan, Xinyang, Shangqiu, Zhouou enz., en de verbetering van de schaal, intensivering en specialisatie van de industrie. Zo zal de productiecapaciteit van ruwijzer in Anyang tegen 2025 binnen 14 miljoen ton worden gehouden, en zal de productiecapaciteit van ruwstaal binnen 15 miljoen ton worden gehouden.” (29)

(64)

Verdere industriële beleidsdoelstellingen kunnen ook worden aangetroffen in de planningsdocumenten van andere provincies, zoals Jiangsu (30), Shandong (31), Shanxi (32), Liaoning Dalian (33) en Zhejiang (34).

(65)

Wat betreft de mogelijkheid van de Chinese overheid zich via overheidsaanwezigheid in bedrijven in de prijzen en kosten te mengen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening, was het onmogelijk om systematisch persoonlijke banden tussen producenten van het onderzochte product en de CCP vast te stellen. Er zijn echter enkele specifieke voorbeelden voor het onderzochte product.

(66)

Zo is de voorzitter van de raad van bestuur van CITIC Pacific Special Steel tevens secretaris van het partijcomité (35). Bovendien is de voorzitter van de raad van toezicht van CITIC Pacific Special Steel ook adjunct-secretaris van het partijcomité (36).

(67)

Verder wordt in de sector van het onderzochte product een beleid gehanteerd dat discrimineert ten gunste van binnenlandse producenten of dat anderszins de markt beïnvloedt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), derde streepje, van de basisverordening. In het onderzoek werden andere documenten gevonden waaruit blijkt dat de bedrijfstak profiteert van richtsnoeren en ingrijpen van de overheid in de staalsector, aangezien het onderzochte product een van de subsectoren van deze sector is.

(68)

De Chinese overheid beschouwt de staalindustrie nog steeds als een sleutelindustrie (37). Dit wordt bevestigd in de talrijke plannen, richtlijnen en andere documenten die zijn toegespitst op staal en die op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau worden uitgegeven. In het kader van het 14e vijfjarenplan heeft de Chinese overheid de staalsector bestemd voor transformatie en modernisering, alsmede voor optimalisering en structurele aanpassing (38). Evenzo wordt de sector in het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, dat ook van toepassing is op de staalsector, genoemd als het “fundament van de reële economie” en “een sleutelgebied dat het internationale concurrentievoordeel van China vormgeeft”, en worden een aantal doelstellingen en werkmethoden vastgesteld die de ontwikkeling van de staalsector in de periode 2021-2025 zouden stimuleren, zoals een technologische upgrade ter verbetering van de structuur van de sector (niet in de laatste plaats door verdere bedrijfsconcentraties) of een digitale transformatie (39).

(69)

De belangrijke grondstof die wordt gebruikt voor de productie van het onderzochte product is ijzererts. IJzererts wordt ook genoemd in het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, waarin de staat plant om “de binnenlandse minerale hulpbronnen op rationele wijze te ontwikkelen; de exploratie van ijzererts te versterken […], preferentiële fiscale behandelingen toe te passen, de omarming van geavanceerde technologie en uitrusting aan te moedigen om de productie van vast mijnafval terug te dringen” (40). In provincies als Hebei voorzien de autoriteiten het volgende voor de sector: “kortingsubsidie voor investeringen in nieuwe projecten; financiële instellingen onderzoeken en begeleiden om leningen tegen lage rente te verstrekken aan ijzer- en staalbedrijven om over te stappen op nieuwe industrieën, en tegelijkertijd zal de regering kortingsubsidies verstrekken” (41). Samengevat heeft de Chinese overheid maatregelen getroffen om marktdeelnemers ertoe te bewegen zich aan de doelstellingen van het overheidsbeleid te houden, namelijk om aangemoedigde bedrijfstakken te ondersteunen, waaronder de productie van de belangrijkste grondstoffen voor de vervaardiging van het onderzochte product. Dergelijke maatregelen belemmeren de vrije marktwerking.

(70)

Het onderzochte product wordt ook beïnvloed door verstoringen van loonkosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening, zoals reeds vermeld in overweging 58. Deze sector staat derhalve zowel direct (bij het vervaardigen van het onderzochte product of de belangrijkste basisproducten) als indirect (bij het krijgen van toegang tot basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsstelsel onderworpen zijn) bloot aan verstoringen (42).

(71)

Bovendien is in het onderhavige onderzoek geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de sector van het onderzochte product niet wordt beïnvloed door overheidsingrijpen in het financiële stelsel in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening, zoals reeds vermeld in overweging 58. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed.

(72)

Tot slot herinnert de Commissie eraan dat voor de productie van het onderzochte product een aantal basisproducten nodig is. Wanneer de producenten van het onderzochte product deze basisproducten inkopen of daarvoor een contract sluiten, zijn de prijzen die zij betalen (en die als hun kosten worden geregistreerd) duidelijk blootgesteld aan dezelfde systemische verstoringen als hierboven genoemd. Zo maken leveranciers van basisproducten gebruik van arbeid die aan de verstoringen onderhevig is. Zij kunnen geld lenen dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/kapitaaltoewijzing. Daarnaast zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is.

(73)

Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van het onderzochte product ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, maar geldt dat ook voor alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.), omdat de prijsvorming ervan wordt beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen, zoals beschreven in de delen I en II van het rapport. Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt namelijk plaats in de gehele VRC. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in de VRC is geproduceerd door de combinatie van een reeks productiefactoren aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor het basisproduct van het basisproduct enz.

(74)

Samengevat is uit het beschikbare bewijsmateriaal gebleken dat de prijzen en kosten van het onderzochte product, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door vrije marktwerking tot stand zijn gekomen omdat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, zoals blijkt uit de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van een of meer van de daarin genoemde relevante factoren. Op grond daarvan en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het in dit geval niet passend is om voor de vaststelling van de normale waarde gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten. Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen in dit geval aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening en zoals wordt toegelicht in het volgende punt.

(75)

De Chinese overheid heeft in het kader van het onderhavige onderzoek geen bewijsmateriaal of argumenten van het tegendeel aangedragen.

4.4.   Representatief land

4.4.1.   Algemene opmerkingen

(76)

De keuze voor het representatieve land is gemaakt op basis van de volgende criteria uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening:

een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC. Hiervoor heeft de Commissie landen gebruikt met een bruto nationaal inkomen per inwoner dat volgens de databank van de Wereldbank (43) vergelijkbaar is met dat van de VRC;

productie van het onderzochte product in dat land (44);

beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land;

wanneer er sprake is van meer dan één mogelijk representatief land, moet, indien van toepassing, de voorkeur worden gegeven aan het land met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

(77)

Zoals toegelicht in overweging 49, heeft de Commissie een mededeling aangaande de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde bekendgemaakt. In deze mededeling zijn de feiten en het bewijsmateriaal beschreven die ten grondslag liggen aan de relevante criteria. In de mededeling zijn de belanghebbenden ook in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om Mexico in het onderhavige geval als een passend representatief land aan te merken indien het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening zou worden bevestigd.

4.4.2.   Een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC en productie van het onderzochte product

(78)

In de mededeling heeft de Commissie 55 landen aangemerkt als landen die volgens de Wereldbank een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling hebben als de VRC, d.w.z. dat zij door de Wereldbank op basis van het bruto nationaal inkomen elk als “hogermiddeninkomensland” worden ingedeeld (45).

(79)

Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, wordt het onderzochte product geproduceerd in zeven landen: Canada, Japan, Mexico, de Russische Federatie, Saudi-Arabië, de VS en Zuid-Korea. Slechts twee van de zeven landen behoren tot de 55 landen die volgens de Wereldbank een bruto nationaal inkomen hebben dat vergelijkbaar is met dat van de Volksrepubliek China, de groep “hogermiddeninkomenslanden”. Dat zijn Mexico en de Russische Federatie.

(80)

De Commissie heeft voorts onderzocht of er sprake was van marktverstoringen door uitvoer- en/of invoerbeperkingen voor het onderzochte product en voor de grondstoffen, met name die grondstoffen die de belangrijkste elementen van de productiekosten voor de vervaardiging van het onderzochte product vormen. Zij stelde vast dat er in de Russische Federatie handelsbeperkingen bestaan voor staalschroot, elektriciteit en gas, die allemaal belangrijke productiefactoren zijn die bij de productie van het onderzochte product worden gebruikt. Gezien deze handelsbeperkingen in de Russische Federatie was de Commissie van oordeel dat de Russische Federatie niet als een passend representatief land kon worden beschouwd.

(81)

Voor Mexico werden dergelijke beperkingen niet vastgesteld. Mexico heeft hetzelfde niveau van economische ontwikkeling als de Volksrepubliek China en er werden geen beperkingen met betrekking tot productiefactoren of het onderzochte product vastgesteld.

(82)

Na de opening van het onderzoek voerden de producenten-exporteurs Daye Special Steel Co., Ltd en Zhejiang Pacific Seamless Steel Tube Co., Ltd aan dat Mexico om de volgende redenen mogelijk niet volledig voldoet aan de criteria om te worden aangemerkt als passend derde land: ten eerste lijkt het productieproces te verschillen van het proces van de Chinese producenten-exporteurs; ten tweede lijkt het door de Mexicaanse producenten vervaardigde assortiment veel kleiner (of minder divers) te zijn dan het assortiment dat door de Chinese producenten-exporteurs wordt vervaardigd en uitgevoerd.

(83)

Afgezien van dit algemene argument schraagden de producenten-exporteurs hun opmerkingen niet met concreet bewijsmateriaal waaruit blijkt dat het productieproces en de productomschrijving van de producenten van het onderzochte product in Mexico verschilden van het proces en de omschrijving in de VRC en wat de gevolgen zouden zijn voor de productiefactoren. De Commissie heeft dit argument derhalve afgewezen. Zij heeft verder geen opmerkingen ontvangen.

4.4.3.   Beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land

(84)

De Commissie heeft ook de invoer van de belangrijkste productiefactoren in Mexico geanalyseerd. De analyse van de invoergegevens wijst uit dat de voor de productie van het onderzochte product gebruikte productiefactoren in voldoende hoeveelheden in Mexico worden ingevoerd om een passende benchmark te vormen en dat deze invoer niet werd beïnvloed door de invoer uit de VRC of uit een van de in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (46) vermelde landen.

(85)

De Commissie heeft ook een onderneming — Tamsa — geïdentificeerd waarover recente financiële gegevens voor de vaststelling van de algemene productiekosten, de VAA-kosten en de winst beschikbaar zijn in de financiële gegevens van de Tenaris-groep (zie punt 4.7.5).

(86)

In het licht van bovenstaande overwegingen heeft de Commissie de belanghebbenden ervan op de hoogte gebracht dat zij voornemens was Mexico als passend representatief land en de onderneming Tamsa overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening te gebruiken om niet-verstoorde prijzen of benchmarks te verkrijgen voor de berekening van de normale waarde.

(87)

De belanghebbenden werd verzocht opmerkingen in te dienen over de geschiktheid van Mexico als representatief land en van Tamsa als producent van het onderzochte product in het representatieve land.

(88)

Afgezien van de in overweging 82 uiteengezette opmerkingen werden er geen verdere opmerkingen ontvangen.

4.5.   Niveau van sociale en milieubescherming

(89)

Aangezien was vastgesteld dat Mexico op grond van alle voornoemde factoren het enige geschikte representatieve land was, hoefde er geen beoordeling van het niveau van sociale en milieubescherming plaats te vinden conform artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, laatste zin, van de basisverordening.

4.6.   Conclusie

(90)

Gezien bovenstaande analyse voldeed Mexico aan de in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening vermelde criteria om als passend representatief land te worden beschouwd.

4.7.   Bronnen voor de vaststelling van niet-verstoorde kosten

(91)

In de mededeling aangaande de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde heeft de Commissie de productiefactoren vermeld zoals materialen, energie en arbeid waarvan de producenten-exporteurs bij de productie van het onderzochte product gebruikmaken, en heeft zij de belanghebbenden verzocht om opmerkingen in te dienen en openbaar beschikbare informatie voor te stellen over niet-verstoorde waarden voor elk van de in die mededeling genoemde productiefactoren.

(92)

De Commissie heeft ook verklaard dat zij, voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, gebruik zou maken van de Global Trade Atlas (“GTA”) (47) om de niet-verstoorde kosten van de meeste productiefactoren, met name de grondstoffen, vast te stellen.

(93)

Aan de hand van alle gegevens in het verzoek, de daarna door de indiener van het verzoek en belanghebbenden verstrekte gegevens en de tijdens de controlebezoeken verzamelde gegevens zijn voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening de volgende productiefactoren en de bronnen daarvan in kaart gebracht:

Tabel 1

Productiefactoren en informatiebronnen

Grondstoffen

Goederencodes in Mexico

Waarde

Eenheden

Bron van informatie

Billets (halffabricaten van ijzer of van niet-gelegeerd staal, bevattende ≥ 0,25 gewichtspercent koolstof)

720720

4,72

CNY/kg

GTA

Water

22019001

22019090

2,01

CNY/l

GTA

Stikstof

280430

1,14

CNY/kg

GTA

 

Arbeidskrachten

Arbeidskrachten

N.v.t.

17,21

CNY/uur

Internationale Arbeidsorganisatie (IAO)

Energie

Elektriciteit

N.v.t.

1,09

CNY/kWh

GlobalPetrolPrices.com

Aardgas

[N.v.t.]

0,12

CNY/m3

CRE (“Comisión Reguladora de Energía”)

Bijproduct/afval

Staalschroot

720410

720441

720449

3,31

CNY/kg

GTA

Snijmachines voor recycling — staalschroot

72041001

3,47

CNY/kg

GTA

4.7.1.   Grondstoffen

(94)

Met het oog op de vaststelling van de niet-verstoorde prijs van grondstoffen als geleverd aan de fabriekspoort van een producent in het representatieve land, heeft de Commissie als basis gebruikgemaakt van de gewogen gemiddelde invoerprijs voor het representatieve land zoals vermeld in de GTA, waarbij invoerrechten werden opgeteld. Een invoerprijs in het representatieve land werd vastgesteld als een gewogen gemiddelde van de eenheidsprijzen van de invoer uit alle derde landen met uitzondering van de VRC en de in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 genoemde landen die geen lid zijn van de WTO. De Commissie heeft besloten de invoer uit de VRC in het representatieve land uit te sluiten, aangezien zij tot de conclusie is gekomen dat het niet passend is de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC te gebruiken wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. Aangezien er geen bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen hebben voor de voor de uitvoer bestemde producten, was de Commissie van mening dat die verstoringen gevolgen hebben gehad voor de uitvoerprijzen. Na de invoer uit de VRC in het representatieve land te hebben uitgesloten, bleef het volume van de invoer uit andere derde landen representatief. De gewogen gemiddelde invoerprijs werd, waar nodig, gecorrigeerd voor invoerrechten.

(95)

Voor een aantal productiefactoren vertegenwoordigden de door de medewerkende producenten-exporteurs werkelijk gemaakte kosten een verwaarloosbaar percentage van de totale grondstofkosten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Aangezien de voor deze factoren gebruikte waarde geen merkbare invloed had op de berekeningen van de dumpingmarge, ongeacht de gebruikte bron, besloot de Commissie deze kosten bij de verbruiksgoederen op te nemen.

(96)

In hun opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen zetten de medewerkende producenten-exporteurs vraagtekens bij de methode die de Commissie heeft gebruikt om de niet-verstoorde waarden voor verbruiksgoederen te berekenen. In plaats van het totale bedrag aan verbruiksgoederen vast te stellen als een percentage van de totale directe grondstofkosten en dit percentage toe te passen op de totale niet-verstoorde grondstofkosten (de benchmark), werd aangevoerd dat de Commissie een niet-verstoorde waarde voor elk afzonderlijk artikel had moeten gebruiken.

(97)

De Commissie merkte op dat het haar vaste praktijk is geen individuele benchmark voor verbruiksgoederen te berekenen, maar deze uit te drukken als een percentage van de totale grondstofkosten op basis van de door de producenten-exporteurs gemelde kostengegevens en dit percentage vervolgens toe te passen op de herberekende materiaalkosten bij gebruik van de vastgestelde niet-verstoorde prijzen. Bovendien vertegenwoordigden deze kosten, zoals uiteengezet in overweging 95, een te verwaarlozen waarde en zouden zij, ongeacht de gebruikte methode, geen merkbare invloed hebben gehad op de berekening van de dumpingmarge. De Commissie was van oordeel dat haar methode voor de berekening van een niet-vervalste waarde voor verbruiksgoederen geschikt was, omdat zij de kostenstructuur van de betrokken producenten-exporteurs in stand hield. Bovendien was er ten tijde van het onderzoek geen betere informatie beschikbaar en hebben de producenten-exporteurs hun opmerkingen niet gestaafd door de gevolgen van het gebruik van de door hen voorgestelde methode te kwantificeren. Daarom werd het argument betreffende verbruiksgoederen afgewezen.

(98)

De Commissie heeft de vervoerskosten van de meewerkende producenten-exporteurs voor de levering van grondstoffen uitgedrukt als een percentage van de werkelijke kosten van dergelijke grondstoffen, en heeft vervolgens hetzelfde percentage toegepast op de niet-verstoorde kosten van dezelfde grondstoffen, teneinde de niet-verstoorde vervoerskosten te verkrijgen. De Commissie was van oordeel dat, in het kader van dit onderzoek, de ratio tussen de grondstoffen van de producent-exporteur en de gerapporteerde vervoerskosten redelijkerwijs kon worden gebruikt als indicatie voor de schatting van de niet-verstoorde vervoerskosten van grondstoffen bij levering aan de fabriek van de onderneming.

4.7.2.   Arbeidskrachten

(99)

De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) verstrekt informatie over het gemiddelde maandloon van werknemers en de gemiddelde gewerkte uren per week per werknemer in Mexico op jaarbasis in verschillende sectoren.

(100)

De Commissie heeft deze informatie van 2021 gebruikt om het gemiddelde uurloon in de productiesector te bepalen (48). Om tot de totale loonkosten te komen, heeft de Commissie zich gebaseerd op de gegevens die de OESO heeft gepubliceerd in het document Taxing Wages 2021, dat betrekking had op 2021 (49). De Commissie heeft bij het uurloon in de productiesector de socialezekerheidsbijdragen opgeteld.

4.7.3.   Elektriciteit

(101)

De gemiddelde elektriciteitsprijzen voor bedrijven per kWh in Mexico in 2021 zijn gepubliceerd door GlobalPetrolPrices.com, d.w.z. de bron die in het verzoek om een nieuw onderzoek werd genoemd. Op basis van deze prijs heeft de Commissie de gemiddelde elektriciteitsprijs in het tijdvak van het nieuwe onderzoek (2021) vastgesteld (50).

4.7.4.   Aardgas

(102)

De prijs van aardgas voor ondernemingen (industriële gebruikers) in Mexico wordt maandelijks gepubliceerd door de regelgevende instantie voor energie, de Comisión Reguladora de Energía (CRE). De Commissie heeft een gemiddelde prijs voor ondernemingen gebruikt die de CRE in het tijdvak van het nieuwe onderzoek had opgegeven (51).

4.7.5.   Algemene productiekosten, VAA-kosten en winst

(103)

Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening luidt: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst”. Bovendien moet een waarde voor de algemene productiekosten worden vastgesteld om de kosten te bestrijken die niet waren opgenomen in de bovengenoemde productiefactoren.

(104)

Om een niet-verstoord en redelijk bedrag aan VAA-kosten en winst vast te stellen, heeft de Commissie gebruikgemaakt van financiële gegevens met betrekking tot de activiteiten van Tamsa zoals opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij Tenaris SA (52).

(105)

De algemene productiekosten van de medewerkende producenten-exporteurs werden uitgedrukt als aandeel van de werkelijke productiekosten van de producenten-exporteurs. Dit percentage is toegepast op de niet-verstoorde productiekosten.

(106)

In hun opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen betwistten de medewerkende producenten-exporteurs de door de Commissie gebruikte methode voor de berekening van de algemene kosten om dezelfde redenen als die waarom zij de methode voor de berekening van de verbruiksgoederen betwistten (zie overweging 96); zij voerden aan dat de Commissie, in plaats van een ratio voor de algemene kosten te gebruiken en deze toe te passen op de niet-verstoorde directe kosten, alle factoren afzonderlijk had moeten vaststellen en deze had moeten vervangen door surrogaatwaarden.

(107)

Met betrekking tot dit argument merkte de Commissie op dat de gegevens over de algemene kosten voor elke factor afzonderlijk niet gemakkelijk beschikbaar waren in de jaarrekeningen van de producent in het representatieve land. De Commissie was derhalve van oordeel dat haar methode voor de berekening van een niet-verstoorde waarde voor algemene kosten geschikt was, omdat zij de kostenstructuur van de betrokken producenten-exporteurs in stand hield. Bovendien was er geen betere informatie beschikbaar, aangezien de producenten-exporteurs geen alternatieve, niet-verstoorde benchmark voor algemene kosten hebben voorgesteld. Daarom werd het argument betreffende algemene kosten afgewezen.

4.7.6.   Berekening van de normale waarde

(108)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie de normale waarde per productsoort in het stadium af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening.

(109)

Eerst heeft de Commissie de niet-verstoorde productiekosten vastgesteld. De Commissie heeft de niet-verstoorde kosten per eenheid toegepast op het werkelijke verbruik van de individuele productiefactoren van de medewerkende producenten-exporteurs. De Commissie verminderde de productiekosten met de niet-verstoorde kosten van bijproducten die in het productieproces werden hergebruikt. Dit verbruik werd in het kader van de controle ter plaatse geverifieerd. De Commissie vermenigvuldigde het verbruik met de niet-verstoorde kosten per eenheid in het representatieve land (Mexico), zoals beschreven in tabel 1.

(110)

Toen de niet-verstoorde productiekosten waren vastgesteld, heeft de Commissie de algemene productiekosten, de VAA-kosten en de winst erbij opgeteld zoals vermeld in punt 4.7.5. De algemene productiekosten werden vastgesteld op basis van de gegevens van de producenten-exporteurs. De VAA-kosten en de winst werden bepaald aan de hand van de jaarrekening 2021 van de Tenaris-groep (53), die ook betrekking heeft op de Mexicaanse dochteronderneming Tamsa. De Commissie heeft aan de niet-verstoorde productiekosten de volgende elementen toegevoegd:

de algemene productiekosten, die in totaal 7,8 % van de directe productiekosten uitmaakten;

de VAA-kosten, die 26,16 % uitmaakten van de kosten van verkochte goederen van de Tenaris-groep, waar de Mexicaanse dochteronderneming Tamsa deel van uitmaakt, en

de winst, die 15,34 % bedroeg van de door de Tenaris-groep gerealiseerde kosten van verkochte goederen.

(111)

Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde per productsoort af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening.

(112)

De producenten-exporteurs betwistten de wijze waarop de VAA-kosten en de winst door de Commissie waren vastgesteld door te vragen waarom de VAA-kosten en de winst waren uitgedrukt als een percentage van de kosten van verkochte goederen in plaats van de omzet, of de directe verkoopkosten in de VAA-kosten waren opgenomen en waarom de Commissie de VAA-kosten en de winst van de Tenaris-groep had gebruikt in plaats van het betrokken product van de Mexicaanse dochteronderneming Tamsa.

(113)

De Commissie merkte op dat het haar vaste praktijk is de VAA-kosten en de winst uit te drukken als een percentage van de kosten van verkochte goederen om de normale waarde te construeren en de directe verkoopkosten in de VAA-kosten op te nemen. Volgens artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening moet de normale waarde worden berekend aan de hand van de productiekosten en een niet-verstoord en redelijk bedrag voor VAA-kosten en winst omvatten. Hieruit volgt dat om de normale waarde op basis van de kosten te berekenen, de VAA-kosten en de winst die aan deze kosten moeten worden toegevoegd, moeten worden uitgedrukt als een functie van deze kosten. De Commissie heeft de VAA-kosten en de winst van de Tenaris-groep gebruikt omdat de VAA-kosten en de winst van Tamsa niet beschikbaar waren en omdat de gegevens van de Tenaris-groep het beste direct beschikbare alternatief waren. Daarom was de Commissie van oordeel dat haar methode voor de berekening van de VAA-kosten en de winst passend was, niet in het minst omdat er geen betere informatie beschikbaar was, en heeft zij het argument verworpen.

4.7.7.   Uitvoerprijs

(114)

De uitvoer naar de Unie door de medewerkende producenten-exporteurs vond plaats hetzij rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers hetzij via een in de VRC gevestigde verbonden handelsonderneming.

(115)

De Commissie bepaalde de uitvoerprijs als de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het onderzochte product dat met het oog op uitvoer naar de Unie werd verkocht, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

4.7.8.   Vergelijking

(116)

De Commissie heeft de overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening door berekening vastgestelde normale waarde per productsoort vergeleken met de uitvoerprijs af fabriek van de medewerkende producenten-exporteurs, zoals hierboven vastgesteld.

(117)

Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. De bedragen werden aangepast voor bankkosten, commissies, kredietkosten, vracht, verlading, andere kortingen, verpakking en verzekering.

4.7.9.   Dumpingmarges

(118)

Voor de medewerkende producenten-exporteurs heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het onderzochte product, overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(119)

Op grond hiervan bleek de gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, voor de medewerkende producenten 10 % tot 44 % te bedragen. Derhalve werd geconcludeerd dat de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet.

5.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING VAN DUMPING

(120)

Na te hebben vastgesteld dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake was van dumping, is de Commissie, in overeenstemming met artikel 11, lid 2, van de basisverordening, nagegaan of voortzetting van dumping waarschijnlijk zou zijn indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. De volgende bijkomende elementen zijn onderzocht: de productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie.

5.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(121)

Volgens de indieners van het verzoek is de VRC de grootste producent van het onderzochte product ter wereld, met 23 producenten die over in totaal 33 productielijnen beschikken.

(122)

Volgens schattingen van de indieners van het verzoek bedroeg de totale productie van het onderzochte product in de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ongeveer 2,3 miljoen ton. Volgens dezelfde bron bedroeg de totale productiecapaciteit naar schatting 5 miljoen ton. Daaruit volgt dat de reservecapaciteit voor de productie van het onderzochte product in de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ongeveer 2,7 miljoen ton bedroeg. Aangezien het verbruik in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd geschat op ongeveer 100 000 ton (zie tabel 2), was de reservecapaciteit van de Chinese producenten-exporteurs ongeveer 27 keer zo hoog als het verbruik van het onderzochte product op de markt van de Unie. Ter vergelijking, de indieners van het verzoek schatten de productiecapaciteit van de twaalf bestaande ondernemingen in de rest van de wereld in dezelfde periode op ongeveer 2,9 miljoen ton (54). Aangezien de Chinese overheid niet en de Chinese producenten-exporteurs nauwelijks medewerking verleenden, heeft de Commissie geen nadere informatie ontvangen over de productie in de VRC en de invoer in de Unie.

(123)

Gelet op de (hoge) productieniveaus en reservecapaciteit in de VRC in vergelijking met de Unie achtte de Commissie het evenwel waarschijnlijk dat Chinese producenten-exporteurs hun reservecapaciteit in steeds grotere hoeveelheden en tegen dumpingprijzen naar de markt van de Unie zouden verleggen indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

5.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en prijzen op de markt van de Unie

(124)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek bleven de Chinese producenten-exporteurs het onderzochte product naar de Unie uitvoeren. De uitvoer van de medewerkende Chinese producenten-exporteurs bedroeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 2 900 ton, wat overeenkomt met een marktaandeel van [2,5-3,5] % op de markt van de Unie. Aangezien de invoer in de Unie alleen betrekking heeft op de gegevens van de medewerkende producenten-exporteurs en de totale productie in de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanzienlijk hoger was, was het totale marktaandeel van de Chinese producenten-exporteurs van het onderzochte product in de Unie waarschijnlijk hoger, zoals uiteengezet in overweging 43. Daarom blijft de markt van de Unie ondanks de geldende maatregelen een aantrekkelijke uitvoermarkt voor de Chinese producenten-exporteurs.

(125)

Volgens de indieners van het verzoek houdt de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie ook verband met het relatief hoge gemiddelde prijsniveau, de solvabiliteit van de afnemers en de goede logistieke infrastructuur, met goed uitgeruste havens, opslag- en distributiefaciliteiten, en een hoog industrieel verbruik. Voorts is de Unie momenteel qua volume de grootste staalmarkt ter wereld.

(126)

Bovendien bleek uit de vergelijking tussen de prijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de medewerkende Chinese producenten-exporteurs dat de Chinese uitvoerprijzen de prijzen in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek onderboden, wanneer het antidumpingrecht buiten beschouwing wordt gelaten (zie overweging 152). Hieruit blijkt dat de markt van de Unie aantrekkelijk is wat prijzen betreft.

(127)

De uitvoering van de maatregelen van de VS op grond van Section 232, en met name de Amerikaanse invoerrechten op het betrokken product van de Chinese producenten-exporteurs, vormen een verdere beperking van de mogelijkheden voor producenten-exporteurs om dat product uit te voeren naar andere belangrijke bestemmingen dan de Unie.

(128)

Wat de omvang en de prijzen betreft, bleef de markt van de Unie dus aantrekkelijk voor de Chinese producenten-exporteurs.

5.3.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping

(129)

Het onderzoek heeft uitgewezen dat de Chinese producten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek nog steeds tegen dumpingprijzen naar de markt van de Unie werden uitgevoerd.

(130)

De reservecapaciteit in de VRC was aanzienlijk in vergelijking met het verbruik in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Ten slotte deed de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie wat de omvang en de prijzen betreft vermoeden dat het waarschijnlijk is dat de Chinese uitvoer naar de markt van de Unie zou worden verlegd en de reservecapaciteit naar de markt van de Unie zou worden geheroriënteerd indien de maatregelen zouden vervallen.

(131)

De Commissie concludeerde bijgevolg dat het waarschijnlijk is dat het vervallen van de antidumpingmaatregelen ertoe zou leiden dat de invoer met dumping van het betrokken product uit de VRC in de Unie aanzienlijk zou toenemen.

(132)

In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat het vervallen van de antidumpingmaatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping.

6.   SCHADE

6.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(133)

Het soortgelijke product werd tijdens de beoordelingsperiode vervaardigd door zes in verschillende lidstaten gevestigde producenten. Zij vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(134)

De totale productie in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op ongeveer 196 050 ton. De Commissie heeft dit cijfer vastgesteld op basis van alle beschikbare informatie over de bedrijfstak van de Unie, zoals informatie van de European Steel Tube Association wat betreft de niet in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Zoals vermeld in overweging 20 werden in de steekproef drie producenten in de Unie opgenomen, die respectievelijk bijna 76 % en 67 % van de totale productie- en verkoophoeveelheden van de bekende producenten van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigden.

6.2.   Verbruik in de Unie

(135)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van invoerstatistieken van Eurostat en de verkoopvolumes van de bedrijfstak van de Unie in de Unie, zoals opgegeven door de indiener van het verzoek voor de niet in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en zoals vermeld in de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. De Commissie heeft orden van grootte gebruikt voor de vrije markt en de markt voor intern gebruik, alsook voor de marktaandelen, om de onthulling van gevoelige gegevens met betrekking tot één producent in de Unie te voorkomen.

(136)

Het verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 2

Verbruik in de Unie (ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Totaal verbruik in de Unie

111 875

108 571

95 285

102 189

Index

100

97

85

91

Markt voor intern gebruik

[4 500 -5 500 ]

[9 000 -10 000 ]

[5 500 -6 500 ]

[6 000 -7 000 ]

Index

100

188

119

126

Vrije markt

[100 000 -110 000 ]

[90 000 -100 000 ]

[80 000 -90 000 ]

[86 000 -96 000 ]

Index

100

93

84

90

Bron:

Comext, medewerkende producenten-exporteurs, ESTA en de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(137)

Het verbruik in de Unie daalde van 2018 op 2019 met 3 % en van 2019 op 2020 met meer dan 12 %, en trok vervolgens met meer dan 5 % aan in de periode tussen 2020 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek. In totaal daalde het tussen 2018 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 9 %.

(138)

Het door de bedrijfstak van de Unie gemelde interne gebruik van het onderzochte product vertegenwoordigde in 2018 minder dan 5 % van het totale verbruik in de Unie. In de beoordelingsperiode steeg dit gebruik met 26 %.

(139)

Tijdens de beoordelingsperiode is het verbruik op de vrije markt met 10 % gedaald. Het daalde met 7 % van 2018 op 2019 en met 9,6 % van 2019 op 2020 om vervolgens met 7 % te stijgen in de periode van 2020 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

6.3.   Invoer in de Unie uit het betrokken land

6.3.1.   Hoeveelheid en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(140)

Gebaseerd op de gegevens van de medewerkende producenten-exporteurs, ontwikkelden de omvang van de invoer en het marktaandeel van de invoer van het onderzochte product zich zoals hieronder uiteengezet. Aangezien de gegevens van slechts twee producenten-exporteurs afkomstig zijn, worden zij om redenen van vertrouwelijkheid in orden van grootte verstrekt.

(141)

De invoer in de Unie vanuit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Volume (ton) en marktaandeel van de invoer

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Volume van de invoer uit het betrokken land (ton)

[1 300 -1 400 ]

[1 500 -1 600 ]

[1 250 -1 350 ]

[2 800 -2 900 ]

Index

100

111

95

204

Marktaandeel

[1 -3 ] %

[1,2 -3,2 ] %

[1,1 -3,1 ] %

[2,5 -3,5 ] %

Index

100

120

113

227

Bron:

Medewerkende producenten-exporteurs.

(142)

In het oorspronkelijke onderzoek bedroeg het marktaandeel van de invoer uit de VRC in de Unie 26,8 %. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek bedroeg het marktaandeel daarentegen [2,5-3,5] %. Bijgevolg is het marktaandeel van de invoer uit de VRC als gevolg van de geldende antidumpingmaatregelen drastisch verminderd. Tegen een achtergrond van afnemend verbruik nam de invoer uit de VRC tijdens de beoordelingsperiode echter toe ten nadele van de bedrijfstak van de Unie. Het volume van de totale invoer uit de VRC nam in de beoordelingsperiode toe met 104 % en bedroeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek [2 800-2 900] ton. Hoewel het marktaandeel van de Chinese invoer steeg, bleef het in dezelfde periode relatief beperkt met [2,5-3,5] %.

(143)

Met name is het marktaandeel van de invoer uit de VRC van 2018 op 2019 met 20 % en in de periode 2018-2020 met 13 % gestegen, ondanks de daling van het verbruik op de vrije markt in de Unie met 16 %, en is dat marktaandeel in de beoordelingsperiode met 127 % gestegen. De stijging van het marktaandeel van de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode vond plaats ondanks de bestaande antidumpingmaatregelen en de covidcrisis.

(144)

Zoals vermeld in overweging 42, zijn het volume van de invoer van het onderzochte product uit de VRC in de Unie en het marktaandeel van de Chinese producenten-exporteurs gebaseerd op de gecontroleerde gegevens van de medewerkende producenten-exporteurs en de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek, wat betreft de beoordelingsperiode en het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(145)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen hebben de medewerkende producenten-exporteurs, Daye Special Steel Co. Ltd, Zhejiang Pacific Seamless Steel Tube Co. en Yangzhou Chengde Steel Pipe, Co. Ltd, aangevoerd dat het onduidelijk is waarom de in het onderzoek gebruikte invoervolumes gebaseerd waren op de door de medewerkende producenten-exporteurs gemelde gegevens en niet op de Comext-databank.

(146)

Zoals vermeld in overweging 42, was de Commissie van oordeel dat de statistische informatie in dit geval niet betrouwbaar was en niet kon worden gebruikt om het werkelijke volume van de invoer uit de VRC vast te stellen, en gaf zij er daarom de voorkeur aan haar bevindingen te baseren op de gecontroleerde gegevens van de medewerkende producenten-exporteurs. Bovendien werd in het kader van dit onderzoek geen bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat het onjuist is gebruik te maken van de door de medewerkende producenten-exporteurs opgegeven uitgevoerde hoeveelheden. Op grond hiervan heeft de Commissie dit argument afgewezen.

6.3.2.   Prijzen van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(147)

De Commissie heeft de prijzen en de prijsonderbieding van de invoer uit de VRC in de Unie vastgesteld aan de hand van gegevens van de medewerkende producenten-exporteurs.

(148)

Aangezien de gegevens van slechts twee producenten-exporteurs afkomstig waren, werd de gemiddelde invoerprijs om redenen van vertrouwelijkheid in orden van grootte verstrekt.

(149)

De gemiddelde prijzen van de invoer in de Unie uit het betrokken land hebben zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Invoerprijzen (EUR/ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Gemiddelde invoerprijs (EUR/ton)

[1 300 -1 400 ]

[1 300 -1 400 ]

[1 300 -1 400 ]

[1 500 -1 600 ]

Index

100

99

96

113

Bron:

Medewerkende producenten-exporteurs.

(150)

De gemiddelde invoerprijs daalde met 1 % van 2018 op 2019 en met 4 % tussen 2018 en 2020, en steeg met 13 % tussen 2018 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(151)

De Commissie stelde de prijsonderbieding tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek vast aan de hand van een vergelijking van:

1.

de gewogen gemiddelde verkoopprijs per productsoort die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in rekening brachten aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, en

2.

de overeenkomstige gewogen gemiddelde invoerprijzen per productsoort die door de medewerkende producenten-exporteurs aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie werden berekend op basis van kosten, verzekering en vracht (cif), zonder het antidumpingrecht, met de nodige aanpassingen voor douanerechten en kosten na invoer.

(152)

De prijsvergelijking vond plaats per soort transactie en na aftrek van kortingen en rabatten. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De vergelijking wees uit dat de gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van de invoer uit het betrokken land op de markt van de Unie zonder antidumpingrechten tussen 21,6 % en 27 % bedroeg. Toen bij dezelfde vergelijking de antidumpingrechten wel in aanmerking werden genomen, werd geen prijsonderbieding vastgesteld.

6.3.3.   Invoer uit andere derde landen dan de VRC

(153)

De invoer van het onderzochte product uit andere derde landen dan de VRC was voornamelijk afkomstig uit Oekraïne, Thailand en het Verenigd Koninkrijk.

(154)

Het geaggregeerde volume van de invoer in de Unie alsmede het marktaandeel en de prijzen van de invoer van het onderzochte product uit andere derde landen hebben zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

Invoer uit derde landen

Land

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Thailand

Volume (ton)

1 657

4 406

4 925

3 579

 

Index

100

266

297

216

 

Marktaandeel

[1,1 -2,1 ] %

[4 -5 ] %

[5 -6 ] %

[3,2 -4,2 ] %

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 059

1 105

962

1 071

 

Index

100

104

91

101

Oekraïne

Volume (ton)

1 275

779

1 323

772

 

Index

100

61

104

61

 

Marktaandeel

[0,7 -1,7 ] %

[0,5 -1,5 ] %

[1 -2 ] %

[0,5 -1,5 ] %

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

990

800

672

667

 

Index

100

81

68

67

Verenigd Koninkrijk

Volume (ton)

332

542

525

658

 

Index

100

163

158

198

 

Marktaandeel

[0,1 -0,5 ] %

[0,3 -0,7 ] %

[0,4 -0,8 ] %

[0,5 -0,9 ] %

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

3 100

2 850

2 050

2 169

 

Index

100

92

66

70

Andere derde landen

Volume (ton)

4 979

4 390

2 795

1 502

 

Index

100

88

56

30

 

Marktaandeel

[4,2 -5,2 ] %

[4 -5 ] %

[2,5 -3,5 ] %

[1 -2 ] %

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

3 469

1 668

1 832

3 628

 

Index

100

48

53

105

Totaal van alle derde landen behalve het betrokken land

Volume (ton)

8 243

10 117

9 568

6 511

 

Index

100

123

116

79

 

Marktaandeel

[7 -8 ] %

[9,5 -10,5 ] %

[10,5 -11,5 ] %

[6,5 -7,5 ] %

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

2 586

1 419

1 236

1 724

 

Index

100

55

48

67

Bron:

Comext.

(155)

In de beoordelingsperiode is het invoervolume uit Thailand met 116 % gestegen. Het marktaandeel steeg tot [5-6] % in 2020 en daalde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tot [3,2-4,2] %. De gemiddelde invoerprijs bleef in de beoordelingsperiode vrijwel stabiel. Om de in overweging 140 vermelde redenen werd het marktaandeel van alle andere landen in orden van grootte verstrekt.

(156)

In de beoordelingsperiode is het invoervolume uit Oekraïne met 39 % gedaald. Het marktaandeel steeg tot [1-2] % in 2020 en daalde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tot [0,5-1,5] %. De gemiddelde invoerprijs nam in de beoordelingsperiode met 33 % af.

(157)

In de beoordelingsperiode is het invoervolume uit het Verenigd Koninkrijk met 98 % gestegen. Het marktaandeel steeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tot [0,5-0,9] %. De gemiddelde invoerprijs nam in de beoordelingsperiode met 30 % af.

(158)

In de beoordelingsperiode is het invoervolume uit andere derde landen met 70 % gedaald. Het marktaandeel steeg tot [4-5] % in 2019 en daalde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tot [1-2] %. De gemiddelde invoerprijs nam in de beoordelingsperiode over het geheel genomen met 5 % toe.

(159)

De omvang van de invoer uit alle andere derde landen dan het betrokken land daalde in de beoordelingsperiode met 21 %. Ook daalde het marktaandeel van de invoer uit alle andere derde landen dan het betrokken land in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tot [6,5-7,5] %.

6.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

6.4.1.   Algemene opmerkingen

(160)

De beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie omvatte een evaluatie van alle economische indicatoren die in de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren.

(161)

Zoals vermeld in overweging 20, is voor de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie gebruikgemaakt van een steekproef. Voor de schadevaststelling maakte de Commissie onderscheid tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de informatie van de indiener van het verzoek, die is getoetst aan de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en beschikbare officiële statistieken. De gegevens hadden betrekking op alle producenten in de Unie. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en beschikbare officiële statistieken. Beide gegevensreeksen bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(162)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping.

(163)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

6.4.2.   Macro-economische indicatoren

6.4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(164)

De totale productie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Productievolume (ton)

354 212

294 365

237 208

196 050

Index

100

83

67

55

Productiecapaciteit (ton)

462 885

393 154

378 657

365 740

Index

100

85

82

79

Bezettingsgraad

76,5  %

74,9  %

62,6  %

53,6  %

Index

100

98

82

70

Bron:

ESTA, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(165)

Het productievolume bereikte in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een ongeëvenaard laag niveau. Het daalde in de beoordelingsperiode met 45 %. Meer in het bijzonder daalde het van 2018 op 2019 met 17 %, vervolgens met meer dan 19 % van 2019 op 2020 en met meer dan 17 % tussen 2020 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Deze daling was het gevolg van de afname van het verbruik in de Unie, zoals toegelicht in punt 6.2.

(166)

De productiecapaciteit ontwikkelde zich op vergelijkbare wijze en daalde tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 21 %.

(167)

De Commissie merkte op dat de daling van de productiecapaciteit gedeeltelijk verband hield met het feit dat twee ondernemingen, die niet tot de indieners van het verzoek behoren, de productie van het soortgelijke product in 2020 hebben stopgezet: AMTP Roman in Roemenië en Vallourec Deutschland in Duitsland. De laatste onderneming sloot haar fabriek in het Duitse Reisholz in juni 2020 en haar fabriek in Rath, ook in Duitsland, eind 2021.

(168)

De gelijktijdige daling van het productievolume en de productiecapaciteit tijdens de beoordelingsperiode resulteerde in een daling van de bezettingsgraad met 30 % tijdens de beoordelingsperiode.

(169)

De bezettingsgraad is niet de belangrijkste factor voor de winstgevendheid, maar heeft wel een rechtstreeks effect op de resultaten, doordat de vaste kosten hierdoor een groter gewicht krijgen. Er was sprake van een zeer lage bezettingsgraad, waardoor de bedrijfstak zeer kwetsbaar was.

6.4.2.2.   Verkoop en marktaandeel

(170)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Verkoopvolume en marktaandeel (ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Totale verkochte hoeveelheid op de markt van de Unie (vrije markt en markt voor intern gebruik)

102 246

96 910

84 406

92 851

Index

100

95

83

91

Marktaandeel in het totale verbruik

91,4  %

89,3  %

88,6  %

90,9  %

Index

100

98

97

99

Verkoop op de markt voor intern gebruik

[4 500 -5 500 ]

[9 000 -10 000 ]

[5 500 -6 500 ]

[6 000 -7 000 ]

Index

100

188

119

126

Marktaandeel van de verkoop op de markt voor intern gebruik

[3,6 -5,6 ] %

[7,9 -9,9 ] %

[6,0 -7,0 ] %

[6,0 -7,0 ] %

Index

100

193

140

138

Verkoop op de vrije markt

[95 000 -99 000 ]

[85 000 -89 000 ]

[75 000 -79 000 ]

[85 000 -89 000 ]

Index

100

90

81

89

Marktaandeel van de verkoop op de vrije markt in het totale verbruik

[83 -88 ] %

[77 -82 ] %

[79 -84 ] %

[82 -87 ] %

Index

100

93

95

97

Bron:

ESTA, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(171)

De totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie (vrije markt en markt voor intern gebruik) daalde in de beoordelingsperiode aanzienlijk, met 9 %. Met name daalde de verkoop van 2018 op 2019 met 5 % en met meer dan 12 % van 2019 op 2020, om vervolgens met meer dan 9 % te stijgen tussen 2020 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek steeg het marktaandeel in het totale verbruik van de bedrijfstak van de Unie tot 90,9 % waarna het in de beoordelingsperiode met 1 % daalde.

6.4.2.3.   Groei

(172)

Terwijl het verbruik tijdens de beoordelingsperiode met 9 % daalde, daalde het productievolume van de bedrijfstak van de Unie met 45 % en het verkoopvolume op de markt van de Unie (vrije markt en markt voor intern gebruik) met 9 %.

6.4.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(173)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Aantal werknemers

2 114

1 729

1 568

1 270

Index

100

82

74

60

Productiviteit (ton/werknemer)

168

170

151

154

Index

100

102

90

92

Bron:

ESTA, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(174)

De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie daalde in de beoordelingsperiode met 40 % en volgde dezelfde trend als de productievolumes in de Unie.

(175)

De productiviteit van de werknemers van de producenten in de Unie, gemeten als productie (in ton) per werknemer per jaar, daalde in de beoordelingsperiode met 8 % als gevolg van de afgenomen vraag op de markt en de daaropvolgende daling van de productie.

6.4.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(176)

De tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek vastgestelde dumpingmarges lagen allemaal aanzienlijk boven de de-minimisdrempel. Tegelijkertijd was de invoer uit de VRC in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek relatief gering, namelijk slechts [2,5-3,5] % van het verbruik in de Unie. Daardoor waren de gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie vrij beperkt.

6.4.3.   Micro-economische indicatoren

6.4.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(177)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Verkoopprijzen en productiekosten in de Unie (EUR/ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie op de totale markt

1 328

1 331

1 249

1 312

Index

100

100

94

98

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid op de markt voor intern gebruik (55)

[900 -1 100 ]

[1 100 -1 300 ]

[1 100 -1 300 ]

[1 100 -1 300 ]

Index

100

115

106

116

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid op de vrije markt

1 353

1 354

1 265

1 321

Index

100

100

94

98

Productiekosten per eenheid

1 227

1 221

1 217

1 416

Index

100

100

99

115

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(178)

Tijdens de beoordelingsperiode daalde de prijs van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt met meer dan 2 % en stegen de productiekosten per eenheid met 15 %. Na de instelling van antidumpingmaatregelen tegen Chinese invoer in november 2016 konden de producenten in de Unie hun verkoopprijzen in de Unie van 2018 op 2019 handhaven. De verkoopprijs per eenheid daalde van 2019 op 2020 echter met meer dan 6 %. Vervolgens is die prijs van 2020 op 2021 met meer dan 4 % aangetrokken.

(179)

De productiekosten per eenheid bleven van 2018 op 2019 stabiel, daalden tussen 2018 en 2020 licht met 1 % en stegen in de beoordelingsperiode met 15 %. Deze kosten stegen van 2020 op 2021 met meer dan 16 % als gevolg van de sterke stijging van de energie- en grondstoffenprijzen in dezelfde periode.

6.4.3.2.   Loonkosten

(180)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

62 122

64 071

66 134

65 599

Index

100

103

106

106

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(181)

De gemiddelde loonkosten per werknemer stegen van 2018 op 2019 met 3 %. Ook tussen 2018 en 2020 namen zij toe, en wel met 6 %. In totaal zijn zij in de beoordelingsperiode met 6 % gestegen.

6.4.3.3.   Voorraden

(182)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Voorraden

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Eindvoorraden (ton)

22 334

19 256

14 497

13 692

Index

100

86

65

61

Eindvoorraden als percentage van de productie

8,8  %

8,7  %

8,1  %

8,9  %

Index

100

99

93

102

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(183)

De eindvoorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn stabiel gebleven ten opzichte van de productie. In de beoordelingsperiode zijn de eindvoorraden met 39 % gedaald. De producenten in de Unie houden doorgaans zelf slechts kleine voorraden aan. Voorraden worden dan ook niet als een belangrijke schade-indicator voor deze bedrijfstak beschouwd. Dit wordt ook bevestigd door een analyse van de ontwikkeling van de eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek hebben sommige producenten minder geproduceerd en hun voorraden verkleind in een poging het hoofd te bieden aan hun moeilijke financiële situatie in 2020 en 2021 (zie tabel 6).

6.4.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(184)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

9,3

9,9

3,8

–7,2

Index

100

106

41

–77

Kasstroom (EUR)

54 041 814

65 623 240

56 907 181

6 140 456

Index

100

121

105

11

Investeringen (EUR)

26 907 236

9 977 233

3 253 779

4 952 232

Index

100

37

12

18

Rendement van investeringen

10,6  %

22,3  %

18,1  %

0,3  %

Index

100

211

171

3

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(185)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de omzet. De totale winstgevendheid daalde van 9,3 % in 2018 naar [–7,2] % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De winstgevendheid bleef van 2018 op 2019 nagenoeg gelijk, maar daalde tussen 2018 en 2020 met 59 %. De winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie daalde in de beoordelingsperiode met [–77] %.

(186)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden de medewerkende producenten-exporteurs aan dat de Commissie niet had uitgelegd hoe de verslechtering van de winstgevendheid verband hield met de stijging van de prijzen bij invoer uit het betrokken land.

(187)

Zoals uiteengezet in overweging 200, heeft de Commissie geconcludeerd dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade niet werd veroorzaakt door de invoer uit de VRC. Op grond hiervan heeft de Commissie dit argument afgewezen.

(188)

De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom steeg van 2018 op 2019 met 21 % en bleef tussen 2018 en 2020 stabiel. De nettokasstroom daalde in de beoordelingsperiode echter in totaal met 89 %, in lijn met de ontwikkeling van de winstgevendheid van de verkoop.

(189)

Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen, die het afschrijvingsniveau van activa weergeeft. In totaal daalde het rendement van investeringen in de beoordelingsperiode met 97 %. Nader bekeken steeg het van 2018 op 2019 met 111 %, voornamelijk als gevolg van de in 2019 gerealiseerde winst, steeg het met 71 % tussen 2018 en 2020 en daalde het met 97 % tussen 2018 en 2021, zoals reeds vermeld, als gevolg van de lage winst in 2021.

(190)

De Commissie merkte op dat de bedrijfstak van de Unie ondanks de lage winstmarges sinds 2020 een redelijke productiviteit heeft behouden en zijn productieproces, logistiek, verkoop en marketing steeds is blijven optimaliseren door te blijven investeren.

(191)

De grote investeringen die de bedrijfstak van de Unie moet doen, tonen aan dat de bedrijfstak, ondanks moeilijkheden en economische problemen, vastbesloten is zich aan te passen, te verbeteren en op de markt te blijven.

(192)

De slechte financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode beperkten het vermogen van de bedrijfstak om kapitaal aan te trekken. De bedrijfstak van de Unie is kapitaalintensief en vergt aanzienlijke investeringen. De nettokasstroom in de beoordelingsperiode was te laag om zulke aanzienlijke investeringen te dekken.

6.5.   Conclusie over schade

(193)

Uit de ontwikkeling van de micro- en macro-economische indicatoren tijdens de beoordelingsperiode is gebleken dat de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie verslechterde. Over het geheel genomen lieten de belangrijkste economische indicatoren in de beoordelingsperiode een neerwaartse trend zien.

(194)

Het onderzoek wees uit dat alle schade-indicatoren tijdens de beoordelingsperiode waren verslechterd. Tegen de achtergrond van een daling van de vraag met 9 % daalde zowel het verkoopvolume op de vrije markt als de productie, met respectievelijk 9 % en 45 %. Hierdoor daalde de capaciteit met 21 % en de werkgelegenheid met 40 %. Aangezien de productie sneller daalde (met 45 % in de beoordelingsperiode) dan de capaciteit en de werkgelegenheid, daalden ook de bezettingsgraad en de productiviteit, en wel met respectievelijk 30 % en 8 %.

(195)

In dezelfde periode daalde ook de gemiddelde eenheidsprijs op de vrije markt met meer dan 2 %, terwijl de productiekosten per eenheid met 15 % stegen. Daardoor nam de winstgevendheid in de beoordelingsperiode met [77–] % af en daalde de winst van 9,3 % in 2018 tot [–7,2] % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(196)

Dienovereenkomstig tonen de schade-indicatoren aan dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanmerkelijke schade leed, aangezien hij zijn verkoopprijzen verlaagde ondanks de stijgende productiekosten, waardoor zijn winstgevendheid is verdampt, hetgeen negatieve gevolgen had voor de investeringen, het rendement van investeringen en de kasstroom.

(197)

Bijgevolg concludeerde de Commissie dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

(198)

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie voorts onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit het betrokken land aanmerkelijke schade heeft geleden.

(199)

Uit het onderzoek is gebleken dat de omvang van de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode met 104 % is gestegen, van [1 300-1 400] ton tot [2 800-2 900] ton. Het marktaandeel van deze invoer is ook meer dan verdubbeld, van [1-3] % tot [2,5-3,5] %, maar bleef aanzienlijk onder het marktaandeel van 26,8 % dat tijdens het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld. Belangrijker is dat de gemiddelde verkoopprijs van de invoer uit de VRC van [1 500-1 600] EUR/ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek hoger was dan de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie (1 321 EUR/ton) en zijn gemiddelde productiekosten (1 416 EUR/ton). Bovendien heeft de Commissie op basis van de vergelijking per productsoort geen prijsonderbieding vastgesteld wanneer de rechten werden meegeteld in de prijzen van de producenten-exporteurs. Ondanks de toename van de volumes en het marktaandeel heeft de invoer uit de VRC de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek dus geen schade berokkend.

(200)

Gelet op het voorgaande concludeerde de Commissie dat de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, niet kan zijn veroorzaakt door de invoer uit de VRC.

7.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

(201)

Zoals de Commissie in overweging 200 heeft geconcludeerd, heeft de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanmerkelijke schade geleden. Daarom heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening beoordeeld of herhaling van de door de invoer met dumping uit de VRC veroorzaakte schade waarschijnlijk is, mochten de maatregelen komen te vervallen.

(202)

In dit verband heeft de Commissie de volgende elementen onderzocht: de productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC, het verband tussen de prijzen in de Unie en de Chinese prijzen, het verband tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en het prijspeil in de Unie, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de gevolgen van potentiële invoer uit de VRC voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

7.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(203)

De productiecapaciteit voor het betrokken product in de VRC bedraagt naar schatting 5 miljoen ton per jaar. De in de VRC beschikbare reservecapaciteit bedroeg ongeveer 2,7 miljoen ton per jaar, oftewel bijna 27 keer het verbruik van het betrokken product op de markt van de Unie, dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 102 189 ton bedroeg. Op de Chinese markt is het aanbod dus aanzienlijk groter dan de vraag. Dit zou voor de Chinese producenten bijgevolg nog een stimulans vormen om de focus meer op uitvoermarkten te leggen indien zich nieuwe mogelijkheden voordoen.

7.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(204)

Zoals vastgesteld in punt 4.2 is de markt van de Unie aantrekkelijk wat omvang en prijzen betreft. De Unie is momenteel qua volume de grootste markt ter wereld voor het onderzochte product. Zij beschikt ook over een degelijke logistieke infrastructuur met goed uitgeruste havens, opslag- en distributiefaciliteiten en een hoog industrieel verbruik.

(205)

Bovendien heeft de Commissie, zoals vermeld in overweging 152, vastgesteld dat de invoer uit de VRC zonder de maatregelen de prijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk zou onderbieden. Bovendien was de gemiddelde prijs bij uitvoer van de Chinese producenten-exporteurs naar de belangrijkste derde landen (India, Thailand, Zuid-Korea enz.) van 1 135 EUR/ton (56) lager dan de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie van 1 321 EUR/ton op de vrije markt in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Mochten de maatregelen vervallen, dan worden de producenten-exporteurs dus sterk gestimuleerd om hun verkoop aan de Unie tegen lagere prijzen dan de prijzen die de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek in rekening bracht, op te schroeven.

(206)

De markt van de Unie wordt derhalve beschouwd als zeer aantrekkelijk voor Chinese producenten. Er kan worden geconcludeerd dat de beschikbare reservecapaciteit in de VRC ten minste gedeeltelijk zou worden gebruikt om de uitvoer naar de markt van de Unie tegen dumping- en schade veroorzakende prijzen aanzienlijk op te voeren indien de maatregelen komen te vervallen. Gelet op de hierboven beschreven aantrekkelijkheid van de markt van de Unie zou de invoer met dumping uit de VRC aanzienlijk toenemen. Aangezien het betrokken product vrij homogeen is wat kwaliteit betreft, is het prijsniveau de belangrijkste factor bij de beslissing om het bij de producenten in de Unie dan wel de Chinese producenten-exporteurs te kopen. De plotselinge daling van de Chinese uitvoer volgend op de antidumpingmaatregelen duidt erop dat afnemers gemakkelijk kunnen overstappen naar de leverancier met de meest concurrerende prijs (d.w.z. van de Chinese producenten-exporteurs naar de producenten in de Unie of omgekeerd indien de maatregel zou komen te vervallen).

7.3.   Gevolgen van de potentiële invoer uit de VRC voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie indien de maatregelen komen te vervallen

(207)

De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie boekten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een negatieve winstmarge van [–7,2] %, zodat zij het zich niet kunnen veroorloven hun verkoopprijs verder te verlagen of marktaandeel te verliezen (indien zij de prijs niet verlagen) in reactie op nieuwe invoer, omdat hun verliezen dan nog verder zouden toenemen.

(208)

Aangezien de producenten-exporteurs waarschijnlijk grotere volumes zouden uitvoeren tegen lagere prijzen, zou de bedrijfstak van de Unie worden gedwongen om hetzij de verkoopprijzen te verlagen ten koste van zijn winstgevendheid, hetzij de verkoopprijzen op hetzelfde peil te handhaven, waarbij hij hoogstwaarschijnlijk omzet en marktaandeel zou verliezen aan de Chinese exporteurs. Een combinatie van deze scenario’s lijkt nog realistischer. Uiteindelijk zou dit leiden tot neerwaartse druk op de prijzen en tot grotere verliezen, met het waarschijnlijke gevolg dat de invoer uit de VRC zijn marktaandeel van vóór de maatregelen van 26 % herstelt. Er zij op gewezen dat twee bestaande producenten in de Unie de productie van het soortgelijke product in 2020 volledig hebben stopgezet: AMTP Roman in Roemenië en Vallourec Deutschland in Duitsland.

(209)

Gezien het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het vervallen van de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een aanzienlijke toename van de invoer met dumping uit de VRC tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbieden, waardoor de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade verder zou verergeren, aangezien de oorspronkelijk door de invoer met dumping uit de VRC veroorzaakte aanmerkelijke schade zich waarschijnlijk opnieuw zou voordoen. Bijgevolg zou de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie ernstig gevaar lopen

7.4.   Opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen

(210)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen betoogden de medewerkende producenten-exporteurs dat de Commissie het effect van de invoer van oorsprong uit Thailand bij haar analyse van de herhaling van schade niet heeft beoordeeld in het licht van het feit dat de invoer uit de VRC tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen schade aan de bedrijfstak van de Unie heeft toegebracht. Voorts voerden zij aan dat de lage prijzen en het volume van de invoer van oorsprong uit Thailand de kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie kunnen verergeren.

(211)

Aangezien dit onderzoek beperkt is tot de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC, heeft de Commissie haar analyse van de herhaling van de schade beperkt tot de in overweging 202 genoemde elementen die van invloed kunnen zijn op de bedrijfstak van de Unie indien de maatregelen ten aanzien van de invoer van oorsprong uit de VRC vervallen. De invoer uit Thailand speelde bij die beoordeling geen rol. Op grond hiervan heeft de Commissie dit argument afgewezen.

(212)

Dezelfde producenten-exporteurs beweerden ook dat de Commissie niet heeft uitgelegd waarom de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek verlies heeft geleden.

(213)

Zoals vermeld in overweging 195, daalde de gemiddelde prijs per eenheid tijdens de beoordelingsperiode met 2 %, terwijl de productiekosten per eenheid met 15 % stegen. Aangezien de bedrijfstak van de Unie de kostenstijging als gevolg van langetermijnovereenkomsten niet kon doorberekenen, meldde hij verliezen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Voorts heeft de Commissie, zoals vermeld in overweging 200, geconcludeerd dat de invoer uit de VRC de bedrijfstak van de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen schade heeft berokkend. Bijgevolg heeft de Commissie haar analyse toegespitst op de herhaling van de schade op basis van de in overweging 202 genoemde elementen. Op basis hiervan en zoals vermeld in overweging 209, concludeerde zij dat de aanmerkelijke schade die oorspronkelijk door de invoer met dumping uit de VRC werd veroorzaakt, zich waarschijnlijk opnieuw zou voordoen indien de maatregelen zouden vervallen. Op grond hiervan heeft de Commissie dit argument afgewezen.

(214)

De medewerkende producenten-exporteurs verwezen ook naar twee verslagen van de Beroepsinstantie (57) en voerden aan dat “een gemotiveerde conclusie moet worden getrokken door zorgvuldig onderzoek van het beschikbare bewijsmateriaal, en dat toekomstprognoses of gevolgtrekkingen ook op positief bewijsmateriaal moeten worden gebaseerd”. Zij voerden met name aan dat de reservecapaciteit werd overschat en dat de Chinese producenten-exporteurs zich op de binnenlandse markt concentreerden en hun reservecapaciteit niet naar de Unie uitvoerden. Bovendien voerden zij aan dat de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de “prijzen van China naar andere landen” niet in een waarschijnlijkheidsanalyse in aanmerking mogen worden genomen en dat de analyse moet worden gebaseerd op een “contrafeitelijke analyse van wat er in de toekomst zou gebeuren, hoofdzakelijk op basis van de verwachte invoer met dumping, de prijzen en het effect op de bedrijfstak van de Unie”.

(215)

Wat capaciteit en reservecapaciteit betreft, hebben de medewerkende producenten-exporteurs geen nieuw bewijsmateriaal verstrekt om hun argument te staven. Bij gebrek aan nieuwe elementen werd het argument verworpen.

(216)

Wat de elementen betreft die in aanmerking moeten worden genomen voor een waarschijnlijkheidsanalyse, was de Commissie van oordeel dat zij, door elementen zoals de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de prijzen voor derde landen te analyseren, een dergelijke “contrafeitelijke analyse” overeenkomstig haar vaste praktijk heeft uitgevoerd en daarbij gebruik heeft gemaakt van alle beschikbare elementen die een toekomstgerichte analyse van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade mogelijk maken. Bij gebrek aan elementen die de conclusies van de Commissie ter zake ongedaan maken, werd dit argument verworpen.

8.   BELANG VAN DE UNIE

(217)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd is met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle betrokken belangen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de niet-verbonden importeurs en de gebruikers.

8.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(218)

De bedrijfstak van de Unie bestaat uit zes producenten die in verschillende lidstaten zijn gevestigd. Van hen zijn Dalmine S.p.A, Tubos Reunidos Group SA en Valcovni Trub Chomutov AS de indieners van het verzoek, terwijl de andere ondernemingen — Huta Batory Sp. Z o.o., Vallourec Deutschland GmbH in Duitsland en Frankrijk (geen indieners van het verzoek) en AMTP Roman — medewerking verleenden.

(219)

Uit het onderzoek is gebleken dat als de maatregelen zouden komen te vervallen, dit waarschijnlijk een aanzienlijk negatief effect op de bedrijfstak van de Unie zou hebben. De situatie van de bedrijfstak van de Unie zou snel verslechteren in de zin van een verkoopdaling en lagere prijzen, waardoor de winstgevendheid sterk zou dalen. Anderzijds zou de bedrijfstak van de Unie zich dankzij de voortzetting van de maatregelen verder kunnen herstellen van de door de invoer met dumping veroorzaakte schade, en zijn potentieel verder kunnen benutten op een markt van de Unie die niet gebukt gaat onder oneerlijke handelspraktijken van de VRC.

(220)

Op grond van het bovenstaande werd geconcludeerd dat handhaving van de geldende antidumpingmaatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

8.2.   Belang van niet-verbonden importeurs, handelaren en gebruikers

(221)

De Commissie heeft contact opgenomen met alle haar bekende niet-verbonden importeurs, handelaren en gebruikers. Geen van de handelaren en gebruikers heeft de vragenlijst van de Commissie beantwoord.

(222)

Net als bij het oorspronkelijke onderzoek hebben zich in dit nieuwe onderzoek geen gebruikers gemeld. Daarnaast zijn er 79 bekende niet-verbonden importeurs, waarvan alleen Siderpighi spa Con Socio Unico zich kenbaar heeft gemaakt. Zij antwoordde geen voorstander te zijn van de instelling van antidumpingmaatregelen en voerde aan dat de Unie behoefte heeft aan Chinese invoer omdat de vraag groter is dan het aanbod. De Commissie merkte op dat de omzet van het onderzochte product minder dan 1 % van de omzet van de niet-verbonden importeur uitmaakt. De voortzetting van de maatregelen zal dus geen enkele invloed hebben op de algemene prognoses van de prestaties van de onderneming.

(223)

Voorts is de Commissie, wat de belangen van zowel de gebruikers als de importeurs betreft, in het oorspronkelijke onderzoek tot de conclusie gekomen dat er voldoende alternatieve leveringsbronnen voor het onderzochte product waren. Deze conclusie blijft overeind staan, aangezien ongeveer 10 % van de markt nog steeds wordt bediend door invoer uit alle landen van oorsprong. Bovendien had de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een reservecapaciteit van meer dan 46 % die het huidige verbruik in de Unie ver overstijgt.

(224)

Bijgevolg heeft de Commissie geconcludeerd dat de verlenging van de maatregelen geen negatieve gevolgen zou hebben voor het bestaande aanbod op de markt of voor de economische situatie van de importeur in kwestie of de gebruikers op de markt.

(225)

De Commissie heeft daarom geconcludeerd dat voortzetting van de maatregelen niet zou indruisen tegen de belangen van gebruikers en importeurs.

8.3.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(226)

Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen waren om de bestaande maatregelen ten aanzien van invoer van het onderzochte product van oorsprong uit de VRC niet te handhaven.

9.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(227)

Op basis van de conclusies van de Commissie inzake voortzetting van dumping, herhaling van schade en belang van de Unie moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van oorsprong uit de VRC, worden gehandhaafd.

(228)

Om het gevaar van ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur overleggen. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen”.

(229)

Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle vereisten van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving.

(230)

Indien het volume van de uitvoer door een van de ondernemingen die een lager individueel recht genieten, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan het voor het gehele land geldende recht in te stellen.

(231)

De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in deze verordening worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het onderzochte product voor zover het van oorsprong is uit de VRC en is geproduceerd door de genoemde rechtspersonen. Op de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde ondernemingen verbonden zijn, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Deze invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(232)

Een onderneming die haar naam wijzigt, mag vragen deze individuele antidumpingrechten te blijven toepassen. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (58). Dit verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om het op haar van toepassing zijnde recht te genieten. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een verordening over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(233)

Een exporteur of producent die het betrokken product niet naar de Unie heeft uitgevoerd in het tijdvak dat is gebruikt voor het vaststellen van de hoogte van het recht dat momenteel van toepassing is op zijn uitvoer, kan de Commissie verzoeken te worden onderworpen aan het antidumpingrecht voor medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen. De Commissie moet een dergelijk verzoek inwilligen, op voorwaarde dat aan drie voorwaarden is voldaan. De nieuwe producenten-exporteur moet aantonen dat: i) hij het betrokken product niet naar de Unie heeft uitgevoerd in de periode die werd gebruikt voor de vaststelling van het niveau van het recht dat momenteel van toepassing is op zijn uitvoer; ii) hij niet verbonden is met een onderneming die dit wel deed en dus onderworpen is aan de antidumpingrechten, en iii) hij het betrokken product daarna heeft uitgevoerd dan wel een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om dat in aanzienlijke hoeveelheden te doen.

(234)

Indien een bedrag moet worden terugbetaald naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, geldt ingevolge artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (59) als rentevoet de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand.

(235)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7304 19 90, ex 7304 29 90, (Taric-code 7304299090), 7304 39 88 en 7304 59 89 en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product, zijn als volgt:

Onderneming

Definitief antidumpingrecht (%)

Aanvullende Taric-code

Yangzhou Chengde Steel Pipe Co., Ltd

29,2

C171

CITIC Pacific Group:

Daye Special Steel Co., Ltd

Zhejiang Pacific Seamless Steel Tube Co., Ltd

51,8

899H

Yangzhou Lontrin Steel Tube Co., Ltd

39,9

C173

Hengyang Valin MPM Co., Ltd

48,2

C174

Andere in de bijlage genoemde medewerkende ondernemingen

45,6

C998

Alle andere ondernemingen

54,9

C999

3.   De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die als volgt luidt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (onderzocht product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in de VRC. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.

4.   Artikel 1, lid 2, kan worden gewijzigd om nieuwe producenten-exporteurs uit de VRC aan de lijst in de bijlage toe te voegen en hen te onderwerpen aan het passende gewogen gemiddelde antidumpingrecht voor niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen. Een nieuwe producent-exporteur moet met bewijs aantonen dat:

a)

hij de in artikel 1, lid 1, omschreven goederen van oorsprong uit de VRC tussen 1 januari 2015 en 31 december 2015 (het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek) niet heeft uitgevoerd;

b)

hij niet verbonden is met een exporteur of producent op wie de bij deze verordening ingestelde maatregelen van toepassing zijn, en

c)

hij het onderzochte product van oorsprong uit de VRC daadwerkelijk heeft uitgevoerd dan wel een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid naar de Unie uit te voeren na het verstrijken van het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/804 van de Commissie van 11 mei 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 121 van 12.5.2017, blz. 3).

(3)  PB C 193 van 12.5.2022, blz. 5.

(4)  https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2603

(5)  Mededeling over de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken (2020/C 86/06) (PB C 86 van 16.3.2020, blz. 6).

(6)  1 januari 2015 tot en met 31 december 2015.

(7)  Volgens de indiener van het verzoek was in 2021 in de VRC naar schatting 2,3 miljoen ton van het onderzochte product geproduceerd. Het gecontroleerde productievolume van de medewerkende Chinese producenten-exporteurs bedroeg bijna 260 000 ton.

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068 van de Commissie van 26 oktober 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde koudgewalste platte staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en de Russische Federatie naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 149); Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191 van de Commissie van 16 februari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 36 van 17.2.2022, blz. 1); Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95 van de Commissie van 24 januari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, verzonden vanuit Taiwan, Indonesië, Sri Lanka en de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit deze landen, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 16 van 25.1.2022, blz. 36); Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239 van de Commissie van 15 december 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde stalen windmolenmasten voor grootschalige toepassing van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 450 van 16.12.2021, blz. 59); Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635 van de Commissie van 16 april 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of niet-gelegeerd staal, van oorsprong uit Belarus, de Volksrepubliek China en Rusland, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 132 van 19.4.2021, blz. 145).

(9)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 80; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 208; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 59; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, en Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 149 en 150.

(10)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 64; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 192; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 46; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 115 tot en met 118.

(11)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 66; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overwegingen 193 en 194; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 47; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 119 tot en met 122. Het recht van overheidsinstanties om belangrijk leidinggevend personeel in staatsondernemingen te benoemen en te ontslaan, zoals bepaald in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als afspiegeling van de corresponderende eigendomsrechten, maar daarnaast vormen de cellen van de Chinese Communistische Partij (“CCP”) in ondernemingen — niet alleen in staatsondernemingen maar ook in particuliere ondernemingen — een ander kanaal door middel waarvan de staat zich in de besluitvorming van bedrijven kan mengen. Volgens het vennootschapsrecht van de VRC moet in elke onderneming een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP) en moet de onderneming de nodige voorwaarden scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie. Deze eis lijkt in het verleden niet altijd te zijn gevolgd of strikt te zijn gehandhaafd. De CCP heeft haar aanspraken op zeggenschap bij zakelijke beslissingen in staatsondernemingen in elk geval sinds 2016 echter nadrukkelijk als politiek beginsel doen gelden. Ook zijn er berichten dat de CCP druk uitoefent op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen. In 2017 werd bericht dat in 70 % van circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen het laatste woord te laten hebben. Die regels zijn algemeen toepasselijk in de hele Chinese economie, in alle sectoren, en dus ook op de producenten van het onderzochte product en de leveranciers van de basisproducten ervan.

(12)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 68; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overwegingen 195 tot en met 201; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overwegingen 48 tot en met 52; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 123 tot en met 129.

(13)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 74; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 202; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 53; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, en Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 130 tot en met 133.

(14)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 75; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 203; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 54; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, en Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 134 en 135.

(15)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 76; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 204; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 55; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, en Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 136 tot en met 145.

(16)  Werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2017) 483 final/2 van 20.12.2017, beschikbaar op https://ec.europa.eu/transparency/documents-register/detail?ref=SWD(2017)483&lang=en

(17)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie van 5 april 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 92 van 6.4.2017, blz. 68); Uitvoeringsverordening (EU) 2017/969 van de Commissie van 8 juni 2017 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 146 van 9.6.2017, blz. 17); Uitvoeringsverordening (EU) 2019/688 van de Commissie van 2 mei 2019 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde organisch beklede staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 116 van 3.5.2019, blz. 39).

(18)  OESO, State-owned Firms behind China’s Corporate Debt, Economics Department, werkdocument nr. 1536, februari 2019,

https://www.oecd-ilibrary.org/economics/state-owned-firms-behind-china-s-corporate-debt_7c66570e-en

(19)  Inleiding tot het “Plan voor de aanpassing en modernisering van de staalindustrie”.

(20)  Catalogus voor leidende beginselen voor herstructurering van de industrie (versie van 2011) (wijziging van 2013), op 27 maart 2011 vastgesteld bij besluit nr. 9 van de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Hervorming, en gewijzigd overeenkomstig het besluit van de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Hervorming tot wijziging van de toepasselijke clausules van de Catalogus voor leidende beginselen voor herstructurering van de industrie (versie van 2011), op 16 februari 2013 vastgesteld bij besluit nr. 21 van de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Hervorming.

(21)  Marketplace, “Industrial Policy: If China does it, why can’t we?,1 maart 2021,

https://www.marketplace.org/2021/03/01/industrial-policy-if-china-does-it-why-cant-we/

(22)  Zie: https://en.citicsteel.com

(23)  Zie het jaarverslag 2021 van CITIC Limited, 20220421630869.pdf (citic.com).

(24)  Zie het jaarverslag 2021 van CITIC, blz. 144, 20220421630869.pdf (citic.com).

(25)  Zie: https://www.miit.gov.cn/jgsj/ycls/gzdt/art/2020/art_8fc2875eb24744f591bfd946c126561f.html (geraadpleegd op 24 februari 2023).

(26)  Zie afdeling IV, onderafdeling 3, van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie.

(27)  Zie afdeling II, onderafdeling 1, van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de staalschrootindustrie.

(28)  Zie het driejarige actieplan voor clusterontwikkeling in de keten van de staalindustrie, hoofdstuk I, afdeling 3, van de provincie Hebei; beschikbaar op https://huanbao.bjx.com.cn/news/20200717/1089773.shtml (geraadpleegd op 24 februari 2023).

(29)  Zie het uitvoeringsplan van Henan voor de transformatie en modernisering van de staalindustrie tijdens het 14e vijfjarenplan, hoofdstuk II, afdeling 3; beschikbaar op https://huanbao.bjx.com.cn/news/20211210/1192881.shtml (geraadpleegd op 23 februari 2023).

(30)  Werkplan voor de transformatie en modernisering en de verbetering van de indeling van de staalsector 2019-2025 van de provincie Jiangsu; beschikbaar op http://www.jiangsu.gov.cn/art/2019/5/5/art_46144_8322422.html (geraadpleegd op 23 februari 2023).

(31)  14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de staalindustrie van de provincie Shandong; beschikbaar op http://gxt.shandong.gov.cn/art/2021/11/18/art_15681_10296246.html (geraadpleegd op 23 februari 2023).

(32)  Actieplan voor de transformatie en modernisering van de staalindustrie 2020 van de provincie Shanxi; beschikbaar op http://gxt.shanxi.gov.cn/zfxxgk/zfxxgkml/cl/202110/t20211018_2708031.shtml (geraadpleegd op 23 februari 2023).

(33)  14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de be- en verwerkende industrie van de gemeente Dalian, Liaoning: “Tegen 2025 zal de industriële outputwaarde van nieuwe materialen 15 miljoen yuan bereiken, en is het niveau van uitrusting en belangrijke materialen dat de capaciteit waarborgt duidelijk verbeterd.”; beschikbaar op https://www.dl.gov.cn/art/2021/12/20/art_854_1995411.html (geraadpleegd op 23 februari 2023).

(34)  Actieplan ter bevordering van een hoogwaardige ontwikkeling van de staalindustrie van de provincie Zhejiang: “Fusies en reorganisaties van ondernemingen bevorderen, het concentratieproces versnellen, het aantal staalsmeltende ondernemingen terugbrengen tot ongeveer tien bedrijven”; beschikbaar op https://www.dl.gov.cn/art/2021/12/20/art_854_1995411.html (geraadpleegd op 23 februari 2023).

(35)  Jaarverslag 2021 van CITIC Pacific Special Steel, blz. 38; beschikbaar op file.finance.sina.com.cn/211.154.219.97:9494/MRGG/CNSESZ_STOCK/2022/2022-3/2022-03-11/7877748.PDF (geraadpleegd op 23 februari 2023).

(36)  Ibidem, blz. 39.

(37)  Rapport — deel III, hoofdstuk 14, blz. 346 e.v.

(38)  Zie het 14e vijfjarenplan van de Volksrepubliek China voor nationale economische en sociale ontwikkeling en doelstellingen op lange termijn voor 2035, deel III, artikel VIII, beschikbaar op https://cset.georgetown.edu/publication/china-14th-five-year-plan/ (geraadpleegd op 23 februari 2023).

(39)  Zie met name de afdelingen I en II van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie.

(40)  Zie het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, blz. 22.

(41)  Zie het actieplan 1 + 3 voor ijzer en staal 2022, hoofdstuk 4, afdeling 2, van de gemeente Tangshan, Hebei; beschikbaar op http://www.chinaisa.org.cn/gxportal/xfgl/portal/content.html?articleId=e2bb5519aa49b566863081d57aea9dfdd59e1a4f482bb7acd243e3ae7657c70b&columnId=3683d857cc4577e4cb75f76522b7b82cda039ef70be46ee37f9385ed3198f68a (geraadpleegd op 23 februari 2023).

(42)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 134 en 135, en Uitvoeringsverordening (EU) 2020/508, overwegingen 143 en 144.

(43)  World Bank Open Data — Upper Middle Income (https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income).

(44)  Als het onderzochte product in geen enkel land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau wordt geproduceerd, kan de productie van een product in dezelfde algemene categorie en/of sector als die van het onderzochte product in aanmerking worden genomen.

(45)  Bulgarije, dat lid is van de EU, daargelaten, kunnen de volgende “hogermiddeninkomenslanden” in aanmerking worden genomen bij de aanwijzing van het mogelijke representatieve land: Albanië, Amerikaans Samoa, Argentinië, Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Belize, Bosnië en Herzegovina, Botswana, Brazilië, Colombia, Costa Rica, Cuba, Dominica, Dominicaanse Republiek, Ecuador, Equatoriaal-Guinea, Fiji, Gabon, Georgië, Grenada, Guatemala, Guyana, Indonesië, Irak, Iran, Jamaica, Jordanië, Kazachstan, Kosovo, Libanon, Libië, Maleisië, Maldiven, Marshalleilanden, Mexico, Montenegro, Namibië, Noord-Macedonië, Paraguay, Peru, Russische Federatie, Samoa, Servië, St. Lucia, St. Vincent en de Grenadines, Suriname, Thailand, Tonga, Turkije, Turkmenistan, Tuvalu, Venezuela en Zuid-Afrika.

(46)  Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33), zoals gewijzigd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/749 van de Commissie van 24 februari 2017 (PB L 113 van 29.4.2017, blz. 11).

(47)  https://www.gtis.com/gta/

(48)  Beschikbaar op https://view.officeapps.live.com/op/view.aspx?src=https%3A%2F%2Fwww.ilo.org%2Filostat-files%2FDocuments%2FExcel%2FIndicator%2FEAR_4MTH_SEX_ECO_CUR_NB_A_EN.xlsx&wdOrigin=BROWSELINK (laatst geraadpleegd op 11 februari 2023).

(49)  https://www.oecd-ilibrary.org/sites/83a87978-en/1/3/2/24/index.html?itemId=/content/publication/83a87978-en&_csp_=3445743d6909dcc02824b5f0a2e07895&itemIGO=oecd&itemContentType=book (laatst geraadpleegd op 14 februari 2023).

(50)  https://www.globalpetrolprices.com/Mexico/ (laatst geraadpleegd op 14 februari 2023).

(51)  https://www.cre.gob.mx/IPGN/index.html (laatst geraadpleegd op 14 februari 2023).

(52)  https://ir.tenaris.com/static-files/ddffd7cb-994e-493a-b85a-2586f03046c6 (laatst geraadpleegd op 14 februari 2023).

(53)  https://ir.tenaris.com/static-files/ddffd7cb-994e-493a-b85a-2586f03046c6 (laatst geraadpleegd op 14 februari 2023).

(54)  Met uitzondering van de markt van de Unie.

(55)  De gemiddelde prijs op de markt voor intern gebruik is om redenen van vertrouwelijkheid weergegeven in orden van grootte.

(56)  Op basis van de GTA. De statistieken hadden betrekking op de invoer uit de VRC in de betrokken derde landen. Voorts werden de GS-codes met betrekking tot producten met een diameter van maximaal 406 mm buiten beschouwing gelaten om aan de productomschrijving van het onderzochte product te voldoen.

(57)  Verslag van de Beroepsinstantie, US — Corrosion Resistant Steel Sunset Review [VS — nieuw onderzoek bij het vervallen van een maatregel inzake corrosiebestendig staal], punt 111, en verslag van de Beroepsinstantie, US — Oil Country Tubular Goods Sunset Reviews [VS — nieuw onderzoek bij het vervallen van een maatregel inzake bekledingsbuizen voor de oliewinning], punt 7.166.

(58)  Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat G, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.

(59)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).


BIJLAGE

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China:

Onderneming

Aanvullende Taric-code

Tianjin Pipe Manufacturing Co., Ltd

C998

Shandong Luxing Steel Pipe Co., Ltd

C998

Inner Mongolia Baotou Steel Union Co., Ltd

C998

Wuxi SP. Steel Tube Manufacturing Co., Ltd

C998

Zhangjiagang Tubes China Co., Ltd

C998

TianJin TianGang Special Petroleum Pipe Manufacture Co., Ltd

C998

Shandong Zhongzheng Steel Pipe Manufacturing Co., Ltd

C998


14.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/48


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1451 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2023

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 wat betreft de melding van ziekten en de informatie die de lidstaten moeten indienen voor de goedkeuring en rapportage van verplichte en optionele uitroeiingsprogramma’s en in aanvragen voor de ziektevrije status

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name de artikelen 23, 35, en 40,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2016/429 zijn regels vastgesteld voor dierziekten die kunnen worden overgedragen op dieren of mensen, met inbegrip van bepalingen inzake de melding en rapportage van ziekten, bewakingsprogramma’s van de Unie, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status.

(2)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie (2) vormt een aanvulling op Verordening (EU) 2016/429 en bevat regels betreffende bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen en nieuwe dierziekten.

(3)

Om de uniforme toepassing in de Unie van de in Verordening (EU) 2016/429 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 vastgestelde bepalingen inzake de melding en rapportage van ziekten, bewakingsprogramma’s van de Unie, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status te waarborgen, zijn uitvoeringsbepalingen betreffende de informatie, de modellen en de procedurevoorschriften voor de bewakingsprogramma’s, de uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 van de Commissie (3).

(4)

Uit de ervaring die is opgedaan met de indiening van informatie over de resultaten van de goedgekeurde uitroeiingsprogramma’s en aanvragen voor de ziektevrije status in de periode sinds de datum van toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002, en met name in het licht van gegevens die reeds beschikbaar zijn in het geautomatiseerde informatiesysteem voor dierziekten (ADIS) als bedoeld in artikel 22 van Verordening (EU) 2016/429, blijkt dat bepaalde elementen van de momenteel op grond van die uitvoeringsverordening vereiste informatie niet essentieel zijn voor de Commissie om de aanvragen voor de ziektevrije status te beoordelen. Om de administratieve lasten voor de lidstaten te verminderen, zouden deze elementen niet vereist moeten zijn. Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De te verstrekken informatie over de resultaten van de uitvoering van uitroeiingsprogramma’s is beschikbaar in ADIS. Met het oog op coherentie moeten de ontwerpuitroeiingsprogramma’s die ter goedkeuring aan de Commissie worden voorgelegd, ook elektronisch via ADIS worden ingediend.

(6)

Voorts is uit de ervaring met de toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 gebleken dat sommige bepalingen van de bijlagen V, VI en VII bij die uitvoeringsverordening moeten worden verduidelijkt om ervoor te zorgen dat duidelijk is dat het territoriale toepassingsgebied van een goedgekeurd uitroeiingsprogramma voor waterdieren en de goedkeuring van de ziektevrije status voor die dieren van toepassing kunnen zijn op het niveau van de lidstaat, de zone of het compartiment. De bijlagen V, VI en VII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 voorziet in verschillende afwijkingen die relevant zijn voor de indiening van een uitroeiingsprogramma voor een ziekte van categorie B of C bij waterdieren overeenkomstig sectie 4 van bijlage VII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002. Momenteel wordt slechts één dergelijke afwijking in die bijlage vermeld. Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 moet daarom worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat alle relevante afwijkingen worden vermeld in punt 4 van bijlage VII bij die uitvoeringsverordening.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 7 wordt vervangen door:

“Artikel 7

Rapportage in de Unie over de jaarlijkse resultaten van de uitvoering van goedgekeurde bewakingsprogramma’s

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 30 april van elk jaar bij de Commissie verslagen in over de resultaten van de uitvoering van hun lopende goedgekeurde bewakingsprogramma’s.

2.   De in lid 1 bedoelde verslagen bevatten voor elk jaar, met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar, de informatie als bedoeld in:

a)

bijlage V, deel 1, voor uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij landdieren op basis van het verlenen van de ziektevrije status op het niveau van de inrichtingen,

b)

bijlage V, deel 2, voor uitroeiingsprogramma’s voor infectie met het rabiësvirus (RABV),

c)

bijlage V, deel 3, voor uitroeiingsprogramma’s voor infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24) (infectie met BTV),

d)

bijlage V, deel 4, voor uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij waterdieren.

3.   De in lid 1 bedoelde verslagen worden via ADIS elektronisch ingediend.”;

2.

In artikel 8 wordt lid 2 geschrapt;

3.

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 1 wordt de inleidende zin vervangen door:

“De lidstaten dienen de volgende documenten ter goedkeuring in bij de Commissie:”;

b)

het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

“3.   De in lid 1 bedoelde uitroeiingsprogramma’s worden via ADIS elektronisch ingediend.”

;

4.

In artikel 11, lid 1, wordt de inleidende zin vervangen door:

“De lidstaten vermelden, wanneer zij bij de Commissie een aanvraag indienen tot erkenning van de ziektevrije status overeenkomstig deel II, hoofdstuk 4, afdelingen 1 en 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689, in hun aanvraag, met uitzondering van de informatie die eerder in de in artikel 7 van deze verordening bedoelde verslagen is verstrekt, de relevante informatie die is gespecificeerd in:”;

5.

De bijlagen V, VI en VII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 211).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 van de Commissie van 7 december 2020 tot vaststelling van de regels voor de toepassing van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de melding en de rapportage in de Unie van in de lijst opgenomen ziekten, de modellen en procedures voor de indiening en rapportage van bewakingsprogramma’s en uitroeiingsprogramma’s van de Unie en voor aanvragen voor erkenning van de ziektevrije status, en het geautomatiseerd informatiesysteem (PB L 412 van 8.12.2020, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlagen V, VI en VII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2002 worden als volgt gewijzigd:

(1)

In bijlage V:

(a)

in deel 1 wordt punt 6 vervangen door:

“6.

Informatie over de overeenkomstig punt 5 op het grondgebied gevestigde betrokken inrichtingen en dieren, per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie (*1) bedoelde afwijking van toepassing is, op 31 december;

b)

aantal dieren van de betrokken dierpopulatie dat in de in punt a) bedoelde inrichtingen werd gehouden, op 31 december;

c)

aantal van de in punt a) bedoelde inrichtingen met de ziektevrije status, met inbegrip van inrichtingen met een opgeschorte ziektevrije status, met of zonder vaccinatie, in voorkomend geval, op 31 december;

d)

aantal dieren dat in de in punt c) bedoelde inrichtingen wordt gehouden;

e)

aantal inrichtingen waarvoor tijdens de rapportageperiode de aanwezigheid van infectie is bevestigd.

(*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 211).”;"

b)

in deel 4 wordt punt 6 vervangen door:

“6.

Informatie over de betrokken aquacultuurinrichtingen en -dieren die zich op het in punt 5 bedoelde grondgebied bevinden, per lidstaat, zone of compartiment:

(a)

aantal erkende aquacultuurinrichtingen en aantal geregistreerde aquacultuurinrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie worden gehouden en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties, die in het uitroeiingsprogramma zijn opgenomen, op 31 december;

(b)

aantal aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen of bemonsteringspunten, die niet besmet zijn, op 31 december;

(c)

aantal besmette aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties met bevestigde gevallen, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen of bemonsteringspunten, op 31 december;

(d)

aantal nieuwe besmette aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal nieuwe besmette bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties met bevestigde gevallen, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen en bemonsteringspunten, op 31 december.”.

2.

Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

Informatie die overeenkomstig artikel 11 moet worden opgenomen in aanvragen tot erkenning van de ziektevrije status van lidstaten of zones met betrekking tot ziekten bij landdieren en waterdieren en in aanvragen tot erkenning van de ziektevrije status van compartimenten met betrekking tot ziekten bij waterdieren”;

b)

Punt 6 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de punten 1 tot en met 7 worden vervangen door:

“1.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis wat betreft gehouden runderen per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar runderen worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is;

b)

aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt a) bedoelde inrichtingen wordt gehouden gedurende de laatste drie jaar;

c)

aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar runderen worden gehouden met de status vrij van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis zonder vaccinatie, met inbegrip van inrichtingen waarvan de ziektevrije status is opgeschort;

d)

aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt c) bedoelde inrichtingen wordt gehouden gedurende de laatste drie jaar;

e)

aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden die gedurende de laatste drie jaar elk jaar met een serologische test op infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis zijn getest;

f)

aantal inrichtingen waar infectie wordt vermoed naar aanleiding van de in punt e) bedoelde tests elk jaar gedurende de laatste drie jaar;

g)

aantal abortusgevallen bij gehouden runderen die in de afgelopen drie jaar mogelijk zijn veroorzaakt door infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis;

h)

datum van het laatste bevestigde geval van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij gehouden runderen;

i)

datum van laatste vaccinatie tegen infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij gehouden runderen;

2.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis wat betreft gehouden schapen en geiten per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar schapen of geiten worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is;

b)

aantal schapen en geiten dat op 31 december van elk jaar in de in punt a) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

c)

aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar schapen of geiten worden gehouden met de status vrij van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis zonder vaccinatie, met inbegrip van inrichtingen waarvan de ziektevrije status is opgeschort;

d)

aantal schapen en geiten dat op 31 december van elk jaar in de in punt c) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

e)

aantal inrichtingen waar schapen of geiten worden gehouden die in de laatste drie jaar elk jaar op infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis zijn getest;

f)

aantal inrichtingen met een vermoeden na de in punt e) bedoelde tests elk jaar gedurende de laatste drie jaar;

g)

aantal onderzochte abortusgevallen bij schapen of geiten dat elk jaar in de afgelopen drie jaar mogelijk is veroorzaakt door infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis;

h)

datum van het laatste bevestigde geval van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij gehouden schapen of geiten;

i)

datum van laatste vaccinatie tegen infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij gehouden schapen of geiten;

3.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met MTBC, per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar runderen worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is;

b)

aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt a) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

c)

aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar runderen worden gehouden met de status vrij van infectie met MTBC, met inbegrip van inrichtingen waarvan de ziektevrije status is opgeschort;

d)

aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt c) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

e)

aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden die de afgelopen drie jaar elk jaar op MTBC zijn getest;

f)

aantal inrichtingen waar infectie wordt vermoed naar aanleiding van de in punt e) bedoelde tests elk jaar gedurende de laatste drie jaar;

g)

aantal geslachte runderen met vermoedelijke laesies van infectie met MTBC die elk jaar in de afgelopen drie jaar zijn onderzocht;

h)

aantal inrichtingen waarvoor tijdens de afgelopen drie jaar elk jaar de aanwezigheid van infectie met MTBC is bevestigd;

4.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor MTBC, per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar runderen worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is;

b)

aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt a) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

c)

aantal inrichtingen waar gedurende de laatste drie jaar op 31 december van elk jaar runderen worden gehouden met de status vrij van EBL, met inbegrip van inrichtingen met een geschorste ziektevrije status;

d)

aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt c) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

e)

aantal inrichtingen waar runderen worden gehouden die de afgelopen drie jaar elk jaar op EBL zijn getest;

f)

aantal inrichtingen met een vermoeden na de in punt e) bedoelde tests elk jaar gedurende de laatste drie jaar;

g)

aantal monsters van geslachte runderen ouder dan 24 maanden met tumoren die kunnen zijn veroorzaakt door EBL die een laboratoriumonderzoek hebben ondergaan om de aanwezigheid van EBL te bevestigen of uit te sluiten, elk jaar in de laatste drie jaar;

h)

aantal inrichtingen waarvoor tijdens de afgelopen drie jaar elk jaar de aanwezigheid van infectie met EBL is bevestigd;

5.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor IBR/IPV, per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar runderen worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is;

b)

aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt a) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

c)

aantal inrichtingen met gedurende de laatste drie jaar op 31 december van elk jaar de status vrij van IBR/IPV, met inbegrip van inrichtingen met een geschorste ziektevrije status;

d)

aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt c) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

e)

aantal inrichtingen dat de afgelopen drie jaar elk jaar op IBR/IPV is getest;

f)

aantal inrichtingen waar infectie wordt vermoed naar aanleiding van de in punt e) bedoelde tests elk jaar gedurende de laatste drie jaar;

g)

aantal inrichtingen waarvoor tijdens de afgelopen drie jaar elk jaar de aanwezigheid van infectie met IBR/IPV is bevestigd;

h)

datum van het verbod op vaccinatie tegen IBR/IPV bij gehouden runderen;

6.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor infectie met ADV, per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar varkens worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is;

b)

aantal varkens dat op 31 december van elk jaar in de in punt a) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

c)

aantal inrichtingen met op 31 december van elk jaar de status vrij van ADV, met inbegrip van inrichtingen waarvan de ziektevrije status is opgeschort, gedurende de laatste drie jaar;

d)

aantal varkens dat op 31 december van elk jaar in de in punt c) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

e)

aantal inrichtingen waar in de laatste drie jaar elk jaar bewaking is uitgevoerd om klinische, virologische of serologische aanwijzingen voor infectie met ADV te ontdekken;

f)

aantal varkens dat de laatste drie jaar in de in punt e) bedoelde inrichtingen is getest;

g)

aantal inrichtingen waarvoor tijdens de afgelopen drie jaar elk jaar de aanwezigheid van infectie met ADV is bevestigd;

h)

datum van het verbod op vaccinatie tegen ADV bij gehouden varkens;

7.

In het geval van uitroeiingsprogramma’s voor BVD, per zone indien de territoriale reikwijdte van het programma meerdere zones beslaat:

a)

aantal inrichtingen waar op 31 december van elk jaar gedurende de laatste drie jaar runderen worden gehouden, met uitzondering van inrichtingen waarop de in artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 bedoelde afwijking van toepassing is;

b)

aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt a) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

c)

aantal inrichtingen met gedurende de laatste drie jaar op 31 december van elk jaar de status vrij van BVD, met inbegrip van inrichtingen met een geschorste ziektevrije status;

d)

aantal runderen dat op 31 december van elk jaar in de in punt c) bedoelde inrichtingen is gehouden gedurende de laatste drie jaar;

e)

aantal inrichtingen dat de afgelopen drie jaar elk jaar op BVD is getest;

f)

aantal inrichtingen met een vermoeden na de in punt e) bedoelde tests elk jaar gedurende de laatste drie jaar;

g)

aantal inrichtingen waarvoor gedurende de afgelopen drie jaar elk jaar de aanwezigheid van infectie met BVD is bevestigd;

h)

datum van het verbod op vaccinatie tegen BVD bij gehouden runderen;”

ii)

punt 10 wordt vervangen door:

“10.

verstrek in het geval van uitroeiingsprogramma’s voor ziekten van de categorieën B en C bij waterdieren de volgende informatie voor elk jaar van het programma, per lidstaat, zone of compartiment, naargelang het territoriale toepassingsgebied:

(a)

aantal erkende aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal geregistreerde aquacultuurinrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie worden gehouden en aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties, die in het uitroeiingsprogramma zijn opgenomen, alsook kaarten met de locatie van de inrichtingen en bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties;

(b)

aantal aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen en bemonsteringspunten, die niet besmet zijn;

(c)

aantal diergezondheidsinspecties per erkende en, in voorkomend geval, geregistreerde aquacultuurinrichting;

(d)

aantal bemonsteringen per erkende en, in voorkomend geval, geregistreerde aquacultuurinrichting en bemonsteringspunt bij in het wild levende populaties, alsmede nadere gegevens over de soorten, de resultaten van de bemonstering (positief/negatief) en de watertemperatuur bij de bemonstering;

(e)

aantal besmette aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties met bevestigd(e) geval(len), van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen;

(f)

aantal nieuwe besmette aquacultuurinrichtingen en, in voorkomend geval, aantal nieuwe besmette bemonsteringspunten bij in het wild levende populaties met bevestigde gevallen, van het totale aantal in punt a) bedoelde inrichtingen.”;

3.

Bijlage VII wordt als volgt gewijzigd:

a)

in afdeling 1 wordt punt 9 vervangen door:

“9.

De tussentijdse doelstellingen van het uitroeiingsprogramma met betrekking tot de ziektespecifieke criteria voor het verkrijgen van de ziektevrije status, waaronder ten minste:

(a)

de verwachte jaarlijkse daling van het aantal besmette inrichtingen;

(b)

de verwachte jaarlijkse toename van het aantal ziektevrije inrichtingen.”;

b)

in deel 4 worden de punten 5 en 6 vervangen door:

“5.

Een beschrijving van de epidemiologische situatie in de lidstaat, de zone of het compartiment, voor zover relevant voor het territoriale toepassingsgebied van het programma, met inbegrip van:

(a)

aantal erkende aquacultuurinrichtingen en aantal geregistreerde aquacultuurinrichtingen waar dieren van de betrokken dierpopulatie worden gehouden, per type productie en per gezondheidsstatus;

(b)

in de in punt a) bedoelde aquacultuurinrichtingen gehouden in de lijst opgenomen soorten per gezondheidsstatus;

(c)

kaarten met de volgende gegevens:

(i)

de geografische locatie van de in punt a) bedoelde aquacultuurinrichtingen en de betrokken stroomgebieden, alsmede

(ii)

de geografische verspreiding van gevallen van infectie met de betreffende ziekte van categorie B of C voor een periode die minstens de afgelopen vijf jaar beslaat;

(d)

in voorkomend geval, informatie over de epidemiologische situatie van in het wild levende waterdieren.

6.

Een beschrijving van de ziektebestrijdingsstrategie van het uitroeiingsprogramma overeenkomstig artikel 46 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689, met minstens:

(a)

de overeenkomstig bijlage VI bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 te gebruiken bemonsteringsschema’s en diagnosemethoden voor:

(i)

gezondheidsinspecties en bemonstering in aquacultuurinrichtingen;

(ii)

in voorkomend geval, doelgerichte bewaking van in het wild levende populaties;

(b)

de bij een bevestigd geval toe te passen ziektebestrijdingsmaatregelen;

(c)

de uit te voeren biobeveiligings- en risicobeperkingsmaatregelen;

(d)

in voorkomend geval, vaccinatieschema’s;

(e)

de uit te voeren maatregelen met betrekking tot in het wild levende waterdieren en het aantal en de geografische locatie van de bemonsteringspunten;

(f)

in voorkomend geval, de overeenkomstig artikel 47, lid 4, artikel 51, lid 2, of artikel 53 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 toe te passen afwijkingen;

(g)

in voorkomend geval, gecoördineerde maatregelen met andere lidstaten of derde landen.”.


(*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 211).”;”


14.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/57


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1452 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2023

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde continuglasvezelproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Voorafgaande onderzoeken en geldende maatregelen

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 248/2011 van de Raad (2) (“het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde continuglasvezelproducten (“glasvezelversterkingen”, “het betrokken product” of “het onderzochte product”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC”, “China” of “het betrokken land”). Het recht, gebaseerd op het schade opheffend prijsniveau, varieerde van 7,3 % tot 13,8 %.

(2)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1379/2014 van de Commissie (3) heeft de Commissie het oorspronkelijke antidumpingrecht naar aanleiding van een antisubsidieonderzoek en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen gewijzigd tot waarden die variëren van 0 % tot 19,9 %, en een bijkomend compenserend recht ingesteld dat varieert van 4,9 % tot 10,3 %. De resulterende gecombineerde compenserende en antidumpingmaatregelen varieerden van 4,9 % tot 30,2 %.

(3)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/724 van de Commissie (4) heeft de Commissie, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen, besloten deze bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1379/2014 ingestelde maatregelen te handhaven.

(4)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/328 van de Commissie (5) heeft de Commissie, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de compenserende maatregelen, besloten deze bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1379/2014 ingestelde maatregelen te handhaven.

(5)

De resulterende gecombineerde compenserende en antidumpingmaatregelen variëren bijgevolg van 4,9 % tot 30,2 %.

(6)

Er gelden ook maatregelen ten aanzien van glasvezelversterkingen van oorsprong uit Egypte. De Commissie heeft bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/870 van de Commissie (6) naar aanleiding van een antisubsidieonderzoek een definitief compenserend recht op bepaalde continuglasvezelproducten van oorsprong uit Egypte ingesteld. Het recht, gebaseerd op de hoogte van de subsidiëring, bedroeg 13,1 %.

1.2.   Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(7)

Op 19 januari 2022 heeft de Commissie een verzoek ontvangen om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de geldende antidumpingrechten, ingediend door de European Glass Fibre Producers Association (“de indiener van het verzoek”) namens de bedrijfstak van de Unie van continuglasvezelproducten in de zin van artikel 5, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036 (“de basisverordening”).

(8)

Op 21 april 2022 heeft de Commissie op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek geopend in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer in de Unie van glasvezelversterkingen van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Zij heeft daartoe een bericht van opening gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (“bericht van opening”) (7).

(9)

De reden voor dit verzoek om een nieuw onderzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

1.3.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(10)

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 (hierna “tijdvak van het nieuwe onderzoek” of “TNO” genoemd). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2018 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”).

1.4.   Belanghebbenden

(11)

In het bericht van opening is de belanghebbenden verzocht contact met de Commissie op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de indiener van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs in de VRC, de autoriteiten van het betrokken land alsook de haar bekende importeurs en gebruikers specifiek van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen in kennis gesteld en hen verzocht mee te werken.

(12)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

1.5.   Steekproeven

(13)

In het bericht van opening deelde de Commissie mee dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen in overeenstemming met artikel 17 van de basisverordening.

1.5.1.   Steekproef van producenten in de Unie

(14)

In het bericht van opening kondigde de Commissie aan dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie heeft de steekproef samengesteld op basis van de grootste representatieve productie- en verkoophoeveelheden van glasvezelversterkingen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs konden worden onderzocht. Deze steekproef bestond uit drie producenten in de Unie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden 76 % van de productie van de bedrijfstak van de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie de belanghebbenden verzocht opmerkingen te maken over de voorlopige steekproef. Er werden geen opmerkingen ontvangen. De steekproef is representatief voor de bedrijfstak van de Unie.

1.5.2.   Steekproef van importeurs

(15)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

(16)

Eén niet-verbonden importeur heeft de gevraagde informatie geleverd en heeft ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Gezien het lage aantal heeft de Commissie besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was.

1.5.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

(17)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle bekende producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Bovendien heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie gevraagd eventuele andere producenten-exporteurs die in deelname aan het onderzoek geïnteresseerd konden zijn, aan te wijzen en/of contact met hen op te nemen.

(18)

Eén producent-exporteur in het betrokken land verstrekte de gevraagde informatie binnen de in het bericht van opening vermelde termijn en stemde ermee in in de steekproef te worden opgenomen. Gezien het geringe aantal reacties heeft de Commissie besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was. Zij heeft de enige producent-exporteur die antwoorden op de vragenlijst heeft ingediend en de vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie hiervan in kennis gesteld. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

1.6.   Beantwoording van de vragenlijst

(19)

De Commissie heeft de overheid van de VRC een vragenlijst toegezonden betreffende het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening.

(20)

De Commissie heeft vragenlijsten toegezonden aan de medewerkende producenten-exporteurs, de producenten in de Unie, gebruikers en importeurs. Dezelfde vragenlijsten waren op de dag van de opening van het onderzoek ook online (8) beschikbaar gesteld.

(21)

Van drie producenten in de Unie zijn antwoorden op de vragenlijst ontvangen.

(22)

De Commissie heeft geen antwoorden ontvangen van de medewerkende producent-exporteur, de Chinese overheid, de niet-verbonden importeur of de gebruikers.

1.7.   Controle

(23)

Wegens het gebrek aan medewerking van de medewerkende producent-exporteur en overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening heeft de Commissie haar analyse van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping gebaseerd op de beschikbare gegevens. Zij heeft gebruikgemaakt van de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, de statistieken die beschikbaar zijn in de databanken van Comext en de Global Trade Atlas (“GTA”) en andere openbaar beschikbare bronnen. Alle belanghebbenden en de Chinese overheid zijn hiervan in kennis gesteld en hebben geen bezwaar gemaakt.

(24)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van schade waarschijnlijk was, en om het belang van de Unie vast te stellen. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden controles ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:

Producenten in de Unie

3B-Fibreglass S.P.R.L., Brussel, België

European Owens Corning Fiberglas S.P.R.L., Brussel, België

Johns Manville Slovakia, a.s., Trnava, Slowakije

1.8.   Vervolg van de procedure

(25)

Op 28 april 2023 heeft de Commissie de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens was de van kracht zijnde antidumpingrechten te handhaven. Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen.

(26)

De Commissie heeft de opmerkingen van belanghebbenden overwogen en, voor zover van toepassing, in aanmerking genomen. De partijen die hierom verzochten, werden gehoord.

2.   ONDERZOCHT PRODUCT, BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(27)

Het onderzochte product is hetzelfde als in het oorspronkelijke onderzoek en het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, namelijk gesneden glasvezelstrengen met een lengte van niet meer dan 50 mm; glasvezelrovings, met uitzondering van glasvezelrovings die worden geïmpregneerd en gecoat en een gloeiverlies van meer dan 3 % hebben (zoals vastgesteld volgens ISO-norm 1887); en matten van glasvezelfilamenten, met uitzondering van matten van glaswol, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7019 11 00, ex 7019 12 00 (Taric-codes 7019120022, 7019120025, 7019120026, 7019120039) en 7019 14 00 en 7019 15 00 (9). De GN- en Taric-codes worden slechts ter informatie en onverminderd toekomstige wijzigingen van de tariefindeling vermeld.

(28)

Het betrokken product is de grondstof die in de composietenindustrie het vaakst wordt gebruikt om thermoplastische en thermohardende harsen te versterken. De daaruit resulterende composietmaterialen (met glasvezelfilamenten versterkte materialen) worden in een groot aantal bedrijfstakken gebruikt: vervoer (auto-industrie, zeevaart, ruimtevaart, militair materieel), elektrotechniek/elektronica, windenergie, de bouw, reservoirs/buizen, consumentenartikelen enz.

2.2.   Betrokken product

(29)

Het betrokken product in dit onderzoek is het onderzochte product van oorsprong uit de VRC.

2.3.   Soortgelijk product

(30)

Zoals vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek en in het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, is met dit nieuwe onderzoek in verband het vervallen van de maatregelen bevestigd dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

het betrokken product;

het product dat in de VRC wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht, en

het in de Unie door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde en verkochte product.

(31)

Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   DUMPING

(32)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping bij uitvoer uit de VRC waarschijnlijk is indien de geldende maatregel zou komen te vervallen.

3.1.   Opmerkingen vooraf

(33)

Zoals vermeld in overweging 22 heeft geen enkele producent-exporteur uit de VRC aan het onderzoek meegewerkt. Derhalve deelde de Commissie de autoriteiten van de VRC mee dat zij wegens gebrek aan medewerking mogelijk artikel 18 van de basisverordening zou toepassen voor de vaststellingen met betrekking tot de VRC. Aangezien zij geen antwoord had ontvangen, besloot de Commissie artikel 18 toe te passen.

(34)

Daarom werden in overeenstemming met artikel 18 van de basisverordening de bevindingen met betrekking tot de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie en de van de medewerkende partijen (d.w.z. de indiener van het verzoek en de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie) tijdens het nieuwe onderzoek verkregen informatie.

3.2.   Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening voor de invoer van glasvezelversterkingen van oorsprong uit de VRC

(35)

Aangezien er ten tijde van de opening van het onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat met betrekking tot de VRC wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, heeft de Commissie het onderzoek geopend op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

(36)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis nodig achtte, heeft de Commissie de Chinese overheid een vragenlijst toegezonden. Bovendien heeft de Commissie in punt 5.3.2 van het bericht van opening alle belanghebbenden uitgenodigd om binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van dat bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie in te dienen en ondersteunend bewijsmateriaal te verstrekken ten aanzien van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. De Chinese overheid heeft niet binnen de daarvoor gestelde termijn op de vragenlijst gereageerd en heeft evenmin opmerkingen ingediend over de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Vervolgens heeft de Commissie de Chinese overheid ervan in kennis gesteld dat zij overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening de beschikbare gegevens zou gebruiken om de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de VRC vast te stellen. De Chinese overheid heeft in dit verband geen opmerkingen ingediend.

(37)

In punt 5.3.2 van het bericht van opening heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijsmateriaal, op grond van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening mogelijk een passend representatief land moest kiezen teneinde de normale waarde vast te stellen aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks. Volgens de informatie waarover de Commissie op dat tijdstip beschikte, werden Brazilië en Turkije aangewezen als de mogelijke representatieve landen voor de VRC. De Commissie heeft verder opgemerkt dat zij ook andere mogelijke passende landen zou onderzoeken overeenkomstig de criteria als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening.

(38)

Op 5 augustus 2022 heeft de Commissie de belanghebbenden door middel van een mededeling op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen, met Turkije als het representatieve land. Ook informeerde zij de belanghebbenden dat zij de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) en de winst zou vaststellen op basis van de beschikbare informatie over de onderneming Türkiye Şişe Ve Cam Fabrikalari A.Ş., een producent in het representatieve land. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

3.3.   Normale waarde

(39)

Artikel 2, lid 1, van de basisverordening bepaalt het volgende: “De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald”.

(40)

In artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening is evenwel bepaald: “Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”, en “omvat [deze] een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst” (hierna wordt naar “administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten” verwezen met “VAA-kosten”).

(41)

Zoals hieronder nader toegelicht, heeft de Commissie in het onderhavige onderzoek geconcludeerd dat het op basis van het beschikbare bewijsmateriaal en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid en de producenten-exporteurs juist was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen.

3.4.   Bestaan van verstoringen van betekenis

(42)

In haar recente onderzoek betreffende de glasvezelsector in de VRC (10) heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening.

(43)

In dat onderzoek heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen in de VRC, dat leidt tot een verstoring van de effectieve toewijzing van middelen overeenkomstig de marktbeginselen (11). De Commissie heeft met name geconcludeerd dat de Chinese overheid niet alleen nog steeds een aanzienlijk deel van de glasvezelsector, met inbegrip van glasvezelversterkingen, in handen heeft als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening (12), maar zich ook kan mengen in de prijzen en kosten via overheidsaanwezigheid in ondernemingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening (13). De Commissie heeft verder vastgesteld dat de aanwezigheid van de overheid op de financiële markten en het ingrijpen door de overheid op die markten, alsmede bij de verstrekking van grondstoffen en basisproducten, een aanvullend verstorend effect hebben op de markt. Inderdaad leidt het planningssysteem van de VRC er over de gehele linie toe dat er middelen worden geconcentreerd in sectoren die door de Chinese overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat allocatie overeenkomstig marktwerking plaatsvindt (14). Bovendien heeft de Commissie geconcludeerd dat de Chinese faillissements- en eigendomswetgeving niet naar behoren functioneert in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening, en dus verstoringen veroorzaakt, met name wanneer in de VRC insolvente ondernemingen op de been worden gehouden en grondgebruiksrechten worden toegewezen (15). In dezelfde geest heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van verstoringen van loonkosten in de glasvezelsector, met inbegrip van glasvezelversterkingen, in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening (16), alsmede van verstoringen op de financiële markten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening, met name wat betreft de toegang tot kapitaal voor ondernemingen in de VRC (17).

(44)

Evenals in het voorafgaande onderzoek met betrekking tot de glasvezelsector in de VRC is de Commissie in het onderhavige onderzoek nagegaan of het wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening al dan niet passend was om gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. Daartoe heeft zij gebruikgemaakt van het beschikbare bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in het verzoek, alsmede in het rapport (18), dat gebaseerd is op openbaar beschikbare bronnen. Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van de VRC in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de bedrijfstak die het onderzochte product omvat. De Commissie heeft deze bewijselementen verder aangevuld met haar eigen onderzoek naar de verschillende criteria die relevant zijn om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC te bevestigen, zoals die ook in het kader van haar eerdere onderzoek in dit verband zijn vastgesteld.

(45)

De indiener van het verzoek voerde in zijn verzoek aan dat de Chinese bedrijfstak voor glasvezelversterkingen wordt gekenmerkt door verstoringen van betekenis als gevolg van overheidsingrijpen in de economie in het algemeen, en in het bijzonder in de bedrijfstak van het onderzochte product. In het verzoek werd aangevoerd dat alle productiefactoren — grond, energie, kapitaal, grondstoffen en arbeid — in gelijke mate verstoord zijn omdat zij voorwerp zijn van ingrijpen door de Chinese overheid, wat uiteindelijk heeft geleid tot onaanzienlijke verstoringen in de Chinese bedrijfstak voor glasvezelversterkingen.

(46)

Ter ondersteuning van zijn standpunt verwees de indiener in zijn verzoek naar een aantal openbaar beschikbare informatiebronnen, zoals het rapport, het recente onderzoek van de Commissie naar de bedrijfstak voor geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels en de daaruit voortvloeiende Verordening (EU) 2020/492, het 13e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de bouwmaterialenindustrie, het 13e vijfjarenplan voor de nationale economische en sociale ontwikkeling van de VRC, het 14e vijfjarenplan voor nationale economische en sociale ontwikkeling en doelstellingen op lange termijn voor 2035, alsook de industriestrategie “Made in China 2025”.

(47)

Op basis hiervan werd in het verzoek benadrukt dat de Chinese overheid de grote meerderheid van de grote Chinese producenten van glasvezelversterkingen in handen heeft, alsook de toeleveranciers en de downstreamgebruikers. De twee grootste Chinese producenten van glasvezelversterkingen, CPIC en Jushi, zijn grote conglomeraten in handen van de staat. De brancheorganisatie, de China Building Materials Federation, is onderhevig aan de sturing en het toezicht van de Commissie voor toezicht op en beheer van staatsdeelnemingen. De voorzitter van de raad van bestuur van Jushi en de vicevoorzitter van CNBM, de moedermaatschappij van Jushi, bekleden beide de functie van vicevoorzitter in de China Building Materials Federation.

(48)

Het hoge niveau van overheidsingrijpen in de bedrijfstak voor glasvezelversterkingen en de hoge mate van staatseigendom in de bedrijfstak beletten zelfs particuliere producenten om onder marktvoorwaarden te opereren.

(49)

De richting die de Chinese economie opgaat, wordt in grote mate bepaald door een uitgebreid planningssysteem waarin prioriteiten en doelen worden gesteld waarop de centrale en de lokale overheid zich moeten concentreren. De plannen, zoals het 13e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de bouwmaterialenindustrie, het ontwikkelingsplan voor slimme productie (2016-2020), het 13e vijfjarenplan voor de nationale economische en sociale ontwikkeling van de VRC, het 14e vijfjarenplan voor nationale economische en sociale ontwikkeling en doelstellingen op lange termijn voor 2035, alsook de strategie “Made in China 2025”, sporen overheidsinstanties op alle niveaus en financiële instellingen in handen van de overheid aan de vooruitgang van de bedrijfstak voor glasvezelversterkingen in de VRC te bevorderen. In het kader van het 14e vijfjarenplan wil de Chinese overheid zich concentreren op nieuwe materialen bij het opzetten van een nieuwe pijler van het industriële systeem en is zij voornemens de industriële investeringsfondsen ten volle te benutten en de financieringsgaranties en risicocompensatie te verhogen. Het planningssysteem in de VRC verhindert derhalve dat de vrije marktwerking de boventoon kan voeren in de bedrijfstak voor glasvezelversterkingen.

(50)

Ondernemingen in de sectoren “nieuwe materialen” — waaronder glasvezelversterkingen — profiteren van tal van steunregelingen, waaronder beleid inzake financiële ondersteuning, een financiële en fiscale voorkeursbehandeling, steun op het gebied van O & O enz.

(51)

De kosten van grondstoffen, zoals kaolien en dolomiet, zijn niet door vrije marktwerking tot stand gekomen, aangezien de productie van deze grondstoffen voorwerp is van staatssteun in de VRC; er is sprake van betekenisvolle systemische verstoringen met betrekking tot toegang tot kapitaal, grond en arbeid. Het recente antisubsidieonderzoek van de Commissie naar de invoer van glasvezelversterkingen uit de VRC heeft uitgewezen dat de Chinese producenten van glasvezelversterkingen profiteerden van preferentiële toegang tot grond en van preferentiële leningen, zowel van staatsbanken als van particuliere banken (19).

(52)

De Chinese overheid heeft geen opmerkingen ingediend of bewijsmateriaal verstrekt ter ondersteuning of weerlegging van het bestaande bewijsmateriaal in het dossier en over de aanwezigheid van verstoringen van betekenis en/of de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in het onderhavige geval.

(53)

De Chinese overheid heeft nog steeds een aanzienlijk deel van de bedrijfstak voor glasvezelversterkingen in handen of heeft hier zeggenschap over in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening. Aangezien de Chinese exporteurs van het onderzochte product geen medewerking verleenden, kon de exacte verhouding tussen de producenten in particuliere en in overheidseigendom niet worden vastgesteld. Niettemin werd in het onderzoek bevestigd dat de drie grootste producenten in de bedrijfstak voor glasvezelversterkingen, namelijk Jushi, Taishan Glassfiber en CPIC, ofwel volledig in handen van de staat zijn, of dat de staat er een meerderheidsbelang in heeft. Deze drie producenten vertegenwoordigen ongeveer 75 % van de Chinese producenten van glasvezelversterkingen.

(54)

Zowel staats- als particuliere ondernemingen in de bedrijfstak voor glasvezelversterkingen staan onder beleidstoezicht en krijgen beleidsadvies. De meest recente Chinese beleidsdocumenten met betrekking tot de bedrijfstak voor glasvezelversterkingen bevestigen dat de Chinese overheid belang blijft hechten aan de bedrijfstak en voornemens is in de bedrijfstak in te grijpen om die vorm te geven in overeenstemming met het overheidsbeleid. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, waarin de bedrijfstak, met name glasvezels voor speciale doeleinden, wordt vermeld bij de materialen waarvoor het plan de technologische innovatie beleidsmatig zal ondersteunen (20). Ook worden glasvezels in de Catalogus van richtsnoeren voor de structurele aanpassing van de industrie (versie van 2019) (21) en de Catalogus van richtsnoeren voor belangrijke nieuwe materialen die in aanmerking komen voor eerste gebruiks-/demonstratieprogramma’s (versie van 2021) genoemd onder de aangemoedigde sectoren (22) ..

(55)

Ook op provinciaal niveau zijn voorbeelden te vinden van het voornemen van de Chinese autoriteiten om toezicht te houden op en sturing te geven aan de ontwikkelingen van de sector, zoals in Shandong, een provincie die specifiek met betrekking tot de sectoren glasvezels en composietmaterialen voornemens is “toonaangevende ondernemingen die de ruggengraat van de sector vormen, een invloedrijk merk voeren en een grote aantrekkingskracht, sterke integratiecapaciteiten en een stuwend effect op industrieketens en -clusters hebben, actief te bevorderen, en sector-, regio- en eigenaar-overschrijdende fusies en reorganisaties van ondernemingen te ondersteunen”, en “hoogwaardige glasvezels en producten te ontwikkelen [en] de ontwikkeling van ultrafijne, zeer sterke, zeer elastische, alkalibestendige, laag-diëlektrische glasvezels, glasvezels met een lage expansie, glasvezels met een hoog gehalte aan siliciumdioxide, afbreekbare glasvezels, glasvezels met een speciaal gevormde doorsnede en andere hoogwaardige glasvezels en glasvezelproducten aan te moedigen. Daarbij ligt de nadruk op de behoeften met betrekking tot elektronische informatie, ruimtevaart, nieuwe energie, grootschalige fokkerijen, tuinbouwkassen en andere gebieden, onderzoek naar en ontwikkeling en bevordering van glasvezelversterkte thermoplastische en thermisch geharde composietproducten, en glasvezelcomposietroosters voor infrastructuurprojecten” (23). Het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van strategische en opkomende industrieën voorziet evenzeer in “uitbreiding van de industriële ketens voor hoogwaardige glasvezels en composietmaterialen” en “versnelde aanleg van projecten zoals de […] productielijn voor hoogwaardige glasvezels met een jaarlijkse productie van 150 000 ton; en van de productiebasis van ultrafijne glasvezels en composietmaterialen, om de productiecapaciteit van hoogwaardige glasvezels en composietmaterialen te vergroten” (24). De nadruk op glasvezels komt ook naar voren in planningsdocumenten van andere provincies, zoals Guangxi (25), Hubei (26) en Zhejiang (27).

(56)

Wat betreft de mogelijkheid van de Chinese overheid zich via overheidsaanwezigheid in bedrijven in de prijzen en kosten te mengen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening, geldt dat vele producenten van het onderzochte product op hun websites uitdrukkelijk melding maken van partijopbouwende activiteiten, partijleden onder de directieleden hebben en hun banden met de CCP onderstrepen.

(57)

Zo is de voorzitter van de raad van bestuur van Jushi tevens de adjunct-secretaris van het partijcomité bij de CNBM (28). Evenzo bekleedt de voorzitter van de raad van bestuur van Sinoma Science and Technology, de houdstermaatschappij van Taishan Fiberglass, de functie van secretaris van het partijcomité, terwijl de directeur van Sinoma Science and Technology de adjunct-secretaris van het partijcomité is (29). Bij CPIC bekleedt de vicevoorzitter van de raad van bestuur en de uitvoerend directeur tegelijkertijd de functie van adjunct-secretaris van het partijcomité, terwijl de groepsvoorzitter van het moederbedrijf van het CPIC tevens secretaris van het partijcomité is en de vicevoorzitter van de groep ook adjunct-secretaris van dat comité is (30).

(58)

Bovendien wordt in artikel 195 van de statuten van Jushi uitdrukkelijk voorzien in rechtstreeks toezicht van de partij op essentiële bedrijfsaangelegenheden: “het partijcomité van de onderneming bespreekt en beslist over de belangrijkste bedrijfsaangelegenheden in overeenstemming met de voorschriften”, waarbij het partijcomité voornamelijk tot taak heeft “belangrijke kwesties aangaande de bedrijfsvoering van de onderneming te bestuderen en te bespreken, en de aandeelhoudersvergadering, de raad van bestuur, de raad van toezichthouders en de directie te ondersteunen bij de uitoefening van hun bevoegdheden overeenkomstig de wet”, alsook “het leiderschap en de controle over de selectie en aanstelling van het personeel van de onderneming te versterken en goed werk te leveren bij de opbouw van de directie, het kader en de talentenpool van de onderneming” (31).

(59)

Voorts vierde Taishan Fiberglass de 99e verjaardag van de oprichting van de CCP, waarbij de secretaris van het partijcomité van de onderneming een toespraak hield: “Taishan Fiberglass heeft altijd de koers van de partij gevolgd, de “twee componenten” nageleefd en zich steeds aangesloten bij de partijopbouwende werkzaamheden van de groep met betrekking tot “één verhaal”, “vier integraties” en “vier moderniseringen en integraties” en andere aspecten van partijopbouw” (32).

(60)

Voorts wordt in de bedrijfstak voor glasvezelversterkingen een beleid gevoerd dat discrimineert ten gunste van binnenlandse producenten of dat anderszins de markt beïnvloedt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), derde streepje, van de basisverordening. Hoewel het industriebeleid doorgaans betrekking heeft op tal van bedrijfstakken en niet uitsluitend op de bedrijfstak voor glasvezelversterkingen, is die bedrijfstak onderworpen aan talrijke plannen, richtsnoeren, richtlijnen en andere beleidsdocumenten op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau (zie ook de overwegingen 47 en 48). Dat beleid druist soms regelrecht in tegen de marktkrachten, bijvoorbeeld het driejarig actieplan van Guangxi inzake strategische en opkomende industrieën, waarin de toekomstige productievolumes en groeipercentages op administratief niveau worden vastgesteld: “tegen 2023 zal de productiewaarde van de sector nieuwe materialen oplopen tot 133 miljard RMB en de toegevoegde waarde tot 44 miljard RMB” (33) .

(61)

Samengevat heeft de Chinese overheid maatregelen getroffen om marktdeelnemers ertoe te bewegen zich aan de doelstellingen van het overheidsbeleid te houden, namelijk om aangemoedigde bedrijfstakken te ondersteunen, waaronder de productie van de belangrijkste basisproducten voor de vervaardiging van het onderzochte product. Dergelijke maatregelen belemmeren de vrije marktwerking.

(62)

Uit het onderhavige onderzoek is niet gebleken dat de discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van faillissements- en eigendomswetgeving overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening in de bedrijfstak voor glasvezelversterkingen als bedoeld in overweging 43 geen gevolgen zou hebben voor de producenten van het onderzochte product.

(63)

De bedrijfstak voor glasvezelversterkingen wordt ook beïnvloed door de verstoringen van loonkosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening, zoals reeds vermeld in overweging 43. Deze sector staat derhalve zowel direct (bij het vervaardigen van het onderzochte product of de belangrijkste basisproducten) als indirect (bij het krijgen van toegang tot kapitaal of basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsrechtstelsel onderworpen zijn) bloot aan verstoringen.

(64)

Bovendien is in het onderhavige onderzoek geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de bedrijfstak voor glasvezelversterkingen niet wordt beïnvloed door overheidsingrijpen in het financiële stelsel in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening, zoals reeds vermeld in overweging 43. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed.

(65)

Tot slot herinnert de Commissie eraan dat voor de productie van het onderzochte product een aantal basisproducten nodig is. Wanneer de producenten van het onderzochte product deze basisproducten inkopen of daarvoor een contract sluiten, zijn de prijzen die worden betaald (en die als hun kosten worden geregistreerd) blootgesteld aan dezelfde systemische verstoringen als hierboven genoemd. Zo maken leveranciers van basisproducten gebruik van arbeid die aan de verstoringen onderhevig is, zij kunnen geld lenen dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/kapitaaltoewijzing. Daarnaast zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is.

(66)

Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van het onderzochte product ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, maar geldt dat ook voor alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.), omdat de prijsvorming ervan wordt beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen, zoals beschreven in de delen I en II van het rapport. Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt namelijk plaats in de gehele VRC. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in de VRC is geproduceerd door de combinatie van een reeks productiefactoren aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor het basisproduct van het basisproduct enz.

(67)

Noch de Chinese overheid, noch de producenten-exporteurs hebben in het kader van het onderhavige onderzoek bewijsmateriaal of argumenten van het tegendeel aangedragen.

(68)

Samengevat is uit het beschikbare bewijsmateriaal gebleken dat de prijzen en kosten van het onderzochte product, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door vrije marktwerking tot stand zijn gekomen omdat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, zoals blijkt uit de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van een of meer van de daarin genoemde relevante factoren. Op grond daarvan en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het in dit geval niet passend is om voor de vaststelling van de normale waarde gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten. Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen in dit geval aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land, in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening en zoals wordt toegelicht in het volgende punt.

3.5.   Representatief land

3.5.1.   Algemene opmerkingen

(69)

De keuze voor het representatieve land is gemaakt op basis van de volgende criteria uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening:

een niveau van economische ontwikkeling vergelijkbaar met dat van de VRC. Hiervoor heeft de Commissie landen gebruikt met een bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking dat volgens de databank van de Wereldbank vergelijkbaar is met dat van de VRC (34);

productie van het onderzochte product in dat land (35);

beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land;

wanneer er sprake is van meer dan één mogelijk representatief land, moet, indien van toepassing, de voorkeur worden gegeven aan het land met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

(70)

Zoals toegelicht in overweging 38 heeft de Commissie op 5 augustus 2022 een mededeling voor het dossier bekendgemaakt aangaande de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde. In die mededeling heeft de Commissie de feiten en het bewijsmateriaal beschreven die ten grondslag liggen aan de relevante criteria en de belanghebbenden in kennis gesteld van haar voornemen om Turkije in dit geval als een passend representatief land aan te merken indien het bestaan van verstoringen van betekenis in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening zou worden bevestigd.

(71)

Overeenkomstig de criteria van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening heeft de Commissie Turkije aangemerkt als een land met een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling als de VRC. Turkije wordt door de Wereldbank op basis van het bruto nationaal inkomen ingedeeld als “hogermiddeninkomensland”. Bovendien werd Turkije geïdentificeerd als een land waar het onderzochte product wordt geproduceerd en waar onmiddellijk relevante gegevens beschikbaar zijn.

(72)

Tot slot hoefde er — gezien het gebrek aan medewerking en aangezien was vastgesteld dat Turkije op grond van alle voornoemde factoren een passend representatief land was — geen beoordeling van het niveau van sociale en milieubescherming plaats te vinden conform artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, laatste zin, van de basisverordening.

3.5.2.   Conclusie

(73)

Bij gebrek aan medewerking heeft de Commissie, zoals voorgesteld in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en aangezien Turkije voldeed aan de criteria van artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening, Turkije als passend representatief land geselecteerd.

3.6.   Bronnen voor de vaststelling van niet-verstoorde kosten

(74)

In de mededeling over de beoogde relevante bronnen voor de vaststelling van de normale waarde heeft de Commissie de productiefactoren vermeld, zoals materialen, energie en arbeid, die de producenten-exporteurs gebruiken bij de productie van het onderzochte product. De Commissie heeft ook verklaard dat zij, voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, gebruik zou maken van de Global Trade Atlas (“GTA”) om de niet-verstoorde kosten van de meeste productiefactoren, met name de grondstoffen, vast te stellen. Bovendien heeft de Commissie verklaard dat zij gebruik zou maken van het Turks instituut voor statistiek (TurkStat) om niet-verstoorde kosten voor arbeid (36) en energie (37) vast te stellen.

(75)

De Commissie heeft de belanghebbenden ook geïnformeerd dat zij, bij gebrek aan medewerking van de Chinese exporteurs, een waarde voor overhead-productiekosten en hulpstoffen in aanmerking had genomen om de kosten te dekken die niet in de bovengenoemde productiefactoren waren opgenomen. De Commissie heeft voor elke categorie glasvezelversterkingen het aandeel van de overhead-productiekosten en de hulpstoffen in de directe productiekosten vastgesteld op basis van de gegevens die de indieners in hun verzoek om een nieuw onderzoek hebben verstrekt.

(76)

Tot slot verklaarde de Commissie dat zij voor het vaststellen van de VAA-kosten en winst gebruik zou maken van de financiële gegevens van een Turkse producent van het onderzochte product, zoals uiteengezet in overweging 38.

3.7.   Niet-verstoorde kosten en benchmarks

3.7.1.   Productiefactoren

(77)

Rekening houdend met alle op het verzoek gebaseerde informatie en later door de indiener van het verzoek ingediende informatie werden de volgende productiefactoren en hun bronnen geïdentificeerd met het oog op de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening:

Tabel 1

Productiefactoren van bepaalde continuglasvezelproducten

Productiefactor

Code basisproduct

Bronnen

Niet-verstoorde waarde (in CNY)

Maateenheid

Grondstoffen

Kaolien

25070020

Global Trade Atlas (GTA) (38)

1,04

kg

Dolomiet

251810 , 251820

GTA

2,03

kg

Kalksteen

2521

GTA

5,8

kg

Siliciumdioxide

250510

GTA

0,31

kg

Platina

711011

GTA

224,24

g

Rodium

711031

GTA

2 721,49

g

Bindmiddel, zuurstof, reserveonderdelen, verpakking

 

 

% van directe kosten

%

Arbeid

Directe arbeid

n.v.t.

TurkStat (39)

28,16

uur

Energie

Elektriciteit

n.v.t.

TurkStat (40)

0,52

kWh

Aardgas

n.v.t.

TurkStat (40)

165,95

m3

3.7.2.   Grondstoffen

(78)

Met het oog op de vaststelling van de niet-verstoorde prijs van grondstoffen als geleverd aan de fabriekspoort van een producent in het representatieve land, heeft de Commissie als basis gebruikgemaakt van de gewogen gemiddelde invoerprijs voor het representatieve land zoals vermeld in de GTA, waarbij invoerrechten werden opgeteld. Een invoerprijs in het representatieve land werd vastgesteld als het gewogen gemiddelde van de eenheidsprijzen van de invoer uit alle derde landen met uitzondering van de VRC en de in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (41) genoemde landen die geen lid zijn van de WTO.

(79)

De Commissie heeft besloten de invoer uit de VRC in het representatieve land uit te sluiten, aangezien zij in punt 3.4 tot de conclusie is gekomen dat het niet passend is om de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC te gebruiken wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. Aangezien er geen bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen hebben voor de voor de uitvoer bestemde producten, was de Commissie van mening dat die verstoringen gevolgen hebben gehad voor de uitvoerprijzen. Na de invoer uit de VRC in het representatieve land te hebben uitgesloten, bleef het volume van de invoer uit andere derde landen representatief.

(80)

De Commissie heeft het aandeel hulpstoffen in de directe productiekosten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek berekend. De hulpstoffen omvatten de kosten van bindmiddelen, zuurstof, reserveonderdelen en verpakkingsmateriaal. Om een niet-verstoorde waarde voor deze kostencomponenten vast te stellen, heeft de Commissie — bij gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs — overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruikgemaakt van de beschikbare gegevens. Deze percentages, die specifiek waren voor elke categorie glasvezelversterkingen, werden vervolgens toegepast op de niet-verstoorde waarde van de productiekosten om de niet-verstoorde waarde van de hulpstoffen te verkrijgen.

(81)

Normaliter moeten bij de invoerprijzen van grondstoffen ook de prijzen voor binnenlands vervoer worden opgeteld. Gezien het gebrek aan medewerking en de aard van dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, dat bedoeld is om vast te stellen of de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet of zich opnieuw zou kunnen voordoen en niet om de exacte omvang daarvan te bepalen, heeft de Commissie echter besloten dat een correctie voor binnenlands vervoer niet nodig is. Dergelijke correcties zouden slechts leiden tot een verhoging van de normale waarde en derhalve van de dumpingmarge.

3.7.3.   Arbeid

(82)

De Commissie heeft de benchmark voor loonkosten in het representatieve land vastgesteld aan de hand van beschikbare gegevens van het Turks instituut voor statistiek (TurkStat). TurkStat publiceert uitvoerige informatie over lonen in verschillende economische sectoren in Turkije. De Commissie heeft de beschikbare statistieken voor 2020 gebruikt voor de gemiddelde loonkosten in de glasvezelsector (categorie 23 overeenkomstig NACE 2.0) (42). De daaruit voortvloeiende kosten per uur voor 2020 werden vervolgens geïndexeerd op basis van de gemiddelde producentenprijsindex in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

3.7.4.   Elektriciteit

(83)

TurkStat maakt de elektriciteitsprijs voor bedrijven in Turkije elk halfjaar bekend. De Commissie heeft de laatste beschikbare gegevens over de elektriciteitsprijzen voor industriële eindgebruikers in Turkije (43) gebruikt voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek”). Omdat de informatie over de gemiddelde prijzen voor eindgebruikers alle belastingen omvatte, heeft de Commissie de btw buiten beschouwing gelaten in de berekening van de gemiddelde prijs voor eindgebruikers.

3.7.5.   Aardgas

(84)

TurkStat maakt de prijs van aardgas voor bedrijven (industriële gebruikers) in Turkije elk halfjaar bekend. De Commissie heeft de laatste beschikbare gegevens over de aardgasprijzen voor industriële eindgebruikers in Turkije (44) gebruikt voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Omdat de informatie over de gemiddelde prijzen voor eindgebruikers alle belastingen omvatte, heeft de Commissie de btw buiten beschouwing gelaten in de berekening van de gemiddelde prijs voor eindgebruikers.

3.7.6.   Overhead-productiekosten, VAA-kosten, winst en afschrijving

(85)

Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening luidt: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst”. Bovendien werd, zoals uiteengezet in overweging 80, een waarde voor de overhead-productiekosten vastgesteld om de kosten te dekken die niet in de bovengenoemde productiefactoren waren opgenomen.

(86)

Om een niet-verstoorde waarde voor de overhead-productiekosten vast te stellen, heeft de Commissie — bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs — overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruikgemaakt van de beschikbare gegevens. Daarom heeft de Commissie het aandeel van de overhead-productiekosten in de totale directe productiekosten vastgesteld op basis van de door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens. De overhead-productiekosten omvatten de kosten van afval, indirecte arbeid, onderhoud en afschrijving van materiële vaste activa. Deze percentages, die specifiek waren voor elke categorie glasvezelversterkingen, werden vervolgens toegepast op de niet-verstoorde waarde van de productiekosten om de niet-verstoorde waarde van de overhead-productiekosten per categorie geproduceerde glasvezelversterkingen te verkrijgen.

(87)

Voor de vaststelling van een niet-verstoord en redelijk bedrag voor VAA-kosten en winst is de Commissie uitgegaan van de meest recente beschikbare financiële gegevens voor een producent in Turkije die in de mededeling bij het dossier over de relevante bronnen was geïdentificeerd als actieve en winstgevende producent van glasvezelversterkingen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Voor de volgende onderneming zijn de financiële gegevens gebruikt die openbaar beschikbaar zijn op de website van de onderneming:

Türkiye Şişe Ve Cam Fabrikalari A.Ş. (boekjaar 2021) (45).

3.8.   Berekening van de normale waarde

(88)

Op basis van het voorgaande heeft de Commissie de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening per categorie glasvezelversterkingen af fabriek berekend.

(89)

Eerst heeft de Commissie de niet-verstoorde productiekosten vastgesteld. Wegens het gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs heeft de Commissie zich gebaseerd op de informatie die de indiener in het verzoek om een nieuw onderzoek heeft verstrekt over het verbruik van elke productiefactor (materialen, energie en arbeid) voor de productie van het onderzochte product.

(90)

Toen de niet-verstoorde productiekosten waren vastgesteld, heeft de Commissie de overhead-productiekosten, de kosten van hulpstoffen, de VAA-kosten en de winst erbij opgeteld zoals vermeld in de overwegingen 80 en 85 tot en met 87. De Commissie heeft bij de niet-verstoorde productiekosten de volgende elementen opgeteld:

kosten van hulpstoffen en overhead-productiekosten zoals vastgesteld in de overwegingen 80 en 86;

VAA-kosten en andere kosten, die goed waren voor 16,8 % van de kosten van verkochte goederen van de onderneming Türkiye Şişe Ve Cam Fabrikalari A.Ş., en

de winst, die 36,74 % van de door Türkiye Şişe Ve Cam Fabrikalari A.Ş. gerealiseerde kosten van verkochte goederen in het boekjaar 2021 bedroeg.

(91)

Hoewel er naar aanleiding van de bekendmaking van de mededeling in het dossier over de relevante bronnen in dit verband geen opmerkingen werden ontvangen, merkte de Commissie op dat de onderneming Türkiye Şişe Ve Cam Fabrikalari A.Ş. in vergelijking met 2021 relatief hoge inkomsten en winst boekte in vergelijking met 2020. Zelfs indien de winst van dezelfde onderneming voor 2020 (10,4 %) werd gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde, zou dat evenwel niets afdoen aan de bevinding dat de Chinese uitvoer van glasvezelversterkingen naar de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek plaatsvond tegen prijzen onder de normale waarde.

3.9.   Uitvoerprijs

(92)

Bij gebrek aan medewerking van producenten-exporteurs uit de VRC werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van de aan Eurostat-gegevens ontleende cif-prijs, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek. Op de cif-prijs werden aldus de kosten van het zeevervoer, het binnenlands vervoer en de afhandeling door de douane in de EU in mindering gebracht. Deze kosten waren gebaseerd op gegevens die de indieners in hun verzoek om een nieuw onderzoek hadden verstrekt.

3.10.   Vergelijking

(93)

De Commissie heeft de overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening door berekening vastgestelde normale waarde per categorie glasvezelversterkingen vergeleken met de uitvoerprijs af fabriek zoals hierboven vastgesteld.

3.11.   Dumpingmarges

(94)

Op basis daarvan bedroegen de gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, 50 % tot 54 %. Derhalve werd geconcludeerd dat de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet.

4.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING VAN DUMPING

(95)

Na te hebben vastgesteld dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake was van dumping, is de Commissie, in overeenstemming met artikel 11, lid 2, van de basisverordening, nagegaan of voortzetting van dumping waarschijnlijk zou zijn indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. De volgende bijkomende elementen zijn onderzocht: i) de ontwikkeling van de productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC, ii) het verband tussen de Chinese prijzen bij uitvoer naar andere derde landen en de Chinese prijzen bij uitvoer naar de Unie, en iii) de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie.

4.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(96)

Wegens de niet-medewerking van de Chinese overheid en de Chinese producenten-exporteurs heeft de Commissie zich voor de analyse van de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in de VRC gebaseerd op de informatie die de indiener in zijn verzoek om een nieuw onderzoek heeft verstrekt zoals uiteengezet in de onderstaande overwegingen.

(97)

Uit het onderzoek is gebleken dat er in de VRC een algemene overcapaciteit bestaat bij de productie van bepaalde glasvezelversterkingen. De productiecapaciteit in de VRC tussen 2020 en 2021 werd geschat op ongeveer 3,8 miljoen tot 4,4 miljoen ton. Volgens het marktonderzoek van de indiener van het verzoek bedroeg de Chinese binnenlandse vraag naar glasvezelversterkingen tussen 2,4 miljoen en 2,9 miljoen ton, waardoor er sprake was van overcapaciteit van ten minste 1,1 miljoen ton, oftewel meer dan 100 % van het verbruik van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(98)

Bovendien blijven de producenten in de VRC, ondanks de structurele overcapaciteit op de Chinese binnenlandse markt, hun bestaande capaciteit uitbreiden en nieuwe productiefaciliteiten bouwen, zowel in de VRC als in het buitenland.

(99)

In 2020 heeft Jushi de oorspronkelijke productiecapaciteit van een van haar productielocaties met 30 000 ton uitgebreid, waardoor de totale jaarlijkse productie van glasvezelversterkingen van Jushi op 250 000 ton uitkomt. Soortgelijke trends zijn waargenomen voor andere Chinese producenten-exporteurs van glasvezelversterkingen, zoals CPIP met een uitbreiding van 88 000 ton, Hebei Jinniu Energy Resources Co. Ltd met een uitbreiding van 100 000 ton en Weibo met een uitbreiding van 15 000 ton. Bovendien wordt de komende jaren gewerkt aan verdere verhogingen van de capaciteit voor glasvezelversterkingen in de VRC, voor een verwachte productie van 780 000 ton. Daarom zou de geschatte Chinese reservecapaciteit naar de markt van de Unie kunnen worden verlegd indien de huidige maatregelen zouden komen te vervallen (46).

(100)

Aangezien de productie in de Unie lager ligt dan het verbruik in de Unie, zoals blijkt uit de schadeanalyse, en gelet op de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, zoals hieronder toegelicht, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de Chinese overcapaciteit gemakkelijk naar de Europese markt kan worden verlegd om aan de vraag te voldoen indien de bestaande maatregelen worden ingetrokken.

4.2.   Verband tussen de Chinese prijzen bij uitvoer naar andere derde landen en de Chinese prijzen bij uitvoer naar de Unie

(101)

Om te bepalen hoe de invoer in de Unie zich zou kunnen ontwikkelen indien de maatregelen worden ingetrokken, heeft de Commissie de invoerprijzen van de Chinese uitvoer naar de markt van de Unie geanalyseerd. De Commissie heeft de gegevens betreffende de uitvoer van bepaalde glasvezelversterkingen uit de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geanalyseerd op het niveau van de GN-codes (47).

(102)

Daaruit bleek dat de markt van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek na de Verenigde Staten de tweede bestemming was van de uitvoer van bepaalde glasvezelversterkingen uit de VRC (GN-codes 7019 11 00, 7019 12 00, 7019 14 00 en 7019 15 00). Zoals blijkt uit tabel 2 blijven de prijzen van glasvezelversterkingen in de Unie vergeleken met andere belangrijke bestemmingen zoals de Verenigde Staten, Zuid-Korea, India, Rusland, Japan en Turkije, bijzonder winstgevend voor de Chinese producenten-exporteurs.

Tabel 2

Chinese uitvoer van glasvezelversterkingen naar belangrijke handelspartners

Land van bestemming

Hoeveelheid (kg)

Gemiddelde prijs per eenheid (EUR/kg)

Verenigde Staten

141 337 277

0,98

Europese Unie

112 219 001

1,33

Zuid-Korea

107 628 028

1,00

India

68 040 603

0,95

Rusland

58 719 928

1,05

Japan

52 798 901

1,09

Turkije

42 275 522

1,16

Bron: GTA. Gemiddelde eenheidsprijs voor alle categorieën glasvezelversterkingen.

(103)

Op GN-niveau nam de markt van de Unie wat betreft de uit de VRC uitgevoerde hoeveelheden gesneden strengen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek de tweede plaats in. De prijs in de Unie (1,61 EUR/kg) lag aanzienlijk hoger dan die van de belangrijkste uitvoermarkten, in volgorde van belangrijkheid: Zuid-Korea (0,85 EUR/kg), Japan (0,82 EUR/kg), de Verenigde Staten (1,05 EUR/kg) en India (0,82 EUR/kg).

(104)

Ook voor rovings was de markt van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek qua hoeveelheden de op een na belangrijkste bestemming voor de Chinese uitvoer, na de Verenigde Staten. De prijs ligt wereldwijd weliswaar op een vergelijkbaar niveau, maar was in de Unie met 1,11 EUR/kg het hoogst. Ter vergelijking: de prijs bedroeg in de Verenigde Staten 0,77 EUR/kg, in Zuid-Korea 0,88 EUR/kg en in Rusland 0,80 EUR/kg. De prijzen bij uitvoer naar de Unie waren de hoogste van de 18 belangrijkste uitvoermarkten.

(105)

Voor matten van glasvezels was de markt van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek qua hoeveelheden de derde bestemming voor de Chinese uitvoer, na respectievelijk India en de Verenigde Staten. Opnieuw behoorden de prijzen in de Unie tot de hoogste, en in 2021 kwam de prijs uit op 1,48 EUR/kg, tegenover lagere prijzen in India (1,25 EUR/kg), de Verenigde Staten (1,11 EUR/kg), Mexico (1,34 EUR/kg) en Turkije (1,41 EUR/kg). De prijzen van matten bij uitvoer naar de Unie waren de hoogste van de tien qua verkochte hoeveelheden belangrijkste uitvoermarkten.

(106)

De Commissie is bij de bovenstaande analyse uitgegaan van gegevens op het niveau van de 8-cijferige GN-code voor de drie categorieën glasvezelversterkingen, d.w.z. gesneden strengen (GN-code 7019 11 00), rovings (7019 12 00) en matten (7019 14 00, 7019 15 00). Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid en de Chinese producenten-exporteurs beschikte de Commissie niet over gegevens op het niveau van productcontrolenummers omdat die niet beschikbaar waren voor analyse. Gegevens over de prijzen op het niveau van de productcontrolenummers zouden nauwkeuriger zijn geweest en niet zijn blootgesteld aan eventuele onnauwkeurigheden als gevolg van grote prijsschommelingen binnen dezelfde categorie glasvezelversterkingen (bijvoorbeeld gesneden strengen met verschillende diameters).

(107)

Ondanks deze beperking blijkt uit de beschikbare gegevens dat de prijzen op de belangrijkste bestemmingen van de Chinese uitvoer van glasvezelversterkingen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek lager waren dan de prijzen op de markt van de Unie. Gezien de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie qua marktomvang en historische handelsstromen, is het daarom waarschijnlijk dat aanzienlijke hoeveelheden die momenteel aan andere markten worden verkocht, naar de markt van de Unie zouden worden verlegd en dat de bestaande reservecapaciteit van de VRC mogelijk naar de markt van de Unie zou worden verzonden indien de antidumpingmaatregelen worden ingetrokken.

4.3.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(108)

Om te bepalen hoe de invoer zich zou kunnen ontwikkelen indien de maatregelen worden ingetrokken, heeft de Commissie nader beoordeeld hoe aantrekkelijk de markt van de Unie is. De Commissie heeft de gegevens betreffende de uitvoer van bepaalde glasvezelversterkingen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek naar de Unie geanalyseerd op het niveau van de GN-codes (48).

(109)

Uit de geanalyseerde gegevens bleek dat de VRC de op twee na grootste exporteur van glasvezelversterkingen naar de Unie is en dat de uitvoer van oorsprong uit de VRC ongeveer 13 % van de totale invoer in de Unie vertegenwoordigt, na de invoer uit Maleisië en Egypte.

(110)

De Commissie merkte op dat de invoer van glasvezelversterkingen tussen 2018 en het eind van het tijdvak van het nieuwe onderzoek is toegenomen, zoals ook wordt bevestigd in de in punt 5 beschreven schadeanalyse.

(111)

Dat de markt van de Unie aantrekkelijk is, blijkt ook uit de investeringen van Chinese exporteurs in derde landen, met name in Egypte, de op een na grootste exporteur van glasvezelversterkingen naar Europa. Zoals in het antisubsidieonderzoek is vastgesteld, zijn de producten van deze productiefaciliteiten bestemd voor de markt van de Unie en hebben zij ook een aanzienlijk marktaandeel verworven (49). Meer in het bijzonder blijven de Chinese producenten in de VRC hun capaciteit in productiefaciliteiten in het buitenland uitbreiden. In maart 2021 kondigde Jushi een capaciteitsverhoging van 40 000 ton aan voor een van de bestaande ovens van Jushi Egypt en in augustus 2021 de plaatsing van een nieuwe oven met een capaciteit van 120 000 ton, waardoor de totale capaciteit daar tegen 2023 uitkomt op 360 000 ton (50). Voorts maakte CPIC Bahrein in 2021 bekend een van zijn ovens weer in gebruik te hebben genomen met een verhoogde capaciteit van 100 000 ton. In het bovengenoemde recente antisubsidieonderzoek is vastgesteld dat de Chinese producenten investeren in faciliteiten in Egypte specifiek om toegang te krijgen tot de markt van de Unie, hetgeen de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie bevestigt.

(112)

Zoals toegelicht in overweging 102 is de markt van de Unie de tweede bestemming voor glasvezelversterkingen uit de VRC; die invoer uit de VRC bedroeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek in totaal 112 000 ton, terwijl het totale verbruik in de Unie in dezelfde periode 941 000 ton bedroeg, zoals blijkt uit tabel 3. Het belang van de uitvoer naar de Unie, de omvang van de markt van de Unie en het potentieel voor een verdere toename van de Chinese uitvoer naar de Unie zijn stuk voor stuk factoren waardoor de markt van de Unie aantrekkelijk is voor de Chinese exporteurs.

4.4.   Conclusie

(113)

Gezien haar bevindingen over de voortzetting van dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek en de waarschijnlijke ontwikkeling van de uitvoer indien de maatregelen zouden komen te vervallen, concludeerde de Commissie dat het zeer waarschijnlijk is dat aanzienlijke hoeveelheden glasvezelversterkingen naar de Unie zullen worden uitgevoerd. Gezien de aanzienlijke dumpingmarges die tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek zijn vastgesteld, is er geen reden om aan te nemen dat er een einde zal komen aan de dumping indien de maatregelen komen te vervallen. Daarom is het zeer waarschijnlijk dat het vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer uit de VRC tot voortzetting van dumping zou leiden.

5.   SCHADE

5.1.   Omschrijving van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie

(114)

Het soortgelijke product werd aan het begin van de beoordelingsperiode door negen producenten in de Unie vervaardigd; een van die producenten sloot in 2019 de deuren. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(115)

De totale productie in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op ongeveer 594 500 ton. De Commissie heeft dit cijfer vastgesteld op basis van alle beschikbare informatie over de bedrijfstak van de Unie, zoals de gegevens die zijn verstrekt door de indiener van het verzoek en de gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst. Zoals vermeld in overweging 14 werd een steekproef samengesteld van drie producenten in de Unie die 76 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigden.

5.2.   Verbruik in de Unie

(116)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat, de gegevens die zijn verstrekt door de indiener van het verzoek en de gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(117)

Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Verbruik in de Unie (ton)

 

2018

2019

2020

TNO

Totaal verbruik in de Unie

934 988

857 298

782 515

941 231

Index

100

92

84

101

Bron: Eurostat, door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens en gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(118)

Het verbruik in de Unie daalde tussen 2018 en 2019 met 8 % en daalde vervolgens sterk (met 16 %) in 2020. De daling in 2020 was tijdelijk van aard en kwam voornamelijk voort uit de wereldwijd door overheden genomen COVID-lockdownmaatregelen. Verschillende grote gebruikers van glasvezelversterkingen in de Unie, waaronder in de zeevaart en de bouw, moesten hun productie tijdelijk beperken of stilleggen. De automobielindustrie, die goed is voor 45 % van de vraag in de Unie, was de sterkst getroffen glasvezelverwerkende sector. Deze sector kwam bijna volledig tot stilstand. Niettemin was in het tijdvak van het nieuwe onderzoek reeds sprake van herstel en een toename van de vraag (+ 20 % in vergelijking met 2020 en +1 % ten opzichte van 2018).

5.3.   Invoer uit het betrokken land

5.3.1.   Volume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(119)

De Commissie heeft de omvang van de invoer vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat en getoetst aan de gegevens die door de lidstaten zijn verzameld krachtens artikel 14, lid 6, van de basisverordening (“databank van artikel 14, lid 6”). Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat, de gegevens die zijn verstrekt door de indiener van het verzoek en de gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(120)

De invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Volume (ton) en marktaandeel van de invoer

 

2018

2019

2020

TNO

Omvang van de invoer uit de VRC (ton)

49 596

49 997

46 455

61 005

Index

100

101

94

123

Marktaandeel

5,3  %

5,8  %

5,9  %

6,5  %

Index

100

110

112

122

Bron: Eurostat, door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens en gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(121)

De invoer van het betrokken product uit de VRC is in 2020 gedaald (met 6 %) als gevolg van de COVID-gerelateerde maatregelen. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek steeg de invoer echter sneller dan de vraag (+31 % in vergelijking met 2020 en +23 % ten opzichte van 2018). Hierdoor steeg het marktaandeel van de invoer uit de VRC tot 6,5 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek (tegenover 5,3 % in 2018).

5.3.2.   Prijzen van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(122)

De Commissie heeft de prijzen van de invoer vastgesteld aan de hand van gegevens van Eurostat. De prijsonderbieding van de invoer werd vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat en de gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(123)

De gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

Invoerprijzen (EUR/ton)

 

2018

2019

2020

TNO

De VRC

1 058

1 046

931

1 363

Index

100

99

88

129

Bron: Eurostat.

(124)

De gemiddelde prijs van de invoer zonder rechten uit de VRC vertoonde een dalende trend en was in de periode vóór het tijdvak van het nieuwe onderzoek continu lager dan de gemiddelde prijs van de producenten in de Unie. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek steeg die gemiddelde prijs evenwel met 46 % op jaarbasis, om uit te komen op 1 363 EUR/ton. Deze prijs lag boven de gemiddelde prijs van de producenten in de Unie (1 092 EUR/ton) en lag boven de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie (1 181 EUR/ton) in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Wanneer bij deze prijzen de kosten na invoer en de gecombineerde geldende maatregelen uitgaande van de daadwerkelijk betaalde rechten per producent-exporteur worden opgeteld, kwam de Chinese invoer volgens de gegevens uit de databank van artikel 14, lid 6, de Unie binnen tegen prijzen die liefst 53 % hoger waren dan die van de bedrijfstak van de Unie. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek was er dus geen sprake van prijsonderbieding of verhindering van een prijsverhoging als gevolg van de invoer uit de VRC.

5.4.   Invoer uit andere derde landen dan de VRC

(125)

De invoer van glasvezelversterkingen uit andere derde landen dan de VRC was voornamelijk afkomstig uit Egypte en Maleisië.

(126)

Het geaggregeerde volume van de invoer in de Unie alsmede het marktaandeel en de prijsontwikkelingen van de invoer van glasvezelversterkingen uit derde landen hebben zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Invoer uit derde landen

Land

 

2018

2019

2020

TNO

Maleisië

Volume (ton)

120 557

77 708

86 829

135 919

 

Index

100

64

72

113

 

Marktaandeel

12,9  %

9,1  %

11,1  %

14,4  %

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

981

950

873

1 056

 

Index

100

97

89

108

Egypte

Volume (ton)

118 575

114 872

91 327

119 150

 

Index

100

97

77

100

 

Marktaandeel

12,7  %

13,4  %

11,7  %

12,7  %

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

888

882

765

849

 

Index

100

99

86

96

Verenigd Koninkrijk

Volume (ton)

42 950

38 520

34 829

40 147

 

Index

100

90

81

93

 

Marktaandeel

4,6  %

4,5  %

4,5  %

4,3  %

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 185

1 145

1 102

1 083

 

Index

100

97

93

91

Overige derde landen

Volume (ton)

133 064

127 133

119 291

158 978

 

Index

100

96

90

119

 

Marktaandeel

14,2  %

14,8  %

15,2  %

16,9  %

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 150

1 190

1 024

1 149

 

Index

100

103

89

100

Totaal van alle derde landen behalve de VRC

Volume (ton)

415 146

358 233

332 277

454 194

 

Index

100

86

80

109

 

Marktaandeel

44,4  %

41,8  %

42,5  %

48,3  %

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 030

1 034

921

1 037

 

Index

100

100

89

101

Bron: Eurostat.

(127)

De invoer uit andere derde landen met uitzondering van de VRC bedroeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek in totaal 454 000 ton, ofwel 48 % van het marktaandeel. Een kwart, oftewel 26 % van de invoer uit derde landen, was afkomstig van de uitgebreide Chinese productiecapaciteit in Egypte, waarvoor sinds juni 2020 compenserende maatregelen van kracht zijn. De invoer uit Egypte vertegenwoordigde 12,7 % van het marktaandeel van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De prijzen van invoer uit Egypte waren aanzienlijk lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie.

(128)

Nog eens 30 % van de invoer uit derde landen met uitzondering van de VRC was afkomstig uit Maleisië. Deze invoer vertegenwoordigde 14,4 % van het marktaandeel van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De gemiddelde prijzen van de invoer uit Maleisië bleken lager te zijn dan de gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Unie. Vergeleken per productsoort waren de Maleisische prijzen (1 056 EUR/ton) echter hoger dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, aangezien de invoer uit slechts één productsoort bestond (gesneden strengen), waarvoor de prijs van de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 1 015 EUR/ton bedroeg.

(129)

De invoer uit het VK, die gedurende de beoordelingsperiode ongeveer 4,5 % van het marktaandeel van de Unie vertegenwoordigde, werd alleen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek verkocht tegen lagere prijzen dan die van de bedrijfstak van de Unie.

(130)

De invoer uit andere derde landen daalde in 2020 (met 10 %) als gevolg van de COVID-gerelateerde maatregelen en steeg in 2021 (met 33 % ten opzichte van 2020 en met 19 % ten opzichte van 2018). De prijzen van de invoer uit andere derde landen bleken tijdens de gehele beoordelingsperiode hoger te zijn dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie.

5.5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

5.5.1.   Algemene opmerkingen

(131)

De beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie omvatte een evaluatie van alle economische indicatoren die in de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren.

(132)

Zoals vermeld in overweging 14, is voor de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie gebruikgemaakt van een steekproef.

(133)

Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens. De gegevens hadden betrekking op alle producenten in de Unie. Bij het beoordelen van de micro-economische indicatoren ging de Commissie uit van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in hun antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. De gegevens hadden betrekking op de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Beide gegevensreeksen werden representatief bevonden voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(134)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping.

(135)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

5.5.2.   Macro-economische indicatoren

5.5.2.1.   Algemene opmerking

(136)

De economische situatie van de bedrijfstak van de Unie verslechterde gedurende de gehele beoordelingsperiode. Vanaf 2020 ging de situatie van de bedrijfstak van de Unie sterk achteruit. Deze kon in 2021 (het tijdvak van het nieuwe onderzoek) niet volledig worden hersteld als gevolg van de COVID-lockdowns en de daaruit voortvloeiende stillegging van de activiteiten van de gebruikers.

5.5.2.2.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(137)

De totale productie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2018

2019

2020

TNO

Productievolume (ton)

650 509

621 145

503 135

594 464

Index

100

95

77

91

Productiecapaciteit (ton)

702 599

720 257

718 735

684 618

Index

100

103

102

97

Bezettingsgraad

93  %

86  %

70  %

87  %

Index

100

93

76

94

Bron: door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens.

(138)

De productie in de Unie daalde tussen 2018 en 2020 met 23 % om tussen 2020 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek weer aan te trekken met 18 %, resulterend in een daling met 9 % over de gehele beoordelingsperiode.

(139)

De bedrijfstak van de Unie verhoogde de capaciteit in 2019 in het kader van renovaties (de bedrijfstak voor glasvezelversterkingen vereist aanzienlijke langetermijninvesteringen om ovens met regelmatige tussenpozen te kunnen renoveren en in bedrijf te kunnen blijven). Eén producent in de Unie moest zijn fabriek echter in de zomer van 2019 definitief sluiten. De capaciteit daalde tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 3 %.

(140)

De bezettingsgraad ontwikkelde zich in overeenstemming met de veranderingen in productie en capaciteit, en daalde aldus tot 70 % in 2020 als gevolg van de COVID-gerelateerde beperkingen. Toen deze beperkingen eenmaal waren opgeheven, steeg de bezettingsgraad tot 87 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Als gevolg van de technische beperkingen bij het weer in gebruik nemen van stilgelegde capaciteit na de COVID-gerelateerde beperkingen waren de producenten in de Unie echter niet in staat hun productie voldoende te verhogen om tijdig aan de groeiende vraag na COVID te voldoen.

5.5.2.3.   Verkoopvolume, marktaandeel en groei

(141)

De verkoophoeveelheden en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Verkoopvolume en marktaandeel (ton)

 

2018

2019

2020

TNO

Op de markt van de Unie verkochte hoeveelheden

470 246

449 068

403 784

426 032

Index

100

95

86

91

Marktaandeel

50,3  %

52,4  %

51,6  %

45,3  %

Index

100

104

103

90

Bron: door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens.

(142)

De productie in de Unie daalde tussen 2018 en 2020 met 14 % om tussen 2020 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek weer aan te trekken met 6 %, waarbij over de beoordelingsperiode een daling van 9 % werd genoteerd.

(143)

De ontwikkeling duidt erop dat de bedrijfstak van de Unie niet ten volle heeft kunnen profiteren van de aangetrokken vraag in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, als gevolg van de technische beperkingen bij het weer in gebruik nemen van stilgelegde capaciteit nadat de COVID-beperkingen waren opgeheven, zoals toegelicht in overweging 140. Daardoor daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie tot 45,3 % aan het einde van de beoordelingsperiode, d.w.z. een daling van 5 procentpunten vanaf het begin van die periode. Van deze 5,0 procentpunten van het marktaandeel werd 1,2 procentpunt overgenomen door de invoer uit de VRC en 3,8 procentpunten door de invoer uit de andere derde landen.

5.5.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(144)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2018

2019

2020

TNO

Aantal personeelsleden

3 426

3 387

3 130

3 101

Index

100

99

91

91

Productiviteit (ton/werknemer)

190

183

161

192

Index

100

97

85

101

Bron: door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens.

(145)

De werkgelegenheid daalde tijdens de beoordelingsperiode met 9 %. De productiviteit ontwikkelde zich in lijn met de veranderingen in de productie en de werkgelegenheid, en daalde met 15 % tussen 2018 en 2020 om vervolgens tussen 2020 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek aan te trekken met 19 %.

5.5.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(146)

Bij dit onderzoek werd een dumpingmarge van 50 % tot 54 % vastgesteld, afhankelijk van de betrokken categorie glasvezelversterkingen. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie hadden wellicht kunnen worden verzacht door de gecombineerde antidumping- en compenserende maatregelen die van kracht zijn, maar de bedrijfstak van de Unie was nog steeds niet in staat zijn marktaandeel te behouden en zijn prijzen bleven laag, ook al speelden daarbij mogelijk andere factoren een rol, zoals beschreven in de overwegingen 168 tot en met 173. Derhalve kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie nog niet in staat was zich van eerdere dumping te herstellen.

5.5.3.   Micro-economische indicatoren

5.5.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(147)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Verkoopprijzen en productiekosten in de Unie (EUR/ton)

 

2018

2019

2020

TNO

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie op de totale markt

1 090

1 057

1 009

1 092

Index

100

97

93

100

Productiekosten per eenheid

1 045

1 063

1 217

1 181

Index

100

102

116

113

Bron: gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(148)

De gewogen gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers bleef in de beoordelingsperiode op een vergelijkbaar niveau en bleef in 2019-2021 onder het niveau van de productiekosten. Zoals vastgesteld in het vorige onderzoek met betrekking tot hetzelfde product (51) was het onvermogen van de producenten in de Unie om hun prijzen gedurende de beoordelingsperiode te verhogen, dat overeenkomt met verhindering van een prijsverhoging, het gevolg van het marktgedrag en de prijsdruk van de Chinese exporteurs in de jaren voorafgaand aan het tijdvak van het nieuwe onderzoek, in combinatie met de invoer van glasvezelversterkingen afkomstig van Chinese producenten die buiten de VRC zijn gevestigd, bijvoorbeeld in Egypte, wier invoerprijzen gedurende de gehele beoordelingsperiode aanzienlijk lager waren dan de verkoopprijs van de producenten in de Unie.

(149)

Hoewel de Chinese uitvoer in het tijdvak van het nieuwe onderzoek de markt van de Unie binnenkwam tegen prijzen die aanzienlijk hoger waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, nam het Chinese marktaandeel in dat tijdvak toch toe als gevolg van een plotselinge stijging van de vraag na de afschaffing van de meeste COVID-gerelateerde maatregelen in de Unie, wat ertoe leidde dat de productie van glasvezelversterkingen bij de downstreamgebruikers op verschillende niveaus toenam. Er waren materialen nodig voor de productie en om de uitgeputte voorraden op alle niveaus aan te vullen. Tegelijkertijd kon de bedrijfstak van de Unie niet ten volle profiteren van deze verbeterde marktsituatie vanwege zijn jaarlijkse/halfjaarlijkse contracten met de gebruikers, terwijl Chinese producenten van glasvezelversterkingen hun producten leveren tegen spotprijzen. Hierdoor konden de producenten in de Unie hun prijzen niet verhogen in overeenstemming met de stijgende prijzen van glasvezelversterkingen op de markt. De producenten in de Unie konden hun verkoopprijzen pas in het vierde kwartaal van het tijdvak van het nieuwe onderzoek verhogen op basis van aanpassingsclausules in hun contracten met de gebruikers.

(150)

De gemiddelde productiekosten per eenheid namen tijdens de beoordelingsperiode met 13 % toe. De scherpe stijging van 16 % hield verband met de tijdelijke stillegging van de capaciteit in reactie op de COVID-gerelateerde lockdowns in de verwerkende industrie in 2020 (het hoge aandeel vaste kosten maakt deze bedrijfstak zeer gevoelig voor schommelingen in de productievolumes). In het tijdvak van het nieuwe onderzoek waren de gemiddelde kosten als gevolg van de sterke stijging van de prijzen van energie en bepaalde grondstoffen (namelijk bussen van rodium en platina) hoger dan in 2018 en 2019, ook al keerden de productie-installaties terug naar een optimale bezettingsgraad (52).

5.5.3.2.   Loonkosten

(151)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2018

2019

2020

TNO

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

57 703

58 366

58 311

62 186

Index

100

101

101

108

Bron: gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(152)

De gemiddelde loonkosten zijn in de beoordelingsperiode met 8 % gestegen.

5.5.3.3.   Voorraden

(153)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Voorraden

 

2018

2019

2020

TNO

Eindvoorraden (ton)

86 975

86 773

42 269

46 957

Index

100

100

49

54

Eindvoorraden als percentage van de productie

19  %

19  %

11  %

10  %

Index

100

101

61

55

Bron: gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(154)

De voorraden lagen in 2018 en 2019 op een normaal niveau, terwijl zij in 2020 met de helft daalden en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek op dat lage niveau bleven. De bedrijfstak van de Unie moest aanzienlijke hoeveelheden uit de voorraden verkopen als gevolg van lockdownmaatregelen van de overheid, terwijl de productie in 2020 nog steeds stillag als gevolg van de COVID-gerelateerde beperkingen. De aantrekkende vraag in 2021, wereldwijde tekorten en onderbrekingen van de leveringsketen verhinderden dat de ondernemingen de voorraden in het nieuwe onderzoektijdvak tot normale niveaus konden aanvullen. De voorraden konden dus niet weer op het normale niveau worden gebracht en vertegenwoordigden slechts 10 % van de productie, wat bijna de helft minder is dan aan het begin van de beoordelingsperiode.

(155)

Eén in de steekproef opgenomen producent in de Unie merkte op dat de ontvangen mededeling van de definitieve bevindingen een tikfout bevatte met betrekking tot zijn voorraden. De cijfers met betrekking tot de voorraden werden gecorrigeerd. De algemene ontwikkeling van de voorraden veranderde hierdoor niet.

5.5.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(156)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 13

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2018

2019

2020

TNO

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van de omzet)

6,2  %

2,1  %

–17,6  %

–3,6  %

Index

100

34

– 285

–59

Kasstroom (EUR)

52 145 718

48 763 953

7 446 265

21 969 516

Index

100

94

14

42

Investeringen (EUR)

52 191 829

29 187 167

34 071 488

30 676 390

Index

100

56

65

59

Rendement van investeringen

10,0  %

6,2  %

–16,3  %

–3,1  %

Index

100

62

– 163

–31

Bron: gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(157)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet.

(158)

De stijgende gemiddelde kosten en het onvermogen om de gemiddelde prijs te verhogen, vertaalden zich tijdens de laatste twee jaar van de beoordelingsperiode in verliezen voor de bedrijfstak van de Unie. Tussen 2018 en 2019 daalde de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie van 6,2 % tot 2,1 %, gevolgd door een scherpe daling tot –17,6 % in 2020. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek was de bedrijfstak van de Unie nog steeds verliesgevend (–3,6 %), zij het minder sterk dan in het jaar ervoor.

(159)

De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom ontwikkelde zich op een vergelijkbare manier als de winstgevendheid. Van 52 miljoen EUR in 2018 daalde de kasstroom tot 29 miljoen EUR in 2019 en vervolgens tot 0,5 miljoen EUR in 2020, om in het tijdvak van het nieuwe onderzoek weer aan te trekken tot ongeveer 31 miljoen EUR. Over het geheel genomen nam de kasstroom in de beoordelingsperiode met meer dan de helft af.

(160)

Eén in de steekproef opgenomen producent in de Unie merkte op dat de ontvangen mededeling van de definitieve bevindingen een tikfout bevatte met betrekking tot zijn kasstroom. De kasstroom werd gecorrigeerd. Van 52 miljoen EUR in 2018 daalde de kasstroom tot 48,7 miljoen EUR in 2019 en vervolgens tot 7,4 miljoen EUR in 2020, om in het tijdvak van het nieuwe onderzoek weer aan te trekken tot ongeveer 21 miljoen EUR. Over het geheel genomen nam de kasstroom in de beoordelingsperiode met meer dan de helft af; de trend bleef aldus gelijk.

(161)

De bedrijfstak van de Unie heeft aanzienlijke en langdurige investeringen nodig om op regelmatige basis ovens te kunnen renoveren en in bedrijf te kunnen blijven. Als gevolg van de geringe nettokasstroom daalden de investeringen echter van 52 miljoen EUR in 2018 tot 29 miljoen EUR in 2019, om in de jaren daarna te stijgen tot boven 30 miljoen EUR. De investeringen daalden tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 41 %.

(162)

Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Het rendement van investeringen daalde van 10 % in 2018 tot 6,2 % in 2019 en daalde verder tot –16,3 % in 2020. Over het geheel genomen is dit rendement in de beoordelingsperiode verslechterd en bedroeg het in het tijdvak van het nieuwe onderzoek –3,1 %.

5.6.   Conclusie inzake schade

(163)

De winst van de bedrijfstak van de Unie werd in de beoordelingsperiode sterk getroffen en daalde van een winst van 6,2 % in 2018 tot een verlies van 3,6 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De negatieve winstgevendheid toont aan hoe kwetsbaar de situatie van de bedrijfstak van de Unie was tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(164)

De dalende verkoop en de dalende prijzen leidden tot een verslechtering van alle prestatie-indicatoren. Tegelijkertijd verloor de bedrijfstak van de Unie een deel van zijn marktaandeel, met negatieve gevolgen voor de winstgevendheid. Naast de geleden verliezen namen ook de werkgelegenheid en de bezettingsgraad af. De eindvoorraden konden niet op het normale niveau worden teruggebracht. De kasstroom daalde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 62 % ten opzichte van 2018. Het rendement van investeringen daalde van 10 % in 2018 tot –3,1 %.

(165)

De dalende productie had aanzienlijke gevolgen voor de bedrijfstak, wat tot uiting kwam in de verlieslijdende situatie in 2020-2021, als gevolg van de hoge vaste kosten en de onmogelijkheid om de productie flexibel terug te schroeven, aangezien de ovens in dit specifieke productieproces op volle kracht moeten worden ingeschakeld.

(166)

Zelfs in die ongunstige omstandigheden waren voortdurende investeringen noodzakelijk, voornamelijk om ovens met een strikt beperkte levensduur te vervangen. Dit zorgde voor extra financiële druk op de producenten.

(167)

Uit al die feiten heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanmerkelijke schade bleef lijden in de zin van artikel 3 van de basisverordening.

6.   OORZAKELIJK VERBAND

(168)

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit de VRC aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie ook onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode schade kon hebben geleden door andere bekende factoren.

(169)

In de jaren voorafgaand aan het tijdvak van het nieuwe onderzoek heeft de aanhoudende Chinese invoer die de prijzen op de markt van de Unie onder druk zette, duidelijk bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden. Aangezien de Chinese invoerprijzen tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen schade veroorzaakten en ver boven de verkoopprijzen en productiekosten van de bedrijfstak van de Unie lagen en dus geen druk op de bedrijfstak van de Unie uitoefenden, heeft de Commissie evenwel onderzocht of de schade werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit de VRC. Deze factoren waren: de invoer uit Egypte als gevolg van de uitbreiding van de Chinese productiecapaciteit; de stijging van de productiekosten in de Unie; de contractuele voorwaarden met de gebruikers.

(170)

De buiten de VRC, in Egypte, gevestigde Chinese producenten van glasvezelversterkingen hadden in het tijdvak van het nieuwe onderzoek nog steeds een marktaandeel van 12,7 % en hun invoerprijzen lagen ruim onder de prijs die voor de andere landen en de bedrijfstak van de Unie werd waargenomen. De buiten de VRC gevestigde Chinese producenten van glasvezelversterkingen oefenden bijgevolg gedurende de gehele beoordelingsperiode prijsdruk uit. Deze conclusie is in overeenstemming met het vorige onderzoek betreffende hetzelfde product (53).

(171)

Bovendien kon de bedrijfstak van de Unie zich, zoals toegelicht in overweging 149, tijdens de tweede helft van de beoordelingsperiode (van 2020 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek) wat de verkoop betreft herstellen door het wereldwijde tekort als gevolg van overheidsmaatregelen in verband met de COVID-19-pandemie, maar moest hij tegelijkertijd het hoofd bieden aan de gestegen productiekosten, zoals hogere vaste kosten door de tijdelijke stillegging van de capaciteit als gevolg van COVID-gerelateerde lockdowns in de verwerkende industrie en hogere kosten voor energie en bepaalde grondstoffen. Tegelijkertijd kon de bedrijfstak van de Unie zijn productievolumes niet onmiddellijk aanzienlijk verhogen, vanwege de tijd die nodig was om de onbenutte capaciteit weer in gebruik te nemen. Hierdoor werden gebruikers in de EU tijdelijk gedwongen goederen uit de VRC te kopen tegen veel hogere prijzen, waardoor het Chinese marktaandeel in het tijdvak van het nieuwe onderzoek steeg tot 6,5 %.

(172)

Bovendien had de bedrijfstak van de Unie, zoals toegelicht in overweging 150, langetermijncontracten met de gebruikers en kon hij zijn verkoopprijzen niet onmiddellijk verhogen om te profiteren van de verbeterde marktsituatie en de afwezigheid van schade veroorzakende Chinese prijzen. Anderzijds beschikten de Chinese producenten van glasvezelversterkingen over de flexibiliteit om op spotbasis te leveren, waardoor zij hun prijzen verhoogden overeenkomstig de marktprijzen. Hierdoor waren alle financiële prestatie-indicatoren van de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek negatief.

(173)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de door de bedrijfstak van de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek geleden schade niet kon worden toegeschreven aan de invoer met dumping uit de VRC en dat andere factoren, afzonderlijk of gezamenlijk beschouwd, van invloed waren op de schade die de bedrijfstak van de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek heeft geleden, waardoor het oorzakelijk verband tussen de invoer uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geleden schade werd verzwakt.

(174)

De Commissie heeft voorts overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening beoordeeld of herhaling van de door de invoer met dumping uit de VRC veroorzaakte schade waarschijnlijk is, mochten de antidumpingmaatregelen komen te vervallen.

7.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE DIE WORDT VEROORZAAKT DOOR DE INVOER MET DUMPING UIT DE VRC

(175)

Om te beoordelen hoe waarschijnlijk herhaling van schade als gevolg van de invoer met dumping uit de VRC is, heeft de Commissie de volgende factoren onderzocht: a) het waarschijnlijke prijsniveau van de invoer uit de VRC bij afwezigheid van antidumpingmaatregelen, b) de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, c) de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in de VRC.

7.1.1.   Waarschijnlijke prijsniveaus van de invoer uit de VRC zonder antidumpingmaatregelen

(176)

Uit het onderzoek is gebleken dat de prijzen van de Chinese invoer met dumping, gerapporteerd op cif-niveau, aanzienlijk zijn gestegen (met 46 %) in het laatste jaar van de beoordelingsperiode, d.w.z. tussen 2020 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Deze stijging was evenwel voornamelijk toe te schrijven aan de uitzonderlijke stijging van de vrachtkosten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De geschatte Chinese prijs af fabriek steeg namelijk slechts met 5 % tussen 2020 en 2021 en bedroeg ongeveer 907 EUR per ton, wat ruim onder de gemiddelde prijs af fabriek van de producenten in de Unie lag (1 092 EUR/ton). Indien de vrachtkosten tussen 2020 en 2021 onveranderd waren gebleven, zou de Chinese invoer zonder rechten de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 21,1 % hebben onderboden en onder de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie zijn gebleven, hetgeen vergelijkbaar was geweest met de situatie in de jaren voorafgaand aan het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(177)

Bovendien was de stijging van de vrachtkosten uitzonderlijk en tijdelijk van aard, aangezien deze kosten van 2020 tot 2021 verzevenvoudigden, maar vanaf november 2022 weer daalden tot het oorspronkelijke niveau van 2020 (54). Hierdoor daalde ook de Chinese invoerprijs vanaf november 2022, en was deze prijs op cif-niveau begin 2023 terug op het niveau van de prijs van de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, namelijk 1 093 EUR/ton. Begin 2023 onderboden de Chinese invoerprijzen de prijzen van de bedrijfstak van de Unie na het tijdvak van het nieuwe onderzoek opnieuw met 14,9 % en lagen zij ruim onder de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek (gemiddeld 1 181 EUR/ton in 2022) en na dat tijdvak (gemiddeld 1 445 EUR/ton in 2022) (55).

(178)

Op basis van de bovenstaande analyse concludeerde de Commissie dat de Chinese invoerprijzen op cif-niveau tijdelijk stegen als gevolg van de gestegen vrachtkosten, maar dat zij, zodra die kosten in november 2022 weer terugkeerden naar het oorspronkelijke niveau, begonnen te dalen naar het niveau van voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek, waarbij de prijs van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk werd onderboden en onder druk gezet. Gezien de uitzonderlijke en tijdelijke stijging van de Chinese invoerprijzen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek en de ontwikkeling ervan na het tijdvak na het nieuwe onderzoek, is het waarschijnlijk dat de prijzen van de invoer met dumping uit de VRC zonder antidumpingmaatregelen de prijs van de bedrijfstak van de Unie zouden onderbieden en onderdrukken.

7.1.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(179)

De markt van de Unie is aantrekkelijk qua omvang en prijsstelling, gezien het verbruik in de Unie en het prijsniveau in de Unie, dat hoger is vergeleken met andere belangrijke bestemmingen van Chinese uitvoer. De uitvoerstatistieken van de Global Trade Atlas-databank (56) wijzen uit dat de Chinese prijzen bij uitvoer naar de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek gemiddeld 26 % hoger waren dan de prijzen van de Chinese uitvoer naar de drie belangrijkste uitvoermarkten (de Verenigde Staten, Zuid-Korea en India, met uitzondering van de Unie). Hierdoor is de markt van de Unie een lucratievere bestemming dan de markten van andere derde landen. De markt van de Unie was al in het tijdvak van het nieuwe onderzoek de tweede bestemming voor uitgevoerde glasvezelversterkingen uit de VRC. Bovendien is de VRC na Maleisië en Egypte de op twee na grootste exporteur van glasvezelversterkingen naar de Unie.

(180)

Bovendien bleek uit het onderzoek van de gegevens met betrekking tot de periode na het tijdvak van het nieuwe onderzoek dat de invoer uit de VRC aanzienlijk is toegenomen, van ongeveer 61 000 ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tot meer dan 91 000 ton in 2022 (een stijging van 50 %), waaruit duidelijk blijkt hoe aantrekkelijk de markt van de Unie is voor Chinese producenten van glasvezelversterkingen.

(181)

De aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor Chinese producenten van glasvezelversterkingen wordt ook bevestigd door het feit dat CPIC en de CNBM-groep (grote producenten van glasvezelversterkingen in de VRC) kort na de instelling van de antisubsidie- en antidumpingmaatregelen tegen de VRC in december 2014 een begin hebben gemaakt met de grootschalige uitvoer van glasvezelversterkingen uit fabrieken in Bahrein en Egypte om de Europese markt te bedienen. Zoals in een eerder onderzoek naar hetzelfde product (57) is bevestigd, heeft de CNBM-groep de fabriek in Egypte geopend met het uitdrukkelijke doel om glasvezelversterkingen op de markt van de Unie te verkopen om de op de invoer uit de VRC geheven rechten te omzeilen.

(182)

Gezien de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie in termen van marktomvang, historische handelsstromen en de ontwikkelingen van deze handelsstromen na het tijdvak van het nieuwe onderzoek, is het waarschijnlijk dat aanzienlijke hoeveelheden die momenteel op andere markten worden verkocht, naar de markt van de Unie zouden worden verlegd indien de antidumpingmaatregelen zouden komen te vervallen.

7.1.3.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(183)

Volgens de door de indiener van het verzoek verstrekte informatie bedroeg de overcapaciteit in de VRC ten minste 1,1 miljoen ton, oftewel meer dan 100 % van het verbruik in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Ondanks de structurele overcapaciteit op de binnenlandse markt van de VRC bleven de producenten de bestaande capaciteit uitbreiden of nieuwe capaciteit aankondigen na het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Indien de aangekondigde capaciteitsuitbreiding wordt verwezenlijkt, komt de Chinese overcapaciteit uit op 2,6 miljoen ton, oftewel meer dan het dubbele van het totale verbruik in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(184)

Gezien de aantrekkelijkheid van de hierboven beschreven markt van de Unie is het waarschijnlijk dat de bestaande reservecapaciteit uit de VRC naar de markt van de Unie wordt verzonden indien de antidumpingmaatregelen worden ingetrokken.

7.2.   Conclusie inzake de waarschijnlijkheid van herhaling van schade als gevolg van invoer met dumping uit de VRC

(185)

Mochten de maatregelen komen te vervallen, dan kan redelijkerwijs worden verwacht dat de invoer van glasvezelversterkingen uit de VRC in de Unie tegen dumpingprijzen — gezien de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de enorme beschikbare reservecapaciteit in de VRC — aanzienlijk zou toenemen, waardoor de prijzen van de bedrijfstak van de Unie zouden worden onderboden en prijsverhogingen zouden worden verhinderd. De Chinese uitvoer naar de Unie zou snel een nog groter marktaandeel winnen van de bedrijfstak van de Unie, die onmiddellijk te maken zou krijgen met een daling van de verkoop en een stijging van zijn vaste kosten per eenheid. De stijging van de vaste kosten in combinatie met een daling van de verkoopprijzen zou onmiddellijk negatieve gevolgen hebben voor de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie, die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek negatief bleef. Bijgevolg zou de bedrijfstak van de Unie nog verlieslijdender worden en zou zijn levensvatbaarheid in gevaar komen.

(186)

Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het ontbreken van maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een aanzienlijke toename van de invoer met dumping uit de VRC tegen schade veroorzakende prijzen, die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie zouden onderbieden en onderdrukken en bijgevolg aanmerkelijke schade zouden veroorzaken en de reeds door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, die tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd geconstateerd, nog zouden verergeren.

8.   BELANG VAN DE UNIE

(187)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle betrokken belangen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers.

8.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(188)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie schade had geleden en dat de intrekking van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot een aanzienlijke toename van de invoer met dumping van glasvezelversterkingen uit de VRC, waarbij de prijzen van de bedrijfstak van de Unie sterk zouden worden onderboden en onderdrukt, waardoor de tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek waargenomen aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie nog zou verergeren.

(189)

De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat het in het belang van de bedrijfstak van de Unie is om de maatregelen te handhaven.

8.2.   Belang van niet-verbonden importeurs

(190)

De Commissie heeft alle niet-verbonden importeurs uitgenodigd aan het onderzoek mee te werken. Slechts één importeur was geregistreerd als belanghebbende, maar die heeft de vragenlijst niet beantwoord.

(191)

Volgens de Commissie zijn glasvezelversterkingen een in hoge mate gestandaardiseerd product en kan heel efficiënt op andere bevoorradingsbronnen worden overgestapt.

(192)

Op grond hiervan heeft de Commissie, mede gelet op de alternatieve bevoorradingsbronnen waarop geen maatregelen van toepassing zijn, geconcludeerd dat de thans geldende maatregelen geen significante negatieve gevolgen hebben voor de situatie van de importeurs en dat de handhaving van de maatregelen hen niet onnodig zou treffen.

8.3.   Belang van de gebruikers

(193)

Slechts drie individuele gebruikers en één vereniging van gebruikers (58) meldden zich als belanghebbenden, maar geen van hen heeft de vragenlijst van de Commissie beantwoord.

(194)

De gebruikersvereniging heeft zich voor de maatregelen uitgesproken en daarbij opgemerkt dat de producenten van glasvezelversterkingen in de Unie de drijvende krachten achter O & O en innovatie zijn (59). Zonder de maatregelen zouden de textielverwerkende industrie en de innovatie in deze sector tot stilstand komen. Als de bedrijfstak van de Unie zijn activiteiten zou staken, zou de textielindustrie in de Unie bovendien voor de levering van rovings bijna volledig afhankelijk worden van staatsbedrijven in de VRC, waardoor zij in een zeer kwetsbare positie zou terechtkomen. Dit risico deed zich reeds voor tijdens de COVID-19-pandemie, toen verschillende textielproducenten in de Unie nul op het rekest kregen van Chinese leveranciers van rovings, die opmerkten pas aan buitenlandse afnemers te zullen leveren zodra het binnenlandse tekort was verlicht. Het voortbestaan van de textielverwerkende industrie in de Unie hangt dus ook af van de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de glasvezelversterkingen in de Unie.

(195)

Aangezien zich geen individuele gebruikers hebben gemeld, zijn de beste beschikbare gegevens waarover de Commissie in dit verband beschikt, de conclusies van eerdere onderzoeken: het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen, zoals beschreven in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/724, waarin werd geconcludeerd dat de verlenging van de maatregelen een beperkt effect zou hebben op de situatie van de gebruikers, en het antisubsidieonderzoek zoals beschreven in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/379, waarin werd geconcludeerd dat, gezien de alternatieve voorzieningsbronnen waarop geen maatregelen van toepassing zijn en aangezien er geen duidelijk bewijs is dat de extra kosten van de maatregelen ten aanzien van de invoer niet door de gebruikers konden worden opgevangen, de negatieve gevolgen voor de gebruikers niet duidelijk aantoonden dat het niet in het belang van de Unie is om de maatregelen toe te passen.

8.4.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(196)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van glasvezelversterkingen van oorsprong uit de VRC niet te handhaven.

9.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(197)

Op basis van de conclusies van de Commissie inzake voortzetting van dumping, herhaling van schade als gevolg van de invoer met dumping uit de VRC en het belang van de Unie, moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van glasvezelversterkingen uit de VRC worden gehandhaafd.

(198)

Om het risico op ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen”.

(199)

Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle vereisten van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving.

(200)

Indien het volume van de uitvoer door een van de ondernemingen die een lager individueel recht genieten, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan het voor het gehele land geldende recht in te stellen.

(201)

De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in deze verordening worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het onderzochte product voor zover het van oorsprong is uit de VRC en is geproduceerd door de genoemde rechtspersonen. Ten aanzien van de invoer van het onderzochte product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde ondernemingen verbonden zijn, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(202)

Een onderneming die haar naam wijzigt, mag vragen deze individuele antidumpingrechten te blijven toepassen. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (60). Dit verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om het op haar van toepassing zijnde recht te genieten. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een verordening over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(203)

Alle belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan het voornemen bestond om handhaving van de bestaande maatregelen aan te bevelen. Ook konden zij hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Kleine correcties in de gegevens van de bedrijfstak van de Unie zijn in deze verordening in aanmerking genomen; er werden geen andere opmerkingen ontvangen.

(204)

Indien een bedrag moet worden terugbetaald naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (61), geldt ingevolge artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad als rentevoet de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand.

(205)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op gesneden glasvezelstrengen met een lengte van niet meer dan 50 mm; glasvezelrovings, met uitzondering van glasvezelrovings die worden geïmpregneerd en gecoat en een gloeiverlies van meer dan 3 % hebben (zoals vastgesteld volgens ISO-norm 1887); en matten van glasvezelfilamenten, met uitzondering van matten van glaswol, die momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes 7019 11 00, ex 7019 12 00 (Taric-codes 7019120022, 7019120025, 7019120026 en 7019120039) en 7019 14 00 en 7019 15 00 (62) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde producten, zijn als volgt:

Onderneming

Antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Jushi Group Co., Ltd; Jushi Group Chengdu Co., Ltd; Jushi Group Jiujiang Co., Ltd

14,5

B990

Changzhou New Changhai Fiberglass Co., Ltd; Jiangsu Changhai Composite Materials Holding Co., Ltd; Changzhou Tianma Group Co., Ltd

0

A983

Chongqing Polycomp International Corporation

19,9

B991

Andere medewerkende ondernemingen die zijn opgenomen in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/724

15,9

 

Alle andere ondernemingen

19,9

A999

3.   De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen, zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die als volgt luidt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (onderzocht product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.

4.   Wanneer goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs derhalve met het oog op de vaststelling van de douanewaarde overeenkomstig artikel 131, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (63) verhoudingsgewijs is verminderd, wordt het op basis van bovenbedoeld bedrag berekende antidumpingrecht met hetzelfde percentage verminderd als de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

5.   Bij wijziging of opheffing van de bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/328 ingestelde definitieve compenserende rechten worden de in lid 2 vermelde rechten per onderneming in gelijke mate verhoogd, tot maximaal de geconstateerde werkelijke dumpingmarge of de schademarge zoals passend per onderneming en vanaf de inwerkingtreding van deze verordening.

6.   Indien het compenserende recht voor bepaalde producenten-exporteurs in mindering is gebracht op het antidumpingrecht, leiden verzoeken om terugbetaling uit hoofde van artikel 21 van Verordening (EU) 2016/1037 ook tot een beoordeling van de dumpingmarge die gedurende het onderzoektijdvak voor de terugbetaling op die producent-exporteur van toepassing was. Het bedrag dat aan de indiener van het verzoek moet worden terugbetaald, mag niet hoger zijn dan het verschil tussen het geïnde recht en de gecombineerde compenserende en antidumpingrechten zoals vastgesteld in het terugbetalingsonderzoek.

7.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 248/2011 van de Raad van 9 maart 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van bepaalde continuglasvezelproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 67 van 15.3.2011, blz. 2).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1379/2014 van de Commissie van 16 december 2014 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde producten van glasvezelfilamenten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 248/2011 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde continuglasvezelproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 367 van 23.12.2014, blz. 22).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/724 van de Commissie van 24 april 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van bepaalde continuglasvezelproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 107 van 25.4.2017, blz. 4).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/328 van de Commissie van 24 februari 2021 tot instelling van een definitief compenserend recht op continuglasvezelproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 65 van 25.2.2021, blz. 1).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/870 van de Commissie van 24 juni 2020 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopig compenserend recht op de invoer van continuglasvezelproducten van oorsprong uit Egypte en tot heffing van een definitief compenserend recht op de geregistreerde invoer van continuglasvezelproducten van oorsprong uit Egypte (PB L 201 van 25.6.2020, blz. 10).

(7)  PB C 167 van 21.4.2022, blz. 20.

(8)  https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2595

(9)  Sinds 1 januari 2022 worden matten niet langer ingedeeld onder GN-code 7019 31 00 maar onder de GN-codes 7019 14 00 en 7019 15 00. Tot en met 31 december 2021 waren de Taric-codes 7019310010 en 7019310090 van toepassing. Sinds 1 januari 2022 zijn zij vervangen door de Taric-codes 7019140010, 7019140090, 7019150010 en 7019150090.

(10)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/492 van de Commissie van 1 april 2020 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte (PB L 108 van 6.4.2020, blz. 1).

(11)  Ibid., overwegingen 161, 162 en 167.

(12)  Ibid., overwegingen 116 tot en met 119.

(13)  Ibid., overwegingen 120 tot en met 122. Het recht van overheidsinstanties om belangrijk leidinggevend personeel in staatsondernemingen te benoemen en te ontslaan, zoals bepaald in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als afspiegeling van de desbetreffende eigendomsrechten, maar daarnaast vormen de CCP-cellen in ondernemingen — niet alleen in staatsondernemingen maar ook in particuliere ondernemingen — een ander belangrijk kanaal waardoor de staat zich in de besluitvorming van bedrijven kan mengen. Volgens het vennootschapsrecht van de VRC moet in elke onderneming een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP) en moet de onderneming de nodige voorwaarden scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie. Deze eis lijkt in het verleden niet altijd te zijn gevolgd of strikt te zijn gehandhaafd. De CCP heeft haar aanspraken op zeggenschap bij zakelijke beslissingen in staatsondernemingen in elk geval sinds 2016 echter nadrukkelijk als politiek beginsel doen gelden. Ook zijn er berichten dat de CCP druk uitoefent op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen. In 2017 werd bericht dat in 70 % van circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen het laatste woord te laten hebben. Deze regels zijn van algemene toepassing in de hele Chinese economie, in alle sectoren, ook bij fabrikanten van bladaluminium en de leveranciers van de basisproducten daarvoor.

(14)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/492 van de Commissie, overwegingen 123 tot en met 138.

(15)  Ibid., overwegingen 139 tot en met 142.

(16)  Ibid., overwegingen 143 tot en met 145.

(17)  Ibid., overwegingen 146 tot en met 155.

(18)  Werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2017) 483 final/2 van 20.12.2017, beschikbaar op: https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156474.pdf

(19)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/328.

(20)  Zie afdeling IV, onderafdeling 3 van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie.

(21)  Beschikbaar op: www.gov.cn/xinwen/2019-11/06/content_5449193.htm (geraadpleegd op 26 oktober 2022).

(22)  Beschikbaar op: https://www.miit.gov.cn/zwgk/zcwj/wjfb/tg/art/2021/art_ba8afb04dc694ad8a5830f15bd5ffda7.html (geraadpleegd op 26 oktober 2022).

(23)  Zie het 14e vijfjarenplan van de provincie Shandong voor bouwmaterialen, hoofdstuk IV, afdeling 4, beschikbaar op: https://huanbao.bjx.com.cn/news/20211129/1190544.shtml (geraadpleegd op 26 oktober 2022).

(24)  Zie het 14e vijfjarenplan van Chongqing voor de ontwikkeling van strategische en opkomende industrieën, beschikbaar op: http://www.cq.gov.cn/zwgk/zfxxgkzl/fdzdgknr/ghxx/zxgh/202203/t20220318_10526318.html (geraadpleegd op 26 oktober 2022).

(25)  Driejarig actieplan van Guangxi inzake strategische en opkomende industrieën: “De sector nieuwe materialen krachtig ontwikkelen. De nadruk ligt op de doorbraak van geavanceerde technologieën en de bevordering van hoogwaardige producten, met name de ontwikkeling van hoogwaardige materialen van staal, non-ferrometalen en calciumcarbonaat, nieuwe materialen voor batterijen, hoogwaardige glasvezelcomposietmaterialen, grafeen enz. Tegen 2023 zal de productiewaarde van de sector nieuwe materialen oplopen tot 133 miljard yuan en de toegevoegde waarde tot 44 miljard yuan.”.

(26)  14e vijfjarenplan van Hubei voor de hoogwaardige ontwikkeling van nieuwe materialen: “De nadruk leggen op de bevordering van slimme productietechnologie voor grote glasvezelovens, glasvezelproducten en -technologieën voor 5G enz., en gezamenlijk wetenschappelijk onderzoek met ondernemingen als centrale aanspreekpunten ondersteunen.”.

(27)  14e vijfjarenplan van Zhejiang voor de ontwikkeling van de sector nieuwe materialen: “Met de economische ontwikkelingszone van Tongxiang [waar Jushi gevestigd is (ter toelichting toegevoegd door de Commissie)] als zwaartepunt, zich toespitsen op hoogwaardige vezel- en composietmaterialen, hoogwaardige materialen voor batterijen, geavanceerde nieuwe materialen en andere deelgebieden, om een industriële keten te creëren voor hoogwaardige glasvezels en composietmaterialen alsook voor hoogwaardige materialen voor batterijen en downstreamproducten, teneinde de waardeketen te verbeteren.”.

(28)  Zie f10.eastmoney.com/f10_v2/CompanyManagement.aspx?code = sh600176 (geraadpleegd op 26 oktober 2022).

(29)  Zie https://www.ctgf.com/contents/12/8897.html (geraadpleegd op 26 oktober 2022).

(30)  Zie https://www.cpicfiber.com/index/listr/s/107/id/2937.html (geraadpleegd op 26 oktober 2022) en f.dfcfw.com/pdf/H2_AN202202221548514546_1.pdf (geraadpleegd op 26 oktober 2022).

(31)  Zie de statuten van de onderneming, beschikbaar op: https://pdf.dfcfw.com/pdf/H2_AN202203181553440430_1.pdf?1647632338000.pdf (geraadpleegd op 26 oktober 2022).

(32)  Artikel op de website van Taishan, beschikbaar op: https://www.ctgf.com/contents/16/6469.html (geraadpleegd op 26 oktober 2022).

(33)  Driejarig actieplan van Guangxi inzake strategische en opkomende industrieën.

(34)  World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income

(35)  Als het onderzochte product in geen enkel land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau wordt geproduceerd, kan de productie van een product in dezelfde algemene categorie en/of sector als die van het onderzochte product in aanmerking worden genomen.

(36)  TÜİK, Ekonomik faaliyete göre haftalık fiili çalışma süresi ve aylık ortalama işgücü maliyeti, 2020, https://data.tuik.gov.tr/Bulten/Index?p=Isgucu-Maliyeti-Istatistikleri-2020-37495

(37)  TÜİK, Elektrik ve Doğal Gaz Fiyatları, II. Dönem: Temmuz-Aralık, 2021, https://data.tuik.gov.tr/Bulten/Index?p=Electricity-and-Natural-Gas-Prices-Period-II:-July-December,-2021-45566

(38)  http://www.gtis.com/gta/secure/default.cfm

(39)  TÜİK, Ekonomik faaliyete göre haftalık fiili çalışma süresi ve aylık ortalama işgücü maliyeti, 2020, https://data.tuik.gov.tr/Bulten/Index?p=Isgucu-Maliyeti-Istatistikleri-2020-37495

(40)  TÜİK, Elektrik ve Doğal Gaz Fiyatları, II. Dönem: Temmuz-Aralık, 2021, https://data.tuik.gov.tr/Bulten/Index?p=Electricity-and-Natural-Gas-Prices-Period-II:-July-December,-2021-45566

(41)  Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33).

(42)  TÜİK, Ekonomik faaliyete göre haftalık fiili çalışma süresi ve aylık ortalama işgücü maliyeti, 2020, https://data.tuik.gov.tr/Bulten/Index?p=Isgucu-Maliyeti-Istatistikleri-2020-37495

(43)  TÜİK, Elektrik ve Doğal Gaz Fiyatları, II. Dönem: Temmuz-Aralık, 2021, https://data.tuik.gov.tr/Bulten/Index?p=Electricity-and-Natural-Gas-Prices-Period-II:-July-December,-2021-45566

(44)  TÜİK, Elektrik ve Doğal Gaz Fiyatları, II. Dönem: Temmuz-Aralık, 2021, https://data.tuik.gov.tr/Bulten/Index?p=Electricity-and-Natural-Gas-Prices-Period-II:-July-December,-2021-45566

(45)  Türkiye Şişe Ve Cam Fabrikalari A.Ş., jaarverslag 2021: https://www.sisecam.com.tr/en/investor-relations/presentations-and-bulletins/annual-reports

(46)  Bijlage 10 bij het verzoek om een nieuw onderzoek.

(47)  Informatie op 8-cijferniveau voor de drie categorieën glasvezelversterkingen (gesneden strengen, rovings en matten) uit de Global Trade Atlas. Informatie over de prijzen op GN-niveau.

(48)  Gegevens ontleend aan Eurostat.

(49)  Punt 4.3 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/379 van de Commissie van 5 maart 2020 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op continuglasvezelproducten van oorsprong uit Egypte (PB L 69 van 6.3.2020, blz. 14).

(50)  Bijlage 10 bij het verzoek om een nieuw onderzoek.

(51)  Overweging 283 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/328.

(52)  Bussen van rodium en platina worden gebruikt bij de productie van glasvezels om de temperatuur van de hete filament dat door de vezels loopt, te helpen beheersen.

(53)  Overwegingen 279 tot en met 281 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/328.

(54)  Aan de hand van de mondiale containerindex van Shanghai tot Genua en Rotterdam.

(55)  Aan de hand van de maandelijkse gegevens van na het tijdvak van het nieuwe onderzoek zoals ingediend door de producenten in de Unie.

(56)  Er waren statistieken beschikbaar op het niveau van zescijferige GS-codes, waardoor de productomschrijving veel ruimer was dan het onderzochte product.

(57)  Overweging 296 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/328.

(58)  Tech-Fab Europe — een vereniging van producenten van technische stoffen in de Unie.

(59)  Technisch gezien hangt de ontwikkeling van nieuwe en betere producten en toepassingen af van de wisselwerking van de rovings met harsen en andere materialen en van de sterkte die bij het weven aan een stof kan worden gegeven.

(60)  Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat G, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.

(61)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(62)  Sinds 1 januari 2022 worden matten niet langer ingedeeld onder GN-code 7019 31 00 maar onder de GN-codes 7019 14 00 en 7019 15 00. Tot en met 31 december 2021 waren de Taric-codes 7019310010 en 7019310090 van toepassing. Sinds 1 januari 2022 zijn zij vervangen door de Taric-codes 7019140010, 7019140090, 7019150010 en 7019150090.

(63)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).


14.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/90


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1453 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2023

tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1533 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1, punt b), ii),

Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (2), en met name artikel 54, lid 4, eerste alinea, punt b), en artikel 90, eerste alinea, punten a), c) en f),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Na het ongeval in de kerncentrale van Fukushima op 11 maart 2011 werd de Commissie ervan in kennis gesteld dat het radionuclideniveau in bepaalde levensmiddelen van oorsprong uit Japan de in Japan geldende actiedrempels voor levensmiddelen overschreed. Aangezien een dergelijke besmetting een bedreiging kan vormen voor de gezondheid van mens en dier in de Unie, zijn bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 297/2011 van de Commissie (3) bijzondere voorwaarden vastgesteld voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan. Die uitvoeringsverordening is ingetrokken en achtereenvolgens vervangen door de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 961/2011 (4), (EU) nr. 284/2012 (5), (EU) nr. 996/2012 (6), (EU) nr. 322/2014 (7), (EU) 2016/6 (8) en (EU) 2021/1533 (9) van de Commissie.

(2)

De bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima zijn in die opeenvolgende herzieningen geleidelijk versoepeld. De bijzondere voorwaarden van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1533 bevatten strikte maximale radionuclideniveaus voor de in de lijst opgenomen producten uit de getroffen prefecturen en vereisen dat die producten op radioactiviteit worden getest voordat zij naar de Unie worden uitgevoerd en dat de autoriteiten certificeren dat die producten voldoen aan de strikte maximale radionuclideniveaus.

(3)

Sinds juni 2011 zijn bij binnenkomst in de Unie geen gevallen van niet-naleving van die maximale radionuclideniveaus vastgesteld, waaruit blijkt dat het ingevoerde controlesysteem en de door de Japanse autoriteiten uitgevoerde controles doeltreffend zijn. Bovendien worden de producten van oorsprong uit de specifieke prefecturen waarvoor in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1533 bijzondere voorwaarden voor invoer zijn vastgesteld, slechts in kleine hoeveelheden met de Unie verhandeld en is hun bijdrage aan de blootstelling van de bevolking van de Unie aan radionucliden verwaarloosbaar.

(4)

De bevoegde Japanse autoriteiten hebben zich ertoe verbonden een passend en uitgebreid controlesysteem voor de opsporing van radionucliden in diervoeders en levensmiddelen in stand te houden en de monitoringresultaten openbaar te maken door regelmatig alle monitoringresultaten te publiceren op de website van het Japanse Ministerie van Volksgezondheid, Arbeid en Welzijn.

(5)

Hoewel de Commissie de niveaus van radionucliden in levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit Japan zal blijven volgen om een hoge mate van bescherming van de veiligheid van de consument te waarborgen, hoeven de maatregelen van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1533 niet langer te worden gehandhaafd om een hoog niveau van bescherming van de diergezondheid en de volksgezondheid te waarborgen.

(6)

Daarom moet Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1533 worden ingetrokken.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Intrekking

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1533 wordt ingetrokken.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 297/2011 van de Commissie van 25 maart 2011 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima (PB L 80 van 26.3.2011, blz. 5).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 van de Commissie van 27 september 2011 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 297/2011 (PB L 252 van 28.9.2011, blz. 10).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 284/2012 van de Commissie van 29 maart 2012 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 (PB L 92 van 30.3.2012, blz. 16).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 996/2012 van de Commissie van 26 oktober 2012 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 284/2012 (PB L 299 van 27.10.2012, blz. 31).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 322/2014 van de Commissie van 28 maart 2014 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima (PB L 95 van 29.3.2014, blz. 1).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/6 van de Commissie van 5 januari 2016 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 322/2014 (PB L 3 van 6.1.2016, blz. 5).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1533 van de Commissie van 17 september 2021 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/6 (PB L 330 van 20.9.2021, blz. 72).


14.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/93


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1454 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2023

tot verlening van een toelating van de Unie voor het uniek biocide “WESSOCLEAN GOLD LINE” overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 44, lid 5, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 28 september 2017 heeft WESSO AG overeenkomstig artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het agentschap”) een aanvraag ingediend voor een toelating van de Unie voor een uniek biocide met als naam “WESSOCLEAN GOLD LINE”, behorende tot de productsoorten 3 en 4 als omschreven in bijlage V bij die verordening, tezamen met de schriftelijke bevestiging dat de bevoegde autoriteit van Duitsland ermee heeft ingestemd de aanvraag te beoordelen. De aanvraag is in het biocidenregister geregistreerd onder zaaknummer BC-QN034236-29.

(2)

“WESSOCLEAN GOLD LINE” bevat perazijnzuur als werkzame stof; die stof is opgenomen in de Unielijst van goedgekeurde werkzame stoffen voor de productsoorten 3 en 4, als bedoeld in artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012.

(3)

Op 9 maart 2022 heeft de beoordelende bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 44, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een beoordelingsrapport en de conclusies van haar beoordeling bij het agentschap ingediend.

(4)

Op 14 oktober 2022 heeft het agentschap overeenkomstig artikel 44, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 zijn advies (2), de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van “WESSOCLEAN GOLD LINE” en het definitieve beoordelingsrapport betreffende het unieke biocide aan de Commissie toegezonden.

(5)

In het advies wordt geconcludeerd dat “WESSOCLEAN GOLD LINE” een uniek biocide is als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt r), van Verordening (EU) nr. 528/2012, dat het in aanmerking komt voor een toelating van de Unie overeenkomstig artikel 42, lid 1, van die verordening en dat het, onder voorbehoud van overeenstemming met de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van het biocide, voldoet aan de in artikel 19, lid 1, van die verordening gestelde voorwaarden.

(6)

Op 28 oktober 2022 heeft het agentschap, in overeenstemming met artikel 44, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012, de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van het biocide in alle officiële talen van de Unie aan de Commissie doen toekomen.

(7)

De Commissie sluit zich aan bij het advies van het agentschap en acht het daarom passend om voor “WESSOCLEAN GOLD LINE” een toelating van de Unie te verlenen.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan WESSO AG wordt een toelating van de Unie met toelatingsnummer EU-0029720-0000 verleend voor het op de markt aanbieden en het gebruik van het uniek biocide “WESSOCLEAN GOLD LINE”, overeenkomstig de in de bijlage vastgestelde samenvatting van de productkenmerken van het biocide.

De toelating van de Unie is geldig van 3 augustus 2023 tot en met 31 juli 2033.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Advies van het agentschap van 28 september 2022 over de toelating van de Unie voor het uniek biocide “WESSOCLEAN GOLD LINE” (ECHA/BPC/359/2022), https://echa.europa.eu/opinions-on-union-authorisation


BIJLAGE

Samenvatting van de productkenmerken van een biocide

WESSOCLEAN GOLD LINE

Productsoort 3 — Dierhygiëne (Desinfecteermiddelen)

Productsoort 4 — Voeding en diervoeders (Desinfecteermiddelen)

Toelatingsnummer: EU-0029720-0000

Toelatingsnummer in R4BP: EU-0029720-0000

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE

1.1.   Handelsna(a)m(en) van het product

Handelsnaam

WESSOCLEAN GOLD LINE

WESSOCLEAN AGRO PROTECT

1.2.   Toelatingshouder

Naam en adres van de toelatingshouder

Naam

WESSO AG

Adres

Wacholderweg 6, 90518 Altdorf b. Nürnberg, Duitsland

Toelatingsnummer

EU-0029720-0000

Toelatingsnummer in R4BP

EU-0029720-0000

Toelatingsdatum

3 augustus 2023

Vervaldatum

31 juli 2033

1.3.   Fabrikant(en) van het product

Naam van de fabrikant

WESSO AG

Adres van de fabrikant

Wacholderweg 6, 90518 Altdorf b. Nürnberg, Duitsland

Productielocatie

Wacholderweg 6, 90518 Altdorf b. Nürnberg, Duitsland

1.4.   Fabrikant(en) van de werkzame stof(fen)

Werkzame stof

Per-azijnzuur

Naam van de fabrikant

Evonik Resource Efficiency GmbH

Adres van de fabrikant

Postfach 1345, 63403 Hanau, Duitsland

Productielocatie

Evonik Peroxid GmbH, Industriestraße 11, 9721 Weissenstein, Oostenrijk

2.   PRODUCTSAMENSTELLING EN -FORMULERING

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van het product

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Per-azijnzuur

 

Werkzame stof

79-21-0

201-186-8

0,03

ethanol

 

Niet-werkzame stof

64-17-5

200-578-6

1,61

propaan-2-ol

 

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

2,52

waterstofperoxide

 

Niet-werkzame stof

7722-84-1

231-765-0

3,15

azijnzuur

 

Niet-werkzame stof

64-19-7

200-580-7

0,06

zwavelzuur

 

Niet-werkzame stof

7664-93-9

231-639-5

0,01

2.2.   Formuleringstype

AL — Vloeistof voor toepassing zonder verdunning

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN

Gevarencategorie

Kan bijtend zijn voor metalen.

Veroorzaakt ernstige oogirritatie.

Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.

Veiligheidsaanbevelingen

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren.

Na het werken met dit product de handen grondig wassen.

Voorkom lozing in het milieu.

Oogbescherming dragen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN: voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Bij aanhoudende oogirritatie: een arts raadplegen.

Gelekte/gemorste stof opnemen om materiële schade te vermijden.

Inhoud naar een erkende afvalverwijderingsinstallatie in overeenstemming met de nationale regelgeving afvoeren.

Verpakking afvoeren naar een erkende afvalverwijderingsinstallatie in overeenstemming met de nationale regelgeving

4.   TOEGELATEN GEBRUIK

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 1.

Gebruik # 1 — Gebruik 1 — Ontsmetting van broedeieren bij kamertemperatuur in een eierontsmettingssluis

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: bacteriën

Ontwikkelingsstadia: geen gegevens

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: gisten

Ontwikkelingsstadia: geen gegevens

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: schimmels

Ontwikkelingsstadia: geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Broederijen (eierontsmettingssluis), ontsmetting van broedeieren

Toepassingsmethode(n)

Methode: hesloten systeem: koude verneveling

Gedetailleerde beschrijving:

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 1 liter onverdund product per 15 m3 (= 0,067 liter/m3) lucht in de kamer; gemiddelde druppelgrootte ≤ 15 μm

Verdunning (%): onverdund

Aantal en timing van de toepassing:

Ontsmet elke keer nadat de ontsmettingskamer opnieuw met eieren is gevuld.

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

fles van 1 liter (polyethyleen — PE)

blik van 20 liter (hogedichtheidpolyethyleen — HDPE)

vat van 220 liter (HDPE)

IBC (Intermediate Bulk Container) van 1 000 liter (PE)

4.1.1.   Gebruikspecifieke gebruiksinstructies

1)

Verspreid 1 liter product per 15 m3 (= 0,067 l/m3) gedurende minstens 30 minuten. De contacttijd start wanneer het vereiste totale volume product (zie toepassingsverhouding) is verneveld.

Voor een bacteriedodende, gistdodende en schimmeldodende doeltreffendheid moet u het product gedurende 60 minuten contacttijd op 20 °C laten inwerken. Daarna moet de lucht in de kamer worden vervangen door middel van een afzuigsysteem.

2)

Het product is een oplossing klaar voor gebruik.

3)

Ontsmet elke keer nadat de ontsmettingskamer opnieuw met eieren is gevuld.

4)

Alleen voor gebruik in droge gesloten ruimten van 4-150 m3.

5)

Biologische validatie van de biociden moet door de gebruiker worden uitgevoerd voor elke kamerconfiguratie (inclusief bijv. broedeieren, uitrustingen) die via verneveling ontsmet moet worden (of in een geschikte “standaard” kamer in een faciliteit, indien van toepassing) met de apparaten die voor het ontsmettingsproces moeten worden gebruikt, waarna een protocol voor ontsmettingsprocessen in deze kamers kan worden opgesteld en daarna gebruikt.

4.1.2.   Gebruikspecifieke risicobeperkende maatregelen

Zie algemene richtlijnen voor gebruik.

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Zie algemene richtlijnen voor gebruik.

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Zie algemene richtlijnen voor gebruik.

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Zie algemene richtlijnen voor gebruik.

4.2.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 2.

Gebruik # 2 — Gebruik 2 — Ontsmetting van broedeieren bij 36 °C, in de broedmachine

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: bacteriën

Ontwikkelingsstadia: geen gegevens

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: gisten

Ontwikkelingsstadia: geen gegevens

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: schimmels

Ontwikkelingsstadia: geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Broederijen (broedmachine), ontsmetting van broedeieren

Toepassingsmethode(n)

Methode: gesloten systeem: koude verneveling

Gedetailleerde beschrijving:

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 1 liter onverdund product per 15 m3 (= 0,067 liter/m3) lucht in de kamer; gemiddelde druppelgrootte ≤ 15 μm

Verdunning (%): onverdund

Aantal en timing van de toepassing:

Ontsmet elke keer nadat de ontsmettingskamer opnieuw met eieren is gevuld.

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

fles van 1 l (PE)

blik van 20 liter (HDPE)

vat van 220 liter (HDPE)

IBC-container van 1 000 liter (PE)

4.2.1.   Gebruikspecifieke gebruiksinstructies

1)

Verspreid 1 liter product per 15 m3 (= 0,067 l/m3) gedurende minstens 30 minuten. De contacttijd start wanneer het vereiste totale volume product (zie toepassingsverhouding) is verneveld.

Voor een bacteriedodende, gistdodende en schimmeldodende doeltreffendheid moet u het product gedurende 60 minuten contacttijd op 36 °C laten inwerken. Daarna moet de lucht in de kamer worden vervangen door middel van een afzuigsysteem.

2)

Het product is een oplossing klaar voor gebruik.

3)

Ontsmet elke keer nadat de ontsmettingskamer opnieuw met eieren is gevuld.

4)

Alleen voor gebruik in droge gesloten ruimten van 4-150 m3.

5)

Biologische validatie van de biociden moet door de gebruiker worden uitgevoerd voor elke kamerconfiguratie (inclusief bijv. broedeieren, uitrustingen) die via verneveling ontsmet moet worden (of in een geschikte “standaard” kamer in een faciliteit, indien van toepassing) met de apparaten die voor het ontsmettingsproces moeten worden gebruikt, waarna een protocol voor ontsmettingsprocessen in deze kamers kan worden opgesteld en daarna gebruikt.

4.2.2.   Gebruikspecifieke risicobeperkende maatregelen

Zie algemene richtlijnen voor gebruik.

4.2.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Zie algemene richtlijnen voor gebruik.

4.2.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Zie algemene richtlijnen voor gebruik.

4.2.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Zie algemene richtlijnen voor gebruik.

4.3.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 3.

Gebruik # 3 — Gebruik 3 — Ontsmetting van oppervlakken in de groenten-, fruit- en plantenverpakkingsindustrie door verspreiding via de lucht

Productsoort

PT 04 — Voeding en diervoeders

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: bacteriën

Ontwikkelingsstadia: geen gegevens

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: gisten

Ontwikkelingsstadia: geen gegevens

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: schimmels

Ontwikkelingsstadia: geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Niet-poreuze oppervlakken van transport- en opslaguitrustingen voor aardappelen, fruit, groenten en planten zonder rechtstreeks contact met aardappelen, fruit, groenten of planten.

Toepassingsmethode(n)

Methode: gesloten systeem: koude verneveling

Gedetailleerde beschrijving:

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 40 ml product per 1 m3 (= 0,04 liter/m3) lucht in de kamer; gemiddelde druppelgrootte ≤ 15 μm

Verdunning (%): onverdund

Aantal en timing van de toepassing:

Ontsmet voordat nieuwe items in de verpakkingslijn geplaatst worden.

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

fles van 1 liter (PE)

blik van 20 liter (HDPE)

vat van 220 liter (HDPE)

IBC-container van 1 000 liter (PE)

4.3.1.   Gebruikspecifieke gebruiksinstructies

1)

Verspreid 40 ml product klaar voor gebruik per 1 m3 lucht in de kamer (= 0,04 liter/m3) gedurende minstens 30 minuten. De contacttijd vangt aan wanneer het vereiste totale volume product (zie toepassingsverhouding) is verneveld.

Voor een bacteriedodende, gistdodende en schimmeldodende doeltreffendheid moet u het product gedurende 30 minuten contacttijd op kamertemperatuur laten inwerken. Daarna moet de kamer grondig worden doorgelucht.

2)

Het product is een oplossing klaar voor gebruik, dat niet met water verdund mag worden.

3)

Ontsmet voordat nieuwe items in de verpakkingslijn geplaatst worden.

4)

Alleen voor gebruik in droge gesloten ruimten van 3-5 m3.

5)

Biologische validatie van de biociden moet door de gebruiker worden uitgevoerd voor elke installatie te gebruiken voor ontsmetting via verneveling (of in een geschikte “standaard” installatie in een faciliteit, indien van toepassing) met de apparaten die voor het ontsmettingsproces moeten worden gebruikt, waarna een protocol voor ontsmetting in deze installaties kan worden opgesteld en daarna gebruikt.

4.3.2.   Gebruikspecifieke risicobeperkende maatregelen

Zie algemene richtlijnen voor gebruik.

4.3.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Zie algemene richtlijnen voor gebruik.

4.3.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Zie algemene richtlijnen voor gebruik.

4.3.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Zie algemene richtlijnen voor gebruik.

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (1)

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Om het product te laden:

Het product mag uitsluitend met automatische pompen worden overgebracht/geladen.

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Om het product te laden:

1)

Draag een bescherming voor de ogen in overeenstemming met de Europese norm EN ISO 16321 of equivalent tijdens het gebruik van het product. Zie paragraaf 6 voor de volledige titel van de EN-norm.

Om het product toe te passen:

1)

Toepassing van het product is alleen toegestaan in gesloten, hermetisch afgedichte ontsmettingssystemen. Tijdens het ontsmettingsproces mogen er geen arbeiders aanwezig zijn. Tijdens de toepassing zijn geen arbeiders in de ontsmettingskamer toegelaten.

2)

De ontsmetting mag alleen van buiten de ontsmettingskamer worden gestart, om contact met het ontsmettingsmiddel te vermijden.

3)

Tijdens de ontsmetting moet de kamer hermetisch afgedicht blijven, en men moet vermijden opnieuw naar binnen te gaan. Er moet aangegeven worden dat het ontsmettingsproces in uitvoering is.

4)

Na de toepassing moet de kamer aan de hand van een technisch ventilatiesysteem volledig geventileerd worden.

5)

Opnieuw naar binnen gaan is alleen toegestaan als het product op alle oppervlakken volledig is gedroogd en de concentraties van perazijnzuur en waterstofperoxide in de lucht onder de respectievelijke referentiewaarden (AEC's) zijn gedaald. Om voldoende ventilatie te verzekeren, moet men ofwel een ontsmettingssysteem gebruiken met sensoren die aangeven wanneer de relevante concentraties onder de referentiewaarden zijn gedaald, ofwel moet de vereiste duur van de technische ventilatie worden bepaald aan de hand van meting met geschikte meetapparatuur voor elke technische installatie en na elke wijziging in de relevante randvoorwaarden.

Voor reparatie of onderhoud van doseerpompen:

1)

Voorafgaand aan een reparatie of onderhoud aan de pompen uit te voeren, moeten aanwezige productresten grotendeels worden verwijderd door de pompen te spoelen.

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

Eerste hulp bij ongevallen

1)

NA INADEMING: een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVIC (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE) als er zich symptomen voordoen.

2)

NA INSLIKKEN: de mond spoelen. Geef de blootgestelde persoon iets te drinken als die in staat is om door te slikken. GEEN braken opwekken. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVIC (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

3)

BIJ CONTACT MET DE HUID: de huid met water wassen. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVIC (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE) als er zich symptomen voordoen.

4)

BIJ CONTACT MET DE OGEN: met water spoelen. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijf 5 minuten verder spoelen. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVIC (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

Milieu

5)

Vermijd rechtstreekse lozing van onverdund product in het milieu en rioleringssysteem.

6)

Grote gemorste hoeveelheden: bedek de vloeistof met absorberend materiaal. Dam in en verzamel het om het te verwijderen.

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

1)

Resten van biocide producten moeten worden verwijderd in overeenstemming met de richtlijn afvalstoffen (2008/98/EG) van het Europees Parlement en de Raad, en de Europese afvalcatalogus (EAC) alsook volgens de nationale en regionale voorschriften.

2)

Niet in afvoerkanalen lozen.

3)

Inhoud en verpakking afvoeren naar een erkend afvalinzamelpunt.

4)

Laat biociden in hun originele verpakkingen zitten. Niet mengen met andere afvalstoffen.

5)

Wanneer de verpakkingen volledig leeg zijn, kunnen ze gerecycled worden.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

1)

Houdbaarheidsduur: 12 maanden.

2)

Tegen vorst beschermen.

3)

Bij een temperatuur lager dan 30 °C bewaren.

6.   OVERIGE INFORMATIE

1)

Let op de EU-referentiewaarde van 0,5 mg/m3 voor het actieve bestanddeel perazijnzuur (CAS-nr.: 79-21-0) die voor de risicobeoordeling van dit product werd gebruikt.

2)

Let op de EU-referentiewaarde van 1,25 mg/m3 voor de tot bezorgheid aanleiding gevende stof waterstofperoxide (CAS-nr.: 7722-84-1) die voor de risicobeoordeling van dit product werd gebruikt.

3)

Let op de EU-referentiewaarde van 17,9 mg/m3 bw/d voor de tot bezorgheid aanleiding gevende stof propaan-2-ol (CAS-nr.: 67-63-0) die voor de risicobeoordeling van dit product werd gebruikt.

4)

Ter informatie: relatieve vochtigheid zoals getest in aangepaste EN 17272 voor doeltreffendheid: 33-53 %.

De volledige titels van de EN-normen waarnaar wordt verwezen in deze paragraaf en in de paragrafen 5.2 “Maatregelen om risico's te beperken” en 5.4 “Instructies voor veilige verwijdering van het product en de bijhorende verpakking” luiden als volgt:

EN 17272 — Chemische desinfectantia en antiseptica — Methoden voor desinfectie van kamers via de lucht aan de hand van geautomatiseerde processen — Bepaling van bacteriedodende, mycobacteriedodende, sporendodende, schimmeldodende, gistdodende, virusdodende en fagododende activiteiten

EN ISO16321 — Oog- en gezichtsbescherming voor beroepsmatig gebruik

Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake afval en tot intrekking van bepaalde Richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).


(1)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik.


14.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/103


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1455 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2023

tot urgente verlening van een voorlopige vergunning voor kobalt(II)acetaat-tetrahydraat, kobalt(II)carbonaat, kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat en kobalt(II)sulfaat-heptahydraat als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor herkauwers met een functionele pens, paardachtigen en lagomorfen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de redenen en procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. In artikel 15 van die verordening is met name bepaald dat de Commissie het gebruik van toevoegingsmiddelen voorlopig kan toestaan in specifieke gevallen waarin dringend een vergunning vereist is om het welzijn van dieren te verzekeren.

(2)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 601/2013 van de Commissie (2) is een vergunning voor tien jaar verleend voor kobalt(II)acetaat-tetrahydraat, kobalt(II)carbonaat, kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat, kobalt(II)sulfaat-heptahydraat en gecoate korrels van kobalt(II)carbonaat als toevoegingsmiddelen voor diervoeding, behorende tot de categorie “nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “verbindingen van sporenelementen”. Voor die toevoegingsmiddelen is een vergunning verleend voor gebruik bij herkauwers met een functionele pens, paardachtigen, lagomorfen, knaagdieren, herbivore reptielen en dierentuinzoogdieren.

(3)

Binnen de in artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde termijn is geen aanvraag ingediend voor de verlenging van de vergunning voor de toevoegingsmiddelen kobalt(II)acetaat-tetrahydraat, kobalt(II)carbonaat, kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat en kobalt(II)sulfaat-heptahydraat (3), die op 15 juli 2023 verstrijkt. Voor die toevoegingsmiddelen is op 20 oktober 2022 overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 een aanvraag ingediend voor een nieuwe vergunning voor gebruik voor dezelfde diersoorten als de vorige vergunning en met het verzoek deze in de categorie “nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “verbindingen van sporenelementen” in te delen.

(4)

Rekening houdend met de tijd die nodig is voor de behandeling van de vergunningaanvraag voor de toevoegingsmiddelen kobalt(II)acetaat-tetrahydraat, kobalt(II)carbonaat, kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat en kobalt(II)sulfaat-heptahydraat kan tegen 15 juli 2023 geen nieuwe vergunning voor die toevoegingsmiddelen worden verleend.

(5)

Daarom heeft een onderneming op 30 mei 2023 bij de Commissie een verzoek ingediend om overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 dringend een voorlopige vergunning te verlenen voor het gebruik van de toevoegingsmiddelen kobalt(II)acetaat-tetrahydraat, kobalt(II)carbonaat, kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat en kobalt(II)sulfaat-heptahydraat, bestemd voor herkauwers, paarden en konijnen.

(6)

In haar advies van 12 november 2009 (4) heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) geconcludeerd dat als gevolg van de hoge degradatiesnelheid van orale vitamine B12 in de pens, een optimale micronutriëntenvoorziening van herkauwers ook kobalt moet omvatten. De EFSA heeft die conclusie uitgebreid tot paarden en konijnen, waarvoor zij van mening was dat de toevoeging van kobalt aan hun voeding ook moet worden gehandhaafd. In haar adviezen van 22 mei 2012 (5) en 12 juni 2012 (6) heeft de EFSA bevestigd dat de toevoegingsmiddelen kobalt(II)acetaat-tetrahydraat, kobalt(II)carbonaat, kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat en kobalt(II)sulfaat-heptahydraat doeltreffende bronnen van kobalt zijn als essentieel sporenelement, dat op zijn beurt wordt gebruikt voor de productie van vitamine B12 door microbiële fermentatie in de pens.

(7)

Zoals vermeld in het advies van de EFSA van 12 november 2009 leidt kobaltdeficiëntie bij dieren in het algemeen tot een verlies van eetlust, een verminderde groeisnelheid, het verlies van lichaamsgewicht, anemie, de verstoring van de vetstofwisseling, een verlaagd folaatgehalte, accumulatie van ijzer en nikkel in de lever, een verstoorde neutrofielfunctie en een verminderde weerstand tegen parasitaire infecties, wat met name het geval is bij herkauwers.

(8)

Het lijkt er dan ook op dat een dergelijke deficiëntie ernstige nadelige gevolgen kan hebben voor het welzijn van dieren waarvoor kobalt essentieel is voor de synthese van vitamine B12, zoals een verzwakking van het immuunsysteem, een toename van de frequentie van darmaandoeningen en ketose, een verminderde voortplantingsfunctie, een verhoogd risico voor schapen op Ovine White Liver Disease en zelfs een toename van de morbiditeit of mortaliteit (7).

(9)

Om kritieke tekortkomingen te voorkomen, zijn dieren die grazen op bodems met een laag kobaltgehalte, of die worden gevoed met hooi of planten die in die bodems zijn geproduceerd, maar ook bepaalde categorieën dieren met specifieke behoeften zoals dieren die worden gevoed met automatische doseerapparaten met meetpompen of bepaalde dieren met stofwisselingsstoornissen, afhankelijk van aanvullend voeder in de vorm van een bolus of vloeistof voor de levering van essentiële nutriënten, waaronder kobalt. Het alternatief om emmers of minerale likstenen te gebruiken voor het toedienen van diervoeders aan weidevee wordt over het algemeen niet als optimaal beschouwd om in alle omstandigheden een toereikend, doeltreffend en veilig aanbod van kobalt te waarborgen, vanwege de vrijwillige en concurrerende consumptie van kobalt door de dieren en de daaruit voortvloeiende minder gecontroleerde en gerichte aanvulling, het effect van de klimatologische omstandigheden op de kwaliteit van het voeder en de aanvullende eisen op het gebied van behandeling.

(10)

Het toevoegingsmiddel gecoate korrels van kobalt(II)carbonaat, waarvoor een verlengingsaanvraag is ingediend overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 en waarvoor momenteel overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1831/2003 een vergunning is verleend als toevoegingsmiddel voor diervoeding, mag niet worden gebruikt in de formulering van diervoeders die in vloeibaar aanvullend diervoeder of als bolus worden toegediend. Dit is het gevolg van de technische specificaties van dat toevoegingsmiddel, dat onoplosbare deeltjes bevat die de homogeniteit van het vloeibare voeder aantasten, een zeer lage kobaltconcentratie heeft en niet goed kan worden samengeperst waardoor de productie van geschikte bolussen met hoge dichtheid niet mogelijk is. Vloeibare diervoeders moeten kobalt in oplosbare vorm bevatten, zoals de toevoegingsmiddelen kobalt(II)acetaat-tetrahydraat en kobalt(II)sulfaat-heptahydraat, terwijl de productie van geschikte bolussen die de dieren de vereiste veilige hoeveelheid kobalt geven, de toevoegingsmiddelen kobalt(II)carbonaat en kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat vereist. Momenteel is voor geen enkele andere kobaltverbinding een vergunning als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(11)

Bij Verordening (EU) 2020/354 van de Commissie (8) is de langdurige afgifte van sporenelementen en/of vitaminen aan weidevee als bijzonder voedingsdoel vastgesteld voor diervoeders voor herkauwers met een functionele pens, die in de vorm van een bolus mogen worden toegediend. Een stopzetting van het gebruik van kobaltverbindingen als toevoegingsmiddel in diervoeding, met name dieetvoeding in de vorm van een bolus voor weidevee, zou verhinderen dat exploitanten aan dat bijzondere voedingsdoel kunnen voldoen met betrekking tot de specifieke voedingsbehoeften van herkauwers waarvan het proces van assimilatie, absorptie of metabolisme kan worden belemmerd door een gebrek aan kobalt in hun voeding. Een dergelijk gebrek aan voeder dat geschikt is voor grazende herkauwers zou derhalve schadelijk zijn voor het welzijn van die dieren.

(12)

Het reële effect van de niet-beschikbaarheid van de toevoegingsmiddelen kobalt(II)acetaat-tetrahydraat, kobalt(II)carbonaat, kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat en kobalt(II)sulfaat-heptahydraat kan worden gemeten door te kijken naar de mate waarin die toevoegingsmiddelen in de Unie worden gebruikt, hoewel bepaalde lidstaten vanwege de aard van de bodem en het grasland meer te lijden hebben onder een kobaltdeficiëntie. Zo bevat in Ierland 62 % van alle voor herkauwers en paardachtigen geproduceerde aanvullende diervoeders een van die vier toevoegingsmiddelen en zouden meer dan 11,7 miljoen dieren negatieve gevolgen kunnen ondervinden van een gebrek aan toegang tot die producten. In Frankrijk wordt de voeding van 11,5 miljoen herkauwers aangevuld met een van deze vier toevoegingsmiddelen in de vorm van een bolus of vloeibaar voeder en zou het welzijn van die dieren zonder het gebruik van die producten negatief worden beïnvloed. In het algemeen blijkt uit door de nationale bevoegde autoriteiten en exploitanten ingediende gegevens dat de betrokken toevoegingsmiddelen op grote schaal worden gebruikt voor herkauwers, voornamelijk in voeder in de vorm van een bolus of vloeistof, maar ook voor paarden en konijnen. Eind 2021 werden er naar schatting 76 miljoen runderen en 71 miljoen schapen en geiten op EU-boerderijen gehouden (9). Uit statistische gegevens over de konijnenhouderij (10) uit 2016 blijkt dat in de Unie ongeveer 180 miljoen konijnen werden gekweekt voor vleesconsumptie.

(13)

Op basis van de adviezen van de EFSA van 12 november 2009, 22 mei 2012 en 12 juni 2012 en gegevens over het effectieve gebruik van de toevoegingsmiddelen kobalt(II)acetaat-tetrahydraat, kobalt(II)carbonaat, kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat en kobalt(II)sulfaat-heptahydraat in de Unie, wordt geconcludeerd dat de diersoorten of -categorieën waarvan het welzijn aanzienlijk zou worden geschaad door de stopzetting van het gebruik van kobalt in hun voeding, herkauwers, paarden en konijnen zijn.

(14)

Om negatieve gevolgen voor het welzijn van herkauwers, paarden en konijnen te voorkomen als gevolg van een onderbreking van de vergunning voor het gebruik van de toevoegingsmiddelen kobalt(II)acetaat-tetrahydraat, kobalt(II)carbonaat, kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat en kobalt(II)sulfaat-heptahydraat moet het gebruik ervan met ingang van 15 juli 2023 bij ontbreken van een momenteel beschikbaar alternatief, dringend voorlopig worden toegestaan totdat een besluit is genomen over de overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingediende vergunningsaanvraag. Overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 moet de voorlopige vergunning worden verleend voor een periode van ten hoogste vijf jaar.

(15)

Om te waarborgen dat overeenkomstig de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 1831/2003 alleen veilige en werkzame toevoegingsmiddelen worden gebruikt, moeten de voorwaarden van de voorlopige vergunning in overeenstemming zijn met de in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 601/2013 vastgestelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning voor de vier betrokken toevoegingsmiddelen wat het gebruik ervan voor herkauwers, paardachtigen en lagomorfen betreft.

(16)

Het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was van oordeel dat de conclusies en aanbevelingen voor die toevoegingsmiddelen uit de eerdere beoordeling van de analysemethode die is uitgevoerd in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 601/2013 verleende vergunning, geldig zijn en toepasselijk op de voorlopige vergunning.

(17)

Aangezien de vergunning voor het gebruik van de toevoegingsmiddelen kobalt(II)acetaat-tetrahydraat, kobalt(II)carbonaat, kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat en kobalt(II)sulfaat-heptahydraat op 15 juli 2023 verstrijkt, en om een hoog niveau van bescherming van het welzijn van de dieren waarop de voorlopige vergunning betrekking heeft te waarborgen, moet deze verordening met spoed in werking treden.

(18)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorlopige vergunning

Voor de in de bijlage gespecificeerde stoffen, die behoren tot de categorie “nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “verbindingen van sporenelementen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een voorlopige vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 601/2013 van de Commissie van 24 juni 2013 tot verlening van een vergunning voor kobalt(II)acetaat-tetrahydraat, kobalt(II)carbonaat, kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat, kobalt(II)sulfaat-heptahydraat en gecoate korrels van kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat als toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 172 van 25.6.2013, blz. 14).

(3)  Er is een aanvraag ingediend voor de verlenging van de vergunning voor gecoate korrels van kobalt(II)carbonaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003. Dat toevoegingsmiddel valt niet onder deze verordening.

(4)  EFSA Journal 2009;7(12):1383.

(5)  EFSA Journal 2012;10(6):2727.

(6)  EFSA Journal 2012;10(7):2791.

(7)  Een evaluatie van de rol van kobalt in het metabolisme van dieren, met name van herkauwers, en van de effecten van kobaltdeficiëntie, is beschikbaar in: “Relationship between Vitamin B12 and Cobalt Metabolism in Domestic Ruminant: An Update”, Jose-Ramiro González-Montaňa et al. Animals 2020, 10, 1855; doi:10.3390/ani10101855.

(8)  Verordening (EU) 2020/354 van de Commissie van 4 maart 2020 tot vaststelling van een lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel en tot intrekking van Richtlijn 2008/38/EG (PB L 67 van 5.3.2020, blz. 1).

(9)  Key figures on the European food chain — editie 2022, Eurostat.

(10)  Europese Commissie, directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid, Commercial rabbit farming in the European Union — Overview report, Publicatiebureau, 2018, https://data.europa.eu/doi/10.2772/62174


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Element (Co) in mg/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: nutritionele toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verbindingen van sporenelementen.

3b301

Kobalt(II)acetaat-tetrahydraat

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Kobalt(II)acetaat-tetrahydraat in kristal- of korrelvorm, met een minimumkobaltgehalte van 23 %

Deeltjes < 50 μm: minder dan 1 %

Karakterisering van de werkzame stof

Chemische formule:

Co(CH3COO)2 × 4H2O

CAS-nummer: 6147-53-1

Analysemethoden  (1)

Voor de identificatie van acetaat in het toevoegingsmiddel:

monografie 01/2008:20301 van de Europese Farmacopee

Voor de kristallografische karakterisering van het toevoegingsmiddel:

röntgendiffractie

Voor de bepaling van het totaalgehalte aan kobalt in het toevoegingsmiddel, voormengsels, mengvoeders en voedermiddelen:

EN 15510 — Optische (atoom)emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES)

of

CEN/TS 15621 — Optische (atoom)emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk

Voor de deeltjesgroottebepaling:

ISO 13320 — Analyse van de deeltjesgrootteverdeling — Methoden met laserdiffractie

Herkauwers met een functionele pens, paardachtigen, lagomorfen

1 (totaal)

1.

Het toevoegingsmiddel moet worden opgenomen in mengvoeder in de vorm van een voormengsel.

2.

Op de etikettering van het toevoegingsmiddel en het voormengsel moet het volgende worden vermeld:

het kobaltgehalte

“Aanbevolen wordt de toevoeging van kobalt te beperken tot 0,3 mg/kg in volledig diervoeder. Daarbij moeten het risico op kobaltgebrek als gevolg van de plaatselijke omstandigheden en de specifieke samenstelling van de voeding in aanmerking worden genomen.”

3.

De exploitanten van diervoederbedrijven moeten operationele procedures en organisatorische maatregelen vaststellen voor de gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels om met de mogelijke risico’s bij gebruik ervan om te gaan. Indien die risico’s met deze procedures en maatregelen niet kunnen worden geëlimineerd, moeten bij het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels persoonlijke beschermingsmiddelen voor de luchtwegen, de ogen en de huid worden gebruikt.

4.

In de gebruiksaanwijzing voor het mengvoeder moet het volgende worden vermeld: “Er moeten beschermende maatregelen worden genomen om blootstelling aan kobalt door inademing of via de huid te vermijden.”.

Zodra een besluit over de vergunning voor het toevoegingsmiddel krachtens artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is genomen, en uiterlijk op 14 juli 2028.

3b302

Kobalt(II)carbonaat

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Kobalt(II)carbonaat in poedervorm, met een kobaltgehalte van 45 %-48 %

Kobaltcarbonaat: minimaal 75 %

Kobalthydroxide: 3 %-15 %

Water: maximaal 6 %

Deeltjes < 11 μm: minder dan 90 %

Karakterisering van de werkzame stof

Chemische formule: CoCO3

CAS-nummer: 513-79-1

Analysemethoden  (1)

Voor de identificatie van carbonaat in het toevoegingsmiddel:

monografie 01/2008:20301 van de Europese Farmacopee

Voor de kristallografische karakterisering van het toevoegingsmiddel:

röntgendiffractie

Voor de bepaling van het totaalgehalte aan kobalt in het toevoegingsmiddel, voormengsels, mengvoeders en voedermiddelen:

EN 15510 — Optische (atoom)emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES)

of

CEN/TS 15621 — Optische (atoom)emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk

Voor de deeltjesgroottebepaling:

ISO 13320 — Analyse van de deeltjesgrootteverdeling — Methoden met laserdiffractie.

Herkauwers met een functionele pens, paardachtigen, lagomorfen

1 (totaal)

1.

Het toevoegingsmiddel moet worden opgenomen in mengvoeder in de vorm van een voormengsel. Dat mengvoeder moet in niet-poedervorm in de handel worden gebracht.

2.

Op de etikettering van het toevoegingsmiddel en het voormengsel moet het volgende worden vermeld:

het kobaltgehalte

“Aanbevolen wordt de toevoeging van kobalt te beperken tot 0,3 mg/kg in volledig diervoeder. Daarbij moeten het risico op kobaltgebrek als gevolg van de plaatselijke omstandigheden en de specifieke samenstelling van de voeding in aanmerking worden genomen.”

3.

De exploitanten van diervoederbedrijven moeten operationele procedures en organisatorische maatregelen vaststellen voor de gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels om met de mogelijke risico’s bij gebruik ervan om te gaan. Indien die risico’s met deze procedures en maatregelen niet kunnen worden geëlimineerd, moeten bij het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels persoonlijke beschermingsmiddelen voor de luchtwegen, de ogen en de huid worden gebruikt.

4.

In de gebruiksaanwijzing voor het mengvoeder moet het volgende worden vermeld: “Er moeten beschermende maatregelen worden genomen om blootstelling aan kobalt door inademing of via de huid te vermijden.”.

Zodra een besluit over de vergunning voor het toevoegingsmiddel krachtens artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is genomen, en uiterlijk op 14 juli 2028.

3b303

Kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat in poedervorm, met een minimumkobaltgehalte van 50 %

Deeltjes < 50 μm: minder dan 98 %

Karakterisering van de werkzame stof

Chemische formule:

2CoCO3 × 3Co(OH)2 × H2O

CAS-nummer: 51839-24-8

Analysemethoden  (1)

Voor de identificatie van carbonaat in het toevoegingsmiddel:

monografie 01/2008:20301 van de Europese Farmacopee;

Voor de kristallografische karakterisering van het toevoegingsmiddel:

röntgendiffractie;

Voor de bepaling van het totaalgehalte aan kobalt in het toevoegingsmiddel, voormengsels, mengvoeders en voedermiddelen:

EN 15510 — Optische (atoom)emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES)

of

CEN/TS 15621 — Optische (atoom)emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk

Voor de deeltjesgroottebepaling:

ISO 13320 — Analyse van de deeltjesgrootteverdeling — Methoden met laserdiffractie

Herkauwers met een functionele pens, paardachtigen, lagomorfen

1 (totaal)

1.

Het toevoegingsmiddel moet worden opgenomen in mengvoeder in de vorm van een voormengsel. Dat mengvoeder moet in niet-poedervorm in de handel worden gebracht.

2.

Op de etikettering van het toevoegingsmiddel en het voormengsel moet het volgende worden vermeld:

het kobaltgehalte

“Aanbevolen wordt de toevoeging van kobalt te beperken tot 0,3 mg/kg in volledig diervoeder. Daarbij moeten het risico op kobaltgebrek als gevolg van de plaatselijke omstandigheden en de specifieke samenstelling van de voeding in aanmerking worden genomen.”

3.

De exploitanten van diervoederbedrijven moeten operationele procedures en organisatorische maatregelen vaststellen voor de gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels om met de mogelijke risico’s bij gebruik ervan om te gaan. Indien die risico’s met deze procedures en maatregelen niet kunnen worden geëlimineerd, moeten bij het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels persoonlijke beschermingsmiddelen voor de luchtwegen, de ogen en de huid worden gebruikt.

4.

In de gebruiksaanwijzing voor het mengvoeder moet het volgende worden vermeld: “Er moeten beschermende maatregelen worden genomen om blootstelling aan kobalt door inademing of via de huid te vermijden.”.

Zodra een besluit over de vergunning voor het toevoegingsmiddel krachtens artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is genomen, en uiterlijk op 14 juli 2028.

3b305

Kobalt(II)sulfaat-heptahydraat

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Kobalt(II)sulfaat-heptahydraat in poedervorm, met een minimumkobaltgehalte van 20 %

Deeltjes < 50 μm: minder dan 95 %

Karakterisering van de werkzame stof

Chemische formule: CoSO4 × 7H2O

CAS-nummer: 10026-24-1

Analysemethoden  (1)

Voor de identificatie van sulfaat in het toevoegingsmiddel:

monografie 01/2008:20301 van de Europese Farmacopee

Voor de kristallografische karakterisering van het toevoegingsmiddel:

röntgendiffractie

Voor de bepaling van het totaalgehalte aan kobalt in het toevoegingsmiddel, voormengsels, mengvoeders en voedermiddelen:

EN 15510 — Optische (atoom)emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES)

of

CEN/TS 15621 — Optische (atoom)emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk

Voor de deeltjesgroottebepaling:

ISO 13320 — Analyse van de deeltjesgrootteverdeling — Methoden met laserdiffractie

Herkauwers met een functionele pens, paardachtigen, lagomorfen

1 (totaal)

1.

Het toevoegingsmiddel moet worden opgenomen in mengvoeder in de vorm van een voormengsel. Dat mengvoeder moet in niet-poedervorm in de handel worden gebracht.

2.

Op de etikettering van het toevoegingsmiddel en het voormengsel moet het volgende worden vermeld:

het kobaltgehalte

“Aanbevolen wordt de toevoeging van kobalt te beperken tot 0,3 mg/kg in volledig diervoeder. Daarbij moeten het risico op kobaltgebrek als gevolg van de plaatselijke omstandigheden en de specifieke samenstelling van de voeding in aanmerking worden genomen.”

3.

De exploitanten van diervoederbedrijven moeten operationele procedures en organisatorische maatregelen vaststellen voor de gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels om met de mogelijke risico’s bij gebruik ervan om te gaan. Indien die risico’s met deze procedures en maatregelen niet kunnen worden geëlimineerd, moeten bij het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels persoonlijke beschermingsmiddelen voor de luchtwegen, de ogen en de huid worden gebruikt.

4.

In de gebruiksaanwijzing voor het mengvoeder moet het volgende worden vermeld: “Er moeten beschermende maatregelen worden genomen om blootstelling aan kobalt door inademing of via de huid te vermijden.”.

Zodra een besluit over de vergunning voor het toevoegingsmiddel krachtens artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is genomen, en uiterlijk op 14 juli 2028.


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op de website van het referentielaboratorium: https://joint-research-centre.ec.europa.eu/eurl-fa-eurl-feed-additives/eurl-fa-authorisation/eurl-fa-evaluation-reports_en


BESLUITEN

14.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/113


BESLUIT (EU) 2023/1456 VAN DE RAAD

van 10 juli 2023

tot benoeming van een lid van de Rekenkamer

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 286, lid 2,

Gezien de voordracht van Hongarije,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 31 augustus 2023 verstrijkt de ambtstermijn van mevrouw Ildikó GÁLL-PELCZ.

(2)

Derhalve moet een lid van de Rekenkamer worden benoemd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Mevrouw Ildikó GÁLL-PELCZ wordt benoemd tot lid van de Rekenkamer voor de periode van 1 september 2023 tot en met 31 augustus 2029.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

P. NAVARRO RÍOS


(1)  Advies van 1 juni 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).


14.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/114


BESLUIT VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ (GBVB) 2023/1457

van 13 juli 2023

betreffende de benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen aan maritieme veiligheid in het westelijke deel van de Indische Oceaan en in de Rode Zee (EUNAVFOR Atalanta), en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2023/311 (EUNAVFOR ATALANTA/2/2023)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38,

Gezien Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen aan maritieme veiligheid in het westelijke deel van de Indische Oceaan en in de Rode Zee (EUNAVFOR Atalanta) (1), en met name artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 6, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd om de noodzakelijke besluiten te nemen inzake de benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen aan maritieme veiligheid in het westelijke deel van de Indische Oceaan en in de Rode Zee (EUNAVFOR Atalanta) (de “commandant van de EU-strijdkrachten”).

(2)

Op 7 februari 2023 heeft het PVC Besluit (GBVB) 2023/311 (2) vastgesteld, waarbij schout-bij-nacht/divisieadmiraal Juan María IBAÑEZ MARTÍN tot commandant van de EU-strijdkrachten werd benoemd.

(3)

Op 23 mei 2023 hebben de Italiaanse militaire autoriteiten voorgesteld om schout-bij-nacht/divisieadmiraal Fabrizio RUTTERI met ingang van 17 juli 2023 te benoemen tot commandant van de EU-strijdkrachten, als opvolger van schout-bij-nacht/divisieadmiraal Juan María IBAÑEZ MARTÍN.

(4)

Op 2 juni 2023 heeft de operationeel commandant van de EU voor EUNAVFOR Atalanta zijn steun voor die voorgestelde benoeming uitgesproken.

(5)

Op 9 juni 2023 heeft het Militair Comité van de EU zijn steun uitgesproken voor de aanbeveling van de Italiaanse militaire autoriteiten.

(6)

Er moet een besluit worden genomen over de benoeming van schout-bij-nacht/divisieadmiraal Fabrizio RUTTERI.

(7)

Besluit (GBVB) 2023/311 moet derhalve worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Schout-bij-nacht/divisieadmiraal Fabrizio RUTTERI wordt met ingang van 17 juli 2023 benoemd tot commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen aan maritieme veiligheid in het westelijke deel van de Indische Oceaan en in de Rode Zee (EUNAVFOR Atalanta).

Artikel 2

Besluit (GBVB) 2023/311 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 17 juli 2023.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2023.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

D. PRONK


(1)  PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33.

(2)  Besluit van het Politiek en Veiligheidscomité (GBVB) 2023/311 van 7 februari 2023 betreffende de benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen aan maritieme veiligheid in het westelijke deel van de Indische Oceaan en in de Rode Zee (EUNAVFOR Atalanta), en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2022/2205 (EUNAVFOR ATALANTA/1/2023) (PB L 40 van 10.2.2023, blz. 24).


14.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/116


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/1458 VAN DE COMMISSIE

van 11 juli 2023

tot vaststelling van bepaalde tijdelijke noodmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Griekenland

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2023) 4794)

(Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 259, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Afrikaanse varkenspest is een infectieuze virale ziekte bij gehouden en in het wild levende varkens en kan ernstige gevolgen hebben voor de betrokken dierpopulatie en de rentabiliteit van de landbouw, waardoor de verplaatsingen van zendingen van die dieren en producten daarvan binnen de Unie en de uitvoer naar derde landen worden verstoord.

(2)

Bij uitbraken van Afrikaanse varkenspest bij gehouden varkens bestaat een ernstig risico op verspreiding van die ziekte naar andere inrichtingen van gehouden varkens.

(3)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 van de Commissie (2) vormt een aanvulling op de regels voor de bestrijding van de in de lijst opgenomen ziekten als bedoeld in artikel 9, lid 1, punten a), b) en c), van Verordening (EU) 2016/429 en gedefinieerd als ziekten van categorie A, B en C in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie (3). Met name voorzien de artikelen 21 en 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 in de instelling van een beperkingszone in geval van een uitbraak van een ziekte van categorie A, waaronder Afrikaanse varkenspest, en in de instelling van bepaalde maatregelen die in die beperkingszone moeten worden toegepast. Bovendien bepaalt artikel 21, lid 1, van die gedelegeerde verordening dat de beperkingszone een beschermingszone, een bewakingszone en, indien nodig, extra beperkingszones rond of naast de beschermings- en bewakingszones omvat.

(4)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/594 van de Commissie (4) zijn bijzondere maatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest vastgesteld. Met name voorziet artikel 3, punt a), van die uitvoeringsverordening in de instelling van een beperkingszone in geval van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij gehouden varkens, overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687.

(5)

Griekenland heeft de Commissie in kennis gesteld van de actuele situatie op zijn grondgebied inzake Afrikaanse varkenspest naar aanleiding van een op 5 juli 2023 bevestigde uitbraak van die ziekte bij gehouden varkens in de regio West-Macedonië en heeft overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 en Uitvoeringsverordening (EU) 2023/594 een beperkingszone ingesteld, die beschermings- en bewakingszones omvat, waar de algemene ziektebestrijdingsmaatregelen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 worden toegepast, om de verdere verspreiding van die ziekte te voorkomen.

(6)

Om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en om te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moet de beperkingszone in Griekenland, die beschermings- en bewakingszones voor Afrikaanse varkenspest omvat, in samenwerking met die lidstaat op het niveau van de Unie worden omschreven.

(7)

Gezien de urgentie van de epidemiologische situatie in de Unie wat de verspreiding van Afrikaanse varkenspest betreft, is het belangrijk dat de in dit uitvoeringsbesluit vastgestelde maatregelen zo spoedig mogelijk van toepassing zijn.

(8)

In afwachting van het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, moet de besmette zone in Griekenland daarom onmiddellijk worden vastgesteld en opgenomen in de bijlage bij dit besluit, en moet de duur van die indeling in zones worden vastgesteld.

(9)

Dit besluit moet opnieuw worden bekeken tijdens de volgende vergadering van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Griekenland zorgt ervoor dat:

a)

Griekenland overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 en onder de in dat artikel vastgestelde voorwaarden onmiddellijk een beperkingszone instelt die een beschermings- en een bewakingszone omvat;

b)

de in punt a) bedoelde beschermings- en bewakingszones ten minste de gebieden omvatten die in de bijlage bij dit besluit zijn opgenomen.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing tot en met 5 oktober 2023.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2023.

Voor de Commissie

Stella KYRIAKIDES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 64).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PB L 308 van 4.12.2018, blz. 21).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2023/594 van de Commissie van 16 maart 2023 tot vaststelling van bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen voor Afrikaanse varkenspest en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 (PB L 79 van 17.3.2023, blz. 65).


BIJLAGE

Als beperkingszone in Griekenland afgebakende gebieden als bedoeld in artikel 1

Datum einde geldigheid

Beschermingszone:

1.

in de regionale eenheid Florina:

de deelgemeente Skopos (gemeente Florina).

5 oktober 2023

Bewakingszone:

1.

in de regionale eenheid Florina:

de deelgemeenten Achlada, Meliti, Lofi, Vevi, Sitaria, Palestra, Neochoraki, Tripotamos, Itea, Papagiannis, Marina, Mesochori en Mesokampos (gemeente Florina);

de deelgemeenten Kelli, Klidi, Petres, Agios Panteleimon en Faraggi (gemeente Amintaio).

2.

in de regionale eenheid Pella:

de deelgemeenten Agios Athanasios, Panagitsa, Arnissa en Perea (gemeente Edessa);

de deelgemeenten Orma en Sarakini (gemeente Almopia).

5 oktober 2023


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

14.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/119


BESLUIT Nr. 1/2023 VAN HET GEMENGD COMITÉ LUCHTVERVOER EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND OPGERICHT BIJ DE OVEREENKOMST INZAKE LUCHTVERVOER TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT

van 9 juni 2023

tot vervanging van de bijlage bij de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat [2023/1459]

HET COMITÉ LUCHTVERVOER EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND,

Gezien de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat (“de overeenkomst”) en met name artikel 23, lid 4,

BESLUIT:

Enig artikel

Met ingang van 15 juli 2023 vervangt de bijlage bij dit besluit de bijlage bij de Overeenkomst.

Gedaan te Bern en Brussel, 9 juni 2023.

Voor het Gemengd Comité

Het hoofd van delegatie van de Europese Unie

Filip CORNELIS

Het hoofd van de Zwitserse delegatie

Christian HEGNER


BIJLAGE

Met het oog op de toepassing van deze overeenkomst geldt het volgende:

krachtens het Verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 van kracht is geworden, treedt de Europese Unie in de plaats van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolger is;

wanneer in deze bijlage gespecificeerde besluiten verwijzingen bevatten naar lidstaten van de Europese Gemeenschap, zoals vervangen door de Europese Unie, of een eis betreffende een verband met laatstgenoemde, gelden deze verwijzingen, voor de toepassing van deze Overeenkomst, als eveneens van toepassing op Zwitserland, of op de eis betreffende een verband met Zwitserland;

de verwijzingen naar Verordeningen (EEG) nr. 2407/92 en (EEG) nr. 2408/92 van de Raad in de artikelen 4, 15, 18, 27 en 35 van de Overeenkomst worden begrepen als verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad;

onverminderd artikel 15 van deze overeenkomst wordt onder de in onderstaande richtsnoeren en verordeningen van de Unie gebruikte term “communautaire luchtvaartmaatschappij” tevens verstaan een luchtvaartmaatschappij die een exploitatievergunning heeft en die haar hoofdzetel en, in voorkomend geval, haar statutaire zetel in Zwitserland heeft overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 1008/2008. Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad worden begrepen als verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1008/2008;

verwijzingen in de volgende teksten naar de artikelen 81 en 82 van het Verdrag of naar de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden begrepen als verwijzingen naar de artikelen 8 en 9 van deze Overeenkomst.

1.   Liberalisering van de luchtvaart en andere regels betreffende de burgerluchtvaart

Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (herschikking), PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2018/1139, PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1,

Verordening (EU) 2020/696, PB L 165 van 27.5.2020, blz. 1,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2114 van de Commissie, PB L 426 van 17.12.2020, blz. 1; Verordening (EU) 2020/2114 is sinds 18.12.2020 integraal van toepassing in Zwitserland,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2115 van de Commissie, PB L 426 van 17.12.2020, blz. 4; Verordening (EU) 2020/2115 is sinds 18.12.2020 integraal van toepassing in Zwitserland.

Richtlijn 2000/79/EG van de Raad van 27 november 2000 inzake de inwerkingstelling van de Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart gesloten door de Association of European Airlines (AEA), de European Transport Workers’ Association (ETF), de European Cockpit Association (ECA), de European Regions Airline Association (ERA) en de International Air Carrier Association (IACA) (Voor de EER relevante tekst), PB L 302 van 1.12.2000, blz. 57.

Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9.

Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht, PB L 66 van 11.3.2003, blz. 1.

Verordening (EG) nr. 1358/2003 van de Commissie van 31 juli 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht en tot wijziging van de bijlagen I en II daarbij, PB L 194 van 1.8.2003, blz. 9, als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 158/2007 van de Commissie, PB L 49 van 17.2.2007, blz. 9.

Verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en vliegtuigexploitanten, PB L 138 van 30.4.2004, blz. 1, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 285/2010 van de Commissie, PB L 87 van 7.4.2010, blz. 19,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1118 van de Commissie, PB L 243 van 29.7.2020, blz. 1.

Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van “slots” op communautaire luchthavens, PB L 14 van 22.1.1993, blz. 1 (artikelen 1-12), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 793/2004, PB L 138 van 30.4.2004, blz. 50,

Verordening (EU) 2020/459, PB L 99 van 31.3.2020, blz. 1,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1477 van de Commissie, PB L 338 van 15.10.2020, blz. 4,

Verordening (EU) 2021/250, PB L 58 van 19.2.2021, blz. 1, artikel 10 bis, leden 1 en 4, van Verordening (EEG) nr. 95/93, als gewijzigd bij artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) 2021/250 zijn sinds 20.2.2021 van toepassing in Zwitserland,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1889 van de Commissie, PB L 384 van 29.10.2021, blz. 20,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/255 van de Commissie, PB L 42 van 23.2.2022, blz. 1,

Verordening (EU) 2022/2038, PB L 275 van 25.10.2022, blz. 14.

Richtlijn 2009/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavenheffingen (Voor de EER relevante tekst), PB L 70 van 14.3.2009, blz. 11.

Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap, PB L 272 van 25.10.1996, blz. 36, (artikelen 1-9, 11-23 en 25).

Verordening (EG) nr. 80/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 inzake een gedragscode voor geautomatiseerde boekingssystemen en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad (Voor de EER relevante tekst), PB L 35 van 4.2.2009, blz. 47.

2.   Mededingingsregels

Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (Voor de EER relevante tekst), PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1 (artikelen 1-13 en 15-45)

(Voor zover deze verordening relevant is voor de toepassing van deze overeenkomst. De opname van deze verordening heeft geen gevolgen voor de taakverdeling uit hoofde van deze overeenkomst.)

Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag (Voor de EER relevante tekst), PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18, als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 622/2008 van de Commissie, PB L 171 van 1.7.2008, blz. 3.

Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de “EG-concentratieverordening”) (Voor de EER relevante tekst), PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1,

(artikelen 1-18, artikel 19, leden 1 en 2, en artikelen 20-23)

Met betrekking tot artikel 4, lid 5, van de concentratieverordening is het volgende van toepassing tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland:

1)

met betrekking tot een concentratie, zoals gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 139/2004, die geen communautaire dimensie heeft in de zin van artikel 1 van die verordening en die kan worden onderzocht op basis van de nationale mededingingswetten van minstens drie EG-lidstaten en de Zwitserse Bondsstaat, mogen de in artikel 4, lid 2, van die verordening vermelde personen of ondernemingen, alvorens de concentratie bij de bevoegde autoriteiten aan te melden, de Europese Commissie door middel van een gemotiveerde kennisgeving meedelen dat de concentratie door de Commissie dient te worden onderzocht;

2)

de Europese Commissie stuurt alle kennisgevingen die overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 139/2004 en de vorige alinea zijn ingediend, onverwijld door naar de Zwitserse Bondsstaat;

3)

als de Zwitserse Bondsstaat het oneens is met het verzoek om de zaak te verwijzen, behoudt de bevoegde Zwitserse mededingingsautoriteit haar bevoegdheid en wordt de zaak overeenkomstig deze alinea niet naar de Commissie verwezen.

Overeenkomstig de uiterste termijnen van artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2, van de concentratieverordening:

1)

stuurt de Europese Commissie overeenkomstig artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2, onverwijld alle relevante documenten naar de bevoegde Zwitserse mededingingsautoriteit;

2)

begint de berekening van de in artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 139/2004 uiterste termijnen voor de Zwitserse Bondsstaat na ontvangst van de relevante documenten door de bevoegde Zwitserse mededingingsautoriteit.

Verordening (EG) nr. 802/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (Voor de EER relevante tekst), PB L 133 van 30.4.2004, blz. 1 (artikelen 1-24), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie, PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1,

Verordening (EG) nr. 1033/2008 van de Commissie, PB L 279 van 22.10.2008, blz. 3,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1269/2013 van de Commissie, PB L 336 van 14.12.2013, blz. 1.

Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen (Gecodificeerde versie) (Voor de EER relevante tekst), PB L 318 van 17.11.2006, blz. 17.

Verordening (EG) nr. 487/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer (Gecodificeerde versie) (Voor de EER relevante tekst), PB L 148 van 11.6.2009, blz. 1.

3.   Veiligheid van de luchtvaart

Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad, PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1, als gewijzigd bij:

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1087 van de Commissie, PB L 236 van 5.7.2021, blz. 1.

De bevoegdheden die overeenkomstig de verordening aan het Agentschap zijn toegekend, gelden ook in Zwitserland.

De bevoegdheden die aan de Commissie zijn toegekend voor het nemen van beslissingen krachtens artikel 2, leden 6 en 7, artikel 41, lid 6, artikel 62, lid 5, artikel 67, leden 2 en 3, artikel 70, lid 4, artikel 71, lid 2, artikel 76, lid 4, artikel 84, lid 1, artikel 85, lid 9, artikel 104, lid 3, punt i), artikel 105, lid 1, en artikel 106, leden 1 en 6, gelden ook in Zwitserland.

Niettegenstaande de horizontale aanpassing in het tweede streepje van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, zijn de verwijzingen naar de “lidstaten” in de bepalingen van Verordening (EU) nr. 182/2011 als vermeld in artikel 127 van Verordening (EU) 2018/1139, niet van toepassing op Zwitserland.

Niets in de verordening mag worden geïnterpreteerd alsof de autoriteit om uit hoofde van internationale overeenkomsten namens Zwitserland op te treden met een ander doel dan het verlenen van bijstand bij de naleving van de uit dergelijke overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen, aan het EASA wordt overgedragen.

De tekst van de verordening wordt voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt aangepast:

a)

Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in lid 1, punt a), wordt “of Zwitserland” ingevoegd na “de Unie”;

ii)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“4.   Voert de Unie met een derde land onderhandelingen over de sluiting van een overeenkomst die het mogelijk maakt dat een lidstaat of het Agentschap certificaten aflevert op basis van certificeringen van de luchtvaartautoriteiten van dat derde land, dan streeft zij ernaar dat Zwitserland het betrokken derde land een soortgelijke overeenkomst aanbiedt. Zwitserland streeft er op zijn beurt naar met derde landen overeenkomsten te sluiten die overeenstemmen met die van de Unie.”

.

b)

Aan artikel 95 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3.   In afwijking van artikel 12, lid 2, punt a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, kunnen onderdanen van Zwitserland die in het bezit zijn van al hun burgerrechten op contractbasis in dienst worden genomen door de uitvoerend directeur van het Agentschap.”

.

c)

Aan artikel 96 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Zwitserland past het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat als bijlage A bij deze bijlage is gevoegd, toe op het Agentschap, overeenkomstig het aanhangsel bij bijlage A.”.

d)

Aan artikel 102 wordt het volgende lid toegevoegd:

“5.   Zwitserland neemt volwaardig deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur en heeft binnen deze raad dezelfde rechten en plichten als de EU-lidstaten, met uitzondering van stemrecht.”

.

e)

Aan artikel 120 wordt het volgende lid toegevoegd:

“13.   Zwitserland neemt deel aan de in lid 1, punt b), vermelde regeling voor financiële bijdragen, overeenkomstig de volgende formule:

S (0,2/100) + S [1 – (a+b) 0,2/100] c/C

waarbij:

S

=

het gedeelte van de begroting van het Agentschap dat niet wordt gedekt door de in lid 1, punten c) en d), vermelde vergoedingen en heffingen

a

=

het aantal geassocieerde landen

b

=

het aantal EU-lidstaten

c

=

de bijdrage van Zwitserland tot de ICAO-begroting

C

=

de totale bijdrage van de EU-lidstaten en van de geassocieerde landen tot de ICAO-begroting”

.

f)

Aan artikel 122 wordt het volgende lid toegevoegd:

“6.   De bepalingen met betrekking tot financiële controle door de Unie in Zwitserland, wat de deelnemers aan de activiteiten van het Agentschap betreft, zijn uiteengezet in bijlage B bij de onderhavige bijlage.”

.

g)

Bijlage I bij de verordening wordt uitgebreid tot de volgende luchtvaartuigen, in de hoedanigheid van productenpunt artikel 3, lid 1, punt a), van Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (1):

 

A/c – [HB-JES] – type Gulfstream G-V

 

A/c – [HB-ZDF] – type MD900

h)

In artikel 132, lid 1, wordt de verwijzing naar Verordening (EU) 2016/679 wat Zwitserland betreft, begrepen als een verwijzing naar de desbetreffende nationale wetgeving.

i)

Artikel 140, lid 6, is niet van toepassing op Zwitserland.

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1645 van de Commissie van 14 juli 2022 tot vaststelling van regels voor de toepassing van Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft eisen voor het beheer van risico’s voor de informatiebeveiliging met mogelijke gevolgen voor de luchtvaartveiligheid voor organisaties die onder Verordeningen (EU) nr. 748/2012 en (EU) nr. 139/2014 van de Commissie vallen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 748/2012 en (EU) nr. 139/2014 van de Commissie, PB L 248 van 26.9.2022, blz. 18.

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/203 van de Commissie van 27 oktober 2022 tot vaststelling van regels voor de toepassing van Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de eisen voor het beheer van risico’s op het gebied van informatiebeveiliging met mogelijke gevolgen voor de veiligheid van de luchtvaart voor organisaties waarop de Verordeningen (EU) nr. 1321/2014, (EU) nr. 965/2012, (EU) nr. 1178/2011 en (EU) 2015/340 van de Commissie en de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2017/373 en (EU) 2021/664 van de Commissie van toepassing zijn en voor bevoegde autoriteiten waarop de Verordeningen (EU) nr. 748/2012, (EU) nr. 1321/2014, (EU) nr. 965/2012, (EU) nr. 1178/2011, (EU) 2015/340 en (EU) nr. 139/2014 van de Commissie en de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2017/373 en (EU) 2021/664 van de Commissie van toepassing zijn, en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1178/2011, (EU) nr. 748/2012, (EU) nr. 965/2012, (EU) nr. 139/2014, (EU) nr. 1321/2014 en (EU) 2015/340 van de Commissie en Uitvoeringsverordeningen (EU) 2017/373 en (EU) 2021/664 van de Commissie, PB L 31 van 2.2.2023, blz. 1.

Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 290/2012 van de Commissie, PB L 100 van 5.4.2012, blz. 1,

Verordening (EU) nr. 70/2014 van de Commissie, PB L 23 van 28.1.2014, blz. 25,

Verordening (EU) nr. 245/2014 van de Commissie, PB L 74 van 14.3.2014, blz. 33,

Verordening (EU) 2015/445 van de Commissie, PB L 74 van 18.3.2015, blz. 1,

Verordening (EU) 2016/539 van de Commissie, PB L 91 van 7.4.2016, blz. 1,

Verordening (EU) 2018/1065 van de Commissie, PB L 192 van 30.7.2018, blz. 21,

Verordening (EU) 2018/1119 van de Commissie, PB L 204 van 13.8.2018, blz. 13,

Verordening (EU) 2018/1974 van de Commissie, PB L 326 van 20.12.2018, blz. 1,

Verordening (EU) 2019/27 van de Commissie, PB L 8 van 10.1.2019, blz. 1,

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/430 van de Commissie, PB L 75 van 19.3.2019, blz. 66,

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1747 van de Commissie, PB L 268 van 22.10.2019, blz. 23,

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/359 van de Commissie, PB L 67 van 5.3.2020, blz. 82,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/723 van de Commissie, PB L 170 van 2.6.2020, blz. 1,

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2193 van de Commissie, PB L 434 van 23.12.2020, blz. 13,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1310 van de Commissie, PB L 284 van 9.8.2021, blz. 15,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2227 van de Commissie, PB L 448 van 15.12.2021, blz. 39,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/844 van de Commissie, PB L 148 van 31.5.2022, blz. 24,

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/203 van de Commissie, PB L 31 van 2.2.2023, blz. 1.

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/723 van de Commissie van 4 maart 2020 tot vaststelling van gedetailleerde regels met betrekking tot de erkenning van pilootcertificaten van derde landen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011, PB L 170 van 2.6.2020, blz. 1.

Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart, PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4 (artikelen 1-3, artikel 4, lid 2, artikelen 5-11 en artikel 13), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1899/2006, PB L 377 van 27.12.2006, blz. 1,

Verordening (EG) nr. 1900/2006, PB L 377 van 27.12.2006, blz. 176,

Verordening (EG) nr. 8/2008 van de Commissie, PB L 10 van 12.1.2008, blz. 1,

Verordening (EG) nr. 859/2008 van de Commissie, PB L 254 van 20.9.2008, blz. 1.

Overeenkomstig artikel 139 van Verordening (EU) 2018/1139 wordt Verordening (EEG) nr. 3922/91 ingetrokken met ingang van de datum van toepassing van de gedetailleerde regels die zijn vastgesteld krachtens artikel 32, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2018/1139 inzake de vlieg- en diensttijd en de rustverplichtingen met betrekking tot luchttaxi’s, medische nooddiensten en commerciële luchtvervoersactiviteiten met één piloot door vliegtuigen.

Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG (Voor de EER relevante tekst), PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 376/2014, PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18,

Verordening (EU) 2018/1139, PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

Verordening (EG) nr. 104/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van regels voor de organisatie en de samenstelling van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, PB L 16 van 23.1.2004, blz. 20.

Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG (Voor de EER relevante tekst), PB L 344 van 27.12.2005, blz. 15, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2018/1139, PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

Verordening (EG) nr. 473/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap (Voor de EER relevante tekst), PB L 84 van 23.3.2006, blz. 8.

Verordening (EG) nr. 474/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap, PB L 84 van 23.3.2006, blz. 14, als laatstelijk gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2295 van de Commissie, PB L 304 van 24.11.2022, blz. 53.

Verordening (EU) nr. 1332/2011 van de Commissie van 16 december 2011 tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen voor het gebruik van het luchtruim en exploitatieprocedures voor het vermijden van botsingen in de lucht (Voor de EER relevante tekst), PB L 336 van 20.12.2011, blz. 20, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2016/583 van de Commissie, PB L 101 van 16.4.2016, blz. 7.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 646/2012 van de Commissie van 16 juli 2012 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake boeten en dwangsommen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst), PB L 187 van 17.7.2012, blz. 29.

Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties, PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 7/2013 van de Commissie, PB L 4 van 9.1.2013, blz. 36,

Verordening (EU) nr. 69/2014 van de Commissie, PB L 23 van 28.1.2014, blz. 12,

Verordening (EU) 2015/1039 van de Commissie, PB L 167 van 1.7.2015, blz. 1,

Verordening (EU) 2016/5 van de Commissie, PB L 3 van 6.1.2016, blz. 3,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/897 van de Commissie, PB L 144 van 3.6.2019, blz. 1,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/570 van de Commissie, PB L 132 van 27.4.2020, blz. 1,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/699 van de Commissie, PB L 145 van 28.4.2021, blz. 1,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1088 van de Commissie, PB L 236 van 5.7.2021, blz. 3,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/201 van de Commissie, PB L 33 van 15.2.2022, blz. 7,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/203 van de Commissie, PB L 33 van 15.2.2022, blz. 46,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1253 van de Commissie, PB L 191 van 20.7.2022, blz. 45,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1358 van de Commissie, PB L 205 van 5.8.2022, blz. 7,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1361 van de Commissie, PB L 205 van 5.8.2022, blz. 127,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1645 van de Commissie, PB L 248 van 26.9.2022, blz. 18,

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/203 van de Commissie, PB L 31 van 2.2.2023, blz. 1.

Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 800/2013 van de Commissie, PB L 227 van 24.8.2013, blz. 1,

Verordening (EU) nr. 71/2014 van de Commissie, PB L 23 van 28.1.2014, blz. 27,

Verordening (EU) nr. 83/2014 van de Commissie, PB L 28 van 31.1.2014, blz. 17,

Verordening (EU) nr. 379/2014 van de Commissie, PB L 123 van 24.4.2014, blz. 1,

Verordening (EU) 2015/140 van de Commissie, PB L 24 van 30.1.2015, blz. 5,

Verordening (EU) 2015/1329 van de Commissie, PB L 206 van 1.8.2015, blz. 21,

Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie, PB L 106 van 24.4.2015, blz. 18,

Verordening (EU) 2015/2338 van de Commissie, PB L 330 van 16.12.2015, blz. 1,

Verordening (EU) 2016/1199 van de Commissie, PB L 198 van 23.7.2016, blz. 13,

Verordening (EU) 2017/363 van de Commissie, PB L 55 van 2.3.2017, blz. 1,

Verordening (EU) 2018/394 van de Commissie, PB L 71 van 14.3.2018, blz. 1,

Verordening (EU) 2018/1042 van de Commissie, PB L 188 van 25.7.2018, blz. 3, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/745 van de Commissie, PB L 176 van 5.6.2020, blz. 11,

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1975 van de Commissie, PB L 326 van 20.12.2018, blz. 53,

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1387 van de Commissie, PB L 229 van 5.9.2019, blz. 1, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1176 van de Commissie, PB L 259 van 10.8.2020, blz. 10,

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1384 van de Commissie, PB L 228 van 4.9.2019, blz. 106,

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2036 van de Commissie, PB L 416 van 11.12.2020, blz. 24; de punten 4, 5 en 6 van de bijlage bij Verordening (EU) 2020/2036 zijn sinds 31.12.2020 van toepassing in Zwitserland,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1062 van de Commissie, PB L 229 van 29.6.2021, blz. 3,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1296 van de Commissie, PB L 282 van 5.8.2021, blz. 5,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2237 van de Commissie, PB L 450 van 16.12.2021, blz. 21,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/414 van de Commissie, PB L 85 van 14.3.2022, blz. 4,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/790 van de Commissie, PB L 141 van 20.5.2022, blz. 13,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2203 van de Commissie, PB L 293 van 14.11.2022, blz. 3,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2502 van de Commissie, PB L 325 van 20.12.2022, blz. 56,

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/203 van de Commissie, PB L 31 van 2.2.2023, blz. 1,

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/217 van de Commissie, PB L 30 van 2.2.2023, blz. 11.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 628/2013 van de Commissie van 28 juni 2013 inzake de werkmethoden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor de uitvoering van normaliseringsinspecties en het toezicht op de toepassing van de regels van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 736/2006 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst), PB L 179 van 29.6.2013, blz. 46.

Verordening (EU) nr. 139/2014 van de Commissie van 12 februari 2014 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst), PB L 44 van 14.2.2014, blz. 1, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2017/161 van de Commissie, PB L 27 van 1.2.2017, blz. 99,

Verordening (EU) 2018/401 van de Commissie, PB L 72 van 15.3.2018, blz. 17,

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/469 van de Commissie, PB L 104 van 3.4.2020, blz. 1, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1177 van de Commissie, PB L 259 van 10.8.2020, blz. 12,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1234 van de Commissie, PB L 282 van 31.8.2020, blz. 1,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2148 van de Commissie, PB L 428 van 18.12.2020, blz. 10,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/208 van de Commissie, PB L 35 van 17.2.2022, blz. 1,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/697 van de Commissie, PB L 130 van 4.5.2022, blz. 1,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1645 van de Commissie, PB L 248 van 26.9.2022, blz. 18,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2074 van de Commissie, PB L 280 van 28.10.2022, blz. 4,

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/203 van de Commissie, PB L 31 van 2.2.2023, blz. 1.

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2153 van de Commissie van 16 december 2019 inzake de vergoedingen en heffingen die worden geheven door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 319/2014, PB L 327 van 17.12.2019, blz. 36.

Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst), PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2018/1139, PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2082 van de Commissie van 26 november 2021 tot vaststelling van de regelingen voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gemeenschappelijke Europese risicoclassificatiesysteem, PB L 426 van 29.11.2021, blz. 32.

Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie van 29 april 2014 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering door exploitanten uit derde landen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst), PB L 133 van 6.5.2014, blz. 12, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2016/1158 van de Commissie, PB L 192 van 16.7.2016, blz. 21.

Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (Voor de EER relevante tekst), PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2015/1088 van de Commissie, PB L 176 van 7.7.2015, blz. 4,

Verordening (EU) 2015/1536 van de Commissie, PB L 241 van 17.9.2015, blz. 16,

Verordening (EU) 2017/334 van de Commissie, PB L 50 van 28.2.2017, blz. 13,

Verordening (EU) 2018/750 van de Commissie, PB L 126 van 23.5.2018, blz. 1,

Verordening (EU) 2018/1142 van de Commissie, PB L 207 van 16.8.2018, blz. 2,

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1383 van de Commissie, PB L 228 van 4.9.2019, blz. 1,

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1384 van de Commissie, PB L 228 van 4.9.2019, blz. 106,

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/270 van de Commissie, PB L 56 van 27.2.2020, blz. 20,

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1159 van de Commissie, PB L 257 van 6.8.2020, blz. 14,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/685 van de Commissie, PB L 143 van 27.4.2021, blz. 6,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/700 van de Commissie, PB L 145 van 28.4.2021, blz. 20; artikel 1, punt 1), en de punten 5), 6) en 8) van de bijlage I bij Verordening (EU) 2021/700 zijn sinds 18.5.2021 van toepassing in Zwitserland,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1963 van de Commissie, PB L 400 van 12.11.2021, blz. 18,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/410 van de Commissie, PB L 84 van 11.3.2022, blz. 20,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1360 van de Commissie, PB L 205 van 5.8.2022, blz. 115,

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/203 van de Commissie, PB L 31 van 2.2.2023, blz. 1.

Verordening (EU) 2015/340 van de Commissie van 20 februari 2015 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot vergunningen en certificaten van luchtverkeersleiders overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 805/2011 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst), PB L 63 van 6.3.2015, blz. 1, zoals gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/203 van de Commissie, PB L 31 van 2.2.2023, blz. 1.

Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015 betreffende aanvullende luchtwaardigheidsspecificaties voor een bepaald soort vluchtuitvoering en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012, PB L 106 van 24.4.2015, blz. 18, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/133 van de Commissie, PB L 25 van 29.1.2019, blz. 14,

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1159 van de Commissie, PB L 257 van 6.8.2020, blz. 14,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/97 van de Commissie, PB L 31 van 29.1.2021, blz. 208; artikel 1 van Verordening (EU) 2021/97 is sinds 26.2.2021 van toepassing in Zwitserland, behalve bijlage I, punt 1, dat sinds 16.2.2021 van toepassing is in Zwitserland,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1254 van de Commissie, PB L 191 van 20.7.2022, blz. 47.

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018 van de Commissie van 29 juni 2015 tot vaststelling van een lijst waarbij voorvallen in de burgerluchtvaart die verplicht moeten worden gemeld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden ingedeeld in categorieën (Voor de EER relevante tekst), PB L 163 van 30.6.2015, blz. 1, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/3 van de Commissie, PB L 1 van 5.1.2022, blz. 3.

Besluit (EU) 2016/2357 van de Commissie van 19 december 2016 met betrekking tot de gebrekkige effectieve naleving van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en de uitvoeringsvoorschriften daarvan voor wat betreft de certificaten die zijn afgegeven door Hellenic Aviation Training Academy (HATA), en deel 66-bevoegdheidsbewijzen die op basis daarvan zijn afgegeven (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 8645), PB L 348 van 21.12.2016, blz. 72.

Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie van 13 maart 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met ballonnen en voor bewijzen van bevoegdheid voor de bemanning van ballonnen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 71 van 14.3.2018, blz. 10, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/357 van de Commissie, PB L 67 van 5.3.2020, blz. 34,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1874 van de Commissie, PB L 378 van 26.10.2021, blz. 4.

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie van 14 december 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels inzake vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen en de afgifte van bewijzen van bevoegdheid voor cockpitbemanning van zweefvliegtuigen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 326 van 20.12.2018, blz. 64, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/358 van de Commissie, PB L 67 van 5.3.2020, blz. 57,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1874 van de Commissie, PB L 378 van 26.10.2021, blz. 4.

Verordening (EU) 2019/494 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2019 betreffende bepaalde aspecten van de luchtvaartveiligheid in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie (Voor de EER relevante tekst), PB L 85 I van 27.3.2019, blz. 11.

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/945 van de Commissie van 12 maart 2019 inzake onbemande luchtvaartuigsystemen en uit derde landen afkomstige exploitanten van onbemande luchtvaartuigsystemen, PB L 152 van 11.6.2019, blz. 1, als gewijzigd bij:

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1058 van de Commissie van 27 april 2020, PB L 232 van 20.7.2020, blz. 1,

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/851 van de Commissie van 22 maart 2022, PB L 150 van 1.6.2022, blz. 21.

Wat de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2019/945 vermelde producten betreft, past Zwitserland de in deze verordening bedoelde besluiten toe zoals zij in deze bijlage zijn opgenomen, met inbegrip van de hieronder vermelde handelingen, met dien verstande dat het tweede streepje van de bijlage ook van toepassing is op deze handelingen:

Verordening (EG) nr. 765/2008 (2), als bedoeld in artikel 3, punt 9), artikel 15, artikel 19, lid 2, en artikel 39, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2019/945,

Verordening (EU) nr. 1025/2012 (3), als bedoeld in artikel 3, punt 20, en artikel 37, lid 3, van Verordening (EU) 2019/945,

Richtlijn 2009/48/EG (4), als bedoeld in de artikel, 4, lid 2, en artikel 13, lid 2, punt c), en punt 10) van deel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) 2019/945,

Richtlijn 2006/42/EG (5), als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) 2019/945, met inbegrip van:

Richtlijn 73/23/EEG (6), als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt k), van Richtlijn 2006/42/EG en punt 1.5.1 van bijlage I daarbij, rekening houdend met het feit dat Richtlijn 73/23/EEG is ingetrokken en verwijzingen naar die richtlijn moeten worden begrepen als verwijzingen naar de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2014/35/EU (7),

Verordening (EU) 2019/1020 (8), met inbegrip van de verwijzingen naar die verordening in artikel 5, lid 3, en in de artikelen 35 en 36 van Verordening (EU) 2019/945, rekening houdend met het feit dat verwijzingen naar de geschrapte bepalingen van Verordening (EG) nr. 765/2008 moeten worden begrepen als verwijzingen naar de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2019/1020 (9), met inbegrip van:

wat betreft productcontactpunten, Verordening (EU) 2019/515 (10), als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1020,

Verordening (EG) nr. 765/2008, als bedoeld in artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) 2019/1020,

Richtlijn 2001/95/EG (11), als bedoeld in artikel 20, lid 4, en artikel 34, lid 4, van Verordening (EU) 2019/1020.

Verwijzingen naar “de Unie” in artikel 1, lid 1, (laatste deel van de zin), artikel 3, punten 1), 2), 9) en 12) (eerste deel van de zin), artikel 3, punt 21), artikel 4, lid 1, (laatste deel van de zin), artikel 4, lid 2, punten a), b) en d), artikel 5, lid 2, artikel 6, artikel 21, lid 1, (laatste deel van de zin), 29, lid 2), en artikel 31, lid 2, punt p), van Verordening (EU) 2019/1020 zijn eveneens van toepassing op Zwitserland.

In artikel 14, lid 2, en artikel 17 van Verordening (EU) 2019/1020 worden verwijzingen naar het Unierecht, wat Zwitserland betreft, begrepen als een verwijzing naar de desbetreffende nationale wetgeving.

Verwijzingen naar “de Unie” in artikel 1, lid 2, artikel 2, lid 3, artikel 3, punten 14, 15, 18 en 19, artikel 6, lid 1, artikel 7, lid 2, punt a), artikel 8, leden 1 en 2, artikel 9, lid 1, artikel 35, lid 1, artikel 36, lid 3, artikel 38, lid 2 en artikel 41, lid 3, en in de eerste verwijzing in de titel van deel 5 van Verordening (EU) 2019/945 zijn ook van toepassing op Zwitserland.

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen, PB L 152 van 11.6.2019, blz. 45, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/639 van de Commissie van 12 mei 2020, PB L 150 van 13.5.2020, blz. 1,

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/746 van de Commissie van 4 juni 2020, PB L 176 van 5.6.2020, blz. 13,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1166 van de Commissie van 15 juli 2021, PB L 253 van 16.7.2021, blz. 49,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/425 van de Commissie van 14 maart 2022, PB L 87 van 15.3.2022, blz. 20,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/525 van de Commissie van 1 april 2022, PB L 105 van 4.4.2022, blz. 3.

Wat onbemande luchtvaartuigsystemen betreft, past Zwitserland de in deze verordening bedoelde besluiten toe zoals zij in deze bijlage zijn opgenomen, met inbegrip van de hieronder vermelde handelingen, met dien verstande dat het tweede streepje van de bijlage ook van toepassing is op deze handeling:

Richtlijn 2009/48/EG (12), als bedoeld in artikel 9, lid 2, punt a), en artikel 14, lid 5, punt a), ii), van Verordening (EU) 2019/947.

De verwijzing naar Verordening (EU) 2016/679 (13) in UAS.SPEC.050, deel B, punt 1), a), iv), van de bijlage bij Verordening (EU) 2019/947 wordt, wat Zwitserland betreft, begrepen als een verwijzing naar zijn relevante nationale wetgeving.

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1128 van de Commissie van 1 juli 2019 inzake de toegangsrechten tot de veiligheidsaanbevelingen en antwoorden die zijn opgeslagen in het Europees centraal register en tot intrekking van Besluit 2012/780/EU (Voor de EER relevante tekst), PB L 177 van 2.7.2019, blz. 112.

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2034 van de Commissie van 6 oktober 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gemeenschappelijk Europees risicoclassificatiesysteem (PB L 416 van 11.12.2020, blz. 1).

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/664 van de Commissie van 22 april 2021 inzake een regelgevingskader voor U-space, PB L 139 van 23.4.2021, blz. 161, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/203 van de Commissie, PB L 31 van 2.2.2023, blz. 1.

4.   Beveiliging van de luchtvaart

Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (Voor de EER relevante tekst), PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 18/2010 van de Commissie, PB L 7 van 12.1.2010, blz. 3.

Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, PB L 91 van 3.4.2009, blz. 7, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 297/2010 van de Commissie, PB L 90 van 10.4.2010, blz. 1,

Verordening (EU) nr. 720/2011 van de Commissie, PB L 193 van 23.7.2011, blz. 19,

Verordening (EU) nr. 1141/2011 van de Commissie, PB L 293 van 11.11.2011, blz. 22,

Verordening (EU) nr. 245/2013 van de Commissie, PB L 77 van 20.3.2013, blz. 5.

Verordening (EU) nr. 1254/2009 van de Commissie van 18 december 2009 tot vaststelling van criteria waaraan lidstaten moeten voldoen om te mogen afwijken van de gemeenschappelijke basisnormen inzake beveiliging van de burgerluchtvaart en om alternatieve beveiligingsmaatregelen te mogen vaststellen (Voor de EER relevante tekst), PB L 338 van 19.12.2009, blz. 17, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2016/2096 van de Commissie, PB L 326 van 1.12.2016, blz. 7.

Verordening (EU) nr. 72/2010 van de Commissie van 26 januari 2010 tot vaststelling van procedures voor de inspecties van de Commissie op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (Voor de EER relevante tekst), PB L 23 van 27.1.2010, blz. 1, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/472 van de Commissie, PB L 85 van 1.4.2016, blz. 28.

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 van de Commissie van 5 november 2015 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (Voor de EER relevante tekst), PB L 299 van 14.11.2015, blz. 1, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2426 van de Commissie, PB L 334 van 22.12.2015, blz. 5,

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/815 van de Commissie, PB L 122 van 13.5.2017, blz. 1,

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/55 van de Commissie, PB L 10 van 13.1.2018, blz. 5,

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/103 van de Commissie, PB L 21 van 24.1.2019, blz. 13, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/910 van de Commissie, PB L 208 van 1.7.2020, blz. 43,

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/413 van de Commissie, PB L 73 van 15.3.2019, blz. 98,

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1583 van de Commissie, PB L 246 van 26.9.2019, blz. 15, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/910 van de Commissie, PB L 208 van 1.7.2020, blz. 43,

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/111 van de Commissie, PB L 21 van 27.1.2020, blz. 1,

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/910 van de Commissie, PB L 208 van 1.7.2020, blz. 43,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/255 van de Commissie, PB L 58 van 19.2.2021, blz. 23; de punten 15, 18, 19 en 32 van de bijlage bij Verordening (EU) 2021/255 zijn sinds 11.3.2021 van toepassing in Zwitserland,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/421 van de Commissie, PB L 87 van 15.3.2022, blz. 1,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/463 van de Commissie, PB L 94 van 23.3.2022, blz. 3,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1174 van de Commissie, PB L 183 van 8.7.2022, blz. 35, met uitzondering van het nieuwe punt 11.1.1, b), van de bijlage bij Verordening (EU) 2015/1998, als vervangen bij punt 35 van de bijlage bij Verordening (EU) 2022/1174,

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/566 van de Commissie, PB L 74 van 13.3.2023, blz. 47.

Uitvoeringsbesluit C(2015) 8005 van de Commissie van 16 november 2015 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging, zoals vermeld in artikel 18,punt a), van Verordening (EG) nr. 300/2008 (niet in het Publicatieblad gepubliceerd), als gewijzigd bij:

Uitvoeringsbesluit C(2017) 3030 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2018) 4857 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2019) 132 van de Commissie, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsbesluit C(2020) 4241 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2021) 0996 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2022) 4638 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2023) 1569 van de Commissie.

Besluit (EU) 2021/2147 van de Commissie van 3 december 2021 inzake de goedkeuring van beveiligingsapparatuur voor de burgerluchtvaart met de markering “EU-stempel”, PB L 433 van 6.12.2021, blz. 25.

5.   Luchtverkeersbeheer

Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (de kaderverordening) (Voor de EER relevante tekst), PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1, als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009, PB L 300 van 14.11.2009, blz. 34.

De Commissie geniet in Zwitserland de rechten die haar overeenkomstig de artikelen 6, 8, 10, 11 en 12 zijn toegekend.

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 2 wordt “op communautair niveau” vervangen door “op communautair niveau, inclusief Zwitserland”.

Niettegenstaande de horizontale aanpassing in het tweede streepje van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, zijn de verwijzingen naar de “lidstaten” in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 549/2004 of in de in dat artikel vermelde bepalingen van Besluit 1999/468/EG, niet van toepassing op Zwitserland.

Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (de luchtvaartnavigatiedienstenverordening) (Voor de EER relevante tekst), PB L 96 van 31.3.2004, blz. 10, als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009, PB L 300 van 14.11.2009, blz. 34.

De Commissie geniet tegenover Zwitserland de rechten die haar overeenkomstig de artikelen 9 bis, 9 ter, 15, 15 bis, 16 en 17 zijn toegekend.

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt de verordening als volgt gewijzigd:

a)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 2 wordt “en Zwitserland” ingevoegd na “de Gemeenschap”.

b)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

In de leden 1 en 6 wordt “en Zwitserland” ingevoegd na “de Gemeenschap”.

c)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 1 wordt “en Zwitserland” ingevoegd na “de Gemeenschap”.

d)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 1 wordt “en Zwitserland” ingevoegd na “de Gemeenschap”.

e)

Lid 3 van artikel 16 wordt vervangen door:

“3.   De Commissie stelt de lidstaten en de dienstverlener, voor zover deze juridisch betrokken partij is, in kennis van haar besluit.”

.

Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (de luchtruimverordening) (Voor de EER relevante tekst), PB L 96 van 31.3.2004, blz. 20, als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009, PB L 300 van 14.11.2009, blz. 34.

De Commissie geniet in Zwitserland de bevoegdheden die haar overeenkomstig de artikelen 3 bis, 6 en 10 zijn verleend.

Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging (de interoperabiliteitsverordening) (Voor de EER relevante tekst), PB L 96 van 31.3.2004, blz. 26, als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009, PB L 300 van 14.11.2009, blz. 34.

De Commissie geniet in Zwitserland de bevoegdheden die haar overeenkomstig de artikelen 4 en 7 en artikel 10, lid 3, zijn verleend.

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt de verordening als volgt gewijzigd:

a)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 2 wordt “of Zwitserland” ingevoegd na “de Gemeenschap”.

b)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 4 wordt “of Zwitserland” ingevoegd na “de Gemeenschap”.

c)

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

In deel 3, tweede en laatste streepje, wordt “of Zwitserland” ingevoegd na “de Gemeenschap”.

Overeenkomstig artikel 139 van Verordening (EU) 2018/1139 is Verordening (EG) nr. 552/2004 ingetrokken met ingang van 11 september 2018. De artikelen 4, 5, 6, 6 bis en 7 van die verordening en de bijlagen III en IV bij die verordening blijven echter van kracht tot de datum van toepassing van de in artikel 47 van Verordening 2018/1139 bedoelde gedelegeerde handelingen, voor zover die handelingen betrekking hebben op het onderwerp van de toepasselijke bepalingen van Verordening (EG) nr. 552/2004, en in elk geval niet langer dan 12 september 2023.

Verordening (EG) nr. 2150/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor een flexibel gebruik van het luchtruim (Voor de EER relevante tekst), PB L 342 van 24.12.2005, blz. 20.

Verordening (EG) nr. 1033/2006 van de Commissie van 4 juli 2006 tot vaststelling van de vereisten inzake de procedures voor vliegplannen in de aan de vlucht voorafgaande fase in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (Voor de EER relevante tekst), PB L 186 van 7.7.2006, blz. 46, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie, PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 428/2013 van de Commissie, PB L 127 van 9.5.2013, blz. 23,

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2120 van de Commissie, PB L 329 van 3.12.2016, blz. 70,

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/139 van de Commissie, PB L 25 van 30.1.2018, blz. 4.

Verordening (EG) nr. 1032/2006 van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van de eisen voor automatische systemen voor de uitwisseling van vluchtgegevens met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden (Voor de EER relevante tekst), PB L 186 van 7.7.2006, blz. 27, als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 30/2009 van de Commissie, PB L 13 van 17.1.2009, blz. 20.

Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een Gemeenschappelijke Onderneming voor de verwezenlijking van een nieuwe generatie Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar), PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1, als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad, PB L 352 van 31.12.2008, blz. 12,

Verordening (EU) nr. 721/2014 van de Raad, PB L 192 van 1.7.2014, blz. 1.

Verordening (EG) nr. 633/2007 van de Commissie van 7 juni 2007 tot vaststelling van de eisen voor de toepassing van een protocol voor de overdracht van vluchtberichten met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden (Voor de EER relevante tekst), PB L 146 van 8.6.2007, blz. 7, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 283/2011 van de Commissie, PB L 77 van 23.3.2011, blz. 23.

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 van de Commissie van 1 maart 2017 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor verleners van luchtverkeersbeheers-/luchtvaartnavigatiediensten en andere netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en het toezicht daarop, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 482/2008, Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1034/2011, (EU) nr. 1035/2011 en (EU) 2016/1377 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 677/2011 (Voor de EER relevante tekst), PB L 62 van 8.3.2017, blz. 1, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/469 van de Commissie, PB L 104 van 3.4.2020, blz. 1, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1177 van de Commissie, PB L 259 van 10.8.2020, blz. 12,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/665 van de Commissie, PB L 139 van 23.4.2021, blz. 184,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1338 van de Commissie, PB L 289 van 12.8.2021, blz. 12,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/938 van de Commissie, PB L 209 van 10.8.2022, blz. 1,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2345 van de Commissie, PB L 311 van 2.12.2022, blz. 58,

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/203 van de Commissie, PB L 31 van 2.2.2023, blz. 1.

Verordening (EG) nr. 29/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim (Voor de EER relevante tekst), PB L 13 van 17.1.2009, blz. 3, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/310 van de Commissie, PB L 56 van 27.2.2015, blz. 30,

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1170 van de Commissie, PB L 183 van 9.7.2019, blz. 6,

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/208 van de Commissie, PB L 43 van 17.2.2020, blz. 72.

De tekst van de verordening wordt voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt aangepast:

“Zwitserland UIR” wordt toegevoegd aan bijlage I, deel A.

Verordening (EG) nr. 262/2009 van de Commissie van 30 maart 2009 tot vaststelling van de eisen inzake de gecoördineerde toewijzing en toepassing van Mode S-ondervragingscodes in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (Voor de EER relevante tekst), PB L 84 van 31.3.2009, blz. 20, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2345 van de Commissie, PB L 348 van 21.12.2016, blz. 11.

Verordening (EU) nr. 255/2010 van de Commissie van 25 maart 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de regeling van luchtverkeersstromen (Voor de EER relevante tekst), PB L 80 van 26.3.2010, blz. 10, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie, PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1,

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1006 van de Commissie, PB L 165 van 23.6.2016, blz. 8,

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2159 van de Commissie, PB L 304 van 21.11.2017, blz. 45.

Besluit C(2010) 5134 van de Commissie van 29 juli 2010 inzake de aanwijzing van het prestatiebeoordelingsorgaan van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (niet in het Publicatieblad gepubliceerd).

Verordening (EU) nr. 176/2011 van de Commissie van 24 februari 2011 inzake de informatie die moet worden verstrekt vóór de vaststelling en wijziging van een functioneel luchtruimblok, PB L 51 van 25.2.2011, blz. 2.

Besluit C(2011) 4130 van de Commissie van 7 juli 2011 inzake de benoeming van de netwerkbeheerder voor de functies van het netwerk voor luchtverkeersbeheer (ATM) in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (Voor de EER relevante tekst) (niet in het Publicatieblad gepubliceerd).

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1206/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen inzake de identificatie van luchtvaartuigen voor de surveillance in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (Voor de EER relevante tekst), PB L 305 van 23.11.2011, blz. 23; als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/587 van de Commissie, PB L 138 van 30.4.2020, blz. 1.

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt de tekst van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1206/2011 als volgt aangepast:

 

“Zwitserland UIR” wordt toegevoegd aan bijlage I.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1207/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen voor de prestaties en interoperabiliteit van surveillance voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim (Voor de EER relevante tekst), PB L 305 van 23.11.2011, blz. 35, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1028/2014 van de Commissie, PB L 284 van 30.9.2014, blz. 7,

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/386 van de Commissie, PB L 59 van 7.3.2017, blz. 34,

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/587 van de Commissie, PB L 138 van 30.4.2020, blz. 1,

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2 van de Commissie, PB L 1 van 5.1.2022, blz. 1.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (Voor de EER relevante tekst), PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2015/340 van de Commissie, PB L 63 van 6.3.2015, blz. 1,

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1185 van de Commissie, PB L 196 van 21.7.2016, blz. 3,

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/835 van de Commissie, PB L 124 van 17.5.2017, blz. 35,

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/469 van de Commissie, PB L 104 van 3.4.2020, blz. 1, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1177 van de Commissie, PB L 259 van 10.8.2020, blz. 12,

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/886 van de Commissie, PB L 205 van 29.6.2020, blz. 14,

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/666 van de Commissie, PB L 139 van 23.4.2021, blz. 187.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 van de Commissie van 16 november 2012 tot vaststelling van de eisen voor de kanaalafstand bij mondelinge communicatie in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (Voor de EER relevante tekst), PB L 320 van 17.11.2012, blz. 14, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 657/2013 van de Commissie, PB L 190 van 11.7.2013, blz. 37,

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2345 van de Commissie, PB L 348 van 21.12.2016, blz. 11,

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2160 van de Commissie, PB L 304 van 21.11.2017, blz. 47.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 409/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 inzake de definitie van gemeenschappelijke projecten, de vaststelling van governance en de identificatie van stimulansen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europees masterplan inzake luchtverkeersbeheer (Voor de EER relevante tekst), PB L 123 van 4.5.2013, blz. 1, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/116 van de Commissie, PB L 36 van 2.2.2021, blz. 10.

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/116 van de Commissie van 1 februari 2021 inzake de vaststelling van Gemeenschappelijk Project Eén ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het bij Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde Europees masterplan inzake luchtverkeersbeheer, tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 409/2013 van de Commissie en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 716/2014 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst), PB L 36 van 2.2.2021, blz. 10.

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt de bijlage bij de verordening aangepast als volgt:

a)

na punt 1.2.1, r), wordt het volgende punt toegevoegd: “s) Zürich Kloten”;

b)

na punt 2.2.1, r), wordt het volgende punt toegevoegd: “s) Zürich Kloten”;

c)

na punt 2.2.2, r), wordt het volgende punt toegevoegd: “s) Zürich Kloten”;

d)

na punt 2.2.3, bb), wordt het volgende punt toegevoegd: “cc) Genève; “dd) Zürich Kloten”.

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1048 van de Commissie van 18 juli 2018 tot vaststelling van eisen voor het gebruik van het luchtruim en vluchtuitvoeringsprocedures in verband met prestatiegebaseerde navigatie, PB L 189 van 26.7.2018, blz. 3.

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/123 van de Commissie van 24 januari 2019 tot vaststelling van nadere regels voor de uitvoering van de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 677/2011 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst), PB L 28 van 31.1.2019, blz. 1.

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/317 van de Commissie van 11 februari 2019 tot vaststelling van een prestatie- en heffingsregeling in het gemeenschappelijk Europees luchtruim en tot intrekking van Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 390/2013 en (EU) nr. 391/2013 (Voor de EER relevante tekst), PB L 56 van 25.2.2019, blz. 1, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1880 van de Commissie, PB L 380 van 27.10.2021, blz. 1.

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/709 van de Commissie van 6 mei 2019 tot benoeming van de Netwerkbeheerder voor de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 3228), PB L 120 van 8.5.2019, blz. 27.

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/891 van de Commissie van 2 juni 2021 tot vaststelling van herziene EU-wijde prestatiedoelstellingen voor het netwerk voor luchtverkeersbeheer voor de derde referentieperiode (2020-2024) en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/903 (Voor de EER relevante tekst), PB L 195 van 3.6.2021, blz. 3.

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2167 van de Commissie van 17 december 2019 tot goedkeuring van het strategisch netwerkplan voor de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer van het gemeenschappelijk Europees luchtruim voor de periode 2020-2029, PB L 328 van 18.12.2019, blz. 89.

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2168 van de Commissie van 17 december 2019 tot benoeming van de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van de netwerkbeheerraad en van de leden en de plaatsvervangende leden van het Europees crisiscoördinatiecentrum voor de luchtvaart voor de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer voor de derde referentieperiode 2020-2024, PB L 328 van 18.12.2019, blz. 90.

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2012 van de Commissie van 29 november 2019 inzake ontheffingen uit hoofde van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 29/2009 van de Commissie tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim (Voor de EER relevante tekst), PB L 312 van 3.12.2019, blz. 95.

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1627 van de Commissie van 3 november 2020 inzake uitzonderlijke maatregelen voor de derde referentieperiode (2020-2024) van de prestatie- en heffingsregeling voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim ten gevolge van de COVID-19-pandemie, PB L 366 van 4.11.2020, blz. 7.

6.   Milieu en geluid

Richtlijn 2002/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 maart 2002 betreffende de vaststelling van regels en procedures met betrekking tot de invoering van geluidgerelateerde exploitatiebeperkingen op luchthavens in de Gemeenschap (Voor de EER relevante tekst), (artikelen 1-12 en 14-18), PB L 85 van 28.3.2002, blz. 40.

(De wijzigingen van bijlage I, die het gevolg zijn van bijlage II, hoofdstuk 8 (Vervoersbeleid), deel G (Luchtvervoer), nummer 2 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, zijn van toepassing.)

Richtlijn 2006/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de regulering van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel I, deel II, hoofdstuk 3, tweede uitgave (1988) (gecodificeerde versie) (Voor de EER relevante tekst), PB L 374 van 27.12.2006, blz. 1.

7.   Consumentenbescherming

Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten, PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59 (artikelen 1-10).

Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29 (artikelen 1-11), als gewijzigd bij:

Richtlijn 2011/83/EU, PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64.

Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage, PB L 285 van 17.10.1997, blz. 1, (artikelen 1-8), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 889/2002, PB L 140 van 30.5.2002, blz. 2.

Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (Voor de EER relevante tekst), PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1,

(Artikelen 1-18.)

Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen (Voor de EER relevante tekst), PB L 204 van 26.7.2006, blz. 1.

8.   Diversen

Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (Voor de EER relevante tekst), PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51,

(Artikel 14, lid 1, punt b), en artikel 14, lid 2.)

9.   Bijlagen

A

:

Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie

B

:

Bepalingen met betrekking tot de financiële controle die de Europese Unie in Zwitserland uitoefent op de deelnemers aan de activiteiten van het EASA

BIJLAGE A

PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE

DE HOGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN,

OVERWEGENDE DAT, overeenkomstig artikel 343 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 191 van het Verdrag tot oprichting van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“EGA”), de Europese Unie en de EGA op het grondgebied van de lidstaten de voorrechten en immuniteiten genieten die nodig zijn voor de uitvoering van hun taken,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen, welke aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie worden gehecht:

HOOFDSTUK I

EIGENDOMMEN, FONDSEN, BEZITTINGEN EN VERRICHTINGEN VAN DE EUROPESE UNIE

Artikel 1

De gebouwen en terreinen van de Europese Unie zijn onschendbaar. Zij zijn vrijgesteld van huiszoeking, vordering, verbeurdverklaring of onteigening. De eigendommen en bezittingen van de Unie kunnen zonder toestemming van het Hof van Justitie niet worden getroffen door enige dwangmaatregel van bestuursrechtelijke of gerechtelijke aard.

Artikel 2

Het archief van de Unie is onschendbaar.

Artikel 3

De Unie, haar bezittingen, inkomsten en andere eigendommen zijn vrijgesteld van alle directe belastingen.

Telkens wanneer hun dit mogelijk is, treffen de regeringen van de lidstaten passende maatregelen tot kwijtschelding of teruggave van het bedrag der indirecte belastingen en van belastingen op de verkoop, welke een deel vormen van de prijs van onroerende of roerende goederen, wanneer de Unie voor haar officieel gebruik belangrijke aankopen doet van goederen in de prijs waarvan zodanige belastingen begrepen zijn. De toepassing van deze bepalingen mag evenwel niet tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de Unie wordt vervalst.

Geen enkele vrijstelling wordt verleend van belastingen, heffingen en rechten die niet anders zijn dan eenvoudige vergoedingen voor diensten van openbaar nut.

Artikel 4

De Unie is vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot goederen bestemd voor officieel gebruik van de Unie; de aldus ingevoerde goederen mogen op het grondgebied van het land alwaar zij zijn ingevoerd niet onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, tenzij op voorwaarden welke door de regering van dat land zijn goedgekeurd.

De Unie is eveneens vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot haar publicaties.

HOOFDSTUK II

MEDEDELINGEN EN LAISSEZ-PASSER

Artikel 5

De instellingen van de Unie genieten, voor hun officiële mededelingen en het overbrengen van al hun documenten op het grondgebied van iedere lidstaat de behandeling, welke door deze staat aan diplomatieke missies wordt toegestaan.

De officiële correspondentie en andere officiële mededelingen van de instellingen van de Unie zijn niet aan censuur onderworpen.

Artikel 6

Laissez-passer, waarvan de vorm door de Raad met gewone meerderheid van stemmen wordt vastgesteld en welke als geldige reispapieren worden erkend door de overheidsinstanties van de lidstaten kunnen door de voorzitters van de instellingen van de Unie aan de leden en het personeel van deze instellingen worden verstrekt. Deze laissez-passer worden aan de ambtenaren, en overige personeelsleden verstrekt overeenkomstig de bepalingen van het statuut van de ambtenaren en de regeling voor de andere personeelsleden van de Unie.

De Commissie kan akkoorden sluiten teneinde deze laissez-passer te doen erkennen als geldige reispapieren voor het grondgebied van derde staten.

HOOFDSTUK III

LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Artikel 7

De bewegingsvrijheid der leden van het Europees Parlement die zich naar de plaats van bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren wordt op geen enkele wijze beperkt door voorschriften van bestuursrechtelijke of andere aard.

Aan de leden van het Europees Parlement worden, wat betreft douane en deviezencontrole, toegekend:

a)

door hun eigen regering, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan hoge ambtenaren, die zich, belast met een tijdelijke officiële zending, naar het buitenland begeven;

b)

door de regeringen van de andere lidstaten, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen, belast met een tijdelijke officiële zending.

Artikel 8

Tegen de leden van het Europees Parlement kan geen opsporing plaatsvinden, noch kunnen zij worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht.

Artikel 9

Tijdens de zittingsduur van het Europees Parlement genieten de leden:

a)

op hun eigen grondgebied, de immuniteiten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;

b)

op het grondgebied van elke andere lidstaat, vrijstelling van aanhouding en gerechtelijke vervolging in welke vorm ook.

De immuniteit beschermt hen eveneens, wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren.

Op deze immuniteit kan geen beroep worden gedaan in geval van ontdekking op heterdaad, terwijl zij evenmin kan verhinderen dat het Europees Parlement het recht uitoefent de immuniteit van een van zijn leden op te heffen.

HOOFDSTUK IV

DE AAN DE WERKZAAMHEDEN VAN DE INSTELLINGEN DER EUROPESE UNIE DEELNEMENDE VERTEGENWOORDIGERS DER LIDSTATEN

Artikel 10

De aan de werkzaamheden van de instellingen van de Unie deelnemende vertegenwoordigers der lidstaten, alsmede hun raadslieden en de deskundigen, genieten gedurende de uitoefening van hun ambt en op hun reizen naar en van de plaats van bijeenkomst de gebruikelijke voorrechten, immuniteiten en faciliteiten.

Dit artikel is eveneens van toepassing op de leden der raadgevende organen van de Unie.

HOOFDSTUK V

AMBTENAREN EN OVERIGE PERSONEELSLEDEN VAN DE EUROPESE UNIE

Artikel 11

De ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie zijn, ongeacht hun nationaliteit, op het grondgebied van elk der lidstaten:

a)

vrijgesteld van rechtsvervolging voor hetgeen zij in hun officiële hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven, met inachtneming van de toepassing van de bepalingen der Verdragen, die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van de ambtenaren en overige personeelsleden tegenover de Unie, en voorts op de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie om uitspraak te doen in geschillen tussen de Unie en haar ambtenaren en overige personeelsleden. Zij blijven deze immuniteit genieten nadat zij hun ambt hebben neergelegd;

b)

tezamen met hun echtgenoten en de te hunnen laste zijnde verwanten vrijgesteld van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie;

c)

inzake monetaire of deviezenregelingen in het genot van de gebruikelijke faciliteiten welke aan ambtenaren van internationale organisaties worden toegekend;

d)

gerechtigd om de eerste maal, dat zij hun post bezetten, in het betrokken land hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik vrij van rechten in te voeren, en bij het neerleggen van hun ambt hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik uit genoemd land vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het land waar dit recht wordt uitgeoefend, als noodzakelijk beschouwt;

e)

gerechtigd uit een lidstaat hun voor persoonlijk gebruik bestemde personenauto die in het land waar zij het laatst hun verblijfplaats hebben gehad of in het land waarvan zij onderdaan zijn, verkregen is op de voorwaarden die op de binnenlandse markt van dat land gelden, vrij van rechten in te voeren, en deze vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het betrokken land als noodzakelijk beschouwt.

Artikel 12

Onder de voorwaarden en volgens de procedure welke door het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen en na raadpleging van de betrokken instellingen worden vastgesteld, worden de ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie onderworpen aan een belasting ten bate van de Unie op de door haar betaalde salarissen, lonen en emolumenten.

Zij zijn vrijgesteld van nationale belastingen op de door de Unie betaalde salarissen, lonen en emolumenten.

Artikel 13

De ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie, die zich uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van hun ambt in dienst van de Unie vestigen op het grondgebied van een andere lidstaat dan de staat van de fiscale woonplaats, welke zij bezitten op het ogenblik van hun indiensttreding bij de Unie, worden voor de toepassing van de inkomsten-, vermogens- en successiebelastingen, alsmede van de tussen de lidstaten van de Unie gesloten overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting, zowel in de staat waar zij zich gevestigd hebben als in de staat van de fiscale woonplaats, geacht hun woonplaats te hebben behouden in de laatstgenoemde staat, indien deze lid is van de Unie. Deze bepaling geldt eveneens voor de echtgenoot voor zover deze geen eigen beroepsbezigheden uitoefent, alsmede voor de kinderen die ten laste zijn en onder toezicht staan van de in dit artikel bedoelde personen.

De roerende goederen welke toebehoren aan de in de vorige alinea bedoelde personen en zich bevinden op het grondgebied van de staat van verblijf, worden in die staat vrijgesteld van successiebelasting; voor de heffing van die belasting worden die roerende goederen geacht zich in de staat van de fiscale woonplaats te bevinden, onder voorbehoud van de rechten van derde staten en de mogelijke toepassing van de bepalingen der internationale overeenkomsten betreffende dubbele belasting.

De uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van een ambt in dienst van andere internationale organisaties verkregen woonplaats wordt niet in aanmerking genomen bij de toepassing van de bepalingen van dit artikel.

Artikel 14

Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen en na raadpleging van de betrokken instellingen de regeling vast inzake de sociale voorzieningen, welke op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie van toepassing zijn.

Artikel 15

Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen en na raadpleging van de andere betrokken instellingen vast op welke categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie de bepalingen van artikel 11, artikel 12, tweede alinea, en artikel 13 geheel of ten dele van toepassing zijn.

De namen, hoedanigheden en adressen der ambtenaren en overige personeelsleden, welke onder deze categorieën zijn begrepen, worden op gezette tijden aan de regeringen van de lidstaten meegedeeld.

HOOFDSTUK VI

VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN DER BIJ DE EUROPESE UNIE GEACCREDITEERDE MISSIES VAN DERDE STATEN

Artikel 16

De lidstaat, op wiens grondgebied de zetel van de Unie is gevestigd, verleent aan de missies der bij de Unie geaccrediteerde derde staten de gebruikelijke diplomatieke immuniteiten en voorrechten.

HOOFDSTUK VII

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 17

De voorrechten, immuniteiten en faciliteiten worden aan de ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie uitsluitend in het belang van de Unie verleend.

Elke instelling van de Unie is gehouden de aan een ambtenaar of ander personeelslid verleende immuniteit op te heffen in alle gevallen, waarin zulks naar haar mening niet strijdig is met de belangen van de Unie.

Artikel 18

Voor de toepassing van dit protocol handelen de instellingen van de Unie in overeenstemming met de verantwoordelijke autoriteiten van de betrokken lidstaten.

Artikel 19

De artikelen 11 tot en met 14 en artikel 17 zijn van toepassing op de leden van de Commissie.

Artikel 20

De artikelen 11 tot en met 14 en artikel 17 zijn van toepassing op de rechters, de advocaten-generaal, de griffiers en de toegevoegde rapporteurs van het Hof van Justitie van de Europese Unie, onverminderd de bepalingen van artikel 3 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot de vrijstelling van rechtsvervolging van de rechters en de advocaten-generaal.

Artikel 21

Dit protocol is eveneens van toepassing op de Europese Investeringsbank, de leden van haar organen, haar personeel en de vertegenwoordigers der lidstaten, welke aan haar werkzaamheden deelnemen, onverminderd de bepalingen van het Protocol betreffende haar statuten.

De Europese Investeringsbank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing bij de uitbreiding van haar kapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke hieraan verbonden zijn in de staat waar de zetel van de Bank gevestigd is. Haar opheffing en liquidering zullen evenmin enige heffing medebrengen. Ten slotte geeft de werkzaamheid van de Bank en van haar organen, uitgeoefend onder de statutaire voorwaarden, geen aanleiding tot de heffing van omzetbelastingen.

Artikel 22

Dit protocol is eveneens van toepassing op de Europese Centrale Bank, de leden van haar organen en haar personeel, onverminderd de bepalingen van het Protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank.

De Europese Centrale Bank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing bij de uitbreiding van haar kapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke hieraan verbonden zijn in de staat waar de zetel van de Bank gevestigd is. De werkzaamheden van de Bank en van haar organen, uitgeoefend overeenkomstig de statuten van het Europese Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, geven geen aanleiding tot de heffing van omzetbelasting.

Aanhangsel bij bijlage A

PROCEDURES VOOR DE TOEPASSING IN ZWITSERLAND VAN HET PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE

1.   

Uitbreiding van de toepassing van het Protocol tot Zwitserland

Iedere verwijzing naar de lidstaten in het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie (hierna “het protocol” genoemd) moet worden opgevat als zijnde eveneens van toepassing op Zwitserland, tenzij in het onderstaande anders wordt bepaald.

2.   

Agentschap vrijgesteld van indirecte belastingen (met inbegrip van btw)

Op vanuit Zwitserland geëxporteerde goederen en diensten wordt geen belasting over de toegevoegde waarde (btw) geheven. Wat goederen en diensten betreft die aan het Agentschap in Zwitserland worden geleverd voor officieel gebruik, geschiedt de btw-vrijstelling, overeenkomstig artikel 3, tweede alinea, van het protocol, door middel van teruggave van de betaalde bedragen. Vrijstelling van btw wordt verleend indien de feitelijke aankoopprijs voor de in de factuur of een gelijkwaardig document vermelde goederen en dienstverstrekkingen (inclusief belastingen) ten minste 100 CHF bedraagt.

Restitutie van de betaalde btw-bedragen volgt op vertoon van de speciaal hiertoe bestemde Zwitserse formulieren aan de afdeling btw van de federale belastingautoriteiten. De aanvragen worden in beginsel behandeld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de indiening van het van de nodige bewijsstukken vergezelde verzoek om terugbetaling.

3.   

Wijze van toepassing van de regelgeving betreffende het personeel van het Agentschap

Wat artikel 12, tweede alinea, van het protocol betreft, stelt Zwitserland, volgens de beginselen van zijn intern recht, de ambtenaren en overige personeelsleden van het Agentschap in de zin van artikel 2 van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van de Raad (14) vrij van federale, kantonnale en gemeentelijke belastingen op salarissen, lonen en emolumenten die door de Europese Unie worden betaald en waarop, te haren gunste, een interne belasting van toepassing is.

Voor de toepassing van artikel 13 van dit aanhangsel wordt Zwitserland niet als een lidstaat in de zin van bovenstaand lid 1 beschouwd.

De ambtenaren en overige personeelsleden van het Agentschap, alsook hun gezinsleden die zijn aangesloten bij het op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Europese Unie van toepassing zijnde socialeverzekeringsstelsel, vallen niet verplicht onder het Zwitserse socialeverzekeringsstelsel.

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft uitsluitende bevoegdheid voor alle kwesties betreffende de betrekkingen tussen de Commissie of het Agentschap en zijn personeel, wat betreft de toepassing van Verordening (EEG/Euratom/EGKS) nr. 259/68 van de Raad (15) en de andere bepalingen van het recht van de Europese Unie tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden.

BIJLAGE B

FINANCIËLE CONTROLE MET BETREKKING TOT ZWITSERSE DEELNEMERS AAN DE ACTIVITEITEN VAN HET EUROPEES AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE LUCHTVAART

Artikel 1

Rechtstreekse communicatie

Het Agentschap en de Commissie onderhouden rechtstreekse contacten met alle in Zwitserland gevestigde personen of entiteiten die betrokken zijn bij de activiteiten van het Agentschap als contractant, als deelnemer aan een programma van het Agentschap, als begunstigde van een betaling uit de begroting van het Agentschap of van de Gemeenschap, of als onderaannemer. Deze personen kunnen alle dienstige informatie en documentatie die zij gehouden zijn te verstrekken op grond van de in dit besluit genoemde instrumenten en van de ter uitvoering daarvan gesloten contracten of overeenkomsten, alsmede van de in het kader daarvan genomen besluiten, rechtstreeks aan de Commissie en het Agentschap doen toekomen.

Artikel 2

Controles

1.   In overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (16) en het door de raad van bestuur van het Agentschap op 26 maart 2003 vastgestelde Financieel Reglement, met Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (17) goedgekeurde financiële reglementen, alsook met de overige regelingen waarnaar in dit besluit wordt verwezen, kan in de contracten of overeenkomsten die met in Zwitserland gevestigde begunstigden worden gesloten en in de besluiten die in dat kader worden genomen, worden bepaald dat bij deze begunstigden of bij hun onderaannemers op ieder tijdstip wetenschappelijke, financiële of technologische audits of andere controles kunnen worden verricht door functionarissen van het Agentschap en de Commissie of door andere door dezen hiertoe gemachtigde personen.

2.   De functionarissen van het Agentschap en de Commissie alsook de andere door het Agentschap en de Commissie hiertoe gemachtigde personen krijgen passende toegang tot locaties, werkzaamheden en documenten, alsmede tot alle nodige informatie, inclusief informatie in elektronische vorm, om deze audits naar behoren te kunnen uitvoeren. Dit recht van toegang wordt uitdrukkelijk vermeld in de contracten of overeenkomsten die worden gesloten in uitvoering van de instrumenten waarnaar in dit besluit wordt verwezen.

3.   De Europese Rekenkamer heeft dezelfde rechten als de Commissie.

4.   De audits kunnen plaatsvinden tot vijf jaar na het verstrijken van dit besluit dan wel volgens het bepaalde in de contracten of overeenkomsten of in de ter zake genomen besluiten.

5.   De Zwitserse financiële controledienst (Eidgenössische Finanzkontrolle) wordt van tevoren in kennis gesteld van de audits die op het Zwitserse grondgebied worden uitgevoerd. Deze kennisgeving is geen juridische voorwaarde voor de uitvoering van de audits.

Artikel 3

Controles ter plaatse

1.   In het kader van dit besluit is de Commissie (OLAF) gemachtigd op het Zwitserse grondgebied controles en verificaties ter plaatse te verrichten, zulks overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten van Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (18).

2.   De controles en verificaties ter plaatse worden door de Commissie voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Zwitserse financiële controledienst of met de andere door deze controledienst aangewezen bevoegde Zwitserse autoriteiten, die tijdig over het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties worden ingelicht, teneinde aldus alle nodige hulp te kunnen verstrekken. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Zwitserse autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

3.   Wanneer de betrokken Zwitserse instanties dat verlangen, worden de controles en verificaties ter plaatse gezamenlijk door de Commissie en henzelf uitgevoerd.

4.   Wanneer deelnemers aan het programma zich verzetten tegen een controle of verificatie ter plaatse, verlenen de Zwitserse autoriteiten de controleurs van de Commissie, overeenkomstig de nationale bepalingen ter zake, de nodige assistentie om laatstgenoemden in staat te stellen de hun opgedragen controles en verificaties ter plaatse tot een goed einde te brengen.

5.   De Commissie doet de Zwitserse financiële controledienst ten spoedigste mededeling van iedere onregelmatigheid en van ieder vermoeden betreffende een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis heeft gekregen. De Commissie stelt in ieder geval de bovengenoemde instantie in kennis van het resultaat van deze controles en verificaties.

Artikel 4

Informatie en overleg

1.   Met het oog op een goede uitvoering van deze bijlage wisselen de bevoegde Zwitserse en communautaire autoriteiten op gezette tijden informatie uit en plegen zij, op verzoek van een hunner, overleg.

2.   De bevoegde Zwitserse autoriteiten stellen het Agentschap en de Commissie onverwijld in kennis van ieder onder hun aandacht gebracht feit waaraan het vermoeden zou kunnen worden ontleend dat er zich onregelmatigheden hebben voorgedaan bij de sluiting en de uitvoering van de contracten of overeenkomsten die zijn gesloten in uitvoering van de instrumenten waarnaar in dit besluit wordt verwezen.

Artikel 5

Vertrouwelijkheid

Ingevolge deze bijlage meegedeelde of verkregen informatie, in eender welke vorm, valt onder het beroepsgeheim en wordt op dezelfde wijze beschermd als soortgelijke informatie wordt beschermd krachtens het Zwitserse recht en de overeenkomstige bepalingen die gelden voor de instellingen van de Gemeenschappen. Deze informatie mag niet worden meegedeeld aan andere personen dan die welke binnen de instellingen van de Gemeenschappen of in de lidstaten of Zwitserland op grond van hun functie op de hoogte moeten zijn van deze informatie, en mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de partijen.

Artikel 6

Administratieve maatregelen en sancties

Onverminderd de toepassing van het Zwitserse strafrecht kan het Agentschap of de Commissie administratieve maatregelen en sancties opleggen in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 alsmede Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (19).

Artikel 7

Invordering en uitvoering

Besluiten die het Agentschap of de Commissie neemt binnen het toepassingsgebied van dit besluit, welke voor natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van de staten, een geldelijke verplichting inhouden, vormen in Zwitserland executoriale titel.

De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, aangebracht door de autoriteit die daartoe door de Zwitserse regering wordt aangewezen. Van deze aanwijzing geeft zij kennis aan het Agentschap of de Commissie. De uitvoering vindt plaats volgens de Zwitserse regels. De rechtsgeldigheid van het besluit dat executoriale titel vormt, wordt ter controle voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie die worden gewezen ingevolge een arbitrageclausule vormen onder dezelfde voorwaarden executoriale titel.


(1)  PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30), als gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/1020 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12), als laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2015/1535 (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2021/903 van de Commissie (PB L 197 van 4.6.2021, blz. 110).

(5)  Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24) als laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/1243 (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 241).

(6)  Richtlijn 73/23/EEG van de Raad van 19 februari 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (PB L 77 van 26.3.1973, blz. 29), als ingetrokken bij:

Richtlijn 2006/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 (PB L 374 van 27.12.2006, blz. 10), als ingetrokken bij:

Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 357).

(7)  Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 357).

(8)  Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).

(9)  Zie artikel 39 van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011.

(10)  Verordening (EU) 2019/515 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 764/2008 (PB L 91 van 29.3.2019, blz. 1).

(11)  Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4), als laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 596/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 14).

(12)  Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2021/903 van de Commissie (PB L 197 van 4.6.2021, blz. 110).

(13)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(14)  Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van de Raad van 25 maart 1969 ter bepaling van de categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Europese Gemeenschappen waarop de bepalingen van de artikelen 12, 13, tweede alinea, en 14 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Gemeenschappen van toepassing zijn (PB L 74 van 27.3.1969, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1749/2002 van de Commissie (PB L 264 van 2.10.2002, blz. 13).

(15)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden) (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2104/2005 van de Commissie (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 7).

(16)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(17)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(18)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(19)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.


14.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/147


BESLUIT Nr. 2/2023 VAN HET GESPECIALISEERD COMITÉ VOOR COÖRDINATIE VAN DE SOCIALE ZEKERHEID DAT IS OPGERICHT BIJ ARTIKEL 8, LID 1, PUNT P), VAN DE HANDELS- EN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE, ENERZIJDS, EN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND, ANDERZIJDS,

van 28 juni 2023

betreffende de aanwijzing van de financiële instelling die als referentie zal dienen voor de bepaling van de moratoire rentevoet en de wisselkoers voor valutaomrekeningen, alsook van de peildatum voor de berekening van de valutaomrekeningskoersen [2023/1460]

HET GESPECIALISEERD COMITÉ VOOR COÖRDINATIE VAN DE SOCIALE ZEKERHEID,

Gezien de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (1), en met name artikel SSCI.53, lid 2, en artikel SSCI.73 van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid bij die Handels- en samenwerkingsovereenkomst,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel SSCI.53, lid 2, van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid (het “Protocol”) bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (de “Handels- en samenwerkingsovereenkomst”) wordt de moratoire rente berekend op basis van de referentievoet die op haar belangrijkste herfinancieringsverrichtingen wordt toegepast door de financiële instelling die daartoe wordt aangewezen door het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid (het “Gespecialiseerd Comité”).

(2)

Een groot aantal bepalingen, zoals artikel SSC.6, punt a), artikel SSC.19, lid 1, de artikelen SSC.26, SSC.47 en SSC.64, artikel SSCI.22, leden 4 en 5, artikel SSCI.23, lid 7, en de artikelen SSCI.56, SSCI.57, SSCI.62 en SSCI.64 van het Protocol, betreffen situaties waarbij de wisselkoers moet worden bepaald voor de betaling, de berekening of de herberekening van uitkeringen of bijdragen, voor vergoedingen of voor verrekenings- of terugvorderingsprocedures.

(3)

Op grond van artikel SSCI.73 van het Protocol moet voor de toepassing van het Protocol en bijlage SSC-7 daarbij de wisselkoers tussen twee valuta’s de referentievoet zijn die wordt bekendgemaakt door de financiële instelling die daartoe wordt aangewezen door het Gespecialiseerd Comité. De peildatum voor de berekening van de wisselkoers moet worden vastgesteld door het Gespecialiseerd Comité.

(4)

Het Gespecialiseerd Comité merkt op dat — hoewel de regels inzake de coördinatie van de sociale zekerheid in het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2) juridisch losstaan van de in de Handels- en samenwerkingsovereenkomst vastgestelde regels — het de voorkeur zou verdienen voor beide overeenkomsten dezelfde financiële instelling te gebruiken en dezelfde vaste peildatum voor de berekening van de wisselkoers te hanteren, aangezien dat complicaties zou vermijden voor de sociale zekerheidsinstellingen die die overeenkomsten uitvoeren, en het risico op fouten zou beperken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Europese Centrale Bank is de financiële instelling die wordt aangewezen voor de toepassing van artikel SSCI.53, lid 2, en artikel SSCI.73.

Artikel 2

Voor de toepassing van dit besluit wordt onder omrekeningskoers de dagelijks door de Europese Centrale Bank bekendgemaakte omrekeningskoers verstaan.

Artikel 3

Tenzij in dit besluit anders wordt vermeld, is de omrekeningskoers de koers die is bekendgemaakt op de dag waarop de verrichting wordt uitgevoerd.

Artikel 4

Een orgaan van een staat dat voor het vaststellen van rechten en voor de eerste berekening van een uitkering een bedrag moet omrekenen, hanteert:

a)

wanneer het orgaan — overeenkomstig de nationale wetgeving of het Protocol — rekening houdt met bedragen, zoals inkomsten uit arbeid of uitkeringen, gedurende een bepaalde periode vóór de datum waarvoor de uitkering wordt berekend, de op de laatste dag van die periode bekendgemaakte omrekeningskoers;

b)

wanneer het orgaan — overeenkomstig de nationale wetgeving of het Protocol — voor de berekening van de uitkering rekening houdt met één bedrag, de omrekeningskoers die is bekendgemaakt op de eerste dag van de maand die onmiddellijk voorafgaat aan de maand waarin de bepaling moet worden toegepast.

Artikel 5

Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing wanneer een orgaan van een staat een bedrag moet omrekenen voor de herberekening van een uitkering als gevolg van veranderingen van de feitelijke of juridische situatie van de betrokkene.

Artikel 6

Een orgaan van een staat dat een uitkering uitbetaalt die overeenkomstig de nationale wetgeving regelmatig geïndexeerd wordt en waarbij de bedragen in een andere valuta van invloed zijn op die uitkering, hanteert bij de herberekening van die uitkering de omrekeningskoers die is bekendgemaakt op de eerste dag van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de indexering moet plaatsvinden, tenzij de nationale wetgeving anders bepaalt.

Artikel 7

Voor de toepassing van artikel SSCI.73 van het Protocol is de peildatum voor de berekening van de toepasselijke wisselkoers tussen twee valuta’s:

a)

bij een verzoek om verrekening met achterstallige of lopende betalingen: de werkdag onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de verzoekende partij het definitieve verzoek om verrekening met achterstallige of lopende betalingen heeft ingediend, of

b)

bij een verzoek tot terug- of invordering: de werkdag onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de verzoekende partij het eerste verzoek tot terug- of invordering heeft ingediend.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “werkdag” een werkdag van de Europese Centrale Bank verstaan waarop zij een dagelijkse referentiewisselkoers bekendmaakt.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Londen, 28 juni 2023.

Voor het Gespecialiseerd Comité betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid

De medevoorzitters

Jordi CURELL GOTOR

Ronan O’CONNOR


(1)  PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10.

(2)  PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7.