ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 141 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
66e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
Verordening (EU) 2023/1049 van de Commissie van 30 mei 2023 tot wijziging van de bijlagen II en IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van visolie, pendimethalin, schapenvet en spirotetramat in of op bepaalde producten ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
31.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 141/1 |
VERORDENING (EU) 2023/1049 VAN DE COMMISSIE
van 30 mei 2023
tot wijziging van de bijlagen II en IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van visolie, pendimethalin, schapenvet en spirotetramat in of op bepaalde producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 5, lid 1, en artikel 14, lid 1, punt a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor pendimethalin en spirotetramat zijn maximumresidugehalten (MRL’s) vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005. Visolie en schapenvet zijn opgenomen in bijlage IV bij die verordening. |
(2) |
Voor de werkzame stof pendimethalin is op grond van artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een aanvraag ingediend met een verzoek tot wijziging van de bestaande MRL’s voor erwten (met peul), bonen (met peul) en preien. Voor de werkzame stof spirotetramat is een dergelijke aanvraag ingediend voor kruiden en eetbare bloemen. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 396/2005 zijn die aanvragen door de betrokken lidstaten geëvalueerd en zijn de evaluatieverslagen bij de Commissie ingediend. |
(4) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de aanvragen en de evaluatieverslagen beoordeeld, waarbij zij bijzondere aandacht heeft besteed aan de risico’s voor de consument en, in voorkomend geval, voor dieren en zij heeft met redenen omklede adviezen over de voorgestelde MRL’s uitgebracht (2). Zij heeft die adviezen naar de aanvragers, de Commissie en de lidstaten gezonden en openbaar gemaakt. |
(5) |
Wat spirotetramat betreft heeft de EFSA geen specifieke MRL-waarde aanbevolen voor overige kruiden en eetbare bloemen. Niettemin heeft de EFSA opgemerkt dat risicomanagers kunnen overwegen het MRL van 10 mg/kg toe te passen op de hele groep kruiden en eetbare bloemen, en dat dit veilig zou zijn voor de consument. Daarom moet worden voorgesteld het MRL voor spirotetramat voor overige kruiden en eetbare bloemen vast te stellen op 10 mg/kg overeenkomstig de desbetreffende technische richtsnoeren van de Commissie (3). |
(6) |
Voor pendimethalin en spirotetramat heeft de EFSA geconcludeerd dat aan alle vereisten met betrekking tot de volledigheid van de ingediende gegevens was voldaan en dat de door de aanvragers gevraagde wijzigingen van de MRL’s op grond van een consumentenblootstellingsbeoordeling voor 27 specifieke Europese consumentengroepen uit het oogpunt van de consumentenveiligheid aanvaardbaar waren. In haar conclusie heeft de EFSA rekening gehouden met de meest recente gegevens over de toxicologische eigenschappen van de stoffen. Noch uit de gegevens over de langdurige blootstelling aan deze stoffen via de consumptie van alle levensmiddelen die deze stoffen kunnen bevatten, noch uit de gegevens over de blootstelling op korte termijn door hoge consumptie van de desbetreffende producten is gebleken dat er een risico bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname of de acute referentiedosis wordt overschreden. |
(7) |
Op grond van de met redenen omklede adviezen van de EFSA en rekening houdend met de in artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005 genoemde relevante factoren, is het passend te concluderen dat de voorgestelde wijzigingen van de MRL’s voldoen aan de vereisten van dat artikel. |
(8) |
Visolie en schapenvet zijn tijdelijk opgenomen in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 in afwachting van de afronding van hun beoordeling krachtens Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (4) of Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad (5) en in afwachting van de herziening van de MRL’s voor die werkzame stoffen overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 396/2005. In de context van aanvragen tot verlenging van de goedkeuring van die werkzame stoffen krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 heeft de EFSA conclusies uitgebracht over de intercollegiale toetsing van de risicobeoordeling van visolie en schapenvet als bestrijdingsmiddel (6). Op basis van die conclusies zijn voor visolie en schapenvet geen MRL’s vereist. Daarom moeten die stoffen in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gehandhaafd. |
(9) |
Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II en IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 mei 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
(2) Reasoned Opinion on the modification of the existing maximum residue levels for pendimethalin in peas (with pods), beans (with pods) and leeks. EFSA Journal 2023;21(3):7663.
Reasoned Opinion on the modification of the existing maximum residue levels for spirotetramat in herbs and edible flowers. EFSA Journal 2022;20(12):7668.
(3) Commission Technical Guidelines on data requirements for setting MRLs, comparability of residue trials and extrapolation of residue data on products from plant and animal origin (SANTE/2019/12752)
(4) Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).
(5) Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).
(6) Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance fish oil. EFSA Journal 2022;20(1):7079.
Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance sheep fat. EFSA Journal 2022;20(1):7073.
BIJLAGE
De bijlagen II en IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage II worden de kolommen voor pendimethalin en spirotetramat vervangen door: " Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)
|
2) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
(*1) Bepaalbaarheidsgrens
(1) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor MRL’s gelden, zie bijlage I.
31.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 141/16 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1050 VAN DE COMMISSIE
van 30 mei 2023
tot instelling van een definitief antidumpingrecht op betonstaal van oorsprong uit de Republiek Belarus naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Voorafgaand onderzoek en geldende maatregelen
(1) |
Bij Verordening (EU) 2017/1019 (2) heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) antidumpingrechten ingesteld op bepaalde staven voor betonwapening (“betonstaal”) van oorsprong uit de Republiek Belarus (“de oorspronkelijke maatregelen”). Het onderzoek dat leidde tot de instelling van de oorspronkelijke maatregelen wordt hierna “het oorspronkelijke onderzoek” genoemd. |
(2) |
Het antidumpingrecht dat momenteel voor invoer uit de Republiek Belarus (“Belarus” of “het betrokken land”) van kracht is, bedraagt 10,6 %. |
1.2. Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen
(3) |
Na de bekendmaking van een bericht dat de maatregelen op korte termijn zouden vervallen (3), heeft de Commissie een verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening ontvangen. |
(4) |
Het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen (“het verzoek”) werd op 16 maart 2022 ingediend door de European Steel Association (“Eurofer” of “de indiener van het verzoek”) namens de bedrijfstak van de Unie voor betonstaal in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening, die meer dan 25 % van de totale productie in de Unie vertegenwoordigt. De reden voor dit verzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie. |
1.3. Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen
(5) |
Daar de Commissie na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 15 juni 2022 op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen geopend met betrekking tot de invoer in de Unie van betonstaal van oorsprong uit Belarus. Zij heeft daartoe een bericht van opening gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (4) (“het bericht van opening”). |
1.4. Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode
(6) |
Het onderzoek naar voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of “TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2018 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”). |
1.5. Belanghebbenden
(7) |
In het bericht van opening is de belanghebbenden verzocht contact met de Commissie op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de indieners van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producent-exporteur, de autoriteiten in Belarus alsmede de haar bekende betrokken importeurs, gebruikers en handelaren specifiek in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en hen uitgenodigd mee te werken. |
(8) |
De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. |
1.6. Representatief land
(9) |
Aangezien Belarus geen lid is van de WTO en is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (5), moet de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de prijs of de berekende waarde in een geschikt representatief land. |
(10) |
Om de medewerking van producenten-exporteurs in een geschikt representatief land te verkrijgen, heeft de Commissie op grond van artikel 2, lid 7, van de basisverordening contact opgenomen met potentiële producenten van betonstaal die zijn gevestigd in Bosnië en Herzegovina, Zuid-Korea, de Dominicaanse Republiek, Zwitserland, Noorwegen, Turkije, de Verenigde Staten (VS) en Zuid-Afrika. Zij heeft een antwoord ontvangen van slechts één producent, die gevestigd is in de VS. |
(11) |
Wegens het gebrek aan medewerking van producenten die zijn gevestigd in een ander potentieel representatief land, heeft de Commissie besloten de normale waarde vast te stellen op basis van de informatie die zij had ontvangen van deze producent in de VS. |
(12) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening werden de partijen in kennis gesteld en kregen zij tien dagen de tijd om opmerkingen te maken over de selectie van de VS als geschikt representatief land. Er zijn echter geen opmerkingen van belanghebbenden ontvangen. |
1.7. Samenstelling van steekproeven
(13) |
In het bericht van opening deelde de Commissie mee dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen in overeenstemming met artikel 17 van de basisverordening. |
1.7.1. Steekproef van producenten in de Unie
(14) |
In het bericht van opening kondigde de Commissie aan dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie heeft de steekproef samengesteld op basis van het volume van de productie en verkoop van het soortgelijke product in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek en heeft daarbij rekening gehouden met de geografische spreiding. Deze steekproef bestond uit drie producenten in de Unie die meer dan 17 % van het geschatte totale volume van de productie en verkoop van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigden. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie de belanghebbenden verzocht opmerkingen te maken over de voorlopige steekproef. Er werden geen opmerkingen ontvangen en derhalve werd de voorlopige steekproef bevestigd. |
1.7.2. Steekproef van importeurs
(15) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Geen enkele niet-verbonden importeur heeft de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. |
1.7.3. Steekproef van producenten in Belarus
(16) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle producenten in Belarus verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van de Republiek Belarus bij de Europese Unie verzocht eventuele andere producenten die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, te identificeren en/of contact met hen op te nemen. |
(17) |
Slechts één producent van betonstaal uit Belarus, Byelorussian Steel Works (“BMZ”), heeft zich kenbaar gemaakt. Bijgevolg was het niet nodig een steekproef samen te stellen. |
1.8. Antwoorden op de vragenlijst
(18) |
De Commissie heeft vragenlijsten toegezonden aan de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de indiener van het verzoek, BMZ en de medewerkende producent in het representatieve land. De vragenlijsten zijn op de dag van de opening van het onderzoek ook online (6) beschikbaar gesteld. |
(19) |
De vragenlijst is ingevuld teruggestuurd door de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de indiener van het verzoek en de producent in de VS. |
(20) |
BMZ heeft geen antwoord op de vragenlijst gegeven en werd daarom niet geacht met de Commissie samen te werken in dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. |
(21) |
Wegens het gebrek aan medewerking van de Belarussische producent heeft de Commissie dienovereenkomstig artikel 18 van de basisverordening toegepast en haar bevindingen in het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op de beschikbare gegevens gebaseerd. |
1.9. Controle ter plaatse
(22) |
De Commissie heeft alle gegevens verzameld en geverifieerd die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk was, en om het belang van de Unie vast te stellen. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden controles ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:
|
1.10. Vervolg van de procedure
(23) |
Op 17 april 2023 heeft de Commissie de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens was de geldende antidumpingrechten te handhaven. Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen. |
(24) |
Alleen de indiener van het verzoek heeft opmerkingen ingediend, die de bevindingen en conclusies van de Commissie ondersteunden. |
2. ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
2.1. Onderzocht product
(25) |
Het onderzochte product is hetzelfde als in het oorspronkelijke onderzoek, namelijk bepaalde staven voor betonwapening, gemaakt van ijzer of niet-gelegeerd staal, niet verder bewerkt dan gesmeed, warm gewalst, warm getrokken of warm geëxtrudeerd, ook indien na het walsen getordeerd, voorzien van inkepingen, verdikkingen, ribbels of andere bij het walsen verkregen vervormingen, van oorsprong uit Belarus, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7214 10 00, ex 7214 20 00, ex 7214 30 00, ex 7214 91 10, ex 7214 91 90, ex 7214 99 10 en ex 7214 99 95 (“het onderzochte product”). Staven betonijzer of -staal die zeer goed tegen metaalmoeheid zijn bestand, vallen hier niet onder. Andere lange producten, zoals ronde staven, zijn uitgesloten. |
2.2. Soortgelijk product
(26) |
Dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen heeft bevestigd wat was vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek, namelijk dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:
|
(27) |
Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
3. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING
(28) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping bij uitvoer uit Belarus waarschijnlijk is indien de geldende maatregelen zouden komen te vervallen. |
3.1. Inleidende opmerkingen
(29) |
Volgens de Comext-databank van Eurostat bedroeg de totale invoer uit Belarus in het TNO ongeveer 206 200 ton, wat overeenkomt met een marktaandeel van zo’n 1,9 %. De belangrijkste invoerende lidstaten waren: Estland, Letland, Litouwen en Polen. Vergeleken met het oorspronkelijke onderzoek waren de invoer en het marktaandeel meer dan gehalveerd (d.w.z. 488 700 ton en een marktaandeel van 5,0 %). |
(30) |
Zoals vermeld in overweging 20, heeft de enige bekende Belarussische fabrikant geen medewerking verleend aan het onderzoek. Derhalve heeft de Commissie de autoriteiten van Belarus meegedeeld dat zij wegens gebrek aan medewerking mogelijk artikel 18 van de basisverordening zou toepassen voor de bevindingen met betrekking tot Belarus. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen. |
(31) |
Bijgevolg werden de bevindingen inzake de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name gegevens van Eurostat, de uit hoofde van artikel 14, lid 6, van de basisverordening opgezette databank (“de databank van artikel 14, lid 6”), de Global Trade Atlas (“GTA”) en het verzoek. |
(32) |
Het volume en de prijs van de invoer uit Belarus werden vastgesteld op basis van de uit de databank van artikel 14, lid 6, opgehaalde informatie. |
3.2. Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 7, van de basisverordening
(33) |
Aangezien Belarus geen lid is van de WTO en is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755, zoals vermeld in afdeling 1.6, moet de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de prijs of de berekende waarde in een geschikt representatief land. |
(34) |
Aangezien de Commissie van slechts één, in de VS gevestigde, producent een antwoord op de vragenlijst heeft ontvangen, heeft zij besloten de normale waarde vast te stellen op basis van de informatie die zij van deze producent in de VS heeft ontvangen, dat wil zeggen op basis van de werkelijke prijzen van die medewerkende producent. |
3.3. Normale waarde
(35) |
Eerst heeft de Commissie onderzocht of het totale volume van de verkoop van het soortgelijke product door de medewerkende producent aan onafhankelijke afnemers in de VS representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. Het totale volume van de verkoop in de VS werd vergeleken met het totale volume van de invoer uit Belarus in de Unie, zoals vermeld in de databank van artikel 14, lid 6. Op basis daarvan heeft de Commissie vastgesteld dat het soortgelijke product in representatieve hoeveelheden op de VS-markt werd verkocht. |
(36) |
De Commissie heeft daarna met betrekking tot de medewerkende producent in de VS onderzocht of de verkoop van elke soort van het soortgelijke product op de binnenlandse markt kon worden beschouwd als verkoop in het kader van normale handelstransacties in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisverordening. De verkooptransacties werden als winstgevend beschouwd als de eenheidsprijs gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten. Derhalve werden de productiekosten van elke door de producent in de VS in het TNO geproduceerde productsoort bepaald. |
(37) |
Aangezien meer dan 80 % van het totale binnenlandse verkoopvolume is verkocht tegen een nettoprijs gelijk aan of hoger dan de berekende productiekosten (productiekosten plus VAA-kosten), werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs van de medewerkende producent in de VS. |
3.4. Uitvoerprijs
(38) |
Zoals vermeld in overweging 32, werden de prijzen bij uitvoer uit Belarus vastgesteld op basis van invoerwaarden uit de databank van artikel 14, lid 6, die werden gecorrigeerd tot het niveau af fabriek. Daartoe werden de vervoerskosten die werden afgetrokken, gebaseerd op door de indiener van het verzoek verstrekte informatie. |
3.5. Vergelijking
(39) |
De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijzen vergeleken in het stadium af fabriek. |
3.6. Dumpingmarge
(40) |
Uit de vergelijking bleek voor de Belarussische uitvoer een dumpingmarge voor het gehele land, uitgedrukt als een percentage van de douanewaarde van de Unie, van 41,1 %. |
4. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING VAN DUMPING
(41) |
Na te hebben vastgesteld dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake was van dumping, is de Commissie, in overeenstemming met artikel 11, lid 2, van de basisverordening, nagegaan of voortzetting van dumping waarschijnlijk zou zijn indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. De volgende bijkomende elementen zijn onderzocht: de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in Belarus, de relatie tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en het prijspeil in de Unie, en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie. Er wordt aan herinnerd dat de analyse, als gevolg van de niet-medewerking van de Belarussische producent-exporteur en de regering van Belarus, werd gebaseerd op de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, in het bijzonder de door de indiener van het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie en de statistische databank Global Trade Atlas (“GTA”). |
4.1. Productiecapaciteit en reservecapaciteit in Belarus
(42) |
De productiecapaciteit en de reservecapaciteit in Belarus werden vastgesteld op basis van de in het verzoek verstrekte informatie. |
(43) |
Volgens de in het verzoek verstrekte gegevens, die zijn getoetst aan openbare bronnen, werd de productiecapaciteit voor 2021 in Belarus geraamd op meer dan 2,6 miljoen ton betonstaal met de mogelijkheid om die met nog eens 300 000 ton te verhogen, dat is 3 miljoen ton in totaal (7). Volgens de beschikbare gegevens bedroeg de Belarussische verkoop 1,7 miljoen ton, waarvan 700 000 ton in eigen land werd verbruikt en ongeveer 1 miljoen ton werd uitgevoerd (8). De reservecapaciteit werd derhalve geraamd op meer dan 900 000 ton, wat neerkomt op meer dan 8 % van het verbruik in de Unie in het TNO. Deze reservecapaciteit zou kunnen worden gebruikt om het onderzochte product te produceren voor uitvoer naar de Unie indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
4.2. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
(44) |
Op basis van de in het verzoek verstrekte informatie is de industrietak voor betonstaal in Belarus gericht op uitvoer, aangezien ongeveer 85 % van de staalproductiecapaciteit in Belarus bestemd is voor uitvoer. Volgens de GTA-databank was de markt van de Unie de belangrijkste uitvoermarkt voor Belarus. De prijzen bij uitvoer uit Belarus naar derde landen (551 EUR/ton) werden vastgesteld op ongeveer 10 EUR per ton lager dan de gemiddelde verkoopprijzen bij uitvoer naar de markt van de Unie en 15 % lager dan de gemiddelde verkoopprijzen van de producenten in de Unie op de markt van de Unie (651 EUR/ton). Gezien deze prijsniveaus zou uitvoer naar de Unie voor de Belarussische exporteurs aantrekkelijker kunnen zijn dan uitvoer naar de meeste andere markten. Bovendien werd een groot aantal landen van uitvoer (d.w.z. de VS, Canada, het VK, Turkije, Oekraïne, Maleisië, Mexico, Marokko, de Golfstaten, Egypte en andere landen) steeds minder beschikbaar voor Belarus, als gevolg van overaanbod op de binnenlandse markt en handelsmaatregelen tegen invoer uit Belarus. |
(45) |
De markt van de Unie was voor de Belarussische producent ook aantrekkelijk wegens de geografische nabijheid en omvang ervan, met een totaal verbruik van ongeveer 11 miljoen ton. |
(46) |
Wat de omvang, prijzen en nabijheid betreft, bleef de markt van de Unie daarom aantrekkelijk voor de Belarussische producent-exporteur ten opzichte van andere markten. |
4.3. Gevolgen van sancties tegen Belarus
(47) |
De Commissie merkte op dat de Unie, als gevolg van de militaire agressie van de Russische Federatie tegen Oekraïne, opeenvolgende sanctiepakketten tegen Rusland en Belarus heeft aangenomen die ook gevolgen hadden voor staalproducten en/of de staalondernemingen die het onderzochte product na het tijdvak van het nieuwe onderzoek produceerden en uitvoerden. Sinds de oplegging van sancties in maart 2022 is de uitvoer uit Belarus in juni 2022 tot stilstand gekomen. De huidige situatie kan echter niet worden beschouwd als van blijvende aard. Aangezien die sancties verband houden met de militaire agressie en de onderliggende geopolitieke situatie, zijn de reikwijdte, de modulering en/of de duur ervan namelijk niet te voorspellen. Bovendien hebben antidumpingmaatregelen een geldigheidsduur van vijf jaar. Gezien bovengenoemde onzekerheden en het feit dat de Raad de precieze reikwijdte en duur van de sancties op elk moment kan wijzigen, was de Commissie van mening dat deze sancties niet van invloed kunnen zijn op haar conclusies in dit onderzoek. De Commissie heeft met name vastgesteld dat er ondanks de huidige sancties nog steeds maatregelen nodig waren in de zin van artikel 11, leden 1 en 2, van de basisverordening. |
4.4. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping
(48) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de invoer uit Belarus in het TNO tegen dumpingprijzen op de markt van de Unie bleef komen. |
(49) |
Bovendien was de reservecapaciteit in Belarus aanzienlijk in vergelijking met het verbruik in de Unie tijdens het TNO. Daarnaast wijst de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie wat de omvang en prijzen ervan betreft op de waarschijnlijkheid dat de uitvoer uit Belarus naar de markt van de Unie zou worden verlegd, indien de maatregelen zouden komen te vervallen, en de reservecapaciteit ook zou worden gebruikt om de productie en de uitvoer naar de Unie te vergroten. |
(50) |
De Commissie concludeerde bijgevolg dat het waarschijnlijk was dat het vervallen van de antidumpingmaatregelen ertoe zou leiden dat de invoer met dumping van het onderzochte product uit Belarus naar de Unie aanzienlijk zou toenemen. |
(51) |
In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat het vervallen van de antidumpingmaatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping. |
5. SCHADE
5.1. Omschrijving van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie
(52) |
Het soortgelijke product werd in de beoordelingsperiode door ongeveer 25 producenten in de Unie vervaardigd. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. |
(53) |
De totale productie in de Unie tijdens het TNO werd vastgesteld op ongeveer 11 200 000 ton. De Commissie baseerde dit cijfer op het antwoord op de macro-economische vragenlijst van de indiener van het verzoek. Zoals in overweging 14 is opgemerkt, zijn in de steekproef drie producenten in de Unie opgenomen, die samen meer dan 17 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigen. |
5.2. Verbruik in de Unie
(54) |
De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van de totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie, plus de invoer in de Unie. De verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie werd verkregen van de indiener van het verzoek en in voorkomend geval gecorrigeerd aan de hand van gecontroleerde gegevens in de antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor het TNO. Wat de invoer betreft, heeft de Commissie zich op de databank van artikel 14, lid 6, gebaseerd. |
(55) |
Het aldus vastgestelde verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 1 Verbruik in de Unie
|
(56) |
Het verbruik in de Unie nam tussen de jaren 2018 en 2019 met 5 % toe en daalde licht in 2020 om in het TNO weer verder toe te nemen. Schommelingen in het verbruik gedurende 2020 en het TNO waren het gevolg van de COVID-19-pandemie die leidde tot verminderde activiteit van marktdeelnemers, met een daling van het verbruik tot gevolg, waarna de economische activiteiten weer werden hervat. |
(57) |
Het verbruik in de Unie nam in totaal met 8 % toe in de beoordelingsperiode. |
5.3. Invoer uit het betrokken land
5.3.1. Volume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land
(58) |
De Commissie heeft het volume van de invoer vastgesteld op basis van de databank van artikel 14, lid 6. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld op basis van het aandeel van deze invoer in het totale verbruik in de Unie zoals uiteengezet in afdeling 5.2. |
(59) |
De invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 2 Invoervolume en marktaandeel
|
(60) |
De invoer van het onderzochte product uit Belarus is in de beoordelingsperiode meer dan verdubbeld, van 72 000-80 000 ton in 2018 tot 200 000-210 000 ton in het TNO. Het marktaandeel van de invoer uit Belarus ontwikkelde zich op vergelijkbare wijze als het volume van de invoer en steeg elk jaar aanzienlijk, van 0,6-0,8 % in 2018 tot 1,8-2,1 % in het TNO. |
5.3.2. Gemiddelde prijzen bij invoer uit Belarus
(61) |
De Commissie heeft de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van de databank van artikel 14, lid 6. |
(62) |
De gewogen gemiddelde prijs van de invoer uit Belarus in de Unie ontwikkelde zich als volgt: Tabel 3 Invoerprijzen
|
(63) |
De gemiddelde prijs van de invoer daalde van 420-440 EUR/ton in 2018 tot 345-365 EUR/ton in 2020, maar steeg vervolgens tot 550-570 EUR/ton in het TNO. De totale stijging tussen 2018 en het TNO bedroeg 28 %, een prijsstijging van 120-130 EUR per ton. Deze totale prijsstijging was in overeenstemming met de algemene prijsontwikkeling voor betonstaal op de markt van de Unie. |
(64) |
De gemiddelde prijs van de invoer uit Belarus, op cif-niveau, was tijdens de gehele beoordelingsperiode echter lager dan de kosten per eenheid van de producenten in de Unie, zoals beschreven in punt 5.5.3.1. |
5.3.3. Prijsonderbieding
(65) |
De Commissie heeft de prijsonderbieding tijdens het TNO vastgesteld door de gewogen gemiddelde invoerprijs op cif-basis (kosten, verzekering en vracht), gecorrigeerd voor kosten na invoer (9) (met inbegrip van het antidumpingrecht), te vergelijken met de gewogen gemiddelde verkoopprijs, af fabriek, van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie die in rekening werd gebracht aan niet-verbonden afnemers in de Unie. |
(66) |
Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het TNO en maakte duidelijk dat de prijzen bij invoer uit Belarus de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 2,5-3 % onderboden. Zonder het antidumpingrecht heeft de Commissie een prijsonderbieding vastgesteld op een niveau van 11,8-12 %. |
5.4. Invoer uit andere derde landen dan Belarus
(67) |
De invoer van betonstaal uit andere derde landen dan Belarus was voornamelijk afkomstig uit Noorwegen, Rusland en Turkije. |
(68) |
Het geaggregeerde volume van de invoer in de Unie alsmede het marktaandeel en de prijzen van de invoer van betonstaal uit andere derde landen hebben zich als volgt ontwikkeld: Tabel 4 Volume en marktaandeel van de invoer uit andere derde landen
|
(69) |
In het TNO was het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen dan Belarus goed voor 4,1 % van het verbruik in de Unie. Het invoervolume nam in 2020 aanzienlijk af en nam toe in het TNO, maar kwam niet tot het niveau van 2019, hetgeen leidde tot een totale daling van het marktaandeel ervan met 3,2 procentpunten in de beoordelingsperiode. De gemiddelde invoerprijs steeg in de beoordelingsperiode met 14 %. Tijdens het TNO was de gemiddelde prijs bij invoer uit andere derde landen dan Belarus hoger dan de gemiddelde prijs van de bedrijfstak van de Unie (+2 %) en hoger dan de gemiddelde prijs bij invoer uit Belarus (+17-20 %). |
5.5. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
5.5.1. Algemene opmerkingen
(70) |
De beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie omvatte een evaluatie van alle economische indicatoren die in de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren. |
(71) |
Zoals vermeld in overweging 14, is voor de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie gebruikgemaakt van een steekproef. |
(72) |
Voor de schadevaststelling maakte de Commissie onderscheid tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de macro-economische gegevens die waren verstrekt door de vereniging van producenten in de Unie en van gegevens met betrekking tot alle producenten in de Unie die zijn verstrekt in de geverifieerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in de antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. Beide gegevensreeksen werden representatief bevonden voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
(73) |
De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping. |
(74) |
De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken. |
5.5.2. Macro-economische indicatoren
5.5.2.1. Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
(75) |
De totale productie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode ontwikkeld als volgt: Tabel 5 Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
(76) |
In totaal is het productievolume van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode gestegen met 2 %. Het productievolume is in de periode 2018-2019 met 7 % gestegen. De productie daalde tijdens de COVID-19-pandemie in 2020 met 5 % ten opzichte van 2019 en bleef in het TNO gelijk. |
(77) |
De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie is in de beoordelingsperiode met 5 % gestegen. De bezettingsgraad daalde van 67 % in 2018 tot 65 % in het TNO. |
5.5.2.2. Verkoopvolume en marktaandeel
(78) |
Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 6 Verkoopvolume en marktaandeel
|
(79) |
Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie steeg in de beoordelingsperiode met 10 %. Het steeg met 8 % tussen 2018 en 2019 en daalde vervolgens licht met 2 % in 2020, om in het TNO verder te stijgen met 4 %. |
(80) |
Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie steeg in de beoordelingsperiode licht met 2 %. Het steeg met 5 % tussen 2018 en 2020, maar daalde in het TNO. |
5.5.2.3. Groei
(81) |
De toename van het verbruik in de Unie bedroeg tijdens de beoordelingsperiode 8 %. De bedrijfstak van de Unie profiteerde van deze toename van het verbruik en zijn marktaandeel steeg zelfs licht met 2 % in de beoordelingsperiode. |
5.5.2.4. Werkgelegenheid en productiviteit
(82) |
De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 7 Werkgelegenheid en productiviteit
|
(83) |
Het aantal werknemers schommelde in de beoordelingsperiode. Het steeg van 2018 tot 2019 met 12 % en nam vervolgens in 2020 en het TNO geleidelijk af tot een niveau dat enigszins boven dat van 2018 lag. De productiviteit is van 2018 tot 2020 met 7 % gedaald en is van 2020 tot het TNO met 8 % gestegen. Tijdens de beoordelingsperiode nam de productiviteit met 1 % toe. |
5.5.2.5. Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping
(84) |
De tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek vastgestelde dumpingmarge lag aanzienlijk boven het minimale niveau, terwijl de invoer uit Belarus in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 1,9 % van het verbruik in de Unie bedroeg. |
5.5.3. Micro-economische indicatoren
5.5.3.1. Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden
(85) |
De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 8 Verkoopprijzen en productiekosten in de Unie
|
(86) |
De gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers daalde tussen 2018 en 2020 met 17 % als gevolg van de daling van de productiekosten per eenheid. In het TNO steeg de prijs met 45 % ten opzichte van 2020. De prijsstijging werd veroorzaakt door een stijging van de productiekosten per eenheid en een toename van de vraag als gevolg van het herstel na de COVID-19-pandemie. |
(87) |
De huidige antidumpingrechten stelden de bedrijfstak van de Unie in staat om met het huidige niveau van de prijzen concurrerend te blijven, aangezien de eenheidsprijzen van de producenten in de Unie, zoals uitgelegd in overweging 64, in de gehele beoordelingsperiode hoger waren dan de gemiddelde prijs bij invoer uit Belarus. |
5.5.3.2. Loonkosten
(88) |
De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 9 Gemiddelde loonkosten per werknemer
|
(89) |
De gemiddelde loonkosten per werknemer van de bedrijfstak van de Unie namen in de beoordelingsperiode toe met 3 %, met een tijdelijke daling met 3 % in 2020, voornamelijk doordat de productie verschillende malen werd stilgelegd vanwege de COVID-19-pandemie. |
5.5.3.3. Voorraden
(90) |
De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 10 Voorraden
|
(91) |
De voorraden namen in de beoordelingsperiode met 4 % toe. |
5.5.3.4. Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken
(92) |
De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 11 Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen
|
(93) |
De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie daalde tussen 2018 en 2020 van 8,4 % tot 4,9 %, gevolgd door een sterke stijging tussen 2020 en het TNO tot 15,3 %. In het TNO zorgde de toename van de vraag, die kan worden verklaard door het economische herstel na de COVID-19-pandemie, ervoor dat de bedrijfstak zijn prijzen sneller kon verhogen dan dat de productiekosten stegen, hetgeen leidde tot een toegenomen winstgevendheid. De geldende antidumpingrechten stelden de bedrijfstak van de Unie in staat om naar een gezonde zakelijke situatie terug te keren. Gedurende de gehele beoordelingsperiode was de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hoger dan de streefwinst die tijdens het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld (4,8 %). |
(94) |
Uit het onderzoek bleek dat het TNO werd gekenmerkt door uitzonderlijke omstandigheden in verband met de uitbraak van de COVID-19-pandemie, gevolgd door een snel economisch herstel. Met name in 2020 werd de betonstaalmarkt in de Unie ernstig verstoord als gevolg van COVID-19, waarbij sprake was van uitzonderlijke volatiliteit. In de eerste helft van 2020 lag de productie tijdelijk stil door het wegvallen van orders. In een later stadium, in de tweede helft van 2020 en in het TNO, verbeterde de winstgevendheid van de producenten van betonstaal in de Unie, doordat de vraag zich sneller bleef herstellen dan verwacht. In dit verband was het waarschijnlijk dat de verbetering van de winstgevendheid van de producenten in de Unie in het TNO tijdelijk van aard zou zijn, aangezien die voornamelijk te danken was aan een bijzonder snelle en sterke toename van de vraag die leidde tot hogere prijsniveaus. |
(95) |
De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom steeg met 40 %, versterkt door de winstgevendheid maar in een lager tempo, en weerspiegelde opnieuw het positieve effect van de antidumpingrechten en de uitzonderlijke omstandigheden tijdens het TNO zoals beschreven in overweging 94. |
(96) |
Tijdens de beoordelingsperiode zijn de investeringen met 11 % afgenomen. |
(97) |
Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Het daalde tussen 2018 en 2020 van 102 % tot 51 % en steeg sterk tussen 2020 en het TNO. In totaal is het rendement van investeringen tijdens de beoordelingsperiode meer dan verdubbeld. |
5.6. Conclusie inzake schade
(98) |
De meeste schade-indicatoren, zoals het verkoopvolume in de Unie, het marktaandeel, de werkgelegenheid, de winstgevendheid en de kasstroom, ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode positief. Indicatoren zoals eindvoorraden en investeringen ontwikkelden zich in deze periode weliswaar negatief, maar de absolute niveaus ervan zijn bevredigend en vertoonden dus geen teken van aanmerkelijke schade. |
(99) |
Op grond van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie zich heeft hersteld van eerdere schade en in het TNO geen aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening. |
6. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE
(100) |
De Commissie heeft in overweging 99 geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het TNO geen aanmerkelijke schade heeft geleden. Daarom heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening beoordeeld of herhaling van de door de invoer met dumping uit Belarus veroorzaakte schade waarschijnlijk is, mochten de maatregelen komen te vervallen. |
(101) |
Om vast te stellen of herhaling van de schade die oorspronkelijk was veroorzaakt door de invoer met dumping uit het betrokken land waarschijnlijk is, heeft de Commissie het volgende onderzocht: i) de productiecapaciteit en reservecapaciteit in Belarus, en ii) de waarschijnlijke prijzen bij invoer uit Belarus en het effect daarvan op de situatie van de bedrijfstak van de Unie, mochten de maatregelen komen te vervallen. |
6.1. Productiecapaciteit en reservecapaciteit in Belarus
(102) |
Zoals vermeld in overweging 49, werd de reservecapaciteit in Belarus geraamd op meer dan 900 000 ton, wat neerkomt op meer dan 8 % van het verbruik in de Unie in het TNO. Indien de huidige maatregelen zouden komen te vervallen, zou deze reservecapaciteit kunnen worden ingezet voor uitvoer naar de markt van de Unie. |
6.2. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, waarschijnlijke prijzen bij invoer uit Belarus en effect daarvan op de situatie van de bedrijfstak van de Unie, mochten de maatregelen komen te vervallen
(103) |
Zoals vastgesteld in de overwegingen 44, 45 en 46, bleef de markt van de Unie wat omvang, prijzen en nabijheid betreft aantrekkelijk voor Belarussische producenten-exporteurs. |
(104) |
De Commissie heeft het prijsniveau van de invoer uit Belarus naar de Unie geanalyseerd. De gewogen gemiddelde prijzen bij invoer uit Belarus waren in de gehele beoordelingsperiode zonder antidumpingrechten aanzienlijk lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. In het TNO lag de invoer uit Belarus (10) 13 % tot 15 % lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. Zoals uiteengezet in de overwegingen 64 en 87, lag het prijsniveau van de invoer uit Belarus zelfs lager dan de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie. Bijgevolg is het waarschijnlijk dat de markt van de Unie nog aantrekkelijker wordt voor Belarus, indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
(105) |
Evenzo overwoog de Commissie, om het effect van toekomstige invoer op de situatie van de bedrijfstak van de Unie te beoordelen, ook dat het prijsniveau van de Belarussische uitvoer naar derde markten een redelijke indicator zou zijn voor de toekomstige prijzen bij uitvoer naar de markt van de Unie. |
(106) |
Zoals uiteengezet in overweging 44, heeft de Commissie het prijsniveau van de uitvoer uit Belarus naar derde markten geanalyseerd en vastgesteld dat deze uitvoerprijzen aanzienlijk (15 %) lager waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. Daarom blijft de markt van de Unie in termen van prijzen zeer aantrekkelijk voor Belarussische producenten. |
(107) |
Gezien het bovenstaande zouden de producenten in de Unie, indien zij te maken krijgen met een toename van laaggeprijsde invoer uit Belarus, gedwongen zijn hun prijzen te verlagen in een poging het verkoopvolume en het marktaandeel op peil te houden. Dit zou gevolgen hebben voor de totale winstgevendheid van de bedrijfstak, die zou verslechteren. |
(108) |
Indien de bedrijfstak van de Unie daarentegen zijn huidige prijsniveau zou handhaven, zou dat vrijwel onmiddellijk negatieve gevolgen hebben voor zijn verkoop- en productievolume en zijn marktaandeel. Bovendien zou een daling van het productievolume, als gevolg van de verminderde schaalvoordelen, leiden tot een stijging van de productiekosten per stuk. Dit zou de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie verder verslechteren. Met een verlies aan winstgevendheid zou de bedrijfstak van de Unie niet in staat zijn de nodige investeringen te doen. Uiteindelijk zou dit ook leiden tot een verlies van werkgelegenheid en tot een risico op sluiting van productielijnen. |
(109) |
Hoewel het onderzochte product wordt getroffen door de sanctiepakketten tegen Rusland en Belarus, kan de huidige situatie niet worden beschouwd als van blijvende aard, zoals vermeld in overweging 47. De Commissie heeft vastgesteld dat de sancties niet van invloed kunnen zijn op haar conclusies in dit onderzoek. |
6.3. Conclusie over de waarschijnlijkheid van herhaling van schade
(110) |
Op basis hiervan werd vastgesteld dat het ontbreken van maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een aanzienlijke toename van invoer met dumping tegen schadeveroorzakende prijzen uit Belarus en dat zich waarschijnlijk opnieuw aanmerkelijke schade zou voordoen. |
7. BELANG VAN DE UNIE
(111) |
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle betrokken belangen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. |
7.1. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(112) |
De bedrijfstak van de Unie heeft zich, zoals vermeld in overweging 99, hersteld van de schade als gevolg van de dumping in het verleden. Als de bestaande maatregelen zouden komen te vervallen, zal de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk te maken krijgen met een toegenomen oneerlijke concurrentie van de producenten in Belarus, die hoogstwaarschijnlijk een einde zou maken aan het huidige herstel van de bedrijfstak van de Unie. |
(113) |
Derhalve is de Commissie tot de conclusie gekomen dat voortzetting van de maatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn. |
7.2. Belang van de niet-verbonden importeurs en handelaren
(114) |
Zoals vermeld in overweging 15, heeft zich geen enkele importeur gemeld na de bekendmaking van het bericht van opening en gedurende het onderzoek. Hoewel niet kon worden uitgesloten dat het instellen van de maatregelen een negatief effect had op hun activiteiten, waren de importeurs niet afhankelijk van Belarus en konden zij het onderzochte product betrekken uit andere landen zoals Noorwegen en Turkije. Daarom kwam de Commissie tot de conclusie dat er vanuit het oogpunt van de importeurs geen dwingende redenen waren om de bestaande maatregelen niet te verlengen. |
7.3. Belang van de gebruikers
(115) |
Er heeft zich geen enkele gebruiker gemeld na de bekendmaking van het bericht van opening en gedurende het onderzoek. Er waren dan ook geen aanwijzingen dat de conclusie van het oorspronkelijke onderzoek (11) niet langer opging en dat de handhaving van de maatregelen een negatief effect op de gebruikers zou hebben dat groter zou zijn dan het positieve effect van de maatregelen. |
7.4. Conclusie inzake het belang van de Unie
(116) |
Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van betonstaal van oorsprong uit Belarus niet te handhaven. |
8. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(117) |
Op basis van de conclusies van de Commissie inzake voortzetting of herhaling van dumping, herhaling van schade en belang van de Unie moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van betonstaal uit Belarus worden gehandhaafd. |
(118) |
Indien een bedrag moet worden terugbetaald naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, geldt ingevolge artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (12) als rentevoet de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand. |
(119) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde staven voor betonwapening, gemaakt van ijzer of niet-gelegeerd staal, niet verder bewerkt dan gesmeed, warm gewalst, warm getrokken of warm geëxtrudeerd, ook indien na het walsen getordeerd, voorzien van inkepingen, verdikkingen, ribbels of andere bij het walsen verkregen vervormingen, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7214 10 00, ex 7214 20 00, ex 7214 30 00, ex 7214 91 10, ex 7214 91 90, ex 7214 99 10 en ex 7214 99 95 (Taric-codes 7214100010, 7214200020, 7214300010, 7214911010, 7214919010, 7214991010, 7214999510), van oorsprong uit Belarus. Staven betonijzer of -staal die zeer goed tegen metaalmoeheid zijn bestand, vallen hier niet onder. Andere lange producten, zoals ronde staven, zijn uitgesloten.
2. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven product bedraagt 10,6 %.
3. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 mei 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1019 van de Commissie van 16 juni 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde staven voor betonwapening van oorsprong uit de Republiek Belarus (PB L 155 van 17.6.2017, blz. 6).
(3) Bericht dat de antidumpingmaatregelen op korte termijn vervallen (PB C 372 van 16.9.2021, blz. 9).
(4) Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van betonstaal van oorsprong uit de Republiek Belarus (PB C 231 van 15.6.2022, blz. 21).
(5) Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33).
(6) https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2607
(7) De producent-exporteur: https://eng.belsteel.com/about/rolling-production.php
(8) Databank van CRU Group, https://www.crugroup.com/
(9) De kosten na invoer werden in het oorspronkelijke onderzoek vastgesteld op een niveau van 2 %.
(10) Als 2 % kosten na invoer in de berekening wordt meegenomen, zou het prijsverschil 11,8-12 % zijn, zoals uiteengezet in overweging 66.
(11) Er waren over het algemeen geen dwingende redenen om geen maatregelen in te stellen op de invoer van het betrokken product uit Belarus.
(12) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
BESLUITEN
31.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 141/34 |
BESLUIT (EU) 2023/1051 VAN DE RAAD
van 22 mei 2023
tot wijziging van Besluit (EU) 2019/1754 inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, in samenhang met artikel 218, lid 6, punt a),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst van Lissabon tot bescherming van oorsprongsbenamingen en de internationale inschrijving ervan van 31 oktober 1958 (“de Overeenkomst van Lissabon”) is een verdrag dat door de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom (World Intellectual Property Organization — WIPO) wordt beheerd. Bij de Overeenkomst van Lissabon is binnen de Unie tot bescherming van de industriële eigendom een bijzondere unie (“de bijzondere unie”) ingesteld. Zij staat open voor de partijen bij het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, dat op 20 maart 1883 in Parijs werd ondertekend. De partijen dienen de oorsprongsbenamingen van producten van de andere partijen op hun grondgebied te beschermen indien deze in het land van oorsprong als zodanig zijn erkend en beschermd en bij het Internationaal Bureau van de WIPO zijn ingeschreven, tenzij die partijen binnen één jaar na ontvangst van de kennisgeving van de inschrijving verklaren dat zij geen bescherming kunnen garanderen. |
(2) |
Zeven lidstaten zijn partij bij de Overeenkomst van Lissabon, namelijk Bulgarije, Frankrijk, Hongarije, Italië, Portugal, Slowakije en Tsjechië. De Unie zelf is geen partij bij de Overeenkomst van Lissabon omdat alleen landen tot die overeenkomst mogen toetreden. |
(3) |
Na een herziening van de Overeenkomst van Lissabon heeft de Diplomatieke Conferentie van de WIPO op 20 mei 2015 de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (1) (“de Akte van Genève”) aangenomen. De Akte van Genève breidt de bescherming van oorsprongsbenamingen uit tot alle geografische aanduidingen en biedt intergouvernementele organisaties de mogelijkheid om partij te worden bij de akte. |
(4) |
In zijn arrest van 25 oktober 2017 (2) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (“het Hof”) geoordeeld dat de onderhandelingen over de Akte van Genève onder de exclusieve bevoegdheid vallen die bij artikel 3, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op het gebied van de in artikel 207, lid 1, VWEU bedoelde gemeenschappelijke handelspolitiek aan de Unie is verleend. |
(5) |
Op 27 juli 2018 heeft de Commissie een voorstel voor een besluit van de Raad inzake de toetreding van de Unie tot de Akte van Genève ingediend op grond van artikel 207 en artikel 218, lid 6, punt a), VWEU. Gezien de exclusieve bevoegdheid van de Unie om over de Akte van Genève te onderhandelen, was in dat voorstel bepaald dat alleen de Unie tot die akte zou toetreden. |
(6) |
Op 7 oktober 2019 heeft de Raad Besluit (EU) 2019/1754 (3) inzake de toetreding van de Unie tot de Akte van Genève overeenkomstig artikel 293, lid 1, VWEU met eenparigheid van stemmen vastgesteld. In artikel 3 van Besluit (EU) 2019/1754 is bepaald dat lidstaten die dat wensen, worden gemachtigd om, naast de Unie, de Akte van Genève te ratificeren of, naargelang het geval, ertoe toe te treden in het belang van de Unie en met volledige inachtneming van haar exclusieve bevoegdheid. In artikel 4 van Besluit (EU) 2019/1754 staat dat de Unie en elke lidstaat die de Akte van Genève ratificeert of daartoe toetreedt, in de bijzondere unie worden vertegenwoordigd door de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Voorts is in artikel 4 van Besluit (EU) 2019/1754 bepaald dat de Unie belast is met het waarborgen van de uitoefening van de rechten en de vervulling van de plichten van de Unie en de lidstaten die de Akte van Genève ratificeren of ertoe toetreden. |
(7) |
In een verklaring die is opgenomen in de notulen van de Raad betreffende de vaststelling van Besluit (EU) 2019/1754, heeft de Commissie zich ertegen verzet dat alle lidstaten die dat wensen, kunnen worden gemachtigd om de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden naast de Unie. De Commissie heeft zich echter ook bereid verklaard te aanvaarden dat de zeven lidstaten die reeds partij zijn bij de Overeenkomst van Lissabon en talrijke intellectuele-eigendomsrechten hebben geregistreerd krachtens die overeenkomst, kunnen worden gemachtigd om tot de Akte van Genève toe te treden in het belang van de Unie. |
(8) |
De Akte van Genève is op 26 februari 2020 in werking getreden, drie maanden na de neerlegging door de Unie van haar akte van toetreding, wat het aantal partijen op het vereiste aantal bracht, namelijk vijf. |
(9) |
Op 17 januari 2020 heeft de Commissie krachtens artikel 263 VWEU beroep ingesteld tot gedeeltelijke nietigverklaring van Besluit (EU) 2019/1754 wegens schending van artikel 218, lid 6, en artikel 293, lid 1, VWEU, van het in artikel 13, lid 2, VEU vervatte beginsel van bevoegdheidstoedeling, van het beginsel van institutioneel evenwicht en van het initiatiefrecht van de Commissie, en subsidiair op grond van een schending van artikel 2, lid 1, en artikel 207 VWEU en niet-nakoming van de motiveringsplicht. |
(10) |
De Commissie heeft het Hof verzocht om Besluit (EU) 2019/1754 nietig te verklaren voor zover bij dit besluit alle lidstaten worden gemachtigd toe te treden tot de Akte van Genève. De Commissie heeft het Hof ook verzocht om de gevolgen van de delen van dat besluit, dat het wenste vernietigd te verklaren, te handhaven, met name het gebruik van de machtiging om toe te treden tot de Akte van Genève, die vóór de datum van uitvaardiging van het arrest ten uitvoer is gelegd door de zeven lidstaten die reeds partij zijn bij de Overeenkomst van Lissabon. De Commissie heeft aangegeven dat zij bij wijze van uitzondering een compromis kon aanvaarden waarbij de zeven lidstaten die partij zijn bij de Overeenkomst van Lissabon tot de Akte van Genève toetreden om problemen in verband met de continuïteit van de rechten te vermijden. |
(11) |
In zijn arrest van 22 november 2022 (4) heeft het Hof artikel 3 en, voor zover daarin verwijzingen naar de lidstaten staan, artikel 4 van Besluit (EU) 2019/1754 nietig verklaard. |
(12) |
In zijn arrest van 22 november 2022 erkende het Hof erkende echter ook dat de anciënniteit en de continuïteit van de bescherming van oorsprongsbenamingen die krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven in de zeven lidstaten die reeds partij bij de overeenkomst waren, overeenkomstig het in artikel 4, lid 3, VEU vervatte beginsel van loyale samenwerking tussen de Unie en de lidstaten behouden moeten blijven, met name om de uit deze nationale inschrijvingen voortvloeiende verworven rechten te beschermen. Het Hof heeft dan ook verklaard dat de gevolgen van de nietig verklaarde delen van Besluit (EU) 2019/1754 moeten worden gehandhaafd voor de lidstaten die reeds hadden gebruikgemaakt van de machtiging om de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden, en dit tot de inwerkingtreding, binnen een redelijke termijn van ten hoogste zes maanden vanaf de datum van uitvaardiging van het arrest, van een nieuw besluit van de Raad. |
(13) |
Gezien de exclusieve bevoegdheid van de Unie en de mogelijkheid voor de Unie om tot de Akte van Genève toe te treden, kunnen de lidstaten alleen in bepaalde gerechtvaardigde en specifieke omstandigheden worden gemachtigd om in het belang van de Unie naast de Unie toe te treden. |
(14) |
Artikel 11 van Verordening (EU) 2019/1753 van het Europees Parlement en de Raad (5) voorziet in overgangsbepalingen voor oorsprongsbenamingen afkomstig uit lidstaten die reeds krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven. Op grond van die bepalingen hebben de zeven lidstaten die partij zijn bij de Overeenkomst van Lissabon, de Commissie uiterlijk op 14 november 2022 in kennis gesteld van hun keuze om voor de oorsprongsbenamingen die reeds uit hoofde van de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven, de internationale inschrijving uit hoofde van de Akte van Genève aan te vragen. |
(15) |
Gezien die specifieke omstandigheden is het passend Besluit (EU) 2019/1754 te wijzigen om de zeven lidstaten die vóór de inwerkingtreding van de Akte van Genève partij waren bij de Overeenkomst van Lissabon, te machtigen om, met volledige inachtneming van de exclusieve bevoegdheid van de Unie, ook de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden, voor zover dit strikt noodzakelijk is om, in het belang van de Unie, de anciënniteit en de continuïteit te handhaven van de bescherming van oorsprongsbenamingen die die lidstaten reeds eerder krachtens de Overeenkomst van Lissabon hebben ingeschreven. |
(16) |
Besluit (EU) 2019/1754 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Besluit (EU) 2019/1754
Besluit (EU) 2019/1754 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 3 wordt vervangen door: “De lidstaten die op 26 februari 2020 partij waren bij de Overeenkomst van Lissabon, namelijk Bulgarije, Frankrijk, Hongarije, Italië, Portugal, Slowakije en Tsjechië, worden gemachtigd om, met volledige inachtneming van de exclusieve bevoegdheid van de Unie, de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden naast de Unie, voor zover hun toetreding strikt noodzakelijk is om, in het belang van de Unie, de anciënniteit en de continuïteit te handhaven van de bescherming van de oorsprongsbenamingen die deze lidstaten reeds uit hoofde van de Overeenkomst van Lissabon hebben ingeschreven, en om te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 11 van Verordening (EU) 2019/1753 van het Europees Parlement en de Raad (*1). (*1) Verordening (EU) 2019/1753 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de maatregelen van de Unie ingevolge haar toetreding tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (PB L 271 van 24.10.2019, blz. 1).”." |
2) |
In artikel 4, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door: “In de bijzondere unie worden de Unie en de lidstaten die op grond van artikel 3 van dit besluit de Akte van Genève hebben geratificeerd of ertoe zijn toegetreden, vertegenwoordigd door de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 1, VEU. De Unie is belast met het waarborgen van de uitoefening van de rechten en de vervulling van de plichten van de Unie uit hoofde van artikel 3 van dit besluit.”. |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 22 mei 2023.
Voor de Raad
De voorzitter
E. BUSCH
(1) PB L 271 van 24.10.2019, blz. 15.
(2) Arrest van het Hof van Justitie van 25 oktober 2017, Commissie/Raad (Herziene Overeenkomst van Lissabon), C-389/15, ECLI:EU:C:2017:798.
(3) Besluit (EU) 2019/1754 van de Raad van 7 oktober 2019 inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (PB L 271 van 24.10.2019, blz. 12).
(4) Arrest van het Hof van Justitie van 22 november 2022, Commissie/Raad, C-24/20, ECLI:EU:C:2022:911.
(5) Verordening (EU) 2019/1753 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de maatregelen van de Unie ingevolge haar toetreding tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (PB L 271 van 24.10.2019, blz. 1).
31.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 141/38 |
BESLUIT (EU) 2023/1052 VAN DE RAAD
van 22 mei 2023
inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het gemengd comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart, in verband met de vaststelling van het reglement van orde van het gemengd comité
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart (1) (“de overeenkomst”) is namens de Unie goedgekeurd bij Besluit (EU) 2021/112 van de Raad (2) en is op 30 juni 2021 in werking getreden. |
(2) |
Artikel 11, lid 1, van de overeenkomst voorziet in de oprichting van een gemengd comité van de partijen met het oog op de doeltreffende uitvoering van de overeenkomst. |
(3) |
In artikel 11, lid 3, van de overeenkomst is voorts bepaald dat het gemengd comité zijn reglement van orde opstelt en vaststelt. |
(4) |
De Commissie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Japan hebben meegewerkt aan het opstellen van een ontwerpreglement van orde. |
(5) |
Aangezien het reglement van orde van het gemengd comité bindend is voor de Unie, is het passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het gemengd comité moet worden ingenomen met betrekking tot de vaststelling van dit reglement van orde. |
(6) |
Het standpunt van de Unie in het gemengd comité moet derhalve worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Het namens de Unie in te nemen standpunt in het gemengd comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart tijdens zijn eerste vergadering, in verband met de vaststelling van het reglement van orde, moet worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het gemengd comité.
2. De vertegenwoordiger van de Unie in het gemengd comité kan zonder nader besluit van de Raad kleine wijzigingen van het ontwerpbesluit van het gemengd comité goedkeuren.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 22 mei 2023.
Voor de Raad
De voorzitter
E. BUSCH
(1) PB L 229 van 16.7.2020, blz. 4.
(2) Besluit (EU) 2021/112 van de Raad van 25 januari 2021 inzake de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart (PB L 36 van 2.2.2021, blz. 1).
ONTWERP
BESLUIT Nr. 1/… VAN HET BIJ DE OVEREEKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN JAPAN INZAKE DE VEILIGHEID VAN DE BURGERLUCHTVAART OPGERICHTE GEMENGD COMITÉ EU-JAPAN
van ...
tot vaststelling van zijn reglement van orde
HET GEMENGD COMITÉ EU-JAPAN,
Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart, en met name artikel 11, lid 3,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Punt 1
Het aan dit besluit gehechte reglement van orde van het gemengd comité wordt hierbij vastgesteld.
Punt 2
Dit besluit wordt van toepassing op de dag van de vaststelling ervan.
Gedaan te …,
Voor de Europese Unie
Voor Japan
BIJLAGE
GEMENGD COMITÉ VAN DE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN JAPAN INZAKE DE VEILIGHEID VAN DE BURGERLUCHTVAART
Reglement van orde
Punt 1
Definities
Voor de toepassing van dit reglement van orde overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart wordt verstaan onder:
— |
“partij”: de Europese Unie of Japan; |
— |
“beide partijen”: de Europese Unie en Japan. |
Punt 2
Voorzitter en samenstelling
1. Het gemengd comité wordt gezamenlijk voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Europese Unie en een vertegenwoordiger van Japan (de “voorzitters”).
2. De Europese Unie wordt in het gemengd comité vertegenwoordigd door de Europese Commissie, die wordt bijgestaan door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart en vergezeld door de luchtvaartautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie.
3. Japan wordt in het gemengd comité vertegenwoordigd door het ministerie van Buitenlandse Zaken en/of de Missie van Japan bij de Europese Unie en begeleid door het ministerie van Land, Infrastructuur, Vervoer en Toerisme.
Punt 3
Vergaderingen
1. Het gemengd comité komt op verzoek van een van de partijen op gezette tijden bijeen.
2. De vergaderingen vinden, in de mate van het mogelijke, afwisselend in Brussel en Tokio plaats. Bij wijze van alternatief kunnen besprekingen via videoconferentie worden georganiseerd. Besluiten en aanbevelingen die tijdens videoconferenties worden vastgesteld, hebben dezelfde waarde als die welke tijdens fysieke vergaderingen worden vastgesteld. Zodra de datum en plaats van een vergadering door de partijen zijn overeengekomen, wordt de vergadering bijeengeroepen door de Europese Commissie voor de Europese Unie en door het ministerie van Buitenlandse Zaken voor Japan.
3. De vergaderingen van het gemengd comité zijn niet openbaar, tenzij de voorzitters anders beslissen. Indien de voorzitters daarmee instemmen, kan na de vergadering een persmededeling worden uitgegeven.
4. De taal voor de vergaderingen en documenten is het Engels. De kosten van vertolking of vertaling in een andere taal komen ten laste van de partij die daarom verzoekt.
Punt 4
Delegaties
1. Vóór elke vergadering stellen de partijen elkaar in kennis van de geplande samenstelling van hun respectieve delegaties en wijzen zij hun voorzitters aan.
2. De voorzitters kunnen op ad-hocbasis beslissen externe deelnemers uit te nodigen om vergaderingen van het gemengd comité bij te wonen om informatie te verstrekken over bepaalde onderwerpen of als waarnemers.
Punt 5
Secretariaat
Een ambtenaar van de Europese Commissie en een ambtenaar van het ministerie van Buitenlandse Zaken treden gezamenlijk op als secretarissen van het gemengd comité.
Punt 6
Agenda van de vergaderingen
1. De voorzitters stellen met onderlinge instemming de voorlopige agenda van elke vergadering op. De voorlopige agenda en alle relevante vergaderdocumenten worden uiterlijk vijftien werkdagen vóór de datum van de vergadering naar de secretarissen gestuurd.
2. Elke vergadering van het gemengd comité begint met de goedkeuring van de agenda. Punten die niet op de voorlopige agenda staan, kunnen aan de agenda worden toegevoegd indien de partijen dit beslissen.
3. De voorzitters kunnen ermee instemmen de in lid 1 bedoelde termijn voor de toezending van documenten, met inbegrip van de voorlopige agenda, te wijzigen om rekening te houden met de vereisten van de interne procedures van een partij of de urgentie van een bepaalde aangelegenheid.
Punt 7
Notulen
1. Na elke vergadering van het gemengd comité worden ontwerpnotulen opgesteld. Daarin worden de vastgestelde besluiten en aanbevelingen alsook de conclusies vermeld.
2. Eenmaal goedgekeurd worden de notulen door de voorzitters ondertekend; elke partij houdt één origineel exemplaar of gescande kopie bij. Elektronische ondertekening en archivering is mogelijk.
Punt 8
Schriftelijke procedure
Indien nodig en gerechtvaardigd, kunnen aanbevelingen en besluiten van het gemengd comité via een schriftelijke procedure worden vastgesteld. Daartoe stellen de voorzitters elkaar in kennis van de ontwerpmaatregelen waarover het advies van het gemengd comité wordt gevraagd; dit kan vervolgens worden bevestigd via briefwisseling. Elke partij mag echter vragen dat het gemengd comité wordt bijeengeroepen om de kwestie te bespreken.
Punt 9
Beraadslagingen
1. Het gemengd comité stelt besluiten en aanbevelingen vast in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.
2. Besluiten en aanbevelingen van het gemengd comité dragen respectievelijk het opschrift "Besluit" en "Aanbeveling", gevolgd door een volgnummer, de datum van vaststelling en een beschrijving van het onderwerp.
3. De besluiten en aanbevelingen van het gemengd comité worden ondertekend door de voorzitters.
4. De besluiten van het gemengd comité worden door de partijen uitgevoerd overeenkomstig hun eigen interne procedures.
5. De besluiten van het gemengd comité kunnen door de partijen in hun officiële publicatiebladen worden bekendgemaakt. Aanbevelingen of andere door het gemengd comité vastgestelde handelingen mogen worden bekendgemaakt als de partijen daartoe besluiten. Elke partij houdt één origineel exemplaar of gescande kopie van de besluiten en aanbevelingen bij.
Punt 10
Uitgaven
1. De partijen zijn verantwoordelijk voor de betaling van hun eigen uitgaven voor deelname aan de vergaderingen van het gemengd comité en de vergaderingen die voortvloeien uit de besluiten en aanbevelingen van het gemengd comité, met inbegrip van personeelskosten, reis- en verblijfkosten en kosten voor post en telecommunicatie.
2. Andere uitgaven die betrekking hebben op de materiële organisatie van vergaderingen komen ten laste van de partij die gastheer is voor de vergadering.
31.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 141/44 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/1053 VAN DE COMMISSIE
van 30 mei 2023
tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2023/588 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot operationele vereisten voor diensten voor de overheid die worden verleend in het kader van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit en het dienstenpakket daarvan
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2023/588 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2023 tot vaststelling van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit voor de periode 2023-2027 (1), en met name artikel 9, lid 2, en artikel 10, leden 4 en 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2023/588, heeft tot doel te waarborgen dat aan overheidsgebruikers beveiligde, autonome, betrouwbare en kosteneffectieve satellietcommunicatiediensten voor de overheid worden verleend, dat zij daarover op lange termijn beschikken en dat zij daartoe wereldwijd ononderbroken toegang krijgen. |
(2) |
De operationele vereisten van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit moeten worden vastgesteld, in de vorm van technische specificaties en uitvoeringsplannen voor diensten voor de overheid, met name op het gebied van crisisbeheersing, bewaking, en beheer van belangrijke infrastructuur, waaronder diplomatieke en defensiecommunicatienetwerken en andere behoeften van overheidsgebruikers. |
(3) |
Het dienstenpakket voor diensten voor de overheid moet worden vastgesteld, met inbegrip van diensten die beperkt zijn tot door de overheid gemachtigde gebruikers en op basis van de overheidsinfrastructuur functioneren, evenals diensten aan overheidsgebruikers op basis van de commerciële infrastructuur, zoals gegarandeerde wereldwijde lagelatentiediensten of wereldwijde smalbanddiensten. In het dienstenpakket voor diensten voor de overheid moet rekening worden gehouden met het dienstenpakket voor satellietcommunicatie voor de overheid (GOVSATCOM) dat is vastgesteld in het kader van Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad (2). |
(4) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het programmacomité dat is ingesteld bij artikel 107 van Verordening (EU) 2021/696, in de configuratie voor GOVSATCOM, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het dienstenpakket voor diensten voor de overheid die worden aangeboden in het kader van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit
1. Het systeem voor de uitvoering van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit wordt zo vormgegeven dat de volgende satellietcommunicatiediensten kunnen worden verleend of mogelijk gemaakt kunnen worden:
a) |
de volgende diensten die aan overheidsgebruikers worden verleend op basis van de overheidsinfrastructuur:
|
b) |
de volgende diensten die aan overheidsgebruikers worden verleend op basis van de commerciële infrastructuur:
|
De in de eerste alinea bedoelde diensten moeten voldoen aan de vereisten bij de in de bijlage opgenomen vooraf gedefinieerde profielen voor die diensten.
2. Het dienstenpakket van het systeem voor de uitvoering van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit wordt specifiek afgestemd voor elke dienst en aan de eindgebruikers geleverd in overeenstemming met de volgende aanbestedingsregelingen:
a) |
een regeling voor end-to-end-diensten, waarbij de dienst wordt verleend vanaf de router/switch aan de ankerstationzijde naar de router/switch aan de gebruikerszijde, met de mogelijkheid om het externe netwerk aan de ankerstationzijde aan te bieden; |
b) |
een regeling voor beheerde diensten, waarbij de levering van de dienst wordt gegarandeerd, met uitzondering van het eindstation. |
Artikel 2
Regels en operationele vereisten voor het verlenen van diensten voor de overheid
De volgende regels en operationele vereisten zijn van toepassing op het verlenen van diensten voor de overheid:
1) |
Wat de middelen en de delen van de deelnemers betreft:
|
2. |
Wat de toewijzing van diensten betreft:
|
3. |
Wat dienstprofielen, verzoeken en prioritering betreft:
|
4. |
Wat de uitrol betreft:
|
Artikel 3
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 mei 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 79 van 17.3.2023, blz. 1.
(2) Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie, tot oprichting van het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 69).
(3) Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/1055 van de Commissie van 30 mei 2023 tot vaststelling van de regels inzake de deling en prioritering van capaciteiten, diensten en gebruikersapparatuur op het gebied van satellietcommunicatie om de in artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde functie te vervullen (zie bladzijde 57 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE
Vooraf gedefinieerde profielen voor de overheidsdiensten die worden verleend in het kader van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit
Tabel 1
Dienst #1: solide wereldwijde lagelatentiedienst
Kenmerk |
Technische specificaties |
||||||||
Frequentieband |
Ka-Gov; andere |
||||||||
Datatransmissiesnelheid |
Dienstverleningsniveaus voor doorvoercapaciteit van de forward (FWD) link/return (RTN) link op gebruikersniveau:
|
||||||||
Geografische dekking |
Wereldwijd |
||||||||
Beschikbaarheid (langer dan één jaar) |
99,5 % |
||||||||
Latentie |
|
||||||||
Eindstation |
Vast/on-the-move/nomadisch |
||||||||
Robuustheid en veiligheidskenmerken |
Robuust |
Tabel 2
Dienst #2: ruimtegegevensdoorgifte
Kenmerk |
Technische specificaties |
||||||||
Frequentieband |
Optisch |
||||||||
Datatransmissiesnelheid |
Afhankelijk van de connectiviteitssituatie (combinatie van de entiteiten voor gebruikers en bestemming):
|
||||||||
Geografische dekking |
Wereldwijd |
||||||||
Entiteit van gebruiker/entiteit van bestemming |
|
||||||||
Robuustheid en veiligheidskenmerken |
Robuust |
Tabel 3
Dienst #3: gegarandeerde wereldwijde lagelatentiedienst
Kenmerk |
Technische specificaties |
||||||||
Datatransmissiesnelheid |
Dienstverleningsniveaus voor doorvoercapaciteit van de forward (FWD) link/return (RTN) link op gebruikersniveau:
|
||||||||
Geografische dekking |
Wereldwijd |
||||||||
Beschikbaarheid (langer dan één jaar) |
99,5 % |
||||||||
Latentie |
|
||||||||
Eindstation |
Vast/on-the-move/nomadisch |
||||||||
Robuustheid en veiligheidskenmerken |
Gegarandeerd |
Tabel 4
Dienst #4: gegarandeerde wereldwijde smalbanddienst
Kenmerk |
Technische specificaties |
Datatransmissiesnelheid |
Doorvoercapaciteit van de forward (FWD) link/return (RTN) link op gebruikersniveau: 2 Kbps tot 1 Mbps |
Geografische dekking |
Wereldwijd |
Beschikbaarheid (langer dan één jaar) |
98 % |
Eindstation |
Internet of Things (IOT) en andere apparatuur voor gebruikers van smalbandsystemen |
Robuustheid en veiligheidskenmerken |
Gegarandeerd |
31.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 141/49 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/1054 VAN DE COMMISSIE
van 30 mei 2023
tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het dienstenpakket voor satellietcommunicatiediensten voor de overheid die worden aangeboden door het in het kader van het ruimtevaartprogramma van de Unie tot stand gebrachte systeem
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie, tot oprichting van het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (1), en met name artikel 63, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 62 van Verordening (EU) 2021/696 worden capaciteiten en diensten op het gebied van satellietcommunicatie in het kader van het onderdeel satellietcommunicatie voor de overheid (“Governmental Satellite Communications”, “GOVSATCOM”) samengebracht in een gemeenschappelijke pool op het niveau van de Unie van capaciteiten en diensten op het gebied van satellietcommunicatie, met gepaste beveiligingsvoorschriften. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 63, lid 1, van Verordening (EU) 2021/696 wordt de verstrekking van GOVSATCOM-capaciteiten en -diensten gewaarborgd zoals vastgelegd in het dienstenpakket. Het dienstenpakket moet op de behoeften van de gebruikersgemeenschappen voor satellietcommunicatie voor de overheid gebaseerd zijn, door flexibele en door de gebruiker af te stemmen GOVSATCOM-diensten aan te bieden. Het moet daarom end-to-end-diensten, diensten op het gebied van verankerde capaciteit en diensten op het gebied van ruwe capaciteit omvatten. |
(3) |
Het dienstenpakket moet bestaande en verwachte capaciteiten en diensten omvatten die in de gemeenschappelijke pool op het niveau van de Unie moeten worden samengebracht. Daarom moeten verschillende opties met betrekking tot latentie, frequentiebanden, beveiligingsniveaus en andere eigenschappen in het dienstenpakket worden opgenomen. |
(4) |
Voor zekere dienstverlening is het nodig om de procedure voor verzoeken om dienstverlening van de GOVSATCOM-gebruikers aan de GOVSATCOM-hub te beschrijven. De bevoegde GOVSATCOM-autoriteiten moeten in deze procedure als intermediairs optreden. |
(5) |
Om vraag en aanbod van GOVSATCOM-diensten zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen, is het nodig de beschikbaarheid van diensten te baseren op de vraag naar en het aanbod van de in een pool samengebrachte en gedeelde satellietcapaciteit en de aangekochte diensten. |
(6) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het programmacomité in de configuratie voor GOVSATCOM, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities van artikel 2 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/1055 van de Commissie (2).
Artikel 2
GOVSATCOM-dienstenpakket
1. Het GOVSATCOM-dienstenpakket omvat de volgende categorieën communicatiediensten:
a) |
end-to-end-diensten, die de gebruiker in staat stellen verbinding te maken met een netwerk dat diensten kan verlenen; |
b) |
diensten op het gebied van verankerde capaciteit, die de gebruiker in staat stellen gebruik te maken van satellietcapaciteit en ankerstations en bijbehorende faciliteiten; |
c) |
diensten op het gebied van ruwe capaciteit, die de gebruiker in staat stellen gebruik te maken van satellietcapaciteit (bandbreedte). |
2. De in lid 1 bedoelde diensten voldoen aan de primaire en secundaire eigenschappen van de categorieën communicatiediensten zoals die in bijlage I zijn opgenomen.
3. Gebruikersapparatuur kan door een aanbieder van middelen worden geleverd in het kader van zijn dienstverlening aan de gebruiker.
4. De in lid 1, punten a) en c), bedoelde diensten worden in de operationele configuratie voor initiële dienstverlening via de infrastructuur van de GOVSATCOM-hub verleend.
Artikel 3
Dienstprofielen en verzoeken om dienstverlening
1. GOVSATCOM-dienstprofielen worden vastgesteld op basis van de waarden van hun primaire eigenschappen zoals vastgesteld in bijlage II (“vooraf gedefinieerde dienstprofielen”).
2. Gebruikers kunnen verzoeken voor een vooraf gedefinieerd dienstprofiel indienen, waarbij de gebruiker de vooraf gedefinieerde dienstprofielen die de informatie bevatten die door de respectieve aanbieder van middelen is verstrekt, kan doorzoeken.
Gebruikers kunnen ook verzoeken voor een door een gebruiker vastgesteld profiel indienen, met vooraf door de gebruiker vastgestelde waarden voor specifieke eigenschappen van de dienst. Het door een gebruiker vastgestelde profiel wordt gebruikt om een verzoek om dienstverlening in te dienen bij de GOVSATCOM-hub om passende vooraf gedefinieerde dienstprofielen op te vragen.
Gebruikers kunnen ook verzoeken voor een dienst met door de gebruiker geselecteerde waarden van eigenschappen indienen, waarbij de waarden van de eigenschappen worden gebruikt om een verzoek om dienstverlening in te dienen bij de GOVSATCOM-hub om passende vooraf gedefinieerde dienstprofielen op te vragen.
3. De GOVSATCOM-hub reageert op verzoeken van gebruikers door een overzicht te geven van de beschikbare diensten die passen bij de verzoeken. Bij de beschikbare diensten wordt informatie verstrekt over de primaire en secundaire eigenschappen ervan en alle aanvullende informatie en bijzonderheden die specifiek zijn voor de dienst. Gebruikers kunnen een dienst selecteren uit de beschikbare diensten die aan hun verzoek beantwoorden.
4. Na selectie van een dienst door de gebruikers, en overeenkomstig de regels van Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/1055 gaat de GOVSATCOM-hub over tot de toewijzing van de middelen voor het verlenen van de dienst en informeert hij de gebruiker wanneer de dienst wordt geboekt en geactiveerd.
5. Na de activering van de dienst hebben de respectieve gebruikers toegang tot de dienst, hetzij met hun eigen gebruikersapparatuur als deze compatibel is met de dienst, hetzij met de gebruikersapparatuur die door de aanbieder van middelen via GOVSATCOM ter beschikking wordt gesteld.
Artikel 4
Toegang tot het dienstenpakket en de diensten van GOVSATCOM
1. De overeenkomstig artikel 68, leden 4 en 5, van Verordening (EU) 2021/696 aangewezen bevoegde GOVSATCOM-autoriteiten hebben toegang tot het dienstenpakket en tot de procedure voor de selectie van diensten.
2. In het kader van de procedure voor de selectie van diensten kunnen de bevoegde GOVSATCOM-autoriteiten:
a) |
verzoeken om dienstverlening van hun gebruikers ontvangen, prioriteren, anonimiseren waar nodig, en doorsturen naar de GOVSATCOM-hub; |
b) |
de resultaten van de verzoeken van de GOVSATCOM-hub ontvangen en deze doorsturen naar de gebruikers; |
c) |
de door de gebruikers gemaakte selectie van diensten ontvangen, prioriteren, anonimiseren waar nodig, en doorsturen naar de GOVSATCOM-hub. |
3. Met betrekking tot de in lid 2 bedoelde anonimisering treedt de bevoegde GOVSATCOM-autoriteit tijdens de verlening van een dienst aan de gebruikers als plaatsvervanger op bij elke communicatie van de gebruiker met de GOVSATCOM-hub, zodat de identiteit van de gebruiker anoniem blijft. Voor de communicatie worden, indien nodig, passende gerubriceerde kanalen gebruikt. De bevoegde GOVSATCOM-autoriteit kan ervoor kiezen een gebruiker niet te anonimiseren. In dat geval wordt de identiteit van de gebruiker via de GOVSATCOM-hub zichtbaar voor de aanbieder van middelen, ter ondersteuning van de selectie, de vormgeving, het beheer en het onderhoud van en het oplossen van problemen met de aan de gebruiker verleende dienst. De aanbieder van middelen kan ook zelf verzoeken om deanonimisering van een gebruiker. In dat geval stuurt de GOVSATCOM-hub dit verzoek ter beoordeling door naar de betrokken bevoegde GOVSATCOM-autoriteit.
4. De GOVSATCOM-hub verstrekt aan de bevoegde GOVSATCOM-autoriteiten de voor het selecteren, boeken, vormgeven en verlenen van de diensten benodigde informatie.
Artikel 5
Prioritering van diensten en beveiligingsniveaus
1. De prioritering van de dienstverlening vindt plaats overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/1055.
2. Gebruikers hebben toegang tot de diensten van het dienstenpakket op basis van hun beveiligingsniveau, zoals uiteengezet in Uitvoeringsbesluit C(2023) 3204 van de Commissie van 30 mei 2023 (3).
Artikel 6
Gepoolde capaciteit in GOVSATCOM en beschikbaarheid van diensten
1. De in de gemeenschappelijke pool gebundelde capaciteiten en diensten op het gebied van satellietcommunicatie zijn via het dienstenpakket beschikbaar, samen met de waarden van de bijbehorende eigenschappen.
2. De beschikbaarheid van diensten in het pakket is afhankelijk van de vraag naar en het aanbod van de in de pool gebundelde en gedeelde satellietcapaciteiten en -diensten die worden aangekocht bij entiteiten als bedoeld in artikel 64 van Verordening (EU) 2021/696.
Artikel 7
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 mei 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 170 van 12.5.2021, blz. 69.
(2) Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/1055 van de Commissie van 30 mei 2023 tot vaststelling van de regels inzake de deling en prioritering van capaciteiten, diensten en gebruikersapparatuur op het gebied van satellietcommunicatie om de in artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde functie te vervullen (zie bladzijde 57 van dit Publicatieblad).
(3) Uitvoeringsbesluit C(2023) 3204 van de Commissie van 30 mei 2023 tot vaststelling van de algemene beveiligingsvoorschriften voor GOVSATCOM als bedoeld in artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad.
BIJLAGE I
Categorieën communicatiediensten en eigenschappen
Tabel 1
End-to-end-diensten
Primaire eigenschappen |
|
[Maximale] Latentie |
Round-trip transmissievertraging in ms (milliseconden) |
Doorvoercapaciteit* |
Peak information rate in Mbps (megabits per seconde) |
Symmetrische dienst |
Ja/neen Opmerking: een symmetrische dienst houdt in dat de forward link (verbinding van satelliet naar gebruiker) en de return link (retourverbinding van gebruiker naar satelliet) dezelfde eigenschappen hebben Opmerking: bij een negatieve reactie moet de doorvoercapaciteit van de forward link en van de return link worden bepaald. |
Soort dekking |
Regionaal/wereldwijd/puntsgewijs |
Minimale beschikbaarheid |
Minimale beschikbaarheid van de dienst (% van de tijd per maand) |
Beveiligingsniveau |
Versterkt/solide/gegarandeerd |
Secundaire eigenschappen |
|
Committed information rate* |
Committed information rate in Mbps |
Dienstgebied |
Lijst van geografische gebieden waar de dienst kan worden verleend zoals in figuur 1 |
Dienstspecifieke informatie |
Lijst van informatie met betrekking tot de dienst die niet onder andere eigenschappen is opgenomen (bv. dekkingsgebied, uitgestraald vermogen, G/T, kwaliteit van de diensten, uitroltijd, opleiding, technische ondersteuning, opties voor installatiediensten, totale latentie van de dienst, polarisatie enz.) |
Gebruikersapparatuur |
Vast/inzetbaar/mobiel |
Voorziening van gebruikersapparatuur |
Ja/neen Opmerking: De gebruiker krijgt een lijst van compatibele gebruikersapparatuur met de bijbehorende technische informatie (bv. handmatig/automatisch uitrichten), die indien nodig door de gebruiker kan worden geselecteerd. |
Maximale duur van de verstoring van de dienst |
In uren Opmerking: voor de onderverdeling van het uur worden decimalen ondersteund. |
Dienst voor verbindingsstatus |
Ja/neen |
Verbinding met terrestrische netwerken |
Ja/neen Opmerking: bij “ja” worden de terrestrische netwerken vermeld waarvoor connectiviteit wordt aangeboden |
Tabel 2
Dienst op het gebied van verankerde capaciteit
Primaire eigenschappen |
|
Maximale latentie |
Round-trip transmissievertraging in ms |
Bandbreedte* |
Capaciteit in MHz |
Symmetrische dienst |
Ja/neen Opmerking: een symmetrische dienst houdt in dat de forward link (verbinding van satelliet naar gebruiker) en de return link (retourverbinding van gebruiker naar satelliet) dezelfde eigenschappen hebben Opmerking: bij een negatieve reactie moet de doorvoercapaciteit van de forward (FWD) link/return (RTN) link worden bepaald. |
Soort dekking |
Regionaal/wereldwijd/puntsgewijs |
Frequentieband |
HF-VHF-UHF/L/S/C/X/Ku/Ka/Ka Gov/V/Q |
Type radiocommunicatiedienst |
FSS/MSS/BSS |
Minimale beschikbaarheid |
Minimale beschikbaarheid van de dienst (% van de tijd per maand) |
Beveiligingsniveau |
Versterkt/solide/gegarandeerd |
Secundaire eigenschappen |
|
Dienstgebied |
Lijst van geografische gebieden waar de dienst kan worden verleend zoals in figuur 1 |
Interface van het ankerstation |
Beschrijving van de interface die wordt gebruikt voor de aansluiting van de door de gebruiker aangeleverde apparatuur op het ankerstation |
Aanvullende ankercapaciteit |
Ja/neen Opmerking: bij “ja” wordt de aanvullende ankercapaciteit vermeld (bv. Multiprotocol Label Switching, ethernet-connectiviteit enz.). |
Dienstspecifieke informatie |
Lijst van informatie met betrekking tot de dienst die niet onder andere eigenschappen is opgenomen (bv. dekkingsgebied, uitgestraald vermogen, G/T, kwaliteit van de diensten, uitroltijd, opleiding, technische ondersteuning, opties voor installatiediensten, totale latentie van de dienst, polarisatie enz.) |
Gebruikersapparatuur |
Vast/inzetbaar/mobiel |
Voorziening van gebruikersapparatuur |
Ja/neen Opmerking: De gebruiker krijgt een lijst van compatibele gebruikersapparatuur met de bijbehorende technische informatie (bv. handmatig/automatisch uitrichten), die indien nodig door de gebruiker kan worden geselecteerd. |
Maximale duur van de verstoring van de dienst |
In uren Opmerking: voor de onderverdeling van het uur worden decimalen ondersteund. |
Dienst voor verbindingsstatus |
Ja/neen |
Tabel 3
Dienst op het gebied van ruwe capaciteit
Primaire eigenschappen |
|
Maximale latentie |
Round-trip transmissievertraging in ms |
Bandbreedte* |
Capaciteit in MHz |
Symmetrische dienst |
Ja/neen Opmerking: een symmetrische dienst houdt in dat de forward link (verbinding van satelliet naar gebruiker) en de return link (retourverbinding van gebruiker naar satelliet) dezelfde eigenschappen hebben Opmerking: bij een negatieve reactie moet de doorvoercapaciteit van de forward (FWD) link/return (RTN) link worden bepaald. |
Soort dekking |
Regionaal/wereldwijd/puntsgewijs |
Frequentieband |
HF-VHF-UHF/L/S/C/X/Ku/Ka/Ka Gov/V/Q |
Type radiocommunicatiedienst |
FSS/MSS/BSS |
Minimale beschikbaarheid |
Minimale beschikbaarheid van de dienst (% van de tijd per maand) |
Beveiligingsniveau |
Versterkt/solide/gegarandeerd |
Secundaire eigenschappen |
|
Dienstgebied |
Lijst van geografische gebieden waar de dienst kan worden verleend zoals in figuur 1 |
Dienstspecifieke informatie |
Lijst van informatie met betrekking tot de dienst die niet onder andere eigenschappen is opgenomen (bv. dekkingsgebied, uitgestraald vermogen, G/T, kwaliteit van de diensten, uitroltijd, opleiding, technische ondersteuning, opties voor installatiediensten, totale latentie van de dienst, polarisatie enz.) |
Gebruikersapparatuur |
Vast/inzetbaar/mobiel |
Voorziening van gebruikersapparatuur |
Ja/neen Opmerking: De gebruiker krijgt een lijst van compatibele gebruikersapparatuur met de bijbehorende technische informatie (bv. handmatig/automatisch uitrichten), die indien nodig door de gebruiker kan worden geselecteerd. |
Maximale duur van de verstoring van de dienst |
In uren Opmerking: voor de onderverdeling van het uur worden decimalen ondersteund. |
Dienst voor verbindingsstatus |
Ja/neen |
*: |
in het geval van een niet-symmetrische dienst moeten voor deze eigenschap twee waarden kunnen worden opgegeven; één voor de forward link (verbinding van satelliet naar gebruiker) en één voor de return link (retourverbinding van gebruiker naar satelliet). |
Figuur 1
Dienstgebieden GOVSATCOM
BIJLAGE II
Vooraf gedefinieerde dienstprofielen
Versterkte gepoolde dienst |
|
Communicatiecategorie |
End-to-end-dienst |
Maximale latentie |
600 ms |
Doorvoercapaciteit |
10 Mbps |
Dekking |
Regionaal |
Minimale beschikbaarheid |
99,5 % |
Beveiligingsniveau |
Versterkte diensten, die een zeer hoge mate van beschikbaarheid en veerkracht en een hoge mate van vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid bieden. |
Solide gepoolde dienst |
|
Communicatiecategorie |
End-to-end-dienst |
Maximale latentie |
600 ms |
Doorvoercapaciteit |
10 Mbps |
Dekking |
Regionaal |
Minimale beschikbaarheid |
99,5 % |
Beveiligingsniveau |
Solide diensten, die een hoge mate van beschikbaarheid en veerkracht en een hoge mate van vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid bieden. |
Gegarandeerde gepoolde dienst |
|
Communicatiecategorie |
End-to-end-dienst |
Maximale latentie |
600 ms |
Doorvoercapaciteit |
10 Mbps |
Dekking |
Regionaal |
Minimale beschikbaarheid |
98 % |
Beveiligingsniveau |
Gegarandeerde diensten, die een lagere mate van soliditeit en veerkracht en een lagere mate van vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid bieden. |
De beveiligingsniveaus zijn vastgesteld in Uitvoeringsbesluit C(2023) 3204 van 30 mei 2023.
31.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 141/57 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/1055 VAN DE COMMISSIE
van 30 mei 2023
tot vaststelling van de regels inzake de deling en prioritering van capaciteiten, diensten en gebruikersapparatuur op het gebied van satellietcommunicatie om de in artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde functie te vervullen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie, tot oprichting van het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (1), en met name artikel 66, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 62 van Verordening (EU) 2021/696 is bepaald dat in het kader van het GOVSATCOM-onderdeel capaciteiten en diensten op het gebied van satellietcommunicatie worden samengebracht in een gemeenschappelijke pool op het niveau van de Unie van capaciteiten en diensten op het gebied van satellietcommunicatie, met gepaste beveiligingsvoorschriften. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) 2021/696 moet de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen de nadere regels vaststellen inzake de deling en prioritering van satellietcommunicatiecapaciteiten, diensten en gebruikersapparatuur, rekening houdend met de verwachte vraag voor de verschillende GOVSATCOM-usecases, de analyse van de beveiligingsrisico’s voor die usecases en, waar passend, de kostenefficiëntie. |
(3) |
Het delen en prioriteren moet ervoor zorgen dat de beschikbare GOVSATCOM-middelen eerlijk en optimaal worden gebruikt, en moet worden afgestemd op de behoeften van de afzonderlijke deelnemers. Om de vraag naar en het aanbod van GOVSATCOM-diensten zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen, moet de beschikbaarheid van diensten worden gebaseerd op de vraag naar en het aanbod van gebundelde en gedeelde satellietcapaciteiten en diensten die zijn aanbesteed. |
(4) |
De middelen van aanbieders daarvan moeten worden samengebracht in een gemeenschappelijke pool op het niveau van de Unie. De deling en prioritering van GOVSATCOM-diensten moet voorzien in mechanismen voor de toewijzing van diensten aan deelnemers overeenkomstig hun behoeften aan die diensten. Daarom moet de gemeenschappelijke pool van de Unie worden opgesplitst in een deel voor vaste toewijzing en een deel voor dynamische toewijzing. Vaste toewijzing van diensten ondersteunt gegarandeerde dienstverlening aan deelnemers, terwijl dynamische toewijzing van diensten voorziet in ongeplande behoeften. Een hoeveelheid middelen moet als crisismarge in de gemeenschappelijke pool van de Unie worden opgenomen om te kunnen voldoen aan ongeplande, dringende en prioritaire behoeften aan diensten van de deelnemers. |
(5) |
Bij de deling en prioritering moet rekening worden gehouden met de verschillende prioriteiten van verzoeken van deelnemers om GOVSATCOM-diensten en er moeten passende mechanismen voor de verwerking van die verzoeken worden opgezet. Er moet worden voorzien in een mechanisme voor vergoeding van GOVSATCOM-diensten om een efficiënt gebruik van middelen te vergemakkelijken en marktverstoringen te voorkomen. Daartoe moet een systeem worden opgezet met tokens waarvan de vergoedingswaarden gebaseerd zijn op het prioriteitsniveau van de verzoeken. Ook moet worden voorzien in de mogelijkheid om extra tokens te kopen of tokens aan een andere deelnemers te doneren. |
(6) |
Het totale aantal tokens dat op basis van het budget beschikbaar is, moet worden opgedeeld in een aandeel voor alle lidstaten samen, een aandeel voor de EU-instellingen en een crisismarge. |
(7) |
De gebundelde middelen moeten aan de diensten worden toegewezen op basis van de verzoeken om dienstverlening die de deelnemers aan de GOVSATCOM-hub richten. Daartoe moet elke deelnemer bepalen hoe relevant zijn gebruikers zijn, en hoe kritiek zijn verzoek is. |
(8) |
Met het oog op een vlotte verwerking van de verzoeken om dienstverlening moet de GOVSATCOM-hub uit de pool de middelen zoeken waarmee het best aan het verzoek om dienstverlening kan worden voldaan. Wanneer het niet mogelijk is om aan een bepaald verzoek om dienstverlening te voldoen met de in de pool beschikbare middelen, moet worden voorzien in een mechanisme voor geschillenbeslechting. |
(9) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 107 van Verordening (EU) 2021/696 ingestelde comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Toepassingsgebied
1) In dit besluit worden delings- en prioriteringsregels vastgesteld voor de opname van GOVSATCOM-middelen in een gemeenschappelijke pool van de Unie en voor het delen van GOVSATCOM-diensten tussen de deelnemers.
2) Dit besluit is van toepassing op de GOVSATCOM-diensten zoals gedefinieerd in het Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/1054 (2). Gebruikers communiceren met de GOVSATCOM-hub via de respectieve bevoegde GOVSATCOM-autoriteit.
Artikel 2
Definities
1) “toegewezen middelen”: middelen die naar aanleiding van het desbetreffende verzoek om dienstverlening voor een bepaalde periode aan een dienst zijn toegewezen;
2) “beschikbare middelen”: middelen die niet voor een bepaalde periode aan een dienst zijn toegewezen;
3) “gemeenschappelijke pool van de Unie” of “pool”: alle middelen die via contracten of overeenkomsten met aanbieders van middelen ter beschikking van GOVSATCOM worden gesteld;
4) “vergoeding”: betalingsmechanisme op basis van tokens;
5) “bevoegde GOVSATCOM-autoriteit” of “CGA” (competent GOVSATCOM authority): de overeenkomstig artikel 68, lid 4, van Verordening (EU) 2021/696 door een deelnemer aangewezen entiteit om de in artikel 68, lid 5, bedoelde taken uit te voeren;
6) “geschil”: een situatie waarin er meerdere verzoeken om dienstverlening zijn waarvoor dezelfde middelen nodig zijn, en er van die middelen niet genoeg in de pool aanwezig zijn om aan die (strijdige) verzoeken te kunnen voldoen;
7) “crisismarge”: de middelen in de pool die beschikbaar blijven voor dynamische toewijzing in geval van een of meer verzoeken met een hoge prioriteit waarvoor in de andere delen van de pool geen passende en beschikbare middelen gevonden worden;
8) “dynamische toewijzing”: het tijdens een poolprogrammatermijn (PPT) aan een deelnemer toewijzen van diensten en middelen naar aanleiding van dienstverleningsverzoeken van zijn gebruikers;
9) “vaste toewijzing”: het vóór de aanvangsdatum van de PPT toewijzen van diensten en middelen voor de gehele PPT volgens het door elke deelnemer ingediend plan;
10) “GOVSATCOM-diensten” of “diensten”: de diensten die deel uitmaken van het dienstenpakket van GOVSATCOM;
11) “GOVSATCOM-hub-diensten”: de diensten die door de GOVSATCOM-hub worden verleend ter ondersteuning van de werking van het GOVSATCOM-systeem. GOVSATCOM-hub-diensten dienen onder meer ter ondersteuning van de selectie, boeking, oprichting en levering van GOVSATCOM-diensten, en de toewijzing en intrekking van middelen, en maken geen deel uit van het dienstenpakket van GOVSATCOM;
12) “GOVSATCOM-systeem”: het systeem dat bestaat uit de GOVSATCOM-hub(s), de beveiligingsmonitoringinfrastructuur van GOVSATCOM, de interfaces tussen de GOVSATCOM-hub(s) en de bevoegde GOVSATCOM-autoriteiten, de interfaces tussen de GOVSATCOM-hub(s) en de aanbieders van middelen, en alle andere infrastructuur in EU-eigendom die nodig is om de levering mogelijk te maken van satellietcapaciteiten en -diensten die door aanbieders van middelen worden gebundeld en gedeeld en ter beschikking van GOVSATCOM-gebruikers worden gesteld;
13) “rekening van de deelnemer”: de rekening van de deelnemer, maar daarop zijn tokens;
14) “deelnemeraandeel”: het aandeel van de middelen van de pool waarop een GOVSATCOM-deelnemer aanspraak kan maken. Dit aandeel wordt uitgedrukt in tokens;
15) “poolprogrammaperiode” (PPT): de geplande periode waarvoor contracten of overeenkomsten tussen de Commissie en aanbieders van middelen zijn gesloten met het oog op de opname van die middelen in de gemeenschappelijke pool van de Unie;
16) “ontkrachting”: het (doen) vervallen, onderbreken of afwaarderen van een dienst als gevolg van geschillenbeslechting;
17) “middel”: de capaciteit, diensten, activa en gebruikersapparatuur voor satellietcommunicatie die wordt/worden gebruikt voor het verlenen van de diensten die zijn vermeld in de uitvoeringshandelingen inzake het dienstenpakket die in de vorm van diensten aan de GOVSATCOM-deelnemers worden toegewezen;
18) “aanbieder van middelen”: een entiteit als bedoeld in artikel 64 van Verordening (EU) 2021/696 die door middel van contracten of overeenkomsten met de Unie middelen ter beschikking stelt van de gemeenschappelijke pool van de Unie en die eigenaar en/of exploitant is van de ruimtesystemen en de bijbehorende grondsegmenten en netwerken;
19) “verzoek om middelen”: het verzoek van de GOVSATCOM-hub aan een aanbieder van middelen met als doel gebundelde middelen toe te wijzen dan wel de toewijzing daarvan in te trekken;
20) “verzoek om dienstverlening”: het verzoek van een CGA aan de GOVSATCOM-hub om de beschikbaarheid van middelen te bevestigen en over te gaan tot de toewijzing ervan zodat de dienst kan worden verleend;
21) “token”: de eenheid die wordt gebruikt als vergoeding voor of ter betaling van GOVSATCOM-diensten.
Artikel 3
Gemeenschappelijke pool van de Unie
1) GOVSATCOM-diensten worden ter beschikking van de deelnemers gesteld door de middelen van aanbieders in een pool op te nemen.
2) De middelen van de pool worden, voor elk van de afzonderlijke delen van de pool, gedurende één poolprogrammatermijn (PPT) beschikbaar gesteld door middel van contracten of overeenkomsten tussen de Commissie en de aanbieders van middelen.
3) De pool bestaat uit vier (4) delen:
a) |
een deel voor vaste toewijzingen, dat onder meer de middelen omvat voor het aan de deelnemers verlenen van diensten via vaste toewijzing overeenkomstig artikel 6; |
b) |
een deel voor dynamische toewijzingen met betaling vooraf, dat onder meer de middelen omvat voor de verlening van diensten waarom wordt verzocht via het mechanisme voor dynamische toewijzing met betaling vooraf overeenkomstig de artikelen 7 en 8; |
c) |
een deel voor dynamische toewijzingen op aanvraag, dat onder meer de middelen omvat voor het verlenen van diensten via het mechanisme voor dynamische toewijzing op aanvraag overeenkomstig de artikelen 7 en 8; |
d) |
een deel voor de crisismarge, dat onder meer de middelen omvat voor het verlenen van diensten in geval van dynamische verzoeken met hoge prioriteit wanneer de middelen van andere delen van de pool ontoereikend zijn, overeenkomstig artikel 7. |
4) Ten laatste dertig weken voor de aanvangsdatum van de PPT stelt de Commissie de deelnemers in kennis van hun aandelen, de beschikbare diensten en de eigenschappen daarvan voor de volgende PPT, samen met de waarden daarvan in tokens.
5) De eerste PPT begint bij de ingebruikneming van de GOVSATCOM-hub en heeft een looptijd van twee jaar. Zodra een PPT afloopt, begint de volgende PPT voor dezelfde duur.
Artikel 4
Vergoedingen voor GOVSATCOM-diensten, tokens en rekeningen
1) GOVSATCOM-diensten worden onder de gebruikers gedeeld en geprioriteerd met behulp van vergoedingen in de vorm van tokens.
2) De basisvergoedingswaarde van een dienst is de som van de vergoedingen die de aanbieders van middelen krijgen voor het beschikbaar stellen van de middelen die nodig zijn voor het verrichten van de dienst met de in het desbetreffende verzoek om dienstverlening aangegeven specifieke eigenschappen en duur. De vergoedingswaarde van een dienst bedraagt a) 80 % van de basisvergoedingswaarde in geval van verzoeken met een lage prioriteit, b) 100 % van de basisvergoedingswaarde in geval van verzoeken met middelhoge prioriteit, c) 130 % van de basisvergoedingswaarde in geval van verzoeken met een hoge prioriteit.
3) Elke deelnemer heeft een deelnemersrekening met daarin zijn tokens. Elke deelnemersrekening wordt in twee delen opgesplitst: a) een deel dat wordt gebruikt voor het vergoeden van de gevraagde diensten met behulp van mechanismen voor dynamische toewijzing met betaling vooraf (het voorafbetaald deel), en b) een deel dat wordt gebruikt voor de vergoeding van de gevraagde diensten met behulp van mechanismen voor dynamische toewijzing via “pay-on-demand” (het “pay-on-demand”-deel).
De deelnemers stellen vóór de in artikel 6 bedoelde aanvangsdatum van de PPT de verdeling van de tokens over de delen de rekening vast; het is niet toegestaan de tokens tijdens de PPT van het ene naar het andere deel over te dragen.
Aan het einde van de PPT worden de op het voorafbetaald deel van de rekening resterende tokens gewist overeenkomstig lid 6.
De GOVSATCOM-hub houdt de rekeningen van de deelnemers bij.
4) Tijdens een PPT kunnen deelnemers via de Commissie extra tokens kopen tegen betaling in euro, volgens de voor die PPT vastgestelde wisselkoers van euro naar tokens.
De Commissie stelt de GOVSATCOM-hub daarvan in kennis en de extra tokens worden toegevoegd aan het “pay-on-demand”-deel van de respectieve deelnemersrekening.
5) Deelnemers mogen tokens uit hun rekening aan andere deelnemers doneren.
Hierbij wordt de GOVSATCOM-hub door de CGA van de donerende deelnemer verzocht om de tokens van de rekening van de ene deelnemer naar de andere over te dragen, en wordt de CGA van de ontvangende deelnemer gevraagd deze overdracht te aanvaarden.
Tokens worden overgedragen tussen gelijksoortige delen van de rekeningen (d.w.z. tussen de voorafbetaalde delen of de “on demand”-delen) van de donerende en de ontvangende deelnemer.
Een deelnemer kan tokens uit zijn aandeel voor vaste toewijzing van diensten overeenkomstig artikel 6 doneren aan een andere deelnemer, en stelt in voorkomend geval de Commissie daarvan in kennis.
6) Aan het einde van de PPT worden de resterende tokens in het voorafbetaald deel van de rekening van de deelnemers gewist en wordt het aantal tokens van alle deelnemers op nul gesteld.
7) Elke aanbieder van middelen ontvangt voor elke dienst die hij met gebruikmaking van zijn middelen heeft kunnen leveren, een vergoeding in euro overeenkomstig zijn overeenkomst of contract met de Commissie.
Artikel 5
Deelnemeraandelen
1) De Commissie bepaalt het totale aantal voor de volgende PPT te verdelen tokens naargelang van het beschikbare budget en overeenkomstig de voorwaarden van de in artikel 3, lid 2, bedoelde contracten en overeenkomsten. Deze tokens worden aan de GOVSATCOM-deelnemers beschikbaar gesteld overeenkomstig de in de leden 2 tot en met 5 vastgestelde regels.
2) Het totale aantal tokens wordt opgedeeld in drie stukken:
a) |
het totale aandeel van de lidstaten, dat 75 % van het totale aantal tokens bedraagt, |
b) |
de crisismarge, die 10 % van het totale aantal tokens bedraagt, en |
c) |
het totale aandeel van de EU-instellingen, dat 15 % van het totale aantal tokens bedraagt. |
3) Het totale aandeel van de lidstaten wordt verder opgedeeld in de aandelen van de afzonderlijke lidstaten. Elke lidstaat ontvangt een percentage (in tokens) van het totale aandeel van de lidstaten dat evenredig is aan het aantal stemmen van die lidstaat in de Raad. Het aantal door elke lidstaat ontvangen tokens is het deelnemeraandeel voor de respectieve lidstaat voor de volgende PPT.
Indien een lidstaat zijn bevoegde GOVSATCOM-autoriteit niet ten minste 32 weken voor de aanvangsdatum van de PPT heeft aangewezen, worden zijn tokens verdeeld over de lidstaten die hun CGA hebben aangewezen, naar rato van hun aandeel.
4) Het totale aandeel van de EU-instellingen wordt verder opgedeeld in de aandelen van de verschillende EU-instellingen. Elke EU-instelling ontvangt een percentage (in tokens) van het totale aandeel van de EU-instellingen overeenkomstig het door de Commissie voor elke PPT vast te stellen plan voor de opdeling van het aandeel van de EU-instellingen. Het aantal door elke EU-instelling ontvangen tokens is het deelnemeraandeel voor de respectieve EU-instelling voor de volgende PPT.
Indien een EU-instelling haar bevoegde GOVSATCOM-autoriteit niet ten minste 32 weken voor de aanvangsdatum van de PPT heeft aangewezen, worden haar tokens verdeeld over de EU-instellingen die hun CGA hebben aangewezen, naar rato van hun aandeel in het plan voor de opdeling van het aandeel van de EU-instellingen.
5) De tokens van elke deelnemer voor een nieuwe PPT worden toegevoegd aan alle tokens die eventueel aan het einde van het vorige PPT op het “pay-on-demand”-deel van de rekening van de desbetreffende deelnemer nog aanwezig zijn. Vóórdat zij worden toegevoegd, worden de resterende tokens in het “pay-on-demand”-deel van de rekening van de deelnemer omgezet in tokens voor de nieuwe PPT volgens de wisselkoers van tokens naar euro voor de nieuwe PPT.
Artikel 6
Middelen voor de vaste toewijzing van diensten
1) Elke deelnemer selecteert de aan hem door middel van een vaste toewijzing toe te wijzen diensten. De gezamenlijke waarde van de geselecteerde diensten mag niet meer bedragen dan het aantal tokens op zijn rekening.
Op basis hiervan stellen de deelnemers een plan op dat bestaat uit:
a) |
de verzoeken om dienstverlening voor de geselecteerde diensten, en |
b) |
de verdeling van de resterende tokens van de deelnemer over voorafbetaald deel en het “pay-on-demand”-deel van zijn rekening. |
Het plan wordt uiterlijk twintig weken voor de aanvangsdatum van de PPT door de deelnemer naar de GOVSATCOM-hub gestuurd.
2) Bij ontvangst van de in lid 1 bedoelde plannen bundelt de GOVSATCOM-hub de middelen die nodig zijn voor de gevraagde diensten en deelt zij deze uiterlijk 18 weken voor de aanvangsdatum van de PPT aan de Commissie mee.
De Commissie sluit met de aanbieders van middelen de respectieve contracten of overeenkomsten voor de middelen die nodig zijn voor de vaste toewijzing van diensten.
De Commissie informeert de GOVSATCOM-hub uiterlijk tien weken voor de aanvangsdatum van de PPT over de met de aanbieders van hulpbronnen gesloten contracten en overeenkomsten.
De GOVSATCOM-hub beoordeelt de beschikbaarheid van de middelen die nodig zijn voor de vaste toewijzing van diensten, en laat verzoeken om dienstverlening waaraan niet kan worden voldaan omdat de aanbieders van middelen niet over voldoende middelen beschikken of om een andere reden, overeenkomstig artikel 11, lid 4, vervallen.
De tokens in verband met het vervallen verzoek blijven beschikbaar voor gebruik in het dynamisch deel van de rekening van de desbetreffende deelnemer.
3) De GOVSATCOM-hub informeert de deelnemers uiterlijk zes weken voor de aanvangsdatum van de PPT over de diensten die hun door middel van vaste toewijzing overeenkomstig het plan van elke deelnemer beschikbaar zullen worden gesteld.
Het aantal tokens van de betrokken deelnemers wordt verminderd met de totale waarde van de diensten die via het mechanisme voor vaste toewijzing aan die deelnemers ter beschikking zijn gesteld, en de betrokken deelnemers worden in kennis gesteld van het aantal tokens dat op hun rekening overblijft.
4) De respectieve middelen worden na de sluiting en inwerkingtreding van de contracten of overeenkomsten voor de vaste toewijzing van diensten opgenomen in het overeenkomstige deel van de pool.
Artikel 7
Middelen voor de dynamische toewijzing van diensten en het deel voor crisisbeheersing
1) Deelnemers kunnen de op hun rekening resterende tokens gebruiken voor verzoeken om dienstverlening via dynamische toewijzing van diensten. Elke deelnemer bepaalt uiterlijk vier weken voor de aanvangsdatum van de PPT hoe zijn resterende tokens over het vooraf betaalde gedeelte en het “on-demand”-deel van zijn rekening worden verdeeld, en stelt de GOVSATCOM-hub daarvan in kennis.
2) De in artikel 3, lid 2, bedoelde contracten of overeenkomsten met aanbieders omvatten middelen in de gemeenschappelijke pool van de Unie die tijdens de PPT beschikbaar moeten worden gesteld via het mechanisme voor dynamische toewijzing met betaling vooraf.
3) De in artikel 3, lid 2, bedoelde contracten of overeenkomsten met aanbieders omvatten ook middelen in de pool die voor noodgevallen zijn gereserveerd (“crisismarge”). Het gebruik van deze middelen is voorbehouden aan prioritaire verzoeken overeenkomstig artikel 9 waarvoor in de andere delen van de pool geen passende en beschikbare middelen zijn gevonden.
4) Na de sluiting van de contracten of overeenkomsten voor dynamische toewijzing van diensten en met inachtneming van het bepaalde in lid 7, worden de respectieve middelen opgenomen in de overeenkomstige delen van de pool. De totale waarde van deze contracten of overeenkomsten mag niet groter zijn dan het totale aantal tokens dat tijdens de PPT beschikbaar is voor de crisismarge en de dynamische toewijzing van diensten met vooruitbetaling.
5) De Commissie houdt bij de selectie van middelen die worden opgenomen in de pool voor dynamische toewijzing met betaling vooraf en de crisismarge rekening met de diensten die door de deelnemers via vaste toewijzing zijn aangevraagd.
6) De Commissie sluit contracten of overeenkomsten met aanbieders van middelen met het oog op de opname, in het “op aanvraag”-deel van de pool, van middelen die dynamisch via het mechanisme voor “pay-on-demand” worden toegewezen. Dergelijke contracten of overeenkomsten kunnen ook tijdens de looptijd van de PPT worden gesloten.
7) Zodra een van de in de leden 2 en 3 bedoelde, tussen de Commissie en de respectieve verstrekker van de middelen gesloten contracten of overeenkomsten in werking treedt, worden de middelen opgenomen in het deel van de dynamische toewijzing met betaling vooraf, het deel van de dynamische toewijzing op aanvraag en het deel van de crisismarge van de gemeenschappelijke pool van de Unie.
8) Bij beëindiging van het contract of de overeenkomst worden de desbetreffende middelen uitgesloten van de gemeenschappelijke pool van de Unie.
Artikel 8
Activering van de dynamische toewijzing van diensten
1) Tijdens een PPT kan elke CGA via het mechanisme voor dynamische toewijzing om dienstverlening verzoeken.
2) De dynamische toewijzing van diensten vindt plaats door middel van de afgifte van verzoeken om dienstverlening overeenkomstig de artikelen 9 en 10. Verzoeken om dienstverlening via de dynamische toewijzing van diensten worden ingediend door middel van een verzoek om dienstverlening met betaling vooraf of een verzoek om dienstverlening via “pay-on-demand”.
3) Elke CGA bepaalt de verhouding tussen het voorafbetaald en het “pay-on-demand”-deel van de tokens die vóór het begin van elke PPT aan de dynamische toewijzing van diensten worden toegewezen.
4) De verzoeken om dienstverlening worden door de CGA van de deelnemer aan de GOVSATCOM-hub gericht.
Artikel 9
Verzoeken om dienstverlening
1) Elke deelnemer bepaalt de relevantie van zijn gebruikers, variërend van 0 tot 2.
2) Elke gebruiker bepaalt hoe kritiek zijn verzoek is (3) door een kriticiteitsscore van 0 tot 2 eraan toe te kennen, en stelt zijn CGA daarvan in kennis.
3) De prioriteit van een verzoek om dienstverlening wordt bepaald op basis van de relevantie van de gebruiker en de kriticiteit van het verzoek. De prioriteitsscore wordt bepaald door de score voor relevantie te vermenigvuldigen met de kriticiteitsscore overeenkomstig de in de bijlage vastgestelde regel.
4) Elk verzoek om dienstverlening van de CGA aan de GOVSATCOM-hub bevat de in lid 3 bedoelde prioriteitsscore. De prioriteitsscore varieert van nul (0) tot vier (4) en wordt gebruikt om drie prioriteitsniveaus te onderscheiden: i) een lage prioriteit als de prioriteitsscore gelijk is aan nul, ii) een gemiddelde prioriteit als de prioritaire score hoger is dan nul en lager is dan vier, iii) een hoge prioriteit als de prioriteitsscore gelijk is aan vier.
In elk verzoek om dynamische toewijzing van diensten wordt aangegeven tot welke subcategorie het verzoek behoort: i) vooraf betaald of ii) “pay-on-demand”.
In het verzoek om dienstverlening wordt ook de identificatiecode van de desbetreffende deelnemer vermeld.
5) De procedure en regels voor de deling en prioritering van GOVSATCOM-gebruikers die door dezelfde deelnemer zijn gemachtigd, worden door die deelnemer vastgesteld en door zijn CGA uitgevoerd.
6) Verzoeken om dienstverlening met hoge prioriteit moeten gedurende een periode van dertig dagen geldig kunnen blijven (de “persistentie-optie”). Verzoeken om dienstverlening met hoge prioriteit waarvoor gebruik wordt gemaakt van de persistentie-optie worden verwerkt overeenkomstig artikel 10. Zolang er nog geen middelen aan het verzoek om dienstverlening zijn toegewezen en er gebruik is gemaakt van de persistentie-optie, zoekt de GOVSATCOM-hub regelmatig in de pool naar beschikbare middelen waarmee aan de desbetreffende verzoeken om dienstverlening kan worden voldaan. Indien in de pool nieuwe middelen worden gevonden waarmee aan het verzoek kan worden voldaan, wordt het dienstverleningsvoorstel door de GOVSATCOM-hub bijgewerkt en via de respectieve CGA aan de gebruiker gestuurd.
7) Een CGA kan een dynamisch toegewezen dienst laten annuleren door een verzoek tot annulering van die dienst bij de GOVSATCOM-hub in te dienen. Het verzoek tot annulering van de dienst wordt verwerkt overeenkomstig artikel 10, lid 5.
Artikel 10
Verwerking van dienstverleningsverzoeken
1) Zodra de GOVSATCOM-hub een verzoek om dienstverlening ontvangt, beoordeelt hij of het verzoek geldig en volledig is, overeenkomstig de bepalingen van artikel 9 en Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/1054. De GOVSATCOM-hub wijst ongeldige of onvolledige verzoeken af en stelt de desbetreffende verzoeker van die afwijzing in kennis.
2) De GOVSATCOM-hub zoekt in de pool naar de middelen waarmee aan het verzoek om dienstverlening kan worden voldaan. Om te voldoen aan verzoeken om dienstverlening met betaling vooraf via dynamische toewijzing wordt in het voorafbetaald deel van de pool voor dynamische toewijzing naar passende middelen gezocht. Om te voldoen aan verzoeken om dienstverlening op aanvraag via dynamische toewijzing wordt in het “on-demand”-deel van de pool voor dynamische toewijzing naar passende middelen gezocht, en wordt de beschikbaarheid van de middelen door de aanbieders van middelen bevestigd vanaf de datum van activering van de dienst tot de datum van deactivering van de dienst. Bij het zoeken naar passende middelen kunnen zich de volgende situaties voordoen:
a) |
er worden in de pool geen passende middelen gevonden, het verzoek om dienstverlening wordt afgewezen en de verzoeker wordt hiervan in kennis gesteld; |
b) |
in de pool worden passende en beschikbare middelen gevonden; de beschikbare dienstenopties, met inbegrip van hun respectieve vergoedingswaarden in tokens, worden als dienstverleningsvoorstel door de GOVSATCOM-hub via de CGA naar de gebruiker gestuurd, ten behoeve van het vaststellen van een rangorde; |
c) |
alle passende middelen in de pool zijn al aan één of meer eerdere verzoeken om dienstverlening toegewezen. Indien de prioriteit van het verzoek om een dienst laag of gemiddeld is, vervalt het verzoek om dienstverlening en wordt de verzoeker daarvan in kennis gesteld. Indien de prioriteit van het verzoek om dienstverlening hoog is, wordt het mechanisme voor geschillenbeslechting geactiveerd overeenkomstig artikel 11. Als via het mechanisme voor geschillenbeslechting passende middelen worden geïdentificeerd, wordt de verzoeker daarvan in kennis gesteld overeenkomstig punt b); indien er geen passende middelen worden gevonden, vervalt het verzoek om dienstverlening en wordt de verzoeker hiervan in kennis gesteld. |
3) De gebruiker rangschikt de dienstenopties van het voorstel in volgorde van voorkeur en dient deze voorkeur in bij de GOVSATCOM-hub via de respectieve CGA voor de toewijzing van de overeenkomstige middelen.
In geval van een ongeldige selectie wordt het verzoek om dienstverlening afgewezen en wordt de verzoeker hiervan in kennis gesteld.
4) Als er op het voorafbetaald of het “pay-on-demand”-deel van de rekening van de deelnemer overeenkomstig de subcategorie van het dynamische verzoek om dienstverlening voldoende tokens aanwezig zijn, doet de GOVSATCOM-hub een verzoek om de middelen aan de aanbieder van middelen van de dienstenoptie van het dienstverleningsvoorstel die bovenaan de door de CGA verstrekte ranglijst staat.
Als de aanbieder van de middelen het verzoek afwijst, verzoekt de GOVSATCOM-hub de middelen van de aanbieder van de volgende dienst op de ranglijst. De indiening van verzoeken om middelen wordt voortgezet tot een aanbieder van middelen bevestigt dat de gevraagde middelen beschikbaar zijn voor toewijzing, of tot alle verzoeken om middelen door de aanbieders van middelen zijn afgewezen. Wanneer een aanbieder van middelen heeft bevestigd dat er een hulpbron beschikbaar is, gaat de GOVSATCOM-hub over tot de toewijzing van de middelen en wordt de waarde van de dienst in mindering gebracht op de tokens van de respectieve deelnemersrekening. Het verzoek om dienstverlening vervalt als alle verzoeken om middelen door de aanbieders van middelen worden afgewezen. In beide gevallen stelt de GOVSATCOM-hub de verzoeker in kennis van de status van het verzoek om dienstverlening.
5) Zodra een CGA een verzoek tot annulering van een dienst ontvangt, maakt de GOVSATCOM-hub de toewijzing van middelen voor de verlening van die dienst ongedaan en stelt hij de middelen ter beschikking van de pool. De deelnemer kan de voor de vergoeding van de middelen gebruikte tokens terugkrijgen overeenkomstig de met de aanbieder van de middelen overeengekomen voorwaarden.
Artikel 11
Geschillenbeslechting
1) Geschillenbeslechting wordt door de GOVSATCOM-hub geactiveerd voor het oplossen van strijdige verzoeken met verschillende prioriteitsscores als bedoeld in artikel 9, lid 2.
2) Indien een verzoek om een dienst met hoge prioriteit in strijd is met een of meer verzoeken om dienstverlening met een lage prioriteit, en op voorwaarde dat de ontkrachting van de verzoeken om dienstverlening met een lage prioriteit voldoende middelen vrijmaakt om aan het verzoek om een dienst met hoge prioriteit te voldoen, worden de respectieve verzoeken om dienstverlening met een lage prioriteit gemarkeerd voor ontkrachting en worden de relevante dienstenopties in het dienstverleningsvoorstel opgenomen.
Afhankelijk van de rangschikking van de dienstenopties en de beschikbaarheid van tokens, vervallen de passende verzoeken om dienstverlening met een lage prioriteit en worden de desbetreffende actieve diensten ontkracht.
De CGA(s) waarvan de diensten moet(en) worden ontkracht, worden zo spoedig mogelijk na de beslissing over ontkrachting daarvan op de hoogte gesteld. De waarde van de ontkrachte dienst voor de periode waarin de dienst als gevolg van de ontkrachting niet beschikbaar zal zijn, wordt teruggestort op de desbetreffende deelnemersrekening en de deelnemer wordt hiervan in kennis gesteld.
3) Indien voor de toepassing van de procedure van lid 2 geen passende middelen worden gevonden, zoekt de GOVSATCOM-hub in het crisismargedeel van de pool naar passende middelen om aan een verzoek om dienstverlening met hoge prioriteit te voldoen. Indien passende en beschikbare middelen worden gevonden, worden de relevante dienstenopties in het dienstverleningsvoorstel opgenomen.
4) Als de aanbieders niet over voldoende middelen beschikken om de in artikel 6 bedoelde gevraagde diensten te kunnen verlenen, wordt het mechanisme voor geschillenbeslechting gebaseerd op de prioriteiten van de verzoeken om dienstverlening.
Wanneer er strijdige verzoeken om dienstverlening van dezelfde prioriteit zijn, wordt in voorkomend geval voorrang gegeven aan het verzoek om dienstverlening dat de voortzetting is van een dienst die reeds aan het einde van de vorige PPT aan de verzoekende deelnemer is verleend.
Wanneer er strijdige verzoeken om dienstverlening van dezelfde prioriteit zijn en geen van deze verzoeken een voortzetting is van een reeds aan de verzoekende deelnemer verleende dienst, vergelijkt de GOVSATCOM-hub de waarden van de strijdige diensten als percentage van het aandeel van de respectieve deelnemer en geeft hij prioriteit aan het verzoek om dienstverlening dat overeenkomt met het hogere percentage.
Artikel 12
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 mei 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 170 van 12.5.2021, blz. 69.
(2) Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/1054 van de Commissie van 30 mei 2023 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het dienstenpakket voor satellietcommunicatiediensten voor de overheid die worden aangeboden door het in het kader van het ruimtevaartprogramma van de Unie tot stand gebrachte systeem (zie bladzijde 49 van dit Publicatieblad).
(3) De Commissie zal richtsnoeren beschikbaar stellen voor het beoordelen van de relevantie van gebruikers en om in te schatten hoe kritiek de verzoeken om dienstverlening zijn.
BIJLAGE
Tabel
Prioriteitsscore als product van relevantie van de gebruiker en kriticiteit van het verzoek om dienstverlening
|
Relevantie van de gebruiker |
|||
0 |
1 |
2 |
||
Kriticiteit van het verzoek om dienstverlening |
0 |
0 (LAAG) |
0 (LAAG) |
0 (LAAG) |
1 |
0 (LAAG) |
1 (GEMIDDELD) |
2 (GEMIDDELD) |
|
2 |
0 (LAAG) |
2 (GEMIDDELD) |
4 (HOOG) |
Rectificaties
31.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 141/67 |
Rectificatie van Besluit (EU) 2023/992 van de Raad van 16 mei 2023 tot benoeming van 16 leden van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)
( Publicatieblad van de Europese Unie L 135 van 23 mei 2023 )
Besluit (EU) 2023/992 van de Raad komt als volgt te luiden:
BESLUIT (EU) 2023/992 VAN DE RAAD
van 16 mei 2023
tot benoeming van 16 leden van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 79,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 79 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 dient de Raad één vertegenwoordiger uit elke lidstaat tot lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“de raad van bestuur”) te benoemen. |
(2) |
De leden van de raad van bestuur moeten worden benoemd op basis van hun relevante ervaring en deskundigheid op het gebied van de veiligheid van chemische stoffen of de regelgeving inzake chemische stoffen, waarbij tevens wordt gewaarborgd dat onder de leden van de raad van bestuur relevante deskundigheid op algemeen, financieel en juridisch gebied voorhanden is. |
(3) |
De duur van de ambtstermijn bedraagt vier jaar en kan eenmaal worden verlengd. |
(4) |
Bij zijn besluiten van 27 mei 2019 (2) en 6 mei 2021 (3) heeft de Raad 27 leden van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen benoemd. |
(5) |
De door Duitsland, Cyprus, Litouwen, Malta, Roemenië, Bulgarije, Griekenland, Polen, Slowakije, Portugal, Letland, Estland, België, Denemarken, Ierland en Frankrijk voorgedragen leden van de raad van bestuur zijn benoemd voor een periode die afloopt op 31 mei 2027. |
(6) |
De Raad heeft van alle betrokken lidstaten voordrachten ontvangen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De volgende personen worden benoemd tot lid van de raad van bestuur voor een tweede ambtstermijn, die ingaat op 1 juni 2023 en afloopt op 31 mei 2027:
— |
mevrouw Ingrid BORG, Malta; |
— |
mevrouw Claudia-Sorina DUMITRU, Roemenië; |
— |
mevrouw Tasoula KYPRIANIDOU-LEONTIDOU, Cyprus; |
— |
mevrouw Anna Katarzyna LEWANDOWSKA, Polen; |
— |
mevrouw Donata PIPIRAITĖ-VALIŠKIENĖ, Litouwen; |
— |
mevrouw Teodora VALKOVA, Bulgarije; |
— |
de heer Axel Otto VORWERK, Duitsland; |
— |
mevrouw Sofia ZISI, Griekenland. |
Artikel 2
De volgende personen worden benoemd tot lid van de raad van bestuur voor een eerste ambtstermijn, die ingaat op 1 juni 2023 en afloopt op 31 mei 2027:
— |
mevrouw Catheline Irène DANTINNE, België; |
— |
mevrouw Kristīne KAZEROVSKA, Letland; |
— |
mevrouw Agnès LEFRANC, Frankrijk; |
— |
mevrouw Dília Maria LIMA JARDIM, Portugal; |
— |
mevrouw Annemari LINNO, Estland; |
— |
mevrouw Yvonne Marie MULLOOLY, Ierland; |
— |
mevrouw Charlotta Amalia WALLENSTEIN, Denemarken; |
— |
mevrouw Katarína ZGALINOVIČOVÁ, Slowakije. |
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de datum van vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 16 mei 2023.
Voor de Raad
De voorzitter
E. SVANTESSON
(1) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
(2) Besluit van de Raad van 27 mei 2019 tot benoeming van 15 leden van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (PB C 185 van 29.5.2019, blz. 4).
(3) Besluit van de Raad van 6 mei 2021 tot benoeming van twaalf leden van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (PB C 185 van 12.5.2021, blz. 4).