|
ISSN 1977-0758 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 86 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
66e jaargang |
|
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
|
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN |
|
|
|
* |
||
|
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
Verordening (EU) 2023/679 van de Commissie van 23 maart 2023 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van pyridaben, pyridaat, pyriproxyfen en triclopyr in of op bepaalde producten ( 1 ) |
|
|
|
* |
Uitvoeringsverordening (EU) 2023/680 van de Commissie van 23 maart 2023 tot goedkeuring van alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride (ADBAC/BKC (C12-C16)) als een bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 1 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) |
|
|
|
|
AANBEVELINGEN |
|
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
|
REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING |
|
|
|
* |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
|
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
|
24.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 86/1 |
BESLUIT (EU) 2023/676 VAN DE RAAD
van 20 maart 2023
inzake de ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Chili uit hoofde van artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies voor alle in EU-lijst CLXXV opgenomen tariefcontingenten als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Op 15 juni 2018 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om op grond van artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) 1994 onderhandelingen te openen over de wijziging van de concessies voor alle in EU-lijst CLXXV opgenomen tariefcontingenten als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie. |
|
(2) |
De onderhandelingen met de Republiek Chili zijn afgerond en de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Chili uit hoofde van artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies voor alle in lijst CLXXV van de EU opgenomen tariefcontingenten naar aanleiding van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (“de overeenkomst”) is op 1 december 2022 geparafeerd. |
|
(3) |
De overeenkomst moet worden ondertekend, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening, namens de Unie, van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Chili op grond van artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies voor alle in EU-lijst CLXXV opgenomen tariefcontingenten als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst (1).
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 20 maart 2023.
Voor de Raad
De voorzitter
P. KULLGREN
(1) De tekst van de overeenkomst wordt samen met het besluit betreffende de sluiting ervan bekendgemaakt.
VERORDENINGEN
|
24.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 86/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/677 VAN DE COMMISSIE
van 17 maart 2023
tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (“Ricotta di Bufala Campana” (BOB))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Overeenkomstig artikel 50, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, in samenhang met artikel 53, lid 1, eerste alinea, van die verordening, heeft de Commissie zich gebogen over de aanvraag van Italië tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming “Ricotta di Bufala Campana”, die is geregistreerd bij Verordening (EU) nr. 634/2010 van de Commissie (2). |
|
(2) |
Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3). |
|
(3) |
Aangezien de Commissie geen enkel met redenen omkleed bezwaarschrift overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam “Ricotta di Bufala Campana” (BOB) wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 maart 2023.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 634/2010 van de Commissie van 19 juli 2010 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Ricotta di Bufala Campana (BOB)) (PB L 186 van 20.7.2010, blz. 14).
|
24.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 86/5 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/678 VAN DE COMMISSIE
van 17 maart 2023
tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (“Slavonska kobasica” (BGA))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Kroatië ingediende aanvraag tot registratie van de naam “Slavonska kobasica” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
|
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam “Slavonska kobasica” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De naam “Slavonska kobasica” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Met de in de eerste alinea vermelde naam wordt een product aangeduid van categorie 1.2. (Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt enz.)) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 maart 2023.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB C 454 van 30.11.2022, blz. 119.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).
|
24.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 86/6 |
VERORDENING (EU) 2023/679 VAN DE COMMISSIE
van 23 maart 2023
tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van pyridaben, pyridaat, pyriproxyfen en triclopyr in of op bepaalde producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, punt a),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Voor pyridaben, pyridaat en triclopyr zijn maximumresidugehalten (MRL’s) vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005. Voor pyriproxyfen zijn MRL’s vastgesteld in bijlage III, deel A, bij die verordening. |
|
(2) |
Voor pyridaben, dat in de Verenigde Staten op grapefruits/pompelmoezen wordt gebruikt, is overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een aanvraag voor invoertoleranties ingediend. De aanvrager heeft gegevens ingediend waaruit blijkt dat het toegestane gebruik van die stof op dat gewas in de Verenigde Staten leidt tot residugehalten die het MRL in Verordening (EG) nr. 396/2005 overschrijden, en dat voor pyridaben een hoger MRL nodig is om handelsbelemmeringen voor de invoer in de Unie van dat gewas te vermijden. |
|
(3) |
Voor pyridaat is op grond van artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een aanvraag ingediend met een verzoek tot wijziging van het bestaande MRL voor bieslook. Voor pyriproxyfen is een dergelijke aanvraag ingediend voor abrikozen en perziken. Voor triclopyr is een dergelijke aanvraag ingediend voor sinaasappelen, citroenen en mandarijnen. |
|
(4) |
Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 396/2005 zijn al die aanvragen door de betrokken lidstaten geëvalueerd en zijn de evaluatieverslagen bij de Commissie ingediend. |
|
(5) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de aanvragen en de evaluatieverslagen beoordeeld, waarbij zij bijzondere aandacht heeft besteed aan de risico’s voor de consument en, in voorkomend geval, voor dieren en zij heeft met redenen omklede adviezen over de voorgestelde MRL’s uitgebracht (2). Zij heeft die adviezen naar de aanvragers, de Commissie en de lidstaten gezonden en openbaar gemaakt. |
|
(6) |
Wat pyridaat betreft, heeft de EFSA opgemerkt dat de gegevenslacune met betrekking tot de analysemethoden voor de bepaling van residuen van pyridaat, die was opgemerkt bij de herziening van het MRL voor deze werkzame stof uit hoofde van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 396/2005 (3), is aangepakt in de EU-collegiale toetsing van pesticiden voor de werkzame stof pyridaat (4), waarvoor een voldoende gevalideerde methode werd aangereikt. Daarom is het passend de voetnoten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 waarin wordt gewezen op het ontbreken van die gegevens, te schrappen. |
|
(7) |
Wat de MRL’s voor triclopyr in sinaasappelen, citroenen en mandarijnen betreft, heeft de EFSA opgemerkt dat de ingediende gegevens toereikend waren om een lager MRL voor te stellen van 0,07 mg/kg op basis van het beoogde gebruik. Niettemin heeft de EFSA opgemerkt dat bevestigende gegevens ter ondersteuning van het bestaande MRL van 0,1 mg/kg vereist waren in het kader van de herziening van het MRL voor die werkzame stof uit hoofde van artikel 12, die nog loopt, en heeft derhalve geconcludeerd dat verder onderzoek door risicomanagers noodzakelijk was. In afwachting van de beoordeling van de bevestigende gegevens is besloten dat het huidige voorlopige MRL van 0,1 mg/kg moet worden gehandhaafd. |
|
(8) |
Wat de door de aanvragers gevraagde wijzigingen van de MRL’s voor de vier stoffen betreft, heeft de EFSA geconcludeerd dat aan alle eisen met betrekking tot de volledigheid van de ingediende gegevens was voldaan en dat de door de aanvragers gevraagde wijzigingen van de MRL’s op grond van een consumentenblootstellingsbeoordeling voor 27 specifieke Europese consumentengroepen uit het oogpunt van de consumentenveiligheid, aanvaardbaar waren. In haar conclusie heeft de EFSA rekening gehouden met de meest recente gegevens over de toxicologische eigenschappen van de stoffen. Noch uit de gegevens over de langdurige blootstelling aan deze stoffen via de consumptie van alle levensmiddelen die deze stoffen kunnen bevatten, noch uit de gegevens over de blootstelling op korte termijn door hoge consumptie van de desbetreffende producten is gebleken dat er een risico bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname of de acute referentiedosis wordt overschreden. |
|
(9) |
Op grond van de met redenen omklede adviezen van de EFSA en rekening houdend met de in artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005 genoemde relevante factoren, voldoen de voorgestelde wijzigingen van de MRL’s aan de vereisten van artikel 14, lid 2, van die verordening. |
|
(10) |
Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 maart 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
(2) De wetenschappelijke verslagen van de EFSA zijn online beschikbaar op: http://www.efsa.europa.eu.
Reasoned Opinion on the setting of an import tolerance for pyridaben in grapefruits. EFSA Journal 2022;20(9):7553.
Reasoned Opinion on the modification of the existing maximum residue level for pyridate in chives. EFSA Journal 2022;20(8):7537.
Reasoned Opinion on the modification of the existing maximum residue levels for pyriproxyfen in apricots and peaches. EFSA Journal 2022;20(9):7567.
Reasoned Opinion on the modification of the existing maximum residue levels for triclopyr in oranges, lemons and mandarins. EFSA Journal 2022;20(8):7545.
(3) Reasoned opinion on the review of the existing maximum residue levels (MRLs) for pyridate according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2012;10(4):2687.
(4) Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance pyridate. EFSA Journal 2014;12(8):3801, 84 blz.
BIJLAGE
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden als volgt gewijzigd:
|
1) |
In bijlage II worden de kolommen voor pyridaben, pyridaat en triclopyr vervangen door: “BIJLAGE II Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2) |
In deel A van bijlage III wordt de kolom voor pyriproxyfen vervangen door: “BIJLAGE IIIA Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(*) Bepaalbaarheidsgrens
(1) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor MRL’s gelden, zie bijlage I.
(*) Bepaalbaarheidsgrens
(2) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor MRL’s gelden, zie bijlage I.
|
24.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 86/41 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/680 VAN DE COMMISSIE
van 23 maart 2023
tot goedkeuring van alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride (ADBAC/BKC (C12-C16)) als een bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 1 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld met het oog op de mogelijke goedkeuring ervan voor gebruik in biociden. Alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride (ADBAC/BKC (C12-C16)) is in die lijst opgenomen. |
|
(2) |
Alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride (ADBAC/BKC (C12-C16)) is beoordeeld voor gebruik in biociden van productsoort 1 (biociden voor menselijke hygiëne) zoals beschreven in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), wat overeenstemt met productsoort 1 (desinfecteermiddelen: menselijke hygiëne) zoals beschreven in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. |
|
(3) |
Italië is als lidstaat-rapporteur aangewezen en de beoordelende bevoegde autoriteit van Italië heeft op 10 september 2012 het beoordelingsverslag en haar conclusies bij de Commissie ingediend. Na de indiening van het beoordelingsverslag hebben besprekingen in technische vergaderingen plaatsgevonden, die werden georganiseerd door het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het agentschap”). |
|
(4) |
Uit artikel 90, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 vloeit voort dat stoffen waarvan de beoordeling door de lidstaten per 1 september 2013 is afgerond, overeenkomstig Richtlijn 98/8/EG moeten worden geëvalueerd. |
|
(5) |
Overeenkomstig artikel 75, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 stelt het Comité voor biociden het advies van het agentschap over de aanvragen tot goedkeuring van een werkzame stof op. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 heeft het Comité voor biociden op 2 december 2021 het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (4) aangenomen, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit. |
|
(6) |
Volgens dat advies kan van biociden van productsoort 1 die alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride (ADBAC/BKC (C12-C16)) bevatten, worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 5, lid 1, punten b), c) en d), van Richtlijn 98/8/EG voldoen, mits bepaalde voorwaarden betreffende het gebruik ervan worden nageleefd. |
|
(7) |
Rekening houdend met het advies van het agentschap moet alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride (ADBAC/BKC (C12-C16)) worden goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 1, mits bepaalde voorwaarden in acht worden genomen. |
|
(8) |
Er moet in een redelijke termijn worden voorzien voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, zodat de betrokken partijen de nodige voorbereidende maatregelen kunnen nemen om aan de nieuwe eisen te voldoen. |
|
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride (ADBAC/BKC (C12-C16)) wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 1, mits de in de bijlage vastgestelde voorwaarden worden nageleefd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 maart 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).
(3) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).
(4) Comité voor biociden: advies over de aanvraag tot goedkeuring van de werkzame stof alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride; productsoort 1; ECHA/BPC/309/2021, aangenomen op 2 december 2021.
BIJLAGE
|
Benaming |
IUPAC-benaming Identificatienummers |
Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1) |
Datum van goedkeuring |
Datum van het verstrijken van de goedkeuring |
Productsoort |
Bijzondere voorwaarden |
||
|
Alkyl(C12-16)dimethylbenzylammoniumchloride |
IUPAC-benaming: quaternaire ammoniumverbindingen, benzyl-C12-16-alkyldimethyl, chloriden EG-nr.: 270-325-2 CAS-nr.: 68424-85-1 |
Minimale zuiverheid van de beoordeelde werkzame stof: 972 g/kg droog gewicht |
1 juli 2024 |
30 juni 2034 |
1 |
Aan de toelating voor biociden wordt de volgende voorwaarde verbonden:
|
(1) De in deze kolom vermelde zuiverheid is de minimale zuiverheidsgraad van de beoordeelde werkzame stof. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, mits bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.
AANBEVELINGEN
|
24.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 86/44 |
AANBEVELING (EU) 2023/681 VAN DE COMMISSIE
van 8 december 2022
betreffende procedurele rechten van verdachten en beklaagden die onderworpen zijn aan voorlopige hechtenis en betreffende materiële detentieomstandigheden
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn de waarden waarop de Europese Unie berust eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. In de artikelen 1, 4 en 6 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) wordt bepaald dat de menselijke waardigheid onschendbaar is en moet worden geëerbiedigd en beschermd, dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen en dat eenieder recht heeft op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. In de artikelen 7 en 24 van het Handvest worden het recht op een gezinsleven en de rechten van het kind erkend. Artikel 21 van het Handvest bepaalt dat niemand mag worden gediscrimineerd. In de artikelen 47 en 48 van het Handvest worden het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht erkend, evenals het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging. Artikel 52 van het Handvest bepaalt dat beperkingen op de uitoefening van de in het Handvest erkende rechten en vrijheden bij wet moeten worden gesteld en de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden moeten eerbiedigen, evenals de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid. |
|
(2) |
De lidstaten zijn reeds wettelijk gebonden door de bestaande instrumenten van de Raad van Europa inzake de mensenrechten en het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling, met name het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), de protocollen bij dat Verdrag, de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Europees Verdrag van 1987 ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Voorts zijn alle lidstaten partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (UNCAT). |
|
(3) |
Ook moeten een aantal niet-juridisch bindende instrumenten in aanmerking worden genomen die meer specifiek betrekking hebben op de rechten van personen wier vrijheid hun is ontnomen, en met name: op het niveau van de Verenigde Naties, de standaard minimumregels van de Verenigde Naties voor de behandeling van gevangenen (Nelson Mandela-regels); de standaard minimumregels voor niet tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen (Tokio-regels); en op het niveau van de Raad van Europa, de Aanbeveling Rec (2006)2-rev inzake de Europese gevangenisregels; de Aanbeveling CM/Rec (2006)13 inzake het gebruik van voorlopige hechtenis, de omstandigheden waarin deze plaatsvindt en het verstrekken van waarborgen tegen misbruik; Aanbeveling CM/Rec (2017)3 inzake de Europese regels voor de in de gemeenschap toegepaste sancties en maatregelen; Aanbeveling CM/Rec (2014)4 inzake elektronische monitoring; Aanbeveling CM/Rec (2010)1 inzake de reclasseringsregels van de Raad van Europa; en het witboek betreffende overbevolking in gevangenissen. |
|
(4) |
Daarnaast bestaan er andere instrumenten die gericht zijn op specifieke groepen personen wier vrijheid hun is ontnomen, met name: op het niveau van de Verenigde Naties, de regels van de Verenigde Naties voor de bescherming van jongeren die van hun vrijheid zijn beroofd en de regels van de Verenigde Naties voor de behandeling van vrouwelijke gevangenen en niet tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen voor vrouwelijke daders (Bangkok-regels); het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind (UNCRC); en op het niveau van de Raad van Europa, de Aanbeveling CM/Rec (2008)11 inzake de Europese regels voor jeugdige delinquenten aan wie sancties of maatregelen worden opgelegd; en de Aanbeveling CM/Rec (2018)5 over kinderen met gedetineerde ouders; Aanbeveling CM/Rec (2012)12 inzake buitenlandse gevangenen; evenals, op internationaal niet-gouvernementeel niveau, de beginselen betreffende de toepassing van het internationaal recht inzake mensenrechten met betrekking tot seksuele geaardheid en genderidentiteit (Yogyakarta-beginselen), ontwikkeld door de Internationale Commissie van Juristen en de International Service for Human Rights. |
|
(5) |
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in het arrest Aranyosi/Căldăraru en latere arresten (1) het belang erkend van detentieomstandigheden in het kader van de wederzijdse erkenning en de werking van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ betreffende het Europese aanhoudingsbevel (2). Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft zich ook uitgesproken over de gevolgen van slechte detentieomstandigheden voor de uitvoering van het Europees aanhoudingsbevel (3). |
|
(6) |
In de conclusies van de Raad van december 2018 over het bevorderen van wederzijdse erkenning door het vergroten van het wederzijds vertrouwen, werden lidstaten ertoe aangespoord gebruik te maken van alternatieve maatregelen voor detentie teneinde de bevolking in hun detentiecentra te verminderen, en daarbij werk te maken van het doel van sociale rehabilitatie en tevens iets te doen aan het feit dat povere detentieomstandigheden en het probleem van overbevolkte gevangenissen het wederzijds vertrouwen vaak in de weg staan (4). |
|
(7) |
In de conclusies van de Raad van december 2019 over alternatieven voor detentie hebben de lidstaten zich ertoe verbonden op nationaal niveau verschillende maatregelen te nemen op het gebied van detentie, zoals het vaststellen van maatregelen als alternatief voor detentie (5). |
|
(8) |
In de conclusies van de Raad van juni 2019 over het voorkómen en bestrijden van radicalisering in gevangenissen en het omgaan met terroristische en gewelddadige extremistische daders na hun vrijlating, hebben de lidstaten zich ertoe verbonden op dit gebied met spoed doeltreffende maatregelen te nemen (6). |
|
(9) |
Al verscheidene jaren dringt het Europees Parlement er bij de Commissie op aan maatregelen te nemen om de kwestie van de materiële detentieomstandigheden aan te pakken en ervoor te zorgen dat voorlopige hechtenis een uitzonderlijke maatregel blijft die moet worden gebruikt met inachtneming van het vermoeden van onschuld. Dit verzoek werd herhaald in het verslag van het Europees Parlement over het Europees aanhoudingsbevel (7). |
|
(10) |
Op verzoek van en gefinancierd door de Commissie heeft het Europees Bureau voor de grondrechten een databank over detentieomstandigheden ontwikkeld, die in december 2019 van start is gegaan en voor het publiek toegankelijk is (8). De databank inzake strafrechtelijke detentie van het Bureau verzamelt informatie over de detentieomstandigheden in alle lidstaten. Op basis van nationale normen, EU-normen en internationale normen, jurisprudentie en monitoringverslagen geeft deze databank informatie over bepaalde kernaspecten van detentieomstandigheden, waaronder celruimte, sanitaire omstandigheden, toegang tot gezondheidszorg en bescherming tegen geweld. |
|
(11) |
Uit de beschikbare statistieken over het Europees aanhoudingsbevel blijkt dat de lidstaten sinds 2016 de uitvoering hebben geweigerd of uitgesteld om redenen die verband houden met een reëel risico op schending van de grondrechten in bijna 300 gevallen, onder meer op basis van ontoereikende materiële detentieomstandigheden (9). |
|
(12) |
De nationale rechterlijke autoriteiten hebben om concretere richtsnoeren gevraagd voor de behandeling van dergelijke zaken. De door beroepsbeoefenaars vastgestelde problemen betreffen het gebrek aan harmonisatie, verspreiding en gebrek aan duidelijkheid van detentienormen in de hele EU als een uitdaging voor justitiële samenwerking in strafzaken (10). |
|
(13) |
De helft van de lidstaten die de Commissie statistieken hebben verstrekt over hun detentiepopulaties gaf aan dat zij een probleem hebben met overbezetting in hun detentiefaciliteiten met een bezettingsgraad van meer dan 100 %. Het buitensporige of onnodige gebruik en de duur van voorlopige hechtenis dragen ook bij tot het fenomeen van overbezetting in detentiefaciliteiten, wat de verbetering van de detentieomstandigheden ernstig ondermijnt. |
|
(14) |
Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten met betrekking tot belangrijke aspecten van voorlopige hechtenis, zoals het gebruik van voorlopige hechtenis als laatste redmiddel en de toetsing van de beslissingen tijdens het vooronderzoek (11). De maximale termijn voor voorlopige hechtenis verschilt ook van lidstaat tot lidstaat en varieert van minder dan 1 tot meer dan 5 jaar (12). In 2020 varieerde de gemiddelde duur van de voorlopige hechtenis in de verschillende lidstaten van 2 tot 13 maanden (13). Het aantal gedetineerden in voorlopige hechtenis als percentage van de totale gevangenisbevolking verschilt ook aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat en varieert van minder dan 10 % tot meer dan 40 % (14). Dergelijke enorme verschillen lijken ongerechtvaardigd te zijn in een gemeenschappelijke EU-ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. |
|
(15) |
Recente verslagen van het Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen van de Raad van Europa vestigen de aandacht op de aanhoudende ernstige problemen in sommige lidstaten, zoals mishandeling, ongeschiktheid van detentiefaciliteiten, gebrek aan zinvolle activiteiten en adequate gezondheidszorg. |
|
(16) |
Bovendien constateert het Europees Hof voor de Rechten van de Mens nog steeds dat lidstaten artikel 3 of artikel 5 van het EVRM overtreden in het kader van detentie. |
|
(17) |
Gezien het grote aantal aanbevelingen van internationale organisaties op het gebied van strafrechtelijke detentie, zijn deze aanbevelingen mogelijk niet altijd gemakkelijk toegankelijk voor individuele rechters en aanklagers in de lidstaten die detentieomstandigheden moeten beoordelen alvorens hun beslissingen te nemen, hetzij in het kader van een Europees aanhoudingsbevel, hetzij op nationaal niveau. |
|
(18) |
In de EU en, met name binnen de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, zijn specifieke minimumnormen van de Unie, die van toepassing zijn op de detentiesystemen van alle lidstaten, vereist om het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten te versterken en de wederzijdse erkenning van arresten en rechterlijke beslissingen te faciliteren. |
|
(19) |
Om het vertrouwen van de lidstaten in elkaars strafrechtstelsels te versterken en aldus de wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen te verbeteren, zijn reeds zes maatregelen inzake procedurele rechten in strafprocedures vastgesteld, namelijk de Richtlijnen 2010/64/EU (15), 2012/13/EU (16), 2013/48/EU (17), (EU) 2016/343 (18), (EU) 2016/800 (19) en (EU) 2016/1919 (20) van het Europees Parlement en de Raad, alsmede een Aanbeveling van de Commissie van 27 november 2013 betreffende procedurele waarborgen voor kwetsbare personen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (21). Deze maatregelen hebben tot doel ervoor te zorgen dat de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafprocedures worden geëerbiedigd, ook wanneer voorlopige hechtenis wordt opgelegd. Daartoe bevatten deze richtlijnen specifieke procedurele waarborgen voor verdachten en beklaagden van wie de vrijheid hun is ontnomen. Richtlijn (EU) 2016/800 bevat specifieke bepalingen betreffende de voorwaarden voor voorlopige hechtenis voor kinderen; deze hebben tot doel hun welzijn te waarborgen wanneer zij onderworpen zijn aan een dergelijke dwangmaatregel. Het is noodzakelijk de in deze richtlijnen en de aanbeveling van 2013 vastgestelde procedurele normen aan te vullen, alsook, in het geval van Richtlijn (EU) 2016/800, de relevante normen inzake detentievoorwaarden voor kinderen die onderworpen zijn aan voorlopige hechtenis. |
|
(20) |
De Commissie streeft naar het consolideren van en het voortbouwen op deze minimumnormen die zijn vastgesteld in het kader van de Raad van Europa en de jurisprudentie van het Hof van Justitie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Daartoe moet een overzicht worden gegeven van de geselecteerde minimumnormen voor procedurele rechten van verdachten en beklaagden die onderworpen zijn aan voorlopige hechtenis en voor materiële detentieomstandigheden op belangrijke prioritaire gebieden voor justitiële samenwerking in strafzaken tussen de lidstaten. |
|
(21) |
Wat betreft de procedurele rechten van verdachten en beklaagden die onderworpen zijn aan voorlopige hechtenis, moeten de richtsnoeren in deze aanbeveling betrekking hebben op belangrijke normen inzake het gebruik van voorlopige hechtenis als laatste redmiddel en alternatieve maatregelen voor detentie, gronden voor voorlopige hechtenis, vereisten voor besluitvorming door rechterlijke autoriteiten, periodieke toetsing van voorlopige hechtenis, het verhoren van verdachten of beklaagden voor beslissingen over voorlopige hechtenis, doeltreffende rechtsmiddelen en het recht op beroep, de duur van voorlopige hechtenis en de erkenning van de tijd die in voorlopige hechtenis wordt doorgebracht met het oog op de aftrek ervan van de definitieve straf. |
|
(22) |
Met betrekking tot materiële detentieomstandigheden moeten richtsnoeren worden gegeven voor belangrijke normen op het gebied van huisvesting, de toewijzing van gedetineerden, hygiëne en sanitaire voorzieningen, voeding, detentieregelingen met betrekking tot buitencelse oefening en activiteiten, werk en onderwijs, gezondheidszorg, preventie van geweld en mishandeling, contact met de buitenwereld, toegang tot rechtsbijstand, verzoek- en klachtenprocedures en inspecties en controles. Voorts moet worden voorzien in richtsnoeren voor de bescherming van de rechten van personen voor wie de vrijheidsbeneming een bijzonder kwetsbare situatie vormt, zoals vrouwen, kinderen, personen met een handicap of ernstige gezondheidsproblemen, lhbtiq’ers en vreemdelingen, en ter voorkoming van radicalisering in gevangenissen. |
|
(23) |
Voorlopige hechtenis moet altijd worden gebruikt als laatste redmiddel op basis van een beoordeling per geval. Een zo breed mogelijk scala aan minder beperkende maatregelen als alternatief voor detentie (alternatieve maatregelen) moet beschikbaar worden gesteld en waar mogelijk worden toegepast. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat beslissingen over voorlopige hechtenis niet discriminerend zijn en niet automatisch worden opgelegd aan verdachten en beklaagden op basis van bepaalde kenmerken, zoals de buitenlandse nationaliteit. |
|
(24) |
Adequate materiële detentieomstandigheden zijn van fundamenteel belang voor de bescherming van de rechten en de waardigheid van personen wier vrijheid hun is ontnomen en om schendingen van het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (mishandeling) te voorkomen. |
|
(25) |
Om gepaste detentienormen te garanderen, moeten de lidstaten elke gedetineerde een minimum aan persoonlijke leefruimte bieden, overeenkomstig de aanbevelingen van het Europees Comité ter voorkoming van foltering (CPT) en de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. |
|
(26) |
Personen wier vrijheid hun is ontnomen, zijn bijzonder kwetsbaar voor geweld, mishandeling en sociaal isolement. Om hun veiligheid te waarborgen en hun sociale re-integratie te ondersteunen, moet bij de toewijzing en scheiding van gedetineerden rekening worden gehouden met verschillen in detentieregimes en met de noodzaak om gedetineerden tegen misbruik te beschermen in situaties waarin zij bijzonder kwetsbaar zijn. |
|
(27) |
Het detentieregime mag de vrijheid van verkeer van gedetineerden binnen de detentiefaciliteit en hun toegang tot lichaamsbeweging, buitenruimtes, zinvolle activiteiten en sociale interactie niet onnodig beperken, zodat zij hun lichamelijke en geestelijke gezondheid kunnen behouden en hun sociale re-integratie kunnen bevorderen. |
|
(28) |
Slachtoffers van strafbare feiten die in detentie zijn gepleegd, hebben vaak beperkte toegang tot de rechter, ondanks de verplichting van staten om te voorzien in doeltreffende rechtsmiddelen in gevallen waarin hun rechten zijn geschonden. In overeenstemming met de doelstellingen van de EU-strategie inzake de rechten van slachtoffers (2020-2025) wordt aanbevolen dat de lidstaten zorgen voor doeltreffende rechtsmiddelen voor schendingen van de rechten van gedetineerden en beschermings- en ondersteuningsmaatregelen. Rechtsbijstand en mechanismen voor het indienen van verzoeken en klachten moeten eenvoudig toegankelijk, vertrouwelijk en doeltreffend zijn. |
|
(29) |
De lidstaten moeten bij alle beslissingen in verband met detentie rekening houden met de bijzondere behoeften van bepaalde groepen gedetineerden, onder wie vrouwen, kinderen, ouderen, personen met een handicap of ernstige gezondheidsproblemen, lhbtiq’ers, personen met een raciale of etnische minderheidsachtergrond en vreemdelingen. Met name wanneer kinderen worden vastgehouden, moet het belang van het kind altijd een primaire overweging zijn. |
|
(30) |
Met betrekking tot terroristische en gewelddadige extremistische daders moeten de lidstaten doeltreffende maatregelen nemen om radicalisering in gevangenissen te voorkomen en strategieën voor rehabilitatie en re-integratie uit te voeren, gezien het risico dat terroristische en gewelddadige extremistische daders of daders tijdens hun gevangenschap zijn geradicaliseerd en het feit dat een aantal van deze daders binnen korte tijd zal worden vrijgelaten. |
|
(31) |
Deze aanbeveling bevat alleen een overzicht van geselecteerde normen en dient te worden overwogen in het licht van en onverminderd de meer gedetailleerde richtsnoeren in de normen van de Raad van Europa en de rechtspraak van het Hof van Justitie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De aanbeveling doet geen afbreuk aan het bestaande recht van de Unie en de toekomstige ontwikkeling ervan. Ook laat de aanbeveling de gezaghebbende uitlegging van het Unierecht, die door het Hof van Justitie van de Europese Unie kan worden gegeven, onverlet. |
|
(32) |
Deze aanbeveling moet ook de uitvoering van Europese aanhoudingsbevelen uit hoofde van Kaderbesluit 2002/584/JBZ vergemakkelijken, alsmede de erkenning van vonnissen en de tenuitvoerlegging van straffen uit hoofde van Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad (22) inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd. |
|
(33) |
Deze aanbeveling eerbiedigt en bevordert de grondrechten die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze aanbeveling beoogt met name de eerbiediging van de menselijke waardigheid, het recht op vrijheid, het recht op een gezinsleven, de rechten van het kind, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces, alsmede het vermoeden van onschuld en het recht van verdediging te bevorderen. |
|
(34) |
Verwijzingen in deze aanbeveling naar passende maatregelen om een doeltreffende toegang tot de rechtbank voor personen met een handicap te waarborgen, moeten worden begrepen in het licht van de rechten en verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap waarbij de Europese Unie en alle lidstaten partij zijn. Bovendien moet ervoor worden gezorgd dat indien personen met een handicap in strafprocedures van hun vrijheid worden beroofd, op voet van gelijkheid met anderen, recht hebben op garanties overeenkomstig het internationaal recht inzake de mensenrechten en worden behandeld in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, onder meer door te voorzien in redelijke aanpassingen voor bijzondere behoeften en door toegankelijkheid te waarborgen, |
HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:
DOEL VAN DE AANBEVELING
|
1) |
Deze aanbeveling bevat richtsnoeren voor de lidstaten om doeltreffende, passende en evenredige maatregelen te nemen ter versterking van de rechten van alle verdachten en beklaagden in strafprocedures wier vrijheid hun is ontnomen, zowel met betrekking tot de procedurele rechten van personen in voorlopige hechtenis als met betrekking tot materiële detentieomstandigheden, teneinde ervoor te zorgen dat personen aan wie vrijheidsbeneming is opgelegd met waardigheid worden behandeld, dat hun grondrechten worden geëerbiedigd en dat hun vrijheid slechts als laatste redmiddel wordt ontnomen. |
|
2) |
Deze aanbeveling consolideert normen die zijn vastgesteld in het kader van het bestaande beleid op nationaal, EU- en internationaal niveau inzake de rechten van personen wier vrijheid hun is ontnomen als gevolg van strafprocedures, die van essentieel belang zijn in het kader van justitiële samenwerking in strafzaken tussen de lidstaten. |
|
3) |
De lidstaten kunnen de richtsnoeren in deze aanbeveling uitbreiden om een hoger beschermingsniveau te bieden. Deze hogere beschermingsniveaus mogen geen belemmering vormen voor de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen die deze richtsnoeren moeten vergemakkelijken. Het beschermingsniveau mag nooit lager zijn dan de normen die opgenomen zijn in het Handvest en in het EVRM, zoals uitgelegd in de rechtspraak van het Hof van Justitie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. |
DEFINITIES
|
4) |
In deze aanbeveling wordt onder “voorlopige hechtenis” verstaan: elke periode van detentie van een verdachte of beklaagde in een strafprocedure die door een rechterlijke autoriteit is gelast en voorafgaat aan de veroordeling. Voorlopige hechtenis omvat niet de eerste vrijheidsbeneming door een politie- of wetshandhavingsfunctionaris (of door iemand anders die daartoe gemachtigd is) met het oog op het ondervragen of beveiligen van de verdachte of beklaagde totdat een beslissing over voorlopige hechtenis is genomen. |
|
5) |
In deze aanbeveling wordt onder “alternatieve maatregelen” verstaan: minder beperkende maatregelen als alternatief voor detentie. |
|
6) |
In deze aanbeveling wordt onder “gedetineerde” verstaan: personen wier vrijheid hun is ontnomen in voorlopige hechtenis en veroordeelde personen die een gevangenisstraf uitzitten. Onder “detentiefaciliteit” moet worden verstaan elke gevangenis of andere inrichting voor het houden van gedetineerden zoals gedefinieerd in deze aanbeveling. |
|
7) |
Volgens deze aanbeveling moet “kind” worden opgevat als een persoon jonger dan 18 jaar. |
|
8) |
Volgens deze aanbeveling moet “jongvolwassene” worden opgevat als een persoon ouder dan 18 jaar en jonger dan 21 jaar. |
|
9) |
In deze aanbeveling moet “personen met een handicap” worden opgevat overeenkomstig artikel 1 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, met inbegrip van personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die in wisselwerking met verschillende barrières hun volledige en effectieve deelname aan de samenleving op voet van gelijkheid met anderen kunnen belemmeren. |
ALGEMENE BEGINSELEN
|
10) |
De lidstaten mogen de voorlopige hechtenis alleen als laatste redmiddel gebruiken. Alternatieve maatregelen voor detentie moeten de voorkeur krijgen, met name wanneer het strafbare feit slechts wordt bestraft met een korte gevangenisstraf of wanneer de dader een kind is. |
|
11) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat gedetineerden worden behandeld met respect en waardigheid en in overeenstemming met hun respectieve mensenrechtenverplichtingen, met inbegrip van het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, zoals vastgelegd in artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. |
|
12) |
De lidstaten worden aangemoedigd detentie op zodanige wijze te beheren dat de sociale re-integratie van gedetineerden wordt vergemakkelijkt, teneinde recidive te voorkomen. |
|
13) |
De lidstaten moeten deze aanbeveling toepassen zonder onderscheid van welke aard dan ook, zoals ras of etnische afkomst, huidskleur, geslacht, leeftijd, handicap, seksuele geaardheid, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of sociale afkomst, vermogen, geboorte of enige andere status. |
MINIMUMNORMEN VOOR PROCEDURELE RECHTEN VAN VERDACHTEN EN BEKLAAGDEN DIE ONDERWORPEN ZIJN AAN VOORLOPIGE HECHTENIS
Voorlopige hechtenis als laatste redmiddel en alternatieven voor detentie
|
14) |
De lidstaten mogen alleen voorlopige hechtenis opleggen wanneer dit strikt noodzakelijk is en als laatste redmiddel, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van elk individueel geval. Daartoe moeten de lidstaten waar mogelijk alternatieve maatregelen toepassen. |
|
15) |
De lidstaten moeten een vermoeden aannemen ten gunste van vrijlating. De lidstaten moeten van de bevoegde nationale autoriteiten eisen dat zij de bewijslast dragen om aan te tonen dat het noodzakelijk is voorlopige hechtenis op te leggen. |
|
16) |
Om ongepast gebruik van voorlopige hechtenis te voorkomen, moeten de lidstaten een zo breed mogelijk scala aan alternatieve maatregelen beschikbaar stellen, zoals de alternatieve maatregelen die worden genoemd in Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad (23) inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis. |
|
17) |
Zulke maatregelen zouden het volgende kunnen omvatten: a) een verbintenis om te verschijnen voor een rechterlijke autoriteit als en wanneer dit vereist is, zich niet te mengen in de rechtsgang en geen specifiek gedrag te vertonen, met inbegrip van gedrag dat verband houdt met een beroep of een bepaalde tewerkstelling; b) een vereiste om dagelijks of periodiek verslag uit te brengen aan een rechterlijke autoriteit, de politie of een andere autoriteit; c) een vereiste om toezicht te aanvaarden door een door de rechterlijke autoriteit aangewezen instantie; d) een vereiste om zich aan elektronische monitoring te onderwerpen; e) een vereiste om op een bepaald adres te verblijven, met of zonder voorwaarden met betrekking tot de aldaar door te brengen uren; f) een vereiste om bepaalde plaatsen of districten niet zonder toestemming te verlaten; g) een vereiste om bepaalde personen niet zonder toestemming te ontmoeten; h) een vereiste voor het inleveren van paspoorten of andere identificatiedocumenten, en i) een vereiste om financiële of andere vormen van garanties te bieden of te waarborgen met betrekking tot het in behandeling nemen van een proces. |
|
18) |
De lidstaten moeten voorts eisen dat, indien een financiële zekerheid wordt vastgesteld als voorwaarde voor vrijlating, het bedrag evenredig is aan de middelen van de verdachte of beklaagde. |
Redelijke verdenking en gronden voor voorlopige hechtenis
|
19) |
De lidstaten mogen de voorlopige hechtenis alleen opleggen op basis van een redelijk vermoeden, dat is vastgesteld door middel van een zorgvuldige beoordeling van geval tot geval, dat de verdachte het strafbare feit in kwestie heeft gepleegd, en moeten de rechtsgronden voor voorlopige hechtenis beperken tot: a) het risico op onderduiken; b) het risico op recidive; c) het risico dat de verdachte of beklaagde zich bemoeit met de rechtsgang; of d) het risico van een bedreiging voor de openbare orde. |
|
20) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de vaststelling van elk risico gebaseerd is op de individuele omstandigheden van het geval, maar dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan: a) de aard en de ernst van het vermeende strafbare feit; b) de straf die in geval van veroordeling waarschijnlijk zal worden opgelegd; c) de leeftijd, de gezondheid, het karakter, de eerdere veroordelingen en de persoonlijke en sociale omstandigheden van de verdachte, en in het bijzonder de banden van de verdachte met de gemeenschap; en d) het gedrag van de verdachte, in het bijzonder de wijze waarop deze heeft voldaan aan verplichtingen die in de loop van eerdere strafprocedures zijn opgelegd. Het feit dat de verdachte geen onderdaan is van of geen andere banden heeft met de staat waar het strafbare feit wordt verondersteld te zijn gepleegd, volstaat op zich niet om te concluderen dat er een vluchtrisico bestaat. |
|
21) |
De lidstaten worden aangemoedigd om voorlopige hechtenis alleen op te leggen voor strafbare feiten waarvoor een vrijheidsstraf van ten minste één jaar geldt. |
Motivering van beslissingen tot voorlopige hechtenis
|
22) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat elke beslissing van een rechterlijke autoriteit om voorlopige hechtenis op te leggen, deze voorlopige hechtenis te verlengen of alternatieve maatregelen op te leggen, naar behoren gemotiveerd en gerechtvaardigd is, en verwijst naar de specifieke omstandigheden van de verdachte of beklaagde die detentie rechtvaardigen. De betrokkene moet een kopie van de beslissing krijgen, waarin ook redenen moeten worden opgenomen waarom alternatieven voor voorlopige hechtenis niet passend worden geacht. |
Periodieke toetsing van voorlopige hechtenis
|
23) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de blijvende geldigheid van de gronden waarop een verdachte of beklaagde in voorlopige hechtenis wordt vastgehouden, periodiek door een rechterlijke autoriteit wordt getoetst. Zodra de gronden voor de bewaring van de persoon ophouden te bestaan, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de verdachte of beklaagde onverwijld wordt vrijgelaten. |
|
24) |
De lidstaten moeten toestaan dat op verzoek van de verweerder of, ambtshalve, van een rechterlijke autoriteit, beslissingen tot voorlopige hechtenis periodiek worden getoetst. |
|
25) |
De lidstaten moeten het interval tussen de toetsingen in beginsel beperken tot maximaal één maand, behalve in gevallen waarin de verdachte of beklaagde het recht heeft om te allen tijde een verzoek tot invrijheidstelling in te dienen en onverwijld een besluit over dit verzoek te ontvangen. |
Verhoor van de verdachte of beklaagde
|
26) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat een verdachte of beklaagde persoonlijk of via een wettelijke vertegenwoordiger wordt gehoord door middel van een hoorzitting op tegenspraak voor de bevoegde rechterlijke autoriteit die een beslissing over voorlopige hechtenis neemt. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat beslissingen over voorlopige hechtenis onverwijld worden genomen. |
|
27) |
De lidstaten moeten het recht van de verdachte of beklaagde op een proces binnen een redelijke termijn handhaven. De lidstaten moeten er met name voor zorgen dat gevallen waarin voorlopige hechtenis is opgelegd, met spoed en met de nodige zorgvuldigheid worden behandeld. |
Doeltreffende voorzieningen in rechte en het recht op beroep
|
28) |
De lidstaten moeten garanderen dat verdachten of beklaagden wier vrijheid hun is ontnomen, een zaak aanhangig kunnen maken bij een rechtbank die bevoegd is om de rechtmatigheid van hun detentie te toetsen en, in voorkomend geval, hun invrijheidstelling te gelasten. |
|
29) |
De lidstaten moeten verdachten of beklaagden tegen wie een beslissing over voorlopige hechtenis is genomen, het recht verlenen om beroep in te stellen tegen een dergelijke beslissing en hen in kennis stellen van dit recht wanneer de beslissing wordt genomen. |
Duur van de voorlopige hechtenis
|
30) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de duur van de voorlopige hechtenis niet langer is dan de sanctie die voor het betrokken strafbare feit kan worden opgelegd en daaraan niet onevenredig is. |
|
31) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de duur van de voorlopige hechtenis niet in strijd is met het recht van een gedetineerde om binnen een redelijke termijn te worden berecht. |
|
32) |
De lidstaten moeten gevallen waarin een persoon onderworpen is aan voorlopige hechtenis prioritair behandelen. |
Aftrek van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd van de definitieve veroordeling
|
33) |
De lidstaten moeten elke periode van voorlopige hechtenis voorafgaand aan de veroordeling, ook wanneer deze door middel van alternatieve maatregelen ten uitvoer wordt gelegd, aftrekken van de duur van een later opgelegde gevangenisstraf. |
MINIMUMNORMEN VOOR MATERIËLE DETENTIEOMSTANDIGHEDEN
Accommodatie
|
34) |
De lidstaten moeten elke gedetineerde een minimumoppervlakte toekennen van ten minste 6 m2 in eenpersoonscellen en 4 m2 in meerpersoonscellen. De lidstaten moeten garanderen dat de absolute minimale persoonlijke ruimte die beschikbaar is voor elke gedetineerde, ook in een meerpersoonscel, gelijk is aan het equivalent van ten minste 3 m2 oppervlakte per gedetineerde. Wanneer de persoonlijke ruimte waarover een gedetineerde beschikt minder dan 3 m2 bedraagt, ontstaat er een sterk vermoeden van schending van artikel 3 EVRM. Bij de berekening van de beschikbare ruimte moet de ruimte die door meubels wordt ingenomen, worden meegerekend, maar niet de ruimte die door sanitaire voorzieningen wordt ingenomen. |
|
35) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat elke uitzonderlijke vermindering van de absolute minimumoppervlakte per gedetineerde van 3 m2 kort, incidenteel en beperkt is en gepaard gaat met voldoende bewegingsvrijheid buiten de cel en passende buitencelse activiteiten. Voorts moeten de lidstaten ervoor zorgen dat in dergelijke gevallen de algemene detentieomstandigheden in de inrichting passend zijn en dat er geen andere verzwarende factoren zijn in de detentieomstandigheden van de betrokkene, zoals andere tekortkomingen in de minimale structurele vereisten voor cellen of sanitaire voorzieningen. |
|
36) |
De lidstaten moeten garanderen dat gedetineerden toegang hebben tot natuurlijk licht en frisse lucht in hun cel. |
Toewijzing
|
37) |
De lidstaten worden aangemoedigd gedetineerden zo veel mogelijk te plaatsen in detentiefaciliteiten in de buurt van hun huis of andere plaatsen die geschikt zijn voor hun sociale rehabilitatie, en in het geval van kinderen moeten zij ervoor zorgen dat gedetineerden in dergelijke faciliteiten worden geplaatst. |
|
38) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat gedetineerden in voorlopige hechtenis gescheiden worden vastgehouden van veroordeelde gedetineerden. Vrouwen moeten apart van mannen worden gehouden. Kinderen mogen niet samen met volwassenen worden vastgehouden, tenzij het in het belang van het kind wordt geacht om dit te doen. |
|
39) |
Wanneer een kind in detentie de leeftijd van 18 jaar bereikt, en, in voorkomend geval, voor jongvolwassenen jonger dan 21 jaar, moeten de lidstaten voorzien in de mogelijkheid om die persoon gescheiden van andere volwassenen in detentie te blijven houden wanneer de omstandigheden van de persoon in kwestie dit rechtvaardigen, op voorwaarde dat dit verenigbaar is met de belangen van de kinderen die samen met die persoon worden vastgehouden. |
Hygiëne en sanitaire omstandigheden
|
40) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat sanitaire voorzieningen te allen tijde toegankelijk zijn en dat zij gedetineerden voldoende privacy bieden, met inbegrip van een effectieve structurele scheiding van leefruimten in meerpersoonscellen. |
|
41) |
De lidstaten moeten doeltreffende maatregelen nemen om goede hygiënische normen te handhaven door middel van ontsmetting en fumigatie. De lidstaten moeten er bovendien voor zorgen dat sanitaire basisproducten, met inbegrip van hygiënische handdoeken, aan gedetineerden worden verstrekt en dat er warm en stromend water beschikbaar is in de cellen. |
|
42) |
De lidstaten moeten gedetineerden voorzien van passende schone kleding en beddengoed en over de middelen om deze voorwerpen schoon te houden. |
Voeding
|
43) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat levensmiddelen in voldoende hoeveelheid en kwaliteit worden verstrekt om aan de voedingsbehoeften van de gedetineerde te voldoen en dat voeding onder hygiënische omstandigheden wordt bereid en geserveerd. Bovendien moeten de lidstaten garanderen dat gedetineerden te allen tijde schoon drinkwater kunnen krijgen. |
|
44) |
De lidstaten moeten gedetineerden voorzien van een voedzaam dieet dat rekening houdt met hun leeftijd, handicap, gezondheid, lichamelijke conditie, godsdienst, cultuur en de aard van hun werk. |
Buiten de cel en in de open lucht doorgebrachte tijd
|
45) |
De lidstaten moeten gedetineerden toestaan ten minste één uur per dag in de open lucht aan lichaamsbeweging te doen en daarvoor ruime en passende faciliteiten en apparatuur te bieden. |
|
46) |
De lidstaten moeten gedetineerden toestaan een redelijke hoeveelheid tijd buiten hun cel door te brengen om werk, onderwijs en recreatieve activiteiten te verrichten die nodig zijn voor een passend niveau van menselijke en sociale interactie. Om een schending van het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing te voorkomen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat uitzonderingen op deze regel in het kader van speciale veiligheidsregelingen en -maatregelen, met inbegrip van eenzame opsluiting, noodzakelijk en evenredig zijn. |
Werk en opleiding van gedetineerden om hun sociale re-integratie te bevorderen
|
47) |
De lidstaten moeten investeren in de sociale rehabilitatie van gedetineerden, rekening houdend met hun individuele behoeften. Daartoe moeten de lidstaten ernaar streven om bezoldigd werk van nuttige aard te leveren. Om de succesvolle re-integratie van de gedetineerde in de samenleving en op de arbeidsmarkt te bevorderen, moeten de lidstaten de voorkeur geven aan werk dat beroepsopleiding omvat. |
|
48) |
Om gedetineerden te helpen zich voor te bereiden op hun vrijlating en hun re-integratie in de samenleving te vergemakkelijken, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat alle gedetineerden toegang hebben tot veilige, inclusieve en toegankelijke onderwijsprogramma’s (met inbegrip van afstandsonderwijs) die aan hun individuele behoeften voldoen, rekening houdend met hun ambities. |
Gezondheidszorg
|
49) |
De lidstaten moeten garanderen dat gedetineerden tijdig toegang hebben tot de medische, met inbegrip van psychologische, bijstand die zij nodig hebben om hun lichamelijke en geestelijke gezondheid te behouden. Daartoe moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de gezondheidszorg in detentiefaciliteiten voldoet aan dezelfde normen als die van het nationale volksgezondheidsstelsel, ook met betrekking tot psychiatrische behandeling. |
|
50) |
De lidstaten moeten voor medisch toezicht zorgen en vaccinatie- en gezondheidsscreeningsprogramma’s aanmoedigen, onder meer voor overdraagbare (hiv, virale hepatitis B en C, tuberculose en seksueel overdraagbare aandoeningen) en niet-overdraagbare ziekten (met name kankerscreening), gevolgd door diagnose en aanvang van de behandeling indien nodig. Programma’s voor gezondheidsvoorlichting kunnen bijdragen tot het verbeteren van screeningpercentages en gezondheidsgeletterdheid. De lidstaten moeten er met name voor zorgen dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan de behandeling van gedetineerden met drugsverslaving, preventie en verzorging van infectieziekten, geestelijke gezondheid en zelfmoordpreventie. |
|
51) |
De lidstaten moeten eisen dat een medisch onderzoek onverwijld wordt uitgevoerd aan het begin van een periode van vrijheidsbeneming en na elke overplaatsing. |
Preventie van geweld en mishandeling
|
52) |
De lidstaten moeten alle redelijke maatregelen nemen om de veiligheid van gedetineerden te waarborgen en elke vorm van foltering of mishandeling te voorkomen. De lidstaten moeten met name alle redelijke maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat gedetineerden niet worden onderworpen aan geweld of mishandeling door personeel in de detentiefaciliteit en dat zij met respect voor hun waardigheid worden behandeld. De lidstaten moeten ook het personeel van de detentiefaciliteit en alle bevoegde autoriteiten verplichten gedetineerden te beschermen tegen geweld of mishandeling door andere gedetineerden. |
|
53) |
De lidstaten moeten erop toezien dat deze zorgplicht wordt uitgevoerd en dat personeel in de detentiefaciliteit geen geweld gebruikt. |
Contact met de buitenwereld
|
54) |
De lidstaten moeten gedetineerden toestaan bezoek te ontvangen van hun familie en andere personen, zoals wettelijke vertegenwoordigers, maatschappelijk werkers en artsen. De lidstaten moeten ook toestaan dat gedetineerden vrij met dergelijke personen corresponderen per brief en, zo vaak mogelijk, telefonisch of via andere vormen van communicatie, met inbegrip van alternatieve communicatiemiddelen voor personen met een handicap. |
|
55) |
De lidstaten moeten passende faciliteiten bieden voor gezinsbezoeken onder kindvriendelijke omstandigheden, die verenigbaar zijn met de veiligheidseisen, maar minder traumatisch zijn voor kinderen. Dergelijke familiebezoeken moeten het onderhouden van regelmatig en zinvol contact tussen familieleden bevorderen. |
|
56) |
De lidstaten moeten overwegen communicatie via digitale middelen, zoals videogesprekken, mogelijk te maken, onder meer om gedetineerden in staat te stellen contact te onderhouden met hun familie, te solliciteren naar een baan, opleidingen te volgen of accommodatie te zoeken ter voorbereiding op hun vrijlating. |
|
57) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat, wanneer het gedetineerden bij wijze van uitzondering verboden is om met de buitenwereld te communiceren, een dergelijke beperkende maatregel strikt noodzakelijk en evenredig is en niet voor een langere periode wordt toegepast. |
Rechtsbijstand
|
58) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat gedetineerden effectieve toegang hebben tot een advocaat. |
|
59) |
De lidstaten moeten de vertrouwelijkheid van vergaderingen en andere vormen van communicatie, met inbegrip van juridische correspondentie, tussen gedetineerden en hun juridisch adviseurs eerbiedigen. |
|
60) |
De lidstaten moeten gedetineerden toegang verlenen tot documenten die verband houden met hun gerechtelijke procedures, of deze in hun bezit laten houden. |
Verzoeken en klachten
|
61) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat alle gedetineerden duidelijk worden geïnformeerd over de regels die van toepassing zijn in hun specifieke detentiefaciliteit. |
|
62) |
De lidstaten moeten de daadwerkelijke toegang tot een procedure vergemakkelijken om gedetineerden in staat te stellen aspecten van hun verblijf in de detentiefaciliteit officieel aan te vechten. De lidstaten moeten er met name voor zorgen dat gedetineerden via interne en externe klachtenmechanismen vrijelijk vertrouwelijke verzoeken en klachten over hun behandeling kunnen indienen. |
|
63) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat klachten van gedetineerden onverwijld en zorgvuldig worden behandeld door een onafhankelijke autoriteit of rechterlijke instantie die bevoegd is hulpmaatregelen te gelasten, met name maatregelen om een einde te maken aan schendingen van het recht om niet te worden onderworpen aan foltering of aan onmenselijke of vernederende behandeling. |
Bijzondere maatregelen voor vrouwen en meisjes
|
64) |
De lidstaten moeten bij het nemen van beslissingen die van invloed zijn op elk aspect van de detentie van vrouwen en meisjes rekening houden met hun specifieke fysieke, beroeps-, sociale en psychologische behoeften, alsook met hun sanitaire en gezondheidszorgbehoeften. |
|
65) |
De lidstaten moeten gedetineerden toestaan in een ziekenhuis buiten de detentiefaciliteit te bevallen. Wanneer een kind toch in de detentiefaciliteit wordt geboren, moeten de lidstaten alle nodige ondersteuning en faciliteiten regelen om de band tussen moeder en kind te beschermen en hun fysieke en mentale welzijn te waarborgen, met inbegrip van passende prenatale en postnatale gezondheidszorg. |
|
66) |
De lidstaten moeten gedetineerden met zuigelingen toestaan dergelijke kinderen bij hen te houden in de detentiefaciliteit voor zover dit verenigbaar is met het belang van het kind. De lidstaten moeten bijzondere accommodatie bieden en alle redelijke kindvriendelijke maatregelen nemen om de gezondheid en het welzijn van de getroffen kinderen tijdens de tenuitvoerlegging van de straf te waarborgen. |
Bijzondere maatregelen voor vreemdelingen
|
67) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat vreemdelingen en andere gedetineerden met bijzondere taalkundige behoeften wier vrijheid hun is ontnomen, redelijke toegang hebben tot professionele tolkdiensten en vertalingen van schriftelijk materiaal in een taal die zij begrijpen. |
|
68) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat vreemdelingen onverwijld in kennis worden gesteld van hun recht om contact op te nemen en redelijke faciliteiten krijgen om met de diplomatieke of consulaire dienst van het land waarvan zij de nationaliteit bezitten, te communiceren. |
|
69) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat informatie over rechtsbijstand wordt verstrekt. |
|
70) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat vreemdelingen in kennis worden gesteld van de mogelijkheid om te verzoeken dat de tenuitvoerlegging van hun straf of voorlopige toezichtmaatregelen worden overgedragen naar het land waarvan zij de nationaliteit bezitten of waarin zij permanent verblijven, zoals bepaald in Kaderbesluit 2008/909/JBZ en Kaderbesluit 2009/829/JBZ. |
Bijzondere maatregelen voor kinderen en jongvolwassenen
|
71) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het belang van het kind voorop staat in alle aangelegenheden die verband houden met hun detentie en dat er rekening wordt gehouden met hun specifieke rechten en behoeften bij het nemen van beslissingen die van invloed zijn op enig aspect van hun detentie. |
|
72) |
Voor kinderen moeten de lidstaten een passende en multidisciplinaire detentieregeling invoeren die hun gezondheid en hun fysieke, mentale en emotionele ontwikkeling, hun recht op onderwijs en opleiding, de doeltreffende en regelmatige uitoefening van hun recht op een gezinsleven en hun toegang tot programma’s die hun re-integratie in de samenleving bevorderen, waarborgt en in stand houdt. |
|
73) |
Elk gebruik van tuchtmaatregelen, met inbegrip van eenzame opsluiting, het gebruik van beperkingen of het gebruik van geweld, moet worden afgewogen op grond van strikte noodzaak of evenredigheid. |
|
74) |
In voorkomend geval worden de lidstaten aangemoedigd de regeling voor jeugddetentie toe te passen op delinquenten die jonger zijn dan 21 jaar. |
Bijzondere maatregelen voor personen met een handicap of ernstige medische aandoeningen
|
75) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat personen met een handicap of andere personen met ernstige medische aandoeningen passende zorg krijgen die vergelijkbaar is met die van het nationale volksgezondheidsstelsel en aan hun specifieke behoeften voldoet. De lidstaten moeten er met name voor zorgen dat personen bij wie de diagnose van een geestelijke gezondheidsaandoening is gesteld, gespecialiseerde professionele zorg krijgen, indien nodig in gespecialiseerde instellingen of specifieke afdelingen van de detentiefaciliteit onder medisch toezicht, en dat indien nodig wordt voorzien in continuïteit van de medische zorg voor gedetineerden ter voorbereiding op hun vrijlating. |
|
76) |
De lidstaten moeten bijzondere aandacht besteden aan de behoeften van gedetineerden met een handicap of ernstige medische aandoening en de toegang tot deze zorg waarborgen met betrekking tot materiële detentieomstandigheden en detentieregimes. Dit moet onder meer het aanbieden van passende activiteiten voor dergelijke gedetineerden omvatten. |
Bijzondere maatregelen ter bescherming van andere gedetineerden met speciale behoeften of kwetsbaarheden
|
77) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat plaatsing in detentie de marginalisering van personen vanwege hun seksuele oriëntatie, ras of etnische afstamming of religieuze overtuiging of op basis van andere gronden niet verder verergert. |
|
78) |
De lidstaten moeten alle redelijke maatregelen nemen om geweld of andere vormen van mishandeling, zoals fysiek, geestelijk of seksueel misbruik, door personeel in de detentiefaciliteit of andere gedetineerden tegen personen vanwege hun seksuele oriëntatie, ras of etnische afstamming of religieuze overtuiging of op basis van andere gronden, te voorkomen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat bijzondere beschermingsmaatregelen worden toegepast wanneer er een risico op dergelijk geweld of mishandeling bestaat. |
Inspecties en controles
|
79) |
De lidstaten moeten regelmatige inspecties door een onafhankelijke autoriteit faciliteren om te beoordelen of detentiefaciliteiten worden beheerd overeenkomstig de vereisten van het nationale en internationale recht. De lidstaten moeten met name ongehinderde toegang verlenen tot het Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing en tot het netwerk van het nationaal preventiemechanisme. |
|
80) |
De lidstaten moeten nationale parlementsleden toegang verlenen tot detentiefaciliteiten en worden aangemoedigd soortgelijke toegang te verlenen aan leden van het Europees Parlement. |
|
81) |
De lidstaten moeten ook overwegen regelmatig bezoeken aan detentiecentra en andere detentiecentra voor rechters, aanklagers en advocaten te organiseren in het kader van hun justitiële opleiding. |
Bijzondere maatregelen om radicalisering in gevangenissen aan te pakken
|
82) |
De lidstaten worden aangemoedigd een eerste risicobeoordeling uit te voeren om het passende detentieregime vast te stellen voor gedetineerden die worden verdacht van of veroordeeld zijn wegens terroristische en gewelddadige extremistische misdrijven. |
|
83) |
Op basis van deze risicobeoordeling kunnen deze gedetineerden samen in een aparte vleugel voor terroristen worden geplaatst of onder de algemene gevangenispopulatie worden verspreid. In het laatste geval moeten de lidstaten voorkomen dat dergelijke personen rechtstreeks contact hebben met gedetineerden die bijzonder kwetsbaar zijn. |
|
84) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de gevangenisadministratie regelmatig verdere risicobeoordelingen uitvoert (aan het begin van de detentie, tijdens de detentie en vóór de vrijlating van gedetineerden die verdacht worden van of veroordeeld zijn voor terroristische en gewelddadige extremistische misdrijven). |
|
85) |
De lidstaten worden aangemoedigd om alle personeelsleden een algemene bewustmakingsopleiding te bieden en gespecialiseerd personeel op te leiden om in een vroeg stadium tekenen van radicalisering te herkennen. De lidstaten moeten ook overwegen een passend aantal goed opgeleide gevangenispastors te voorzien die een verscheidenheid aan religies vertegenwoordigen. |
|
86) |
De lidstaten moeten maatregelen nemen die voorzien in rehabilitatie-, deradicaliserings- en terugtrekkingsprogramma’s in de gevangenis, ter voorbereiding van de vrijlating, en programma’s na vrijlating ter bevordering van de re-integratie van gedetineerden die zijn veroordeeld voor terroristische en gewelddadige extremistische misdrijven. |
TOEZICHT
|
87) |
De lidstaten moeten de Commissie binnen 18 maanden na de vaststelling van deze aanbeveling in kennis stellen van het gevolg dat zij eraan hebben gegeven. Op basis van deze informatie moet de Commissie de door de lidstaten genomen maatregelen controleren en evalueren en binnen 24 maanden na de vaststelling van deze aanbeveling verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad. |
Gedaan te Brussel, 8 december 2022.
Voor de Commissie
Didier REYNDERS
Lid van de Commissie
(1) Arrest van het Hof van Justitie van 5 april 2016, Aranyosi en Căldăraru, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198. Arrest van het Hof van Justitie van 25 juli 2018, Generalstaatsanwaltschaft, C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589, en arrest van het Hof van Justitie van 15 oktober 2019, Dimitru-Tudor Dorobantu, C-128/18, ECLI:EU:C:2019:857.
(2) Kaderbesluit 2002/584/JHA van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1).
(3) Bivolaru en Moldovan/Frankrijk, arrest van 25 maart 2021, 40324/16 en 12623/17.
(4) https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-14540-2018-INIT/nl/pdf
(5) https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-14075-2019-INIT/en/pdf
(6) https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9727-2019-INIT/nl/pdf
(7) (2019/2207(INI)) zoals vastgesteld op 20 januari 2021.
(8) Zie https://fra.europa.eu/en/databases/criminal-detention
(9) Periode 2016-2019. Ga voor meer informatie naar: https://ec.europa.eu/info/publications/replies-questionnaire-quantitative-information-practical-operation-european-arrest-warrant_en
(10) De negende ronde van wederzijdse evaluaties en conclusies van de conferentie op hoog niveau over het Europees aanhoudingsbevel, georganiseerd door het Duitse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in september 2020.
(11) Zie Directoraat-generaal Justitie en Consumentenzaken, Rights of suspects and accused persons who are in pre-trial detention (exploratory study): final report, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2022, https://data.europa.eu/doi/10.2838/293366; Directoraat-generaal Justitie en Consumentenzaken, Rights of suspects and accused persons who are in pre-trial detention (exploratory study). Annex 2, Country fiches, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2022, https://data.europa.eu/doi/10.2838/184080
(12) Minder dan 1 jaar in Oostenrijk, Duitsland, Denemarken, Estland, Letland, Zweden en Slowakije; 1 tot 2 jaar in Bulgarije, Griekenland, Litouwen, Malta, Polen en Portugal; 2 tot 5 jaar in Tsjechië, Frankrijk, Spanje, Kroatië en Hongarije; meer dan 5 jaar in Italië en Roemenië; geen limiet in België, Cyprus, Finland, Ierland, Luxemburg en Nederland.
(13) In 2020 van iets minder dan 2,5 maanden in Malta tot bijna 13 maanden in Slovenië. Gemiddelde per lidstaat: Oostenrijk — 2,9 maanden; Bulgarije — 6,5 maanden; Tsjechië — 5,1 maanden; Estland — 4,7 maanden; Finland — 3,7 maanden; Griekenland — 11,5 maanden; Hongarije — 12,3 maanden; Ierland — 2,5 maanden; Italië — 6,5 maanden; Litouwen — 2,8 maanden; Luxemburg — 5,2 maanden; Malta — 2,4 maanden; Nederland — 3,7 maanden; Portugal — 11 maanden; Roemenië — 5,3 maanden; Slowakije — 3,9 maanden; Slovenië — 12,9 maanden; Spanje — 5,9 maanden. Voor 2020 zijn er geen gegevens voor België, Denemarken, Frankrijk, Letland, Polen, Duitsland, Kroatië, Cyprus en Zweden.
(14) In 2019 minder dan 10 % in Bulgarije, Tsjechië en Roemenië en meer dan 45 % in Luxemburg.
(15) Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PB L 280 van 26.10.2010, blz. 1).
(16) Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PB L 142 van 1.6.2012, blz. 1).
(17) Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PB L 294 van 6.11.2013, blz. 1).
(18) Richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn (PB L 65 van 11.3.2016, blz. 1).
(19) Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 1).
(20) Richtlijn (EU) 2016/1919 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures en voor gezochte personen in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (PB L 297 van 4.11.2016, blz. 1).
(21) PB C 378 van 24.12.2013, blz. 8.
(22) Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PB L 327 van 5.12.2008, blz. 27).
(23) Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (PB L 294 van 11.11.2009, blz. 20).
|
24.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 86/58 |
AANBEVELING (EU) 2023/682 VAN DE COMMISSIE
van 16 maart 2023
betreffende de wederzijdse erkenning van terugkeerbesluiten en het versnellen van terugkeer bij de uitvoering van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie vereist dat de Unie en de lidstaten elkaar respecteren en steunen bij de vervulling van de taken die uit de Verdragen voortvloeien. |
|
(2) |
In Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) zijn gemeenschappelijke normen en procedures vastgesteld die in de lidstaten moeten worden toegepast voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven. |
|
(3) |
Op 12 september 2018 heeft de Commissie een voorstel ingediend tot herschikking van Richtlijn 2008/115/EG om de duur van de terugkeerprocedures te verkorten, een betere link tussen asiel- en terugkeerprocedures te waarborgen en te zorgen voor een doeltreffender gebruik van maatregelen om onderduiken te voorkomen, met inachtneming van de grondrechten die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest). |
|
(4) |
Het nieuwe migratie- en asielpact (2) heeft tot doel een gemeenschappelijk EU-stelsel voor terugkeer op te zetten dat krachtiger structuren binnen de EU paart aan doeltreffender samenwerking met derde landen op het gebied van terugkeer en overname, als onderdeel van een brede aanpak van migratiebeheer. Deze aanpak verenigt de beleidsterreinen migratie, asiel, integratie en grensbeheer, en onderkent dat er slechts over de hele linie sprake kan zijn van doeltreffendheid als er op alle fronten vooruitgang wordt geboekt. Snellere, naadloos aansluitende migratieprocedures, sterkere governance van het beleid inzake migratie en grenzen, en samenwerking met derde landen, met name op het gebied van de uitvoering van EU-overnameovereenkomsten en -regelingen, zullen met ondersteuning van moderne IT-systemen en van de betrokken EU-agentschappen, zorgen voor een doeltreffender en duurzamer terugkeerproces. |
|
(5) |
De Europese Raad heeft consequent gewezen op het belang van een eensgezind, alomvattend en doeltreffend EU-beleid inzake terugkeer en overname, en opgeroepen tot spoedige actie om daadwerkelijke terugkeer vanuit de Unie te waarborgen door de terugkeerprocedures te versnellen. De Europese Raad heeft de lidstaten tevens verzocht elkaars terugkeerbesluiten te erkennen (3). |
|
(6) |
In de mededeling van de Commissie van 10 februari 2021“Verbetering van de medewerking inzake terugkeer en overname in het kader van een eerlijk, doeltreffend en alomvattend EU-beleid inzake migratie” (4) worden de hindernissen voor een doeltreffende terugkeer beschreven en wordt aangegeven dat er, om deze weg te nemen, betere procedures vereist zijn die de versnippering van de nationale benaderingen reduceren, maar ook nauwere samenwerking en versterkte solidariteit tussen alle lidstaten. Het bij Verordening (EU) 2022/922 van de Raad (5) ingestelde Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme en de informatie die wordt verzameld via het bij Beschikking 2008/381/EG van de Raad opgerichte Europees migratienetwerk (6) hebben een uitgebreide beoordeling mogelijk gemaakt van de wijze waarop de lidstaten het terugkeerbeleid van de Unie uitvoeren en de bestaande lacunes en belemmeringen in kaart gebracht. |
|
(7) |
Gezien de aanhoudende uitdagingen op het gebied van terugkeer en in afwachting van de afronding van de wetgevingsonderhandelingen, met name over het voorstel voor een herschikking van Richtlijn 2008/115/EG, worden aanvullende maatregelen aanbevolen om de doeltreffende en efficiënte toepassing van het bestaande rechtskader verder te verbeteren. |
|
(8) |
Aanbeveling (EU) 2017/432 van de Commissie (7), waarin een reeks maatregelen en acties wordt aanbevolen om terugkeer doeltreffender te maken bij de uitvoering van Richtlijn 2008/115/EG, blijft relevant en moet voor de lidstaten als leidraad blijven dienen met het oog op een sneller terugkeerproces. Aanbeveling (EU) 2017/432 is opgenomen in Aanbeveling (EU) 2017/2338 van de Commissie (8), zodat de uitvoering ervan voortdurend kan worden geëvalueerd in het kader van het Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme. |
|
(9) |
Als essentiële stap in de richting van een gemeenschappelijk EU-stelsel voor terugkeer kan wederzijdse erkenning van terugkeerbesluiten de terugkeerprocessen voor de voor terugkeer verantwoordelijke lidstaat vergemakkelijken en versnellen, en de samenwerking en het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten versterken teneinde de convergentie tussen de lidstaten op het gebied van migratiebeheer verder te vergroten. Wederzijdse erkenning van eerder in een andere lidstaat uitgevaardigde terugkeerbesluiten kan ook bijdragen tot het ontmoedigen van irreguliere migratie en van niet-toegestane secundaire bewegingen binnen de Unie. Richtlijn 2001/40/EG van de Raad (9) voorziet in een kader voor wederzijdse erkenning. Dit kader werd aangevuld door Besluit 2004/191/EG van de Raad (10) tot vaststelling van de criteria en uitvoeringsvoorschriften voor de compensatie van de verstoringen van het financiële evenwicht die voortvloeien uit de toepassing van Richtlijn 2001/40/EG, dat dateert van voor een groot deel van de steun die sindsdien op het niveau van de Unie is ontwikkeld. De vooruitgang op het gebied van de wederzijdse erkenning van terugkeerbesluiten moet ook worden meegenomen in de lopende besprekingen over het voorstel van de Commissie tot herschikking van Richtlijn 2008/115/EG. |
|
(10) |
Het ontbreken van een Uniebreed systeem dat aangeeft of een andere lidstaat reeds een terugkeerbesluit heeft uitgevaardigd tegen een aangehouden onderdaan van een derde land, heeft eerder het gebruik van wederzijdse erkenning belemmerd. |
|
(11) |
Sinds 7 maart 2023, toen Verordening (EU) 2018/1860 van het Europees Parlement en de Raad (11) van toepassing werd, moeten de lidstaten na de uitvaardiging van een terugkeerbesluit onverwijld een signalering inzake terugkeer in het Schengeninformatiesysteem opnemen. Via het Schengeninformatiesysteem kunnen de lidstaten nu onmiddellijk nagaan of tegen een door de bevoegde autoriteit aangehouden onderdaan van een derde land reeds een terugkeerbesluit is uitgevaardigd door een andere lidstaat. |
|
(12) |
De toegevoegde waarde van deze nieuwe functie in het Schengeninformatiesysteem hangt af van het actieve gebruik en de passende follow-up van signaleringen inzake terugkeer, onder meer door wederzijdse erkenning van eerder door andere lidstaten uitgevaardigde terugkeerbesluiten. Dit kan de terugkeerprocedure aanzienlijk versnellen en efficiënter maken, met name wanneer de terugkeer onmiddellijk ten uitvoer kan worden gelegd, ook wanneer de in het terugkeerbesluit door de uitvaardigende lidstaat toegekende termijn voor vrijwillig vertrek is verstreken en de rechtsmiddelen tegen dat terugkeerbesluit zijn uitgeput. |
|
(13) |
Specifieke financiering in het kader van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (12) zal de uitvoering van deze aanbeveling ondersteunen en met name de wederzijdse erkenning van terugkeerbesluiten tussen de lidstaten. Bovendien moet bij de uitvoering van deze aanbeveling praktische en operationele ondersteuning worden geboden door bevoegde EU-agentschappen. |
|
(14) |
Belemmeringen voor samenwerking en communicatie tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de asiel- en terugkeerprocedures vormen een belangrijk structureel probleem voor een efficiënter terugkeerproces. Alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten die betrokken zijn bij de verschillende fasen van het terugkeerproces, moeten nauw samenwerken en hun activiteiten coördineren. |
|
(15) |
Nauwere koppelingen tussen de asiel- en terugkeerprocedures, en snelle procedures aan de buitengrenzen van de lidstaten kunnen de terugkeer aanzienlijk efficiënter maken. Wanneer de afwijking van de toepassing van Richtlijn 2008/115/EG op grond van artikel 2, lid 2, punt a), niet van toepassing is, moet binnen het huidige wetgevingskader met name de daadwerkelijke terugkeer worden versneld van onderdanen van derde landen van wie het verzoek om internationale bescherming is afgewezen en voor gevallen in de nabijheid van de buitengrensgebieden van de lidstaten, door middel van een sneller terugkeerproces, mits de eerbiediging van de grondrechten van de betrokkenen tijdens het hele terugkeerproces wordt gewaarborgd. |
|
(16) |
Artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1860 voorziet in de mogelijkheid om af te zien van het invoeren van signaleringen inzake terugkeer, indien het terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd aan de buitengrens van een lidstaat en onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd. Niettemin moeten de lidstaten er op grond van artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1860 voor zorgen dat signaleringen onverwijld in het Schengeninformatiesysteem worden ingevoerd wanneer de terugkeer niet onmiddellijk vanaf de buitengrenzen is uitgevoerd. |
|
(17) |
Om vrijwillige terugkeer te stimuleren en aan te moedigen, kunnen de mogelijkheden van Richtlijn 2008/115/EG worden benut om te overwegen geen inreisverbod uit te vaardigen ten aanzien van onderdanen van derde landen die met de autoriteiten samenwerken en deelnemen aan een programma voor begeleide vrijwillige terugkeer en re-integratie, onverminderd de verplichtingen van artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2008/115/EG. In dergelijke gevallen verlengen de lidstaten de termijn voor het vrijwillig vertrek met een passende periode, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2008/115/EG. |
|
(18) |
Het voorkomen van onderduiken en niet-toegestane verplaatsingen binnen de Unie is van essentieel belang om de doeltreffendheid van het gemeenschappelijke EU-stelsel voor terugkeer te waarborgen. Er is een alomvattende benadering nodig, met inbegrip van de belangrijkste instrumenten om het risico op onderduiken te beoordelen en te voorkomen, om de beoordeling van dit risico in individuele gevallen te vergemakkelijken en te stroomlijnen, het gebruik van efficiënte alternatieven voor bewaring te versterken en te zorgen voor voldoende bewaringscapaciteit — wanneer bewaring als laatste redmiddel en voor een zo kort mogelijke termijn wordt gebruikt overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2008/115/EG. |
|
(19) |
Er is ondersteuning op Unieniveau beschikbaar voor de uitvoering van deze aanbeveling, onder meer van de EU-terugkeercoördinator en het netwerk op hoog niveau voor terugkeer die zich door een operationele strategie inzake terugkeer laten leiden. Operationele ondersteuning is ook beschikbaar via de bevoegde agentschappen van de Unie, met name Frontex, het Asielagentschap van de Europese Unie en het Bureau voor de grondrechten. |
|
(20) |
De nationale terugkeerautoriteiten maken deel uit van de Europese grens- en kustwacht, die verantwoordelijk is voor de doeltreffende uitvoering van het Europees geïntegreerd grensbeheer. Frontex speelt een centrale rol als de operationele tak van het gemeenschappelijke EU-stelsel voor terugkeer en verleent de lidstaten bijstand in alle fasen van het terugkeerproces in het kader van zijn mandaat uit hoofde van Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad (13). |
|
(21) |
Deze aanbeveling moet worden gericht tot alle lidstaten die gebonden zijn door Richtlijn 2008/115/EG. |
|
(22) |
De lidstaten worden aangemoedigd hun nationale autoriteiten die bevoegd zijn voor het verrichten van taken op het gebied van terugkeer, op te dragen deze aanbeveling toe te passen bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. |
|
(23) |
Deze aanbeveling is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die in het Handvest zijn erkend. Deze aanbeveling waarborgt in het bijzonder de volledige eerbiediging van de menselijke waardigheid en de toepassing van de artikelen 1, 4, 14, 18, 19, 21, 24 en 47 van het Handvest en dient dienovereenkomstig te worden uitgevoerd, |
HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:
Wederzijdse erkenning van terugkeerbesluiten
|
1) |
Om het terugkeerproces te vergemakkelijken en te versnellen zou de lidstaat die verantwoordelijk is voor de terugkeer van een illegaal verblijvende onderdaan van een derde land, elk eerder door een andere lidstaat jegens dezelfde persoon uitgevaardigd terugkeerbesluit wederzijds moeten erkennen, tenzij de werking van dat terugkeerbesluit is opgeschort. Daartoe zouden de lidstaten:
|
Snellere terugkeer
|
2) |
Om de terugkeerprocedures te versnellen zouden de lidstaten een nauwe samenwerking tot stand moeten brengen tussen de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor besluiten tot beëindiging van legaal verblijf en de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvaardiging van terugkeerbesluiten, met inbegrip van de regelmatige uitwisseling van informatie en operationele samenwerking, op basis van de in Aanbeveling (EU) 2017/432 aanbevolen geïntegreerde en gecoördineerde aanpak. |
|
3) |
Om ervoor te zorgen dat de voor de monitoring en follow-up van individuele gevallen noodzakelijke informatie over de identiteit en de rechtssituatie van onderdanen van derde landen jegens wie een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, tijdig beschikbaar is, en om een nationaal situatiebeeld inzake terugkeer op te stellen en bij te houden, wordt de lidstaten verzocht onverwijld een uitgebreid IT-systeem voor terugkeercasemanagement op te zetten op basis van het door Frontex overeenkomstig artikel 48, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2019/1896 ontwikkelde model. De lidstaten zouden ook ten volle gebruik moeten maken van de casemanagementsystemen voor overname die zijn opgezet om de uitvoering van overnameovereenkomsten of -regelingen met derde landen te bevorderen. |
|
4) |
Om ervoor te zorgen dat een besluit tot afwijzing van een verzoek om internationale bescherming snel wordt gevolgd door een terugkeerprocedure, zouden de lidstaten:
|
|
5) |
Om een snellere terugkeer in de nabijheid van de buitengrenzen te waarborgen, zouden de lidstaten:
|
|
6) |
De lidstaten zouden moeten vertrouwen op en ten volle gebruikmaken van alle steun van Frontex, met inbegrip van zijn operationele steun aan de nationale autoriteiten, bijstand bij de identificatie van repatrianten en het verkrijgen van reisdocumenten, de organisatie van terugkeeroperaties en steun voor vrijwillig vertrek en re-integratie. |
Stimulansen voor vrijwillige terugkeer
|
7) |
Om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen aan te moedigen vrijwillig terug te keren, zouden de lidstaten adviesstructuren voor terugkeer en re-integratie moeten opzetten om hen zo vroeg mogelijk in het proces van informatie en begeleiding te voorzien en hen naar een programma voor begeleide vrijwillige terugkeer en re-integratie te leiden. De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat ook tijdens de asielprocedure informatie over terugkeer wordt verstrekt, aangezien terugkeer een mogelijke uitkomst is wanneer het verzoek om internationale bescherming wordt afgewezen. |
|
8) |
Bovendien zouden de lidstaten:
|
Een alomvattende benadering van onderduiken
|
9) |
Met het oog op de totstandbrenging van een gestroomlijnd en gecoördineerd proces zouden de lidstaten moeten voorzien in een alomvattende benadering die de volgende belangrijke instrumenten omvat om het risico op onderduiken te beoordelen en te voorkomen:
|
|
10) |
Om te beoordelen of er in een individueel geval sprake is van redenen om aan te nemen dat een onderdaan jegens wie een terugkeerprocedure loopt, zou kunnen onderduiken zoals bedoeld in Artikel 3, punt 7, van Richtlijn 2008/115/EG, zouden de lidstaten in hun nationale wetgeving de objectieve omstandigheden en criteria als bedoeld in respectievelijk de punten 15 en 16 van Aanbeveling (EU) 2017/432, moeten opnemen. De lidstaten zouden moeten voorzien in een breed scala aan alternatieven voor bewaring die doeltreffend zijn om te voorkomen dat illegaal verblijvende onderdanen van derde landen onderduiken, en die gericht zijn op de individuele omstandigheden van de betrokkenen. De lidstaten zouden adequate procedures moeten invoeren om ervoor te zorgen dat onderdanen van derde landen dergelijke maatregelen naleven. Er zou moeten worden voorzien in doeltreffende maar minder dwingende maatregelen dan bewaring, die het volgende kunnen inhouden:
|
|
11) |
De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat de bewaringscapaciteit in overeenstemming is met de werkelijke behoeften, rekening houdend met het aantal illegaal verblijvende onderdanen van derde landen jegens wie een terugkeerbesluit is uitgevaardigd en het geraamde aantal onderdanen van derde landen dat naar verwachting op middellange termijn zal worden teruggestuurd. |
Uitvoering, monitoring en verslaglegging
|
12) |
Bij de uitvoering van deze aanbeveling zouden de lidstaten zich moeten baseren op en ten volle gebruikmaken van alle ondersteuning die op het niveau van de Unie wordt verleend, met inbegrip van:
|
|
(13) |
Met het oog op het monitoren van de uitvoering van deze aanbeveling wordt de lidstaten verzocht jaarlijks verslag uit te brengen aan de Commissie, onder meer over het aantal terugkeerbesluiten van andere lidstaten dat wederzijds is erkend. |
Gedaan te Brussel, 16 maart 2023.
Voor de Commissie
Ylva JOHANSSON
Lid van de Commissie
(1) Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
(2) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees en Economisch Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over een nieuw migratie- en asielpact (COM(2020) 609 final).
(3) Conclusies van de Europese Raad van 9 februari 2023 (EUCO 1/23).
(4) COM(2021) 56 final.
(5) Verordening (EU) 2022/922 van de Raad van 9 juni 2022 betreffende de instelling en de werking van een evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle op de toepassing van het Schengenacquis, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1053/2013 (PB L 160 van 15.6.2022, blz. 1).
(6) Beschikking 2008/381/EG van de Raad van 14 mei 2008 betreffende het opzetten van een Europees migratienetwerk (PB L 131 van 21.5.2008, blz. 7).
(7) Aanbeveling (EU) 2017/432 van de Commissie van 7 maart 2017 over het doeltreffender maken van terugkeer bij de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 66 van 11.3.2017, blz. 15).
(8) Aanbeveling (EU) 2017/2338 van de Commissie van 16 november 2017 tot vaststelling van een gemeenschappelijk “terugkeerhandboek” voor gebruik door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij de uitvoering van terugkeergerelateerde taken (PB L 339 van 19.12.2017, blz. 83).
(9) Richtlijn 2001/40/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen (PB L 149 van 2.6.2001, blz. 34).
(10) Beschikking 2004/191/EG van de Raad van 23 februari 2004 tot vaststelling van de criteria en uitvoeringsvoorschriften voor de compensatie van de verstoringen van het financiële evenwicht die voortvloeien uit de toepassing van Richtlijn 2001/40/EG betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen (PB L 60 van 27.2.2004, blz. 55).
(11) Verordening (EU) 2018/1860 van het Europees Parlement en de Raad van 28 november 2018 betreffende het gebruik van het Schengeninformatiesysteem voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (PB L 312 van 7.12.2018, blz. 1).
(12) Verordening (EU) 2021/1147 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (PB L 251 van 15.7.2021, blz. 1).
(13) Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).
(14) Verordening (EU) 2018/1861 van het Europees Parlement en de Raad van 28 november 2018 de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles, tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en tot wijziging en intrekking van Verordening (EG) nr. 1987/2006 (PB L 312 van 7.12.2018, blz. 14).
REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING
|
24.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 86/65 |
GEDELEGEERD BESLUIT Nr. 17-2023 VAN HET ADMINISTRATIEF COMITÉ VAN DE REKENKAMER
van 1 maart 2023
houdende uitvoeringsbepalingen voor de omgang met RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie bij de Europese Rekenkamer
HET ADMINISTRATIEF COMITÉ VAN DE EUROPESE REKENKAMER,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 287,
Gelet op Besluit nr. 41/2021 van de Rekenkamer betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (EUCI) (1),
Gelet op het informatiebeveiligingsbeleid van de Rekenkamer (momenteel DEC 127/15 FINAL) en het informatieclassificatiebeleid (personeelsmededeling 123/2020) (2),
Overwegende dat Besluit nr. 41/2021 van toepassing is op alle diensten en gebouwen van de Rekenkamer,
Overwegende dat in artikel 1, lid 3, en artikel 5, lid 6, van Besluit nr. 41/2021 wordt bepaald dat de Rekenkamer informatie met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED op haar locaties behandelt en een overeenkomst inzake dienstverleningsniveau kan sluiten met een andere EU-instelling in Luxemburg om informatie met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger te kunnen behandelen en opslaan in een beveiligde zone van die instelling,
Overwegende dat de veiligheidsmaatregelen om gerubriceerde EU-informatie (EUCI) gedurende de gehele levenscyclus ervan te beschermen, evenredig dienen te zijn met in het bijzonder de beveiligingsrubricering van die informatie,
Overwegende dat de veiligheidsmaatregelen ter bescherming van de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van de aan de Rekenkamer verstrekte informatie afgestemd moeten zijn op de aard van en het soort informatie in kwestie,
Overwegende dat in artikel 10, lid 10, van Besluit nr. 41/2021 wordt bepaald dat het Administratief Comité een gedelegeerd besluit met uitvoeringsbepalingen voor dit besluit vaststelt; overeenkomstig artikel 8, lid 1, en artikel 10, lid 1, van Besluit nr. 41/2021 wordt met deze bepalingen de behandeling en opslag van EUCI geregeld, alsook inbreuken op de beveiliging,
Overwegende dat in de bijlage bij Besluit nr. 41/2021 de fysieke veiligheidsmaatregelen worden uiteengezet die van toepassing zijn in administratieve zones waar informatie met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED wordt behandeld en opgeslagen,
Overwegende dat veiligheidsmaatregelen ter uitvoering van dit besluit in overeenstemming dienen te zijn met de beginselen voor de veiligheid binnen de Rekenkamer zoals vastgelegd in artikel 3 van Besluit nr. 41/2021,
Overwegende dat de Rekenkamer bij Besluit nr. 41/2021 ervoor heeft gezorgd dat haar veiligheidsmaatregelen ter waarborging van een hoog beschermingsniveau voor EUCI gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vastgelegd in de voorschriften inzake de bescherming van EUCI die zijn vastgesteld door de andere instellingen, organen en instanties van de EU,
Overwegende dat er overeenstemming is bereikt over een lichte administratieve overeenkomst tussen de Rekenkamer en de Commissie, de Raad en de EDEO die op 27 januari 2023 in werking is getreden,
BESLUIT:
HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Dit besluit bevat de voorwaarden voor de omgang met gerubriceerde EU-informatie (EUCI) van het niveau RESTREINT UE/EU RESTRICTED (3) in overeenstemming met Besluit nr. 41/2021.
2. Dit besluit is van toepassing op alle diensten en gebouwen van de Rekenkamer. Het is ook van toepassing op haar kamers en comités, die voor de toepassing van dit besluit onder de term “diensten” zijn opgenomen.
Artikel 2
Criteria voor toegang tot RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie
1. Toegang tot informatie met de rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED kan worden verleend nadat:
|
a) |
is vastgesteld dat een persoon toegang moet hebben tot bepaalde RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie om een functie of taak voor de Rekenkamer te kunnen uitoefenen of uitvoeren; |
|
b) |
de betrokkene is gebrieft over de voorschriften en de relevante veiligheidsnormen en -richtsnoeren voor de bescherming van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie, en |
|
c) |
de betrokkene een verklaring heeft afgelegd dat hij zijn verantwoordelijkheden voor de bescherming van de informatie in kwestie kent. |
2. Aan stagiair(e)s van de Rekenkamer worden geen taken toegewezen waarvoor toegang tot RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie vereist is.
3. Voor andere categorieën van personeel wordt toegang geweigerd dan wel verleend overeenkomstig de tabel in de bijlage.
HOOFDSTUK 2
AANMAKEN VAN RESTREINT UE/EU RESTRICTED-INFORMATIE
Artikel 3
Auteur
Hoewel de auteur in de zin van artikel 2 van Besluit nr. 41/2021 de instelling, het agentschap of het orgaan van de Unie, of de lidstaat, het derde land of de internationale organisatie is onder het gezag waarvan gerubriceerde informatie is aangemaakt en/of ingevoerd in de structuren van de Unie, is deze niet noodzakelijkerwijs degene die de RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie heeft opgesteld.
Artikel 4
Toekenning van een rubriceringsniveau
1. Personeelsleden die een document opstellen op basis van informatie in de zin van artikel 1, al dan niet in het kader van artikel 3, lid 6, van Besluit nr. 41/2021, maken altijd de afweging of hun document moet worden gerubriceerd. Bij de afweging of een document als EUCI moet worden gerubriceerd, evalueert en bepaalt de auteur of de openbaarmaking van het document aan onbevoegden de belangen van de Europese Unie of van een of meer lidstaten zou schaden. Als een opsteller twijfelt of het document dat wordt opgesteld als RESTREINT UE/EU RESTRICTED moet worden gerubriceerd, dient deze de verantwoordelijke hoofdmanager of directeur te raadplegen.
2. Een document wordt ten minste als RESTREINT UE/EU RESTRICTED gerubriceerd als de ongeoorloofde openbaarmaking ervan onder meer ertoe zou kunnen leiden dat:
|
a) |
diplomatieke betrekkingen nadelig worden beïnvloed; |
|
b) |
personen in grote moeilijkheden worden gebracht; |
|
c) |
het moeilijker wordt om de operationele doeltreffendheid of de veiligheid van toegewezen personeel van de lidstaten of van andere contribuerende partijen te handhaven; |
|
d) |
verbintenissen om de vertrouwelijkheid van door derden verstrekte informatie te handhaven, worden verbroken; |
|
e) |
het onderzoek naar strafbare feiten wordt bemoeilijkt of het plegen ervan wordt vergemakkelijkt; |
|
f) |
de Unie of lidstaten bij handelsbesprekingen of beleidsonderhandelingen met andere partijen worden benadeeld; |
|
g) |
een doeltreffende ontwikkeling of uitvoering van beleid van de Unie wordt belemmerd; |
|
h) |
het goede beheer van de Unie en haar taken in het algemeen wordt ondermijnd, of |
|
i) |
informatie met een hoger rubriceringsniveau wordt onthuld. |
3. Auteurs kunnen bepalen dat een standaardrubriceringsniveau wordt toegekend aan categorieën van informatie die zij regelmatig aanmaken. Zij moeten er evenwel voor zorgen dat afzonderlijke informatie-elementen het passende rubriceringsniveau krijgen.
Artikel 5
Omgang met ontwerpteksten
1. Informatie wordt gerubriceerd zodra deze is geproduceerd. Persoonlijke notities, voorbereidende ontwerpteksten of berichten met informatie waarvoor een rubriceringsniveau RESTREINT UE/EU RESTRICTED vereist is, worden vanaf het begin als zodanig gemarkeerd en overeenkomstig dit besluit geproduceerd en behandeld.
2. Als het rubriceringsniveau RESTREINT UE/EU RESTRICTED niet langer geboden is voor het definitieve document, wordt dit document gederubriceerd.
Artikel 6
Vastlegging van bronmateriaal
Teneinde auteurscontrole overeenkomstig artikel 13 mogelijk te maken, houden auteurs van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten zo veel mogelijk bij welke gerubriceerde bronnen gebruikt zijn voor de productie van gerubriceerde documenten, daaronder begrepen nadere informatie over bronnen uit EU-lidstaten, internationale organisaties of derde landen. Waar zulks passend is, wordt geaggregeerde gerubriceerde informatie op zodanige wijze gemarkeerd dat de auteurs van de gebruikte gerubriceerde bronmaterialen altijd geïdentificeerd kunnen worden.
Artikel 7
Rubricering van delen van een document
1. In overeenstemming met artikel 3, lid 1, van Besluit nr. 41/2021 is het rubriceringsniveau van een document als geheel ten minste even hoog als dat van het hoogst gerubriceerde deel ervan. Wanneer informatie uit diverse bronnen is samengebracht, wordt voor het geaggregeerde definitieve document nagegaan welk niveau van beveiligingsrubricering als geheel nodig is, aangezien dit niveau hoger kan zijn dan dat van de samenstellende delen.
2. Documenten met gerubriceerde en niet-gerubriceerde delen worden op zodanige wijze gestructureerd en gemarkeerd dat de componenten met verschillende niveaus van rubricering en/of gevoeligheid gemakkelijk kunnen worden onderscheiden en indien nodig van elkaar worden gescheiden. Aldus kan met elk deel op passende wijze worden omgegaan nadat het van de andere componenten is gescheiden.
Artikel 8
Volledige rubriceringsmarkering
1. Te rubriceren informatie wordt als zodanig gemarkeerd en behandeld, ongeacht de fysieke vorm ervan. Het rubriceringsniveau wordt duidelijk aan de ontvangers ter kennis gebracht, hetzij door middel van een rubriceringsmarkering indien de informatie wordt verstrekt in schriftelijke vorm, ongeacht of dit op papier, op verwijderbare opslagmedia of via een communicatie- en informatiesysteem (CIS) geschiedt, hetzij door middel van een mededeling indien de informatie wordt verstrekt in mondelinge vorm, zoals in een gesprek of een presentatie. Gerubriceerd materiaal wordt fysiek gemarkeerd zodat gemakkelijk herkenbaar is welke beveiligingsrubricering het materiaal heeft.
2. Op documenten wordt de volledige rubriceringsmarkering RESTREINT UE/EU RESTRICTED in blokletters aangebracht, voluit geschreven in het Frans en het Engels (eerst in het Frans), in overeenstemming met lid 3. De markering wordt niet in andere talen vertaald.
3. De rubriceringsmarkering RESTREINT UE/EU RESTRICTED wordt als volgt aangebracht:
|
a) |
in het midden onderaan en bovenaan op elke bladzijde van het document; |
|
b) |
de volledige rubriceringsmarkering op één regel, zonder spaties aan weerszijden van de schuine streep; |
|
c) |
in hoofdletters, zwart, font Times New Roman 16, vetgedrukt en aan alle zijden omlijnd. |
4. Bij het aanmaken van een RESTREINT UE/EU RESTRICTED-document:
|
a) |
wordt op elke bladzijde duidelijk het rubriceringsniveau aangegeven; |
|
b) |
wordt elke bladzijde genummerd; |
|
c) |
wordt op het document een referentienummer en een onderwerp vermeld, dat op zich geen gerubriceerde informatie is, tenzij het als zodanig is gemarkeerd; |
|
d) |
worden alle bijlagen en bijvoegsels vermeld, indien mogelijk op de eerste bladzijde, en |
|
e) |
wordt de aanmaakdatum op het document vermeld. |
Artikel 9
Verkorte rubriceringsmarkering R-UE/EU-R
De afkorting R-UE/EU-R mag worden gebruikt om het rubriceringsniveau van afzonderlijke delen van een RESTREINT UE/EU RESTRICTED-document aan te geven of wanneer de volledige rubriceringsmarkering niet kan worden aangebracht, bijvoorbeeld op een klein verwijderbaar opslagmedium. De afkorting mag in de tekst worden gebruikt wanneer het omslachtig is om de volledige rubriceringsmarkering telkens te herhalen. In de header en footer van het document mag de afkorting niet in de plaats komen van de volledige rubriceringsmarkeringen.
Artikel 10
Andere beveiligingsaanwijzingen
1. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten kunnen voorzien zijn van andere markeringen of “beveiligingsaanwijzingen” voor bijvoorbeeld het domein waarop het document betrekking heeft, of voor de verspreiding op “need-to-know”-basis. Een voorbeeld hiervan is:
|
RELEASABLE TO LIECHTENSTEIN |
2. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten kunnen voorzien zijn van een beveiligingswaarschuwing met specifieke instructies voor de omgang met en het beheer van de documenten.
3. Derubriceringsaanwijzingen worden zo veel mogelijk al bij de aanmaak van een document aangebracht op de eerste bladzijde. Een voorbeeld van zo’n markering is:
|
RESTREINT UE/EU RESTRICTED tot [dd.mm.jjjj] |
Artikel 11
Elektronische verwerking
1. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten worden aangemaakt met behulp van elektronische middelen indien deze beschikbaar zijn.
2. Voor het aanmaken van informatie met rubriceringsniveau RESTREINT UE/EU RESTRICTED maken de personeelsleden van de Rekenkamer gebruik van gehomologeerde communicatie- en informatiesystemen (hierna “CIS’en”) (zie artikel 6 van Besluit nr. 41/2021). Zij raadplegen hun functionaris voor informatiebeveiliging (Information Security Officer, ISO) bij twijfel over de vraag welk CIS mag worden gebruikt. In overleg met de ISO mogen in noodgevallen of in specifieke technische configuraties specifieke procedures worden gevolgd.
3. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten, waaronder ontwerpteksten als bedoeld in artikel 5, worden niet per gewone onbeveiligde e-mail verzonden, niet op een standaardprinter of -scanner afgedrukt of gescand en niet op een persoonlijk apparaat van een personeelslid behandeld. Voor het afdrukken van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten worden uitsluitend printers of kopieerapparaten gebruikt die verbonden zijn met een standalone computer of een gehomologeerd systeem.
Artikel 12
Distributie
De verzender van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten bepaalt onder wie de informatie wordt verspreid op “need-to-know”-basis. Indien nodig wordt een distributielijst opgesteld om de handhaving van het “need-to-know”-beginsel te versterken.
HOOFDSTUK 3
WERKEN MET BESTAANDE RESTREINT UE/EU RESTRICTED-INFORMATIE
Artikel 13
Auteurscontrole
1. De auteur heeft “auteurscontrole” over de door hem aangemaakte RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie. De voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur is vereist voordat informatie kan worden:
|
a) |
gederubriceerd; |
|
b) |
gebruikt voor andere dan door de auteur vastgestelde doeleinden; |
|
c) |
doorgegeven aan een derde land of een internationale organisatie; |
|
d) |
openbaar gemaakt aan een partij buiten de Rekenkamer maar binnen de EU, of |
|
e) |
openbaar gemaakt aan een contractant of potentiële contractant in een derde land. |
2. Houders van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie hebben toegang gekregen tot de gerubriceerde informatie om hun taken te kunnen uitoefenen. Zij zijn verantwoordelijk voor een correcte behandeling, opslag en bescherming ervan in overeenstemming met Besluit nr. 41/2021. In tegenstelling tot auteurs van gerubriceerde informatie mogen houders niet bepalen dat RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie wordt gederubriceerd of wordt doorgegeven aan derde landen of internationale organisaties.
3. Indien niet kan worden bepaald wie de auteur van een informatie-element met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED is, oefent de dienst van de Rekenkamer die houder is van die gerubriceerde informatie, de auteurscontrole uit. Indien de doorgave van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie aan een derde land of een internationale organisatie door de informatiehouder noodzakelijk wordt geacht, wint de Rekenkamer advies in bij een van de partijen bij een informatiebeveiligingsovereenkomst met datzelfde derde land of diezelfde internationale organisatie.
Artikel 14
Voor de behandeling van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie geschikte CIS’en
De omgang met en overdracht van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie geschiedt met behulp van elektronische middelen indien deze beschikbaar zijn. Overeenkomstig artikel 6 van Besluit nr. 41/2021 wordt er uitsluitend gebruikgemaakt van CIS’en en apparatuur die door een andere EU-instelling, ander EU-orgaan, ander EU-agentschap of de Rekenkamer zijn gehomologeerd.
Artikel 15
Specifieke maatregelen voor RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie op verwijderbare opslagmedia
1. Er wordt controle uitgeoefend op en rekenschap afgelegd over het gebruik van verwijderbare opslagmedia. Er wordt uitsluitend gebruikgemaakt van verwijderbare opslagmedia die door de Rekenkamer of een andere EU-instelling, ander EU-orgaan of ander EU-agentschap ter beschikking gesteld en door de ISO van de Rekenkamer goedgekeurd zijn, en met een door de ISO van de Rekenkamer goedgekeurd product versleuteld zijn. Er wordt geen gebruik gemaakt van persoonlijke verwijderbare opslagmedia noch van opslagmedia die gratis worden uitgedeeld op bijvoorbeeld conferenties, seminars om gerubriceerde informatie over te zetten. Zo mogelijk moet gebruik worden gemaakt van Tempest-proof verwijderbare opslagmedia overeenkomstig de richtsnoeren van de ISO.
2. Bij de elektronische omgang met of opslag van een gerubriceerd document op verwijderbare opslagmedia zoals usb-sticks, usb-harddisks, cd’s, dvd’s of geheugenkaarten (met inbegrip van SSD (4)) is de rubriceringsmarkering duidelijk zichtbaar op de weergegeven informatie zelf, in de bestandsnaam en op het verwijderbare opslagmedium.
3. Personeelsleden houden rekening met de mogelijkheid dat bij de opslag van grote hoeveelheden gerubriceerde informatie op verwijderbare opslagmedia een hoger rubriceringsniveau van het medium geboden is.
4. Voor het overzetten van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie naar of van verwijderbare opslagmedia wordt uitsluitend gebruikgemaakt van een naar behoren gehomologeerd CIS.
5. Bij het downloaden van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie op verwijderbare opslagmedia wordt er vóór het overzetten van de gegevens met name op gelet dat het medium geen virussen of malware bevat.
6. In voorkomend geval worden bij de omgang met verwijderbare opslagmedia de operationele beveiligingsprocedures gevolgd die voor het gebruikte versleutelingssysteem gelden.
7. Documenten op een verwijderbaar opslagmedium die niet langer nodig zijn of die naar een passend CIS zijn overgezet, worden veilig verwijderd of gewist met behulp van goedgekeurde producten of methoden. Verwijderbare opslagmedia die niet langer nodig zijn, worden vernietigd tenzij ze in passend afgesloten kantoormeubilair worden bewaard. Het vernietigen of wissen vindt plaats op een wijze die in overeenstemming is met de veiligheidsvoorschriften van de Rekenkamer. Er wordt een lijst van verwijderbare opslagmedia bijgehouden en de vernietiging ervan wordt geregistreerd.
Artikel 16
Omgang met en opslag van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie
1. In overeenstemming met artikel 5, lid 8, en artikel 6, lid 9, van Besluit nr. 41/2021 kan in een administratieve zone (5) of in een beveiligde zone bij de Commissie (6), voor het gebruik waarvan de Rekenkamer een overeenkomst inzake dienstverleningsniveau heeft gesloten, als volgt worden omgegaan met RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie:
|
— |
personeelsleden sluiten de deur van hun kantoor tijdens de behandeling van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie; |
|
— |
personeelsleden bergen RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie op of bedekken deze wanneer zij een bezoeker ontvangen; |
|
— |
personeelsleden laten RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie niet zichtbaar achter in hun kantoor; |
|
— |
schermen waarop RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie wordt weergegeven, zijn te allen tijde weggedraaid van ramen en deuren om te voorkomen dat er kan worden meegekeken. |
2. De omgang met RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie is buiten een beveiligde zone of een administratieve zone tijdelijk toegestaan mits de houder zich ertoe heeft verbonden zich te houden aan compenserende maatregelen om deze informatie te beschermen en af te schermen. De compenserende maatregelen omvatten ten minste het volgende:
|
— |
RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie wordt niet in openbare ruimten gelezen; |
|
— |
de EUCI blijft te allen tijde onder de persoonlijke hoede van de houder; |
|
— |
de documenten worden opgeborgen in passend afgesloten meubilair wanneer ze niet worden gelezen of besproken; |
|
— |
de deuren naar de ruimte zijn gesloten wanneer het document wordt gelezen of besproken; |
|
— |
de inhoud van het document wordt niet besproken via een onbeveiligde telefoonlijn of in een onversleutelde e-mail; |
|
— |
het document mag uitsluitend gekopieerd of gescand worden op een standalone of gehomologeerd apparaat; |
|
— |
het document mag slechts zo lang als nodig is buiten een administratieve of beveiligde zone worden behandeld en tijdelijk worden meegenomen; |
|
— |
de houder gooit het gerubriceerde document niet weg, maar levert het weer in zodat het in een administratieve of beveiligde zone kan worden bewaard, of zorgt ervoor dat het in een goedgekeurde papierversnipperaar wordt vernietigd (7). |
3. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie op papier wordt bewaard in afgesloten kantoormeubilair in een administratieve zone of een beveiligde zone. Deze informatie mag tijdelijk buiten een beveiligde zone of een administratieve zone worden bewaard, mits de houder zich ertoe heeft verbonden zich te houden aan compenserende maatregelen.
4. Verder advies kan worden ingewonnen bij de ISO.
5. Elk vermoedelijk of daadwerkelijk beveiligingsincident met het document wordt zo snel mogelijk aan de ISO gemeld.
Artikel 17
Kopiëren en vertalen van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie
1. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie mag op instructie van de houder worden gekopieerd of vertaald, mits de auteur geen voorbehoud heeft gemaakt. Er worden evenwel niet meer kopieën gemaakt dan strikt noodzakelijk is.
2. Wanneer slechts een deel van een gerubriceerd document wordt gereproduceerd, gelden dezelfde voorwaarden als die voor het kopiëren van het volledige document. Uittreksels worden ook als RESTREINT UE/EU RESTRICTED gerubriceerd tenzij de auteur ze specifiek als niet-gerubriceerd heeft aangemerkt.
3. De veiligheidsmaatregelen die voor de originele informatie gelden, gelden ook voor kopieën en vertalingen ervan.
Artikel 18
Algemene beginselen inzake het transport van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie
1. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie die vanuit een beveiligde zone of een administratieve zone moet worden overgebracht, wordt zo veel mogelijk elektronisch verzonden met behulp van naar behoren gehomologeerde middelen en/of beschermd met behulp van goedgekeurde versleutelingsproducten.
2. Naargelang van de beschikbare middelen of de specifieke omstandigheden kan RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie in de vorm van een papieren document dan wel op een verwijderbaar opslagmedium in persona worden getransporteerd. Voor de overdracht van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie verdient het gebruik van verwijderbare opslagmedia de voorkeur boven de verzending van papieren documenten.
3. Er wordt uitsluitend gebruikgemaakt van verwijderbare opslagmedia die met een door de ISO van de Rekenkamer goedgekeurd product versleuteld zijn. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie op verwijderbare opslagmedia die niet beschermd zijn door een versleutelingsproduct dat door de ISO is goedgekeurd, wordt op dezelfde wijze behandeld als informatie op papier.
4. Een zending mag meer dan één RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie-element bevatten, mits het “need-to-know”-beginsel in acht wordt genomen.
5. Er wordt een verpakking gebruikt die de inhoud aan het zicht onttrekt. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie wordt getransporteerd in een ondoorzichtige verpakking, zoals een envelop, een ondoorzichtige map of een aktetas. Op de buitenverpakking is op generlei wijze de aard of het rubriceringsniveau van de inhoud ervan vermeld. Een eventuele binnenverpakking is gemarkeerd met de aanduiding RESTREINT UE/EU RESTRICTED. Op de binnen- en buitenverpakking staan de naam, de functie en het adres van de beoogde ontvanger, en een retouradres voor gevallen waarin de zending niet kan worden afgeleverd.
6. Elk beveiligingsincident met RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie die door een personeelslid of koerier wordt vervoerd, wordt via de ISO aan de directeur van het directoraat Personeelszaken, financiën en algemene diensten gemeld voor nader onderzoek.
Artikel 19
Transport in persona van verwijderbare opslagmedia
1. Bij verwijderbare opslagmedia die voor het transport van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie worden gebruikt, wordt een verzendingsformulier gevoegd dat nadere informatie bevat over het verwijderbare opslagmedium met de gerubriceerde informatie en alle daarop opgeslagen bestanden, zodat de ontvanger de nodige controles kan verrichten.
2. Op het medium worden alleen de te verstrekken documenten opgeslagen. Alle gerubriceerde informatie op bijvoorbeeld één enkele usb-stick dient bestemd te zijn voor dezelfde ontvanger. De verzender houdt rekening met de mogelijkheid dat bij de opslag van grote hoeveelheden gerubriceerde informatie op een dergelijk medium een hoger rubriceringsniveau van het medium als geheel geboden is.
3. Voor het transport van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie wordt uitsluitend gebruikgemaakt van verwijderbare opslagmedia met de passende rubriceringsmarkering.
Artikel 20
Transport van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten binnen gebouwen van de Rekenkamer
1. Personeelsleden mogen RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten binnen een gebouw van de Rekenkamer of tussen instellingen, agentschappen en organen van de Unie transporteren, maar de documenten blijven steeds in het bezit van de drager en worden niet in het openbaar gelezen.
2. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten mogen per interne post naar andere kantoren van de Rekenkamer worden gezonden in één gewone ondoorzichtige envelop, zonder dat evenwel op de buitenzijde is vermeld dat de inhoud gerubriceerd is.
Artikel 21
Transport van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten binnen de Unie
1. Personeelsleden of koeriers van de Rekenkamer of van een andere EU-instelling, ander EU-orgaan of ander EU-agentschap mogen overal binnen de Unie RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten transporteren, mits zij de volgende instructies in acht nemen:
|
a) |
voor de verzending van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie wordt gebruikgemaakt van een ondoorzichtige envelop of verpakking. Op de buitenzijde is op generlei wijze de aard of het rubriceringsniveau van de inhoud ervan vermeld; |
|
b) |
de RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie blijft steeds in het bezit van de drager, en |
|
c) |
de envelop of verpakking wordt onderweg niet geopend en de informatie wordt niet in openbare ruimten gelezen. |
2. Personeelsleden die RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie naar een andere locatie in de Unie willen zenden, kunnen het transport ervan regelen op een van de volgende wijzen:
|
— |
via nationale postdiensten waarbij de zending wordt gevolgd, of via bepaalde commerciële koeriersdiensten waarbij transport in persona wordt gewaarborgd, mits deze diensten aan de vereisten van artikel 23 van dit besluit voldoen, of |
|
— |
per militaire, diplomatieke of overheidskoerier, in coördinatie met het personeel van het archief. |
Artikel 22
Transport van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie van of naar het grondgebied van een derde land
1. Personeelsleden mogen als RESTREINT UE/EU RESTRICTED gerubriceerde informatie in persona transporteren tussen het grondgebied van de Unie en het grondgebied van een derde land.
2. Het personeel van het archief mag het transport regelen:
|
— |
via postdiensten waarbij de zending wordt gevolgd, of commerciële koeriersdiensten waarbij transport in persona wordt gewaarborgd, of |
|
— |
per militaire of diplomatieke koerier. |
3. Wanneer personeelsleden papieren documenten of verwijderbare opslagmedia die als RESTREINT UE/EU RESTRICTED gerubriceerd zijn, in persona transporteren, leven zij alle onderstaande extra maatregelen na:
|
— |
bij reizen met het openbaar vervoer wordt de gerubriceerde informatie in een aktetas of koffer geplaatst die onder de persoonlijke hoede van de drager blijft. Deze wordt niet in een bagageruimte opgeborgen; |
|
— |
de RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie wordt getransporteerd in een dubbele verpakking. De binnenverpakking draagt een officieel zegel waarop is aangegeven dat het om een officiële zending gaat die niet aan een veiligheidscontrole mag worden onderworpen; |
|
— |
de drager heeft een koerierspas bij zich, afgegeven door het archief, waarin wordt bevestigd dat hij gemachtigd is om de zending met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED te transporteren. |
Artikel 23
Transport door commerciële koeriers
1. Voor de toepassing van dit besluit omvatten commerciële koeriers nationale postdiensten en commerciële koeriersdiensten die een dienst aanbieden waarbij informatie tegen betaling wordt geleverd en in persona wordt getransporteerd dan wel wordt getrackt.
2. Commerciële koeriers mogen gebruikmaken van de diensten van een subcontractant. De verantwoordelijkheid voor de naleving van dit besluit berust evenwel te allen tijde bij de koeriersdienst.
3. Als de beoogde ontvanger zich buiten de EU bevindt, wordt een dubbele verpakking gebruikt. Bij het klaarmaken van een gerubriceerde zending houdt de verzender er rekening mee dat commerciële koeriersdiensten zendingen met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED uitsluitend mogen leveren aan de beoogde ontvanger, een naar behoren gemachtigde vervanger, de controlefunctionaris van de dienst Register of zijn/haar naar behoren gemachtigde vervanger, of een receptionist. Om het risico te beperken dat de zending niet bij de beoogde ontvanger terechtkomt, wordt op de buitenverpakking en in voorkomend geval ook de binnenverpakking van de zending een retouradres vermeld.
4. Voor RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie wordt geen gebruik gemaakt van elektronisch aangetekende bezorging door commerciële koeriers.
Artikel 24
Andere specifieke voorwaarden voor de omgang met informatie
1. Alle transportvoorwaarden die in een informatiebeveiligingsovereenkomst of een administratieve regeling zijn vastgelegd, worden in acht genomen. Bij twijfel raadplegen personeelsleden de ISO of het archief.
2. Er kan worden afgezien van de verplichte dubbele verpakking voor gerubriceerde informatie die wordt beschermd met behulp van goedgekeurde versleutelingsproducten. Met het oog op de adressering en ook vanwege de expliciete markering van de veiligheidsrubricering geschiedt het transport van verwijderbare opslagmedia evenwel in ten minste een gewone envelop, maar kunnen ook extra fysieke beschermingsmaatregelen noodzakelijk zijn, zoals een bubbelenvelop.
HOOFDSTUK 4
GERUBRICEERDE VERGADERINGEN
Artikel 25
Voorbereiden van een RESTREINT UE/EU RESTRICTED-vergadering
1. Vergaderingen waarop RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie besproken wordt, worden uitsluitend gehouden in een vergaderzaal die op het passende niveau of hoger gehomologeerd is. Als een dergelijke zaal niet beschikbaar is, winnen personeelsleden advies in bij de ISO.
2. Als algemene regel worden agenda’s niet gerubriceerd. Als op de agenda van een vergadering gerubriceerde documenten staan, wordt de agenda zelf niet automatisch gerubriceerd. Agendapunten worden zodanig geformuleerd dat de bescherming van de belangen van de Unie of van een of meer lidstaten niet in het gedrang komt.
3. Als elektronische bestanden met RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie bij de agenda moeten worden gevoegd, moeten deze worden beschermd met versleutelingsproducten die door de ISO van de Rekenkamer zijn goedgekeurd.
4. Organisatoren van vergaderingen herinneren deelnemers eraan dat eventuele opmerkingen over agendapunten met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED niet per gewone onbeveiligde e-mail mogen worden toegezonden, noch via andere kanalen die niet naar behoren zijn gehomologeerd in overeenstemming met artikel 11 van dit besluit.
5. Organisatoren van vergaderingen streven ernaar om punten met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED na elkaar op de agenda te plaatsen om het vlotte verloop van de vergadering te bevorderen. Uitsluitend personen die kennis moeten hebben van gerubriceerde punten, mogen tijdens de bespreking ervan aanwezig zijn.
6. In de uitnodiging zelf worden de deelnemers van tevoren gewaarschuwd dat op de vergadering gerubriceerde onderwerpen zullen worden besproken en dat overeenkomstige veiligheidsmaatregelen zullen gelden.
7. In de uitnodiging of een opmerking op de agenda zelf worden deelnemers eraan herinnerd dat draagbare elektronische apparaten tijdens de bespreking van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-punten moeten worden uitgeschakeld.
8. Organisatoren van vergaderingen stellen vóór de vergadering een volledige lijst van externe deelnemers op.
Artikel 26
Elektronische apparatuur in een RESTREINT UE/EU RESTRICTED-vergaderzaal
1. Wanneer RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie wordt meegedeeld, zoals bij een presentatie of bij videoconferenties, mag uitsluitend worden gebruikgemaakt van in overeenstemming met artikel 11 van dit besluit gehomologeerde IT-systemen.
2. De voorzitter zorgt ervoor dat ongeautoriseerde draagbare elektronische apparaten zijn uitgeschakeld.
Artikel 27
Tijdens een RESTREINT UE/EU RESTRICTED-vergadering te volgen procedures
1. Aan het begin van de bespreking van een gerubriceerd punt kondigt de voorzitter aan dat de vergadering wordt voortgezet volgens de procedure voor gerubriceerde informatie. De deuren en jaloezieën worden gesloten.
2. Aan het begin van de bespreking wordt niet meer dan het noodzakelijke aantal documenten uitgereikt aan de deelnemers en, in voorkomend geval, de tolken.
RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten worden tijdens vergaderpauzes niet onbeheerd achtergelaten.
3. Aan het einde van de vergadering worden de deelnemers en tolken eraan herinnerd dat zij geen gerubriceerde documenten of eventueel door hen gemaakte notities over gerubriceerde informatie onbeheerd in de zaal mogen achterlaten. Gerubriceerde documenten of notities die aan het einde van de vergadering niet door de deelnemers zijn meegenomen, worden door de organisatoren van de vergadering verzameld en in een passende papierversnipperaar vernietigd.
4. Tijdens de vergadering wordt de deelnemerslijst opgesteld en wordt een overzicht gemaakt van gerubriceerde informatie die met de lidstaten is gedeeld en mondeling aan derde landen of internationale organisaties is meegedeeld, met het oog op de vastlegging ervan in de notulen.
Artikel 28
Tolken en vertalers
Alleen tolken en vertalers die zijn onderworpen aan het ambtenarenstatuut of de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, of die een contractuele band met de Rekenkamer hebben, hebben toegang tot RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie.
HOOFDSTUK 5
DELEN EN UITWISSELEN VAN RESTREINT UE/EU RESTRICTED-INFORMATIE
Artikel 29
Auteurstoestemming
Indien de Rekenkamer niet de auteur is van de door te geven of te delen gerubriceerde informatie of van het bronmateriaal dat deze informatie kan bevatten, vraagt de dienst van de Rekenkamer die houder is van deze gerubriceerde informatie, eerst de schriftelijke toestemming van de auteur. Indien niet kan worden vastgesteld wie de auteur is, oefent de dienst van de Rekenkamer die houder is van de gerubriceerde informatie, de auteurscontrole uit.
Artikel 30
Delen van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie met andere entiteiten van de Unie
1. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie wordt uitsluitend met andere instellingen, agentschappen, organen of bureaus van de Unie gedeeld als de ontvanger kennis moet hebben van deze informatie en de entiteit een overeenkomstige juridische regeling met de Rekenkamer heeft getroffen.
2. Binnen de Rekenkamer fungeert het door het secretariaat van de Rekenkamer beheerde archief in de regel als het belangrijkste doorgangspunt voor de als RESTREINT UE/EU RESTRICTED gerubriceerde informatie die de Rekenkamer uitwisselt met andere instellingen, agentschappen, organen en bureaus van de Unie. Wel mag RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie rechtstreeks met beoogde ontvangers worden gedeeld nadat de ISO en het archief van de Rekenkamer daarvan in kennis zijn gesteld.
Artikel 31
Uitwisselen van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie met de lidstaten
1. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie mag met de lidstaten worden gedeeld als de ontvanger kennis moet hebben van deze informatie.
2. Gerubriceerde informatie van de lidstaten die een gelijkwaardige nationale rubriceringsmarkering (8) heeft en aan de Rekenkamer is verstrekt, krijgt hetzelfde niveau van bescherming als RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie.
Artikel 32
Uitwisselen van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie met derde landen en internationale organisaties
1. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie wordt alleen aan een derde land of internationale organisatie doorgegeven als de ontvanger kennis moet hebben van deze informatie en het land of de internationale organisatie over een passend bestuurlijk of rechtskader beschikt, zoals een informatiebeveiligingsovereenkomst of een administratieve regeling met de Rekenkamer. De bepalingen van een dergelijke overeenkomst of regeling prevaleren boven de bepalingen van dit besluit.
2. Het archief van het secretariaat van de Rekenkamer fungeert in de regel als het belangrijkste doorgangspunt voor de uitwisseling van alle als RESTREINT UE/EU RESTRICTED gerubriceerde informatie tussen de Rekenkamer, derde landen en internationale organisaties.
3. Omwille van de traceerbaarheid wordt RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie geregistreerd door het archief wanneer:
|
— |
deze bij een organisatorische entiteit aankomt of die entiteit verlaat, en |
|
— |
deze een CIS binnenkomt of verlaat. |
4. Deze registratie kan worden verricht op papier of in een elektronisch logboek.
5. De registratie van gerubriceerde informatie die in een gehomologeerd CIS wordt behandeld, mag in dat CIS zelf plaatsvinden. In dat geval zijn in het CIS maatregelen opgenomen om de integriteit van de logbestanden te waarborgen.
6. Gerubriceerde informatie die is ontvangen van derde landen of internationale organisaties, krijgt een gelijkwaardig niveau van bescherming als EUCI met een gelijkwaardige rubriceringsmarkering zoals vastgelegd in de desbetreffende informatiebeveiligingsovereenkomst of administratieve regeling.
Artikel 33
Uitzonderlijke ad-hocdoorgifte van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie
1. Wanneer de Rekenkamer of een van haar diensten vaststelt dat bepaalde RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie bij wijze van uitzondering moet worden doorgegeven aan een derde land, internationale organisatie of EU-entiteit terwijl er geen informatiebeveiligingsovereenkomst of administratieve regeling bestaat, wordt de procedure voor uitzonderlijke ad-hocdoorgifte gevolgd.
2. De diensten van de Rekenkamer nemen contact op met de ISO en de auteur. De Rekenkamer wint advies in bij een van de partijen bij een informatiebeveiligingsovereenkomst met diezelfde EU-entiteit, datzelfde derde land of diezelfde internationale organisatie.
3. Na deze raadpleging kan de Rekenkamer, op basis van een voorstel van het secretariaat-generaal, machtiging verlenen voor de doorgifte van de informatie in kwestie.
HOOFDSTUK 6
EINDE VAN DE LEVENSCYCLUS VAN RESTREINT UE/EU RESTRICTED-INFORMATIE
Artikel 34
Derubriceringstermijn
1. Informatie blijft slechts gerubriceerd zolang bescherming vereist is. Derubricering betekent dat de informatie helemaal niet meer als gerubriceerd wordt aangemerkt. Bij het aanmaken van EUCI geeft de auteur zo mogelijk aan of de informatie op een bepaalde datum of na een bepaalde gebeurtenis gederubriceerd kan worden. In de overige gevallen onderwerpt de auteur de RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie regelmatig aan een evaluatie om te bepalen of de rubricering nog passend is.
2. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie waarvan de Rekenkamer de auteur is, wordt na dertig jaar gederubriceerd overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 354/83 van de Raad (9), als gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1700/2003 van de Raad (10) en Verordening (EU) 2015/496 van de Raad (11).
3. Documenten van de Rekenkamer mogen ook op ad-hocbasis worden gederubriceerd, bijvoorbeeld na een verzoek van het publiek om toegang tot deze documenten.
Artikel 35
Verantwoordelijkheid voor derubricering
1. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie wordt niet gederubriceerd zonder toestemming van de auteur.
2. De dienst van de Rekenkamer die een gerubriceerd document aanmaakt, bepaalt of het kan worden gederubriceerd. Binnen de Rekenkamer worden alle derubriceringsverzoeken voorgelegd aan de hoofdmanager of de directeur van de auteursdienst, of de taakleider. Indien de dienst gerubriceerde informatie uit verschillende bronnen heeft samengebracht, vraagt zij eerst om toestemming van de andere partijen die bronmateriaal hebben aangeleverd, daaronder begrepen lidstaten, andere EU-organen, derde landen of internationale organisaties.
3. Wanneer de auteursdienst van de Rekenkamer niet meer bestaat en een andere dienst haar verantwoordelijkheden heeft overgenomen, wordt het derubriceringsbesluit door die dienst genomen. Wanneer de auteursdienst niet meer bestaat en geen andere dienst haar verantwoordelijkheden heeft overgenomen, nemen de directeuren van de Rekenkamer gezamenlijk het derubriceringsbesluit.
Artikel 36
Gevoelige niet-gerubriceerde informatie
Wanneer na een evaluatie wordt besloten om een document te derubriceren, wordt de afweging gemaakt of op het document een verspreidingsmarkering van gevoelige niet-gerubriceerde informatie in de zin van paragraaf 16 van het informatieclassificatiebeleid van de Rekenkamer en paragraaf 4 van de richtsnoeren voor het rubriceren en verwerken van niet-gerubriceerde informatie (12) moet worden aangebracht.
Artikel 37
Methode om aan te geven dat een document gederubriceerd is
1. De originele rubriceringsmarkering aan de boven- en de onderzijde van elke bladzijde wordt zichtbaar geschrapt (niet verwijderd) met behulp van de functie “doorhalen” in het geval van elektronische formaten dan wel handmatig bij papieren afdrukken.
2. Op de eerste bladzijde (dekblad) wordt een stempel aangebracht dat aangeeft dat het document gederubriceerd is, samen met de vermelding van de voor de derubricering verantwoordelijke autoriteit en de desbetreffende datum.
3. De oorspronkelijke ontvangers van de RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie worden in kennis gesteld van de derubricering. De initiële ontvangers stellen eventuele volgende geadresseerden aan wie zij de oorspronkelijke RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie of een kopie ervan hebben verstrekt, in kennis van de derubricering.
4. De archiefdienst van de Rekenkamer wordt in kennis gesteld van alle derubriceringsbesluiten.
5. Voor alle vertalingen van gerubriceerde informatie gelden dezelfde derubriceringsprocedures als voor de oorspronkelijke taalversie.
Artikel 38
Gedeeltelijke derubricering van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie
1. Gedeeltelijke derubricering (bijv. bijlagen of slechts enkele alinea’s) is ook mogelijk. De procedure is dezelfde als die voor de derubricering van een volledig document.
2. Bij gedeeltelijke derubricering (“opschoning”) van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie wordt een gederubriceerd uittreksel geproduceerd.
3. De delen die gerubriceerd blijven, worden vervangen door:
|
NIET-GEDERUBRICEERD DEEL |
hetzij in de tekst zelf indien het deel dat gerubriceerd blijft, deel uitmaakt van een alinea, hetzij in de vorm van een alinea indien het deel dat gerubriceerd blijft, zelf een alinea of meer dan één alinea is.
4. Als een volledige bijlage niet kan worden gederubriceerd en dus niet in het uittreksel is opgenomen, wordt dit specifiek in de tekst vermeld.
Artikel 39
Geregeld vernietigen en wissen van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie
1. De Rekenkamer bouwt geen grote hoeveelheden gerubriceerde informatie op.
2. Auteursdiensten beoordelen geregeld, met korte tussenpozen, of kleine hoeveelheden kunnen worden vernietigd of gewist. Zowel informatie op papier als informatie die in een CIS is opgeslagen, wordt regelmatig daarop beoordeeld.
3. Personeelsleden vernietigen of wissen op veilige wijze de RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten die niet langer nodig zijn, met inachtneming van de archiveringsvereisten voor het originele document.
4. Personeelsleden hoeven de auteur niet in kennis te stellen van het vernietigen of wissen van kopieën van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten.
5. Voor ontwerpmateriaal dat gerubriceerde informatie bevat, gelden dezelfde verwijderingsmethoden als voor definitieve versies van gerubriceerde documenten.
6. Voor de vernietiging van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten wordt uitsluitend gebruikgemaakt van goedgekeurde papierversnipperaars. Papierversnipperaars met niveau 4 van DIN 32757 en niveau 5 van DIN 66399 zijn geschikt voor de vernietiging van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten.
7. De snippers van goedgekeurde papierversnipperaars mogen als normaal kantoorafval worden verwijderd.
8. Alle media en apparaten die RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie bevatten, worden aan het einde van de levenscyclus ervan naar behoren opgeschoond. De elektronische gegevens worden op zodanige wijze vernietigd of van IT-middelen en bijbehorende opslagmedia (met inbegrip van back-ups) gewist dat redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de informatie niet kan worden hersteld. Bij de opschoning worden de gegevens van het opslagmedium verwijderd, evenals alle labels, markeringen en activiteitenlogs.
9. Computeropslagmedia worden gegeven aan de ISO met het oog op de vernietiging en verwijdering ervan.
Artikel 40
Evacuatie en vernietiging van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie in noodgevallen
1. De directeur van het directoraat Personeelszaken, financiën en algemene diensten stelt samen met de ISO noodplannen voor de evacuatie en vernietiging van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie op, keurt deze plannen goed, en stelt deze in werking als zulks nodig is om RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie die in een crisissituatie een duidelijk risico loopt om in handen van onbevoegden te vallen, te vrijwaren. In volgorde van prioriteit en afhankelijk van de aard van de noodsituatie wordt een afweging gemaakt om:
|
1) |
EUCI te verplaatsen naar een andere veilige plaats, zo mogelijk een administratieve zone of het archief in de gebouwen van de Rekenkamer; |
|
2) |
EUCI te evacueren naar een andere veilige plaats, zo mogelijk een administratieve of beveiligde zone in een ander gebouw, en zo mogelijk de beveiligde zone van de Commissie, voor het gebruik waarvan de Rekenkamer een overeenkomst inzake dienstverleningsniveau heeft gesloten; |
|
3) |
EUCI te vernietigen, zo mogelijk met behulp van de goedgekeurde vernietigingsmiddelen. |
2. Wanneer noodplannen in werking zijn gesteld, wordt eerst informatie met hogere rubriceringsniveaus verplaatst of vernietigd.
3. De operationele voorschriften van noodplannen voor de evacuatie en vernietiging van RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie worden zelf als RESTREINT UE/EU RESTRICTED gerubriceerd.
Artikel 41
Archivering
1. Besluiten over de vraag of en wanneer archivering nodig is en welke praktische maatregelen in dat verband nodig zijn, zijn in overeenstemming met het informatiebeveiligingsbeleid, het informatieclassificatiebeleid en het archiveringsbeleid van de Rekenkamer;
2. RESTREINT UE/EU RESTRICTED-documenten worden niet naar het Historisch Archief van de Europese Unie in Florence gezonden.
HOOFDSTUK 7
SLOTBEPALINGEN
Artikel 42
Transparantie
Dit besluit wordt ter kennis gebracht van de personeelsleden van de Rekenkamer en alle personen op wie het van toepassing is, en wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 43
Inwerkingtreding
Na goedkeuring door het Administratief Comité treedt dit besluit in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxemburg, 1 maart 2023.
Voor het Administratief Comité van de Europese Rekenkamer
De president
Tony MURPHY
(1) PB L 256 van 19.7.2021, blz. 106.
(2) Beschikbaar op https://www.eca.europa.eu/nl/Pages/LegalFramework.aspx
(3) Overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Besluit nr. 41/2021 is informatie met rubricering RESTREINT UE/EU RESTRICTED “informatie en materiaal waarvan de ongeoorloofde openbaarmaking nadelig kan zijn voor de belangen van de Europese Unie of van een of meer van haar lidstaten”.
(4) SSD staat voor “semiconductor storage device” (een op halfgeleiders gebaseerd opslagapparaat) “solid-state device” (halfgeleiderinstrument) of “solid-state disk” (schijf zonder bewegende delen).
(5) Zoals gedefinieerd in de bijlage bij Besluit nr. 41/2021.
(6) Zoals omschreven in artikel 18 van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
(7) Zie artikel 39 hieronder voor meer informatie.
(8) De concordantietabel met de rubriceringen van de lidstaten is opgenomen in bijlage I bij Besluit (EU, Euratom) 2015/444.
(9) Verordening (EEG, Euratom) nr. 354/83 van de Raad van 1 februari 1983 inzake het voor het publiek toegankelijk maken van de historische archieven van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 43 van 15.2.1983, blz. 1).
(10) Verordening (EG, Euratom) nr. 1700/2003 van de Raad van 22 september 2003 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 354/83 inzake het voor het publiek toegankelijk maken van de historische archieven van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 243 van 27.9.2003, blz. 1).
(11) Verordening (EU) 2015/496 van de Raad van 17 maart 2015 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 354/83 wat betreft de bewaargeving van de historische archieven van de instellingen bij het Europees Universitair Instituut in Florence (PB L 79 van 25.3.2015, blz. 1).
(12) Personeelsmededeling 123/20, beschikbaar op: https://www.eca.europa.eu/Documents/Information_Classification_Policy_EN.pdf
BIJLAGE
Categorieën van personeel dat toegang mag hebben tot RESTREINT UE/EU RESTRICTED-informatie indien dit noodzakelijk is voor de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden
|
Categorieën van personeel van de Rekenkamer |
Toegang tot informatie met rubricering R-UE/EU-R |
Eisen |
|
Ambtenaren |
Ja |
Briefing + verklaring + “need-to-know” |
|
Tijdelijke functionarissen |
Ja |
Briefing + verklaring + “need-to-know” |
|
Arbeidscontractanten |
Ja |
Briefing + verklaring + “need-to-know” |
|
Gedetacheerde nationale deskundigen (GND’s) uit EU-lidstaten |
Ja |
Briefing (door de Rekenkamer) + verklaring + “need-to-know” |
|
Stagiair(e)s |
Neen |
Geen uitzonderingen mogelijk |
|
Overige categorieën van personeel (uitzendkrachten, extern personeel dat intra muros werkzaam is enz.) |
Neen |
Neem contact op met de ISO voor eventuele uitzonderingen |